Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 19 oktober 2021

Oscar Van Malder - Alkuone

Oscar Van Malder (°1927 - +27/10/2023) is één van de ereburgers van de stad sinds 27 november 2007. 
Maar wie was deze brave man eigenlijk? 


In 1957 startte Oscar Van Malder, leraar lichamelijke opvoeding en danser aan de dansschool van Elza Darciel, met een groep vendeliers (jongens) in de Aalsterse ‘vakschool’, het VTI. 
Vanaf 1969 werden ook meisjes toegelaten en werd ook het dansen iets belangrijker.

Oorspronkelijk was  de naam van de groep ‘Wolfsangel’ maar gezien er toen ook een militantenorganisatie was met dezelfde naam, en om misverstanden te vermijden, veranderde men wijselijk de naam naar ‘Alkuone’. 

De Alkuone is in de Griekse mythologie ‘de ijsvogel’, met zijn schitterende kleuren, sociaal, recht op zijn doel af, hoog en vrij in de wijde hemel. 
Het idee achter de keuze van deze vogel als naam was, dat men hoopte dat deze de groep een mooie en wereldwijde toekomst zou brengen.

Vandaag is Kunstgroep Alkuone vzw een artistieke groep met meer dan 150 leden, medewerkers en bestuursleden. 
De jongens en meisjes van Alkuone volgen dans-, trommel- en vlaggenles bij een dynamisch team van lesgevers en choreografen en de groep wordt ondersteund door een Raad van Bestuur en een Dagelijks Bestuur.

Hier een filmpje om de sfeer wat te kunnen scheppen.


Uit Alkuone ontstond in 1980 de groep Vredon die ook gelijkaardige dans- en vlaggenoptredens geeft en die zeker in een ander artikel aan bod komt.

De vereniging is ondertussen een echte ambassadeur geworden voor onze stad. 
In die hoedanigheid verzorgden zij al verschillende optredens in vrijwel alle hoeken van de wereld. Eén van de hoogtepunten was zeker de openingsceremonie van de Olympische Winterspelen in het Franse Albertville, in 1992. 

Maar is het enkel maar ‘wat’ met een vlag staan zwaaien en een dansje ‘plaçeren’?

Neen, natuurlijk niet!

Alkuone heeft tot doel om jonge mensen hun potentieel aan talenten en capaciteiten te helpen ontdekken, het hoofddoel dat de stichter ooit had en het doel dat men nog steeds voor ogen heeft. 
Zo kunnen ze een eigen persoonlijkheid ontwikkelen in een artistieke en vriendschappelijke omgeving. Alkuone doet dat door het aanbieden van dans, vlaggendans, vendelen en percussie.

Enneuh … ‘maar wat met een vlag zwaaien' wordt heel onderschat als je weet dat zo’n ding toch al gauw een viertal kilo weegt en je daar dus mee staat te jongleren in weer en wind (vooral de wind speelt natuurlijk veel parten).

Vendelen, ook bekend als vaandelzwaaien of vendelzwaaien, is een heuse sport waarbij behendigheid en lenigheid centraal staan. Vaandrig is de naam voor de vendelier, diegene die met de vlag zwaait.

De kledij zelf is ook traditioneel en hangt ook af van de groep of vereniging.

Vroeger werd er gewoon volkskledij gedragen. Een wit hemd , een grijze broek en voor de volwassenen een overhemd en een riem. 

Hier de groep tijdens een optreden op de pikkelingfeesten in Moorsel. 


Over het ontstaan van de sport bestaan grote discussies.
Sommige folkloristen beweren dat er al in de tijden vóór Christus gevendeld werd, anderen zeggen dat het gebruik pas rond de 15e eeuw is ontstaan. 
Ook de plaats waar het ontstaan is, is niet meteen bekend. Feit is dat de vaandel in Europa terechtgekomen is door de kruistochten naar het Heilige Land.

Bij vendelen heeft sierlijkheid de bovenhand in de bewegingen; de figuren vloeien als het ware in elkaar over en het lijkt allemaal zo gemakkelijk … Maar ... kan iedereen met eender welke stok zo’n toeren uithalen? 

Neen, natuurlijk niet. Behendigheid moet er zijn en moet verder uitgebouwd worden!

En er bestaan ook speciale werpstokken die specifiek ontworpen zijn om hoog te kunnen werpen. De vlag maakt dan een mooie draai in de lucht en komt terug beneden op een manier dat die gemakkelijker op te vangen is.

Het verschil met een gewone vendelstok is dat die werpstokken ongeveer de helft lichter zijn.
Ongeveer 2kg ipv 4-5kg. Ook het zwaartepunt ligt meer naar het midden van de stok zodat deze niet als een pijl naar beneden zou ‘schieten’.

Doordat een werpstok sneller valt, dient die uiteraard ook beter bestand te zijn tegen een stootje. De stok is daarom steeds in één stuk en volledig cilindrisch (niet conisch dus). Bij een eventuele breuk kan de houten stok gemakkelijk en relatief goedkoop vervangen worden. 

In de discipline hoogwerpen heeft Alkuone Aalst trouwens een wereldkampioen in zijn rangen. 
Het is Louis François die de wereldtitel binnenhaalde in Namen. Ook in de dames- en jongerencategorie werden er medailles binnengehaald.

Het WK Hoogwerpen werd in mei 2019 georganiseerd door de ‘Alfers Namurois’ en de 'Hoogwerpers van Aalst'. 

Het doel is om via verfijnde techniek en de kracht van de vendelier de vlag zo hoog mogelijk te krijgen. Ook het ontwerp en de stok van de vendel is een heel belangrijke factor. 
Er bestaan 4 categorieën : heren , dames, beloften meisjes en jongens met starthoogtes van 6 tot 8 meter”, aldus Alkuone.

Van uit Aalst trekken trouwens jaarlijks vendeliers van zowel Kunstgroep Alkuone en van Vredon naar deze competitie samen met de Hoogwerpers, waar ook delegaties uit Duitsland, Italië en Zwitserland zijn.

Louis François gooide maar liefst 13,8 meter en verlengde zo meteen zijn titel van wereldkampioen.


Femke Wouters won bij de dames met 9,5 meter opgevolgd door Barbara de Beer met 9,1 meter. Liese Gabriel haalde een mooie eerste plaats bij de beloften met 9,5 meter gevolgd door Lara Schockaert. Piet Callebaut van Hoogwerpers haalde een mooie 2e plaats bij de heren met 12,6 meter.

Tot zover het hoogwerpen, maar kan je met een werpstok ook ‘gewoon’ sierlijk vendelen? 

Ja hoor, maar het vraagt wel wat gewenning omdat je de stok moet vasthouden met één hand  tussen de eerste en tweede lus van de vlag. Bij sommige groepen die veel werpen nemen ze dit er graag bij. En doordat de stok veel lichter is is de drempel om met grote vlaggen te zwaaien ook kleiner.

Het vendelen wordt vaak gezien als een uiting van het gebed tussen goed en kwaad. 
Elke regio/vereniging heeft zo zijn eigen vendelgebed. 


Kunstgroep Alkuone brengt dans- en vlaggenspektakels op podia en pleinen in België over heel de wereld. Alkuone heeft voor het 50-jarig bestaan de titel 'Koninklijke Kunstgroep Alkuone' gekregen van Koning Albert II. 
Bovendien werd stichter Oscar Van Malder in 2007 'Ereburger van de Stad Aalst'
 
In 2010 is het werkjaar gestart met een reeks optredens op de World Expo in Shanghai te China waar ze samen met de Brusselse Ommegang een echt Belgisch spektakel brachten. 
Midden september trok een delegatie van Kunstgroep Alkuone naar de Wereldtentoonstelling in Shanghai. Samen met de edellieden van de Brusselse Ommegang, de dansers en muzikanten van Rondinella en de steltenlopers van Merchtem waren de Aalsterse vlaggenzwaaiers van Alkuone te gast voor de Brusselse dagen in het Belgisch paviljoen.

De 44 deelnemers brachten op het plein voor het paviljoen drie keer per dag een fragment van de bekende Brusselse Ommegang. 

Jaarlijks voeren meer dan 1400 figuranten op de Grote Markt van Brussel zo een historisch spektakel op dat teruggaat naar 1549 met het blijde intrede van Keizer Karel in de hoofdstad.

Voor de jongens en meisjes van Alkuone was het bezoek aan Shanghai een unieke ervaring. Niet alleen de prachtige, soms gedurfde paviljoenen op de Wereldtentoonstelling spraken tot de verbeelding, maar ook de kleurrijke drukte van de grootstad Shanghai kon hen bekoren.

Momenteel is Oscar Van Malder erevoorzitter van de kunstgroep.

In 2017 bestond de groep 60 jaar en Oscar Van Malder werd 90 !

Wie Aalst een beetje kent, kan het al raden : hoog tijd voor een nieuw bier, 'Den Oscar', genoemd naar de stichter van Alkuone (en dus niet naar de trainer van FC De Kampioenen).
 
Het Oscar-bier werd een lekker voorsmaakje op de festiviteiten. 
Het werd een zacht blond bier met een frisse, hoppige toets. Ideaal als aperitief, dessert, tussendoortje, ontbijt of slaapmutsje".

Tijdens de carnavalstoet van 2017 zagen we de vendeliers dat jaar trouwens ook al in actie. 
Niet als aparte groep maar als gasten bij ‘Lekken en Plekken’. 
De reden van dit gezamenlijk feestje was het 15 jarig bestaan van de carnavalsgroep, én ook het 60 jarig bestaan van de vendeliers, én de 90ste verjaardag van Oscar.
 

 "15 jaar LEP en 60 jaar Alkuone. We vieren feest met vlaggen en wimpels, dansen en zingen met veel gerommel op onze trommel" werd het thema en natuurlijk lieten ze hun kunsten ook daar zien alsof het niets was.

Het was trouwens zeker niet het eerste (noch het laatste) optreden van de groep tijdens carnaval. 
In 1978 mochten ze het publiek opwarmen ter gelegenheid van de 50ste stoet en in vroegere jaren was het zo dat zij steeds de stoet mochten openen met hun eigen act.


Op 3 december 2017 bezorgde de groep de stichter en erevoorzitter dé verrassing van zijn leven door met 90 vendeliers en trommelaars te verschijnen op het feest voor zijn 90ste verjaardag. 
Oscar beloofde toen om voor zijn 100e verjaardag zijn feest op de Heizel te geven zodat er genoeg plaats zou zijn voor 100 vendeliers!!

In september 2021 kwam er dan goed nieuws voor de vereniging. 
De droom van KSA Sint-Jozef Aalst en de Koninklijke Kunstgroep Alkuone werd realiteit want aan de Churchillsteenweg werden de nieuwe gezamenlijke lokalen geopend met ‘Churchill Fest’. Beide Aalsterse jeugdverenigingen waren reeds een tijdje op zoek naar een vaste stek, en aan die zoektocht kwam toen eindelijk een einde.


Burgemeester Christoph D’Haese kwam het gebouw plechtig openen. “Het is formidabel. Bijna dag op dag twee jaar geleden was ik hier ook te gast en werden de plannen voorgesteld. We hebben ons toe samen geschaard achter een bouwproject dat toen nog een verre droom was. Hier aan de Churchillsteenweg werd besloten dat een gezamenlijk gebouw voor de KSA en Alkuone de beste oplossing was”, zei de burgemeester. “Visie en goede wil kan bergen verzetten, dat is bij deze bewezen. Dit lokaal is veel meer dan beton en stenen. Het is een symbool voor de toekomst waar jullie samen de schouders zullen onder zetten.”

Alkuone telt momenteel 175 actieve leden, bezocht reeds 34 verschillende landen en bezit zo’n 1185 vlaggen. 

Op 27 oktober 2023 kwam het droevige nieuws : 'Aalst neemt afscheid van ereburger Oscar Van Malder

Met Oscar Van Malder verliest de stad haar laatste nog levende ereburger”, zegt burgemeester Christoph D’Haese . “Het was een man die Aalst op de internationale kaart plaatste met een unieke en historische kunstdiscipline. Onze gedachten gaan naar de familie en naasten van Oscar Van Malder en naar alle (oud-)leden van Alkuone. Ik ben er zeker van dat Oscars passie nog jaren zal verder leven in hun prachtige spektakels.




Bronnen

hoogwerpers.be
HLN 12/09/2021 – 14/09/2016 – 29/01/2017
foto Oscar bier : Rutger Lievens (HLN)
Goeiedagradio.be
Het Nieuwsblad 08/10/2010
alkuone.be (info en filmpje)
filmpjes via Youtube 

donderdag 14 oktober 2021

ZEH Kanunnik Michaël Ghijs - Schola Cantorum Cantate Domino

Z.E.H.  Kanunnik Michaël Ghijs werd geboren te Gent op 8 oktober 1933 en overleed in Aalst op 21 februari 2008. 


Hij werd bekend doordat hij maar liefst 45 jaar lang koorleider was van de ‘Schola Cantorum Cantate Domino’ van het Sint-Maartensinstituut in Aalst.

Een ‘schola cantorum’ was in de middeleeuwen het pauselijke zangkoor in de Rooms-Katholieke Kerk.
Het eerste koor met deze naam werd vermoedelijk opgericht in het jaar 334 door Paus Silvester I. 
Na negen jaar kwam er een einde aan dit koor en werden de taken overgenomen door de cantor. Pas in 590 werd de Schola heropgericht. 
Paus Gregorius I koos jongens en mannen met de beste stemmen uit voor zijn koor. Ook dit koor bestond negen jaar.

De zangcultuur in Rome sprak al gauw ook elders tot de verbeelding. Zo haalde keizer Karel de Grote wel eens een zanger uit Rome en door heel Europa werden sedertdien koren opgericht die vooral gregoriaanse muziek ten gehore brachten.

Van Rome naar Aalst nu.

Kort na zijn priesterwijding, op 23 mei 1959, werd Ghijs leerkracht godsdienst aan het Sint-Maarteninstituut (‘’t Klein College") te Aalst. Hij was een ietwat strenge maar toch heel graag geziene leraar en bleef dit doen tot aan zijn pensionering.


In 1960 stichtte hij een schoolkoor met leerlingen van het college, dat zou uitgroeien tot het ondertussen wereldberoemde knapenkoor ‘Schola Cantorum Cantate Domino’. 

Onder zijn leiding groeide het koor uit tot één van de betere koren in Europa en draagt het bovendien bij aan een positief imago van Aalst.
Het koor gaf ondertussen al voorstellingen in vele Europese steden maar ook in de Verenigde Staten, Egypte, India en Rusland kent men onze Aalsterse zangtalenten.

Er werden doorheen de jaren verschillende producties gemaakt onder dirigenten zoals Claudio Abbado, Pierre Bartholomée en Philippe Herreweghe. 

Ghijs was met de Schola Cantorum Cantate Domino ook verscheidene malen te gast in het Vaticaan, waar ze steeds in audiëntie werden ontvangen door paus Johannes Paulus II.

Vanaf 23 oktober 1993 was Ghijs zondagsmedepastoor van de Heilig Hartparochie in Aalst en van 1993 tot 1999 was hij ook dirigent van de Schola Cantorum van de Sint-Baafskathedraal in Gent (een schola cantorum die werd opgericht in 1928). Tegenwoordig treden zij op als gemengd volwassenenkoor en staan ze onder leiding van Filip Martens.

Tijdens de periode 1994 tot en met 1997 mochten Z.E.H. Ghijs en het koor de titel ’Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen’ dragen, een titel die werd toegekend door de Vlaamse Regering.
Bovendien werd het koor ook nog gelauwerd als cultureel ambassadeur van Europa wegens zijn dagelijkse culturele missie.

Dé grote verdienste van Ghijs was immers dat hij gedurende 48 jaar onophoudelijk jongeren van uiteenlopende afkomst in contact heeft gebracht met klassieke muziek. 
Laten we trouwens ook niet vergeten dat hij hiervoor geen enkele financiële vergoeding ontving.

Vele van zijn zangers bouwden na hun tienerjaren ook een professionele carrière uit in de wereld van de muziek.
Om er eentje te noemen : toen Jan De Wilde daar school liep, maakte ook hij deel uit van het koor (dat toen wel nog niet Cantate Domino heette).

Voor zijn verdiensten ontving Ghijs in 2002 van de bisschop van Gent de eretitel ‘Kanunnik van de Sint-Baafskathedraal’. 

Op 26 januari 2004 besliste de gemeenteraad hem ook het ereburgerschap van Aalst toe te kennen wegens zijn talrijke verdiensten. Dat dit wel degelijk een grote eer is, mag duidelijk blijken uit zijn mede-ereburgers Dirk Martens, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Louis Paul Boon, en ga zo maar door …

In 2005 ontving hij de onderscheiding van Commandeur in de Leopoldsorde. 


Michaël Ghijs was tevens erelid van Rotary Club Aalst NO.

Op de avond van 21 februari 2008 verliest hij op 74-jarige leeftijd het oneerlijke gevecht tegen kanker. 
Hij overlijdt nog vrij plots in het O.L.Vrouwziekenhuis te Aalst en de verslagenheid in en rond onze streek is enorm. Eén van onze geliefde stadsgenoten was niet meer …

Op 1 maart 2008 vond in een bomvolle Sint-Martinuskerk zijn begrafenis plaats, omkaderd door het ingetogen koorgezang… voor de laatste keer … van “zijn jongens”. 

De eredienst werd voorgegaan door de bisschop van Gent Luc Van Looy. Onder de priesters die de viering mee celebreerden was ook de broer van de overledene, Jozef Ghijs. Onder de prominente aanwezigen bevond zich onder andere de pauselijke nuntius in België.
Ook het koninklijk huis was vertegenwoordigd en dit door de kabinetschef van de koning, Jacques Van Ypersele de Strihou. 

Begraafplaats : Aalst-Centrum
Rij 19 rechts - grafnummer 47

De dood van Michaël wou niet zeggen dat het koor er ook mee ophield. 


Neen, enkele maanden na zijn dood wordt de leiding van het koor toevertrouwd aan de jonge David De Geest.

David mocht het koor dirigeren in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Bulgarije, Portugal, Mexico, Italië, het Vaticaan (audiëntie paus emeritus Benedictus XVI), Japan en Zuid-Korea. 

In België dirigeerde hij in BOZAR in het kader van europalia.china, en ook hij mocht meermaals voor de Koninklijke Familie optreden. 
Dat gebeurde onder andere in de Brusselse Kathedraal naar aanleiding van het 20-jarig overlijden van koning Boudewijn, en in het Koninklijk Kasteel van Ciergnon ter gelegenheid van de doopplechtigheid van prinses Eléonore. Ook de Eerste Communieviering van prinses Laetitia werd opgeluisterd door onze Aalsterse zangers.

Op 23 februari 2015 diende De Geest zijn ontslag. Hij stond gedurende 7 jaar aan de leiding van het koor.

David werd opgevolgd door Andries De Winter (°Dendermonde, 1978).

Andries werd op 10-jarige leeftijd lid van Cantate Domino waar hij de liefde voor koorzang, net zoals zo vele anderen, meekreeg van toenmalig dirigent en inspirator Kanunnik Michaël Ghijs. 
Hij leerde het religieuze en profane repertoire kennen van componisten uit alle tijdperken van de klassieke muziek en aan de academies van Denderhoutem, Meerbeke en Ninove volgde hij onder meer notenleer, trompet, piano, muziekgeschiedenis en algemene muziektheorie.

In 2000 behaalde hij het diploma van licentiaat in de Godsdienstwetenschappen aan de KULeuven. Tijdens zijn studies legde hij zich bij het vocaal ensemble Thamyris, o.l.v. Stratton Bull, toe op de studie van renaissance koormuziek waardoor zijn interesse voor oude muziek nog groter werd.

In september 2000 ging hij op zijn oude school aan de slag als godsdienstleraar, eerst in het TSO en nadien ook in het ASO.

Als oud-zanger van Cantate Domino en leraar aan het college bleef hij lange tijd actief bij het begeleiden van repetities en het ondersteunen van het koor waar nodig.
In januari 2011 werd hij dirigent van het Ninoofse amateurgezelschap Fenikskoor en samen met deze enthousiaste groep werden tal van concerten en projecten op poten gezet, met meer dan bevredigend resultaat.

Sinds het voorjaar van 2015 dirigeert hij Cantate Domino.

Gesteund door de zangers, oud-zangers en de hele structuur rond het koor, gaat hij terug naar de kern van het samen zingen, volledig in de geest van de stichter-bezieler Kanunnik Michaël Ghijs. De interesse voor koorzang, religieuze muziek en het plezier dat er aan te beleven valt doorgeven aan nieuwe generaties jongeren, blijft immers de hoofdbekommernis van Cantate Domino.

In 2020, ter gelegenheid van het 60 jarig bestaan van ‘Cantate Domino’ werd tijdens de carnavalsstoet hulde gebracht door de groep ‘Eirg’, iets wat ze trouwens met verve en overtuiging deden. 


800 knapen, 1.800 concerten, 45 landen … ode aan hen die onze stad zeker op de wereldkaart hebben gezet!


De voorbije zestig jaar brachten ze inderdaad meer dan 1.800 concerten in minstens 45 landen. De verjaardag van het koor werd gevierd met een groots jubelconcert op 3 mei. Het koor telt momenteel een 40-tal leden.

Naar jaarlijkse gewoonte luistert Cantate Domino nog steeds een mis op ter nagedachtenis van stichter Kanunnik Z.E.H. Michaël Ghijs 

Hier nog een afbeelding van de betreurde dirigent, zoals hij te zien was tijdens de stoet van 2020. 





Bronnen

cantadedomino.com
De Standaard 03/03/2008
persregiodender.be 14/05/2018
eigen info (SMI-TIS)

Isidoor Bauwens - Bauwensplein - Fabrieksplein - Botanikken Hof

Het Bauwensplein, op een steenworp van het station, is bij de Aalstenaars beter bekend als ‘den Bottanikken hof’.

Deze oude benaming dateert nog uit 1866 toen de stad hier een plantsoen aanlegde ter verfraaiing van de stationsomgeving. Het plein bleef, de benaming ook, hoewel er ondertussen al een Fabrieksplein was en een Bauwensplein is. Vergelijk een beetje met de fabrieken van Tereos die tot het einde der tijden 'den Amylum' zullen blijven genoemd worden. 


Isidoor Jozef Bauwens (°9/3/1855 - +9/10/1918) was op en top een geboren en getogen Aalstenaar en bovendien een erg veelzijdig man (zoals de meeste stadsgenoten zeker …)


Hij was de jongere broer van de Evarist (de ‘Vlaamse Jezuïet’) en van Gustaaf Bauwens en liep school aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna ging hij aan de Katholieke Universiteit Leuven studeren. 
Tijdens zijn studententijd was hij secretaris van het Taal- en Letterlievend Studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. 

Na schitterende studies en zijn promotie tot ‘doctor in de geneeskunde’ (Leuven, 1880) vestigde hij zich als arts in Aalst en kreeg al heel snel heel wat naambekendheid. 
Al heel snel stond hij heel hoog aangeschreven en had hij een uitgebreide praktijk.  De dokter bezocht zijn patiënten met paard en koets, steeds piekfijn uitgedost, en stond bekend om zijn uitstekende kennis. 

Hij werkte mee aan wetenschappelijke congressen en schreef verschillende erkende studies. Daar schreef hij bijvoorbeeld werken met de ronkende titels ‘Beschrijving van rouwplechtigheden bij de meeste volkeren’ (1888), ‘De lijkbehandeling bij de Christene volken’ (1892) en ‘Het alcoholisme’ (1900)

Hij was voorzitter of lid van praktisch alle verenigingen in het Aalsterse die begaan waren met kunst, toneel of om het even welke andere vorm van ‘cultuur’. 
In 1902 werd hij de eerste voorzitter van de 'Oost-Vlaamse oud-hoogstudentenbond' én de eerste van de 'katholieke Vlaamse oud-hoogstudentenbonden' die later in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging nog een belangrijke rol zouden spelen. 

Isidoor huwde met Maria De Cock.  

Hij werd ook politiek actief en was gedurende een aantal jaren gemeenteraadslid en schepen van onderwijs in Aalst. Uit die periode onthouden we vooral een opmerkelijke redevoering van hem waarin hij pleitte voor "gezonde en gemakkelijke straten, onderaardse goten, het kasseien der straten en voetpaden…" … iets wat tegenwoordig nog steeds brandend actueel is eigenlijk …

Tevens was hij literator en schreef voornamelijk toneelstukken, waaronder ‘Hertog Filips’ (een blijspel uit 1894), ‘Twee tijgerinnen’ (een treurspel uit 1897) en zijn meest gekende ‘Iwein van Aalst’ (historisch toneelstuk uit 1906).

Alsof dat nog niet genoeg was, was hij ook nog eens erevoorzitter van toneelgezelschap ‘Het Land van Riem’, luitenant-geneesheer van de brandweer van Aalst, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en dus ook nog voorzitter van het 'Oost-Vlaamse Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond'.

Hij schreef ook een "Nederlandsch Woordenboek en kunstwoordentolk der geneeskunde, heelkunde, artsenijibereidkunde en hulpwetenschappen, Meestal afleidend en vertalend, veelal verklarend en beschrijvend".
Althans, hij was er aan begonnen vol goede moed. 
Vijftigduizend (50 000 !) artikels werden voorzien en bij het begin van de oorlog in 1914 waren reeds 18 afleveringen verschenen. Dat stond gelijk met 864 pagina’s. 

De oorlog, ziekte en dood van Bauwens in 1918 maakten een einde aan dit groots opgezette project. Het haalde dus ‘maar’ de letter ‘D’ tot het woord ‘Didesmus’.

Hierbij een artikeltje naar aanleiding van zijn overlijden zoals het verscheen in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde. 


In Aalst werd het vroegere Fabrieksplaats naar hem vernoemd. 
De namen 'Fabriekstraat' en ‘Fabrieksplaats’ waren trouwens ontstaan door de toenmalige aanwezigheid van een tabaksfabriekje. 


De Fabrieksplaats lag, samen met de Vooruitgangstraat, op een vroeger eigendom van de familie Cumont-Declercq die in 1839 startte met een garentwijnderij in Aalst. De straat behoorde toe tot de aanleg van de stationswijk als verbinding van de vroegere Koophandelstraat en het vroegere Fabrieksplein.

Deze plaats werd door de stad aangekocht om er een openbaar plein en straat aan te leggen die zou uitlopen op het Stationsplein. 
Een eerste groenvoorziening werd voorzien in 1866, het plein werd geplaveid in 1870.

In 1914 werd een aanvraag gedaan tot het inrichten van een cinema in de gebouwen van de oude tabaksfabriek. 

In ‘Verscheurd Jeugdportret’ beschrijft onze Aalsterse schrijver L.P. Boon een hevige brand in de 'Cinema Botanique'. 
Hijzelf zou zich in de zaal bevonden hebben op het ogenblik van de brand. Echter, blijkbaar heeft zijn fantasie hier ook weer eventjes meegespeeld (zoals wel vaker gebeurde bij Louis) want er zijn geen duidelijke aanduidingen of getuigen te vinden van een mogelijke brand. 
Waarschijnlijk heeft het ergens anders wel degelijk gebrand, en heeft Louis dit geprojecteerd / geromantiseerd naar de bewuste cinema en zijn eigen leefwereld.

Het was op de Gemeenteraadszitting van 6 juni 1922 dat het voorstel geopperd werd om de Fabrieksplaats te herdopen naar de Isidoor Bauwensplaats. Tegelijkertijd werd ook voorgesteld om de Vooruitgangstraat in het vervolg de Gustaaf Papestraat te noemen.  De Vooruitgangstraat bleef de Vooruitgangstraat maar het was in 1927 dat de Fabrieksplaats wél officieel veranderd werd in het Bauwensplein. 

Het was in 1974 dat Oud schepen Gustaaf De Stobbeleer de aandacht vestigde op het bordje ‘Bauwensplein’. 

'Bauwens' ?
Eigenlijk een nietszeggende aanduiding omtrent de figuur naar wie het plein werd vernoemd. 
Terwijl andere straten en pleinen een volledige naam kregen (Dr. André Goffaertstraat, Dr. Karel De Moorstraat,…) moest deze dokter het doen met enkel de familienaam. 
De man verdiende beter, hoewel zijn naam enkel vrijwel nog de oudere Aalstenaars aansprak. 


In 2016 werd het pleintje volledig heraangelegd

Zowel het plein zelf als de rioleringen eronder waren meer dan dringend aan vernieuwing toe. 
Ook de Fabriekstraat en de Vooruitgangstraat werden toen volledig heraangelegd. 


In samenspraak met de buurt tekende de stad een ontwerp uit voor de heraanleg. Het ontwerp baseerde zich op de 19e -eeuwse visie van architect Jean-Pierre Cluysenaar, de man die trouwens ook instond voor de plannen van ons station. 

Het Bauwensplein lag eigenlijk op het snijpunt van 2 diagonaal lopende assen en dat bleef zo, ook na de werken. 
Het snijpunt werd opnieuw het midden van het plein, het bloemenperkje dat zich er bevond verdween, en ditmaal werd het plein verfraaid met een fontein als blikvanger. 

Symmetrie werd dus het sleutelwoord van het ontwerp. 

Rekening houdend met de bijnaam 'den botanikken hof' werd er een ietwat aparte groenaanleg uitgevoerd met een prairietuin.
Rond het middengedeelte met fontein kwamen 4 groenzones. 
Deze liggen iets hoger dan het plein zelf zodat men ook kan zitten op de keermuur of op de zitbanken.

Een prairietuin is een verzameling van vaste planten, bloembollen en grassen zoals deze voorkomen in Noord-Amerika. 
Daarbij werd ook in elk van de vier groenvakken één Magnoliaboom aangeplant met rondom hagen.


Magnolia’s dragen officieel de Nederlandse naam ‘beverboom’. Dit komt omdat vroeger gedacht werd dat de magnolia het lievelingsvoedsel was van de bever. Soms wordt de Magnolia ook ‘tulpenboom’ genoemd omdat de bloemen van een aantal magnolia’s wel wat weg hebben van het bekende bolgewas.

Enkele kenmerken van een prairietuin zijn dat hij het hele jaar door kleurrijk blijft, en waarbij de kleuren variëren met de seizoenen. Een dergelijke tuin is een ideale verblijfplaats voor bijen, vlinders en andere insecten en is bovendien onderhoudsarm. 
Enkel in maart dient er één maal gemaaid te worden, voor het overige is er nauwelijks onderhoud nodig.

“De aanleg van een prairietuin vergt héél specifieke groenkennis” zei toenmalig schepen Ann Van de Steen . “Daarom schakelen we een gespecialiseerde firma in voor het ontwerp en de aanleg van deze prairietuin. De vermoedelijke kostprijs wordt geraamd op 10.200 euro, exclusief hagen en bomen. Dit is duurder dan een klassieke groenzone met lage beplanting, maar deze meerkost wordt grotendeels gecompenseerd door het beperkte onderhoud dat de tuin vraagt.”


Ook voor de minder mobielen en voor kinderwagens werd het plein vlot toegankelijk. Om het plein meer ruimte te geven werd de verkeerslus errond doorgeknipt. 
De Cumontstraat, de Fabriekstraat en de Veldstraat werden éénrichtingsstraten waardoor er minder doorgaand verkeer en 'parkeerzoekverkeer' kwam in de buurt. Het aantal parkeerplaatsen bleef wel behouden, maar ze werden anders ingeplant.

Het plein zag er in elk geval na deze opfrisbeurt heel wat gezelliger uit. 

Jammer genoeg is de liefde voor de eigen stad niet bij iedereen even groot en laat men toch zomaar afval achter.
In april 2021 bijvoorbeeld - in het midden van de coronacrisis - deden het Statieplein en het Bauwensplein dienst als openbaar terras, en werd heel wat vuil achtergelaten. Het ging hier niet over één achtergelaten blikje, maar wel over zakken vol. 
Op het Esplanadeplein werd in diezelfde periode trouwens een hele zetel (!) achtergelaten (misschien omdat dat in dat jaar met carnaval niet kon).

In elk geval, als jullie nog eens aan 'den Botanikken Hof' voorbijkomen, denk dan eens aan Dokter Isidoor Bauwens, een groot man die het moet stellen met het naamplaatje 'Bauwens' ...



Bronnen

Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 18/01/1919
Aalst Nieuws 03/04/2016
HLN 03/03/2016
persregiodender.be 07/03/2016 – 09/12/2013
De Volksstem 08/06/1922
De Gazet van Aalst 16/11/1974
De Voorpost 15/11/1974
Foto 1975 Vlaamse Gemeenschap file 245798
Foto 2016 Goeiedag 30/03/2016
Postkaart Fabrieksplaats via MadeInAalst

vrijdag 1 oktober 2021

Prinsjen van Oilsjt : 2022 : Yvan De Boitselier

Het werd bij de beschrijving van vorig jaar al aangehaald, Aalst kende het jammere unicum voor de geschiedenis dat er geen prinsenverkiezing was voor 2021, en dat een prins een 'herkansing' kreeg om toch zijn jaar op een positieve manier te kunnen beleven.

21/09/2021 … een bevrijdende dag voor de Aalsterse carnavalswereld.
Nadat eerder al de carnavalswerkhallen werden opengesteld werd nu ook bekend gemaakt dat het stadsbestuur de inschrijvingsperiode voor de prinsenverkiezing van Aalst carnaval geopend heeft.

Het werd echter opnieuw een domper ... 

Gezien het virus ons bleef beheersen en er in de eerste helft van het jaar nog geen sprake was van horeca, eetfestijnen of andere groepsactiviteiten, én gezien ook ook andere steden en gemeenten het feestje afgelasten, én er daarenboven ook negatieve klanken kwamen van op federaal vlak, zag men ook een officiële organisatie van carnaval 2022 in het water vallen.

De prinsenverkiezing werd in elk geval al geannuleerd en prinsj Yvan ’20 zou dus opnieuw een jaartje mogen breien aan zijn ambtstermijn. Op een jammere manier dus, maar het was niet anders ...

Opnieuw geen carnaval dus ...?!?

Eigenlijk dus niet, maar ... Aalst zou Aalst niet zijn, mochten er geen oplossingen gezocht (en gevonden) worden. 

“De keuze om de stoet af te gelasten werd al een tijdje geleden gemaakt, maar er is nog steeds individuele vrijheid om er zelf iets van te maken", vertelde de burgemeester. "Er is ook een winterfoor en het is vakantieperiode. De stoet is afgeschaft, maar de horeca blijft open en er is ook geen verkleedverbod, dus we mogen en kunnen de mensen wel iets gunnen. De horeca komt uit een lastige periode, als zij op een authentieke en veilige manier iets willen organiseren, waarom niet. Zolang het maar kan en past binnen de veiligheidsvoorschriften."

Deze verklaring kwam er nadat enkele creatievelingen hadden opgeroepen tot een ‘kaffeekeskarnaval’.
Het waren Willy Berghman en Petra Verleysen die via de Facebookgroep ‘Wie goot er nor carnaval’ opriepen om het feestje toch te laten doorgaan, en de maar liefst 6000 leden van de groep zorgden ervoor dat heel wat horecazaken geïnteresseerd waren om mee te doen aan deze organisatie. 

Het stadsbestuur ging in overleg met de horeca-uitbaters en securitydiensten om het allemaal ‘binnen de lijntjes’ te proberen houden.. 
Alles diende uiteraard wel veilig te verlopen, en dus werden extra politieagenten ingezet die erop toe dienden te zien dat er niet te veel volk samengepropt in de cafés zat. 
“We willen de uitbaters en de feestvierders vrijheid geven, maar we moeten een evenwicht vinden tussen gezondheid, economie en veiligheid", aldus de burgervader.

En zo geschiedde ... Aalst kende een fantastische editie van het volksfeest en er werden geen abnormale incidenten vastgesteld. 
Dat het ‘speciaal’ werd, is wel het minste wat kan gezegd worden. 

Geen pompiers, geen elektronisch versterkte muziek en geen terrassen, maar er kwam wel een ‘kaffeikeskarnavalskoort’, een kaart waarop de drukte in de deelnemende café’s ‘in realtime’ kon opgevolgd worden (hoewel de ‘in real time’ soms wel wat haperde).
Er kwam een ‘kaffeikesprinsj’, ‘prinsj Sjalen’, die samen met de officiële prins ‘Yvan’ enkele honneurs waarnam. 

Yvan opende – in afwezigheid van de officiële instanties – zelf de Winterfoor en bezocht, samen met zijn entourage, het kerkhof waar ode werd gebracht aan de overleden karnavalisten. 

De reglementeringen werden ‘last minute’ toch nog versoepeld, waardoor een ‘raamverkoop’ wel mogelijk werd. Verder werd door de stad sanitair voorzien en werd de carnavalisten toegestaan het terras van hun geliefde ‘kaffeiken’ te bezoeken. Weliswaar werden de terrassen voorzien van witte stippen en strepen ... Binnen de lijntjes waren glazen toegestaan, erbuiten niet.

Hoewel de stad niets ‘organiseerde’, zorgde men toch voor de veiligheid van de deelnemers (sanitair, rode kruis, aanwezigheid politie, ...). 
Ook de winkeliers dachten aan hun veiligheid en timmerden meteen de etallagevensters dicht ... net zoals bij een ‘gewone’ karnaval dus. 

De Voil Janetten stapten een alternatieve stoet (‘op den boigank’ want er werden geen straten afgesloten), er werden maar liefst twee alternatieve ajuinworpen georganiseerd (eentje op de Grote Markt en eentje in de August Marcelstraat), en zelfs voor de popverbranding werd een oplossing gevonden door in beperkte kring een pop van de Zwisjelmoizen in brand gestoken werd. Dit was trouwens ook in 2021 al het geval. 
Een kopie van deze pop maakte, onder begeleiding van doedelzakmuziek en duizenden aanwezigen, dan nog een toertje rond de Grote Markt. Hendrik Daelman mocht zijn ‘Oilsjt goi stad van men droeimen’ kwelen vanop het balkon ... naast het stadhuis en zorgde daarmee voor een schitterende en waardige afsluiter van karnaval 2022.

Het werd allemaal, ondanks de regelgeving, oogluikend toegelaten ...
Dank dus zeker aan de burgemeester, die zich ook in een moeilijke positie bevond om alles toch ‘iet of wat’ volgens de regels te laten verlopen. 

Ook een grote dank aan Yvan, die met enkele akties en uitspraken de lont een beetje in (en ook uit!) het kruitvat trok en alles toch wat in een stroomversnelling bracht. Een beetje anarchie mag en moet …

En dank aan Yordi (kandidaat ’21 én ’22), om samen met Yvan mee te vieren ... Het mag duidelijk zijn dat hij een waardig kandidaat is voor volgend jaar !

En dank ook aan ... prinsj Sjalen.    

Want ja, da's ook weer typisch Aalst. 
Gezien er geen prinsenverkiezing was, werd in beperkte kring een 'kaffeikesprinsj' gekozen, die zou 'regeren' tijdens deze speciale editie van het volksfeest.  Yordi nam ook dit heel sportief op, tekende zelfs een affiche waarin hij verklaarde dat 'Sjalen' d''ieste kees' was ... wat dan weer de aanleiding was tot het prinsenkostuum van de nieuwe prins : een kostuum in de vorm van ... kaas (ieste 'kees' ...)

En hij kweet zich van zijn taak met verve ... Misschien ook een kandidaat om één van de komende jaren mee te dingen naar de 'echte' prinsentitel van onze stad? 

Het werd dus een karnaval om in het vet in de geschiedenisboeken te schrijven. 

2022 ... het jaar van het minicarnaval waar meer dan 25 000 bezoekers op af kwamen, 
2022 ... het jaar van een carnaval ‘uit de oude doos’ die duidelijk in de smaak viel bij jong en oud. 
2022 ... het jaar dat de carnavalisten het volksfeest zélf in handen hebben genomen

2022 ... ‘gralek plezant’ en onevenaarbaar!

 
--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---
 
Bronnen :
 
TV Oost 14/07/2021
Facebookpagina Yordi Ringoir
City Music – Ajoin Music interview 15/01/2019
Interview Pascal Maesschalck voor DRA TV
hbvl.be
Foto affiche Het Laatste Nieuws / lds /

'Ne meiter es ne meiter' : Maten en gewichten

December 2019 : Een filmpje van een razende fietser die weigert om een vrachtwagen door te laten op een smalle baan, beroert op sociale media de gemoederen. De video werd online honderdduizenden keren bekeken, en velen vragen zich nog steeds af af waarom de man zo gefrustreerd reageerde. Op het filmpje valt te zien hoe de trucker zijn vrachtwagen al redelijk aan de kant gezet heeft, en aan zijn linkerzijde zowat tachtig centimeter ruimte laat voor de fietser. Zelf staat hij ook stil om de man veilig te laten passeren.

        “Je moet een meter plaats houden voor mij, jong”, is één van de reacties van de fietser.   
 
De man, de reactie en 'de meter' haalden dagenlang het nieuws ...

Een paar maand later spraken we niet meer over 1 meter maar over 1,5 meter. Inderdaad, Covid maakte zijn opwachting en de ‘veiligheidsperimeter’ werd vastgelegd op 1,5 meter.

Maar hoe zit het nu juist met maten en gewichten in Aalst
Want ja, ook wij hebben onze eigen woordenschat om hoeveelheden en afstanden uit te drukken. 


Hierbij een bloemlezing voor ‘as’t apeuprè’ (ongeveer) mag zijn, en voor ‘as’t zjust’ (nauwkeurig) moet zijn : 


Ver as’t apeuprè mag zen 

Een haufelken = een handvol  vb een haufelken roist, …


Een eir(t)fol = een hand vol, een arm vol vb een eirfol blommen, ...


Een titterken = een tikkeltje, een snuifje/ snufje, klein beetje vb een titterken zaat
Oeik : een tieterken, een titjen


E sjeripken = een klein beetje (komt van ‘tsjipken’ = een klein kuikentje, een mussenjong)   vb e sjeripken kees
Oeik : e greimelken, een broizelken, …


Ne kaffeleiper (e kaffeleiperken) = +/- 4,5 gram, vb e kaffeleiperken saroep ver de vallink


Ne soepleiper = +/- 20 gram, vb ne soepleiper soiker


Een kled = een kwak (komt van ‘klod’ – ‘klodder’) vb een kled majoneis op zen frit’n  
      

             
! Een klet = mannelijk geslachtsdeel, ook gebruikt als scheldnaam … Da’s een klet jong …
             ! Een klet (klets) = een slag : een klet in a fees

E kettelken = partje van een mandarijntje, een appelsien. vb tees zen kettelkes van e mandarinneken. 
Oeik : e sjeripken, e kawelken, e stiksken


Een poeinsje = een portie (een poensel was een groot biervat), vb een poeinsje groensjel, ...


Nen bedong = een grote portie, een bidon = waterbak   
Oeik : nen doesj 


Nen auker = een emmer
Oeik : nen iemer (te zing va wa kant van 't woter da ge zetj)


Nen doesj = koperen kookketel, vroeger om de was in te doen of om voedingswaren in te koken. Tegenwoordig wel eens gebruikt als grote bloempot


Een pintj = komt van een pint = een inhoudsmaat, die vroeger ook in Vlaanderen werd gebruikt vb voor het afmeten van melk. Een pint kwam overeen met ongeveer een halve liter. Tegenwoordig kennen we het woord enkel nog voor 'een biertje', hoewel je in het Verenigd Koninkrijk dus nog perfect 'a pint of water' kan bestellen.


Een pies = een stuk (komt van ‘une piece’) vb een pies pizza  



Ver as’t zjust moe zen 

Reeds van zodra er handel gedreven werd, was er ook sprake van maten en gewichten. In de oude tijden hadden deze eenheden meestal een natuurlijke naamgeving. 
Voor lengtematen ging dat dan meestal over het menselijke lichaam (duim, hand, handspan, onderarmlengte, stappen, voet, ...).

Nu nog steeds zijn de namen van de Engelse maten veelal verwijzingen naar delen van het menselijk lichaam.  Maar ook buiten het lichaam van de mens werden maateenheden bepaald, dit vooral om de onveranderlijkheid te kunnen garanderen. 

Een merkwaardig voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de Engelse yard (yd = 0,9144 meter).  
De exacte bepaling van de yard is: “de lengte van de slinger die, te Londen, bij een temperatuur van 620° Fahrenheit, in het luchtledige de seconde slaat” !!!

Eén van de vroegste maten voor gewicht  (en lengte) was trouwens de gerstekorrel. Deze gaf op zijn beurt zijn oorsprong aan de “grein” (het gewicht van één zaadkorrel uit het midden van een aar gerst).

Zo was 1 grein gelijk aan 1 gerstekorrel en stond gelijk met 64,8 milligram.
1 duim stond dan weer gelijk met 3 gerstekorrels op een rij wat 25,4 millimeter betekende.

Ook de tarwekorrel werd op eenzelfde manier gebruikt als referentie. Zo stond 20 grein gerstkorrels gelijk met 24 grein tarwekorrels. 

Elk volk maakte ook zijn eigen ijkmaten uit steen en metaal.
De Romeinse verhoudingen bleven lang geldig maar men had te lijden aan een gebrek aan ijkingstandaarden die verschilden van streek tot streek en dus werd gezocht naar andere oplossingen.

Het werd Karel De Grote die in 789 de “pile” invoerde voor gans het gebied 'Francië'. 
Deze 'pile' was een reeks geijkte gewichten, onder de vorm van koperen of tinnen bekers, die in elkaar pasten en dienden om munten met grote waarden te wegen met een balans.
De 'gouden standaard' werd opgeheven en Karel legde vast dat men uit een pond zilver overal exact 240 penningen moest kunnen slagen. Niet meer en niet minder, en overal hetzelfde.

Met het feodale tijdperk was het daarna weer echter ieder voor zich en pogingen om algemene standaarden in te voeren bleven mislukken.

De omschrijving van ‘een pond’ kon dus nogal eens verschillen van steek tot streek  … 
Voor wat betreft gewicht bijvoorbeeld was een pond in Gent 430 gram en in Amsterdam 494 gram.

Voor het ‘pond’ als betaalmiddel waren er tot 1690 in de Zuidelijke Nederlanden verschillende ponden in omloop: pond groten vlaamsch, pond parisis (Parijs pond), pond groten brabants, pond artois of gulden en pond tournois.
1 pond groten vlaams = 12 pond parisis = 1,5 pond brabants = 6 pond artois = 6 gulden = 7,5 pond tournois

Ook maten verschilden van streek tot streek en de aard van de inhoud zoals wijn, bier, melk etc… zowel in benaming als juiste inhoud.

Tot de Franse revolutie was er dus niet echt gelijkheid te bespeuren in het hanteren van allerlei maten. Dat veranderde pas in 1816. 
Men heeft dan de lokale gebruiken vervangen door gestandaardiseerde.

De oude maten die tijdens het  Ancien Regime (1790) ook in ‘Het Land van Aalst’ gebruikt werden :


Lengte- en oppervlaktematen

--- de streep = de dikte van een streep, 1/1000 van een el.

Een verouderde millimeter
De streep als eenheid wordt tegenwoordig nog wel gebruikt bij regenmeters. Eén streep regen staat daar gelijk aan 1 millimeter regen. Dat de streep hier nog wordt gebruikt, heeft waarschijnlijk daarmee te maken dat de op het maatbekerglas aangebrachte streepjes meer dan enkele millimeters van elkaar staan. Dit omdat de opening van de maatbeker klein is, terwijl 1 mm regen 1 liter water op 1 m² betekent.


--- 
de el = afgeleid van de lengte van de onderarm, de ellepijp. 


Men kon zo op een eenvoudige manier lengtes meten. De el werd lokaal in ieder belangrijk handelscentrum vastgesteld, waardoor er verschillen optraden

In Aalst was de grote el 71,9 cm 
De winkelel mat 63,9 cm 

--- de duim = was de lengtemaat die ongeveer gelijk stond aan de breedte (niet de lengte!) van het bovenste kootje van de duim bij een volwassen man. 


Bij de invoering van het metriek stelsel werd de duim gelijkgesteld aan een centimeter. Door een wet op 7 april 1869 werd de benaming ‘duim’ echter volledig afgeschaft.
De duim werd gelijkgesteld met, en komt tegenwoordig nog steeds overeen met, het Engelse inch (2,54 cm).
Geen duimbreed toegeven’ wil dus zeggen dat je niet moet rekenen op enige toegeving.

--- Palm =  een oude lengtemaat die afgeleid is van de breedte van de handpalm aan de binnenzijde (vier vingers). 


In de scheepvaart werd met behulp van deze maat de omvang van het masthout aangeduid.
Men kende de kleine palm, die ongeveer 3 cm was, en de grote palm, die ongeveer 9,6 cm was. Een vierkante palm was 1 dm². Een kubieke palm stond voor 1 dm³ ofwel 1 liter.

Bij de invoering van het Nederlandse metrieke stelsel in 1820 werd de palm gelijkgesteld aan tien centimeter. Met de Wet van 7 april 1869 werd de benaming palm afgeschaft en vervangen door de aanduiding decimeter.

--- Vadem = Afstand tussen de uiteinden van de rechter- en de linkerhand, wanneer men de armen zover mogelijk zijwaarts uitstrekte. 


Dit gaf een lengte van 6 voet of ongeveer 1,82 m.  

--- de voet = vroeger 0,2772 m ( 20 voeten = 1 roede = 5,444 meter)

de voet kan trouwens zowel als lengtemaat als als oppervlaktemaat gebruikt worden. 
Als lengte eenheid wordt deze in Angelsaksische landen nog vaak gebruikt. 
Vroeger verwees de lengtemaat logischerwijs naar de lengtemaat van de voet van een ‘gemiddelde’ mens. Gezien de grote verschillen geraakte deze (uiteraard) in onbruik door de invoering van het metrische stelsel. 


Als we tegenwoordig nog over een voet spreken, spreken we over 0,3048 meter, een getal dat in 1958 internationaal werd vastgelegd. 

De voet wordt nog gebruikt in de luchtvaart om de vlieghoogte aan te geven, en in de scheepvaart om de lengte van de schepen aan te duiden. Ook maten van containers worden in ‘voet’ aangegeven. 

Als oppervlaktemaat spreken we van een vierkante voet (square foot) voor een oppervlakte van 0,0929 m2 groot). 

De voet werd verder onderverdeeld in ‘duim’ en ‘halve duim’
een voet stond gelijk met 11 duimen (4 duimen was 1 palm)

1/3 voet werd een ‘sole’ genoemd
2 voeten was een stap en 5 voeten een schrede.

--- Een roede (of roe) = was een houten stok die een gerechtsambtenaar droeg als zinnebeeld van zijn gezag en ook gebruikte voor het meten.  

De Aalsterse roede was 5,54 meter (20 voeten van 27,72 cm) en gold als ijkstok voor de boeren in 'het Land van Aalst'
Deze is nog steeds terug te vinden op de binnenkoer van het oud stadhuis (Landhuis), waar achteraan aan de linkerkant (als je van de Grote Markt binnenkomt) nog steeds een lange stok aan de muur hangt : de roede.

300 roeden (of 3 lijnen ) vormden als oppervlaktemaat één gemet (4380 à 4544 m²). Een gemet was vaak een halve "morgen". Alléén in Kortrijk was één gemet 500 roeden (4428 m²). 
In Dendermonde en Aalst, waar men met "grote" roedes werkte, werd het gemet niet gebruikt. Daar kwamen honderd (grote) roedes overeen met een dagwand (ongeveer 3000 à 3500 vierkante meter)
Bij de invoering van het metrieke stelsel werd de roede gelijkgesteld aan tien meter. In 1937 werd de roede definitief afgeschaft.

    de vierkante roede = 0,00307456 ha 
    100 vierkante roeden = 1 dagwand; 
    325,25 vierkante roeden = 1 oude bunder (of ‘bonnier) = 1 ha
    400 vierkante roeden = 1 bunder (= 4 dagwanden); 
 
Een roede was ooit ook een inhoudsmaat voor turf. Een roede bevatte dan ongeveer 450 stuks.
1000 roeden vormden dan een Vlaamse Mijl.

Ook hier was veel verschil. Terwijl een Aalsterse roede dus 5,44 meter telde, was dit voor de Pruisisch-Rijnlandse slechts 3,766 meter.
Het verbranden van turf had een niet onaangename geur als gevolg, maar net zoals bij rokers, of gebruikers van eau de Cologne of andere producten mocht men hier echter niet in overdrijven. De geur drong snel door in kleding en kreeg dan wel een aparte 'bijgeur'. 

    Schertsend zei men dan ook wel eens dat ‘m ‘stinkt gelek zeiven roeden in de windj’.

--- Een dagwand = reeds door de Romeinen als landmaat gebruikt, besloeg de vrij onnauwkeurige oppervlakte van datgene wat op een dag met behulp van een os een een ploeg kon omgeploegd worden.  Een dagwand kon per regio verschillen van 3000 m2 tot 3500 m2.
In Aalst kennen we bijvoorbeeld nog de 'Negen Dagwand', gelegen aan Hof Somergem, die perfect verklaart hoe groot het gebied daar vroeger was. 

--- Een morgen = zoveel grond als tijdens een morgen kon geploegd worden. 

Een morgen = 1/4 bunder, 5 grootroeden, 100 raeproeden
Een morgen is vaak iets minder dan een hectare (10000 m²) groot. De precieze grootte is echter streekgebonden. Indien de roede 14 à 15 vierkante meter groot was, gingen er 600 roedes in een morgen. Indien men in de streek met grotere roedes van 32 à 33 vierkante meter werkte, gingen er 300 roedes in een morgen.

Met een morgen wordt een gebied aangeduid dat in een ochtend kon worden geploegd. 

Het is opvallend dat de dagwand (+/- 3300 m²), de Engelse acre (+/- 4000 m²), de Duitse Tagewerk (+/- 3000 m²) en de Franse jour (+/- 3300 m²) opvallend kleiner zijn dan de morgen, ook al verwijzen al deze maten naar de hoeveelheid land die in één dag door een boer met een ossenpaar bewerkt kon worden. Zou het dan toch zijn dat de Vlaamsche boeren het beter deden dan hun buitenlandse collega's?

--- Een gemet is een oppervlaktemaat. 

Voor het Graafschap Aalst gold dat het een gemet had van 3074,56 m2. 
Ter vergelijking : de Dendermondse heerlijkheid had een gemet van 3348,94 m2, burggraafschap Gent 4455,99 m2, Brugs gemet 4423,68 m2 enz

 
de inhoudsmaat voor vloeistoffen

--- 1 pint: = 0,6525 liter

--- 1 maatje had de inhoud van een huidige deciliter. 

--- 1 pot/kroes/mingel = ook kruik of kan 

        een cilindervormig of zich in het midden buikvormig verwijderd vaatwerk voor vloeistoffen. 
        2 pinten van 0,621 liter = 1,20 liter

--- 1 stoop / gelt = 2,6 liter (2 potten)

        deze naam wordt heel sporadisch nog wel eens gebruikt voor ‘een vaatje bier’. De aarden of                 metalen cilindervormige stoop (kruik) was voorzien van een oor. 
        De uitdrukking ‘op stopen trekken’ werd gebruikt voor iemand beetnemen of bedriegen. 

--- 1 anker = ongeveer 35 liter, of te wel 45 flessen
--- 1 aam = 150 liter (4 ankers)
= 60 stopen

(van het Franse aime en het Griekse amé = emmer). De aam was een houten vat van ongeveer 150 l voor wijn. Het was een oude vochtmaat van 4 ankers (= 44 flessen). De grootte wisselde volgens de streek en de vloeistof.  Later kreeg ook het vat waar de wijn inzat zelf de naam ‘aam’

--- 1 ton = 300 liter


het gewicht: 

--- 1 pond: = 0,43385 kilogram (wat gelijk was aan 16 ons)

--- 1 medicinaal pond = 0,374 kilogram (= onderverdeeld in 12 ons)
--- 1 ons = onderverdeeld in 8 drachma’s
--- 1 drachma = onderverdeeld in 3 scrupel

--- 1 scrupel = onderverdeeld in 20 grein

--- 1 grein

is een gewichtseenheid die overeen kwam met 1/5760ste deel van een medicinaal pond en dus overeenkwam met 65 milligram.
Als men je dus vertelt dat je ‘geen greintje verstand’ of ‘geen greintje fatsoen’ hebt, is dit zeker geen compliment.

--- 1 mud = ongeveer 70 kilogram
was een inhoudsmaat die betrekking had op vaste goederen (kolen aardappelen, …), maar ook op vloeistoffen en graangewassen. 
Als we vergelijken met het metriek stelsel lag dit tussen de 150 en 300 liter. 
De mud werd ook gebruikt als oppervlaktemaat. Het was dan gelijkgesteld aan de hoeveelheid grond die men met een mud zaad kon inzaaien  (variërend van 0,45 tot 0,48 hectare)

--- de korenmaat: 1 sister of sétere : (29,814 liter)
                        8 sisters = 1 mud

--- 1 zak = 3 veertels = 12 vaten = 36 quarts

--- de havermaat: 1 sister : 32,524 liter

In onze kasselrij werden schijnbaar verschillende graanmaten gebruikt, voor graan tussen 107 en 123 l en voor zakken haver van 161,2 l.
Hele grote hoeveelheden graan werden vaak gemeten met de maat last. Dit was overal gelijk, namelijk 3000 liter

--- Lood is een, thans niet meer gebruikte, gewichtsmaat verondersteld 1/32 van een traditioneel pond (massa) te hebben gewogen. Het lood werd afgeschaft bij de invoering van het decimale stelsel. 
Het begrip komt nu alleen nog voor in het oud Nederlandse spreekwoord: Vrienden in de nood, honderd in een lood. Een lood was dus ongeveer 15 gram maar werd na invoering van het decimale stelsel in 1816 soms ook gebruikt voor 10 gram. Brood werd soms verkocht als stuiversbrood., dat wil zeggen kostte altijd een stuiver. Per week werd dan afhankelijk van de prijs van het graan bepaald hoe zwaar dat stuiversbrood moest zijn. 29 februari 1596 werd een stuiver witbrood gezet op 20 lood, dus ongeveer 3 ons.


munten

--- 1 pond (livre) = 240 schellingen (deniers)
= 20 schellingen (sous)

De “pond” is als gewicht en als muntbenaming in gebruik sinds de Romeinse tijd (1 pundus = 1 libra, vandaar de afkorting £)
Hoewel een pond tegenwoordig 500 gram is, was dit vroeger dus wel degelijk 1 kilogram.

--- 1 schelling = 12 penningen

--- 1 gulden (florin) = 20 stuivers (patards)

Na de Franse revolutie (1792) kwam de frank in omloop. Voor de omrekening moet men gebruik maken van het metaalgewicht.
1 Belgische of Franse frank = 4,5g zilver = 1 pond tournois = 0,55125 gulden = 0,4725 Nederlandse gulden

Het metrisch systeem of metriek stelsel werd door de Fransen geproclameerd in 1799 en berust op de aarde en water. De meter werd gedefinieerd als één veertig miljoenste van de omtrek van de aarde gemeten over de polen, hetgeen heel wat metingen nodig had om hem te bepalen. 
Eén liter water had een massa van 1 kilogram en een volume van één kubieke decimeter.

De “standaardmeter” werd in 1799 gemaakt en ligt opgeslagen in Frankrijk. Aan deze meter werden tot 1983 alle meters ter wereld geijkt. Tegenwoordig worden ze geijkt met behulp van de bekende lichtsnelheid.

Het stelsel gebruikt veelvouden van 10 in tegenstelling tot vroegere stelsels.
We spreken vanaf nu dus over deci, deca, milli, kilo enzovoort.

Misschien eerst wat Latijn, handig voor het begrijpen van alle metrische maten :

milli = 0,001 (1 duizendste)
centi = 0,01 (1 honderdste)
deci = 0,1 (1 tiende)
1 = 1
Deca = 10
Hecta = 100
Kilo = 1000

Het systeem werd door Willem I op 21 augustus 1816 in de Nederlanden bij wet ingevoerd.

Hieronder volgt een overzicht van de maten die in België tenminste tot 1830 gebruikt werden :

maat metrieke maat

pond 1 kilogram (!)
ons         100 gram
lood         10 gram
wichtje 1 gram
korrel 0.1 gram

mijl         1 kilometer
roede 10 meter
el         1 meter
palm 1 decimeter
duim 1 centimeter
streep 1 millimeter

bunder 1 hectare
roede 1 are
el         1 centiare

mud         100 liter (droge waar)
vat         100 liter (natte waar)
schepel 10 liter (droge waar)
kop         1 liter (droge waar)
kan         1 liter (natte waar)
maatje 1 deciliter
vingerhoud 1 centiliter
wisse 1 m2

In 1875 werd het Internationaal Eenheden Systeem (SI-systeem,  afkorting van Système International d'Unités) overeengekomen in Parijs en de standaard wordt beheerd door het Bureau International des Poids et Mesures te Sèvres, Frankrijk. Er zijn regelmatig bijwerkingen.  De overeenkomst is onderschreven door 48 landen.

Misschien verwonderlijk is dat een ‘are’ volgens dit system eigenlijk niet meer mag gebruikt worden. Een are wordt in de landmeetkunde gebruikt om de oppervlakte van een landbouwgrond, bosgrond of bouwgrond weer te geven. 
Een are omvat een gebied van 10 x 10 m (ofte 100 m2). 
Sedert de invoering van het Systeme International geldt dat enkel nog ‘vierkante meter’ mag gebruikt worden. 

In de imperiaal en US stelsels worden lengtematen uitgedrukt in inches, yards, en miles, gewichten in ounces en ponds, inhoud in pints en gallons. 
Beide stelsel zijn gebaseerd op de maten die de Britten tot 19de eeuw gebruikten in het Verenigd Koninkrijk en haar (voormalige) kolonies. 
Omdat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in de 19de eeuw en later apart de maten per wet standaardiseerden verschillen ze van elkaar, de meeste lengte en gewichtsmaten verschillen weinig, maar de inhoudsmaten verschillen veel.

Ook in Nederland en België werd voor de invoering van het metrieke stelsel gebruik gemaakt van deze maateenheden. 
De Duim was een “Inch” en de Voet een “Foot”. 

De "mijlpaal", het “pondje kaas”, het “onsje meer” en natuurlijk die het "koude pintje” zijn nog levendige herinneringen aan die tijd

Hoewel de metrische maten ook in het Verenigd Koninkrijk doorgevoerd werden, gebruikt men langs de weg nog steeds mijlen, zowel voor de afstanden tussen steden en het aangeven van de snelheid in 'mijlen per uur'. 
Het afscheuren van de Europese Gemeenschap in 2020 zal daar zeker niets aan veranderen, en dus lijkt het heel waarschijnlijk dat men hier voor eeuwig (?) de mijl zal blijven gebruiken.

Bij de 'geburen' in eiremonne komt 1,5 meter trouwens blijkbaar overeen met '1 peirt' ... (gezien tijdens de Covid-pandemie in 2020)




Bronnen :

Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg (P.Vandewalle, Gent 1984)
Mijnplatteland.com
Metrologisch Vademecum voor Vlaanderen, Brugge, 2003, J.Mertens-P.Vandewalle
oudegewichtjes.nl
dictionnaire.sensagent.leparisien.fr
ewnd.ivdnt.org
Vlaamswoordenboek.be