Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 27 januari 2020

Prinsjen van Oilsjt : 2020 : Yvan De Boitselier

Reeds heel snel waren de namen van de twee topkandidaten voor 2020 bekend.
Werner Kinoo en Yvan De Boitselier zouden het tegen mekaar opnemen in de strijd om de scepter.
Het zou meteen ook een strijd worden tussen twee carnavalsdynastieën, een ‘clash der giganten’ als het ware. 
Werner Kinoo was al twee keer prins en ook zijn vader Paul Kinoo mocht al de scepter zwaaien over 'zijn' stad. 
Bij Yvan De Boitselier kon het zelfs ‘drie op een rij’ worden, want zowel zijn grootvader en vader waren reeds keizer (Fransky) en prins (Jean-Paul).

De Boitselier, het is een achternaam die in Aalst al meteen aan carnaval doet denken. Frans(ky) De Boitselier was ooit de eerste keizer carnaval, zijn zoon Jean-Paul De Boitselier was twee keer prins carnaval en werd één van de beste liedjesschrijvers die Aalst ooit heeft gekend. 
Frans(ky) was de eerste keizer van het carnaval in Aalst, voor Kamiel het werd. “Mijn grootvader won de verkiezingen in zowel 1954, 1955 en 1956. Ik heb er mijn pa veel over horen vertellen, over hoe dat toen ging. Toen won de prins met het beste kostuum”, vertelt Yvan. 
Fransky was de eerste prins die de ouderen en zieken een bezoek bracht met carnaval, een heel mooie traditie die nog bestaat. “Nadat hij overleed in 1962 is de traditie ontstaan dat een week voor carnaval de overleden carnavalisten worden geëerd op het kerkhof.”
 
De papa van Yvan, Jean-Paul, is ook al een carnavalsicoon. Hij was prins in 1967 en 1970 en bracht als eerste een carnavalsliedje uit op plaat. “Mijn pa was alles voor mij: mijn vriend, mijn broer mijn vader. Het doet me iets dat de jonge mensen, van 16 à 17 jaar oud met carnaval nog altijd zijn liedjes uit het hoofd kunnen meezingen”, zegt Yvan. 
Jean-Paul was dan ook een hitmachine: ‘Oilsjteneers zemmen’, ‘De Jongens Van De Veirkemert’, ‘Raldegeda’, ‘t Stroei Muzieksken’ en ‘Ka ka karnaval’ zijn maar enkele van de tijdloze meezingers die hij schreef en zong.
 
Yvan wou echter allerminst teren op het succes van zijn voorouders. “Ik ben al eens kandidaat geweest in 1991 en 2000 en toen is het niet gelukt. Een van de tegenkandidaten in 2000, Bart Van Den Neste, is op het afscheidsbal van prins Raf tegen mij beginnen praten. Hij zei dat ik het nog eens moest proberen. Ik dacht dat hij zot geworden was. Maar ineens werd dat rondgebazuind dat ik nog eens zou meedoen en is dat een eigen leven gaan leiden. Als ik erover nadenk, ik word nu 52 jaar. Als ik ooit nog eens prins carnaval wil worden, is het nu of nooit”, zegt Yvan. Hij laat zich dit campagnejaar alvast omringen door heel wat carnavalstoppers: Christophe Troch, Raf Sidorski, Alex De Kegel, Jurgen Cooman, Joeri Mens, Kenny D’Hondt, Kristof Devos, Bart Van den Neste en Bart Neirinckx. “Zoals elke kandidaat zal ik elk weekend 8 à 9 eetfestijnen doen. Go with the flow”, zegt de kandidaat.

Werner dan ... ook al iemand waar heel wat over te zeggen is ...
 
Treedt deze sympathieke kapper in 2020 toe tot het selecte clubje van carnavalisten die drie keer prins carnaval van Aalst zijn geweest? 
Er zijn op dit moment maar twee mensen meer in leven die dat kunnen zeggen: Kamiel Sergant en Michel Cleemput. 
Het is dan ook al van de jaren 70 geleden dat daar iemand in slaagde. 
Kamiel Sergant werd prins in 1963, 1966 en 1968. Een jaar later werd hij keizer. Michel Cleemput won de verkiezingen van 1971, 1973 en 1978. 
Mogen we volgend jaar achter Werner Kinoo de jaartallen 1994, 2014 en 2020 schrijven? Hij ontkent alleszins met kracht dat hij dit doet om keizer van het carnaval te worden. “Dat verhaal van dat keizerschap is echt niet waar. Het is niet omdat je drie keer prins bent dat je automatisch keizer bent. Kamiel Sergant is aangesteld door de stad omwille van zijn grote verdiensten”, zegt Werner.
 
Mocht Kamiel Sergant ooit er niet meer zijn, dan gaat het keizerschap dus zeker niet automatisch naar Werner Kinoo. “Wie zegt trouwens dat er ooit nog een keizer komt? En als de stad dat toch zou willen is Michel Cleemput de eerste die er recht op heeft. Ik ben maar tweede in de rij, Michel is nog voor mij”, zegt Werner.
 
Als je aan Werner Kinoo vraagt waarom hij na die overwinningen op de prinsenverkiezingen van 1994 en 2014 dan wél nog eens wil meedoen, komt het antwoord neer op: ik sta gewoon enorm graag op een podium. Wie ooit met hem ’s avonds ging pintelieren, weet dat hij geen café verlaat zonder een keer op tafel te staan dansen en zijn monsterhit ‘Voil Jeanet’ te zingen voor alle toehoorders. Ambiance verzekerd.
 
Wie aan Werner Kinoo denkt, denkt niet alleen aan zijn kapperszaak in de Koolstraat of aan zijn groep De Popollekes, maar vooral ook aan het liedje Voil Jeanet. “Na mijn eerste overwinning in 1994 heb ik eigenlijk niet anders meer gedaan dan overal dat liedje gezongen. Vroeger waren er ook wel meer carnavalsbals en zo. Elke keer geraakte ik dan toch dat podium op en wilden de mensen Voil Jeanet horen”, zegt Werner. Het is de ultieme ode aan de echte Oilsjterse Voil Jeanet. 
 
De Kinoo’s hebben trouwens iets met de figuur van de Voil Jeanet. Zijn broer Gunther Kinoo zit immers in de groep Een Voil Jeanet es Giejn Travestie, die pleit voor het bewaren van de authentieke Voil Jeanet.
 
In 2017 ben ik trouwens, als medewerker van 'Levensloop Aalst' aan Werner gaan vragen of we de melodie van de Voil Jeannet, met aangepaste tekst, mochten brengen tijdens ons evenement. Ik kreeg een heel enthousiaste 'ja' en Werner was zelfs bereid om het lied met aangepaste tekst opnieuw in te zingen. Gezien er in de tekst enkele verwijzingen stonden naar datum en plaats, en deze veranderd waren in 2018 was het hem dan ook niets te veel om de aanpassingen ook nog eens in te gaan zingen. 

In 2020 kregen we dus weer een prinsenverkiezing 'op heel hoog niveau' met twee heel ervaren rotten op het podium. Voor beide kandidaten zal het een derde prinsenverkiezing worden, en ze waren er rotsvast van overtuigd dat er op een heel positieve en vriendschappelijke manier campagne zal gevoerd worden.
 
Datum van het gebeuren : zaterdag 25 januari vanaf 21u00
Plaats van het gebeuren : ja ... toch wel ... De Florahallen te Aalst ... 

De loting tijdens het driekoningenfeest had beslist dat Werner als eerste mocht aantreden.
Hij opende met een nieuw carnavalsmuseum, meteen de rode draad doorheen zijn show.

Alle ex-prinsen kwamen er tot leven, en dat mag je best wel letterlijk nemen gezien ineens Peter Vereecken en Pascal Solemé uit hun kader stapten tijdens ‘’t er angt iet in de locht’. 
Zij zouden tijdens de hele show meedansen met de kandidaat-prins.
Als volleerde duivenmelkers introduceerden ze het volgende nummer waarin de standbeelden van de burgemeester en schepenen last hadden van de duiven. Oorzaak van al dat leed zou 'Ilse Uyttersprot' zijn.
Voor Werner ligt carnaval heel gevoelig en zal altijd een plaats in zijn hart blijven hebben. Hij sloot 'het museum' dan ook af terwijl de koppen van het ros Balatum en de stadsreuzen ten tonele werden gevoerd.
Ook de karikatuur van Werner als Voil Janet verscheen toen Werner aan zijn finale begon : 'Da kaan in Oilsjt allien' ...

Ook bij Yvan lag de rode draad bij het carnaval. Geen museum bij hem maar hij zette de ontwerpers van de carnavalskostuums in de schijnwerpers. 
Tijdens zijn lied 'e weirk van langen ausem' brachten zijn dansers steeds nieuwe attributen aan, en op het einde van het lied had de kandidaat prins een nieuw kostuum.
Het decor werd veranderd tot Atelier Sandy, en stagaire Yvani moest de zaak draaiende houden omdat de eigenaars, Prit en Prot, op vakantie waren.
Yvan zorgde in die hoedanigheid trouwens ook voor een nieuw kostuum voor het hele schepencollege, en dat terwijl hij een medley ten gehore brarcht over het stadsbestuur.
De show van Yvan werd een eerbetoon aan de 'vrouwen achter en in de carnaval'. De stiksters, naaisters, ... ze kregen een ereschavotje tijdens zijn 'prinsjes van noile en drood'.
Tijdens het lied werden er beelden getoond van zijn vader Jean Paul en grootvader Fransky en de lofzang ging verder.
Ook het oude stadhuis kwam eventjes terug tot leven bij het lied 'as de stoet passeirt' en Yvan wees even naar boven als teken naar zijn vader. Het publiek vertelde hij dat hij als wens had om toch één keer prinsj van Oilsjt te kunnen zijn.

Het wachten op de uitslag  werd naar analogie van vorig jaar aangenamer gemaakt door optredens van heel wat ex prinsen en carnavalisten.
Aftredend prinsj De Meyst, die de presentatie van de avond samen met Dirk Verleysen (voorzitter feestcomité) en Filip Van de Winckel (Draeckenier) op zich nam, nam afscheid van zijn publiek.
Zijn afscheidsliedje 'Vanaf na'' weerklonk en hij kreeg zijn oorkonde van de burgemeester.

De uitslag dan … 
Het beloofde heel spannend te worden, er werd gesproken over 'de clash der titanen', maar uiteindelijk zou toch blijken dat er één sterkere was.

Op de theoretische proef waren het twee catastrofes. Yvan haalde 29/50 en Werner deed nog slechter met 23/50.
Kleine voorsprong dus van Yvan met 145 punten tegen 115 voor Werner.

De punten van de jury dan. Voor de show kreeg Werner 436 punten … Yvan ging aan de haal met 450 punten.
Werner besefte op dat ogenblik dat het pleit beslecht was, en feliciteerde Yvan met de overwinning.

De publieksvoting (via sms) zou dus nog een formaliteit zijn … beiden haalden 1000 sms'en en ze kregen dus beide 250 punten.
Een snel rekensommetje bevestigde de reactie van Werner en met 44 punten voorsprong werd Yvan de nieuwe prins van Aalst.

Meteen werd 'Raldega' van zijn vader Jean Paul gespeeld, en het feestje kon beginnen.
Na zijn grootvader in 1954, 1955 en 1956 en vader Jean Paul in 1967 en 1970 ging zijn jongensdroom eindelijk in vervulling. Toen won de prins nog door het kostuum.
Yvan besloot de avond door zijn achterban hartelijk te danken : 'zonder hen had ik hier niet gestaan' waren zijn gevleugelde woorden, die overmand door emoties de luidsprekers uitknalden.
Werner vatte het heel sportief op en feliciteerde de nieuwe prins onmiddellijk met de overwinning. Hij riep 'zijn' supporters ook meteen op om hetzelfde te doen.

Voor zijn kostuum koos Yvan niet voor het gekende Maaseik, maar voor de firma Costhea uit Brussel, die gespecialiseerd is in het maken van theaterkostuums. Yvan koos ook niet voor echt traditionele kleuren, maar voor fuchsia en turquoise.

Het kostuum bevatte verschillende verwijzingen naar zijn verkiezingsshow. Zijn kraag deed denken aan één van zijn kostuums uit zijn show en achteraan stond As de stoet passeirt, es 't fiest ver iederien!, een zin uit zijn slotnummer. Een geborduurde naald en garen verwezen dan weer naar zijn nummer Prinsjes van nolje en drood.

En natuurlijk werden ook zijn vader Jean-Paul en grootvader Fransky niet vergeten. Aan de binnenkant van zijn vest stonden immers de namen van zijn vader, zijn grootvader en hijzelf vermeld, als symbool voor de drie generaties Prinsen Carnaval binnen de familie De Boitselier. Aan de hoed van Yvan hing daarenboven ook nog een Stroei-Meziksken, een verwijzing uiteraard naar de grote hit van zijn vader Jean-Paul. De naaimachine op zijn hoed, was dan weer een item uit zijn verkiezingsshow.

Ook de carnavalslintjes van Yvan waren anders dan anders. Hij koos bewust niet voor een karikatuur op zijn nominette, maar voor een moderne versie van het lintje van zijn vader Jean-Paul uit 1967. De afwerking van de nominetten gebeurde door Kenneth Van Lierde en Lieven Goubert en net zoals al enkele jaren de gewoonte is, werd er ook van hem een luxeblad uitgebracht, met daarop acht nominetten in een verschillende kleur.

Het werd trouwens een heel moeilijke carnaval voor Yvan.

Ten eerste was er de hele Unesco heisa en dreigingen uit verschillende hoeken zouden sowieso een stempel drukken op 'zijn' driedaagse, nadat de burgemeester eerder al had opgeroepen tot kalmte en vroeg aan de carnavalisten om niet te gaan provoceren. 

En daarenboven hing ons het 'covid-19'- zwaard wat boven het hoofd. Er was nog geen onmiddellijke dreiging voor België en er waren dus ook nog geen veiligheidsmaatregelen.
Carnaval 2020 kon dus wel degelijk doorgaan.

Het werd uiteindelijk toch een 'relatief' kalme carnaval. Er waren geen zware incidenten en de verzorgingen waren van het zelfde kaliber als andere jaren. Een bommelding net voor de zondagsstoet werd snel gecounterd en de dader (van 14 jaar oud!) mag zich hopelijk aan een fikse rekening verwachten.

Het leek of carnaval dit jaar echt niet wou stoppen. De prins kreeg de vlam maar met heel veel moeite in gang. AKV De Melkmoilen die instond voor de ‘pop’ dat jaar wist misschien op voorhand wat er nog zou komen. 
Wat ook moeilijk in gang kwam was zijn stem, die hij overduidelijk ergens verloren was gedurende 'zijn' driedaagse. Geen erg want zijn liedjes werden uit volle borst meegezongen door de aanwezigen op de vastelauvedverbranding.

Dan was het toch wel met een bang hartje afwachten wat de coronawendingen zouden worden. Carnaval is immers een enorm groot evenement en afstand houden is er nooit bij natuurlijk. 
Hoewel er nog niet direct moord en brand geschreeuwd werd in de pers en corona toen nog ‘een serieus griepje’ was, bleek amper enkele dagen na de driedaagse dat we dit virus toch maar beter met de nodige omzichtigheid zouden aanpakken.
Gelukkig voor Aalst had deze periode blijkbaar toch geen invloed op de ziekteverspreiding.

Erger werd het na de zotte drie dagen. 
De dreiging in België werd waarheid en het was heel pijnlijk voor onder andere prins Yvan, maar carnaval zou het laatste grote evenement worden dat in België werd georganiseerd.
Heel erg allemaal voor de bedrijven, horeca, zelfstandigen, werknemers, carnavalsgroepen en alle verenigingen in België.
Ook voor de prins zou 2020 een jaar worden om zo snel mogelijk te vergeten natuurlijk. 

Buiten enkele speciale gelegenheden (waaronder onder andere een bloemenneerlegging ter ere van de overleden ex-burgemeester Ilse Uyttersprot) te na heeft hij niets kunnen betekenen voor de Aalstenaars. Niet op carnavals- noch op menselijk vlak.

Het nieuws als zou er dus voor 2021 geen prinsenkiezing gehouden worden, en Yvan automatisch een tweede termijn zou krijgen, werd dus heel positief onthaald. 
Zelfs de mogelijke kandidaten zagen dit als 'normaal' en nieuwe campagnes gingen er dus niet van start. 


--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

dinsdag 21 januari 2020

De Pupillenschool

Ook : Krijgsgevangenis / Cavaleriekazerne / Pupillensite / School voor troepskinderen

Aan de Graanmarkt werden in 1840 een Krijgsgevangenis en Cavaleriekazerne gebouwd op de terreinen van het na de Franse Revolutie in 1806 afgebroken oude Zwarte Zusterhuis.
Over de geschiedenis van de Zwarte Zusters kan HIER meer terug gevonden worden.

In 1859 werd deze militaire gevangenis op zijn beurt in 1859 opgedoekt en de gebouwen, de bijgebouwen en de terreinen werden aangepast voor gebruik als ‘Militaire School voor Troepskinderen’.

In 1847 verwonderde Koning Leopold I er zich gedurende een troepeninspectie dat hij in de kazernes de kinderen van de militairen in lompen zag spelen. Die ‘verloren’ tijd kon beter besteed worden aan opleidingen en hij besloot toen om de Oostenrijkse traditie van een Korps Academie terug in ere te herstellen. De kinderen zouden hierdoor gegroepeerd worden in één enkele schoolcompagnie.

Deze compagnie werd de ‘Compagnie der Troepskinderen’ die in 1847 in Lier, in de kazerne Sion geïnstalleerd werd. Aan het hoofd stond een kapitein en de compagnie bood plaats aan 700 jongens tussen de 10 en 16 jaar oud.  Het kader van de compagnie was naast de Kapitein (compagniecommandant) verder nog samengessteld met 2 luitenants, 2 onderluitenants, 1 sergeant-majoor, 8 sergeanten, 2 kwartiermeesters (waarvan 1 met de graad van sergeant), 16 korporaals (voortkomende uit de troepenkinderen), 5 tamboers of hoornblazers (waarvan 4 voortkomende uit de troepenkinderen).

Ook werd een peletonsvrouw toegevoegd aan elk peleton. De taken van deze vrouwen was om kleine herstellingen uit te voeren aan het linnen, de boterhammen van de kinderen te smeren, om beurt instaan voor de afwas, …

Op 15 juni 1847 verscheen het Koninklijke besluit n° 6297 dat het uniform bepaalde van de Compagnie van de troepskinderen. Dit uniform werd getekend door de eerste compagniecommandant. Hij haalde zijn inspiratie bij het uniform van de wezen van de stad Luik.
Het uniform van de Troepskinderen werd bij Koninklijke besluit Nr 6297 samengesteld, maar werd lichtjes gewijzigd in 1854. Het nieuwe uniform zag er als volgt uit :

- Donkerblauwe wollen heuplange uniformjas, met kraag en schouderpatten in dezelfde kleur; scharlakenrood versieringspat zonder schouderband. Een biesje in scharlakenrood laken was gevestigd rond de kraag, de mouwversiersels, de schouder- en de zakspatten. Goudbronzen knopen, met uitspringende gouddraad, in reliëf bedrukt met een L en erboven een kroon, conform met het model in gebruik. 
- Vest uit donderblauw laken met scharlaken bies. 
- Broek in donkergrijs laken, "Marengo" genoemd, versierd met een scharlakenrode bies gestikt in de verticale buitennaad.
- Twee linnenbroeken, de ene grijs, de andere wit.
- Muts, kepie genoemd, "breed oplopende conische vorm, met romp in leder.— Donkerblauwe hoofdband voor onderofficier, samengesteld uit vier geappliceerde stukken in scharlaken rood laken.—Band in scharlakenrood laken. – Leren kwartiermuts, met wasdoek bekleed. – Vizier uit vernist leder. – Stormband uit zwart vernist leder. 
- Kraag in keperbinding.
- Handschoenen in gebreid zwaar wit katoen.
- Witte wollen sokken.
- Rijgschoenen.
- Blauw flanellen borstrok, op de borst gekruist en gesloten door middel van een dubbele rij zwarte knopen uit been.
- Koppelriem uit buffelleer.
- Bajonethouder uit buffelleer

 Een typische dagindeling zag er bij de leerlingen als volgt uit :

- wekken en inspectie aan bed om 5u30
- lichaamshygiene, ziekenverslag en opruiming van de kamers van 5u30 tot 6u30
- ontbijt en speeltijd van 6u30 tot 7u00
- Les van 7u00 tot 10u00
- oefeningen, opleidingen voor de tamboers en de hoornblazers van 10u00 tot 11u00
- het middagmaal én rust van 11u00 tot 11u30
- recreatieoefeninglen van 11u30 tot 12u30
- dan afhankelijk van de functie muziek, dans, schermen en turnen van 12u30 tot 14u00
- rust van 14u00 tot 14u30
- les van 14u30 tot 16u30
- vieruurtje en speeltijd van 16u30 tot 17u30
- studie en muziek van 17u30 tot 18u30
- persoonlijk werk in de studiezaal van 18u30 tot 20u00
- avondmaal om 20u00
- speeltijd tot het naar de kamer gaan om 20u30

De pupillen konden ook gaan zwemmen, waarvan hierbij een bewijsstuk

Elke zondag en donderdag werd een soldij betaald aan ieder kind van de vijf hoogste klassen. De oudste twee klassen ontvingen 7 centimen per dag, de 2e en 3e klas 6 centimen en de 1ste 5 centimen.

De straffen voor het niet naleven van de tuchtregels waren ook niet mals.
Onder de straffen vinden we onder andere :

- het opknappen van bijkomende karwijtjes voor het ontbreken op het appel, wederwoord en traagheid in de uitvoering van de orders.
- kwartierarrest met bijkomende taken tijdens de rustperiodes bij herhaling van de voorgaande fouten binnen de 3 maanden, bij onfatsoenlijkheid en herhaalde slordigheid in de klas of tijdens de oefeningen
- het limiteren of afschaffen van militaire wandelingen en uitvoeren van taken tijdens de uitgaansperiodes bij dronkenschap, uitgaan zonder toelating, ontbreken op het avondappel, buitenshuis slapen (voor de eerste keer)
- verblijf in de politiekamer bij herhaling van voorgaande in een periode van 3 maanden, bij onbeschoftheid, bij herhaalde luiheid, beledigingen, knokpartijen
- afhouding van een deel van de soldij bij permanente onfatsoenlijkheid, slordige omgang met de uitrusting en/of verlies van uitrustingsstukken
- verblijf in het cachot, op water en brood bij het beledigen van een meerdere, bedreigingen, herhaald slecht gedrag en bij herhaling van voorgaande feiten binnen de 3 maanden
- berisping, die steeds gepaard ging met acht dagen cachot na het herhaaldelijk plegen van zware fouten en na een groot aantal andere straffen
- voor de ergste gevallen ook wegzending, de beslissing hiervoor werd genomen door de compagniecommandant en de minister van oorlog en dit in geval het kind als onverbeterlijk werd beschouwd.

In 1856 werd de naam veranderd naar de ‘School der Troepskinderen’ en kwam ze onder het bevel te staan van een hoofdofficier. Bij die gelegenheid ontving de school hoog bezoek van de Koning en de Koninklijke Familie.

Uiteindelijk zou de school zich in 1859 vestigen in de gebouwen van de oude gevangenis van Aalst, die volledig omgebouwd werd voor deze nieuwe bestemming.

De werken gingen snel vooruit en de School van de Troepskinderen kon reeds in 1860 vanuit Lier naar Aalst overgebracht worden.

De School werd ingedeeld in zes pelotons, over drie studiejaren en een hogere cursus. Aan het eerste peloton werd een voorbereidende cursus toegevoegd. Het effectief van elk peloton mocht ongeveer 50 kinderen bedragen. De kinderen werden over de drie studiejaren verdeeld naargelang hun graad van opleiding. Ze konden enkel door de minister van Oorlog tot de hogere cursus toegelaten worden.

Er werd een uniforme soldij van 5 centimes vastgelegd voor elk kind.
De 6 besten van ieder peleton kregen 4 centimes per dag meer dan hun medeleerlingen.

Tijdens verlofperiodes was het de kinderen verboden om ‘burgerkledij’ te dragen, en bij het terugkomen van verlof mocht er geen snoep, gebak, zoetigheid of fruit meegebracht worden;


Verscheidene aanpassingen aan het uniform van 1854 werden voorgesteld door Luitenantkolonel Dumoulin die ongerust was over de late fysieke ontwikkeling van bepaalde leerlingen; hij schreef dit toe aan de "compressie van de borst en de grote bewegingshinder", veroorzaakt door het dragen van de uniformjas model 1854.

In 1860 werden de klompen en de pantoffels ingevoerd voor de wintertenues binnen het kwartier en in juni 1862 de kepiekap, waarschijnlijk van zwart wasdoek, om hem te beschermen voor het slechte weer.

In 1876 kreeg de School een nieuw reglement. Artikel 1 specificeert dat de School van de Troepskinderen de morele en militaire opleiding en opvoeding van de Troepskinderen tot doel had. Dit om in de rekrutering van de lagere kaders van het leger te voorzien.

De School werd onderverdeeld in pelotons van maximum veertig leerlingen. Het onderricht werd georganiseerd per peloton. Ieder peloton werd bevolen door een officier leraar bijgestaan door twee onderofficieren monitors. 


1 hoger officier commandant, 1 bataljonsdokter, 1 officier betaalmeester leider van de lessen in de administratie, 1 kapitein onderrichter speciaal belast met de professionele opleiding van de onderofficieren en de Troepskinderen, 1 luitenant onderrichter adjunct, 8 luitenants of onderluitenants pelotonscommandanten belast met de morele en militaire opvoeding en met de wetenschappelijke en literaire opleiding. Deze officieren gaven lessen in Frans, Vlaams, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen, enz. 1 aalmoezenier, 1 adjudant, 1 muziekchef, 1 sergeant-majoor, 1 sergeant kwartiermeester, 3 onderofficieren leraren Vlaams, 2 onderofficieren monitors per peloton, ze nemen deel aan het onderwijs en bewaken de studies, 1 dans- en gymnastiekleraar, 2 wapenmeesters, 1 chef van de huishouding, 1 conciërge, 1 korporaal klaroenspeler, 3 klaroenspelers, 6 korporaals belast met diverse taken, 1 eerste werkman kleermaker, 1 eerste werkman schoenmaker, Een aantal soldaten voor het uitvoeren van de karweien en de schoonmaak werkzaamheden.

Door het koninklijke besluit van 12 november 1881 werd de School van de Troepskinderen beschouwd als een korps van het leger. Daaruit volgde dat de formaliteiten, bij wet van 19 mei 1880 vereist om aan de vrijwilligers van alle categorieën de hoedanigheid van militair te verzekeren, toepasselijk werden op de Troepskinderen als ze de leeftijd bereikten waarop vrijwilligers in het leger konden opgenomen worden, dit is op 14 jaar.


Om een definitieve breuk met het verleden te maken zal de nieuwe militaire school van Aalst, die officieel haar poorten opent 1883 vanaf dan de naam dragen van ‘Pupillenschool van het Leger’.

Deze school is toegankelijk voor zonen van militairen, ambtenaren of rechthebbenden van het Leger.

De Pupillenschool heeft als doel een basisvorming te verstrekken aan de kinderen tot 16 jaar, om er goede onderofficieren van te maken. Ze werden op deze manier klaargestoomd om de boekhouding en de administratie van de compagnies te voeren, waarbij ook meer en meer aandacht besteed zou worden aan de kennis van het Nederlands. 

De leerlingen verlieten op hun 16 jaar deze school om vanaf dan ingelijfd te worden als beroepsvrijwilliger of kandidaat onderofficieren en dit voor een minimumduur van acht jaar.

In 1884 werd op de hoek van de Peperstraat en de Graanmarkt een bijkomend imposant gebouw opgetrokken dat zal dienen als onderdak voor de onderofficieren. Op het gelijkvloers bevond zich een infirmerie.

In 1886 werd de school gereorganiseerd en werd ze opgesplitst in twee compagnies. De eerste compagnie bestond uit leerlingen “pupillen” lager onderwijs (10-13 jaar) en werd behouden in Aalst, terwijl de tweede compagnie, de oudere leerlingen tussen 13 en16 jaar, werd ondergebracht in de lokalen van de voormalige Staats-Normaalschool voor meisjes te Namen. Zij zouden later ‘Cadetten’ genoemd worden.

Het lessenprogramma omvatte de leerstof die onderricht werd in de eerste vier afdelingen van de cursussen en regimentsscholen van de infanterie, d.w.z. dat de meest gevorderde Pupillen een wetenschappelijke opleiding genoten die overeenkwam met deze van het derde leerjaar van het middelbare staatsonderwijs.

Het programma van de praktische beroepsopleiding omvatte :

- Leerschool van de soldaat, bajonetgevecht, 
- Leerschool van de Compagnie : functies van jalonneur, gids, sectiechef en pelotonschef, 
- Leerschool van het bataljon : zoals de leerschool van de compagnie, met bovendien de functie van vaandeldrager, 
- Praktische oefeningen over het gevecht op niveau compagnie en bataljon, 
- Veldwerken : loopgraven, schuilplaatsen, legerkampwerken,
- Velddienst : kleine toepassingsoefeningen over de compagnie en het bataljon in stationeringzone, in de voorposten en in mars, 
-  De wachtdienst in garnizoen, 
-  Voorlopige reglementen over de opleiding van de infanterie : Theorie over het schieten, voorbereidende schietoefeningen (alleszins werd het schieten in verkorte schietstand niet onderricht aan de Pupillen onder de 14 jaar), schatten van afstanden.  
-  Kennis van de klaroen - en trommelsignalen in gebruik bij de infanterie,
-  Gymnastiek, boksen, zwemmen, schermen (floret, sabel en stok),
-  Lessen notenleer, zangles. De Pupillen leerling - klaroenblazer en deze die tot het muziekkorps behoren, evenals zij die gekozen hebben voor deze diensten, ontvangen daarenboven ook lessen in het muziekspelen.

Er zijn nog slechts twee examens per jaar : het eerste op het einde van februari, het tweede op het einde van het schooljaar. Er is geen sprake meer van speciale cursus. De militaire opleiding moet zodanig zijn dat, bij het verlaten van de School, de Pupil bekwaam is om de verschillende functies van onderofficier van de infanterie uit te voeren.

In 1897 werd te Aalst de 50e verjaardag gevierd van de stichting van de School voor Troepskinderen. Een grote delegatie van de Vereniging woonde de feestelijkheden bij.

De Vereniging en de School kwamen trouwens verschillende malen in contact met elkaar, onder andere bijvoorbeeld in 1897, ter gelegenheid van het bezoek van alle leerlingen aan de Wereldtentoonstelling te Brussel. In het Koninklijk Circus te Brussel werd door de Vereniging een galavoorstelling georganiseerd waar de schoolmuziek een daverend succes oogstte. Ook bij turn- en schermfeesten, gegeven door de School van Aalst op de Grote Markt te Brussel, enz. waren zij graag geziene gasten. Hieronder een foto van het muziekkorps tijdens de schouwing van de troepen op de Grote Markt.

In de 19e eeuw werden, naar voorbeeld van Frankrijk, meerdere pogingen ondernomen om het openbaar onderwijs in te voeren maar een hevige schoolstrijd verhinderde de katholieken en liberalen om tot een snelle beslissing te komen. In afwachting hadden de Koninklijke Athenea ondertussen hun organisatie en programma’s wel al gemoderniseerd.

Door de reorganisatie bevonden zich alle Pupillen te Aalst, waar zij gegroepeerd zullen blijven tot augustus 1914. Op het tenue droegen allen nu de scharlaken boordjes, tot dan toe gereserveerd voor de leerlingen van de 2e Compagnie.  Een ander gevolg van de hergroepering was het toekennen van een vaandel.
Dit vaandel vertoonde de nationale driekleur : zwart (aan de vaandelstok), geel en rood, aan drie zijden afgezoomd met een galon en goudfranjes, zonder opschrift. De houten vaandelstok was in het zwart geschilderd, en droeg boven op een rechthoekige, vergulde sokkel uit messing een Leeuw, onderaan was de vaandelstok voorzien van een draaghuls uit messing. Aan weerszijden van de leeuwensokkel was de Franstalige leuze « L’Union fait la Force » (Eendracht maakt Macht) aangebracht. 

Tijdens wapenschouwingen werd dit vaandel gedragen door de sergeant-majoor, hoofdmonitor. Hij had geen koppelgordel, en droeg tijdens de defilés het vaandel op zijn schouder, in het midden van de formatie. De Commandant van de School gaf aan dit vaandel dezelfde eerbetuigingen als aan een regimentsvaandel.

In 1914 eindigde het schooljaar voor de pupillen officieel op 31 juli. Zoals de vorige jaren werd het afgesloten met een plechtige ceremonie, waaraan het volledige personeel van de school deelnam en tijdens dewelke de « beloningen » werden uitgedeeld (erekaarten, studiegetuigschriften voor de vierdejaars die met succes voor het eindexamen van dat jaar waren geslaagd) en het voorlezen van de namen van die leerlingen die palmen hadden behaald.

Na afloop van deze plechtigheid mochten de burgerlijke leerlingen (die nog geen 16 jaar waren), hetzij de grote meerderheid onder hen, de School verlaten voor de grote vakantie. Echter werden de leerlingen die 16 jaar of meer waren, en die dus beroepsvrijwilligers waren binnen de School gehouden. Hun ouders ontvingen een laconiek bericht van de School, dat als volgt was opgesteld : 

Mijnheer, Ik heb de eer u te melden dat, gezien uw zoon 16 jaar oud is, de kolonel Schoolcommandant besloten heeft zijn vertrek met vakantie uit te stellen tot nadere beslissing.
Aalst, 28 juli 1914       (get)   FLEMAL 

Op 28 juli immers, rekening houdend met de internationale toestand, plaatste de regering het leger op versterkte vredesvoet, wat het oproepen inhield van de jongste drie militieklassen. Door deze beslissing zou een groot gedeelte van de kaders zich bij de eenheden voegen.

In de Pupillenschool ging men over tot de evacuatie naar de gymnastiekzaal en de wapenzaal van al het meubilair van de klassen, slaapzalen en eetzalen. 

Op 1 augustus 1914, bij de mobilisatie, werden de pupillen beroepsvrijwilligers om 9 uur verzameld op het schoolplein.
Kolonel Delvaux de Fenffe, schoolcommandant, legde in zijn toespraak uit wat mobilisatie was en spoorde de pupillen aan hun plicht te vervullen. 

Op het einde van zijn toespraak las de kolonel een schoolorder waarbij een twintigtal leerlingen (onder de oudsten), rekening houdend met hun resultaten in het wetenschappelijk onderwijs en in het militaire onderricht, tot korporaal werden benoemd. 

Anderzijds werden een veertigtal pupillen aangeduid als klerk of secretaris, om zich bij de commissies van remonte te voegen voor de opeising van de paarden. 

Vanaf 3 augustus vertrokken de pupillen beroepsvrijwilligers op veldtocht, met hun pupillenuniform, en ontvingen in de Legerdepot beenstukken, kogeltassen, rugzakken, enz.  De oudsten moesten zich bij hun regiment voegen. De anderen moesten naar Gent gaan, waar de vrijwilligersregimenten samengesteld werden. Sommigen onder hen werden aangeduid om onderricht te geven aan de dienstplichtigen van 1914, die onder de wapens waren geroepen en naar de Opleidingscentra gestuurd. Die centra werden tamelijk snel naar Frankrijk overgebracht. 

De jonge pupillen, die teruggestuurd waren naar hun familie en naar het burgerleven, werden tijdens de oorlog aan hun lot overgelaten. Sommigen zullen zich nochtans bij het leger te velde voegen als oorlogsvrijwilligers

De kazerne werd verlaten en werd al heel snel ingenomen door de bezetter.

Bij de triomfantelijke terugkeer van het leger “in het land”, na vier en een half jaar afwezigheid, kon men de scholen van Pupillen (en Cadetten) eigenlijk als onbestaande beschouwen.

Er bestond echter geen twijfel over de nood aan deze scholen. Dergelijke militaire instellingen hebben altijd bestaan en het leger heeft daarenboven altijd kaders nodig. Het is ook een feit dat de jonge mensen die het zelf vormt altijd het beste voorbereid zullen zijn. 
Anderzijds waren vele families van oud-strijders in een benarde toestand terecht gekomen. Het was dus passend om hen doeltreffend bij te staan in de opleiding van hun kinderen.


Gezien het grote aantal kinderen dat aan deze voorwaarden voldeed, werd beslist tot de oprichting van zes scholen waarvan twee basisscholen te Saffraanberg (Ne) en te Bouillon (Fr), twee middelbare scholen in de vroegere pupillenschool te Aalst (Ne) en te Marneffe (Fr) en twee scholen voor hoger middelbaar onderwijs (Cadettenscholen genoemd) te Namen (Ne en Fr).  (*Ne = Nederlandstalig, Fr = Franstalig)

Omdat uit de oorlogservaring bleek dat het uniform van de troepen te velde zo praktisch en zo weinig opvallend mogelijk moest zijn, en gezien de tijdens de oorlog uitgeprobeerde uniformen aan deze behoeften voldeden besloot de Minister van Landsverdediging dat het uniform van alle wapens en diensten van het leger (behalve de Rijkswacht, de compagnie torpedo's en het detachement torpedo's en mariniers) van kaki kleur zou zijn en gelijkend op dat gebruikt tijdens de oorlog 6. 

Het uniform van de leerlingen, zowel pupillen als cadetten, was dus kaki. De uitgangskledij, op maat gemaakt, was die van de onderofficieren. 

Vanaf 1924 hadden senatoren de regering al geïnterpelleerd om de afschaffing van de Pupillenscholen te eisen, aanhalende dat, zonder rekening te houden met de kosten voor onderhoud van pupillen en gebouwen, de Scholen voor pupillen en cadetten instellingen van een ander tijdperk waren. … Onverdedigbaar uit pedagogisch standpunt want “men specialiseert geen kinderen vanaf hun prille leeftijd”.

In september van hetzelfde jaar besloot de Generale Staf van het leger dan ook al om sommige Pupillenscholen te hergroeperen. Zo werden de Franstalige lagere scholen van Bouillon en Marneffe overgebracht naar Saffraanberg.

Ten gevolge van de economische crisis van de jaren 1930 kon het leger overgaan tot het rekruteren van degelijk personeel, voorzien van een stevige schoolbagage. Daarenboven toonden statistieken sinds 1919 aan dat meer dan de helft van de pupillen om diverse redenen de school verlaten hadden voordat ze 16 jaar waren. Vooraleer een verbintenis te tekenen dus, wat voor de Staat zware kosten en een zuiver verlies betekende. 
Anderzijds overwegend dat het absoluut noodzakelijk was het budget van Landsverdediging te beperken tot de werkelijk noodzakelijke uitgaven, besloot de regering tot de afschaffing van de Pupillenscholen.

Met de wet van 7 november 1928, inhoudend het gebruik van de talen in het leger, kondigde de regering af dat de volledige opleiding van de soldaat in zijn moedertaal zou gebeuren. Daarom moesten de soldaten gegroepeerd worden per taaleenheid waarvan de belangrijkheid niet lager mocht zijn dan een compagnie of overeenstemmende eenheid. Die eenheden moesten verenigd worden in het bataljonskader of in de overeenstemmende groep van een zelfde taalregime, telkens hun aantal het zou toelaten.
Deze wet moest toegepast worden voor de militieklas van 1930.

Door een richtlijn van 2 mei 1930, werden de eenheden dan onderverdeeld in Vlaamse, Franstalige en gemengde eenheden en er werd overgegaan tot de vertaling van de reglementen in het Nederlands.

In 1932 verscheen een nieuwe wet met betrekking tot het gebruik van de taal in het onderwijs. Gezien deze wet het gebruik van de streektaal van de onderwijsinstelling in de onderwezen lessen oplegde, bleek het noodzakelijk een oplossing te vinden om de Nederlandstalige afdeling van de Cadettenschool over te hevelen naar de Vlaamse regio. Verschillende oplossingen werden overwogen. De eerste weerhouden oplossing was de overbrenging naar Aalst.  

Op 26 maart 1933, verscheen een Koninklijke besluit 21 dat de reorganisatie van de Cadettenscholen van het leger inhield. Het doel van de school is steeds het verstrekken van de opvoeding en de opleiding aan bepaalde jongeren om ze bekwaam te maken mee te doen aan de aanwerving voor het kader van de officieren van het leger (in het bijzonder voor de Militaire School). 

De Cadettenscholen van het leger moesten een Franstalige school omvatten gevestigd in Namen en een Nederlandstalige school gevestigd in Aalst. In beide scholen moest de tweede landstaal op grondige wijze onderwezen worden.

De keuze van de Nederlandstalige school viel uiteindelijk op Saffraanberg (Sint-Truiden) waar passende installaties vrijgemaakt waren door de afschaffing van de Pupillenschool. Deze keuze werd geratificeerd door het koninklijke besluit van 16 juni 1934. 

De Vlaamse Cadettenschool werd overgebracht van Namen naar Saffraanberg in september 1933, voor de opening van de lessen van het academische jaar 1933-1934.

Op 15 juli 1933 bracht de « Courrier de l’Armée» verslag uit van een ontroerende afscheidsplechtigheid die plaats had op 9 juli in het Koninklijk Legermuseum. De officiële vlag van de Pupillenscholen werd overhandigd aan de heer Leconte, hoofdconservator. De vlag kreeg zijn plaats in de reliekenkamer tussen de vlaggen en standaarden van de veldtocht 1914-1918.

De school sluit haar deuren en het gebouw staat een aantal jaar leeg.

Net zoals tijdens WOI namen de Duitsers ook in WOII hun intrek in de kazerne te Aalst.
Eind 1940 herbergde de Aalsterse kazerne een Duits garnizoen met Franse, Engelse en Belgische gevangenen.
Na de bevrijding van 1944 werden er incivieken (= politiek onbetrouwbare personen ofte collaborateurs) geïnterneerd.


Tenslotte werd de kazerne in 1950 de zetel van het “Opleidingscentrum voor Geestelijke brancardiers en verplegers”.

De gebouwen kregen daarna nog een pak andere functies en na een paar verschillende invullingen nam de Gerechtelijke Politie vanaf 1967 haar intrek in het vroegere schoolcomplex. In het voorstel van het budget van Landsverdediging van 1972 vermeldde de minister dat de oude kazerne aan de Graanmarkt te Aalst verlaten werd door de militaire diensten en overgemaakt werd aan het ministerie van Openbare Werken

Er kwamen nog enkele andere invullingen van het gebouw, zowel militair als burger, om uiteindelijk gerenoveerd te worden als administratief complex van de gemeente Aalst gedurende de jaren 1990

De gerechtelijke politie verhuisde in 2012 naar Dendermonde en de gebouwen aan de Graanmarkt werden verkocht aan de stad Aalst. 

Het was reeds in juli 1920 dat de gedachte rees om, door het oprichten van een gedenksteen, de herinnering aan de in de oorlog gesneuvelde makkers te vereeuwigen.
Een comité werd samengesteld, inschrijvingen werden opgenomen en er werden feesten ingericht als fundraising.
In zeer korte tijd werd voldoende kapitaal bijeen gekregen om rechtover de School te Aalst een prachtig monument op te richten.
Het werd op 23 juli 1922 ingehuldigd, in een grootse plechtigheid, vereerd door de aanwezigheid van Kroonprins Leopold.
Meer hierover is HIER terug te vinden. 

Het overschot van de samengebrachte gelden diende om in de eetzaal van Aalst marmeren platen te plaatsen, waarop in grote gouden letters de namen gebeiteld werden van de 163 makkers.
Er bleef zelfs nog genoeg geld over om een prijs in het leven te roepen. Dat werd de « Prijs van het Monument » welke ieder jaar aan de meest verdienstelijke leerling der Cadettenschool zou verleend worden.

Later zouden de gesneuvelde leerlingen van beide wereldoorlogen vermeld worden, zowel cadetten, pupillen en troepskinderen van al de scholen. Dat gebeurde door twee extra platen die werden toegevoegd aan het reeds bestaande monument.

Op 21 juni 2018 was er in de gebouwen de opening van de nieuwe stadsbibliotheek "Utopia
en de "Academie voor Podiumkunsten".

Daar waar de dagen er tegenwoordig gevuld worden met muziek, lezen, leren, … was het vroeger wel een beetje anders.

Het archeologisch onderzoek dat op de voormalige Pupillenkazerne gevoerd werd, startte in de zomer van 2016. Aanleiding van het onderzoek was de geplande bouw van een nieuwe bibliotheek en academie voor podiumkunsten op deze locatie.

Een archeologisch vooronderzoek dat werd uitgevoerd in december 2015 maakte immers reeds duidelijk dat deze werken heel wat archeologische sporen dreigden te vernietigen.

Van deze plaats was immers – op basis van historische bronnen – reeds geweten dat ze te situeren is binnen de 13de -eeuwse stadsomwalling en aanvankelijk vermoedelijk in gebruik was als tuingrond en/of boomgaard.
Aan het einde van de 15de eeuw vestigen de Zwarte Zusters zich op deze plaats om bijstand te verlenen bij de verzorging van pestlijders.
Onder de Franse Republiek werd dit klooster gesloten en de bezittingen werden als staatseigendom verkocht. De gebouwen zelf bleven evenwel overeind tot 1880, zij het met een andere bestemming: eerst als opslagplaats voor aangeslagen goederen van gesloten kerken en kloosters, dan als deel van de militaire gevangenis en tenslotte als onderdeel van de “Ecole des Pupilles de l’Armée”, kortweg Pupillenschool.

Tussen 1880 en 1907 worden de voormalige kloostergebouwen dan afgebroken en vervangen door het gebouwcomplex van de Pupillenschool zoals het er vandaag nog steeds gedeeltelijk staat.

Het onderzoek leverde muurresten, kelders, beerputten en vloeren op die behoorden tot de kloostergebouwen van de zusters. Ter hoogte van de kapel en in de kloostertuin kwamen tevens begravingen tevoorschijn. Aan de achterzijde, tegen de stadsomwalling aanleunend, trof men een opeenstapeling van tuinlagen aan, met daarin verschillende afvalkuilen. Ook binnen het kloosterdomein werden deze aangetroffen. Daarnaast werden ook enkele oudere grachten en greppels herkend die mogelijk een oudere perceelsindeling voorstellen.

Het materiaal dat zich in de afvalkuilen bevond, leverde een bijzondere blik op de materiële cultuur binnen het klooster en dit met soms zeer verrassende resultaten. Naast voorwerpen die in verband te brengen zijn met het religieuze leven, zijn er namelijk verscheidene gebruiksvoorwerpen aangetroffen die eerder getuigen van een zekere materiële welstand en van culinaire geneugten.

Een heel stuk geschiedenis dus in deze buurt van Aalst …    en heel veel is hierover terug te vinden … in de bibliotheek die zich nu op deze plaats bevindt.

Heel in het kort nog even de militaire geschiedenis van dit gebouw :

Cavaleriekazerne & Krijgsgevangenis (1840 – 1859)
Regiment der Gidsen – Escadron Depot (→ Leuven 1859 – 1865)
1ste Regiment Grenadiers (1871 ….) (gedeeltelijk)
School van de Troepskinderen – later Pupillenschool (1860 – 1935)
Gevangenis voor incivieken (1944 – 1950)
Opleidingscentrum (OC) Geestelijke brancardiers en verplegers
(1950 – 1972)
Onthaal & vorming reservekader 
…..

We schrijven intussen september 2020.
Het leger zou een militaire oefening willen organiseren in Aalst. De pupillensite zou de uitverkoren plaats zijn.
Het is de gemotoriseerde brigade van Leopoldsburg die samen met de Provinciecommando’s de oefening ‘Celtic Uprise’ zal uitvoeren.
Dit is een oefening in het kader van vrede ondersteunende operaties en zal plaats vinden tussen 26 april en 7 mei 2021.
Bedoeling is om voor de oefening terreinen en gebouwen te gebruiken om schuilplaatsen voor vluchtelingen, opslagplaatsen voor drugs, smokkelwaar of wapens, enz te kunnen nabootsen. Ideaal zijn dus verlaten loodsen, oude nutsgebouwen, …

Het idee stuit echter al vrij snel op politieke tegenstand vanuit de hoek van ‘Groen Aalst’.
Volgens gemeenteraadslid Lander Wantens is het echt niet aan de orde om een 400-tal militairen een oorlogssituatie te laten nabootsen in het hart van een centrumstad als Aalst.
Daarenboven haalt hij aan dat de site aanschouwd dient te worden als bouwkundig erfgoed en de historische waarde te groot is om ‘mee te laten spelen’ door militairen.
Naast deze argumenten haalt hij ook aan dat deze oefening zeker voor hinder zal zorgen in de stadd, zeker al voor de handelaars, de winkelende burgers en de schoolgaande jeugd.

Wordt vervolgd ? Of wordt niet vervolgd ?
Feit is dat de site natuurlijk altijd al belangrijk geweest is in het oorlogsgebeuren en dus eigenlijk wél het ideale kader zou zijn voor dergelijke oefening.
Ook eentje om op te volgen dus …



Bronnen

belgiummilitary.wordpress.com
Het Belgisch militair vastgoed sinds 1830 – Ludo Michielsen
bel-memorial.org
rikcuypers.be
madeinaalst.be (foto's)
luckens.nl/achtergr_info/pupillen.html
rondleiding stadsgids 2005
Wikipedia
erfgoed.net/erfgoedobjecten/43
so-lva.be/aalst-graanmarkt-0

maandag 20 januari 2020

Het Onze Lieve Vrouwziekenhuis (OLV)


Het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis (afgekort: OLV Ziekenhuis of OLVZ) is een katholiek fusieziekenhuis met de grootste campus gelegen te Aalst.  Het ziekenhuis is voornamelijk bekend voor zijn diensten cardiologie en cardiovasculaire chirurgie. Het is in ook een van de koplopers in België op gebied van robotchirurgie.

De rode draad die doorheen het verhaal van het OLV loopt, is er eentje van steeds maar afbreken en opbouwen, uitbreiden, steeds maar groter, functioneler en beter worden.

Meer dan een eeuw lang ondertussen, met uiteindelijk stilletjesaan de realisatie van het masterplan, de kroon op het werk.

De geschiedenis van het OLV begint eigenlijk met die van de Zwarte Zusters.
Over hun interessante levenswandel is HIER meer terug te vinden.

Het artikel van de zwarte zusters eindigt met de aankoop van een domein (kasteel en hovingen) van ongeveer 1 hectare aan, het ‘chateau de Mylbeke’ (ofte ‘het kasteeltje’ gelegen tussen de Groenstraat en de Moorselbaan) om er een rusthuis voor rijke oude dames in te richten. Dit gebeurde onder de geestelijke leiding van pastoor S. Lauwereys op 21 december 1901.

Het kasteel was achtereenvolgens eigendom van: Louis Dommer (tot 1885), Baron Leo de Béthune (tot 1895) en Angeline Chassaigne (Parijse onderwijzeres) die het voor 60.000 fr. verkocht aan de Zwarte Zusters.

Het nieuwe rusthuis werd in 1902 ingewijd en kreeg de naam “Institut Notre Dame”. Vanaf 1903 staat het domein dan ook in het kadaster ingeschreven als ‘klooster’.

De geschiedenis van de zwarte zusters loopt vanaf hier eigenlijk door en zit constant verweven met die van het Onze Lieve Vrouwziekenhuis.

Al vrij snel evolueerde het genoemde tehuis immers tot een geneeskundige instelling en in 1904 werd dan ook het “Geneeskundig Gesticht van O. L. Vrouw” opgericht. De inwonende rijke oude dames mochten er wel blijven, maar als één van hen overleed, kwam de kamer vrij voor één of meer zieken.

Dit betekende dan ook meteen het ‘échte’ begin van het huidige Onze Lieve Vrouwziekenhuis.

Een brochure kondigde de opening aan als volgt:

"Dit schoon Gesticht heeft voor doelwit het verplegen der zieken van de oogen, van den neus, de ooren en de keel; der heelkundige ziekten; der kinderziekten; der ziekten van de voeten. Voor ieder dezer ziekten is er een afzonderlijke specialist. Het Gesticht is gelegen op eenen heuvel en omringd van prachtige hovingen. Het biedt dus aan de zieken een zeer aangenaam en gezond verblijf. Er zijn zeventig ruime kamers ingericht voor de zieken. De prijs van onderhoud, wijn niet inbegrepen, is van 2 tot 10 fr. per dag, volgens de kamer en de tafel die men begeert. De dienst is toevertrouwd aan kloosterzusters. Een zuster om de zieke des nachts te bewaken kost 1 fr. per nacht. De personen aangedaan door besmettelijke ziekten of krankzinnigheid worden in het Gesticht niet opgenomen. Het Gesticht zal geopend worden den 9de mei."

Hoe bescheiden ook het begin was, toch werd men reeds in 1908 verplicht om een nieuwbouw op te richten langs de Kloosterstraat (tegenwoordig de ‘Leopoldlaan’) om alle zieken een onderkomen te kunnen geven.

De eerste gespecialiseerde chirurg, dokter Heffinck, zou de instelling helpen om zich door de moeilijke beginperiode te loodsen.

Tijdens de eerste wereldoorlog raakte het geneeskundig gesticht zwaar beschadigd door de bombardementen. De schade werd echter vrij snel ook terug hersteld en alles nam terug zijn normale loop.
Nog in de jaren 1920 voelde men echter ook de noodzaak om leken te gaan betrekken bij de verpleegkundige taken, en al gauw drong zich opnieuw een verdere uitbreiding op.

In 1927 werden een nieuw operatiekwartier en twee zalen voor hospitalisatie gebouwd, de Monika- en de Augustinuszaal.


Tussen de twee wereldoorlogen was dr. André Goffaerts, een belangrijk chirurg uit die tijd, werkzaam in het ziekenhuis.

Na zijn studies als dokter kreeg André Goffaert een chirurgenopleiding waarna hij zich met zijn gezin vestigde op de St. Jacobsmarkt in Gent. Op aanraden van de Aalsterse deken Coppieters vestigde hij zich in 1928 te Aalst als chirurg en plaatsvervanger van de inmiddels overleden Dr. Heffinck.

De dokter ontwikkelde een heel eigen stijl voor maagoperaties en was één van de eersten ter wereld (!) die de ‘gedeeltelijke maagwegsnijding’ toepaste bij een maagperforatie. In België was hij daarenboven ook een pionier van de ‘thorax-chirurgie’. Bij deze behandeling wordt een long bij tbc-patiënten geheel of gedeeltelijk verwijderd.

Hij werd aangesteld als hoofdchirurg, en dit zowel in het Stedelijk Ziekenhuis als in het O.L.V. Ziekenhuis.

Op 15 oktober 1930 stichtte hij daarenboven ook nog een heelkundige school. Hij stond bekend als punctueel en zeer streng voor zijn assistenten, maar heel minzaam tegenover zijn patiënten, wat maakte dat heel veel mensen vertrouwen in hem stelden en dus zonder ‘boe of ba’ de nieuwe school omarmden.

In 1937 verhuisde de school naar een nieuw gebouw op de Leopoldlaan, het nog steeds bestaande Sint Augustinusinstituut voor Verpleegkunde, dat door broeder Urbain werd ontworpen. Broeder Urbain stond trouwens in 1932 ook al in voor de bouw van een nieuwe kapel, een echt pareltje van architectuur.


Dr Goffaert werkte tijdens WO II als Kapitein Commandant-chirurg in het legerhospitaal in het St. Jozefscollege in Aalst. Daarna werkte hij ook nog in Torhout en in De Panne, waar hij op verzoek van koningin Elisabeth een hospitaal voor vluchtelingen oprichtte.

De kennis en professionaliteit van de Zwarte Zusters die instonden voor de opvang en verpleging van de patienten was ook de Duitse bezetter niet ontgaan en ook zij vertrouwden de zorg voor hun gewonden toe aan hen.
De kliniek bleef dus op volle toeren draaien.

Dokter Goffaerts stierf in 1947 op 48-jarige leeftijd door een val van zijn paard tijdens een vakantie in Spa. Al snel werd de naam van het bestaande Ajuinveld gewijzigd in de Dokter André Goffaertsstraet. Dit gebeurde uit erkentelijkheid om zijn uitstekende diensten als heelkundige en als sociaal voelend man met een hart voor de Aalsterse bevolking en in het bijzonder voor de minstbedeelden.

Toen hij aankwam in het ziekenhuis waren er een 70-tal bedden, toen hij in 1947 op 48 jarige leeftijd overleed waren dat er 250 en waren er plannen voor nog 100 bijkomende bedden.

Zijn vroegtijdig heengaan liet een grote leegte achter gezien hij steeds heel deskundig en ‘menselijk’ te werk ging.

De dokter gaf zijn kennis door aan drie assistenten, dokter De Clercq, dr De Cock en dr Cuvelier.

Op een bepaald ogenblik werd door dr. De Cock voorgesteld een trust te vormen met de kliniek en het hospitaal van Aalst en de instituten van Ninove, Opbrakel, Wetteren, Asse en Dendermonde. Afhankelijk van de nood zouden chirurgen dan worden uitgezonden naar de verschillende ziekenhuizen die deel uitmaakten van de trust.

Dr. Cuvelier vond dit zeker geen slecht idee, maar het stemde niet echt overeen met zijn eigen ambities en betrachtingen. Hij verkoos namelijk om aan één ziekenhuis verbonden te zijn, waarbinnen hij dan een bepaalde tak van de chirurgie ten gronde zou kunnen ontwikkelen. Hij dacht in de richting van de thoraxchirurgie, omdat hij hiervoor ook al de rechterhand van dr. Goffaerts was geweest.

Hij wilde de chirurgie meer naam en faam geven, en zou daar glansrijk in slagen ook.

Op 2 december 1948 was hij verantwoordelijk voor de eerste geslaagde hartoperatie in Belgie. Deze werd uitgevoerd op Lowieke Goeman, een tienjarige Aalstenaar die leed aan blauwzucht.

Blauwzucht (of ‘cyanose) is het blauw kleuren van de huid door de aanwezigheid van gedeoxygeneerd hemoglobine (eiwit dat zorgt voor het transport van zuurstof) in de bloedvaten in de buurt van het huidoppervlak. Het kan voorkomen in de vingers, ook onder de nagels, en in andere extremere gevallen in de lippen en het gezicht.

De OLV kliniek werd hierdoor meteen op de landkaart gezet.

Het nieuwe pand was goed uitgerust, en men kon beginnen sleutelen aan reorganisatie en oprichting van bestaande en nieuwe diensten. Anesthesie, nko, pediatrie, …

In 1950 werd dr. Paula Harth er als eerste vrouwelijke arts aangesteld, op de afdeling Inwendige Ziekten. Zij kwam toen rechtstreeks als gepromoveerde 1950 van de KU Leuven, faculteit geneeskunde.

In 1956 wijzigden de zusters hun klederdracht. Hun oude habijt werd vervangen door een iets praktischere kleding die het hen toeliet om de zieken beter en gemakkelijker te kunnen verzorgen.

In 1966 rees de vraag naar de sociale status van de kloosterzusters en een wijziging drong zich op.

Op 1 januari 1970 stonden de zusters hun ziekenhuis af aan een vzw en wijzigde de naam in “V.Z.W. O.L. Vrouwziekenhuis”. Dat nieuwe beheer was een organisatie bestaande uit deskundigen en toegewijde leken.  Samen met de nog overgebleven zusters werd verder gewerkt aan de uitbouw van het ziekenhuis.

Twee jaar later werden de gebouwen in de Kapellestraat verkocht, de kapel aan de firma “De Ster” en nog in hetzelfde jaar het klooster aan de stad Aalst.

De “V.Z.W. Congregatie Zwarte Zusters van de H. Augustinus” werd definitief overgebracht naar de Moorselbaan nr. 164.
In 1992 woonden er in dit klooster nog een dertigtal zusters waarvan en nog slechts zeven in het ziekenhuis werkten.
Na de opruststelling van de twee laatste zusters in 2004 kwam een einde aan de eeuwenoude hulpverlening van de Zwarte Zusters in Aalst.

Als dank voor hun verdiensten aan de Aalsterse bevolking werd de Kapellestraat vanaf 2004 gewijzigd in Zwarte Zustersstraat. Dit jaar werd trouwens ook de 100ste verjaardag van het OL-Vrouwziekenhuis gevierd.

In de jaren ’70 kwam er een enorme evolutie in het ziekenhuis.

Hartbewaking, nierdialyse en de uitbouw van de diensten ‘spoedgevallen’ en ‘intensieve zorgen’ waren hiervan het bewijs.

Een toename van de medische diensten zorgde voor een ‘boom’ in de ziekenhuiswereld. Daar zijn medische beeldvorming en labo, isotopen en radiotherapie grote voorbeelden van.

Het ziekenhuis telt op dat ogenblik ongeveer 430 bedden, en is ondertussen ook al geevolueerd tot opleidingscentrum voor artsen-specialisten.
De 430 personeelsleden bewijzen ook dat het OLV toen een belangrijke werkgever was in de Denderstreek.

In 1974 start men met de afdeling ‘psychiatrie’ (30 bedden).
Een nieuwe uitbreiding van de infrastructuur werd opnieuw een feit.
Twee jaar later wordt de eerste steen gelegd van ‘blok C’, en later ook ‘blok D’ dat drie jaar later in gebruik wordt genomen.

In 1978 verhuisden de Zwarte Zusters naar hun nieuw verblijf, het klooster aan de Keienberg, in de onmiddellijke omgeving van ‘hun’ ziekenhuis. Zij blijven ook nog steeds instaan voor zieken en ouderlingen.


Ook de jaren 80 betekenen nieuwe medische activiteiten.
Cardiologie en cardio chirurgie, CT scan, Gastro, CAT lab, neuro chirurgie en plastische chirurgie worden opgestart.
In 1986 wordt blok ‘D’ gebouwd. Na twee jaar is deze operationeel voor onder andere inwendige geneeskunde en pediatrie.


In 1987 vinden we ‘het wiegje’ terug van de eerste MUG (Mobiele Urgentie Groep) in Aalst.
Een MUG is een gespecialiseerde eenheid die in België ingeschakeld wordt in de Dringende Geneeskundige Hulpverlening (het 112-systeem) en gespecialiseerde bijstand verleent aan het team van een ambulance. Ze fungeren als een rechtstreeks verlengstuk van de spoedgevallendienst en bieden gespecialiseerde dringende zorgen aan patiënten met ernstige en levensbedreigende problemen, zoals patiënten met een hart- of ademhalingsstilstand of een zwaar trauma.

De voertuigen die door MUG-diensten gebruikt worden zijn vaak van het type stationwagen of SUV, omdat ze voldoende ruimte moeten hebben om zowel het MUG-personeel als verzorgingsmateriaal en medische apparatuur te vervoeren. Ook moeten ze in staat zijn uiteenlopende plaatsen in uiteenlopende weersomstandigheden te bereiken en dat is dan ook de reden dat ze vaak van vierwielaandrijving voorzien zijn.

In de nasleep van de aanslagen op 13 november 2015 in Parijs en 22 maart 2016 in Brussel werd besloten dat de voertuigen en het personeel van de Dringende Geneeskundige Hulpverlening herkenbaarder moesten worden. Voertuigen voor dringende hulp (waaronder dus ook de MUG-voertuigen en ambulances) worden met groen-gele Battenburgpatronen op de zijkanten en een oranje-geel visgraatpatroon op de achterkant uitgerust. De hulpverleners krijgt eenzelfde gestandaardiseerd geel-turquoise uniform met verschillende kleuren voor de Star of Life voor de verschillende soorten hulpverleners (waaronder rood voor artsen en groen voor verpleegkundigen). Deze veranderingen zouden trouwens in 2021 afgerond moeten zijn.

Einde jaren 90 staat het OLV ziekenhuis aan de top van de sector,

In het jaar 2000 komt koning Albert naar het ziekenhuis voor 2 belangrijke ingrepen en sprak erna met heel veel lof over zijn behandelende artsen en het ziekenhuis in het algemeen.

In de jaren 2000 kende Belgie een vloedgolf van fusies. Het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis zou daar zeker geen uitzondering op vormen.
Het is ondertussen een fusieziekenhuis met drie campussen geworden : één in Aalst, één in Asse en één in Ninove. De meeste artsen die bij het OLVZ werken, zijn actief op de drie campussen.
Op 31 december 2001 vond de fusie plaats met de al gefuseerde Heilig Hartziekenhuizen Asse/Ninove. Daarvoor heette de campus Ninove het "Nieuw Ziekenhuis Ninove"

Het ziekenhuis beschikt op de drie campussen over 844 erkende bedden, waarvan 622 zich op de campus Aalst, 192 zich op de campus Asse en 30 zich in het Medisch Centrum Ninove bevinden. Daarbuiten beschikt het OLVZ ook nog over 95 bedden voor dagopnames.
In 2009 vonden er op de drie campussen 33 925 klassieke opnames en 30 067 dagopnames plaats.

Het bezettingspercentage van de opnameafdelingen bedroeg in 2010 77,93 % en in 2011 79,52 %. Het totale bezettingspercentage (revalidatie- en palliatieve zorgafdelingen inclusief) bedroeg in 2010 78,44 % en in 2011 80,08 %.[19]

Er werken ongeveer 3 000 mensen rechtstreeks voor het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis (verspreid over de drie campussen).

Er vinden jaarlijks ongeveer 40 200 chirurgische ingrepen plaats in het OLVZ

En van dan af kan men spreken van de realisatie van het masterplan.
Begin 2004 kwam het nieuwe project van 37 000 m2 in voege en ondertussen vormt dit de kern van het geheel.


120 bedden dagziekenhuis werden geïntegreerd in 2 gebouwen en ook medisch technische diensten (beeldvorming, OK, …) werden uitgebreid.

Er zijn in de periode van 2005 tot 2010 dus wel een aantal verbouwingen en renovaties gebeurd op de drie campussen.

Rond 2007 zijn in Asse onder andere de materniteit, het dagziekenhuis en de stroomvoorziening vernieuwd. Vanaf 2009 tot 2011 werden ook alle bedden op de campus Asse vervangen door nieuwe. Het masterplan voor de campus Asse had een waarde van ongeveer 3 500 000 euro.

In april 2009 werd op de campus Aalst een volledig nieuwe vleugel in gebruik genomen. Deze nieuwbouw is er gekomen vanwege plaatsgebrek en nood aan een reorganisatie van de diensten. Op dat ogenblik werden ook alle diensten gevestigd in de oudere vleugels van de campus Aalst één voor één gerenoveerd.
De nieuwe vleugel van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis is een architecturaal pareltje. Het gebouw werd op 2 oktober 2009 officieel geopend. Eén van de blikvangers : het nieuwe helikopterplatform … de in  België eerste erkende helihaven op het dak van een gebouw.

Het ziekenhuis had eerder al een helikopterplatform, maar dan wel op de begane grond. De nieuwe helihaven op het dak van het ziekenhuis vermindert de milieuhinder voor de omwonenden, maar het allerbelangrijkste is natuurlijk dat de patiënt veel comfortabeler en veiliger kan vervoerd worden. Er moet bijvoorbeeld geen ambulance meer klaarstaan om de zieke over te brengen van de helikopter naar de ingang van het ziekenhuis. De brancard wordt immers onmiddellijk van de helikopter naar de juiste afdeling of naar het operatiekwartier gereden. De transfertijd tussen helikopter en urgentieafdeling, een risicoperiode omdat de patiënt dan niet direct omringd wordt door de medische apparatuur, wordt hierdoor natuurlijk tot een minimum herleid.


Wie denkt dat de helikopter steeds wordt ingeschakeld voor dringende hulpverlening heeft het echter mis.
Nu de meeste ziekenhuizen een eigen MUG-dienst hebben met snelle ambulances, zijn de MUG-helikopters niet erg zinvol als het echt op tijd aankomt. In België is het immers erg moeilijk om een helikopter dicht bij de plaats van een ongeval neer te zetten, denk maar aan de verlichtingspalen op autostrades, smalle straten en dichtbevolkte buurten waar het onmogelijk of heel moeilijk is om te landen.

De gemiddelde interventietijd bedraagt in België bij een ongeval 7 minuten en 30 seconden. Gelet op de starttijd van de helikoptermotoren heeft een ambulance op dat ogenblik dus al een hele voorsprong. Een helikopter inzetten voor de primaire interventie klinkt misschien spectaculair maar is dus onvoldoende efficiënt.
Het helikopterplatform van Aalst wordt dus vooral gebruikt voor de secundaire hulpverlening.

Het ziekenhuis heeft internationale faam op het gebied van cardiologie en cardiovasculaire chirurgie en patiënten uit andere ziekenhuizen worden dan ook vaak naar hier overgebracht om levensreddende ingrepen te ondergaan. Ook wordt de heli gebruikt indien er dringend behoefte is aan een medisch team in een ander ziekenhuis, voor het vervoer van organen, enz.

Het platform mag dag en nacht gebruikt worden voor medische vluchten. ’s Nacht mag echter geen helikopter op het platform gestationeerd worden.

Het OLV heeft ook een eigen radiofrequentie en een weerradar. De lichten van het platform kunnen al van bij de receptie in de ontvangsthal worden aangestoken. Als de persoon die de helikopter op het platform moet opwachten in de lift zou vast komen te zitten of ergens anders tijd zou verliezen, heeft de piloot toch al een verlicht platform voor de landing. De helikopterpiloten komen zeker eenmaal oefenen vooraleer ze patiënten naar Aalst beginnen vervoeren. Dit is echt een unieke landingsplaats, enig in België.

Hier in Aalst staat wel geen helikopter permanent stand-by. Er werden immers geen exclusieve contracten afgesloten met één bepaald helikopterbedrijf. In het geval er luchttransport vereist is, wordt contact opgenomen met enkele helikopterbedrijven die dan zo vlug mogelijk proberen in te gaan op de vraag van het ziekenhuis. Dat is uiteraard niet altijd gemakkelijk omdat de toestellen niet permanent zijn uitgerust voor de medische vluchten.

In 2010 is ook het Medisch Centrum Ninove vernieuwd. Ondertussen is het O.L.V. Ziekenhuis, door vele Aalstenaars nog altijd “De Kliniek” genoemd, uitgegroeid tot één van de grootste en bekendste ziekenhuizen van ons land en zelfs buiten de landsgrenzen wordt met lovende woorden gesproken over ‘onze kliniek’.

De campussen in Aalst en Asse zijn algemene ziekenhuizen: patiënten kunnen er terecht voor alle raadplegingen, operaties, opnames in het dagziekenhuis en hospitalisaties. De campussen Aalst en Asse beschikken ook over een spoedgevallendienst. De campus Ninove noemt officieel het Medisch Centrum Onze-Lieve-Vrouw Ninove. Sinds de fusie in 2001 is de campus Ninove geen algemeen ziekenhuis meer. In het Medisch Centrum Ninove zijn er wel nog steeds raadplegingen, een dagziekenhuis, een operatiekwartier, een revalidatiecentrum, een dialysecentrum en een dienst voor medische beeldvorming.

Het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis maakt ook deel uit van de ziekenhuisgroepering Aalst-Dendermonde-Ronse. Met het AZ Sint-Blasius in Dendermonde en het AZ Glorieux in Ronse wordt voor bepaalde specialismen intensief samengewerkt.

Hieronder volgt een kort, maar dus zeker niet volledig (!) overzicht van de belangrijkste vernieuwingen in de loop der jaren, zonder zeker de niet vermelde diensten uit het oog te verliezen ... Uiteraard verdienen alle diensten en medewerkers een pluim (meer dan één zelfs) om steeds de beste zorgen te verlenen, vaak in minder gemakkelijke of onaangename omstandigheden !

Het hartcentrum van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis behoort tot de grootste van het land: het telt 23 cardiologen, 7 cardiochirurgen, meer dan 200 paramedici en 4 verpleegkundigen met enkel onderzoeksopdrachten. Het aantal secundaire en tertiaire doorverwijzingen naar de dienst zijn vergelijkbaar met dat van universitaire centra. Het hartcentrum bezit expertise op alle domeinen van de cardiologie en cardio-vasculaire chirurgie en geniet ook van een stevige internationale reputatie op het vlak van medische opleiding en wetenschappelijk onderzoek.

Sinds het ontstaan heeft de afdeling ongeveer 200 artikels gepubliceerd in de voornaamste cardiologische tijdschriften. Tot nu toe kwamen 70 buitenlandse (Europa, Azië en Zuid-Amerika) cardiologen voor een bijkomende training van één of meerdere jaren naar het centrum. De afdeling participeerde zeer actief in 180 klinische studieprojecten en leidde de afgelopen 15 jaar 100 assistenten op.

Sinds februari 2015 beschikt het Nationaal Multiple Sclerose Centrum vzw, kortweg het NMSC (in Melsbroek), over een nieuw zorgtraject, waarbij personen met MS of aanverwante aandoeningen terecht kunnen voor een evaluatie van hun medische, fysieke, psychologische en sociale noden. Om de toegang tot dit nieuwe team zo laagdrempelig mogelijk te houden, biedt het NMSC haar expertise aan personen met MS ook aan buiten de muren van het NMSC door ‘on site’ te werken van een universitair of algemeen ziekenhuis. Vanaf 3 juni 2016 kunnen personen met MS of aanverwante aandoeningen dan ook zonder problemen terecht in het OLV Ziekenhuis Aalst voor een multidisciplinaire screening door het TMS-team (Transmuraal Multiple Sclerose Team).

Op 26 november 2016 hebben de nog overgebleven Zwarte Zusters hun archief overgedragen aan de stad Aalst. Die namiddag werd er een kleine plechtigheid georganiseerd, waarop de zusters aanwezig waren. Het archief is bijzonder waardevol en bevat zelfs originele oorkonden uit de 15de eeuw, met het schepenzegel van de stad Aalst. Tot op heden beschikten we enkel over een kopie hiervan. 

“We zullen vanzelfsprekend bijzonder goed zorg dragen voor deze collectie,” zei schepen Karim Van Overmeire. “Deze schenking komt ook op een bijzonder goed moment: in het kader van de bouw van Utopia waren er archeologische opgravingen op de site van het vroegere klooster van de Zwarte Zusters. De documenten die we nu ontvangen hebben, zullen ons zeker helpen om de stukken van de puzzel te leggen.”

Door hun eerder verblijf aan de pupillensite zijn deze zusters dus niet enkel verantwoordelijk voor de geschiedenis van het OLV maar ook voor die van ‘Utopia’, het bilbliotheekgebouw dat op deze plaats verrees.

In februari 2017 kregen we goed nieuws vanuit de ‘financiele sector’. Dan werden immers de ‘awards best finance team of the year’ bekend gemaakt. De award in de categorie ‘kmo en social profit’ ging naar het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis Aalst-Asse-Ninove. Als het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis Aalst-Asse-Ninove vandaag een financieel gezond ziekenhuis is, dan heeft het dat zeker ook te danken aan het financedepartement. Het ziekenhuis had overgeïnvesteerd in een nieuwbouw, wat resulteerde in slechte financiële resultaten. Bovendien bleven de uitgaven sneller toenemen, terwijl de inkomsten vertraagden of stagneerden, zonder daar meteen op in te grijpen. Een directiewissel en een vernieuwde raad van bestuur zorgden voor een frisse wind in de organisatie. Er werd actie ondernomen om het budget weer in evenwicht te brengen.

Januari 2019 betekende een baanbrekende vernieuwing in de behandeling van diabetes.  In de eerste week van dat jaar immers werden de eerste patienten met diabetes type 1 behandeld met een ‘artificiele pancreas’. Hierdoor wordt de suikerregeling spectaculair verbeterd en wordt het gemakkelijker om bij te sturen waar nodig.

In oktober van datzelfde jaar lanceerden het OLV en de hogeschool Odisee samen een nieuw opleidingsprofiel : Clinical datamanager. Daardoor worden studenten opgeleid tot professionals voor de electronische verwerking van medische data. Hierdoor worden de soms lijvige patientendossiers bij de huisarts of in het ziekenhuis vervangen door bestanden met elektronische gegevens.

De afstudeerrichting Healthcare management leidt studenten op tot professionele bachelors die jobs invullen als medisch administratief bediende (MMA), clinical trial assistant en clinical datamanager. Die invalshoek, waarmee we meertaligheid, gezondheidszorg, informatica en innovatie bundelen, is uniek in Europa en zorgt er voor dat zorgkundigen ontlast worden van een aantal administratieve taken.

De slogan van het OLVZ is "Top in Zorg.". Het ziekenhuis heeft ook een mascotte voor zijn kinderafdeling: het egeltje "Olivia". "Olivia" is onder andere terug te vinden op infoborden in wachtzalen, het operatiekwartier en de consultatieafdelingen. Ook is ze te vinden in brochures en op de website van de kinderafdeling

In januari 2020 lezen we volgend motiverend bericht op Twitter. Patiënten met tumor in mond, kaak of aangezicht (#MKA) kunnen na operatie moeilijk praten. Via een tablet met de Gespreksboek-app kunnen ze beter communiceren en zich zo beter integreren. Dank zij Levensloop Aalst (een organisatie van de Stichting tegen Kanker) konden de tablets hiervoor aangekocht worden.

Nog in 2020 kenden we de uitbraak van Covid-19

Met het vertrek van de, voorlopig, laatste coronapatiënt op 1/7/2020 was de stad Aalst bijna Covid-vrij. De crisis was echter nog niet helemaal bezworen, want er lagen toen nog twee coronapatiënten in het ASZ, het andere Aalsterse ziekenhuis.

Tot op dat ogenblik lieten 133 mensen het leven door het coronavirus in de Aalsterse ziekenhuizen.
Eind maart bereikten de Aalsterse ziekenhuizen hun piekmoment. Toen lagen er 172 coronapatiënten in het ziekenhuis. Midden april waren er 41 bedden bezet op intensieve zorgen. Over de hele periode werden er een kleine 600 mensen genezen verklaard.
De afdeling van het OLV ging in stand by modus.

Eind september, begin oktober, betekende echter een nieuwe opmars van het virus, waardoor de diensten van de beide hospitalen opnieuw in gereedheid gebracht werden voor de opvang van nieuwe patiënten.

Covid-19 zorgde op dat ogenblik trouwens ook voor een relletje door een misschien wat ongelukkig geformuleerde boodschap van de burgemeester. Hierover is meer te vinden bij de bespreking van het ASZ.

Het Sint Augustinusinstituut - in de volksmond wel vaker 'de verpleegstersschool' genoemd, bevindt zich nog steeds op de Leopoldlaan.


Tegenwoordig spreekt men van het 'SAI'. De school kende de voorbije decennia een voortdurende dynamiek en omvat vandaag naast opleidingen tot verpleegkundige ook een opleiding tot verzorgende. Naast de beroepsopleidingen maakt ook een TSO afdeling uit van de school..

Na vele interne vernieuwingen werden beide Aalsterse ziekenhuizen, het ASZ en het OLV, op 16 oktober 2023 gefusioneerd. 
De nieuwe naam werd AZORG ... Vanaf 1 januari 2025 verdwijnen de namen ‘ASZ’ en ‘OLV’ volledig uit het Aalsterse straatbeeld ... 

Met een estafette vanuit zes ziekenhuizen werd op maandag 16 oktober 2023 afgeteld naar de bekendmaking van de naam en het bijhorende logo van het nieuwe fusieziekenhuis. 
Zowel vanuit de ASZ-campussen in Geraardsbergen en Wetteren, de OLV-campussen in Ninove en Asse én vanuit de OLV- en ASZ-campussen in Aalst vertrok er een team van medewerkers die al lopend en fietsen een puzzelstuk naar de locatie van de voorstelling brachten.

De zes puzzelstukken werden uiteindelijk samengelegd in ’t Gasthuys, het stedelijke museum van Aalst, en onthulden daar de naam van het fusieziekenhuis en het bijhorende logo: AZORG.

Hier het eindresultaat van het gepuzzel, en dus meteen ook het nieuwe logo ...
 

Het nu op twee na grootste ziekenhuis van Vlaanderen is jaarlijks goed voor maar liefst 950.000 consultaties, 58.000 verblijvende opnames, 120.000 dagziekenhuisopnames, 90.000 aanmeldingen van spoedgevallen en 2.500 bevallingen. Het telt meer dan 500 arts-specialisten, ruim 5.000 medewerkers en 1.200 gefinancierde bedden.


Bronnen :

olv.be
OLV ziekenhuis Aalst-Asse-Ninove via YouTube 100 jaar OLV ziekenhuis Aalst
OLVZaalst (twitter)
kuleuven.be>vesaliusonline
mscenter.be
Odisee Facebook
zorgneticuro.be
healthcare-executive.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
foto klooster – kapel flickr
Facebook Ons Aalst vroeger en nu
aalst.be>bibliotheek
sai-aalst.be
HLN 16/10/2023
hartcentrumaalst.be
Hangar Flying (8 oktober 2009)