Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label politie/leger en burger- rijkswacht. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politie/leger en burger- rijkswacht. Alle posts tonen

woensdag 3 maart 2021

Politiereglement in 1901 : Veiligheid en Reinheid

Eens verder duiken in de geschiedenis van de reglementen, bevestigt enkel van wat heden eigenlijk nog altijd mag of niet mag.  


Zo stonden in de politieverordeningen van de stad Aalst in 1901 volgende reglementen te lezen in verband met veiligheid en reinheid.

art.81 : Het is verboden en wel namelijk aan de jongheid :

- te maken eenige ongeschikte, woelgeestige of baldadige verzamelingen; 

- te bedrijven zoo aan vreemdelingen als inwoners eenige beschimping, zoo door belagching,        spotterij, gekkerij, geschreeuw, grimatzen als andere kinderachtige daden; 

- op de straten te loopen met reepen, of andere diergelijke en gevaarlijke voorwerpen voor rijtuigen en paarden; 

- te maken gedruis of getier bij middel van trommels, ttrommelkens, schaliën, metale plaatjes,    berdekens, beenders, of alle andere scherpklinkende of schetterende en getiermakende werktuig; 

- heimelijk te kloppen of bellen aan de deuren van de huizen; 

- de gebouwen of personen nat te maken met spuiten; 

- steenen of andere voorwerpen te smijten bij midden van eenen slinger; 

- te werpen met steenen, sneeuwballen,speelbollen, slijk of alle andere vuiligheid;

- de kalseisteenen uit te trekken met een trekleder of eenig ander werktuig; te schieten of te werpen met schichten of ander instrument met spies, 

- nagels te slaan of andere dingen in barrieren, boomen of andere zaken, 

- om de kleederen van de voorbijgangers te scheuren; 

- te schrijven met kolen, krijt, roode aarde of alle andere stoffe op de muren; 

- deuren of vensters zwart te maken; 

- te verven of in eener manieren te vlekken de kleederen van personen; 

- bedriegputten te maken, om er de voorbijgaanden te doen invallen; 

- de glazen of ruiten van de vensters te breken; 

- te spelen met den kolf: er generalijk te oefenen eenig spel of vermaak, hetgene zoude kunnen            beschadigen, benadeelen of kwetsen de geburen of voorbijgaanden.


art.82 : Buiten de vastenavonddagen is het verboden vermomd of verkleed zich op den openbaren weg te vertoonen

Nogthans, wanneer door den burgemeester een dansfeest voor vermomden of verkleeden wordt toegelaten, zullen deze die het feest bijwonen, verkleed en vermomd zich er toe mogen begeven en er van wederkeeren, doch, slechts naar acht uren 's avonds en voor zes uren 's morgends.


art.89 : Het is verboden

inde waters van vaart, rivier, beken, waterlooen iets te werpen : 

inzonderheid worden in dit verbod begrepen / keukenafval, mest, drek, scherven, stukken van potten, gebroken glas, levende of doode dieren, overblijfsels van geslachte dieren, enz. Het is ook verboden in deze waters iets te wasschen dat van aard is ze te bederven of te kleuren.


art.90 : Het is verboden :

zich te baden in de waters van de vaart, rivier, beken, waterloopen, en op plaatsen in het zicht van    het publiek. 

zich te baden zonder eene betamelijke badkleedij.


art.114 : Het is aan alle koffijhuishouders, herbergiers en drankslijters verboden

na middernacht en tot 4 uren 's morgends, in hun huis drank te schenken.


art.117 : Het is verboden :

langs de straten of openbare plaatsen zedenschendende of ontuchtige liederen te zingen.


art.218 : De eigenaar, huuraar of bewoner van gebouwen is gehouden

- iederen dag voor 9 uren 's morgens het gaanpad langshenen het gebouw alsook de goten die in het gaanpad zouden gelegd zijn en de waterwijpen te doen kuisschen. Het gaanpad moet in eenen                bestendigen staat van reinheid gehouden worden.

- bij wintertijd, zoodra mogelijk, den sneeuw van het gaanpad te vagen, en het met zavel,            houtzagelingen of asch te bestrooien als het bij vorst glad geworden is. De sneeuw en het ijs van het gaanpad weggeruimd, moet op den openbaren weg in hoopen verzameld worden, op dertig               centimeters van den boordsteen van het voetpad, de riolen en de openingen der ontvangers               vrijlatende.

- bij droogte in de zomertijd, het deel der straat voor de gebouwen te besproeien met water op voldoende wijze om het stof neer te slaan. Indien het gebouw niet bewoond is, vallen deze            verplichtingen ten laste van de eigenaar, en indien het gebouw toebehoort aan een openbaar bestuur  zijn deze opgelegd aan den portier of bewaker, zooniet aan den ambtenaar die het onmiddellijk beheer of nazicht over het gebouw uitoefent.

- tenminste eens per week de huisvuilnissen aan den openbaren reinigheidsdienst te bestellen. De bak, deze vuilnissen bevattende, moet voor aankomst van den mestwagen op straat gebracht worden.

- ten minste eens 's jaars, of meermaals, indien de te kleine omvattingen zulks vereischen, de beerputten of pisbakken te doen ledigen, en, in alle geval, de vereischte voorzorgen te nemen om de vuile uitwasemingen er van te beletten.

- aan de wateren, voortkomende van het huishouden, eenen bestendigen en gemakkelijken afloop te verzekeren, derwijze dat zij niet verblijven in voorhoven of in doorgangen.
 

Over de politieverordeningen van 1901 inzake :

- rijwielen : is HIER meer terug te vinden
- hondenkarren : is HIER meer terug te vinden

en natuurlijk is er nog steeds dat andere heel belangrijke reglement : 'Verboeden te zaugen, te kreften, te memmen', waarover HIER meer info. 



Bronnen

'Stad Aelst, politieverordeningen der stad Aelst, 22 maart 1901', boekdrukkerij Vernimmen-Libaut 

dinsdag 21 januari 2020

De Pupillenschool

Ook : Krijgsgevangenis / Cavaleriekazerne / Pupillensite / School voor troepskinderen

Aan de Graanmarkt werden in 1840 een Krijgsgevangenis en Cavaleriekazerne gebouwd op de terreinen van het na de Franse Revolutie in 1806 afgebroken oude Zwarte Zusterhuis.
Over de geschiedenis van de Zwarte Zusters kan HIER meer terug gevonden worden.

In 1859 werd deze militaire gevangenis op zijn beurt in 1859 opgedoekt en de gebouwen, de bijgebouwen en de terreinen werden aangepast voor gebruik als ‘Militaire School voor Troepskinderen’.

In 1847 verwonderde Koning Leopold I er zich gedurende een troepeninspectie dat hij in de kazernes de kinderen van de militairen in lompen zag spelen. Die ‘verloren’ tijd kon beter besteed worden aan opleidingen en hij besloot toen om de Oostenrijkse traditie van een Korps Academie terug in ere te herstellen. De kinderen zouden hierdoor gegroepeerd worden in één enkele schoolcompagnie.

Deze compagnie werd de ‘Compagnie der Troepskinderen’ die in 1847 in Lier, in de kazerne Sion geïnstalleerd werd. Aan het hoofd stond een kapitein en de compagnie bood plaats aan 700 jongens tussen de 10 en 16 jaar oud.  Het kader van de compagnie was naast de Kapitein (compagniecommandant) verder nog samengessteld met 2 luitenants, 2 onderluitenants, 1 sergeant-majoor, 8 sergeanten, 2 kwartiermeesters (waarvan 1 met de graad van sergeant), 16 korporaals (voortkomende uit de troepenkinderen), 5 tamboers of hoornblazers (waarvan 4 voortkomende uit de troepenkinderen).

Ook werd een peletonsvrouw toegevoegd aan elk peleton. De taken van deze vrouwen was om kleine herstellingen uit te voeren aan het linnen, de boterhammen van de kinderen te smeren, om beurt instaan voor de afwas, …

Op 15 juni 1847 verscheen het Koninklijke besluit n° 6297 dat het uniform bepaalde van de Compagnie van de troepskinderen. Dit uniform werd getekend door de eerste compagniecommandant. Hij haalde zijn inspiratie bij het uniform van de wezen van de stad Luik.
Het uniform van de Troepskinderen werd bij Koninklijke besluit Nr 6297 samengesteld, maar werd lichtjes gewijzigd in 1854. Het nieuwe uniform zag er als volgt uit :

- Donkerblauwe wollen heuplange uniformjas, met kraag en schouderpatten in dezelfde kleur; scharlakenrood versieringspat zonder schouderband. Een biesje in scharlakenrood laken was gevestigd rond de kraag, de mouwversiersels, de schouder- en de zakspatten. Goudbronzen knopen, met uitspringende gouddraad, in reliëf bedrukt met een L en erboven een kroon, conform met het model in gebruik. 
- Vest uit donderblauw laken met scharlaken bies. 
- Broek in donkergrijs laken, "Marengo" genoemd, versierd met een scharlakenrode bies gestikt in de verticale buitennaad.
- Twee linnenbroeken, de ene grijs, de andere wit.
- Muts, kepie genoemd, "breed oplopende conische vorm, met romp in leder.— Donkerblauwe hoofdband voor onderofficier, samengesteld uit vier geappliceerde stukken in scharlaken rood laken.—Band in scharlakenrood laken. – Leren kwartiermuts, met wasdoek bekleed. – Vizier uit vernist leder. – Stormband uit zwart vernist leder. 
- Kraag in keperbinding.
- Handschoenen in gebreid zwaar wit katoen.
- Witte wollen sokken.
- Rijgschoenen.
- Blauw flanellen borstrok, op de borst gekruist en gesloten door middel van een dubbele rij zwarte knopen uit been.
- Koppelriem uit buffelleer.
- Bajonethouder uit buffelleer

 Een typische dagindeling zag er bij de leerlingen als volgt uit :

- wekken en inspectie aan bed om 5u30
- lichaamshygiene, ziekenverslag en opruiming van de kamers van 5u30 tot 6u30
- ontbijt en speeltijd van 6u30 tot 7u00
- Les van 7u00 tot 10u00
- oefeningen, opleidingen voor de tamboers en de hoornblazers van 10u00 tot 11u00
- het middagmaal én rust van 11u00 tot 11u30
- recreatieoefeninglen van 11u30 tot 12u30
- dan afhankelijk van de functie muziek, dans, schermen en turnen van 12u30 tot 14u00
- rust van 14u00 tot 14u30
- les van 14u30 tot 16u30
- vieruurtje en speeltijd van 16u30 tot 17u30
- studie en muziek van 17u30 tot 18u30
- persoonlijk werk in de studiezaal van 18u30 tot 20u00
- avondmaal om 20u00
- speeltijd tot het naar de kamer gaan om 20u30

De pupillen konden ook gaan zwemmen, waarvan hierbij een bewijsstuk

Elke zondag en donderdag werd een soldij betaald aan ieder kind van de vijf hoogste klassen. De oudste twee klassen ontvingen 7 centimen per dag, de 2e en 3e klas 6 centimen en de 1ste 5 centimen.

De straffen voor het niet naleven van de tuchtregels waren ook niet mals.
Onder de straffen vinden we onder andere :

- het opknappen van bijkomende karwijtjes voor het ontbreken op het appel, wederwoord en traagheid in de uitvoering van de orders.
- kwartierarrest met bijkomende taken tijdens de rustperiodes bij herhaling van de voorgaande fouten binnen de 3 maanden, bij onfatsoenlijkheid en herhaalde slordigheid in de klas of tijdens de oefeningen
- het limiteren of afschaffen van militaire wandelingen en uitvoeren van taken tijdens de uitgaansperiodes bij dronkenschap, uitgaan zonder toelating, ontbreken op het avondappel, buitenshuis slapen (voor de eerste keer)
- verblijf in de politiekamer bij herhaling van voorgaande in een periode van 3 maanden, bij onbeschoftheid, bij herhaalde luiheid, beledigingen, knokpartijen
- afhouding van een deel van de soldij bij permanente onfatsoenlijkheid, slordige omgang met de uitrusting en/of verlies van uitrustingsstukken
- verblijf in het cachot, op water en brood bij het beledigen van een meerdere, bedreigingen, herhaald slecht gedrag en bij herhaling van voorgaande feiten binnen de 3 maanden
- berisping, die steeds gepaard ging met acht dagen cachot na het herhaaldelijk plegen van zware fouten en na een groot aantal andere straffen
- voor de ergste gevallen ook wegzending, de beslissing hiervoor werd genomen door de compagniecommandant en de minister van oorlog en dit in geval het kind als onverbeterlijk werd beschouwd.

In 1856 werd de naam veranderd naar de ‘School der Troepskinderen’ en kwam ze onder het bevel te staan van een hoofdofficier. Bij die gelegenheid ontving de school hoog bezoek van de Koning en de Koninklijke Familie.

Uiteindelijk zou de school zich in 1859 vestigen in de gebouwen van de oude gevangenis van Aalst, die volledig omgebouwd werd voor deze nieuwe bestemming.

De werken gingen snel vooruit en de School van de Troepskinderen kon reeds in 1860 vanuit Lier naar Aalst overgebracht worden.

De School werd ingedeeld in zes pelotons, over drie studiejaren en een hogere cursus. Aan het eerste peloton werd een voorbereidende cursus toegevoegd. Het effectief van elk peloton mocht ongeveer 50 kinderen bedragen. De kinderen werden over de drie studiejaren verdeeld naargelang hun graad van opleiding. Ze konden enkel door de minister van Oorlog tot de hogere cursus toegelaten worden.

Er werd een uniforme soldij van 5 centimes vastgelegd voor elk kind.
De 6 besten van ieder peleton kregen 4 centimes per dag meer dan hun medeleerlingen.

Tijdens verlofperiodes was het de kinderen verboden om ‘burgerkledij’ te dragen, en bij het terugkomen van verlof mocht er geen snoep, gebak, zoetigheid of fruit meegebracht worden;


Verscheidene aanpassingen aan het uniform van 1854 werden voorgesteld door Luitenantkolonel Dumoulin die ongerust was over de late fysieke ontwikkeling van bepaalde leerlingen; hij schreef dit toe aan de "compressie van de borst en de grote bewegingshinder", veroorzaakt door het dragen van de uniformjas model 1854.

In 1860 werden de klompen en de pantoffels ingevoerd voor de wintertenues binnen het kwartier en in juni 1862 de kepiekap, waarschijnlijk van zwart wasdoek, om hem te beschermen voor het slechte weer.

In 1876 kreeg de School een nieuw reglement. Artikel 1 specificeert dat de School van de Troepskinderen de morele en militaire opleiding en opvoeding van de Troepskinderen tot doel had. Dit om in de rekrutering van de lagere kaders van het leger te voorzien.

De School werd onderverdeeld in pelotons van maximum veertig leerlingen. Het onderricht werd georganiseerd per peloton. Ieder peloton werd bevolen door een officier leraar bijgestaan door twee onderofficieren monitors. 


1 hoger officier commandant, 1 bataljonsdokter, 1 officier betaalmeester leider van de lessen in de administratie, 1 kapitein onderrichter speciaal belast met de professionele opleiding van de onderofficieren en de Troepskinderen, 1 luitenant onderrichter adjunct, 8 luitenants of onderluitenants pelotonscommandanten belast met de morele en militaire opvoeding en met de wetenschappelijke en literaire opleiding. Deze officieren gaven lessen in Frans, Vlaams, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen, enz. 1 aalmoezenier, 1 adjudant, 1 muziekchef, 1 sergeant-majoor, 1 sergeant kwartiermeester, 3 onderofficieren leraren Vlaams, 2 onderofficieren monitors per peloton, ze nemen deel aan het onderwijs en bewaken de studies, 1 dans- en gymnastiekleraar, 2 wapenmeesters, 1 chef van de huishouding, 1 conciërge, 1 korporaal klaroenspeler, 3 klaroenspelers, 6 korporaals belast met diverse taken, 1 eerste werkman kleermaker, 1 eerste werkman schoenmaker, Een aantal soldaten voor het uitvoeren van de karweien en de schoonmaak werkzaamheden.

Door het koninklijke besluit van 12 november 1881 werd de School van de Troepskinderen beschouwd als een korps van het leger. Daaruit volgde dat de formaliteiten, bij wet van 19 mei 1880 vereist om aan de vrijwilligers van alle categorieën de hoedanigheid van militair te verzekeren, toepasselijk werden op de Troepskinderen als ze de leeftijd bereikten waarop vrijwilligers in het leger konden opgenomen worden, dit is op 14 jaar.


Om een definitieve breuk met het verleden te maken zal de nieuwe militaire school van Aalst, die officieel haar poorten opent 1883 vanaf dan de naam dragen van ‘Pupillenschool van het Leger’.

Deze school is toegankelijk voor zonen van militairen, ambtenaren of rechthebbenden van het Leger.

De Pupillenschool heeft als doel een basisvorming te verstrekken aan de kinderen tot 16 jaar, om er goede onderofficieren van te maken. Ze werden op deze manier klaargestoomd om de boekhouding en de administratie van de compagnies te voeren, waarbij ook meer en meer aandacht besteed zou worden aan de kennis van het Nederlands. 

De leerlingen verlieten op hun 16 jaar deze school om vanaf dan ingelijfd te worden als beroepsvrijwilliger of kandidaat onderofficieren en dit voor een minimumduur van acht jaar.

In 1884 werd op de hoek van de Peperstraat en de Graanmarkt een bijkomend imposant gebouw opgetrokken dat zal dienen als onderdak voor de onderofficieren. Op het gelijkvloers bevond zich een infirmerie.

In 1886 werd de school gereorganiseerd en werd ze opgesplitst in twee compagnies. De eerste compagnie bestond uit leerlingen “pupillen” lager onderwijs (10-13 jaar) en werd behouden in Aalst, terwijl de tweede compagnie, de oudere leerlingen tussen 13 en16 jaar, werd ondergebracht in de lokalen van de voormalige Staats-Normaalschool voor meisjes te Namen. Zij zouden later ‘Cadetten’ genoemd worden.

Het lessenprogramma omvatte de leerstof die onderricht werd in de eerste vier afdelingen van de cursussen en regimentsscholen van de infanterie, d.w.z. dat de meest gevorderde Pupillen een wetenschappelijke opleiding genoten die overeenkwam met deze van het derde leerjaar van het middelbare staatsonderwijs.

Het programma van de praktische beroepsopleiding omvatte :

- Leerschool van de soldaat, bajonetgevecht, 
- Leerschool van de Compagnie : functies van jalonneur, gids, sectiechef en pelotonschef, 
- Leerschool van het bataljon : zoals de leerschool van de compagnie, met bovendien de functie van vaandeldrager, 
- Praktische oefeningen over het gevecht op niveau compagnie en bataljon, 
- Veldwerken : loopgraven, schuilplaatsen, legerkampwerken,
- Velddienst : kleine toepassingsoefeningen over de compagnie en het bataljon in stationeringzone, in de voorposten en in mars, 
-  De wachtdienst in garnizoen, 
-  Voorlopige reglementen over de opleiding van de infanterie : Theorie over het schieten, voorbereidende schietoefeningen (alleszins werd het schieten in verkorte schietstand niet onderricht aan de Pupillen onder de 14 jaar), schatten van afstanden.  
-  Kennis van de klaroen - en trommelsignalen in gebruik bij de infanterie,
-  Gymnastiek, boksen, zwemmen, schermen (floret, sabel en stok),
-  Lessen notenleer, zangles. De Pupillen leerling - klaroenblazer en deze die tot het muziekkorps behoren, evenals zij die gekozen hebben voor deze diensten, ontvangen daarenboven ook lessen in het muziekspelen.

Er zijn nog slechts twee examens per jaar : het eerste op het einde van februari, het tweede op het einde van het schooljaar. Er is geen sprake meer van speciale cursus. De militaire opleiding moet zodanig zijn dat, bij het verlaten van de School, de Pupil bekwaam is om de verschillende functies van onderofficier van de infanterie uit te voeren.

In 1897 werd te Aalst de 50e verjaardag gevierd van de stichting van de School voor Troepskinderen. Een grote delegatie van de Vereniging woonde de feestelijkheden bij.

De Vereniging en de School kwamen trouwens verschillende malen in contact met elkaar, onder andere bijvoorbeeld in 1897, ter gelegenheid van het bezoek van alle leerlingen aan de Wereldtentoonstelling te Brussel. In het Koninklijk Circus te Brussel werd door de Vereniging een galavoorstelling georganiseerd waar de schoolmuziek een daverend succes oogstte. Ook bij turn- en schermfeesten, gegeven door de School van Aalst op de Grote Markt te Brussel, enz. waren zij graag geziene gasten. Hieronder een foto van het muziekkorps tijdens de schouwing van de troepen op de Grote Markt.

In de 19e eeuw werden, naar voorbeeld van Frankrijk, meerdere pogingen ondernomen om het openbaar onderwijs in te voeren maar een hevige schoolstrijd verhinderde de katholieken en liberalen om tot een snelle beslissing te komen. In afwachting hadden de Koninklijke Athenea ondertussen hun organisatie en programma’s wel al gemoderniseerd.

Door de reorganisatie bevonden zich alle Pupillen te Aalst, waar zij gegroepeerd zullen blijven tot augustus 1914. Op het tenue droegen allen nu de scharlaken boordjes, tot dan toe gereserveerd voor de leerlingen van de 2e Compagnie.  Een ander gevolg van de hergroepering was het toekennen van een vaandel.
Dit vaandel vertoonde de nationale driekleur : zwart (aan de vaandelstok), geel en rood, aan drie zijden afgezoomd met een galon en goudfranjes, zonder opschrift. De houten vaandelstok was in het zwart geschilderd, en droeg boven op een rechthoekige, vergulde sokkel uit messing een Leeuw, onderaan was de vaandelstok voorzien van een draaghuls uit messing. Aan weerszijden van de leeuwensokkel was de Franstalige leuze « L’Union fait la Force » (Eendracht maakt Macht) aangebracht. 

Tijdens wapenschouwingen werd dit vaandel gedragen door de sergeant-majoor, hoofdmonitor. Hij had geen koppelgordel, en droeg tijdens de defilés het vaandel op zijn schouder, in het midden van de formatie. De Commandant van de School gaf aan dit vaandel dezelfde eerbetuigingen als aan een regimentsvaandel.

In 1914 eindigde het schooljaar voor de pupillen officieel op 31 juli. Zoals de vorige jaren werd het afgesloten met een plechtige ceremonie, waaraan het volledige personeel van de school deelnam en tijdens dewelke de « beloningen » werden uitgedeeld (erekaarten, studiegetuigschriften voor de vierdejaars die met succes voor het eindexamen van dat jaar waren geslaagd) en het voorlezen van de namen van die leerlingen die palmen hadden behaald.

Na afloop van deze plechtigheid mochten de burgerlijke leerlingen (die nog geen 16 jaar waren), hetzij de grote meerderheid onder hen, de School verlaten voor de grote vakantie. Echter werden de leerlingen die 16 jaar of meer waren, en die dus beroepsvrijwilligers waren binnen de School gehouden. Hun ouders ontvingen een laconiek bericht van de School, dat als volgt was opgesteld : 

Mijnheer, Ik heb de eer u te melden dat, gezien uw zoon 16 jaar oud is, de kolonel Schoolcommandant besloten heeft zijn vertrek met vakantie uit te stellen tot nadere beslissing.
Aalst, 28 juli 1914       (get)   FLEMAL 

Op 28 juli immers, rekening houdend met de internationale toestand, plaatste de regering het leger op versterkte vredesvoet, wat het oproepen inhield van de jongste drie militieklassen. Door deze beslissing zou een groot gedeelte van de kaders zich bij de eenheden voegen.

In de Pupillenschool ging men over tot de evacuatie naar de gymnastiekzaal en de wapenzaal van al het meubilair van de klassen, slaapzalen en eetzalen. 

Op 1 augustus 1914, bij de mobilisatie, werden de pupillen beroepsvrijwilligers om 9 uur verzameld op het schoolplein.
Kolonel Delvaux de Fenffe, schoolcommandant, legde in zijn toespraak uit wat mobilisatie was en spoorde de pupillen aan hun plicht te vervullen. 

Op het einde van zijn toespraak las de kolonel een schoolorder waarbij een twintigtal leerlingen (onder de oudsten), rekening houdend met hun resultaten in het wetenschappelijk onderwijs en in het militaire onderricht, tot korporaal werden benoemd. 

Anderzijds werden een veertigtal pupillen aangeduid als klerk of secretaris, om zich bij de commissies van remonte te voegen voor de opeising van de paarden. 

Vanaf 3 augustus vertrokken de pupillen beroepsvrijwilligers op veldtocht, met hun pupillenuniform, en ontvingen in de Legerdepot beenstukken, kogeltassen, rugzakken, enz.  De oudsten moesten zich bij hun regiment voegen. De anderen moesten naar Gent gaan, waar de vrijwilligersregimenten samengesteld werden. Sommigen onder hen werden aangeduid om onderricht te geven aan de dienstplichtigen van 1914, die onder de wapens waren geroepen en naar de Opleidingscentra gestuurd. Die centra werden tamelijk snel naar Frankrijk overgebracht. 

De jonge pupillen, die teruggestuurd waren naar hun familie en naar het burgerleven, werden tijdens de oorlog aan hun lot overgelaten. Sommigen zullen zich nochtans bij het leger te velde voegen als oorlogsvrijwilligers

De kazerne werd verlaten en werd al heel snel ingenomen door de bezetter.

Bij de triomfantelijke terugkeer van het leger “in het land”, na vier en een half jaar afwezigheid, kon men de scholen van Pupillen (en Cadetten) eigenlijk als onbestaande beschouwen.

Er bestond echter geen twijfel over de nood aan deze scholen. Dergelijke militaire instellingen hebben altijd bestaan en het leger heeft daarenboven altijd kaders nodig. Het is ook een feit dat de jonge mensen die het zelf vormt altijd het beste voorbereid zullen zijn. 
Anderzijds waren vele families van oud-strijders in een benarde toestand terecht gekomen. Het was dus passend om hen doeltreffend bij te staan in de opleiding van hun kinderen.


Gezien het grote aantal kinderen dat aan deze voorwaarden voldeed, werd beslist tot de oprichting van zes scholen waarvan twee basisscholen te Saffraanberg (Ne) en te Bouillon (Fr), twee middelbare scholen in de vroegere pupillenschool te Aalst (Ne) en te Marneffe (Fr) en twee scholen voor hoger middelbaar onderwijs (Cadettenscholen genoemd) te Namen (Ne en Fr).  (*Ne = Nederlandstalig, Fr = Franstalig)

Omdat uit de oorlogservaring bleek dat het uniform van de troepen te velde zo praktisch en zo weinig opvallend mogelijk moest zijn, en gezien de tijdens de oorlog uitgeprobeerde uniformen aan deze behoeften voldeden besloot de Minister van Landsverdediging dat het uniform van alle wapens en diensten van het leger (behalve de Rijkswacht, de compagnie torpedo's en het detachement torpedo's en mariniers) van kaki kleur zou zijn en gelijkend op dat gebruikt tijdens de oorlog 6. 

Het uniform van de leerlingen, zowel pupillen als cadetten, was dus kaki. De uitgangskledij, op maat gemaakt, was die van de onderofficieren. 

Vanaf 1924 hadden senatoren de regering al geïnterpelleerd om de afschaffing van de Pupillenscholen te eisen, aanhalende dat, zonder rekening te houden met de kosten voor onderhoud van pupillen en gebouwen, de Scholen voor pupillen en cadetten instellingen van een ander tijdperk waren. … Onverdedigbaar uit pedagogisch standpunt want “men specialiseert geen kinderen vanaf hun prille leeftijd”.

In september van hetzelfde jaar besloot de Generale Staf van het leger dan ook al om sommige Pupillenscholen te hergroeperen. Zo werden de Franstalige lagere scholen van Bouillon en Marneffe overgebracht naar Saffraanberg.

Ten gevolge van de economische crisis van de jaren 1930 kon het leger overgaan tot het rekruteren van degelijk personeel, voorzien van een stevige schoolbagage. Daarenboven toonden statistieken sinds 1919 aan dat meer dan de helft van de pupillen om diverse redenen de school verlaten hadden voordat ze 16 jaar waren. Vooraleer een verbintenis te tekenen dus, wat voor de Staat zware kosten en een zuiver verlies betekende. 
Anderzijds overwegend dat het absoluut noodzakelijk was het budget van Landsverdediging te beperken tot de werkelijk noodzakelijke uitgaven, besloot de regering tot de afschaffing van de Pupillenscholen.

Met de wet van 7 november 1928, inhoudend het gebruik van de talen in het leger, kondigde de regering af dat de volledige opleiding van de soldaat in zijn moedertaal zou gebeuren. Daarom moesten de soldaten gegroepeerd worden per taaleenheid waarvan de belangrijkheid niet lager mocht zijn dan een compagnie of overeenstemmende eenheid. Die eenheden moesten verenigd worden in het bataljonskader of in de overeenstemmende groep van een zelfde taalregime, telkens hun aantal het zou toelaten.
Deze wet moest toegepast worden voor de militieklas van 1930.

Door een richtlijn van 2 mei 1930, werden de eenheden dan onderverdeeld in Vlaamse, Franstalige en gemengde eenheden en er werd overgegaan tot de vertaling van de reglementen in het Nederlands.

In 1932 verscheen een nieuwe wet met betrekking tot het gebruik van de taal in het onderwijs. Gezien deze wet het gebruik van de streektaal van de onderwijsinstelling in de onderwezen lessen oplegde, bleek het noodzakelijk een oplossing te vinden om de Nederlandstalige afdeling van de Cadettenschool over te hevelen naar de Vlaamse regio. Verschillende oplossingen werden overwogen. De eerste weerhouden oplossing was de overbrenging naar Aalst.  

Op 26 maart 1933, verscheen een Koninklijke besluit 21 dat de reorganisatie van de Cadettenscholen van het leger inhield. Het doel van de school is steeds het verstrekken van de opvoeding en de opleiding aan bepaalde jongeren om ze bekwaam te maken mee te doen aan de aanwerving voor het kader van de officieren van het leger (in het bijzonder voor de Militaire School). 

De Cadettenscholen van het leger moesten een Franstalige school omvatten gevestigd in Namen en een Nederlandstalige school gevestigd in Aalst. In beide scholen moest de tweede landstaal op grondige wijze onderwezen worden.

De keuze van de Nederlandstalige school viel uiteindelijk op Saffraanberg (Sint-Truiden) waar passende installaties vrijgemaakt waren door de afschaffing van de Pupillenschool. Deze keuze werd geratificeerd door het koninklijke besluit van 16 juni 1934. 

De Vlaamse Cadettenschool werd overgebracht van Namen naar Saffraanberg in september 1933, voor de opening van de lessen van het academische jaar 1933-1934.

Op 15 juli 1933 bracht de « Courrier de l’Armée» verslag uit van een ontroerende afscheidsplechtigheid die plaats had op 9 juli in het Koninklijk Legermuseum. De officiële vlag van de Pupillenscholen werd overhandigd aan de heer Leconte, hoofdconservator. De vlag kreeg zijn plaats in de reliekenkamer tussen de vlaggen en standaarden van de veldtocht 1914-1918.

De school sluit haar deuren en het gebouw staat een aantal jaar leeg.

Net zoals tijdens WOI namen de Duitsers ook in WOII hun intrek in de kazerne te Aalst.
Eind 1940 herbergde de Aalsterse kazerne een Duits garnizoen met Franse, Engelse en Belgische gevangenen.
Na de bevrijding van 1944 werden er incivieken (= politiek onbetrouwbare personen ofte collaborateurs) geïnterneerd.


Tenslotte werd de kazerne in 1950 de zetel van het “Opleidingscentrum voor Geestelijke brancardiers en verplegers”.

De gebouwen kregen daarna nog een pak andere functies en na een paar verschillende invullingen nam de Gerechtelijke Politie vanaf 1967 haar intrek in het vroegere schoolcomplex. In het voorstel van het budget van Landsverdediging van 1972 vermeldde de minister dat de oude kazerne aan de Graanmarkt te Aalst verlaten werd door de militaire diensten en overgemaakt werd aan het ministerie van Openbare Werken

Er kwamen nog enkele andere invullingen van het gebouw, zowel militair als burger, om uiteindelijk gerenoveerd te worden als administratief complex van de gemeente Aalst gedurende de jaren 1990

De gerechtelijke politie verhuisde in 2012 naar Dendermonde en de gebouwen aan de Graanmarkt werden verkocht aan de stad Aalst. 

Het was reeds in juli 1920 dat de gedachte rees om, door het oprichten van een gedenksteen, de herinnering aan de in de oorlog gesneuvelde makkers te vereeuwigen.
Een comité werd samengesteld, inschrijvingen werden opgenomen en er werden feesten ingericht als fundraising.
In zeer korte tijd werd voldoende kapitaal bijeen gekregen om rechtover de School te Aalst een prachtig monument op te richten.
Het werd op 23 juli 1922 ingehuldigd, in een grootse plechtigheid, vereerd door de aanwezigheid van Kroonprins Leopold.
Meer hierover is HIER terug te vinden. 

Het overschot van de samengebrachte gelden diende om in de eetzaal van Aalst marmeren platen te plaatsen, waarop in grote gouden letters de namen gebeiteld werden van de 163 makkers.
Er bleef zelfs nog genoeg geld over om een prijs in het leven te roepen. Dat werd de « Prijs van het Monument » welke ieder jaar aan de meest verdienstelijke leerling der Cadettenschool zou verleend worden.

Later zouden de gesneuvelde leerlingen van beide wereldoorlogen vermeld worden, zowel cadetten, pupillen en troepskinderen van al de scholen. Dat gebeurde door twee extra platen die werden toegevoegd aan het reeds bestaande monument.

Op 21 juni 2018 was er in de gebouwen de opening van de nieuwe stadsbibliotheek "Utopia
en de "Academie voor Podiumkunsten".

Daar waar de dagen er tegenwoordig gevuld worden met muziek, lezen, leren, … was het vroeger wel een beetje anders.

Het archeologisch onderzoek dat op de voormalige Pupillenkazerne gevoerd werd, startte in de zomer van 2016. Aanleiding van het onderzoek was de geplande bouw van een nieuwe bibliotheek en academie voor podiumkunsten op deze locatie.

Een archeologisch vooronderzoek dat werd uitgevoerd in december 2015 maakte immers reeds duidelijk dat deze werken heel wat archeologische sporen dreigden te vernietigen.

Van deze plaats was immers – op basis van historische bronnen – reeds geweten dat ze te situeren is binnen de 13de -eeuwse stadsomwalling en aanvankelijk vermoedelijk in gebruik was als tuingrond en/of boomgaard.
Aan het einde van de 15de eeuw vestigen de Zwarte Zusters zich op deze plaats om bijstand te verlenen bij de verzorging van pestlijders.
Onder de Franse Republiek werd dit klooster gesloten en de bezittingen werden als staatseigendom verkocht. De gebouwen zelf bleven evenwel overeind tot 1880, zij het met een andere bestemming: eerst als opslagplaats voor aangeslagen goederen van gesloten kerken en kloosters, dan als deel van de militaire gevangenis en tenslotte als onderdeel van de “Ecole des Pupilles de l’Armée”, kortweg Pupillenschool.

Tussen 1880 en 1907 worden de voormalige kloostergebouwen dan afgebroken en vervangen door het gebouwcomplex van de Pupillenschool zoals het er vandaag nog steeds gedeeltelijk staat.

Het onderzoek leverde muurresten, kelders, beerputten en vloeren op die behoorden tot de kloostergebouwen van de zusters. Ter hoogte van de kapel en in de kloostertuin kwamen tevens begravingen tevoorschijn. Aan de achterzijde, tegen de stadsomwalling aanleunend, trof men een opeenstapeling van tuinlagen aan, met daarin verschillende afvalkuilen. Ook binnen het kloosterdomein werden deze aangetroffen. Daarnaast werden ook enkele oudere grachten en greppels herkend die mogelijk een oudere perceelsindeling voorstellen.

Het materiaal dat zich in de afvalkuilen bevond, leverde een bijzondere blik op de materiële cultuur binnen het klooster en dit met soms zeer verrassende resultaten. Naast voorwerpen die in verband te brengen zijn met het religieuze leven, zijn er namelijk verscheidene gebruiksvoorwerpen aangetroffen die eerder getuigen van een zekere materiële welstand en van culinaire geneugten.

Een heel stuk geschiedenis dus in deze buurt van Aalst …    en heel veel is hierover terug te vinden … in de bibliotheek die zich nu op deze plaats bevindt.

Heel in het kort nog even de militaire geschiedenis van dit gebouw :

Cavaleriekazerne & Krijgsgevangenis (1840 – 1859)
Regiment der Gidsen – Escadron Depot (→ Leuven 1859 – 1865)
1ste Regiment Grenadiers (1871 ….) (gedeeltelijk)
School van de Troepskinderen – later Pupillenschool (1860 – 1935)
Gevangenis voor incivieken (1944 – 1950)
Opleidingscentrum (OC) Geestelijke brancardiers en verplegers
(1950 – 1972)
Onthaal & vorming reservekader 
…..

We schrijven intussen september 2020.
Het leger zou een militaire oefening willen organiseren in Aalst. De pupillensite zou de uitverkoren plaats zijn.
Het is de gemotoriseerde brigade van Leopoldsburg die samen met de Provinciecommando’s de oefening ‘Celtic Uprise’ zal uitvoeren.
Dit is een oefening in het kader van vrede ondersteunende operaties en zal plaats vinden tussen 26 april en 7 mei 2021.
Bedoeling is om voor de oefening terreinen en gebouwen te gebruiken om schuilplaatsen voor vluchtelingen, opslagplaatsen voor drugs, smokkelwaar of wapens, enz te kunnen nabootsen. Ideaal zijn dus verlaten loodsen, oude nutsgebouwen, …

Het idee stuit echter al vrij snel op politieke tegenstand vanuit de hoek van ‘Groen Aalst’.
Volgens gemeenteraadslid Lander Wantens is het echt niet aan de orde om een 400-tal militairen een oorlogssituatie te laten nabootsen in het hart van een centrumstad als Aalst.
Daarenboven haalt hij aan dat de site aanschouwd dient te worden als bouwkundig erfgoed en de historische waarde te groot is om ‘mee te laten spelen’ door militairen.
Naast deze argumenten haalt hij ook aan dat deze oefening zeker voor hinder zal zorgen in de stadd, zeker al voor de handelaars, de winkelende burgers en de schoolgaande jeugd.

Wordt vervolgd ? Of wordt niet vervolgd ?
Feit is dat de site natuurlijk altijd al belangrijk geweest is in het oorlogsgebeuren en dus eigenlijk wél het ideale kader zou zijn voor dergelijke oefening.
Ook eentje om op te volgen dus …



Bronnen

belgiummilitary.wordpress.com
Het Belgisch militair vastgoed sinds 1830 – Ludo Michielsen
bel-memorial.org
rikcuypers.be
madeinaalst.be (foto's)
luckens.nl/achtergr_info/pupillen.html
rondleiding stadsgids 2005
Wikipedia
erfgoed.net/erfgoedobjecten/43
so-lva.be/aalst-graanmarkt-0

vrijdag 17 mei 2019

Politiereglement in 1901 : Hondenkarren

Eens verder duiken in de geschiedenis van de reglementen, bevestigt enkel van wat heden eigenlijk nog altijd mag of niet mag. Zo stonden in de politieverordeningen van de stad Aalst in 1901 volgende reglementen te lezen in verband met hondenkarren, nu iets minder toepasselijk op de 'kar' als dusdanig, maar het dierenwelzijn stond toen toch ook wel al heel hoog aangeschreven.
Daar waar de hond vroeger de kar trok, lijkt het er tegenwoordig op dat het de honden zijn die zich laten voeren en vertroetelen. Zelfs heuse kinderwagens worden gebruikt om de viervoeters een wandelingetje naar de bakker te ontzien.

art.14 : De wagens, karren en alle voertuigen bespannen met één of meer honden, moeten gevoerd worden door eenen persoon die ze kan besturen, deze mag noch op, noch in het rijtuig plaats nemen, noch toelaten dat één of meerdere personen er in plaats nemen.

art.15 : De ingespannen honden zullen aan den band geleid worden, tenzij ze onder het voertuig, of aan den dissel eener steekkar, of aan eenen kruiwagen gespannen zijn.  De voerman moet aan het hoofd gaan van het rijtuig, waar honden voorgespannen zijn : 

     1. Binnen de stad en in de kom der stad

     2. Bij het naderen van andere rijtuigen of bereden paarden; het gespan der honden moet in dit laatste geval op de zijde banen of op de kanten der baan geschikt worden.

art.16 : De geleiders van de karren bespannen met één of meer honden, mogen er zich onder geen voorwendsel van verwijderen.

art.17 : Het is verboden de honden tijdens de groote hitte in de zon te laten staan.

art.18 : Elke ingespannen hond moet eenen halsband, eene zadel en betamelijke strengen hebben. Hij moet gemuilband zijn. De geleider van eenen wagen met honden bespannen moet zijnen wagen voorzien van eene schotel om drinken te kunnen verschaffen aan zijne honden, en van deksels die hij onder de dieren zal plaatsen of waarmede hij ze zal dekken gedurende hunne rust.

art.19 : Het is verboden als trekdieren te gebruiken honden wier zwakheid, ziekten, gebreken of kwalen hen hiertoe zichtbaar ongeschikt maken, alsook volle teefjes. Het is verboden honden in te spannen welke niet minstens 60 centimeters hoog zijn.

art.20 :  De karren met tremiën bestemd om door honden getrokken te worden, zullen voorzien zijn van eenen ruststaander, ten einde te beletten dat bij het rusten het gewicht der lading op het dier zou drukken.

art.21 : Het is verboden honden naast welkdanig ander dier te spannen.

Op 20 augustus 1915 werd volgende bericht opgehangen :

"Voor het verkeer per rijtuig geldt bijzonderlijk : ieder rijtuig, ook hondenkar, moet op den linkerkant voorzien zijn van eene vaste plaat, vermeldende duidelijk leesbaar, de naam en de voornaam, alsook de juiste woonplaats des eigenaars. Buitendien moet de geleider van het rijtuig, alsook ieder ingezeten persoon elk afzonderlijk van een reispass voorzien zijn".

Hierbij twee fotootjes van een volledig correcte hondenkar (in beide gevallen vervoer van melkkannen):



Over de politieverordeningen van 1901 inzake :

Veiligheid en netheid : is HIER meer terug te vinden
Rijwielen : is HIER meer terug te vinden

... en natuurlijk is er nog steeds dat andere heel belangrijke reglement : 
'Verboeden te zaugen, te kreften, te memmen', waarover HIER meer info. 



Bronnen

'Stad Aelst, politieverordeningen der stad Aelst, 22 maart 1901', boekdrukkerij Vernimmen-Libaut  Digitaal krantenarchief MadeinAalst
Stadsarchief Aalst 'Tekstaffiches 20 augustus 1915'

Politiereglement in 1901 : Rijwielen


Eens verder duiken in de geschiedenis van de reglementen kan in de eerste plaats eens leuk zijn, maar bevestigt enkel - grotendeels - van wat heden eigenlijk nog altijd mag of niet mag.  


Heel wat reglementen werden, en worden nog steeds, heel vaak met de voeten getreden. Je moet je 's morgens maar eens op straat wagen. Heel veel fietsers zonder verlichting ('lantaarn'), aan grote snelheden, en duidelijk het overige verkeer belemmerend.  Dat mag nu niet, en dat mocht ook toen niet ... Zo stonden in de politieverordeningen van de stad Aalst in 1901 volgende reglementen te lezen in verband met rijwielen.

art.38 : Het is verboden aan kinderen van min dan 10 jaar oud langs den openbaren weg op rijwielen te rijden.

art.39 : De toegang tot de voetpaden, dreven en wegen aan de voetgangers voorbehouden, is aan de wielrijders verboden. De burgemeester mag hun ook zekere deelen van den steenweg verbieden. Hij duidt de lanen, kaaien of wandelingen aan waar het verkeer met rijwielen is toegelaten. Opschriften zullen deze vergunning aanduiden.

art.40 : Elk rijwiel moet voorzien zijn van een helklinkend verwittigingstoestel in het bereik van den wielrijder geplaatst, die er gebruik zal van maken telkenmale het omzichtig zal zijn de voorbijgangers te verwittigen.

art.41 : Van bij het vallen van de avond, tot aan den dageraad, zullen de rijwielen een behoorlijk lichtende lantaarn dragen die hare stralen voor het rijwiel zal werpen.

art.42 : Het is op heel het grondgebied der stad Aelst streng verboden, de rijwielen te doen rollen met eene snelheid, grooter dan die van eenen man op gymniastischen pas, zij 10 kilometer per uur. Deze vaart moet vertraagd worden aan het keeren of het kruisen der wegen, in de smalle straten en op de bruggen.
De wielrijders zullen hun tuig met de hand geleiden, daar waar gedrang of belemmering op den openbaren weg voorkomt.

art.43 : Het is aan de wielrijders verboden zich over te leveren aan loopstrijden of andere oefeningen welke het gemak of de veiligheid van het verkeer der voetgangers in gevaar kunnen brengen.

art.44 : De wielrijders die een ander voertuig kruisen zullen rechts afwijken en op hunne linker zijde eene voldoende plaats vrijlaten.

art.45 : De wielrijder die een ander voertuig verlangd voorbij de rijden, zal bij middel van zijn verwittigingstoestel, den geleider waarschuwen en deze zal gehouden zijn hem eenen voldoenden doorgang te laten.

art.46 : Het is aan de wielrijders verboden kinderen op hunne in gang zijnde machien te plaatsen, te rijden zonder de stuurstang vast te houden, alsook de voettrappers los te laten.

art.47 : Elk wielrijder moet de door het provinciaal bestuur genummerde plaat, aan het hoofd van den kader en in het vlak van het tuig vaststellen, zonder de cijfers om te keeren.

art.48 : De politiebesluiten en voorschriften het verkeer der rijtuigen regelende ter gelegenheid van feesten of plechtigheden, zijn op de rijwielen toepasselijk.

art.49 : Elk wielrijder die ten gevolge van welkdanig ongeval of overtreding aan de huidige verordening zal weigeren op bevel der politie stil te houden, zijnen naam en bedrijf op te geven of op eene of andere wijze zal trachten aan de opzoekingen der overheid te ontsnappen, zal het maximum der politiestraffen verbeuren.

art.50 : Worden begrepen onder de naam van rijwielen niet alleenlijk de gewone tweewielers, maar alle voertuigen van dezelfde soort, welk ook het getal wielen zij.

Over de politieverordeningen van 1901 inzake :

Veiligheid en netheid : is HIER meer terug te vinden
hondenkarren : is HIER meer terug te vinden

... en natuurlijk is er nog steeds dat andere heel belangrijke reglement : 
'Verboeden te zaugen, te kreften, te memmen', waarover HIER meer info. 



Bronnen :

'Stad Aelst, politieverordeningen der stad Aelst, 22 maart 1901', boekdrukkerij Vernimmen-Libaut
Animaatjes.nl : afbeelding fietser