Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 23 november 2021

De Groene Belle

Eind november 2021...

VVAK, de Vereniging die zich inzet voor Aalsters Kultuurschoon, is opgelucht dat de gevel van een voormalig hopmagazijn in Aalst bewaard blijft. 
Het gaat over een mooie gevel die gelegen is op de Dendermondse Steenweg (verbinding tussen het Esplanadeplein en de Zeshoek).


Jarenlang stond dit gebouw, een oude opslagruimte, te verkommeren. De kans was zeer reëel dat ook dit gebouw - net zoals al enkele andere historische panden voorheen - plaats zou moeten maken voor het zoveelste appartementsblok.
De angst was zeker niet helemaal uit de lucht gegrepen. Er zou wel degelijk een nieuwbouwproject komen. Groot was echter de opluchting toen meteen bij de start van werken in november 2021 bleek dat de gevel werd gestut (en niet werd neergehaald). 
Op de spandoeken is ook te zien hoe de gevel opnieuw in waarde zal worden hersteld, en hoe de ingang met afgeronde boog opnieuw zijn functie zal terugkrijgen. De liefhebbers van oude gebouwen kunnen dus opgelucht adem halen : het gebouw (of ten minste de voorgevel) zal bewaard blijven.

Voorheen was er onder andere nog ‘Yellow Cab’ (een muziekwinkel) terug te vinden, maar de laatste jaren stond het gebouw dus leeg. 
Er wordt op deze toplocatie in de stadskern van Aalst nu werk gemaakt van een luxueus nieuwbouwproject.

"'De Groene Belle Monopole', een mooie naam voor de toekomstige blok van luxe appartementen”, klonk het eerder nog bij VVAK, en dat is meteen ook de naam die op die plaats zal verder blijven leven. 


Maar van waar komt de naam 'De Groene Belle Monopole' toch? 

Eventjes terug de geschiedenis in en ja, het is geweten ... België was (en blijft) een hopland. 

Helaas is de Belgische hopteelt de laatste decennia nog maar een schim van zijn oude zelf geworden. Niet alleen loopt de productie al jarenlang terug, ook heeft men al heel lang geleden de eigen oorspronkelijke hopsoorten laten varen. Soorten die ooit vaste ingrediënten waren in, bijvoorbeeld, Lambiek en vele, vele andere traditionele Belgische bieren.

In België klinkt de heimwee naar de eigen hop soms nog na. 
Namen van soorten als Groene Bel (onthou deze zeker!), Witte Rank en Coigneau doen vooral het hart van de historisch geïnformeerde biergek sneller kloppen, maar er is wel degelijk nog een algemene nostalgie naar de grote hopakkers die ooit grote delen van het Vlaamse platteland tot een geurig groen oerwoud omtoverden. 

Heimwee ook naar de hopoogst, en het wekenlange handwerk van het plukken van de lichtgroene belletjes waar de hele buurt samen vrolijk zingend aan meedeed.


Die tijden zijn jammer genoeg voorbij. 
Vandaag de dag zijn er in heel België nog slechts een 25-tal hopboeren over en deze hebben in totaal nog amper 160 hectare in gebruik, wat minder is dan 0,5% van de totale hopteelt wereldwijd. 

De meeste hop wordt tegenwoordig nog geproduceerd in Duitsland, de Verenigde Staten, China en Tsjechië. 
In België is er pas recent een heel klein beetje verbetering merkbaar. 
Voor het eerst sedert vele jaren is er immers opnieuw een kleine groei in het voor hop gebruikte oppervlak merkbaar. 

De groeiende belangstelling voor aromahop werd ondersteund door een campagne om het gebruik van Belgische hop te stimuleren, die werd gelanceerd in 2011. 
De meeste Belgische hopboeren zien hun toekomst echter nog altijd somber in. Hoge kosten, lage prijzen en snoeiharde buitenlandse concurrentie houden de opbrengst klein.

Het gaat dus al een tijdje slecht met de hop, maar in de 19e eeuw was dit allemaal nog anders. 

Volgens de landbouwtelling van 1846 stond er toen nog 2968 hectare hop, meer dan tien keer zoveel dus als nu. 
Ook goed om te weten als Aalstenaar is ook dat, waar nu het zwaartepunt van de hopteelt (23 van de totaal 25 Belgische hopboeren) tegenwoordig in de streek van Poperinge ligt, in 1846 de regio rond Aalst (Oost-Vlaanderen) en Asse (Brabant) veel belangrijker was. 

De hop bleef toen ook niet in België en ons land was nogal gekend voor de export. 
In 1865 ging dat over meer dan 2 miljoen kilo Belgische hop die naar het buitenland ging, onder meer naar Engeland, Frankrijk en Nederland. 
Maar er werd ook nog bijna 800.000 kilo geïmporteerd, andere soorten, en die kwamen dan voornamelijk uit Duitsland. 

De zaken gingen dus goed, maar aan het einde van de 19e eeuw ging het zienderogen bergaf. 

De in 1880 nog 4185 hectare, zakte terug naar 2201 hectare in 1900. In die tijdspanne had de import de export ingehaald, en in 1902 was het nog erger. Export werd toen zelfs bijna herleid tot 'vrijwel onbestaande'.

Groene Belle of Groene Bel is een uit de hopstreek Aalst-Asse in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant verdwenen en lang verloren gewaande hopvariëteit.

De Aalsterse hopsoort ontstond eind 19de eeuw uit het selecteren van de traditionele Aalsterse Hop, die in heel Europa befaamd was. 
Groene Belle verdrong de Coigneau, een andere Aalsterse soort, die een rijkere oogst gaf, maar veel minder lupuline bevatte. 
Enkel omdat de twee soorten niet gelijk rijpten, werd nog Coigneau geteeld, omdat zo de oogst en de verdeling konden gespreid worden. 
De bellen van deze hopvariëteit waren groot en groen, de ranken hadden rode strepen. 

Groene Belle was rijk aan lupuline, waardoor deze soort als een bitterhop beschouwd werd, maar wel met een fijne, zeer eigen smaak. 
De - eveneens verdwenen - Henegouwse biersoort Bière d’Alost dankte waarschijnlijk haar naam aan deze hop, die in het Waalse Henegouwen vanuit Aalst ingevoerd werd. 
Voor de Tweede Wereldoorlog werd trouwens ook onder andere het Antwerpse bier De Koninck met deze hop verrijkt. 
Met het doorbreken van de lage-gistingsbieren (van het type 'pils') na WO II vervingen de hoptelers Groene Belle door Duitse variëteiten als Hallertau en Saaz en verdween de Groene Belle.


Even terug de geschiedenis in.
 
Het werd al aangekaart in november 1902 : het ging al jaren slecht met de Belgische hop en men sprak zelfs van een heuse ‘hopkwestie’. 
Deze kwestie was in januari van dat jaar al het onderwerp van gesprek geweest en werd in november uitvoerig besproken in de pers. 

Zo vinden we in De Denderbode van 2 november 1902 een verslag van de redevoerting van Leo Bethune, volksvertegenwoordiger in Aalst en goed op de hoogte van de hopkwestie. 
Waaraan is het toe te schrijven dat thans onze hop zoo gering wordt geschat? Dit is te wijten aan eene dubbele oorzaak : 

1. omdat hij zoo laag geklasseerd staat tegenover de vreemde hop en
2. omdat onze naburen zulke overdreven invoerrechten eischen. 

Den 8en november 1901 werden de volgende prijzen aangeteekend : 

Hop van Aalst en Poperinge : 75 frank per 100 kg
Hop van Beieren : 205 frank per 100 kg
Hop van Bohemen : 206 frank per 100 kg

Zoo is het elk jaar. Eertijds was onze hop de eerste der wereld en thans heeft zij hare oude faam verloren. 
Volgens de krant werd dit grote prijsverschil onder andere toegeschreven aan het feit dat de verplichting om de goederen aan te bieden aan de hopwaag en te laten keuren reeds enkele jaren weg was gevallen. De echtheid van de hop kon daardoor niet meer vastgesteld worden en de concurrentie in de handel gebruikte dit gretig om de hop niet langer meer af te nemen bij de waag maar wel rechtstreeks bij de landbouwer zelf, zonder keuring dus. 
De planters begonnen het plukken en drogen te verwaarlozen en de buitenlandse concurrenten gingen natuurlijk profiteren van de negatieve kritieken op de sterk verminderde lokale kwaliteit. 

Sedert 1890 werden wel verwoede pogingen ondernomen om de hop terug op te waarderen in onze streken. 
Een groot aantal kooplieden verenigde zich en besliste om terug een verbeterde pluk te gaan invoeren. 
Er werden lezingen gegeven, prijskampen ingericht, vlugschriften uitgedeeld over hoe men de hop op een correcte manier moest bereiden, enzovoort. 

het begin van de nieuwe eeuw ging het snel. Ook op de markt van Aalst bood men weldra opnieuw hop te koop aan. Kort geplukt, zonder stelen en blaadjes, ‘met eene fraaie kleur en eenen fijnen geur’, ‘onder alle opzichten eene puike koopwaar’. 

Ook de rijkste soort, de ‘groene belle’, werd hoe langer hoe meer opnieuw geteeld. 

De Belgische politicus Adolf Daens (Christene Volkspartij) pleitte op 25 maart 1903 in het Belgische parlement voor de promotie van de Vlaamse hop, en in het bijzonder ook van  deze de Groene Belle. Hij deed dat onder meer met een voorstel om ook invoerrechten te gaan heffen op Duitse en Engelse hop. 
Met hetzelfde doel kwam hij met een voorstel om het Duitse Reinheitsgebot ook in België in te voeren, vergezeld van een minimum aan hop per hectoliter bier. 

De Brusselse socialist Léon Meysmans pleitte in 1904 tegen dat protectionistische voorstel van Daens, maar zag als strijdmiddel de veredeling van de goede Belgische hop, meer bepaald de Groene Belle, eerder dan het streven naar rendement door aanplanten van andere soorten zoals bijvoorbeeld 'Coigneau'. 

In 1905 stelde politicus baron Leo de Bethune dat de Groene Belle een superieure hopvariëteit is. In die periode pleitte de Aalsterse burgemeester Leo Gheeraerdts elk jaar, ter gelegenheid van de stedelijke hopprijskamp, voor het vervangen van Coigneau door Groene Belle. 

In 1906 vinden we dat tijdens de prijskamp de twee ereprijzen gingen naar MM. De Coninck-Van den Bossche en Amaat Van der Smissen.

De eerste prijs ging ook al naar M. De Coninck-Van den Bossche. 

Maison Gustaaf De Coninck - Frans Van Den Bossche”. Esplanade nr. 8, werd afgebroken eind van de jaren '50 voor appartementsgebouwen. 
Deze firma had een mooi assortiment wijnen, portos en andere sterke dranken, zo mag duidelijk blijken uit deze - Franstalige - advertentie in de lokale kranten. 


Ook bezat de firma een hopmagazijn waar ‘de Groene Belle’ werd gestockeerd en verwerkt, inderdaad het gebouw 'Groene Belle Monopole' waar ik in dit artikel mee begonnen ben ...


De voorgevel van dit hopmagazijn (groene Bel) aan de Dendermondse steenweg 1C werd dus nog bewaard en krijgt een nieuwe toekomst.
Dit magazijn dateert uit 1920 en werd ontworpen door architect Triphon De Smet en had een oppervlakte van 234 m2.  

Hier een foto van de binnenkoer van 'De Groene Belle Monopole'


Het stukje Dendermondse Steenweg (tot aan de Zeshoek) was vroeger gemakkelijk bereikbaar via de Kattestraat. 
Het werd geplaveid in 1719-1721 en was toen een minder belangrijke weg. Later zou dit veranderen, en de groeide geleidelijk aan uit tot drukke verkeersader.
Dit kwam onder meer door de spoorwegverbinding Mechelen-Gent (1837) over Dendermonde en door de rechttrekking aan de Esplanade in 1843 om het verkeer te vergemakkelijken. 
In het begin van de straat (bij het Esplanadeplein) vinden we voornamelijk bebouwing uit de 19de eeuw, een beetje verder is er meer nieuwbouw. 
Aan het einde van de 19de eeuw bevonden zich hier twee beluikjes: ingang Gits en ingang Van de Maele.

In 1911 werden de eigenaars Gustaaf De Coninck en Frans Van Den Bossche tijdens de gemeenteraad gehuldigd omdat ze de grootste hoeveelheid hop hadden opgekocht op onze stedelijke markt, en daardoor de economie natuurlijk vooruit geholpen hebben. 
Als tegenzet gaf M.De Coninck het – toen belangrijke – bedrag van 20 franken voor de armen. 


Of het allemaal veilig was? Tuurlijk niet!

“Op een vrijdagavond in oktober 1912 is brand ontstaan bij M. De Coninck-Van den Bossche, hophandelaar, Esplanadeplaals. Een viertal balen hop, welke te dicht bij den ast lagen, waren in brand geraakt. Dank aan de moedige hulp der geburen, kon het vuur spoedig uitgedoofd worden. De schade door water en vuur veroorzaakt is nogal groot. 
"De pompiers kwamen ter plaats doch moesten niet werken” viel te lezen in De Volksstem van 6 oktober 1912.

Hier nog een foto van de lift in 'De Groene Belle Monopole', langs waar honderden, neen duizenden, kilo's hop binnen en buiten gingen. 


En de installaties (ovens, lift, ...) 


Een eerste belangrijk teken van de aankomende veranderingen in de hopwereld was de verspreiding van Beierse Hallertau-hop in 1907, nota bene door de abt van het klooster van Affligem, die uit Beieren afkomstig was.
De soort 'Saaz' kwam in 1934 naar België en 'Kent' in 1939. 

Gaandeweg dienden de Belgische hopboeren hun oude hopsoorten noodgedwongen te vervangen door buitenlandse, onder andere de Engelse variëteiten Golding en Target en tegelijkertijd schrompelde dus het hele lokale areaal ineen. 
De streek rond Aalst en Asse moest zijn positie als leidende hopregio afstaan aan Poperinge en de schijnbaar verloren hoppen van België waren bijna niet meer te tellen : Groene bel, Coigneau, Witte rank... 

In het hopmuseum van Poperinge hangt trouwens een grote plaat, oorspronkelijk meegegeven als bijlage bij het vakblad De Hopboer, in 1908. 
Op deze plaat worden ‘onze Nationale Hopsoorten’ beschreven. Want wat waren die Belgische hoppen van toen? De belangrijkste voor onze regio : 
De Groene Bel was vanouds dus de typische hop van de streek van Aalst en Asse, al was hij nu op zijn retour. Hij stond bekend om zijn bitterheid en ‘schijnt het best geschikt te zijn voor bieren waarin men de hop mag en moet smaken’. 
Probleem was de relatief lage opbrengst en dat was dan ook de reden dat hij grotendeels was verdrongen door de de Coigneau (ook wel Cagneau genoemd), die in een veel hogere opbrengst uitmuntte. 
Rond 1900 besloeg de Coigneau, die vernoemd werd naar de hopboer die hem het eerst opkweekte, zo’n 75% van de hopvelden rond Aalst. De smaak was veel minder bitter dan de Groene Bel, die dan ook 1,6 keer zoveel lupuline bevatte, en mede daardoor was Coigneau dé ideale hopsoort om Lambiek van te brouwen.

De Witte Rank was de hopsoort van Poperinge, al werd ter plaatse sinds veertig jaar ook hop gebruikt die oorspronkelijk afkomstig was uit het dorp Buvrinnes in Henegouwen. Ook Aalst kende een Witte Rank. Deze werd door brouwers verkozen voor het maken van zachte bieren, ‘met fijnen en weinig doordringenden smaak’ en zou qua smaak het meest lijken op Duitse hop.
Na Wereldoorlog II en het doorbreken van de pilsbieren vervingen hoptelers de Groene Bel definitief door Duitse variëteiten en het plantje verdween van de Aalsterse bodem.
 
In 1957 wordt de 'Groene Belle' nog voor de laatste keer vermeld in de plaatselijke kranten: de gebroeders Van Huffel wonnen er een derde prijs mee op de jaarmarkt van Erembodegem.

De Groene Belle Monopole 1977

De oude Belgische hoppen waren dus schijnbaar volledig verdwenen, en we zouden dus nooit meer proeven welke de originele smaak was die ze eeuwenlang aan het Belgisch bier hadden gegeven, ... zo leek het ... maar dat was echter buiten een clubje leraren aan het lyceum van Aalst gerekend. 

Het gaat over de heren Jan Louies, Ruben Meert en Steve Beurms.

De werkgroep Groene School van het Lyceum startte in 2009 met het zoeken naar oude Aalsterse perenrassen. Enkele vergeten perenvariëteiten zoals 'de Ganzenbol' en 'de Pistoolpeer' werden teruggevonden en dragen tegenwoordig vruchten in de tuin van de school. 

Het vizier van de leerkrachten verplaatste zich ondertussen ook richting vergeten soorten hoprassen.
Ze moesten en zouden ook een paar verloren gewaande hopsoorten terugvinden en de wonderen van internet en van de wetenschap brachten hierbij uitkomst.
 
Het Slovenian Institute for Hop Research and Brewing bleek zowaar nog een plantje Groene Bel te hebben staan.
Ze bevestigen in 2012 dat ze Groene Bel inderdaad in hun collectie hebben want in dat bewuste jaar had ene Jacques Hoed uit Asse inderdaad een plantje naar het hopinstituut verstuurd. 


Enkele wortelstokken van die Groene Bel zijn dus 55 jaar later naar Aalst teruggekeerd.

Van het één kwam het ander en in april 2013 werd de eerste Groene Bel weer op Belgische bodem aangeplant.

Verdere zoektochten leverden ook nog een Coigneau op in Slovenië.

Daar bleef het echter niet bij. 
Een oude Canadese publicatie wees immers ook de weg naar Wye College in het gelijknamige dorpje in Kent. Hoewel dit landbouwinstituut inmiddels was gesloten, bleek de hopcollectie wel behouden bij een commercieel bedrijf. 
Hier bleek zowaar zelfs nog de oorspronkelijke lambiekhop Coigneau te staan !
De enthousiastelingen konden uiteraard hun geluk niet meer op. 

Een plantje met Buvrinnes-hop was inmiddels jammer genoeg wel al afgestorven maar dichter bij huis had een onderzoeksinstituut in het Waalse Gembloux wel nog de in 1908 ontwikkelde Loerenhop staan. 
Enkel de Witte Rank blijft (voorlopig) nog spoorloos.

De opbrengst van de hop aan het lyceum in Aalst is alsnog bescheiden, maar… het bleek ondertussen toch al mogelijk om er een eigen biertje van te brouwen, samen met hobbybrouwerij Belleketels. 

Twee testbrouwsels vertoonden een heel eigen bitterheid. Geen smak IBU’s in je gezicht zoals de huidige Amerikaanse hopsoorten, maar eerder een bescheiden geur en smaak, bescheiden zoals het karakter van de Aalstenaars zullen we maar zeggen ... 

IBU is een afkorting dat staat voor International Bitterness Units. De afkorting is steeds meer te vinden op bieretiketten (vooral op speciaalbier) en geeft de uit hop afkomstige bitterheid in bier weer (het hoprendement). Aan de hand van het IBU-getal kan er dus een schatting worden gemaakt of het bier bitter zal smaken of niet. Toch wil dit niet zeggen dat het IBU-getal álles zegt over de bitterheid van het bier.

Naast de hop hebben immers ook de gebruikte mout, de eventuele kruiden en de hoeveelheid restsuiker ook een belangrijke invloed op de bitterheid van het bier. Hierdoor kan het zo zijn dat een bier met 30 IBU bitterder smaakt dan een bier met een IBU van 50.
IBU / EBU Bitterheid

5 - 20         Weinig bitter
20 - 30         Licht bitter
30 - 45         Bitter
> 45         Zeer bitter
Ook komt de term EBU vaak voorbij, dit geeft exact hetzelfde weer als IBU en betekent European Bitterness Units.

De hop leek dus enigszins gered te zijn maar er zal nog heel wat water door de Dender moeten stromen voordat deze oude Belgische hoppen hun smaak op enigszins commerciële schaal opnieuw in Belgisch bier kunnen laten proeven.  

Kenmerken van de hopbel van Groene Belle naar aanleiding van een proeving door OPA (Objectieve Proefajuinen Aalst) in 2014
 
Microbrouwer 33cl 7,5 a 8 % Hergist op de fles
Aromatische Aalsterse hopsoort : Groene Belle.
Groen van kleur
Grove, lange schubben met gekromd uiteinde
Dikke, lang en zeer gebroken graat (zigzag)
Rijk aan hopmeel
Eigenaardige fijnheid (sui generis, d.w.z.: enig in zijn soort)
Smaak : Fris, zeer prikkelend op de tong, lichte zoetigheid. Bitter aroma

Goed wandklevend schuim
Kleur : Goudblond, gesluierd.
Geur : Fris, kazig (hop), gerookt, zwavelig.
Afdronk : Zeer bescheiden.

Ondertussen blijft men aan de Dendermondse Steenweg verder werken ...


Voor diegenen die er dorst van gekregen hebben, lees HIER ook eens het artikel over 'een Oilsjters kaffei'
Of dat over de herbergen in Aalst : HIER

En wie niet genoeg kan krijgen over hop : het artikel over de Hopmarkt vroeger : HIER
... en de Hopmarkt nu : HIER


Santé !!!


Bronnen :

Opa-Aalst.eu (Objectieve Proef Ajuinen)
verlorenbieren.nl
Knack.be 14/08/2013
De Denderbode 28/10/1906
De Dendergalm 28/06/1903
De Volksstem 10/12/1911
Westflandrica
monopolerealestate.be
geneanet.org
Postkaart Groene Belle 1908 via MadeInAalst 
Postkaart  Les tourailles; la cage de l'ascenseur; les presses mues par force motrice. 1899 Souvenir du GROENE BELLE MONOPOLE ALOST 1908 via MadeInAalst
HLN 06/09/2014
Postkaart magazijn Groene Belle Monopole hoek Dendermondse Steenweg – Esplanadeplein : via MadeInAalst
Postkaart van de lift in het magazijn van de Groene Belle Monopole te Aalst, via MadeInAalst

maandag 22 november 2021

Molenstraat

22 oktober 2021 ... de 'nieuwe' Molenstraat wordt plechtig ingehuldigd. Hoewel de werken op dat ogenblik nog niet volledig klaar zijn, mag toch al blijken dat er enkele belangrijke veranderingen werden ingevoerd in de vernieuwde straat. Zo wordt de snelheid van de auto's bijvoorbeeld terug gedrongen door strategisch geplaatste boomperken. En is er eigenlijk geen echt voetpad meer met een verhoging. Het voetpad loopt nu op dezelfde hoogte als de straat zelf, met enkele paaltjes en verlichtingsarmaturen als scheidingslijn. 

Kan U het zich inbeelden hoe het er vroeger uitzag ? Neen ? 
Hier een fotootje ...


De Molenstraat ... Bijna iedereen kent ze wel. Het is de straat die de verbinding maakt tussen de Grote Markt (eigenlijk vanaf ‘de kele van de Muelestraete’ of ‘’t gat van de Mert’) en de vroegere zogenaamde "Werf" bij de Dender waar de watermolens waren opgericht door de hertogen van Vlaanderen.

De straat bevindt zich aan de buitenzijde van de eerste stadsomwalling van de stad. Deze 11e -eeuwse omwalling bevatte het gebied rond de Sint Martinuskerk en volgde ongeveer het traject Molenstraat – Lange Zoutstraat – Sint Jozefcollege – Klapstraat – Parking Burcht om te eindigen aan de toenmalige Dender. 

De geschiedenis van de Molenstraat loopt eigenlijk samen met de ingebruikname van de gronden aan de Dender. De rivier kent vandaag de dag een gekanaliseerd verloop binnen kaaimuren, maar dat was vroeger helemaal nog niet het geval. 

Over de Dender is HIER meer te lezen. 

Vanaf de tweede helft van de 12e eeuw begon men met het dempen van de natuurlijke winterbedding van de rivier om land te kunnen winnen. 
De bodemopbouw in de Molenstraat toont aan dat iets hogerop, op de natuurlijke oevers, de gronden toen vooral gebruikt werden voor akkerbouw. 

Vanaf de 12e – vroege 13e eeuw werden deze percelen stilletjes aan ingenomen voor de aanleg van de straat en het bouwen van huizen langsheen deze verkeersas. 

Het was in de eerste helft van de 13e eeuw dat het economisch zwaartepunt van onze stad langzaamaan verschoof naar de havenwijk ter hoogte van het Werfplein. 

Een nieuwe, grotere, stadsomwalling drong zich op en zowel de Werf als de Grote Markt kwamen toen binnen de omwalde stad te liggen. 

De Molenstraat groeide zo uit tot een belangrijke verbindingsas tussen deze havenwijk en de nieuwe centrale plaats van de stad, waar ook het schepenhuis werd opgericht. 
Tot het midden van de 14e eeuw werden de meeste huizen vermoedelijk in vakwerk gebouwd. Deze bouwtechniek bestond uit het opzetten van een houtconstructie op horizontale houten liggers. Deze stond soms op een lichte, bakstenen fundering, en werd afgewerkt met wanden van takkenvlechtwerk dat bestreken werd met een mengsel van leem en stro. 
Bij de opgravingen in 2021 bleken trouwens op sommige plaatsen nog steeds restanten te liggen van deze leemvloeren.

De oudste vermelding van ‘de Meulenstraete’ werd gevonden in 1324 en verwees naar de grafelijke watermolens op de Dender ter hoogte van het Werfplein. 
Het Molencomplex op de (oude) Dender bestond uit een graan-, schors- en oliemolen die uitgerust waren met onderslagraderen. 

Een eerste melding van deze grafelijke molens dateert reeds uit 1187, waar ze vernoemd worden in de “gros brief” van het Graafschap Vlaanderen. 

In 1290 werd een watermolen op de Dender vermeld en Graaf Lodewijk van Nevers gaf in 1327 toestemming tot de bouw van een stedelijke watermolen aan de Pontstraatpoort. 
Deze mocht echter maar gebruikt worden in geval er voor de grafelijke molen geen werk zou zijn. 
De molen werd in 1413 afgebroken en werd vervangen door een nieuw exemplaar aan de Kapellestraatpoort. 

In 1361 kende de stad een grote stadsbrand


Onder een stadsbrand verstaat men een brand, die - de naam zegt het zelf al - een groot gebied van een stad vernietigt. Vooral in de oudheid en de middeleeuwen werden stadsbranden gevreesd. De meeste huizen waren immers van hout en bedekt met stro of dakspanen, wat hen een gemakkelijke prooi voor het vuur maakte. De kap van het dak reikte meestal ver buiten de gevelmuren, zodat er bij een brand brandende stukken hout op de straat vielen, waar voorbijgangers en brandblussers door getroffen konden worden. 
Ook een sterke wind kon de gevolgen nog versterken en enkel delen van de stad die bovenwinds van de brand lagen bleven gespaard. 
In combinatie met de smalle straten vergrootte dit bovendien de kans op een vuurstorm, die grote delen van een stad plat kon branden. Tegen een eenmaal uitgebroken vuurstorm stond men volstrekt machteloos.

Na de verwoestende stadsbrand volgde naast de heropbouw van de Molenstraat ook de heropbouw van het Schepenhuis vanaf 1407. 
Er werd toen ook begonnen met de bouw van de Belforttoren onder leiding van Jan Van Goeteghem. 
In 1460 voltooide Jan d'Otter dit werk en het jaar erna werd er de eerste beiaard geïnstalleerd. 

Het Gebiedshuisje of Bretesk vóór het Schepenhuis dateert van 1474. Het wordt in 1543-1544 herbouwd in Laat-Gotische stijl.De vakwerkhuizen werden na deze ramp meer en meer vervangen door exemplaren in baksteen. Bakstenen waren toen heel kostbaar en tot dan werden om die redenen eigenlijk alleen gebouwen als kerken uit steen opgetrokken. 

In de meeste steden werden de huizen pas na een of meer grote branden veiliger gebouwd, ook in Aalst dus. Het gezegde 'er moet eerst iets ernstigs gebeuren, vooraleer de situatie herbekeken wordt', gaat hier dus ook zeker op. 
 
Bij deze 'verstening' werd veelvuldig gebruikgemaakt van subsidies. 
Men maakte gebruik van scheidings- en buitenmuren om bij een eventuele beginnende brand het overslaan naar aanpalende huizen zo veel mogelijk te kunnen voorkomen, en ook de haard werd niet meer centraal geplaatst, maar wel tegen een muur.
Ook van deze haarden werden tijdens de opgravingen in 2021 nog sporen teruggevonden. 

Vanaf de 15e eeuw duiken er meer en meer huisnamen op in de archieven, hoewel het vooral gegevens uit de 17e en 18e eeuw zijn die wijzen op de handels- en woonfunctie van de panden in de Molenstraat.  Men vond er woningen van vooraanstaanden, het refugiehuis van de abdij van Ninove, verschillende afspanningen en kende er namen zoals ‘Den Holifant’, ‘’t Eencooreken’, ‘Het Steenken’, ‘Den Arendt’ en zo voort. 

Het huis ‘Den Anckere’, waarvan de oudste vermelding uit 1445 dateert, werd gekend als ‘het Southuys’ en ‘de Zoutkeet’ omdat er een zoutziederij gevestigd was. 


Dit huis met houten gevel (rechts op de foto) was nog tot het eind van de 19e eeuw aanwezig.

Tegenover dit huis stond de Werfkapel, eigenlijk de ‘Kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Druiven’ of Schipperskapel. 


Over deze kapel is HIER meer te lezen. 

Deze kapel stond toen iets meer in de richting van de Grote Markt.  Nadat de kapel zwaar beschadigd werd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze afgebroken en enkele tientallen meters verder opnieuw werd opgebouwd, daar waar ze tegenwoordig nog steeds terug te vinden is.

Het was immers op 10  mei 1940 dat de hele buurt het zwaar te verduren kreeg onder het oorlogsgeweld. Het Werfplein en de Molenstraat werden toen zwaar gebombardeerd.

De Molenstraat ligt in puin tot aan het Vlaamsch Huis, waar de drukkerij Volksverheffing tot pulver is verkoold. De kapel van OLV Ter Druiven is eveneens uitgebrand” lezen we in ‘Het Algemeen Nieuws’ van 31 mei 1940.

Eventjes terug naar de molens echter, gezien deze toch aan de oorsprong liggen van de straatnaam.

Van de vier watermolens in Aalst waren er twee eigendom van de graaf. In de zogenaamde Munckemolen had de vorst 2/3 eigendom en de vierde molen was voor 1/3 eigendom van de graaf. 

Gedurende de jaren 1578 tot 1583 koos de stad Aalst de kant van de opstandelingen en kon er voor de vorst geen molenpracht worden ontvangen door de ontvanger-generaal. 

Mais à raison des troubles et pour la disionction de ladice ville d’Allost ce recteveur s’en a riens recue ». 
De inkomsten van het vorstelijke domein en in het bijzonder die rondom Aalst werden tussen 1578 en 1584 ontvangen door Arnoult de Pratere. 

In 1596-1597 ondergingen de watermolens een grondige restauratie. Dat kostte toen 762 lb. tournois, maar er werd maar een bedrag van 530 lb. tournois aanvaard. 

Tijdens de jaren 1609-1611 hadden de pachters van de molens het hard te verduren door het heel slechte winterweer. Daardoor kon er niet gemalen worden en daarenboven werden ook installaties beschadigd door het overtollige smeltwater. 
Zij kregen wel een compensatie van de Raad van Financiën. 

In 1629 werden er grondige herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de molens en de sluizen. 

Ook tijdens de moeilijke jaren vanaf 1644 kregen de pachters een tegemoetkoming voor hun verloren inkomsten.
Zo werd de windmolenpachter een vierde van zijn pacht kwijtgescholden over 3 jaren van zijn molenpacht. 
De moeilijkheden tijdens deze jaren liepen ook nog eens verder uit in de chaos die in de rekening van de ontvanger) generaal van Oost-Vlaanderen te zien was. 
De ontvanger-generaal was overleden, en de secretarissen hadden blijkbaar te weinig kennis van de dossiers om alles vlotjes over te nemen. Gedurende vijf jaar lang waren de watermolens in Aalst niet geprezen. 
Kort na 1628 werd ook de tweede grafelijke watermolen niet meer geprezen. 

Tot zover de watermolen. Van de grafelijke windmolen is er sprake in 1594.
Nog datzelfde jaar werd de molen verpacht voor een termijn van drie jaar. 
Een eigenaardig feit is dat de oprichting blijkbaar een stedelijk initiatief was, maar dat de windmolen wel onmiddellijk in het bezit van de vorst zou zijn gekomen. 

Tijdens een hevig onweer met sterke winstoten werd de molen op 6 juni 1664 zwaar beschadigd;. 
De steenbalk scheurde zo hard dat het niet meer verantwoord was om in die toestand nog verder te malen. In oktober van dat jaar werden er dan ook grondige herstellingen uitgevoerd. 

De watermolens in onze stad werden regelmatig verpacht, en dit met verschillende pachttermijnen die gingen van 3, 6 of 9 jaar. Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw werden de molens voor de duur van 9 jaar verpacht, maar vanaf de jaren 1580 werd dit teruggebracht naar drie jaar. 

De watermolens op de rivier de Dender te Aalst, behoren aan de koning toe voor wat betreft 2/3 voor wat betreft de Monnikenmolen. Nadat er een kerkgebod werd gedaan, heeft Joost de Hertoghe deze molens met ingang van Sint Jan 1550 gepacht voor de duur van negen jaar, en dit voor een bedrag van 142 ponden Vlaams”. 

Er volgden nog verschillende pachtingen. De waarde hiervoor werd steeds opnieuw bepaald aan de hand van de waarde van alle molenonderdelen. 
Om dat het hier over grafelijke molens ging, gebeurde de zogenaamde ‘prijzij’ (prijsbepaling) steeds door grafelijke prijzijmeesters. Deze dienden hiervoor speciaal van Gent naar Aalst te komen. 
Zij inspecteerden de water- en de windmolens heel grondig zodat zij een ‘eerlijke’ prijs konden vastleggen. 
Ook de afgaande pachter huurde zijn prijzijmeesters in. Dit waren de zogenaamde particuliere prijzijmeesters die samen met hun grafelijke collega’s moesten gaan inspecteren en het samen eens moesten worden over de juiste waarde. 

Wie waren deze pachters nu eigenlijk? 

Wel, het waren zeker niet de arme boeren want de potentiële kandidaten voor een molenpacht dienden sowieso te beschikken over voldoende krediet om een borg te kunnen stellen. 
Bovendien was het hen – na verzoek – toegestaan om zich als bieder tijdens de kaarsbranding of later als pachter van de molens te laten vervangen. 
De kaarsbrandig was een systeem om de pachttermijn vast te leggen. 

Bij een eerste verpachtingsronde werd een kaars gebrand. Vanaf het ogenblik dat de kaars was aangestoken, werd een bedrag genoemd. Dat kon verhoogd worden door de aanwezige bieders, maar enkel maar gedurende de tijd dat de kaars bleef branden. 
Bij een tweede kaarsbranding werd de pacht toegewezen aan diegene die het laatste de prijs had verhoogd. 
Diegenen die verhoogd hadden, en geen borg konden betalen, dienden het bedrag dat ze hadden verhoogd over te maken aan de ontvanger-generaal. 
Een voorloper van de ‘administratieve kost’ als het ware. 

De pachters volgden mekaar aan hoog tempo op. 
In de 16e eeuw vinden we voornamelijk ‘De Hertoghe’, ‘Schellinck’ en ‘De Zomere’. 
In de 17e eeuw zijn het de namen ‘De Clercq’ en ‘De Vildere’. 

Het was wachten tot de tweede helft van de 16e eeuw tot ook de ‘gewone burger’ zich het pacht op een molen kon veroorloven. Het monopolie berustte dus niet enkel meer in handen van notabelen en magistraten. 

Tussen 1550 en 1628 steeg de gezamenlijke prijs van beide watermolens van 97-12-6 lb.gr.Vlaams naar 197-10-6 lb.gr.Vlaams. 
Dat komt neer op een waardevermeerdering van meer dan 126 %.

De waarde van de windmolens steeg tussen 1594 en 1666 met rui 328,5 %.
Deze enorme waardevermeerdering vond zijn oorsprong in de inflatie en aan de grote herstellingen die werden uitgevoerd in de 17e eeuw, namelijk het aanbrengen van een tweede maalgang en de duurder geworden molenstenen. 

Hoewel de windmolen er ongetwijfeld eigenlijk gewoon was gekomen als aanvulling op het maaltekort in Aalst, bleek de molen uiteindelijk toch meer een concurrent te zijn geworden van de grafelijke watermolens. 
Als bijkomend argument om een windmolen te bouwen was, dat men in periodes van een watertekort of strenge vorst wel zou kunnen blijven malen en dus geen inkomstenverlies zou kennen. 

De Dender is een regenrivier en wordt gekenmerkt door een sterk afwisselende afvoer. 

Het hydrografische bekken van de rivier bedraagt 1374 km2 waarvan het grootste gedeelte stroomopwaarts van de stad gelegen is. De aanwezigheid van de rivier en de mogelijkheid om het water op te stuwen heeft er zeker toe geleid dat de stad zich verder kon ontwikkelen. 
De rivier werd trouwens ook gebruikt om het water in de stadsgrachten op peil te kunnen houden. 

De Dender stroomt door het oostelijke deel van de stad van het zuidoosten (bij het begijnhof) naar het noorden (bij de Dendermondse poort). 
De oorspronkelijke Dender baande zich een weg langs het kasteel van de burggraaf en oostelijk langs de abdij van Affligem. 
Bij deze laatste meander werd een soort ‘bypass’ gemaakt, waarop de watermolens gelegen waren. 
Op het stadsplan van Sanderus is het allemaal beter te herkennen. 
Er is ook sprake van de Oude en de Nieuwe Dender, waarbij de watermolens op de Nieuwe Dender gelegen zijn. 
De molens daar werkten op water dat uit de rivier werd opgestuwd. Er was immers geen getijwerking.

Rond 1572 was er sprake van ‘de voorste’, de ‘twee middenste’ en de ‘achterste’ watermolen

De voorste stond aan de zijde van het centrum van Aalst en was eigendom van mevrouw Van Immersele. 
De middelste molens waren de grafelijke molens, waarvan het godshuis van Vorst voor 1/3 eigenaar was. 
De achterste molen tenslotte was voor twee derde eigendom van François Van Zeebrouck, voor 1/6 van priester Olivier de Bloyere en voor 1/6 van de Heilige Geesttafel van de stad Aalst. 

In dezelfde periode was er ook nog een andere watermolen (een koren- en oliemolen te Mijlbeke). 

De huidige gekanaliseerde Dender mag men zeker niet vergelijken met de ‘Oude Dender’. 
De stuw met de sluizen liggen nu zuidelijker op een nieuwer rechtgetrokken gedeelte van de rivier. 
Het oude tracé van de Dender volgde de huidige Burchtstraat. 

Er was echter niet enkel het malen, neen, er moest ook steeds een evenwicht gevonden worden tussen de molens en de scheepvaart
Er was immers zowel een haven binnen de muren als een haven buiten de muren (aan de Mosselkaai). 
Daar lagen minder boten want ze lagen er minder beschermd. 
De haven en de industriële Dender waren dus eigenlijk niet veel meer dan een watervoorraad die onder controle gehouden werd door sluis nr5, ‘het spui’, waarlangs de boten verder konden langs de Dender. 

Zeker op een rivier als de Dender was het absoluut nodig om het waterpeil constant nauwlettend in het oog te houden. Er was immers water te kort om zowel voor de scheepvaart als voor het malen goed te kunnen doen. 
Wanneer de sluis geopend was, moest het hele stuk tot het volgende sas in Hofstade, opnieuw gevuld worden met water om scheepvaart mogelijk te maken. 
Om zoveel mogelijk molens te laten werken en de scheepvaart mogelijk te maken werd een reglement uitgevoerd zodat enkel op dinsdag en op vrijdag scheepvaart toegelaten was. 

De molenaars daarentegen, moesten genoeg water sparen om die regeling vlot te kunnen laten verlopen. 
In 1701 werden boetes uitgevaardigd tegenover de zondaars. 
Sluiswachters mochten niet meer willekeurig hun sluizen openen om favorieten of meer betalenden een voorkeursbehandeling te geven. 

In 1768 werd begonnen met het recht trekken en kanaliseren van de Dender tussen Aalst en Dendermonde. 

Eigenlijk kunnen we ons nu helemaal geen idee meer vormen van hoe de Dender toen juist liep en waarom er eigenlijk moest worden rechtgetrokken. 
In elk geval werd het sas te Hofstade geannuleerd en kwam er een nieuw in Herdersem. 
Door de rechttrekking werd het verkeer op de Dender natuurlijk wel vergemakkelijkt maar de Dender bleef wel nog steeds een ‘moeilijke’ rivier. 
In de zomer vaak met watertekort, in de winter met overstromingen. 

Op dit schilderij van Willem van Buscom zien we een zicht op de Werf te Aalst, anno 1823. 


Ondertussen werd er al heel wat veranderd. De Denderverbinding tussen de St Annabrug en de Zeebergbrug werd gegraven en het sas werd heraangelegd. 

Dit stuk Dender maakte de ‘oude’ Dender overbodig en de molens aan de Werf kregen het moeilijker en moeilijker om te kunnen blijven werken door gebrek aan water. 

Net in de periode van de ombouw van watermolens tot woonhuizen, liet Gheeraert een nieuwe, vier verdiepingen hoge watermolen bouwen. 

De afzonderlijke molengebouwen : 

- de middenmolen of de Koningsmolen (het witte gebouw op de prentkaart).
Het is ook in deze molen dat men in 1877 boven de ingang nog een steen gevonden heeft met het wapenschild van Philips II, koning van Spanje. 


- de achterste molen (in 1856 beschreven als sluis en in 1857 als woonhuis). Het gebouw was op onderstaande foto reeds gesloopt. Op de foto zijn de molen Gheeraerdts, de middelste molen en de vismijn, die in 1892 gedeeltelijk op dit perceel gebouwd werd, te zien. 



- Voorste molen of Gheeraerdtsmolen (in het midden op de prentkaart), ook ‘olieslagerij en bloemmolen van Leo Gheeraerdts’ genoemd. 


In 1846 werd de toelating gevraagd om de molen uit te mogen rusten met een stoommachine. Op die manier zouden de paarden kunnen worden vervangen. 
Er kwamen enkele problemen in de vorm van waterwinning en de molen stond nadien leeg. In 1874 is men overgegaan tot het ombouwen van de middelste en achterste molen tot gewone huizen. 

Uitgenomen de (stoom-) ketel, die na herstelling nog zou kunnen gebruikt worden, werden alle instellingen en machines, los en vast materiaal, wisselstukken en benodigdheden, in één woord ‘de gansche bedrijfsuitrusting en koopwaren’ , op 10 mei 1940 reeds beschadigd door het neerstorten van het puin der geteisterde gebouwen, op 18 en 19 mei 1940 door brand volledig vernield’

Om het allemaal wat beter te kunnen situeren: 

De hoek van de huidige Vaartstraat is een tiental meter naar achter geschoven zodat de inrit van het voormalige Carglass (sedert 2021 appartementen) zich rechts van de poort van de olieslagmolen bevindt. De bloemmolen en het huis Rombout bevonden zich achter de voormalige schutting tussen Carglas en het huis Gheeraerdts. 
Naast de bloemmolen had Gheeraerdts ook een hopmagazijn, een magazijn waar zijn graan gestockeerd was, en hij tegelijkertijd ook nog een bloeiende zaak als biersteker kon uitoefenen. 

Hier het molenhuis en de watermolen van Gheeraerdts aan de oude Dender. Links bevinden zich de Werfkapel en de Molenstraat (foto van 1900-1910)



De Tweede Wereldoorlog was eigenlijk nog niet afgelopen, of Aalst maakte reeds plannen om de zwaar gehavende Molenstraat en Werfplein opnieuw aan te leggen.

Men maakte gebruik van deze heropbouw om de Molenstraat een meer gebogen tracé te geven en om op die manier het uiteinde van de straat beter te kunnen laten aansluiten op een verbreed Werfplein. 
De restanten van de verwoeste huizenblokken verdwenen gedeeltelijk onder het nieuwe straattracé. Ook de originele Werfkapel was hetzelfde lot beschoren. 

De bewoners en handelaars waren in eerste instantie niet opgetogen over de wederopbouw en ze verenigden zich in ‘Het Komiteit der Geteisterden van de Molenstraat en de Werf’. 

Eén van hun werkpunten was dat de verscheidene eigenaars gedeeltelijk of zelfs geheel zouden onteigend worden om de werken te kunnen uitvoeren. 
Ondanks het protest ging de heraanleg toch door en dus verdwenen veel resten van eeuwenoude huizen onder het nieuwe wegdek.

Hier ‘de kroniek der geteisterden’ zoals deze verscheen in ‘De Gazet van Aalst’ op 31 mei 1945 met de eisen van het ‘Komiteit’.

De toenemende handelsfunctie van de straat zorgde voor nieuwere winkelpuien en reclameborden zonder enig verband met de bovenbouw. 

Hel wat veranderingen en verbouwingen dus, hoewel het deel van de Grote Markt tot de Kapellestraat wel nog steeds grotendeels aansluit bij de 19de-eeuwse inplanting van de Grote Markt. Natuurlijk zijn er ook daar wel enkele nieuwe gebouwen verrezen (voornamelijk de onpare nummers).
Het hoekpand aan de Rozemarijnstraat (begin 20e eeuw) is, met zijn overhoeks torentje, een ware blikvanger geworden.

Hier nog een beeld van de molen op de Oude Dender beneden aan de Molenstraat uit 1920-1930



Dinsdag 2 april 1974 : het was volgens De Voorpost een prachtige lenteavond, had de inhuldiging plaats van de nieuwe verlichting in de Molenstraat. Schepen Bogaert, die de zieke burgemeester De Bisschop verving, knipte het traditionele lint door. 

In 1987 kwam er goed nieuws uit de Molenstraat. Uit de ‘culturele put’ verrees toen immers een volwaardig cultureel centrum. Het pand waar eerder het 'Vlaamsch Huis' was gevestigd, werd een kwarteeuw daarvoor gekocht onder impuls van Gustaaf De Stobbeleir. Dat het allemaal niet van een leien dakje liep, dat kan u HIER verder lezen. 

Hier nog een foto van het 'Vlaamsch Huis'


Wat ook diende plaats te maken voor het nieuwe Culturele Centrum was de Stapelplaats van Gheeraerdts (Molenstraat 51). Deze werd in 1964 afgebroken. 


Op 16 februari 1994 werd de officiële start gegeven voor drie belangrijke wegenwerken in het Aalsters stadscentrum. 
Einde van de werken werd voorzien in Augustus van dat jaar. 
Na de voltooiing zouden de Zoutstraten volledig verkeersvrij zijn (check), en bleef de Grote Markt enkel nog toegankelijk voor het verkeer via de Kerkstraat. De Molenstraat zou enkel nog berijdbaar zijn voor het openbaar vervoer. Een circulatieplan 'avant la lettre' dus, maar niet volledig uitgevoerd zoals gepland. 
De rijrichting van de Molenstraat werd toen wel omgekeerd.

December 2019 : “De Molenstraat is aan vernieuwing toe”, vertelde burgemeester Christoph D’Haese tijdens een infovergadering die de stad organiseerde voor handelaren en buurtbewoners van de Molenstraat. 
Hij trapte daarmee een open deur in. “Dat is het minste wat je kan zeggen. We gaan samen met de handelaren en bewoners op zoek naar een nieuw ontwerp. De Molenstraat is enorm belangrijk voor Aalst. In de vijftiende eeuw was dit de straat die de Grote Markt verbond met de watermolens aan de werf. De molens zijn weg, maar de straat is er nog. De problemen vandaag de dag: een slecht wegdek, te snel verkeer en uitermate gevaarlijk voor fietsers.

Er werd meteen werk gemaakt van een plan.

Alvorens de straat zou hernieuwd worden, zouden er archeologische opgravingen gebeuren. Men wist immers dat de bodem heel veel schatten van de geschiedenis zou kunnen blootgeven. 
En zo geschiedde.

Bij de opgravingen in 2021 zijn minstens 7 verschillende huizen gedeeltelijk onderzocht. 
Hierbij werden tal van muren en vloerniveau’s aangetroffen, op basis waarvan de verschillende bouwfasen en verbouwingen kunnen gereconstrueerd worden. 
Het waren niet enkel restanten van het gelijkvloers van de huizen, maar ook diverse goed en minder goed bewaarde kelders die werden teruggevonden. 


Op basis van de vastgestelde bouwfasen en de vondsten die toelaten deze te dateren, is duidelijk dat de huizen een lange geschiedenis kenden van de late middeleeuwen (13de -14de eeuw) tot en met WO II. 

Naast muur- en vloerresten werden ook tal van andere bewoningssporen aangetroffen, zoals beerputten, restanten van haarden en ovens en zelfs een waterput. 


Eén van deze beerputten is op basis van de onderzochte opvulling  alvast duidelijk in de loop van de 17de eeuw te dateren. De overige beerputten lijken eerder in de loop van de 15de of 16de eeuw in gebruik te zijn geweest. 
Tussen de bewoningssporen door zijn ook geregeld nivelleringslagen en afvalkuilen met brandafval te herkennen. Deze zijn vermoedelijk het gevolg van één of meerdere branden die de huizen geteisterd hebben in het verleden. Mogelijk is een deel van deze brandsporen alvast in verband te brengen met de grote stadsbrand van 1360-1361.

Op sommige plaatsen lijken de oudste bewoningssporen een oudere akker- of cultuurlaag af te dekken, mogelijk een restant van hoe het terrein er bij lag toen het net opgenomen was binnen de tweede, laatmiddeleeuwse stadsomwalling (eerste kwart 13de eeuw). Op andere plaatsen bevinden de bewoningssporen zich onmiddellijk bovenop de alluviale afzettingen van de Dender. Deze afzettingen zijn vermoedelijk ontstaan nog voor de opname van dit gebied binnen de stadsomwalling. 
Dichter naar het Werfplein toe wijst de samenstelling van de ondergrond op een geleidelijke demping door de mens. Mogelijk betreft het de geleidelijke opvulling van een oude Dendergeul. 

Bij het begin van de Molenstraat zijn er nog een paar imposante gebouwen van eind 18de eeuw. 
Het laagste gedeelte van deze straat werd volledig verwoest gedurende de tweede wereldoorlog. Vandaar dat we het tegenwoordig moeten stellen met de iets minder mooie gevels van begin jaren vijftig. 

De Molenstraat is helemaal beneden net zoals een stadspoort, het is de verbinding van de rechteroever met het centrum. Grote aantallen voetgangers moesten het wel stellen met smalle voetpaden en voor de fietsers die naar beneden reden was het ronduit gevaarlijk. Die situatie zou nu moeten veranderen. 

Hier zijn geen grote winkelketens maar nog echte zelfstandigen. Zelfstandigen die zelfs tijdens de ongemakken tijdens de werken zorgden voor een hapje en een drankje voor de arbeiders die hen een nieuwe straat zouden bezorgen. 

Honger of dorst zijn hier uit den boze want er zijn maar liefst dertien horeca zaken: twee cafés, vier tearooms en zeven restaurants om precies te zijn.

Onder het motto : kijk ook eens omhoog als je doorheen de straat wandelt, hierbij de belangrijkste 'getuigen van het verleden' in de Molenstraat. 

Rechterzijde (onpare huisnummers) :

nr 1   Huis De Klok. Tweede helft 19de eeuw. Onlangs werd de volledige gevel opnieuw geschilderd.
nr 13 Indrukwekkend hoekhuis anno 1920, dat beter bekend staat als 'huis De Ster', ondertussen ook volledig gerenoveerd.
nr 17 Huis 'Het Groen Claverken' anno vierde kwart 19de eeuw.  De gevel van het burgerhuis vertoonde het jaartal 1884, wijzend op de wederopbouw. Tegenwoordig terug te vinden met een ronduit lelijke winkelpui.
nr 21 Anno 1768 (gemakkelijk als er nog een jaartal opstaat …). De oorspronkelijk houten winkelpui op arduinen sokkel én de centrale deur zijn verdwenen.
nr 23 Mooie sobere gevel die voorzien werd van nieuwe ramen en opnieuw werd geschilderd.
nr 29 Breedhuis 18de eeuw. De gevel op het gelijkvloers werd volledig heropgebouwd en het gebouw werd in 1997 beschermd.
nr 31 De gevel en het raamwerk werden gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl. Hier vond men in de jaren '70 kaashandel Schollaert in een winkel in fermettestijl die werd afgewerkt met een strooien afdak. Tot november 2021 Kaas- en wijnhandel Filliaert.
nr 41 Klein winkelpand midden 18de eeuw dat werd gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl, dat de stijl van 'vakmanschap' moet uitstralen. De laatste 25 jaar is het Chocolaterie Royal die dat doet door ambachtelijke pralines in eigen atelier te maken. Er is een ruime keuze uit een mooi assortiment van 80 lekkere pralines met klassieke en originele smaken.
Naast de klassieke pralines bieden ze ook verschillende soorten koekjes, suikergoed en andere lekkernijen zoals marsepein, speculaas, bonbons, confituur, suikervrije producten,... 

nr 45 Waardevol erfgoed Huis De Gaepaert. Lodewijk XVI stijl. De gevels, bedaking en binnenkoer zijn sedert 1997 beschermd en werden volledig gerestaureerd. Dit huis kan als voorbeeld gelden van een 18de eeuws gebouw, oorspronkelijk met bepleisterde gevels. Het is een typisch bedrijfsgebouw dat opgebouwd is rond een binnenkoer. 
nr 49 De sobere gevel werd samen met de ramen herschilderd. Tegenwoordig vinden we daar het restaurant 'De Gekroonde Hoofden' terug. Let op de prachtige vensters in brandglas!

Linkerzijde (pare huisnummers)
nr 26 Waardevol erfgoed Tweede helft 18de eeuw. Werd volledig gerestaureerd en herschilderd. Bovenop de pilastergevel bevindt zich een driehoekig fronton met twee flankerende oeil-de-boeufs. Dit gebouw werd in 1997 beschermd. Dit gebouw geldt als typisch burgerhuis uit deze periode, hoewel de benedenverdieping ondertussen al lang  tot winkelruimte is omgebouwd. 28
nr 28 19de eeuw groot pand valt onder de noemer breedhuis. Twee bouwlagen en een mezzanine die zich bevindt onder een steil zadeldag. Het geheel werd mooi gerestaureerd en herschilderd. 
nr 40 Waardevol erfgoed. Rococowoning van 1763 verdeeld in 40A en 40B. Zeer groot pand dat onder de noemer Herenhuis valt uit het midden van de 18de eeuw. De pilastergevel met gebogen fronton dateert uit 1763. In 1997 werd het pand beschermd als monument en gelukkig bleef de arduinen omlijsting van de voordeur ook behouden.
nr 52 1921 stijl: eclectisch getint huis bestaande uit drie bouwlagen, uit 1900.  Ook dit gebouw werd grondig gerestaureerd. De bovenste verdieping werd mooi geaccentueerd door middel van een prachtig balkon.

De archeologische opgravingen trokken veel kijklustigen en spraken tot de verbeelding van de Aalstenaars”, vertelde schepen van Lokale Economie Katrien Beulens. “Al gauw was er de vraag om iets met de resultaten te doen, in samenwerking met de handelaren van de straat”.

Via een tentoonstellingsparcours met de naam PROMO, wat staat voor Presentatie Resultaten Opgravingen Molenstraat Oilsjt, presenteren 33 winkeliers in hun vitrines de vondsten en resultaten van de opgraving. In de Werfkapel is er een tijdelijke expo en een brochure helpt bezoekers op weg langs het parcours. Voor de kleinsten is er een zoektocht.

Een paar weken na de start van de werken in 2021 werd het duidelijk dat de handelaars van de Molenstraat in Aalst met opgeheven hoofd naar de toekomst keken. Elke eerste vrijdag van de maand trakteerden ze de werklui op koffiekoeken en ze riepen het uit: “We blijven te voet super bereikbaar!

Op 22 oktober 2021 werd de ‘nieuwe’ Molenstraat feestelijk heropend. De winkelstraat in het hart van de stad was maandenlang een bouwwerf. Dat was nodig voor de heraanleg. 

Archeologische opgravingen zorgden voor vertraging, maar nu is de miserie er voor de handelaars dus eindelijk achter de rug. Auto's mogen er nog door, maar enkel heel traag. De Molenstraat moet dan ook en echte wandel- en fietsboulevard worden richting Grote Markt.

Er is nu meer plaats voor fietsers en voetgangers, er geldt een snelheidsbeperking van 20 kilometer per uur, er staan zeventien bomen en drie boombanken en... er is een tekening van een watermolen in het wegdek verwerkt.
Op 22 november 2021 werden ook de nieuwe bomen aangeplant langsheen de straat.

Geen echte molens meer maar dus toch nog een herinnering aan wat eens een straat vol molens was …




Bronnen :

HLN 03/10/2021
vvakaalst.weebly.com
so-lva.be
De Voorpost 5/04/1974
foto Vlaams huis : MadeInAalst
Voor Allen 18/03/1994
inventaris.onroerenderfgoed.be
foto molen 1920-1930 via MadeInAalst
foto stapelplaats Gheeraerdts via MadeInAalst
foto Huis den Anckere via MadeInAalst
foto Molen Gheeraerdts 1900-1910 via MadeInAalst
postkaart molen Gheeraerdts en Vismarkt via MadeInAalst
molenechos.org
schilderij van Willem van Buscom (gezicht op de Werf te Aalst, 1823) 
prentkaart BOB, verzameling Ons Molenheem

vrijdag 12 november 2021

Aalsterse Carnavalsradio's

Oh, wat zijn we in Aalst toch verwend. 

In onze regio kennen we al jaren verschillende radiozenders die leuke muziek afwisselen met praatprogramma’s, verzoekjes en informatie. 


Wie kent ze niet : ‘Radio 2000’, ‘Radio Aalst’, ‘Radio Omroep Aalst’, ‘Ajoin Music’, ‘Aktiva’, ‘Alro’, ‘Avanti’, ‘Caroline’, ‘City Music’, ‘Flamingo’, ‘Flash’, ‘FM Aalst’, ‘Goeiedag Aalst’, Hofstade’, ‘Imago’, ‘Katanga’, ‘Laser’, ‘Contact’, ‘Mars’, ‘Mi Amigo’, ‘Monica’, ‘Mooyzo’, ‘Oilsjt Mjoezik’, ‘Sirius’, ‘Radio Vrij Aalst’, ‘West’ en ga zo maar door. 
De meesten intussen gestopt, maar enkele zijn nog steeds in de ether.

Maar liefst 24 op 24 uur en 7 dagen op 7 kunnen we, in de aanloop naar de carnavalsdagen, onze favoriete carnavalsliedjes beluisteren op de lokale zenders. 
Inderdaad, sedert enkele jaren hebben we in de aanloop naar carnaval verschillende carnavalszenders die de ether vullen met vrolijke deuntjes.

Vandaag de dag zijn dat er drie : Ajoin Music, Oilsjt Mjoezik en laatst nieuw bijgekomen Radio Kamiel
Hoe het zo ver is gekomen?

Het fenomeen ‘carnavalsradio’ bestaat eigenlijk al sedert de jaren ’80. Tijdens de carnavalsperiode werden op sommige zenders met heel veel plezier carnavalsprogramma’s uitgezonden. 
Muziek, interviews en weetjes vulden de ether en de carnavalisten stemden massaal af op deze frequenties. 

De kop hierin werd afgebeten door Radio Vrij Aalst


Het was Aalstenaar Gust Van Nuffel die er in 1984 al voor zorgde dat men elke maandag tussen 20:00 en 22:00 kon afstemmen op zijn programma dat werd gemaakt vanuit de studio in Erembodegem. Dat programma werd gepresenteerd door Keizer Kamiel Sergant, wat vele jaren later zou leiden tot de naamgeving van de nieuwste zender ‘Radio Kamiel’.
Het waren vooral de carnavalisten die in de toenmalige Couverture aan hun wagens aan het werken waren die zich lieten meeslepen door de muziek op 103,7 FM en 104,2 FM.

Een zevental jaar later, in 1991, kwam er ook Radio Avanti bij


Dat werd de zender waar Bart Van den Borre zijn spreekwoordelijke ei kwijt kon en zich kon uitleven met zijn programma ‘Radio Ajoin’, een programma dat - zeker qua naamgeving - later nog voor heel wat geanimeerde gesprekken zou zorgen. 

Dat werd een non stop carnavalsprogramma dat in de ether kwam tijdens de drie carnavalsdagen. 102,9 FM was toen ‘the place to be’. Zij zonden uit vanuit de Sint Jozefstraat.

In 1999 werd door radio Avanti beslist dat ze de programmatie van TopRadio (nog steeds bestaande) en Radio Mango (gestopt in maart 2008) zouden overnemen. 


Dat betekende meteen ook het einde van 'Radio Ajoin' van Bart op Avanti. 

Niet het definitieve einde echter van de programmanaam. Het programma werd overgenomen door Radio Contact (gekend door zijn dolfijn). Het was in de jaren 2000 dat zij vanaf januari elke maandag zorgden voor sfeer. 


Deze uitzendingen gingen door van in het Forum en werden gepresenteerd door Danny De Bruyn, Peter Van den Bossche en Sven De Smet (in Aalst beter gekend als ‘Plop’). 
De frequenties ‘to be’ werden 93,0 FM en 105,1 FM. 

In 2006 werd deze frequentie nog aangevuld met een internetradio en ook Bart Marcoen en Stijn Verdoodt vervoegden de ploeg van de steeds maar groeiende radio. 

‘Radio Ajoin’ was nog tot en met 2008 te horen op Radio Contact.
 
Een jaartje eerder, we schrijven 1 februari 2007, werd ook Ajoin Music, een onderdeeltje van City Music, opgericht. 


Het waren Luc Vermeiren (beter gekend als ‘Paroi’), Bart Van den Borre , Danny Verhulst en Philippe Van Gerven die hiermee rechtstreeks de concurrentie aangingen met het programma Radio Ajoin van Radio Contact. 

Concurrentie leidt wel eens meer tot een samenwerking en dit was voor deze zenders ook niet anders. In december 2008 besloten ze samen te werken en zo werkte de ploeg van Radio Ajoin mee aan de programmatie van Ajoin Music. Dit alles was te horen op de frequentie 107,8 FM.

Wat begon met een paar weken carnavalsradio in februari werden uiteindelijk drie maanden non stop radio. 
De klok rond zond Radio Ajoin carnavalsprogramma’s uit en de Aalsterse reclameboodschappen van Gary Van Overstraeten en Yves Van den Bremt werden een enorm succes.
De zender zorgde ook voor live verslaggeving van de zondagsstoet en groeide uit tot een graag beluisterde en volwaardige radiozender. 

Toen barstte echter een bom in de radiowereld

Het team van (de originele) Ajoin Music leefde in november 2014 nog volledig in peis en vree. Deze situatie veranderde echter snel, en in juni 2015 was er in het Aalsterse land te horen dat er een haar in de boter zat tussen twee bestuursleden : Bart Van Den Borre en Philippe Van Gerven.
Er woedde een hevige strijd om de naam en frequentie van Ajoin Music verder te mogen gebruiken. 
 
In het kort : 

Bart Van Den Borre nam in 2014 een patent op de naam 'Ajoin Music' omdat hij vermoedde dat het bestuur hem eruit wilde. Daarop legde Philippe Van Gerven (City Music - de zender achter de carnavalsradio) de naam 'Ajoin Music' neer bij het merkenregister. 
En ... alsof het nog niet alles is : in tussentijd raakte ook nog bekend dat een (toen nog onbekende) derde partij ook de radiofrequentie 107.8 FM van Ajoin Music had gekocht.
 
In het lang : 

Ajoin Music was in 2014 amper drie dagen in de ether toen Bart Van Den Borre - 'Beireken Ajoin' - op 25 november het merk 'Ajoin Music' liet registreren als zijn eigendom. 


Bart zat al sinds zijn twaalfde in het milieu van de Aalsterse lokale radio's en hij was ook één van de pioniers van carnavalsradio. 
Ajoin Music kan dus ergens wel beschouwd worden als ‘zijn’ baby. 
 
Beireken begon als tiener bij radio Caroline. Later was hij terug te vinden bij radio Avanti. Zij maakten zoals eerder al vermeld toen reeds een voorloper van Radio Ajoin. In het weekend van carnaval en de daaropvolgende feestdagen, werd dag en nacht carnavalsmuziek gespeeld. 
Hij ging daarna naar Top Radio en Radio Mango en het was dus eventjes gedaan met de carnavalsradio, ... maar dat duurde maar eventjes. 

Met City Music kwam de carnavalsmuziek weer op antenne. 
Er was een heuse Ajoin Music-carnavalwerkgroep, die carnavalspins uitbracht, voor promotie zorgde en ook meeging in de stoet.

In het bestuur van City Music zat toen vier man, waarvan er twee uit Aalst waren. 

Na een tijdje had Beireken echter meer en meer het gevoel dat er voor de echt carnavaleske ideeën en de Aalsterse mensen minder plaats was. Er was minder en minder Aalsterse inbreng, en hij had de indruk dat het geld eigenlijk het belangrijkste drijfpunt geworden was van de zender. 
Hij vond het ook helemaal niet logisch dat Ajoin Music gerund werd door iemand van Ternat, namelijk Philippe Van Gerven. 

Toen hij een collega hoorde vertellen dat hij Ajoin Music zou bedacht hebben, heeft hij het merk laten registreren om verdere discussies te kunnen vermijden.
Toen Philippe Van Gerven echter ontdekte dat Van Den Borre de rechten op de naam had laten vastleggen, deed hij hetzelfde. 
De eigendom van de naam Ajoin Music werd dus betwist door de beide partijen en ze geraakten er helemaal niet meer uit. 

Philippe Van Gerven kondigde echter een doorstart aan van de carnavalsradio.

Men zou blijven uitzenden vanuit de studio in Ternat, maar ze openen in juni 2015 Studio Ajoin aan Hertshage. Ze wouden meer visuele radio brengen, multimediaal werken, helemaal mee zijn met de tijd. 
Ajoin Music was te beluisteren van november tot carnaval en de andere negen maanden werden gevuld door ‘Studio Ajoin’, dat garant stond voor ambiancemuziek, hits uit vervlogen jaren en hier en daar ook een carnavalsnummer natuurlijk. 
Maar blijkbaar zijn er kapers op de kust", zei Van Gerven, die overigens wel de beroemde (beruchte ?) Aalsterse reclamestemmen Gary en Bremt in zijn kamp kon houden.

“In dezelfde periode dat Bart Van Den Borre de naam liet registreren, is zonder mijn medeweten ook de radiofrequentie gekaapt", zegt Van Gerven. "We huurden die en na twintig jaar heeft de eigenaar de huur opgezegd en verhuurd aan een hogere bieder. 
Daardoor zullen we dus geen Ajoin Music meer kunnen uitzenden op 107.8 FM, maar wordt het 106.7 FM. 
We zullen op Studio Ajoin ook doorheen het jaar carnavalsmuziek brengen, live-uitzendingen verzorgen en originele radio maken."

Bart Van Den Borre zegt dat hij echt niet wist wie de radiofrequentie uiteindelijk huurde. 
Hij bleef er wel bij dat hij eigenlijk de ‘vader’ van Ajoin Music was. Van Gerven van zijn kant claimde het idee om een Aalsterse zusterzender van City Music te lanceren. 

Het verdict was dat er dus uiteindelijk twee carnavalszenders naast mekaar zouden moeten bestaan.

De twee carnavalsradio's waren eigenlijk net identieke tweelingen. Ze claimden niet enkel allebei de naam 'Ajoin Music', maar ze wilden vanaf november 2015 ook beiden drie maanden non-stop carnavalsmuziek draaien en carnavaleske radio maken. 

Bart Van den Borre had intussen zijn overstap gemaakt naar Stadsradio Goeiedag Aalst. 


De discussie bleef natuurlijk … De ene Ajoin Music (van City Music - Philippe Van Gerven), en de andere Ajoin Music (van Goeiedag Radio - Yves De Bondt) ... het werd een bittere strijd om de luisteraars naar zich te trekken en te houden.
De twee radiozenders beweerden allebei dé stadsradio van Aalst te zijn, en met hun slogans zetten ze ook allebei hun Aalsterse identiteit in de verf: 

"Echt van Oilsjt' claimde City Music.

'Wij zijn Aalst' brulde Goeiedag Radio.

Naast de twee stadsradio’s waren er op dat ogenblik natuurlijk ook twee radiostudio's voor carnavalsmuziek: die van City Music in Hertshage en die van Goeiedag Radio op de bovenste verdieping van het Brasserie K-gebouw op het Keizersplein.
 
Nog een vergelijking was dat de twee radiozenders ook allebei reclame uitzonden in het sappige Aalsterse dialect. 
Bij City Music kon men daarvoor nog steeds blijven rekenen op de humor van de ‘anciens’ Yves Van Den Bremt en Gary Van Overstraeten (beter gekend als 'De Gary en den Bremt), maar Goeiedag Radio probeerde daarop natuurlijk ook om evenwaardige reclameboodschappen te kunnen maken. "Het zal de bedoeling zijn om op zijn Aalsters reclame te maken. Dat was ook de sterkte van de zender", zei Peter Van den Bossche op de voorstelling van de Goeiedag-Ajoin Music. 

Het was wel zo dat de meeste leden van het vroegere Ajoin Music-team naar Goeiedag zijn overgelopen. Op de persconferentie zaten dus bekende gezichten als Danny Verhulst, Bart Van Den Borre, Peter Van den Bossche, Luc Vermeiren (‘Paroi’) en Sven De Smet. "Wij zijn Ajoin Music, want kijk maar, het volledige Ajoin Music-team is hier", aldus Ives De Bondt.
 
Philippe Van Gerven van City Music vroeg zich een tijd geleden nog af wie de nieuwe huurder was van de frequentie 107.8 FM, waar jarenlang Ajoin Music mee is uitgezonden. De eigenaar die geen zaken meer wou doen met City Music is toen echter boven water gekomen. 

De nieuwe eigenaar was Goeiedag Radio en zou er Ajoin Music mee uitzenden. Als Van Gerven nog durft Ajoin Music te gebruiken, volgt er waarschijnlijk een rechtszaak, was te horen in het kamp van Goeiedag Radio. "Wij alleen hebben de rechten op Ajoin Music", zegt Bart Van den Borre, die een patent nam op de naam. "Als iemand anders het gebruikt, gaan we daartegen in."

Philippe Van Gerven echter is ook van zijn kant heel duidelijk: "Wij gebruiken die naam al negen jaar en zullen die ook op de tiende verjaardag van Ajoin Music gebruiken. 

Burgemeester D’Haese heeft ooit verklaard dat het niet is omdat je als eerste een patent hebt neergelegd dat je ook het recht aan je kant hebt (weliswaar was dit in een dispuut rond een carnavalsgroep, en dus niet in dezelfde context). We zullen dat niet van ons laten afpakken", zegt Van Gerven, die nog de Facebookpagina en website van Ajoin Music op zijn naam heeft staan. "Voor de rest is iedereen vrij om carnavalsradio te maken. Weet u dat dezelfde mensen ook de namen Ajoin en Oilsjt hebben gepatenteerd? Moeten we straks ook bij hen aan de kassa passeren als we die woorden gebruiken?"

Het geschil zou voor de rechtbank uitgevochten worden en tegelijk kwamen ook oneerlijke marktpraktijken én plagiaat van het logo op tafel te liggen. 

De nieuwe frequentie van Goeiedag (meteen dus ook de oude van City Music), 107.8 FM, werd door City Music in de ‘wachtperiode’ gevuld met Tiroler- en andere tingel tangel-muziek. Dat was natuurlijk iets waar men zeker niet tevreden mee was in het andere kamp. Uiteraard, want men hield er de potentiele luisteraars mee weg. 

De carnavalsradio’s waren in het jaar 2015 dus uitgebreid ‘talk of the city’, en met een eventueel pijnlijke rechtszaak in het hoofd besliste Stadsradio Goeiedag Aalst uiteindelijk om een toegift te doen, en hun carnavalszender om te dopen tot ‘Oilsjt Mjoezik’.


Vrijdagavond, 13/11/2015, is de nieuwe carnavalszender Oilsjt Mjoezik dan uiteindelijk ook voorgesteld aan de carnavalisten. Dit gebeurde in ‘Halle 13’ (de cantine aan de werkhallen), ... op de ondertussen berucht geworden frequentie 107.8 FM.

Het hernieuwde project was in handen van carnavalisten en Aalsterse radiomakers van het eerste uur. 
Vooral ex prinsen Picqeur, Tommeken, Frank Van Rijmenant, Bart De Nijs, Jurgen Cooman en De Foef stonden in voor de heropstart van de zender met ludieke items. De zender wou overigens een nog breder draagvlak als vroeger en geeft ook aan andere carnavalisten de kans om mee te doen. 
De programmadirecteur voor deze zender werd Danny Verhulst (van Radio Contact). Hij zorgde samen met Luc (‘Paroi’) voor de programmasamenstelling.

In 2015 was deze groep exact 10 jaar bezig met de carnavalsradio, de live uitzendingen, de carnavalsgroep, de gekende fuif en vele andere zaken. Ze waren dus vooral heel blij dat het project kon blijven voortbestaan op zijn vertrouwde frequentie 107.8 FM. En wat meer was, het is een op en top Aalsters project geworden. Jammer van de hele juridische heisa over de naam. 

Ze verklaarden echter échte carnavalisten te zijn, en geen ruziemakers en dat daarom de focus 100% op carnaval blijft liggen, liefst onder de originele, naam maar vooral met een sterke inhoud. Dit waren de gevleugelde woorden van bezieler Bart ‘Beireken’ Van den Borre, tijdens de voorstelling van Oilsjt Mjoezik in de carnavalskantine. 

Ajoin Music veranderde dus naar ‘Oilsjt Music’, en ‘de Nacht van Ajoin Music’ werd al even snel omgedoopt tot ‘de Nacht van Oilsjt Mjoezik’.  Via de website oilsjtmjoezik.be kon men kennismaken met de medewerkers en ook de stream wereldwijd beluisteren.

Op 25/11/2016, een jaartje later, stond in Het Nieuwsblad te lezen dat er opnieuw iets broeide in het landschap der carnavalsradio's in Aalst. De alternatieve radio Katanga zou meestappen in het bootje van Oilsjt Mjoezik, en dus was de concurrentie met Studio Ajoin compleet. 


De strijd om luisteraars en advertenties liep hoog op.

Radio Katanga, sinds 2016 gevestigd in een nieuwe studio in de De Ridderstraat in Aalst (vroeger waren ze gevestigd in café ‘De Gele Limonade’), stond vooral bekend als meest alternatieve speler in de regio. 
De verbazing was dan ook groot toen net die radiomakers op 24 november 2016 bekendmaakten op de carnavalskar te willen springen en ook carnavalsmuziek te gaan draaien. Katanga stapte dus mee in het bootje van Oilsjt Mjoezik, de carnavalszender van Stadsradio Goeiedag.

Verkocht de zender zijn ziel? 

Volgens Ralph Lliano van Radio Katanga ‘helemaal niet’.
“Na de carnavalsperiode, vanaf 1 maart (2017) dus, herneemt Radio Katanga gewoon haar uitzendingen. We spreken dus zeker niet over een overname of stopzetting. We stemmen onze producten gewoon beter op elkaar af. Daarom lenen we onze frequentie 105.1 FM graag even uit.”
 
Ingewikkeld ? Dan hebt u het nieuws uit december 2016 nog niet gehoord. 

Aalst kreeg toen, naast zijn twee carnavalsradio's (met Katanga eigenlijk drie), ook voor het eerst de evenementenradio Xmas FM
Xmas FM stond voor leuke kerstmuziek en soft-lounge versies van bekende songs. De initiatiefnemer hiervan was Tom Callebaut. 


De radio had uitzendingen op de frequentie 88.1 FM, en dit van 25 december tot en met 7 januari. Dat gebeurde met een tijdelijke licentie voor evenementenradio's. De radio was online al van start gegaan via livestream op www.xmasfm.be en werd op Kerstmis officieel de ether ingestuurd.

Tom Callebaut, die al de nodige ervaring had als radiostem en technicus bij onder meer Q-music verklaarde :  “Omdat steeds minder radiostations kerstmuziek opnemen in hun programmering, hebben we een uniek muzikaal aanbod. Op de kerstmarkt van Aalst zenden we live uit vanop de ijspiste. Bij ons mag je kerstmuziek verwachten, en heel af en toe ook een gezellige knuffelrockplaat. Elke vrijdag en zaterdag barst het feest los: dan draaien we dansmuziek, net als op kerst- en oudejaarsavond. Wie op ons afstemt, hoeft geen deejay meer te zoeken.”

Callebaut heeft thuis in Meldert een volledig uitgeruste studio. Zijn zendapparatuur staat op de SULBB-gebouwen in de Hertshage (ja hoor, waar ook ‘City Music’ zijn thuisbasis heeft) ... 
Afgezien van vrijdag, zaterdagavond van 20 tot 22 uur en zondag van 10 tot 12 uur, wanneer Xmas op de ijspiste zat, werd vanuit Meldert uitgezonden.

Het team van Callebaut bestond uit vier personen. Hij bevestigde reeds dat, als Xmas FM een succes is, ze overwegen om misschien ook een zomervariant op poten te zetten ...  
En daarna naar een themazender rond carnaval ? ... Het idee was er wel maar zover is het (tot hiertoe) nog niet gekomen ...
We gaan dus rustig verder met onze andere carnavalsradios. 

Op 1/12/2016 werd carnavalsradio Oilsjt Mjoezik opnieuw opgestart. Het project dat vorig jaar gedurende drie maanden door Goeiedag radio (107.8) werd ingevuld is zoals reeds vermeld ook een tijdlang ook een samenwerking geweest van de twee Aalsterse radio’s Stadsradio Goeidag Aalst en Radio Katanga.
De carnavalsmuziek was nu via frequentie 105.1 te beluisteren, maar ook via de stream kon je gemakkelijk volgen. In de programma’s werd volledig de kaart getrokken van de Aalsterse eigenheid maar dan wel met aandacht voor ‘een beetje niveau’, aldus de woordvoerders. 

“Wij willen de carnavalswereld op een positieve manier aandacht geven en onder de aandacht brengen”, luidde de insteek van de radioploeg. 
Oilsjt Mjoezik kon rekenen op de knowhow van Aalsterse radiomensen. Het was ook voor de eerste keer in het bestaan van de lokale radio’s dat de ene radio reclame maakt voor de andere en andersom. Oilsjt Mjoezik en Stadsradio Goeiedag werden door het stadsbestuur ook uitgekozen als geprefereerde media sponsor.

Het werden – na heel wat discussies - dus uiteindelijk twee radio's op drie frequenties, maar gezien de nieuwe elementen die in 2017 boven water kwamen (een herschikking van het radiolandschap, opgelegd door de overheid), zag het er toen naar uit dat er toch ergens dringend een strijdbijl zou moeten begraven worden, indien iedereen met zijn hobby verder wenst te doen. 

Er waren dus verschillende muziekzenders maar de kans is heel groot geweest dat we het met veel minder hadden moeten stellen.
Vlaams minister van Media Sven Gatz wou in 2017 namelijk nog maximaal 3 frequenties toekennen aan lokale radio's, terwijl er in het Aalsterse toen maar liefst zes lokale radiozenders actief waren. 
Het plan van Gatz zou in voege treden op 1 januari 2018 en op dat ogenblik hadden we in Aalst volgende radio's’ 
 
Club FM (93.0 FM), 
Radio Maria (90,0 FM), 
Studio Ajoin (106.7 FM), 
City Music (102.7 FM) – Studio Ajoin / Ajoin Music
Goeiedag radio – Oilsjt Mjoezik (107.8 FM) 
Katanga (105.1 FM).
 
In het hertekende plan van de minister zouden er naast de nationale radio's vier ketenradio's komen die elk een pakket kregen van een 15-tal frequenties in centrumsteden, waarmee ze over het hele land zouden kunnen uitzenden. 
Elke ketenradio kreeg in zijn pakket ook een Aalsterse frequentie.
De minister heeft toen beslist om de frequenties van Club FM, Radio Maria, Studio Ajoin en City Music in die vier pakketten te steken. 

De frequenties 105.1 FM (Katanga) en 107.8 FM (Goeiedag Radio) zouden in elk geval bestemd blijven voor lokale radio, dat ligt al vast. 
In het plan werd daarenboven de frequentie van radio PROS uit Haaltert (105.8 FM) ook aan één van de Aalsterse frequenties gelinkt, waardoor er in de toekomst dus twee zenders verkregen werden in Aalst.
Eéntje die zou  uitzenden op de frequentie van Katanga en één zender met een frequentie in Aalst en Haaltert.
Welke zenders er exact zouden verdwijnen en wie welke frequentie uiteindelijk toegewezen zou krijgen, lag echter nog niet vast. 

Tot 27 januari konden de betrokken radiozenders bezwaren en argumenten indienen. Daarna diende elke zender een nieuwe aanvraag in te dienen, en uiteindelijk werden de radiozenders met de beste punten de frequenties toegewezen. 
Bij City Music stond men in elk geval positief tegenover deze regeling. Men was daar overtuigd dat ze een goeie motivatie konden voorleggen, wat duidelijk te zien was aan het enthousiasme dat men aan de dag legde om Ajoin Music te maken. 
Ook de video's die gestreamd werden via de website waren een groot pluspunt, aldus Philippe Van Gerven van City Music en Studio Ajoin. 

Hij vond het niet jammer dat er nu een plan gelanceerd werd om de lokale radio's te waarderen, maar wel dat dit tot gevolg heeft dat er ook frequenties voor lokale zenders gaan verdwijnen.
In het plan dat besproken werd, moesten de luisteraars van City Music binnenkort afstemmen op een andere Aalsterse frequentie. Want dat is al zeker : of City Music de erkenning nu binnenhaalt of niet, haar frequentie zal sowieso gebruikt worden door een nieuwe ketenradio.
Door deze situatie stond de luxe die de Aalstenaar heeft met twee carnavalszenders – Studio Ajoin en Oilsjt Mjoezik – natuurlijk opnieuw zwaar onder druk. 

"Misschien tijd om terug samen te komen? Ik zou al die vrijwilligers die bij Ajoin Music zijn weggegaan om Oilsjt Mjoezik te maken met open armen ontvangen", zei Van Gerven in een interview met HLN op 20/1/2017. 

"Samenwerken is de toekomst en wij doen het al met Goeiedag, Katanga en Oilsjt Mjoezik. Wij staan trouwens open voor iedereen, niemand wordt uitgesloten. 
Twee carnavalsradio's, je voelt aan dat dat een moeilijke zaak zal zijn in de toekomst. Tenzij de twee zenders die die programma's nu maken allebei een frequentie kunnen bemachtigen en zo kunnen verder doen. Ik relativeer dit allemaal, voorlopig is het een denkoefening van de Vlaamse administratie", zegt Ives De Bondt.

Het verdict bleek uiteindelijk nog mee te vallen want zowel City Music (Ajoin Music) als Stadsradio Goeiedag Aalst (Oilsjt Mjoezik) kregen de gegeerde licenties. Een pak van hun hart en dat mocht blijken uit de verschillende vreugdekreten uit de betrokken studio's (Ik was toen persoonlijk net bij Goeiedag aanwezig)

City Music verkreeg het pakket met frequenties 107.8 en 105.8FM, terwijl Oilsjt Mjoezik mocht verder werken op 105.1FM. 
Natuurlijk was het zo dat er naast 'winnaars' ook 'verliezers' waren, niet iedereen kon gelukkig gemaakt worden. 
Radio Katanga, de radiozender met 35 jaar geschiedenis in Aalst, kreeg geen licentie meer en verdween jammer genoeg uit de ether. 
Nog een andere zender die geen frequentie meer kreeg, was Radio PROS

Ter gelegenheid van carnaval 2020 was Radio PROS ook gestart met een internetradio, die zich concentreerde op Aalst Carnaval. 
De internetzender heette ‘PROS in ’t Oilsjters’ en zij zorgden van 1 oktober 2019 tot 30 april 2020 24/24 voor Aalsterse carnavalsmuziek, met elke donderdag een live-uitzending. 


Dezelfde formule werd nog eens herhaald tijdens de carnavalsperiode in 2021.

2021 … Opnieuw een herschikking van de radioscene in Aalst.

In de zomer van dat jaar was er een overname van de frequentie van Stadsradio Goeiedag Aalst door Radio Omroep Aalst


Enkele sleutelfiguren van Goeiedag zochten en vonden hun heil bij de buren in Ninove (Radio Ninove), maar dat was dus zeker nog niet het einde …

Begin november werd immers bekend gemaakt dat deze Radio Omroep Aalst niet enkel de banden met Goeiedag maar ook die met Oilsjt Mjoezik zou doorknippen en tijdens de maanden rond carnaval zelf met een nieuwe radiozender zou starten: Radio Kamiel


Er zal daarbij nauwer samengewerkt worden met Ajoin Music (van City Music) en beide zenders zouden als broer en zus naast elkaar bestaan. Exit Goeiedag dus.

Ajoin Music wordt de hitzender, en Radio Kamiel zal zorgen voor de retromuziek.
De naam Radio Kamiel is een eerbetoon aan de betreurde keizer Kamiel Sergant. De dochters van de keizer (Mia, Veerle en Hilde) werden benoemd als meter van de zender, terwijl David Van de Steen (één van de slachtoffers van de Bende van Nijvel) de functie van ‘peter’ zou invullen. 

De programmaleiders Danny Verhulst en Philippe Van Gerven kwamen tot de overeenstemming dat adverteerders op beide zenders te horen zullen zijn, en dat City Music en Radio Omroep Aalst ook buiten de carnavalsperiode zouden blijven samenwerken. 
Radio Kamiel is te beluisteren via 97.7 FM of www.radio-kamiel.be

Na de bekendmaking van deze samenwerking kwam echter ook de ‘oude’ Goeiedag Aalst crew terug boven water en verkondigde dat ook Oilsjt Mjoezik programma’s zou blijven maken. 
Door het ontbreken van een frequentie gebeurt dit dan als internetradio, maar dat mag volgens Bart Van den Borre, nog steeds de ‘leading man’ achter Oilsjt Mjoezik geen enkel probleem zijn. Binnen een paar jaar is het toch gedaan met de FM frequenties en op dat ogenblik zal de zender onmiddellijk klaar zijn voor de sprong vaan de toekomst.


Oilsjt Mjoezik is natuurlijk ook gekend van in de carnavalsstoet, waar ze als carnavalsgroep al jarenlang te zien en te horen zijn. Ook dit zal blijven bestaan. 
De bekendste medewerkers Peter Van den Bossche, De Schaa Meikes, Luc Vermeiren, Sven De Smet en Stijn Van der Heyden blijven zich inzetten voor Oilsjt Mjoezik. 
Patrick Barrez maakte de overstap naar Radio Kamiel en Ajoin Music.

De radio’s kan je via volgende links streamen : 





V e e l    l u i s t e r p l e z i e r   ! ! !



Bronnen

FB Radio Kamiel - voorstelling op 11/11/2021
FB Stadsradio Goeiedag Aalst
Nieuwsuitzendingen Goeiedag Aalst
Magazine Goeiedag Aalst
FB City Music
Het Nieuwsblad 2/10/2015
info vrije radio’s : rudygybels.be/vra/Radio_Vrij_Aalst
Live info Radio Goeiedag tijdens interview en toekenning frequentie