Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

woensdag 22 mei 2019

De Aalsterse reuzen : 1953 : Ros Balatum


Het Ros Balatum is een Aalsterse carnavalstraditie en is eigenlijk een parodie op het Ros Beiaard van Dendermonde. Veel Aalstenaars vinden de traditie in Dendermonde een nogal overdreven vertoning. 

Het Aalsterse paard is kleiner dan het Dendermondse, en wordt aangedreven door een benzinemotor, in tegenstelling tot dat van Dendermonde dat op wieltjes (en op 'basketslasjen') door de straten gaat. 
Hierbij foto van het ros anno 2019 :


Het huidige ros dateert van 1958 en werd in 2005 uitgebreid gerestaureerd. 
Het is gemaakt van balatum, een ouderwets soort synthetische vloerbedekking, vergelijkbaar met linoleum.


Het eerste Ros Balatum werd in 1953 gebouwd door de groep 'De Lustige Pompiers'.

De makers van dit Ros waren:  Frans De Donder, Philip Cammu, Gaston Van Mieghem, Gustaaf De Brucker, Roger Van der Schuren, Frans Van der Schuren, Georges De Schrijver, Gaston Cuvelier, Felicien De Vulder en Emiel Van Royen



In 1969 moest de kop van het Ros vernieuwd worden. Er werd toen gekozen om dit te doen in polyester om de kop langer te laten meegaan.



In 2005 werd het Ros Balatum volledig gerenoveerd voor de kostprijs van 7.000 EUR door Pieter Van der Maelen


En dan nu de legende waar zo veel al over geschreven en gesproken is. 


Het hoofd van het paard zou volgens een legende gemaakt zijn door een Aalstenaar in een Dendermondse gevangenis. Het is een discussie die vaak terugkeert en hevig oplaait als het Ros van Dendermonde uitgaat. 


De gekende waarheid is echter dat het hoofd van het Ros Balatum in de jaren 1950 ontworpen is door de Aalsterse beeldhouwer Marc De Bruyn. In 1955 werd namelijk een nieuw Ros Balatum gemaakt door deze kunstenaar.

Het lijf en de kop waren samen 6,50 meter hoog, 7 meter lang en 3 meter breed. 
Voor de versiering van het ganse paard gebruikte men maar liefst 2000 m² stof en 100 m² zijde. De neus en de oren konden waterstralen spuiten, en uit het achterwerk kwamen wolkjes rook en ajuinen.  De rook wordt tegenwoordig nog veroorzaakt door de motor, ajuintjes leggen doet het paard nog steeds, maar de waterstraaltjes werden in tussentijd wel geannuleerd.


In "Den Denderbode" van 7 september 1893 verscheen een artikel over een stoet met het "Liberaal Ros Bayard", "Polydoorken", "Polydora" en "kindeken Babaken", jawel, naar Dendermonde om aldaar een inktpot te schenken om bij het standbeeld van de dichter Van Duyse te plaatsen.

"De muziekmaatschappij d'Oude Garde had voor de karnavalstoet 1889 aan de spirituele dozenmaker Hippoliet Rogghé en aan zijn zonen Adolf en Kamiel de opdracht gegeven een nieuw Ros Beiaard te maken"


Zeker het vermelden waard is dat dit Ros in Oktober van datzelfde jaar op de Vlaamse Kermis in Parijs te zien was. Het werd er per boot naartoe gebracht (op 4 dagen tijd). 


In Juli 1890 werd het Ros gebruikt in Brussel ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de kroning van Leopold II en de 60e verjaardag van België. 


Zeker tot in 1910 bleef dit Ros in gebruik. Het was toen wel het private Ros van de Oude Garde en ging dan ook enkel en alleen met de Garde uit. "De Oude Garde" stond zeker in die jaren (1875-1900) achter de liberale partij, vandaar ook dat het ros dat ze lieten maken in de volksmond wel eens het "Liberaal Ros Bayard" werd genoemd.


Uit “De Omgang met het Allerheiligste te Aalst” uit 1922 (Petrus Van Nuffel).

"Weinige Aalstenaars weten dat wij eens een Ros Bejaard hadden, en dat het reuzenpaard gedurende ten minste 164 jaren in hunne stad "de ronde maakte", of den ommegang der processie, zoals hij tot op onze dagen onveranderd bleef. (Hoe komt het toch, vragen sommigen zich af, dat de geestelijke optocht de kleinste steegjes, zoals de Lange Ridderstraat, bijvoorbeeld, enz., doortrekt ?..

En wij doen opmerken, dat in de middeleeuwen, wanneer geen alignement voorgeschreven werd, de hedendaagsche straten bijlange zoo breed niet waren, en dat de wijk der Kat, tot voor eenige, jaren nog, ongeschonden-primitief was gebleven". 


Verder wordt in dit boek ook nog volgende vermeld : 


"Eerst eenige woorden over den oorsprong van het legendarisch paard.

Graaf Heimo, heer van Dordona, een der helden uit den Sagenkring van Karel den Groote, had het ros aan zijn zoon Reynout tegeschenke gegeven en deze toog er mede ten oorlog. Wanneer zijns broeders Ritsaert, Adelaert en Writsaert strijdrossen onder hen gedood waren, sprongen zij alle drie bij Reynout, op Beyaard, en zetten den krijg voort. Toen nu, in den loop der XVe eeuw, de ommegangen Vlaanderen door een buitengewonen luister ten toon spreidden, verscheen, in deze half godsdienstige en half wereldsche optochten, benevens walvisschen, kemels, meerminnen, eenhoorns, cupidos, enz., ook het Ros Beyaard. Iedere stad, zegt A. De Vlaminck, wedijverde om de grootste personages te vertoonen en de bewondering dor menigte werd vooral uitgelokt door het reusachtige der met veelkleurige opgesmukte beelden of wagens, die in den stoet rondgevoerd werden.

 En reusachtig, gansch van aard om indruk te verwekken, was het legendarisch monsterpaard : wanneer het passeerde, voelde elk een ijskoude rilling door 't lijf. Geen wonder ! “Beyaert had de kracht van tien rossen en het stond in eenen sterken tooren en daer dierf niemand bij komen, om zijne kwaedheyd. Het peerd was van eenen Dromedaris gekomen, en was zoo snel in 't loopen alwaert 't dat eenen sperwer die eerst uyt zyn muyte kwam, en zoo neder vloge, dat den geenen die op Beyaert zat, hem raeken mogt, hij hadde den sperwer zijne vleugelen konnen korten al vliegende. Het was vreesselyk, ten liet hem door niemand aenraeken, en 't had een sterk gebyt, want het beet steenen gelyk andere rossen hoy; in den krijg beet het ook veel menschen dood. Het ros was groot, fel en sterk, grof en snel en droeg Reynout (wanneer hij er lang tegen gevochten had en het beest eindelijk bedwongen) door twee wyde grachten met eenen sprong, en elke gracht was veertig voeten breed ; waer het zijne sprongen nam, vlugtte elk die vlugten konde.... Het was pek zwart al dat' er aen was en van vooren was het wyd en zeer breed. De aerde beefde en het vuer sprong uyt de steenen daer Beyaert over liep, het beste ros dat in de wereld was.” 

Deze beschrijving staat te lezen in een klein boekje, ten jare 1619, te Antwerpen, bij Jozef Thys, gedrukt en getiteld De Historie van de vier Vrome Ridders genaemd de vier Hems Kinderen". 


Terwijl het berucht paard reeds ten jare 1464 in de processien van Dendermonde en Mechelen werd opgemerkt zien wij het slechts te Aalst 33 jaren later, bepaaldelijk in 1497, verschijnen.

“Tpersonnaige van tRos Beyaert” (1528) behoorde aan de nering der Winkeliers, die Sint Niklaas voor schutsheilige hadden. In de proceesiën van 1519, 1520 en 1521 werd het paard gedragen door de gezellen der Kattestraat, en, na den omgang gebracht naar de Zoutstraatpoort, in den Blauwen Toren, „daer tsalpeter in leyt,” (Stadsrekening 1443). Nadien werd het Ros bewaard in het “Engienhuuse” op de Veemarkt, neven het “pilloryn ofte scandpael” (1492), en, in de XVIIe eeuw, in eene schuur van het Karmelietenklooster. De rekeningen over 1661 van 't Broederschap van Sint Niklaas vermelden eene betaling, gdaan aan Jozef Maes “over tros Beyaert ghedraegen thebbene uyt den blauwen torren tot int clooster vande Carmclieten deser stede.” De Winkeliers hadden binst dit jaar de schrijnwerkers Gaspar van Raffelghem en Peeter Smedt en den schilder Robrecht Mattelet met een kranige herstelling van hun paard gelast. 


Later vinden we, geen enkele, vermelding meer van 't Aalstersche Ros Beyaard, alhoewel de herstelling in 1661 toelaat te vermoeden, dat het nog veel jaren kon dienst doen.

Ons Ros : Broche : 
in 1954-55 werd deze broche verkocht ten voordele van een nieuw paard

Merkwaardig is wel de tekst : Ros Beiaard Aalst.

Er is dus nog helemaal geen sprake van het Ros Balatom.



De naam 'Ros Balatum' werd voor het eerst gebruikt in een strooibriefje van 17 mei 1952.

Opmerkelijk is dat 'Ros Balatum' toen blijkbaar gebruikt werd als spotnaam voor het Dendermondse Ros Beiaard.

Men is pas nadien het Aalsterse paard 'Ros Balatum' gaan noemen.



Het volledige verhaal stond in "Mijn Paard, Schoon Paard"

Om de ontvoering van het Dendermondse ros voor te bereiden ging er een delegatie naar Dendermonde, als reporters. Terwijl iemand de aandacht afleidde gingen twee andere alles opmeten, lengte, breedte etc. De persoon die in het paard kroop ontdekte dat de kop niet van hout was maar van Balatum.

Na de mislukte ontvoering werd in gans Dendermonde een foldertje in de bus gestoken waarin, op rijm kond gedaan werd van deze ontdekking.

Het "Ros Balatom" was dus in eerste instantie bedoeld als spotnaam voor het paard uit Dendermonde, maar raakte in gebruik voor ons Ros.

Daar enkel in Dendermonde dit foldertje in de bus gestoken werd is het dus zeer zeldzaam.

In 1953 was er dan de eerste naoorlogse stoet met Ros. Het toenmalige exemplaar werd gemaakt door de carnavalgroep "de aalsterse pombiers" van de Genstraatpoort. Leden waren de gebroeders Lievens en De Breucker (bakker). Op de foto een afbeelding van het ros '53.

Bemerk de hele kleine kop in verhouding met de rest van het lijf van het paard.  De kop was zo klein, dat men het al gauw ging vergelijken met 'dorp d.' (Dendermonde), dat ook maar 've voorschoot groot' is.



In 1955 kwam er dan een nieuwe kop, die door Marc De Bruyn gemaakt werd in gips en papier maché 
Het mag duidelijk zijn dat de kop in die periode opnieuw netjes in verhouding was in vergelijking met de rest van het paard.

 
Het ros in 1974, alles netjes in verhouding

En dan een paar 'ongevalletjes', niet meteen een eerste teken van terreur, maar toch …


In februari 1958 werd het Aalsters Ros Balatum ontvoerd!

Een wel heel merkwaardig feit, dat aanvankelijk in de schoenen van de Dendermondenaars werd geschoven, te meer omdat het 'dier' werd teruggevonden op de weg naar... Dendermonde. De Aalstenaars waren er dus steevast van overtuigd dat 'het dorp D.' daar zeker iets mee te maken had. Ze veronderstelden dat de kopvleesfretters wilden vermijden dat nog langer de spot werd gedreven met 'hun enige échte Ros Beiaard' (hum hum) in de Aalsterse cavalcade...
Maar in 'het dorp D.' wisten ze dus blijkbaar écht nergens van en dachten onmiddellijk aan een publiciteitsstunt die Aalst broodnodig had om de zieltogende cavalcade nieuw leven in te blazen. Daar leek het althans op...
Uiteindelijk werd vastgesteld dat niet Dendermonde, maar wel Aalst zelf, aan de basis lag van deze ontvoering. Het was de Aalsterse groep 'De Sloebers' die een andere lokale carnavalsvereniging een poets wilde bakken door het Balatumpaard te ontvreemden. Rare stunt, maar het zorgde wel voor heel wat opschudding natuurlijk.


En dan ... enkele jaren later ... bij het buitenrijden voor de stoet van 1968 het Ros balatom werd het beestje zelfs onthoofd…

Het reed bij het verlaten van de stadsmagazijn rechtstreeks tegen de tegenoverliggende muur en de kop werd hierdoor over deze muur gekatapulteerd. Het opmerkelijke resultaat van dit ongeval was, dat het Ros dat jaar zonder kop in de stoet kwam :  


Natuurlijk was men te fier (en te beschaamd) om te zeggen dat het eigenlijk over een dom ongeval ging, en dus startte men een hele complottheorie over 'die van Deiremonne' die de kop zouden hebben gestolen, wat de vete tussen beide steden natuurlijk nog wat ophitste.

De kop bleek niet meer te herstellen, en het ros werd naar het atelier van Marc De Bruin gereden, waar een nieuwe kop in polyester gemaakt werd. 
De vorige was opgebouwd uit een houten stelling, met daarover betonijzer, kiekendraad en jutte en uiteindelijk afgewerkt met gips (plaaster). Dit stemt overeen met hoe in begin jaren zestig een carnavalskop opgebouwd werd. 


Die polyesterkop ging in 1969 voor de eerste maal mee in de stoet, maar blijkbaar schortte er toch iets met deze kop want wanneer foto's van dat jaar vergeleken worden met die van 1974 ziet men dat de manen ondertussen veranderd blijken te zijn.

Daar ons Ros aan nieuwe kledij toe was is het door Van Der Maelen Beroepskledij in een nieuw kleedje gestoken.  Een vergelijking tussen het ros in de beginjaren '50 en de jaren '70 met nieuwe kledij :



In 2012 kwam dan het nieuws dat de vaste chauffeur van het ros, Peter Merckx, opgevolgd zou worden. Peter ging met pensioen, en de opvolger was Guy Walgraef.

Het rijden met het Ros Balatum stond op het verlanglijstje van Guy, vertelt hij in Het Nieuwsblad van 16/02/2012. 'Met het vertrek van Peter zag ik mijn kans', zegt hij. 
Guy is geen onbekende in de carnavalswereld. Hij is liedjesschrijver, medestichter van de wedstrijd Porteplum en lid van de Prinsencaemere en de groep Eirg. Ondertussen is hij ook de mede-kompaan van Paroi, en draagt dus ook nog de verantwoordelijkheid over de veiligheid in de carnavalswerkhallen.  
Het minste wat je dus kan zeggen is dat Guy een heel bezige bij is ...


De zondagstoet van 2012 reed Peter nog met het paard. Guy nam plaats naast hem en volgt elke beweging. Hij noteerde alle aanbevelingen en 'speciallekes' waar hij tijdens de rit moet op letten. Maandag was het dan aan Guy. Peter heeft toen geholpen om de 'behoeften van het paard' vlot te laten verlopen. Het Ros Balatum laat onderweg regelmatig ajuinen als uitwerpselen achter, en daar zorgen twee begeleiders voor.

'Rijden met het paard vraagt toch wel enige kennis', meent Peter. 'Je moet bedenken dat de motor van voor 1955 is. Bruusk remmen moet je vermijden. Er zitten tenslotte ook vier kinderen op. 
Het zicht is ook erg beperkt. Je concentreert je bij het rijden op de doorlopende witte lijn midden in de straat. Waar een dergelijke lijn ontbreekt (heel vaak dus), hou je de trekhaak van de tractor die voor je rijdt, in het oog. En je moet ook nog eens rekening houden met de kop van het paard zelf. Er zijn nog enkele plaatsen waar je hem moet laten zakken voor kabels die over de baan gespannen zijn.'    Guy reed de stoet netjes uit, en het ros … het ros had op zijn achterste een 'L' (Leerling chauffeur).


Daar waar in Dendermonde een traditie heerst dat de 4 heemskinderen ook 4 broers moeten zijn, kent men dit in Aalst niet op die manier.
De stad schrijft nu al enkele jaren een wedstrijd uit, waarbij de winnaars (kinderen uit verschillende leeftijdscategorieën) een plaatsje op het ros veroveren.



Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA 
De Omgang met het Allerheiligste te Aalst” uit 1922 (Petrus Van Nuffel) 
HLN 16/2/2012

Foto's : madeinAalst / eigen foto (2019)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.