Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label personen/andere. Alle posts tonen
Posts tonen met het label personen/andere. Alle posts tonen

donderdag 14 oktober 2021

Isidoor Bauwens - Bauwensplein - Fabrieksplein - Botanikken Hof

Het Bauwensplein, op een steenworp van het station, is bij de Aalstenaars beter bekend als ‘den Bottanikken hof’.

Deze oude benaming dateert nog uit 1866 toen de stad hier een plantsoen aanlegde ter verfraaiing van de stationsomgeving. Het plein bleef, de benaming ook, hoewel er ondertussen al een Fabrieksplein was en een Bauwensplein is. Vergelijk een beetje met de fabrieken van Tereos die tot het einde der tijden 'den Amylum' zullen blijven genoemd worden. 


Isidoor Jozef Bauwens (°9/3/1855 - +9/10/1918) was op en top een geboren en getogen Aalstenaar en bovendien een erg veelzijdig man (zoals de meeste stadsgenoten zeker …)


Hij was de jongere broer van de Evarist (de ‘Vlaamse Jezuïet’) en van Gustaaf Bauwens en liep school aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna ging hij aan de Katholieke Universiteit Leuven studeren. 
Tijdens zijn studententijd was hij secretaris van het Taal- en Letterlievend Studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. 

Na schitterende studies en zijn promotie tot ‘doctor in de geneeskunde’ (Leuven, 1880) vestigde hij zich als arts in Aalst en kreeg al heel snel heel wat naambekendheid. 
Al heel snel stond hij heel hoog aangeschreven en had hij een uitgebreide praktijk.  De dokter bezocht zijn patiënten met paard en koets, steeds piekfijn uitgedost, en stond bekend om zijn uitstekende kennis. 

Hij werkte mee aan wetenschappelijke congressen en schreef verschillende erkende studies. Daar schreef hij bijvoorbeeld werken met de ronkende titels ‘Beschrijving van rouwplechtigheden bij de meeste volkeren’ (1888), ‘De lijkbehandeling bij de Christene volken’ (1892) en ‘Het alcoholisme’ (1900)

Hij was voorzitter of lid van praktisch alle verenigingen in het Aalsterse die begaan waren met kunst, toneel of om het even welke andere vorm van ‘cultuur’. 
In 1902 werd hij de eerste voorzitter van de 'Oost-Vlaamse oud-hoogstudentenbond' én de eerste van de 'katholieke Vlaamse oud-hoogstudentenbonden' die later in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging nog een belangrijke rol zouden spelen. 

Isidoor huwde met Maria De Cock.  

Hij werd ook politiek actief en was gedurende een aantal jaren gemeenteraadslid en schepen van onderwijs in Aalst. Uit die periode onthouden we vooral een opmerkelijke redevoering van hem waarin hij pleitte voor "gezonde en gemakkelijke straten, onderaardse goten, het kasseien der straten en voetpaden…" … iets wat tegenwoordig nog steeds brandend actueel is eigenlijk …

Tevens was hij literator en schreef voornamelijk toneelstukken, waaronder ‘Hertog Filips’ (een blijspel uit 1894), ‘Twee tijgerinnen’ (een treurspel uit 1897) en zijn meest gekende ‘Iwein van Aalst’ (historisch toneelstuk uit 1906).

Alsof dat nog niet genoeg was, was hij ook nog eens erevoorzitter van toneelgezelschap ‘Het Land van Riem’, luitenant-geneesheer van de brandweer van Aalst, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en dus ook nog voorzitter van het 'Oost-Vlaamse Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond'.

Hij schreef ook een "Nederlandsch Woordenboek en kunstwoordentolk der geneeskunde, heelkunde, artsenijibereidkunde en hulpwetenschappen, Meestal afleidend en vertalend, veelal verklarend en beschrijvend".
Althans, hij was er aan begonnen vol goede moed. 
Vijftigduizend (50 000 !) artikels werden voorzien en bij het begin van de oorlog in 1914 waren reeds 18 afleveringen verschenen. Dat stond gelijk met 864 pagina’s. 

De oorlog, ziekte en dood van Bauwens in 1918 maakten een einde aan dit groots opgezette project. Het haalde dus ‘maar’ de letter ‘D’ tot het woord ‘Didesmus’.

Hierbij een artikeltje naar aanleiding van zijn overlijden zoals het verscheen in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde. 


In Aalst werd het vroegere Fabrieksplaats naar hem vernoemd. 
De namen 'Fabriekstraat' en ‘Fabrieksplaats’ waren trouwens ontstaan door de toenmalige aanwezigheid van een tabaksfabriekje. 


De Fabrieksplaats lag, samen met de Vooruitgangstraat, op een vroeger eigendom van de familie Cumont-Declercq die in 1839 startte met een garentwijnderij in Aalst. De straat behoorde toe tot de aanleg van de stationswijk als verbinding van de vroegere Koophandelstraat en het vroegere Fabrieksplein.

Deze plaats werd door de stad aangekocht om er een openbaar plein en straat aan te leggen die zou uitlopen op het Stationsplein. 
Een eerste groenvoorziening werd voorzien in 1866, het plein werd geplaveid in 1870.

In 1914 werd een aanvraag gedaan tot het inrichten van een cinema in de gebouwen van de oude tabaksfabriek. 

In ‘Verscheurd Jeugdportret’ beschrijft onze Aalsterse schrijver L.P. Boon een hevige brand in de 'Cinema Botanique'. 
Hijzelf zou zich in de zaal bevonden hebben op het ogenblik van de brand. Echter, blijkbaar heeft zijn fantasie hier ook weer eventjes meegespeeld (zoals wel vaker gebeurde bij Louis) want er zijn geen duidelijke aanduidingen of getuigen te vinden van een mogelijke brand. 
Waarschijnlijk heeft het ergens anders wel degelijk gebrand, en heeft Louis dit geprojecteerd / geromantiseerd naar de bewuste cinema en zijn eigen leefwereld.

Het was op de Gemeenteraadszitting van 6 juni 1922 dat het voorstel geopperd werd om de Fabrieksplaats te herdopen naar de Isidoor Bauwensplaats. Tegelijkertijd werd ook voorgesteld om de Vooruitgangstraat in het vervolg de Gustaaf Papestraat te noemen.  De Vooruitgangstraat bleef de Vooruitgangstraat maar het was in 1927 dat de Fabrieksplaats wél officieel veranderd werd in het Bauwensplein. 

Het was in 1974 dat Oud schepen Gustaaf De Stobbeleer de aandacht vestigde op het bordje ‘Bauwensplein’. 

'Bauwens' ?
Eigenlijk een nietszeggende aanduiding omtrent de figuur naar wie het plein werd vernoemd. 
Terwijl andere straten en pleinen een volledige naam kregen (Dr. André Goffaertstraat, Dr. Karel De Moorstraat,…) moest deze dokter het doen met enkel de familienaam. 
De man verdiende beter, hoewel zijn naam enkel vrijwel nog de oudere Aalstenaars aansprak. 


In 2016 werd het pleintje volledig heraangelegd

Zowel het plein zelf als de rioleringen eronder waren meer dan dringend aan vernieuwing toe. 
Ook de Fabriekstraat en de Vooruitgangstraat werden toen volledig heraangelegd. 


In samenspraak met de buurt tekende de stad een ontwerp uit voor de heraanleg. Het ontwerp baseerde zich op de 19e -eeuwse visie van architect Jean-Pierre Cluysenaar, de man die trouwens ook instond voor de plannen van ons station. 

Het Bauwensplein lag eigenlijk op het snijpunt van 2 diagonaal lopende assen en dat bleef zo, ook na de werken. 
Het snijpunt werd opnieuw het midden van het plein, het bloemenperkje dat zich er bevond verdween, en ditmaal werd het plein verfraaid met een fontein als blikvanger. 

Symmetrie werd dus het sleutelwoord van het ontwerp. 

Rekening houdend met de bijnaam 'den botanikken hof' werd er een ietwat aparte groenaanleg uitgevoerd met een prairietuin.
Rond het middengedeelte met fontein kwamen 4 groenzones. 
Deze liggen iets hoger dan het plein zelf zodat men ook kan zitten op de keermuur of op de zitbanken.

Een prairietuin is een verzameling van vaste planten, bloembollen en grassen zoals deze voorkomen in Noord-Amerika. 
Daarbij werd ook in elk van de vier groenvakken één Magnoliaboom aangeplant met rondom hagen.


Magnolia’s dragen officieel de Nederlandse naam ‘beverboom’. Dit komt omdat vroeger gedacht werd dat de magnolia het lievelingsvoedsel was van de bever. Soms wordt de Magnolia ook ‘tulpenboom’ genoemd omdat de bloemen van een aantal magnolia’s wel wat weg hebben van het bekende bolgewas.

Enkele kenmerken van een prairietuin zijn dat hij het hele jaar door kleurrijk blijft, en waarbij de kleuren variëren met de seizoenen. Een dergelijke tuin is een ideale verblijfplaats voor bijen, vlinders en andere insecten en is bovendien onderhoudsarm. 
Enkel in maart dient er één maal gemaaid te worden, voor het overige is er nauwelijks onderhoud nodig.

“De aanleg van een prairietuin vergt héél specifieke groenkennis” zei toenmalig schepen Ann Van de Steen . “Daarom schakelen we een gespecialiseerde firma in voor het ontwerp en de aanleg van deze prairietuin. De vermoedelijke kostprijs wordt geraamd op 10.200 euro, exclusief hagen en bomen. Dit is duurder dan een klassieke groenzone met lage beplanting, maar deze meerkost wordt grotendeels gecompenseerd door het beperkte onderhoud dat de tuin vraagt.”


Ook voor de minder mobielen en voor kinderwagens werd het plein vlot toegankelijk. Om het plein meer ruimte te geven werd de verkeerslus errond doorgeknipt. 
De Cumontstraat, de Fabriekstraat en de Veldstraat werden éénrichtingsstraten waardoor er minder doorgaand verkeer en 'parkeerzoekverkeer' kwam in de buurt. Het aantal parkeerplaatsen bleef wel behouden, maar ze werden anders ingeplant.

Het plein zag er in elk geval na deze opfrisbeurt heel wat gezelliger uit. 

Jammer genoeg is de liefde voor de eigen stad niet bij iedereen even groot en laat men toch zomaar afval achter.
In april 2021 bijvoorbeeld - in het midden van de coronacrisis - deden het Statieplein en het Bauwensplein dienst als openbaar terras, en werd heel wat vuil achtergelaten. Het ging hier niet over één achtergelaten blikje, maar wel over zakken vol. 
Op het Esplanadeplein werd in diezelfde periode trouwens een hele zetel (!) achtergelaten (misschien omdat dat in dat jaar met carnaval niet kon).

In elk geval, als jullie nog eens aan 'den Botanikken Hof' voorbijkomen, denk dan eens aan Dokter Isidoor Bauwens, een groot man die het moet stellen met het naamplaatje 'Bauwens' ...



Bronnen

Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 18/01/1919
Aalst Nieuws 03/04/2016
HLN 03/03/2016
persregiodender.be 07/03/2016 – 09/12/2013
De Volksstem 08/06/1922
De Gazet van Aalst 16/11/1974
De Voorpost 15/11/1974
Foto 1975 Vlaamse Gemeenschap file 245798
Foto 2016 Goeiedag 30/03/2016
Postkaart Fabrieksplaats via MadeInAalst

dinsdag 24 november 2020

Louise Mayart

Door de verkaveling aan de Brakelstraat ontstonden in november 2020 enkele nieuwe straten. 
Straten die natuurlijk ook een naam moeten krijgen. 
Men koos ervoor om twee vrouwen in de kijker te zetten door het geven van hun naam, namelijk Clara ’t Roen en Louise Mayart
Clara 't Roen werd vervolgd vanwege haar geloof in het lutheranisme en kwam in de jaren twintig van de 16de eeuw als ongelovige en ketter op de brandstapel terecht op onze Grote Markt.

Maar ik ga het in dit artikel hebben over Louise Mayart. 


Anna Maria Louisa Mayart werd geboren te Aalst op 16 december 1855.
Ze stierf er op 23 mei 1937 op 81-jarige leeftijd.

De naam zegt U hoogstwaarschijnlijk niet veel, maar het is toch via deze vrouw dat wij de moeders van toen, herdenken. Zij verbeeldt namelijk trouw en offervaardigheid … 
Het gaat hier over de vrouw van Pieter Daens, waarmee ze op 18 april 1876 huwde.

Louisa Mayart was meteen ‘de sterke vrouw achter de man’ .
De historische figuur die Pieter in deze voor Aalst en Vlaanderen historische periode van sociale achteruitstelling in de 19-de eeuw was, werd ten allen tijde gesteund en geholpen door zijn echtgenote.

Louise was de dochter van een welstellend huidevetter, Philip Mayart. 
Het grote verschil in leeftijd (Pieter was reeds 33, Louise nog maar net 21) deerde helemaal niet, schoonvader Mayart zag heel wat in de drukker-opsteller en steunde zijn bedrijf dan ook zoveel hij kon.
Hij beschikte over verschillende huizen in de Achterstraat (een smal achterstraatje dat van de St Martinuskerk naar de werf liep) en één ervan was een groot pakhuis dat aan de Oude Dender paalde. Hij liet dit pakhuis voor zijn schoonzoon tot drukkerij inrichten. 

Louise verzorgde zelf de boekhouding van de zaak, zodat Pieter zich uiteindelijk enkel maar hoefde bezig te houden met het drukken, uitgeven en … socializen. 

De drukkerij Daens-Mayart groeide en bloeide en hijzelf kon de praatjes die hij maakte met de melkboer, de dagbladverdeler uit het naburige dorp en vele anderen, bundelen in de ‘Dagklapper’.
Babbeltjes over weer en wind, proza, …    De lezers waren in elk geval fan van deze korte artikels.

Uit het huwelijk kwamen vijf kinderen voort : Maria Augusta Amelia, Anna Maria Phillippina, Jozef August Gabiella, Leonia Augusta Maria en Frans Paulus Jozef Sixtus.

Louise was echter niet ‘alleen maar’ de sterke vrouw aan de zijde van haar man en haar schoonbroer priester Daens, neen, ze was zelf ook heel sterk sociaal bewogen

In 1898 werd een vrouwenziekenbond ingevoerd.
Tot dan hadden vrouwelijke arbeiders geen verzekeringsmogelijkheden tegen ziekte en ongeval.
Gezinnen voor wie een verzekering tegen arbeidsonbekwaamheid voor man en vrouw van
levensnoodzakelijk belang was, konden zich toen echter amper de luxe permitteren om verzekerd te
zijn. 
Dit betekende immers dat er een wekelijkse bijdrage betaald moest worden die, hoe klein
ook. nog altijd een hap uit het gezinsbudget betekende. De verzekering voor vrouwelijke
arbeidskrachten vroeg om een mentaliteitsverandering. Vooreerst moesten arbeidersgezinnen
de ziekteverzekering leren beschouwen als een belegging op lange termijn. Het principevan
voorzorg diende vervolgens door te dringen tot de vrouwelijke werkkrachten die altijd werkten voor
een lager loon dan hun mannelijke collega’s. Een ziekteverzekering voor vrouwen werd in de eerste
plaats ingevoerd om vrouwen die als gezinshoofd optraden en buitenshuis werkten, de kans te geven
de financiële situatie bij werkonbekwaamheid voor het gezin veilig te stellen.
Het eerste bestuur van de vrouwenmutualiteit werd verkozen op 10 juni 1898 en de voorzitster werd
Louise Mayart

In 1927 werd ze ook verkozen tot opvolgster in de Aalsterse gemeenteraad. Daardoor zette ze het werk van haar in 1918 overleden man verder.
Vijf jaar later, in 1932, stond zij op de 9e, niet verkiesbare, plaats. 

Het lijkt allemaal misschien niet zo belangrijk maar we spreken hier wel over de periode waarin het stemrecht voor de vrouwen nog niet ingeburgerd was en de sociale onrechtvaardigheid nog steeds een algemeen fenomeen was.

Het steunen van priester Daens combineerde ze met een eigen boekhandel, terwijl haar man Pieter de drukkerij en de uitgeverij draaiende hield, waar ze trouwens ook de boekhouding voor verzorgde. 

Zoals we tegenwoordig over ‘de nieuwe man’ spreken,  kunnen we eigenlik zeggen dat Louisa in haar tijd 'een nieuwe vrouw' was.
Ze sloot zich niet op in de keuken maar had een eigen open kijk en blik op de wereld rondom har, waardoor ze zich maatschappelijk kon engageren. Zo nam ook haar verantwoordelijkheden in de winkel zelf op, en liet niet alles over aan haar man, iets wat in die tijd niet minder dan ‘speciaal’ en ‘baanbrekend’ kon worden genoemd. 

Meer dan honderd jaar na de dood van priester Daens (+ 1918) gaat de Vlaamse strijd nog elke dag voort, en de strijdpunten van toen zijn nog steeds heel actueel en prioritair. 
Werkloosheid, armoede, bedrijfssluitingen, het afromen van de Vlaamse welvaart door ondoorzichtige transfers, het overtreden van de taalwetten, de teloorgang van onze christelijke waarden, discriminatie op en naast de werkvloer,  … dingen die nog steeds elke dag ter sprake komen in onze huidige economie. 

De Louise Mayartprijs is een prijs die elk jaar door het bestuur van 'Vrouw en Maatschappij Aalst' wordt uitreikt aan een verdienstelijke Aalsterse vrouw.

De eerste keer, we spreken over 2010, werd deze prijs uitgereikt aan Ilse Roels, die zich inzette voor een beter leven voor de vrouw en haar gezin in Haiti. 
Het was burgemeester Ilse Uyttersprot die toen de prijs uitreikte … zij die zelf ook altijd klaarstond om iedereen te helpen, tot haar tragische door in 2020. 
Ilse werd vermoord … partnergeweld … maar haar immer aanwezige verdienstelijkheid, gulle lach, behulpzaamheid maken van haar een ideale kanshebber om deze trofee postuum te mogen ontvangen.

Ze zou zeker mooi ‘passen’ in het rijtje van haar voorgangsters : lse Roels,  Els Schockaert, Katia De Spiegeleer, Joke Guns, Hilde Schockaert, Chris Lievens-Borms, …

In 2014, het jaar waarop we 175 jaar Daens vierden, bracht Vrouw en Maatschappij uit Aalst een kalender met twaalf 'sterke madammen' uit. 

Geen naaktkalender, maar wel eentje een met zwart-witportretten van allemaal ‘straffe madammen’. "Deze kalender kadert in 175 jaar Daens en verwijst naar Louise Mayart, de schoonzus van Priester Daens", zei Ilse Uyttersprot bij de voorstelling van de kalender. 
De fotograaf haalde onder meer Joke Schauvliege, Hilde Crevits, Celie Dehaene, Geertrui Van Rompuy, Mieke Van Hecke en Cindy Franssen voor de lens.

Van Louise zijn weinig tot geen foto's terug te vinden. 
Hierbij eentje met Pieter Daens, Louise Mayart en de twee dochters Maria en Anna.  



Bronnen

De Standaard 13/7/2007
Het Nieuwsblad 18/11/2020 – 24/4/2014
Voor Allen 29/11/1969
nevb.be
Redt en helpt u zelfen en elkander, M. Van de Perre p. 46
daens.sjcaalst.net
geni.com
ilse-uyttersprot.be
aalst.cdenv.be
advn (archief voor nationale bewegingen)
vrouwenmaatsschappij.be

vrijdag 6 maart 2020

Leerlooierij Schotte - Hippolyte Schotte

Leerlooierij Schotte is een voormalige leerlooierij die naast de Dender aan de zuidoostelijke rand van het centrum van de stad Aalst (op het grondgebied van de deelgemeente Erembodegem) lag.

Leerlooien is een werkwijze om van de huid van dieren leer te maken voor kleding, schoeisel of andere toepassingen. Door het looien worden de eiwitten in de huid onoplosbaar gemaakt.

Als eerste werden de huiden van het dier gevild. Een runderhuid weegt ongeveer 30 kg. Bij het villen bleven resten vlees op de huid achter. Was het leer bedoeld als materiaal voor schoeisel, dan werden de huiden eerst onthaard. Ze werden daartoe geweekt in kalkrijk water en daarna gesmart door ze over het smartblok te hangen om te broeien. Daarna werden de haren er af geschraapt. Op de binnenkant van de huid zaten er nog veel grote resten vlees aan die huid. Die resten werden er met een scherp mes afgesneden, het vlezen. De vlezer stond hierbij diep gebogen over een iets bolle stenen tafel.
Als bijproduct van het vlezen ontstond het lijmvlees. Dit werd verwerkt tot dierlijke lijm.

Als het vlezen gebeurd was, begon het eigenlijke looiproces. In een looierij stonden kuipen, ook wel laven genoemd, die half in de grond gegraven werden. Deze werden gemaakt van eikenhout. Nadat de kuipen met run, ook eek genoemd, gevuld waren, werden de huiden erin gehangen. 

Eek (of bark) is de gedroogde bast van een eik, die na toevoeging van water 'run' genoemd wordt. 
Al vanaf de middeleeuwen werd speciaal eikenhakhout geteeld, dat om de 10 tot 12 jaar in mei en juni gekapt werd, als de sapstroom het sterkst was. De schors werd vaak door de kinderen eerst van de stam losgeklopt en daarna afgeschild. De bast werd daarop gedroogd in eekschuren om vervolgens vermalen te worden in eek- of runmolens. Met water aangelengd was dat materiaal immers heel geschikt voor de leerlooierij.
Wanneer deze eruit kwamen en gedroogd waren, konden ze niet meer bederven. De huiden bleven lange tijd in de kuipen.

Voordat de huiden droog waren, werden ze eerst nog gekrabd, geschuurd en gewalst. Dit was allemaal ter afwerking. Het schuren en krabben zorgden ervoor dat het leer ging glanzen. Door het walsen werd het leer platter en gladder. Wanneer deze stappen doorlopen waren was het leer zo goed als klaar.

Na het looien werd het leer verder afgewerkt. De methode van afwerking was afhankelijk van de soort leer. Naast persen en invetten, bleken en drogen werd er ook gelakt en geperst. Verder behoren soms het splitten en het nalooien tot de bewerkingen. 
De klassieke methode bestond onder meer uit oliën met traan en persen met een wals. Overleer werd gerekt en ingesmeerd met een mengsel van traan en rundvet, waardoor het waterafstotend werd.

Ook de leerbewerking was aan ontwikkelingen onderhevig. Om te beginnen moest chroomgelooid leer geneutraliseerd worden met borax of natriumwaterstofcarbonaat. Vanaf rond 1850 werden synthetische kleurstoffen ontwikkeld en in 1907 kwamen enzymatische beitsen op de markt, waardoor het onhygiënische gebruik van hondenuitwerpselen en vogelmest, die tot dan toe gebruikt werden, overbodig werd. Er worden tegenwoordig vaak ook bestrijdingsmiddelen aan het leer toegevoegd, die bacteriegroei tegengaan of schimmelwerend zijn.

Niet al het leer was uiteindelijk hetzelfde. 

- Van de zeer mooie huiden werd meubelleer gemaakt. 
- Veel leer werd gebruikt voor het maken van schoenen. 
- Van rundleer dat gelooid werd als zoolleer werden de zolen en binnenzolen gemaakt. 
- Van mooi kalfsleer en fijn rundleer werden de schachten (het bovendeel van de schoen) gemaakt. 

Door de verschillende wijzen van looien kon men verschillende soorten leer bekomen. Door toevoeging van chemicaliën bepaalde men ook de technische eigenschappen die het leer later zou krijgen. 


Er worden drie soorten leer onderscheiden:

-  vetleer, wordt bereid door de gedroogde huid in te smeren met traan en rundvet, en vervolgens te bewerken met koperrood. Hierbij wordt de huid zwart. De vleeszijde wordt geblancheerd en vervolgens gekrispeld, wat het soepel slaan met behulp van een stuk gegroefd hout is. Vetleer is geschikt voor laarzen en werkschoenen

- grauwleer, wordt bereid door de vleeszijde te blancheren en te zuiveren met traan, waarna het geschikt is voor bruine schoenen

-  overleer, wordt bereid door de gelooide huiden op te spannen en gedurende twee weken in vers stromend water te houden. Hierna werden de huiden gedurende een week gekalkt in een kalkkuip, en daarna werden ze ontkalkt in vuil water. Vervolgens werden de huiden geschaafd en daarna nog bewerkt in een kuip. Hierna werd het leer benut voor schoenen of zadels

Het terrein van de voormalige leerlooierij van Schotte wordt omgeven door het Aalsterse stadspark, de natuurgebieden Osbroek en Gerstjens en de woonkern van Erembodegem. De Dender en de spoorverbinding Aalst-Brussel vormen de grens aan de oostkant van het terrein.

De leerlooierij werd opgericht door Pierre-Joseph Schotte in 1870 in de Aalsterse binnenstad en verhuisde naar Erembodegem in de jaren twintig. De looierij was een chroomleerlooierij; huiden van runderen werden er bewerkt tot leder voor producten als handtassen. In 1997 is het bedrijf failliet verklaard; sindsdien stond het vervuilde fabrieksterrein leeg en raakten de gebouwen vervallen. In 2013 is het grootste deel van de oude gebouwen gesloopt voor de bouw van een nieuw sportcomplex, waarover HIER meer.

De geschiedenis van de leerlooierij begint dus in 1870 toen Pierre-Joseph Schotte zijn eigen leerlooierij oprichtte. Deze was gevestigd in de huidige Alfred Nichelstraat. 
Hier een voorbeeldje van een brief met briefhoofd van PJ Schotte uit 1895
Tot 1900 legde Pierre-Joseph zich toe op het vervaardigen van paard-, pink- en tuigleder.

- Paardleer : hieronder verstaan we teugels, bit, kaakriem, …
- Pinkleer : leren hulsje (een soort vingerhoedje) dat bij het over de pink breien van netten ter bescherming gebruikt kan worden. Het over de pink breien is een bepaalde techniek, waarbij de pink de lus voor de te vormen maas open moet houden. 
- Tuigleer : is een omvangrijk begrip. Tot deze categorie behoren de ledersoorten met een natuurlijke nerf.

De ontwikkeling van chemische looimethodes en de toenemende mechanisering zorgden voor ingrijpende veranderingen in het productieproces van een leerlooierij. Het looien en de bijkomende bewerkingen van leder konden voortaan binnen één bedrijf gebeuren.

Toen rond 1900 het looien met chroomzouten werd geïntroduceerd, was Pierre-Joseph een van de eersten om deze nieuwe methode toe te passen. 
Hierbij zijn aanvraag tot het plaatsen van een stoommachine met plan van hoe Schotte er in 1909 uitzag.
Tevens begon hij met de fabricatie van boxkalf- en chroomlakleder. 
Hij vond ook een middel om naast zwart ook gekleurd lakleder te vervaardigen. 

Schotte overvleugelde na een tijd de hele ledernijverheid in het Aalsterse. 

In 1913 liet Pierre-Joseph zijn zonen Achille en Hippolyte, die hem al enkele jaren hielpen, officieel opnemen in de looierij. De leerlooierij Schotte heette voortaan ‘P.J. Schotte et Fils' en vormde een ‘maatschappij onder gezamenlijke naamsamenstelling'. 
Hier een foto van Achille met chauffeur en wagen voor zijn huisdeur : 

Het bedrijf floreerde en verkreeg bekendheid zowel in binnen- als buitenland. Zo viel het bedrijf erkenningen te eer op onder andere de Wereldtentoonstelling van 1913 in Gent. De leerlooierij evolueerde zo stilaan naar een exportgericht bedrijf.

Door de groei van het klantenbestand werd het toenmalige gebouw waar het bedrijf in gehuisvest was te klein. In 1921 liet Pierre-Joseph Schotte nieuwe fabrieksgebouwen optrekken op een terrein langs de Kapellekensbaan te Erembodegem aan de Dender, omdat de leerlooierij veel water nodig had, en naast de spoorlijn Brussel–Aalst. Het terrein was moerassig en werd daarom voor de bouw volledig opgehoogd met assen en puin.

Na de dood van zijn vader in 1924, Hippolyte was toen 39 jaar, nam hij  samen met zijn broer, de vrijgezel Achille, het bedrijf over. Ze veranderden de naam in P.V.B.A. Schotte frères en samen breidden ze de fabriek verder uit.
Door een verdere optimalisering van de machines en de uitbreiding van de fabriek kon Schotte zich sinds de jaren twintig ook toeleggen op de productie van boxkalfsleder en lakleder voor schoenen. Eind jaren twintig werd een commerciële dienst opgericht zodat ook de commerciële belangen van het bedrijf voortaan professioneel werden behartigd, zowel in binnen- als in het buitenland.

Hippolyte werkte zich naar de voorgrond en boerde goed met de leerlooierij.  


Hippolyte Schotte werd geboren in Aalst op 25 april 1885.

Hij was de 10de telg van Joseph Schotte en Amelie De Caestecker, de stichter van de leerlooierij Schotte te Aalst. 
Joseph Schotte had West-Vlaamse roots, hij was afkomstig van een Meulebeekse tak.

Hippolyte bezat dezelfde energie en doorzettingsvermogen als zijn vader en was dan ook vastberaden om zijn vader te helpen met de succesvolle uitbouw van de leerlooierij. 

In 1909 trouwde Hippolyte met de Brusselse Marguerite Terrier, ze kregen vier kinderen, twee zonen en twee dochters.


     - Lucie Schotte (°1914) de oudste dochter, trouwde de brouwer André Vanderhaeghen uit Geraardsbergen.
     - Joseph Schotte (°1916) overleed als jonge knaap op 24 november 1930. in Aalst.

     - Paul Schotte (°1917), bleef vrijgezel en samen met zijn vader en nonkel Achille bestuurde hij de leerlooierij. 
     - Yvonne Schotte (°1918), trouwde met Willy De Proost een industrieel uit Neigem-Ninove.

In 1930 koopt hij op de grens van Aalst met Nieuwerkerken het kasteel Regelsbrugge.  Het was een domein van 35 hectaren, het kasteel zelf telde meer dan 20 kamers, Hippolyte telde er 1,6 miljoen  BEF voor neer.  Het oude kasteel werd nagenoeg volledig afgebroken en heropgebouwd, enkel de torens bleven behouden.  


Meer over het kasteel van Regelsbrugge is HIER terug te vinden.

Schotte was ook een medevennoot van Arsène Goedertier in Plantexel, een bedrijf dat van 1928 tot 1934 palmolieplantages exploiteerde in de toenmalige kolonie Congo.




Bij de start in 1928 bleef Hippolyte eerder op de achtergrond, maar gaandeweg breidt hij zijn aandelenpositie uit en op het einde neemt hij het roer stevig in handen.

Arsene Goedertier is trouwens nog steeds één van de hoofdverdachten van de diefstal van de Rechtvaardige Rechters. 
In 1932 zat hij al niet meer in de raad van bestuur van Plantexel en volgens onderzoeker Christian Stickx zou hij tijdelijk het paneel van de Rechtvaardige Rechters en het paneel van Sint-Jan de Doper verstopt hebben. Hij zou dan het paneel van Sint-Jan de Doper in het bagagedepot van het Brusselse Noordstation gaan deponeren. Het paneel van de Rechtvaardige rechters zou hij gaan deponeren (volgens Christtian Stickx) in de Finisterraekerk.

Toeval of niet, het bedrijf ging overkop in het jaar van de beruchte diefstal van de Rechtvaardige Rechters.

Op 14 november 1934 wordt Plantexel failliet verklaard door de Rechtbank van Koophandel in Leopoldville, in Belgisch-Congo.

Het blijft eigenlijk een beetje gissen of Arsène voor zijn dood wel op de hoogte was van de uitspraak van de faling.  Vermoedelijk zal dit wel het geval geweest zijn, want hoewel de communicatiemiddelen in 1934 nog bijlange niet waren wat ze tegenwoordig zijn (er was toen nog geen sprake van Google, laat staan van Facebook, Twitter en andere), er bestonden wel al de telegram en de luchtpost en ook neef Emile Goedertier zat nog altijd in Congo.

Over de details van het faillissement zelf is weinig geweten, het dossier werd vernietigd door een brand in het gerechtshof in Brussel bij de uittocht van het Duitse leger op 3 september 1944
.
Het falen van Plantexel was in grote lijnen te wijten aan twee factoren:
Een eerste was dat de onervaren directeuren zich vergaloppeerden en teveel investeerden op te korte termijn, met betalingsmoeilijkheden tot gevolg. Een tweede reden was zeker ook dat het economisch klimaat niet meezat, er heerste namelijk een wereldwijde recessie.

Hippolyte had het faillissement echter zien aankomen en probeerde vooral om zijn eigen deel van de koek veilig te stellen. De faling zelf heeft hij niet kunnen (maar ook niet willen) tegenhouden.   
De plantages waren ondertussen verwilderd, maar wel nog waardevol en de infrastructuur was verwaarloosd, maar wel nog van goede kwaliteit. 
Hij was echter een man met een serieus doorzettingsvermogen, en hij had dus een plan.   Hij zou de meest waardevolle stukken van het failliete Plantexel zelf opkopen.  Daarom behield hij ook het kantoor in Brussel en bleef de bediende in dienst.

Met de leerlooierij in Erembodegem ging het veel beter. Om de aanvoer van grondstoffen voor de energievoorziening te verbeteren, diende Schotte in 1933 een aanvraag in bij de NMBS voor een private aansluiting op de spoorlijn Aalst-Brussel. Bij ministerieel besluit werd Schotte gemachtigd voor deze aansluiting. 


De firma had in 1935 ondertussen een veertigtal vertegenwoordigers in het buitenland in dienst (voornamelijk in Nederland, Frankrijk, Engeland en Duitsland, zijnde de belangrijkste afzetgebieden voor het leder van Schotte). 

In Congo duiken er ondertussen problemen op met de schuldeisers van Plantexel. Ze spannen een proces aan tegen Schotte en ze eisen dat hij de openstaande schulden betaalt.  Hierdoor loopt de verkoop van het failliete Plantexel behoorlijk wat vertraging op.

Een ander obstakel is de Moyaertclan. Ook zij hebben interesse in Plantexel en van Schotte moeten zij hoegenaamd niet weten.  Een eventuele samenwerking om het bedrijf te redden zat er dus niet in.
Hippolyte was echter sluw, hij leidt de Moyaerts om de tuin, door beroep te doen op een stroman, een helper: Cyprien Lepage.

Cyprien Lepage was afkomstig van het Waalse Sommethonne gelegen in de streek van Virton en  vertrekt in mei 1936 in opdracht van Schotte naar Congo.  Hij heeft als opdracht bij de verkoop van Plantexel de mooiste delen op te kopen en de Moyaerts zand in de ogen te strooien.  Het duurt tot in september 1936 eer het zover is, maar het opzet van Schotte en Lepage lukt. 

Op 20 september 1936 koopt Cyprien de plantage in Bashishombe en bijbehorende gebouwen op voor 208 160 frank.  Alles wordt ondergebracht in de vereniging H. Schotte -C. Lepage.   Cyprien zet zich met hart en ziel in voor de plantage, en met overdonderend succes! 
1936 wordt afgesloten met 2656 frank winst, en een jaar later, we schrijven 1937, is er al een winst van 29238 frank.

Op 15 februari 1938 werd de vennootschap Schotte-Lepage omgevormd tot een Congolese maatschappij, “Huileries du Kasai” in ‘t kort HUDUKA.  


Hiervoor werden 500 kapitaalsaandelen van 1000 frank en 200 stichteraandelen uitgegeven. 

Terug naar Erembodegem.

De schade die Schotte had opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef beperkt tot lichte materiële schade aan de fabrieksgebouwen. Er was wel heel wat materiaal verdwenen door diefstal of opeisingen. De meest opvallende verandering die de leerlooierij onderging tijdens de oorlog was dat Achille Schotte zich terugtrok uit de firma in 1943.

Naar aanleiding van dit vertrek werden de naam en de statuten van Schotte aangepast. Paul Schotte, zoon van Hippolyte Schotte, nam de plaats van Achille in en 'Schotte Frères' veranderde in 'H. Schotte et Fils'.

Na de oorlog echter verloor leerlooierij Schotte op korte tijd heel snel zijn twee belangrijke figuren.
In de nacht van 22 op 23 december 1950 overleed Hipoliet Schotte op zijn kasteel, omringd door zijn familie en naaste medewerkers. In juni was hij ziek geworden en ondanks zijn buitengewoon sterk gestel zou hij het toch niet overleven.
Dat zijn heengaan niet enkel voor de familie een onherstelbaar verlies betekende, lezen we in ‘Waarheid’ : Zijn heengaan is niet alleen een onherstelbaar verlies voor de zijnen, zijn vrienden, zijn kennissen, maar talrijke arme mensen en minbedeelden zullen zijn heengaan ten zeerste betreuren. Hij was een weldoener zoals er thans geen meer worden geboren …”

Hierbij een paar fragmenten uit de redevoering van Senator De Stobbeleir uitsprak op het kerkhof :

In de vijf laatste jaren heeft de stad Aalst het heengaan te betreuren van drie bij uitstek graag geziene figuren. Ik noem wijlen schepen Pierre Cornelis, wijlen dokter André Goffaerts en vandaag brengen wij de laatste afscheidsgroet aan de Heer en Vriend Hippoliet Schotte …”

“Samen met zijn vader en broers had hij met zijn ongeevenaarde wilskracht en zijn ruwe taaiheid de nodige kracht geput voor het vertevigen van de nijverheid die papa Schotte hier te Aalst in 1870 kwam oprichten. Nijverheid die zij zouden uitbouwen tot diegene die wij thans kennen en die wereldfaam verworven heeft.”
“Ondanks de hoge stand die hij bekleedde in onze samenleving, was hij de eenvoudige mens gebleven die door groot en klein geacht werd. Hij was de industrieel die kon leiden en bevelen en ook meewerken”.

Een graag gezien persoon en 'baas' dus, hetgeen ook zijn zoon Paul wou zijn. 
In 1955 echter kwam ook hij om het leven bij een verkeersongeval.

Tijdens zijn korte beleidsperiode had Paul geprobeerd om een aanzienlijke verjonging van het personeelsbestand door te voeren, naast een aantal moderniseringen. Paul Schotte had tijdens een studiereis naar de Verenigde Staten veel bijgeleerd zowel op technisch als op werkorganisatorisch vlak. Er werden nieuwe spuitmachines en een speciale ‘lakoven' voor het lakleder aangekocht.

In 1955 stopte Huduka de aktiviteiten, Schotte echter bleef verder bestaan.

In de jaren vijftig en zestig ging het nog goed met leerlooierij Schotte.
De economie was in volle opmars, en in die periode was er ook nog wederzijds respect tussen bazen en arbeiders. In Erembodegem werkte in elke familie tenminste één iemand in deze fabriek.
Ook mijn eigen grootvader (uit Erpe-Mere) heeft nog een tijd gewerkt voor Schotte.
Jammer genoeg bestaan er uit die tijden maar weinig of geen beelden.


Op Expo 58 in Brussel kreeg de Aalsterse leerlooierij een standje zodat zij haar producten kon voorstellen aan binnenlandse en buitenlandse bedrijven. 
In België had Schotte een duizendtal klanten: Belgische schoenfabrikanten, andere kapitaalkrachtige fabrikanten die grote partijen leder kochten en het Belgische leger. 
In het buitenland waren Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland nog steeds de belangrijkste afzetmarkten maar het bedrijf had ook klanten in Oostenrijk, Noorwegen, Zwitserland, Zweden, Congo, Venezuela, Argentinië en Brazilië.

Na het overlijden van Paul had de heer Joseph Wauters de functie van directeur-generaal van de firma overgenomen tot aan zijn pensioen in 1971. Hij werd opgevolgd door Guy Vanderhaegen, de neef van Paul Schotte. Bij de aanpassing van de volmachten kreeg echter ook de heer Jan Paduwat (directeur) het recht om ‘de maatschappelijke handtekening van de firma' te hanteren.

Midden jaren ’60 was de leerlooierij echter over haar hoogtepunt heen. Er werd nog winst gemaakt maar verschillende factoren zouden ertoe leiden dat er minder geproduceerd werd :

·        De sterke concurrentie van lagelonenlanden die eveneens hoogwaardig leder produceerden was heel groot. Geïmporteerd leder uit deze landen werd daarbovenop goedkoper verkocht op de markt, wat meteen de doodsteek betekende voor locale bedrijven.

·        Om rendabel te blijven en haar concurrentiepositie te behouden, moest leerlooierij Schotte enkele ingrijpende maatregelen te nemen. Zij konden zo minder ‘zuivere' huiden aanschaffen en moesten werken met al halfafgewerkte grondstoffen die goedkoper waren. Hierdoor slonken natuurlijk ook de activiteiten in de basisbewerking van de huiden.

·        De veroudering van het machinepark en veranderende modetrends speelden ook een rol. Er werden wel een aantal nieuwe machines aangekocht wat voor een stabilisering zorgde op korte termijn. Het nadeel hiervan voor de werkgeving was dat de machines doorgaans door één man bediend konden worden terwijl hiervoor vroeger tien arbeiders nodig waren.

·        Bovendien werd ook het leder afkomstig van schapenhuiden populair voor de fabricatie van schoenen waardoor de vraag naar het rundsleder dat Schotte produceerde terugviel.

·        De jaren ‘70 werden daarbovenop gekenmerkt door de economische crisis die zich ook liet voelen in de leerlooierij. Onder andere de energieprijzen stegen fors en de koopkracht ging sterk achteruit.

·        De meest doorwegende factor was echter de ingrijpende verstrenging van de milieuwetgeving. Lederindustrie is een zeer vervuilende industrietak. 
      Rond Schotte waren er veel klachten van geur- en lawaaihinder en waterverontreiniging. 
     
In 1971 bedroeg het dagelijkse waterverbruik van de leerlooierij zelfs evenveel als het verbruik van heel de stad Aalst. In de jaren '80 werd vastgesteld dat de Dender biologisch dood was door onder andere de lozingen van de verschillende fabrieken die naast de rivier lagen. In de jaren '90 werden strengere milieuwetten aangenomen die alle zwaar vervuilende lozingen verboden. De economische gevolgen voor Schotte waren nefast want zij mochten verschillende productieprocessen niet meer uitvoeren tenzij ze zelf een waterzuiveringsinstallatie bouwden op hun terrein, wat gezien de omstandigheden onbetaalbaar was

Tijdens de jaren '80 verdwenen dan ook nog vele schoenenfabrieken en lederspeciaalzaken van de markt omdat de kosten te hoog waren geworden. Schotte verloor zo verschillende klanten met een gebrek aan werk tot gevolg. Naast de strengere milieuwetgeving werd Schotte nog met andere problemen geconfronteerd in de jaren '90.
Zo was er de afschaffing van de Belgische dienstplicht in 1994 waardoor het leger niet langer massa's legerlaarzen nodig had.
Ten slotte werd de kredietlijn van Schotte steeds meer afgeslankt door de banken.

Het bedrijf ging in 1997 in faling en sloot de deuren aan de Kapellekensbaan. Bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel in Dendermonde dd. 2/2/1998 werd het faillissement uitgesproken.
De leerlooierij was dan 128 jaar actief geweest in Aalst.

De gebouwen van de leerlooierij Schotte maakten plaats maken voor een multifunctioneel sportcomplex. 

Dat dit echter heel wat voeten in de aarde heeft gehad, mag duidelijk zijn.
Als gevolg van de zware  industriële activiteiten was de bodem zwaar verontreinigd met zware metalen en is de opstart van een saneringsproject noodzakelijk gebleken. In de gebouwen was eveneens asbest aanwezig. Eerst moest ook die verwijderd worden en in augustus 2013 werd uiteindelijk begonnen met de afbraak van de panden.

Het merendeel van de oude gebouwen maakte plaats voor het sportcomplex maar de markante gebouwen naast de vroegere fabriekspoort werden wel behouden en gerenoveerd. Ook een gedeelte van de bakstenen muur langsheen de Kapellekensbaan en de schoorsteentorens bleven bewaard.


Schepen van Sport Ilse Uyttersprot wou de 'sportachterstand' van onze stad tegemoetkomen met de bouw van dit nieuwe complex. Er komt één groot gebouw, met daarin verschillende sportzalen. Naast basketball, volleyball en minivoetbalterreinen zijn  er ook een turnzaal en een zaal voor geveschtssporten, een groot terras aan de cafetaria en een sauna.

Eerst was er sprake dat het complex tegen eind 2015 zou afgewerkt zijn, maar begin van dat jaar bleek al dat dit een utopie zou zijn. Wel waren alle administratieve voorbereidingen al afgerond, en ook de site zelf was ondertussen al volledig gesanneerd.

Gezien er toch ongeveer een jaar nodig is om dergelijk project te verwezenlijken, werd het afwachten ... maar in elk geval was er voorruitgang ...

Alles over het nieuwe sportcomplex Schotte : HIER

Dat de gebouwen van Schotte hun charme bewezen hebben tot de laatste snik (lees : steen) bewijst de interesse van de zogenaamde 'urban explorers'. Dat zijn mensen die oude gebouwen langs binnen en buiten gaan fotograferen. 

Om dit blad uit het industriële Aalst om te draaien, en er een sportief hoofdstuk te verwelkomen, hierbij nog enkele fotootjes van deze zogenaamde ‘urbexers’ die de vervallen gebouwen van de eens zo belangrijke fabriek duidelijk in beeld brengen.
















Bronnen :

Histoire généalogique de la famille Schotte." door Malengrau
Goed, en waar schuilden de rechtvaardige rechters, Cristian Stickx, 2007
urbanexploration.nl
Solva.be
debinnenvaart.nl, dr Th.H.van Doorn, terminologie van riviervissers
lederhandel.be
Wikipedia
vaneyckvermist.blogspot.com/2009

donderdag 19 december 2019

Carolus Justinus De Moor (Dr De Moor)

Carolus Justinus De Moor was de officiële naam van deze dokter maar in de volksmond werd steeds de 'Vlaamse' naam Karel gebruikt.

Hij is geboren in 1814 en stierf op zeer hoge leeftijd in 1905.

Karel was tweede kind en oudste zoon van dokter Pieter Jozef De Moor en Victorine Van Temsche. Ze woonden aan het Keizersplein, een woning die Karel trouwens zijn hele verder leven zou bewonen als ongehuwd man.

Hij werd chirurg in het hospitaal en was ook voorzitter van de geneeskundige commissie. Voor de liberale partij zetelde hij tevens in de gemeenteraad.

Bij de Aalstenaars was Karel bijzonder populair door zijn medische en sociale zorgen die hij belangeloos verstrekte aan de armen. Als chirurg was hij ook verantwoordelijk voor de koepokinentingen.

Op 90-jarige leeftijd werd hij door het Bestuur der Godshuizen verplicht ontslag te nemen omdat hij door zijn leeftijd niet meer in staat werd geacht zijn ambt naar behoren uit te voeren...

In 1927 (CBS 28.3.1927) werd een gedeelte van de Oude Dendermondse Steenweg naar hem vernoemd. Wellicht het meest gekende gebouw van deze straat is de H. Hartkring.

Meer over de Dokter De Moorstraat : HIER
  
Bronnen :

hhartzalenaalst.be
Wikipedia
Het land van Aalst 15/9/1895 (via Aalst.courant.nu)
De Voorpost 16/3/1979
vlaamsbouwmeester.be