Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 14 mei 2019

De Konker

Eén van de meest typische Aalsterse woorden is ongetwijfeld het woord ‘de konker’. 
Over het gebruik van dit woord vóór 1909, voor de aanleg van de verhoogde spoorwegbedding door Aalst dus, is weinig of niets geweten. De werken aan de spoorwegbedding waren toen in elk geval nog niet voltooid maar het woord konker dook toen wel al op in 'De Werkman' van Pieter Daens.
De konker vanop de Denderstraat

Op 13 mei 1910 hekelt hij als gemeenteraadslid in de oppositie de plasvorming in de nagelnieuwe doorgangen onder de spoorweg: ‘Wat missstaat in de dry konkers, dat zijn de modderplassen, bijz. in konker 1’.

Op 20 november schrijft ook de liberale volksgazet: ’Er wordt bitter geklaagd over de slordigheid waarin de uitvoerder der nieuwe werken der statie onze straten en konkers laat liggen’.
Het geklaag en gezaag over de aannemers is dus zeker niet van deze tijd, dat bestaat duidelijk al langer …

De behoudsgezinde 'De Denderbode', die het katholieke stadsbestuur gunstig gezind is, vraagt zich dan weer af waarom sommige ondankbare kritiekasters ‘het verdiep onder de viaduct aan de Dendermondse steenweg den Helleput noemen’.

Dat laatste is vrij gemakkelijk te verklaren. Minister Helleputte beloofde in 1906 namelijk een vlotte afwatering onder de te bouwen viaducten, waar de rijbaan zou verlaagd worden. Vooral de konker aan het oude kerkhof van de Dendermondsesteenweg overstroomde echter geregeld: de Helleput dus! Heeft dus ook niets te maken met 'the hellhole' van die andere - Amerikaanse - kritikaster, onzen Donald ... 

Hoewel De Denderbode het consequent altijd blijft hebben over de viaducten, blijft Daens koppig het woord konker verder gebruiken, ook in 'Het Land van Aelst', maar dan eerder als dichterlijke vrijheid:  
Nat en donker, de wereld is een soort konker… och, leven is  lijden en sterven is elks erven ‘...


Als volksvertegenwoordiger wordt Daens wel eens meer pathetisch, zoals in  zijn nieuwjaarsrede, die uitgesproken werd in het lokaal in de Lange zoutstraat en ook aangehaald werd in 'De Werkman' van 8 januari 1915: 

Het jaar 1914 eindigt in een konker van lijden en smarten’ (zijn stem wordt belemmerd door tranen, voegt de verslaggever eraan toe). Maar doorgaans is Pieter Daens nogal concreet, vooral als hij de Aalsterse ‘Stadskemels’ bekritiseert - en volgens hem zijn er heel wat: 

- de Brug der Zuchten of Kemelsbrug (Ponte di Sispiri), aan de Houtkaai over de Oude Dender gebouwd maar een letterlijke 'sta in de weg' van de scheepvaart; 

- de eletriekkotjes op de Kat, Houtmarkt, Bauwensplaats en St.-Annabrug, 

- het Kapelleken 'Beek' aan de nieuwe Dirk Martenstraat, dat hij een lompe Arabische toren en Sarrazijnse kapel noemt (Liberaal De Windt voegt eraan toe: eene peperbus); 

- de nieuwe laan (later Leo de Bethunelaan genoemd), die men ‘van aan de Posthoorn tot aan de Zeebergbrug’ ‘’effen pas’ wil leggen zodat aan het kerkhof de omliggende gronden anderhalve meter hoger komen te liggen en de nieuwe laan er als een (open) konker – daar is het woord weer- door het landschap snijdt en de Kerkhofdreef met de mooie bomen ‘gansch kapot’ helpt. Alleen maar omdat de automobielen rapper zouden kunnen rijden, voegt Pieter Daens er nog aan toe. 

Maar ook behoren tot de stadskemels dus de talrijke konkers: ‘aan de Hooge Vesten, de Molendries, Vaart, Gendarmeriestraat (= Denderstraat) en Katterstraatpoort (= Dendermondse Steenweg)’. 

In het 'Land van Aelst' van 26 februari 1911 trekt hij, na een bezoek aan Gent, waar het natuurlijk allemaal veel beter is,  nog eens van leer tegen de ‘Principaal der kemels’: ‘Aan de Dampoort is de konker luisterheid en t’Aalst is vuiligheid. De brug in d’hoogte behagelijk, t’Aalst aan Molendries is zij afzichtelijk.’

Vijftien jaar later laat 'De Volkstem', die nog steeds consequent het woord viaduct gebruikt, zich toch verleiden het woord konker af te drukken, zij het dan wel in advertenties: ‘Kwartier te huren: Varenlaan 1 (Konker)’. 

Het woord is blijkbaar in het taalgebruik van de Aalstenaar doorgedrongen, maar de kranten blijven het wel over de viaducten hebben. 
De socialisten (Recht en Vrijheid, 1925) hebben het steevast over het viaduct aan de Molendries en de Liberalen (De Liberaal, 1937) over het viaduct van de Dendermondse Steenweg.

St Annabrug : Konker 1

Eigenlijk is het dus enkel Daens die het in zijn kranten 'De Werkman' en 'Het land van Aelst' over konkers heeft. 
‘Pie Donsj’ schreef trouwens wel meer dialect in zijn krant. 
Op zijn adreskaartjes stond ‘Chipka’, wat de verspreiding van deze volkse naam voor het eiland tussen Vaart en Oude Dender zeker in de hand gewerkt heeft. 
Het zou dus perfect kunnen dat zijn aanhoudende geschrijf over de Aalsterse ‘konkers’ eveneens geleid heeft tot de inburgering van dit oude Middelnederlandse woord in het Aalsterse dialect.

Dus : hoewel Pieter Daens de konkers eigenlijk lelijk vond, en ze liever kwijt als rijk was, moeten we hem uiteindelijk toch dankbaar zijn voor de redding van dit mooie Aalsterse woord!

 
Konker 2
KONKEL, KONKER: Draai, kronkel, winding, draaikolk; bij overdracht: ronde gang, kamer, ruimte; vgl konkelfoezen: slinks handelen, (ver)draaien. Elders (W. Vlaanderen) nog voor goot onder een brug (zogenaamde ‘duiker)’, te Gent voor: gewelfde brug boven waterloop…

Voorbeeld: ‘Dan wensch' ick ... eenen konckel onder d'aerd Daer dat ick soude zijn bewaert’ Justus De Harduyn (1629).


Konker Dendermondsesteenweg: 
het witte huis links voor de konker komende van Hofstade, 
is het laatste bestaande bediendenhuis van FFR.


Hier woonde vroeger de ingenieur Van De Velde, 
en werd dan bewoond door de laatste chef van de finishingafdeling De Rijcke.
Terug richting Hofstade stond waar nu de oprit is het huis van het hoofd van de boekhouding, en voorbij de restanten van de tennisclub Alost sport bevond zich het café-clubhuis van de voetbalploeg, alsook een reeks bediendenwoningen tot voorbij de oprit van de Aldi.
Verder is er dan de blok van Borremans; dit waren de huizen voor de werklui die deze huizen konden huren en later konden kopen aan een zeer voordelige prijs.

Website van het buurtcommite ‘De Konker’ :  KLIK

In 2014, tijdens de carnavalsstoet van dat jaar, kwam de konker in het nieuws toen carnavalsgroep 'De Loge' de hoogte van de konker wat overschat (of de hoogte van hun wagen wat onderschat) had, en vast kwam te zitten, en zo voor enorme vertragingen in de stoet zorgden. 
Dit is trouwens een jaarlijks weerkomend fenomeen, want telkens de stoet er aan komt, houden velen hun hart al vast. Vaak blijft het bij wat 'schaaf- en schuurwerk' maar toch zorgt deze ingebouwde hindernis toch voor heel wat stress bij de carnavalisten ... 


Het hele onderzoek en het overgrote deel van dit artikel is van de hand van Jan Louis, die meteen ook de grootste bron is van info over deze fameuze 'bouwwerken'.  
Wie Jan Louis trouwens 'live' aan het werk wil zien en horen, kan zich nog steeds inschrijven voor de cursus 'Oilsjters', die hij (met veel enthousiasme, dat weet ik zeker) vanaf februari 2016 aan het geven is, en, het moet gezegd worden, met heel veel succes (info : CVO Keizersplein Aalst). 

Jan is ook één van de drijvende krachten achter de site 'AalstHistoriek Forum', waar hij al heel wat artikeltjes voor heeft geschreven, en is een topgids als je Aalst eens op een andere manier wil ontdekken.


Bronnen

Jan Louis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten