Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label oorsprong straatnamen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oorsprong straatnamen. Alle posts tonen

maandag 22 november 2021

Molenstraat

22 oktober 2021 ... de 'nieuwe' Molenstraat wordt plechtig ingehuldigd. Hoewel de werken op dat ogenblik nog niet volledig klaar zijn, mag toch al blijken dat er enkele belangrijke veranderingen werden ingevoerd in de vernieuwde straat. Zo wordt de snelheid van de auto's bijvoorbeeld terug gedrongen door strategisch geplaatste boomperken. En is er eigenlijk geen echt voetpad meer met een verhoging. Het voetpad loopt nu op dezelfde hoogte als de straat zelf, met enkele paaltjes en verlichtingsarmaturen als scheidingslijn. 

Kan U het zich inbeelden hoe het er vroeger uitzag ? Neen ? 
Hier een fotootje ...


De Molenstraat ... Bijna iedereen kent ze wel. Het is de straat die de verbinding maakt tussen de Grote Markt (eigenlijk vanaf ‘de kele van de Muelestraete’ of ‘’t gat van de Mert’) en de vroegere zogenaamde "Werf" bij de Dender waar de watermolens waren opgericht door de hertogen van Vlaanderen.

De straat bevindt zich aan de buitenzijde van de eerste stadsomwalling van de stad. Deze 11e -eeuwse omwalling bevatte het gebied rond de Sint Martinuskerk en volgde ongeveer het traject Molenstraat – Lange Zoutstraat – Sint Jozefcollege – Klapstraat – Parking Burcht om te eindigen aan de toenmalige Dender. 

De geschiedenis van de Molenstraat loopt eigenlijk samen met de ingebruikname van de gronden aan de Dender. De rivier kent vandaag de dag een gekanaliseerd verloop binnen kaaimuren, maar dat was vroeger helemaal nog niet het geval. 

Over de Dender is HIER meer te lezen. 

Vanaf de tweede helft van de 12e eeuw begon men met het dempen van de natuurlijke winterbedding van de rivier om land te kunnen winnen. 
De bodemopbouw in de Molenstraat toont aan dat iets hogerop, op de natuurlijke oevers, de gronden toen vooral gebruikt werden voor akkerbouw. 

Vanaf de 12e – vroege 13e eeuw werden deze percelen stilletjes aan ingenomen voor de aanleg van de straat en het bouwen van huizen langsheen deze verkeersas. 

Het was in de eerste helft van de 13e eeuw dat het economisch zwaartepunt van onze stad langzaamaan verschoof naar de havenwijk ter hoogte van het Werfplein. 

Een nieuwe, grotere, stadsomwalling drong zich op en zowel de Werf als de Grote Markt kwamen toen binnen de omwalde stad te liggen. 

De Molenstraat groeide zo uit tot een belangrijke verbindingsas tussen deze havenwijk en de nieuwe centrale plaats van de stad, waar ook het schepenhuis werd opgericht. 
Tot het midden van de 14e eeuw werden de meeste huizen vermoedelijk in vakwerk gebouwd. Deze bouwtechniek bestond uit het opzetten van een houtconstructie op horizontale houten liggers. Deze stond soms op een lichte, bakstenen fundering, en werd afgewerkt met wanden van takkenvlechtwerk dat bestreken werd met een mengsel van leem en stro. 
Bij de opgravingen in 2021 bleken trouwens op sommige plaatsen nog steeds restanten te liggen van deze leemvloeren.

De oudste vermelding van ‘de Meulenstraete’ werd gevonden in 1324 en verwees naar de grafelijke watermolens op de Dender ter hoogte van het Werfplein. 
Het Molencomplex op de (oude) Dender bestond uit een graan-, schors- en oliemolen die uitgerust waren met onderslagraderen. 

Een eerste melding van deze grafelijke molens dateert reeds uit 1187, waar ze vernoemd worden in de “gros brief” van het Graafschap Vlaanderen. 

In 1290 werd een watermolen op de Dender vermeld en Graaf Lodewijk van Nevers gaf in 1327 toestemming tot de bouw van een stedelijke watermolen aan de Pontstraatpoort. 
Deze mocht echter maar gebruikt worden in geval er voor de grafelijke molen geen werk zou zijn. 
De molen werd in 1413 afgebroken en werd vervangen door een nieuw exemplaar aan de Kapellestraatpoort. 

In 1361 kende de stad een grote stadsbrand


Onder een stadsbrand verstaat men een brand, die - de naam zegt het zelf al - een groot gebied van een stad vernietigt. Vooral in de oudheid en de middeleeuwen werden stadsbranden gevreesd. De meeste huizen waren immers van hout en bedekt met stro of dakspanen, wat hen een gemakkelijke prooi voor het vuur maakte. De kap van het dak reikte meestal ver buiten de gevelmuren, zodat er bij een brand brandende stukken hout op de straat vielen, waar voorbijgangers en brandblussers door getroffen konden worden. 
Ook een sterke wind kon de gevolgen nog versterken en enkel delen van de stad die bovenwinds van de brand lagen bleven gespaard. 
In combinatie met de smalle straten vergrootte dit bovendien de kans op een vuurstorm, die grote delen van een stad plat kon branden. Tegen een eenmaal uitgebroken vuurstorm stond men volstrekt machteloos.

Na de verwoestende stadsbrand volgde naast de heropbouw van de Molenstraat ook de heropbouw van het Schepenhuis vanaf 1407. 
Er werd toen ook begonnen met de bouw van de Belforttoren onder leiding van Jan Van Goeteghem. 
In 1460 voltooide Jan d'Otter dit werk en het jaar erna werd er de eerste beiaard geïnstalleerd. 

Het Gebiedshuisje of Bretesk vóór het Schepenhuis dateert van 1474. Het wordt in 1543-1544 herbouwd in Laat-Gotische stijl.De vakwerkhuizen werden na deze ramp meer en meer vervangen door exemplaren in baksteen. Bakstenen waren toen heel kostbaar en tot dan werden om die redenen eigenlijk alleen gebouwen als kerken uit steen opgetrokken. 

In de meeste steden werden de huizen pas na een of meer grote branden veiliger gebouwd, ook in Aalst dus. Het gezegde 'er moet eerst iets ernstigs gebeuren, vooraleer de situatie herbekeken wordt', gaat hier dus ook zeker op. 
 
Bij deze 'verstening' werd veelvuldig gebruikgemaakt van subsidies. 
Men maakte gebruik van scheidings- en buitenmuren om bij een eventuele beginnende brand het overslaan naar aanpalende huizen zo veel mogelijk te kunnen voorkomen, en ook de haard werd niet meer centraal geplaatst, maar wel tegen een muur.
Ook van deze haarden werden tijdens de opgravingen in 2021 nog sporen teruggevonden. 

Vanaf de 15e eeuw duiken er meer en meer huisnamen op in de archieven, hoewel het vooral gegevens uit de 17e en 18e eeuw zijn die wijzen op de handels- en woonfunctie van de panden in de Molenstraat.  Men vond er woningen van vooraanstaanden, het refugiehuis van de abdij van Ninove, verschillende afspanningen en kende er namen zoals ‘Den Holifant’, ‘’t Eencooreken’, ‘Het Steenken’, ‘Den Arendt’ en zo voort. 

Het huis ‘Den Anckere’, waarvan de oudste vermelding uit 1445 dateert, werd gekend als ‘het Southuys’ en ‘de Zoutkeet’ omdat er een zoutziederij gevestigd was. 


Dit huis met houten gevel (rechts op de foto) was nog tot het eind van de 19e eeuw aanwezig.

Tegenover dit huis stond de Werfkapel, eigenlijk de ‘Kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Druiven’ of Schipperskapel. 


Over deze kapel is HIER meer te lezen. 

Deze kapel stond toen iets meer in de richting van de Grote Markt.  Nadat de kapel zwaar beschadigd werd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze afgebroken en enkele tientallen meters verder opnieuw werd opgebouwd, daar waar ze tegenwoordig nog steeds terug te vinden is.

Het was immers op 10  mei 1940 dat de hele buurt het zwaar te verduren kreeg onder het oorlogsgeweld. Het Werfplein en de Molenstraat werden toen zwaar gebombardeerd.

De Molenstraat ligt in puin tot aan het Vlaamsch Huis, waar de drukkerij Volksverheffing tot pulver is verkoold. De kapel van OLV Ter Druiven is eveneens uitgebrand” lezen we in ‘Het Algemeen Nieuws’ van 31 mei 1940.

Eventjes terug naar de molens echter, gezien deze toch aan de oorsprong liggen van de straatnaam.

Van de vier watermolens in Aalst waren er twee eigendom van de graaf. In de zogenaamde Munckemolen had de vorst 2/3 eigendom en de vierde molen was voor 1/3 eigendom van de graaf. 

Gedurende de jaren 1578 tot 1583 koos de stad Aalst de kant van de opstandelingen en kon er voor de vorst geen molenpracht worden ontvangen door de ontvanger-generaal. 

Mais à raison des troubles et pour la disionction de ladice ville d’Allost ce recteveur s’en a riens recue ». 
De inkomsten van het vorstelijke domein en in het bijzonder die rondom Aalst werden tussen 1578 en 1584 ontvangen door Arnoult de Pratere. 

In 1596-1597 ondergingen de watermolens een grondige restauratie. Dat kostte toen 762 lb. tournois, maar er werd maar een bedrag van 530 lb. tournois aanvaard. 

Tijdens de jaren 1609-1611 hadden de pachters van de molens het hard te verduren door het heel slechte winterweer. Daardoor kon er niet gemalen worden en daarenboven werden ook installaties beschadigd door het overtollige smeltwater. 
Zij kregen wel een compensatie van de Raad van Financiën. 

In 1629 werden er grondige herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de molens en de sluizen. 

Ook tijdens de moeilijke jaren vanaf 1644 kregen de pachters een tegemoetkoming voor hun verloren inkomsten.
Zo werd de windmolenpachter een vierde van zijn pacht kwijtgescholden over 3 jaren van zijn molenpacht. 
De moeilijkheden tijdens deze jaren liepen ook nog eens verder uit in de chaos die in de rekening van de ontvanger) generaal van Oost-Vlaanderen te zien was. 
De ontvanger-generaal was overleden, en de secretarissen hadden blijkbaar te weinig kennis van de dossiers om alles vlotjes over te nemen. Gedurende vijf jaar lang waren de watermolens in Aalst niet geprezen. 
Kort na 1628 werd ook de tweede grafelijke watermolen niet meer geprezen. 

Tot zover de watermolen. Van de grafelijke windmolen is er sprake in 1594.
Nog datzelfde jaar werd de molen verpacht voor een termijn van drie jaar. 
Een eigenaardig feit is dat de oprichting blijkbaar een stedelijk initiatief was, maar dat de windmolen wel onmiddellijk in het bezit van de vorst zou zijn gekomen. 

Tijdens een hevig onweer met sterke winstoten werd de molen op 6 juni 1664 zwaar beschadigd;. 
De steenbalk scheurde zo hard dat het niet meer verantwoord was om in die toestand nog verder te malen. In oktober van dat jaar werden er dan ook grondige herstellingen uitgevoerd. 

De watermolens in onze stad werden regelmatig verpacht, en dit met verschillende pachttermijnen die gingen van 3, 6 of 9 jaar. Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw werden de molens voor de duur van 9 jaar verpacht, maar vanaf de jaren 1580 werd dit teruggebracht naar drie jaar. 

De watermolens op de rivier de Dender te Aalst, behoren aan de koning toe voor wat betreft 2/3 voor wat betreft de Monnikenmolen. Nadat er een kerkgebod werd gedaan, heeft Joost de Hertoghe deze molens met ingang van Sint Jan 1550 gepacht voor de duur van negen jaar, en dit voor een bedrag van 142 ponden Vlaams”. 

Er volgden nog verschillende pachtingen. De waarde hiervoor werd steeds opnieuw bepaald aan de hand van de waarde van alle molenonderdelen. 
Om dat het hier over grafelijke molens ging, gebeurde de zogenaamde ‘prijzij’ (prijsbepaling) steeds door grafelijke prijzijmeesters. Deze dienden hiervoor speciaal van Gent naar Aalst te komen. 
Zij inspecteerden de water- en de windmolens heel grondig zodat zij een ‘eerlijke’ prijs konden vastleggen. 
Ook de afgaande pachter huurde zijn prijzijmeesters in. Dit waren de zogenaamde particuliere prijzijmeesters die samen met hun grafelijke collega’s moesten gaan inspecteren en het samen eens moesten worden over de juiste waarde. 

Wie waren deze pachters nu eigenlijk? 

Wel, het waren zeker niet de arme boeren want de potentiële kandidaten voor een molenpacht dienden sowieso te beschikken over voldoende krediet om een borg te kunnen stellen. 
Bovendien was het hen – na verzoek – toegestaan om zich als bieder tijdens de kaarsbranding of later als pachter van de molens te laten vervangen. 
De kaarsbrandig was een systeem om de pachttermijn vast te leggen. 

Bij een eerste verpachtingsronde werd een kaars gebrand. Vanaf het ogenblik dat de kaars was aangestoken, werd een bedrag genoemd. Dat kon verhoogd worden door de aanwezige bieders, maar enkel maar gedurende de tijd dat de kaars bleef branden. 
Bij een tweede kaarsbranding werd de pacht toegewezen aan diegene die het laatste de prijs had verhoogd. 
Diegenen die verhoogd hadden, en geen borg konden betalen, dienden het bedrag dat ze hadden verhoogd over te maken aan de ontvanger-generaal. 
Een voorloper van de ‘administratieve kost’ als het ware. 

De pachters volgden mekaar aan hoog tempo op. 
In de 16e eeuw vinden we voornamelijk ‘De Hertoghe’, ‘Schellinck’ en ‘De Zomere’. 
In de 17e eeuw zijn het de namen ‘De Clercq’ en ‘De Vildere’. 

Het was wachten tot de tweede helft van de 16e eeuw tot ook de ‘gewone burger’ zich het pacht op een molen kon veroorloven. Het monopolie berustte dus niet enkel meer in handen van notabelen en magistraten. 

Tussen 1550 en 1628 steeg de gezamenlijke prijs van beide watermolens van 97-12-6 lb.gr.Vlaams naar 197-10-6 lb.gr.Vlaams. 
Dat komt neer op een waardevermeerdering van meer dan 126 %.

De waarde van de windmolens steeg tussen 1594 en 1666 met rui 328,5 %.
Deze enorme waardevermeerdering vond zijn oorsprong in de inflatie en aan de grote herstellingen die werden uitgevoerd in de 17e eeuw, namelijk het aanbrengen van een tweede maalgang en de duurder geworden molenstenen. 

Hoewel de windmolen er ongetwijfeld eigenlijk gewoon was gekomen als aanvulling op het maaltekort in Aalst, bleek de molen uiteindelijk toch meer een concurrent te zijn geworden van de grafelijke watermolens. 
Als bijkomend argument om een windmolen te bouwen was, dat men in periodes van een watertekort of strenge vorst wel zou kunnen blijven malen en dus geen inkomstenverlies zou kennen. 

De Dender is een regenrivier en wordt gekenmerkt door een sterk afwisselende afvoer. 

Het hydrografische bekken van de rivier bedraagt 1374 km2 waarvan het grootste gedeelte stroomopwaarts van de stad gelegen is. De aanwezigheid van de rivier en de mogelijkheid om het water op te stuwen heeft er zeker toe geleid dat de stad zich verder kon ontwikkelen. 
De rivier werd trouwens ook gebruikt om het water in de stadsgrachten op peil te kunnen houden. 

De Dender stroomt door het oostelijke deel van de stad van het zuidoosten (bij het begijnhof) naar het noorden (bij de Dendermondse poort). 
De oorspronkelijke Dender baande zich een weg langs het kasteel van de burggraaf en oostelijk langs de abdij van Affligem. 
Bij deze laatste meander werd een soort ‘bypass’ gemaakt, waarop de watermolens gelegen waren. 
Op het stadsplan van Sanderus is het allemaal beter te herkennen. 
Er is ook sprake van de Oude en de Nieuwe Dender, waarbij de watermolens op de Nieuwe Dender gelegen zijn. 
De molens daar werkten op water dat uit de rivier werd opgestuwd. Er was immers geen getijwerking.

Rond 1572 was er sprake van ‘de voorste’, de ‘twee middenste’ en de ‘achterste’ watermolen

De voorste stond aan de zijde van het centrum van Aalst en was eigendom van mevrouw Van Immersele. 
De middelste molens waren de grafelijke molens, waarvan het godshuis van Vorst voor 1/3 eigenaar was. 
De achterste molen tenslotte was voor twee derde eigendom van François Van Zeebrouck, voor 1/6 van priester Olivier de Bloyere en voor 1/6 van de Heilige Geesttafel van de stad Aalst. 

In dezelfde periode was er ook nog een andere watermolen (een koren- en oliemolen te Mijlbeke). 

De huidige gekanaliseerde Dender mag men zeker niet vergelijken met de ‘Oude Dender’. 
De stuw met de sluizen liggen nu zuidelijker op een nieuwer rechtgetrokken gedeelte van de rivier. 
Het oude tracé van de Dender volgde de huidige Burchtstraat. 

Er was echter niet enkel het malen, neen, er moest ook steeds een evenwicht gevonden worden tussen de molens en de scheepvaart
Er was immers zowel een haven binnen de muren als een haven buiten de muren (aan de Mosselkaai). 
Daar lagen minder boten want ze lagen er minder beschermd. 
De haven en de industriële Dender waren dus eigenlijk niet veel meer dan een watervoorraad die onder controle gehouden werd door sluis nr5, ‘het spui’, waarlangs de boten verder konden langs de Dender. 

Zeker op een rivier als de Dender was het absoluut nodig om het waterpeil constant nauwlettend in het oog te houden. Er was immers water te kort om zowel voor de scheepvaart als voor het malen goed te kunnen doen. 
Wanneer de sluis geopend was, moest het hele stuk tot het volgende sas in Hofstade, opnieuw gevuld worden met water om scheepvaart mogelijk te maken. 
Om zoveel mogelijk molens te laten werken en de scheepvaart mogelijk te maken werd een reglement uitgevoerd zodat enkel op dinsdag en op vrijdag scheepvaart toegelaten was. 

De molenaars daarentegen, moesten genoeg water sparen om die regeling vlot te kunnen laten verlopen. 
In 1701 werden boetes uitgevaardigd tegenover de zondaars. 
Sluiswachters mochten niet meer willekeurig hun sluizen openen om favorieten of meer betalenden een voorkeursbehandeling te geven. 

In 1768 werd begonnen met het recht trekken en kanaliseren van de Dender tussen Aalst en Dendermonde. 

Eigenlijk kunnen we ons nu helemaal geen idee meer vormen van hoe de Dender toen juist liep en waarom er eigenlijk moest worden rechtgetrokken. 
In elk geval werd het sas te Hofstade geannuleerd en kwam er een nieuw in Herdersem. 
Door de rechttrekking werd het verkeer op de Dender natuurlijk wel vergemakkelijkt maar de Dender bleef wel nog steeds een ‘moeilijke’ rivier. 
In de zomer vaak met watertekort, in de winter met overstromingen. 

Op dit schilderij van Willem van Buscom zien we een zicht op de Werf te Aalst, anno 1823. 


Ondertussen werd er al heel wat veranderd. De Denderverbinding tussen de St Annabrug en de Zeebergbrug werd gegraven en het sas werd heraangelegd. 

Dit stuk Dender maakte de ‘oude’ Dender overbodig en de molens aan de Werf kregen het moeilijker en moeilijker om te kunnen blijven werken door gebrek aan water. 

Net in de periode van de ombouw van watermolens tot woonhuizen, liet Gheeraert een nieuwe, vier verdiepingen hoge watermolen bouwen. 

De afzonderlijke molengebouwen : 

- de middenmolen of de Koningsmolen (het witte gebouw op de prentkaart).
Het is ook in deze molen dat men in 1877 boven de ingang nog een steen gevonden heeft met het wapenschild van Philips II, koning van Spanje. 


- de achterste molen (in 1856 beschreven als sluis en in 1857 als woonhuis). Het gebouw was op onderstaande foto reeds gesloopt. Op de foto zijn de molen Gheeraerdts, de middelste molen en de vismijn, die in 1892 gedeeltelijk op dit perceel gebouwd werd, te zien. 



- Voorste molen of Gheeraerdtsmolen (in het midden op de prentkaart), ook ‘olieslagerij en bloemmolen van Leo Gheeraerdts’ genoemd. 


In 1846 werd de toelating gevraagd om de molen uit te mogen rusten met een stoommachine. Op die manier zouden de paarden kunnen worden vervangen. 
Er kwamen enkele problemen in de vorm van waterwinning en de molen stond nadien leeg. In 1874 is men overgegaan tot het ombouwen van de middelste en achterste molen tot gewone huizen. 

Uitgenomen de (stoom-) ketel, die na herstelling nog zou kunnen gebruikt worden, werden alle instellingen en machines, los en vast materiaal, wisselstukken en benodigdheden, in één woord ‘de gansche bedrijfsuitrusting en koopwaren’ , op 10 mei 1940 reeds beschadigd door het neerstorten van het puin der geteisterde gebouwen, op 18 en 19 mei 1940 door brand volledig vernield’

Om het allemaal wat beter te kunnen situeren: 

De hoek van de huidige Vaartstraat is een tiental meter naar achter geschoven zodat de inrit van het voormalige Carglass (sedert 2021 appartementen) zich rechts van de poort van de olieslagmolen bevindt. De bloemmolen en het huis Rombout bevonden zich achter de voormalige schutting tussen Carglas en het huis Gheeraerdts. 
Naast de bloemmolen had Gheeraerdts ook een hopmagazijn, een magazijn waar zijn graan gestockeerd was, en hij tegelijkertijd ook nog een bloeiende zaak als biersteker kon uitoefenen. 

Hier het molenhuis en de watermolen van Gheeraerdts aan de oude Dender. Links bevinden zich de Werfkapel en de Molenstraat (foto van 1900-1910)



De Tweede Wereldoorlog was eigenlijk nog niet afgelopen, of Aalst maakte reeds plannen om de zwaar gehavende Molenstraat en Werfplein opnieuw aan te leggen.

Men maakte gebruik van deze heropbouw om de Molenstraat een meer gebogen tracé te geven en om op die manier het uiteinde van de straat beter te kunnen laten aansluiten op een verbreed Werfplein. 
De restanten van de verwoeste huizenblokken verdwenen gedeeltelijk onder het nieuwe straattracé. Ook de originele Werfkapel was hetzelfde lot beschoren. 

De bewoners en handelaars waren in eerste instantie niet opgetogen over de wederopbouw en ze verenigden zich in ‘Het Komiteit der Geteisterden van de Molenstraat en de Werf’. 

Eén van hun werkpunten was dat de verscheidene eigenaars gedeeltelijk of zelfs geheel zouden onteigend worden om de werken te kunnen uitvoeren. 
Ondanks het protest ging de heraanleg toch door en dus verdwenen veel resten van eeuwenoude huizen onder het nieuwe wegdek.

Hier ‘de kroniek der geteisterden’ zoals deze verscheen in ‘De Gazet van Aalst’ op 31 mei 1945 met de eisen van het ‘Komiteit’.

De toenemende handelsfunctie van de straat zorgde voor nieuwere winkelpuien en reclameborden zonder enig verband met de bovenbouw. 

Hel wat veranderingen en verbouwingen dus, hoewel het deel van de Grote Markt tot de Kapellestraat wel nog steeds grotendeels aansluit bij de 19de-eeuwse inplanting van de Grote Markt. Natuurlijk zijn er ook daar wel enkele nieuwe gebouwen verrezen (voornamelijk de onpare nummers).
Het hoekpand aan de Rozemarijnstraat (begin 20e eeuw) is, met zijn overhoeks torentje, een ware blikvanger geworden.

Hier nog een beeld van de molen op de Oude Dender beneden aan de Molenstraat uit 1920-1930



Dinsdag 2 april 1974 : het was volgens De Voorpost een prachtige lenteavond, had de inhuldiging plaats van de nieuwe verlichting in de Molenstraat. Schepen Bogaert, die de zieke burgemeester De Bisschop verving, knipte het traditionele lint door. 

In 1987 kwam er goed nieuws uit de Molenstraat. Uit de ‘culturele put’ verrees toen immers een volwaardig cultureel centrum. Het pand waar eerder het 'Vlaamsch Huis' was gevestigd, werd een kwarteeuw daarvoor gekocht onder impuls van Gustaaf De Stobbeleir. Dat het allemaal niet van een leien dakje liep, dat kan u HIER verder lezen. 

Hier nog een foto van het 'Vlaamsch Huis'


Wat ook diende plaats te maken voor het nieuwe Culturele Centrum was de Stapelplaats van Gheeraerdts (Molenstraat 51). Deze werd in 1964 afgebroken. 


Op 16 februari 1994 werd de officiële start gegeven voor drie belangrijke wegenwerken in het Aalsters stadscentrum. 
Einde van de werken werd voorzien in Augustus van dat jaar. 
Na de voltooiing zouden de Zoutstraten volledig verkeersvrij zijn (check), en bleef de Grote Markt enkel nog toegankelijk voor het verkeer via de Kerkstraat. De Molenstraat zou enkel nog berijdbaar zijn voor het openbaar vervoer. Een circulatieplan 'avant la lettre' dus, maar niet volledig uitgevoerd zoals gepland. 
De rijrichting van de Molenstraat werd toen wel omgekeerd.

December 2019 : “De Molenstraat is aan vernieuwing toe”, vertelde burgemeester Christoph D’Haese tijdens een infovergadering die de stad organiseerde voor handelaren en buurtbewoners van de Molenstraat. 
Hij trapte daarmee een open deur in. “Dat is het minste wat je kan zeggen. We gaan samen met de handelaren en bewoners op zoek naar een nieuw ontwerp. De Molenstraat is enorm belangrijk voor Aalst. In de vijftiende eeuw was dit de straat die de Grote Markt verbond met de watermolens aan de werf. De molens zijn weg, maar de straat is er nog. De problemen vandaag de dag: een slecht wegdek, te snel verkeer en uitermate gevaarlijk voor fietsers.

Er werd meteen werk gemaakt van een plan.

Alvorens de straat zou hernieuwd worden, zouden er archeologische opgravingen gebeuren. Men wist immers dat de bodem heel veel schatten van de geschiedenis zou kunnen blootgeven. 
En zo geschiedde.

Bij de opgravingen in 2021 zijn minstens 7 verschillende huizen gedeeltelijk onderzocht. 
Hierbij werden tal van muren en vloerniveau’s aangetroffen, op basis waarvan de verschillende bouwfasen en verbouwingen kunnen gereconstrueerd worden. 
Het waren niet enkel restanten van het gelijkvloers van de huizen, maar ook diverse goed en minder goed bewaarde kelders die werden teruggevonden. 


Op basis van de vastgestelde bouwfasen en de vondsten die toelaten deze te dateren, is duidelijk dat de huizen een lange geschiedenis kenden van de late middeleeuwen (13de -14de eeuw) tot en met WO II. 

Naast muur- en vloerresten werden ook tal van andere bewoningssporen aangetroffen, zoals beerputten, restanten van haarden en ovens en zelfs een waterput. 


Eén van deze beerputten is op basis van de onderzochte opvulling  alvast duidelijk in de loop van de 17de eeuw te dateren. De overige beerputten lijken eerder in de loop van de 15de of 16de eeuw in gebruik te zijn geweest. 
Tussen de bewoningssporen door zijn ook geregeld nivelleringslagen en afvalkuilen met brandafval te herkennen. Deze zijn vermoedelijk het gevolg van één of meerdere branden die de huizen geteisterd hebben in het verleden. Mogelijk is een deel van deze brandsporen alvast in verband te brengen met de grote stadsbrand van 1360-1361.

Op sommige plaatsen lijken de oudste bewoningssporen een oudere akker- of cultuurlaag af te dekken, mogelijk een restant van hoe het terrein er bij lag toen het net opgenomen was binnen de tweede, laatmiddeleeuwse stadsomwalling (eerste kwart 13de eeuw). Op andere plaatsen bevinden de bewoningssporen zich onmiddellijk bovenop de alluviale afzettingen van de Dender. Deze afzettingen zijn vermoedelijk ontstaan nog voor de opname van dit gebied binnen de stadsomwalling. 
Dichter naar het Werfplein toe wijst de samenstelling van de ondergrond op een geleidelijke demping door de mens. Mogelijk betreft het de geleidelijke opvulling van een oude Dendergeul. 

Bij het begin van de Molenstraat zijn er nog een paar imposante gebouwen van eind 18de eeuw. 
Het laagste gedeelte van deze straat werd volledig verwoest gedurende de tweede wereldoorlog. Vandaar dat we het tegenwoordig moeten stellen met de iets minder mooie gevels van begin jaren vijftig. 

De Molenstraat is helemaal beneden net zoals een stadspoort, het is de verbinding van de rechteroever met het centrum. Grote aantallen voetgangers moesten het wel stellen met smalle voetpaden en voor de fietsers die naar beneden reden was het ronduit gevaarlijk. Die situatie zou nu moeten veranderen. 

Hier zijn geen grote winkelketens maar nog echte zelfstandigen. Zelfstandigen die zelfs tijdens de ongemakken tijdens de werken zorgden voor een hapje en een drankje voor de arbeiders die hen een nieuwe straat zouden bezorgen. 

Honger of dorst zijn hier uit den boze want er zijn maar liefst dertien horeca zaken: twee cafés, vier tearooms en zeven restaurants om precies te zijn.

Onder het motto : kijk ook eens omhoog als je doorheen de straat wandelt, hierbij de belangrijkste 'getuigen van het verleden' in de Molenstraat. 

Rechterzijde (onpare huisnummers) :

nr 1   Huis De Klok. Tweede helft 19de eeuw. Onlangs werd de volledige gevel opnieuw geschilderd.
nr 13 Indrukwekkend hoekhuis anno 1920, dat beter bekend staat als 'huis De Ster', ondertussen ook volledig gerenoveerd.
nr 17 Huis 'Het Groen Claverken' anno vierde kwart 19de eeuw.  De gevel van het burgerhuis vertoonde het jaartal 1884, wijzend op de wederopbouw. Tegenwoordig terug te vinden met een ronduit lelijke winkelpui.
nr 21 Anno 1768 (gemakkelijk als er nog een jaartal opstaat …). De oorspronkelijk houten winkelpui op arduinen sokkel én de centrale deur zijn verdwenen.
nr 23 Mooie sobere gevel die voorzien werd van nieuwe ramen en opnieuw werd geschilderd.
nr 29 Breedhuis 18de eeuw. De gevel op het gelijkvloers werd volledig heropgebouwd en het gebouw werd in 1997 beschermd.
nr 31 De gevel en het raamwerk werden gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl. Hier vond men in de jaren '70 kaashandel Schollaert in een winkel in fermettestijl die werd afgewerkt met een strooien afdak. Tot november 2021 Kaas- en wijnhandel Filliaert.
nr 41 Klein winkelpand midden 18de eeuw dat werd gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl, dat de stijl van 'vakmanschap' moet uitstralen. De laatste 25 jaar is het Chocolaterie Royal die dat doet door ambachtelijke pralines in eigen atelier te maken. Er is een ruime keuze uit een mooi assortiment van 80 lekkere pralines met klassieke en originele smaken.
Naast de klassieke pralines bieden ze ook verschillende soorten koekjes, suikergoed en andere lekkernijen zoals marsepein, speculaas, bonbons, confituur, suikervrije producten,... 

nr 45 Waardevol erfgoed Huis De Gaepaert. Lodewijk XVI stijl. De gevels, bedaking en binnenkoer zijn sedert 1997 beschermd en werden volledig gerestaureerd. Dit huis kan als voorbeeld gelden van een 18de eeuws gebouw, oorspronkelijk met bepleisterde gevels. Het is een typisch bedrijfsgebouw dat opgebouwd is rond een binnenkoer. 
nr 49 De sobere gevel werd samen met de ramen herschilderd. Tegenwoordig vinden we daar het restaurant 'De Gekroonde Hoofden' terug. Let op de prachtige vensters in brandglas!

Linkerzijde (pare huisnummers)
nr 26 Waardevol erfgoed Tweede helft 18de eeuw. Werd volledig gerestaureerd en herschilderd. Bovenop de pilastergevel bevindt zich een driehoekig fronton met twee flankerende oeil-de-boeufs. Dit gebouw werd in 1997 beschermd. Dit gebouw geldt als typisch burgerhuis uit deze periode, hoewel de benedenverdieping ondertussen al lang  tot winkelruimte is omgebouwd. 28
nr 28 19de eeuw groot pand valt onder de noemer breedhuis. Twee bouwlagen en een mezzanine die zich bevindt onder een steil zadeldag. Het geheel werd mooi gerestaureerd en herschilderd. 
nr 40 Waardevol erfgoed. Rococowoning van 1763 verdeeld in 40A en 40B. Zeer groot pand dat onder de noemer Herenhuis valt uit het midden van de 18de eeuw. De pilastergevel met gebogen fronton dateert uit 1763. In 1997 werd het pand beschermd als monument en gelukkig bleef de arduinen omlijsting van de voordeur ook behouden.
nr 52 1921 stijl: eclectisch getint huis bestaande uit drie bouwlagen, uit 1900.  Ook dit gebouw werd grondig gerestaureerd. De bovenste verdieping werd mooi geaccentueerd door middel van een prachtig balkon.

De archeologische opgravingen trokken veel kijklustigen en spraken tot de verbeelding van de Aalstenaars”, vertelde schepen van Lokale Economie Katrien Beulens. “Al gauw was er de vraag om iets met de resultaten te doen, in samenwerking met de handelaren van de straat”.

Via een tentoonstellingsparcours met de naam PROMO, wat staat voor Presentatie Resultaten Opgravingen Molenstraat Oilsjt, presenteren 33 winkeliers in hun vitrines de vondsten en resultaten van de opgraving. In de Werfkapel is er een tijdelijke expo en een brochure helpt bezoekers op weg langs het parcours. Voor de kleinsten is er een zoektocht.

Een paar weken na de start van de werken in 2021 werd het duidelijk dat de handelaars van de Molenstraat in Aalst met opgeheven hoofd naar de toekomst keken. Elke eerste vrijdag van de maand trakteerden ze de werklui op koffiekoeken en ze riepen het uit: “We blijven te voet super bereikbaar!

Op 22 oktober 2021 werd de ‘nieuwe’ Molenstraat feestelijk heropend. De winkelstraat in het hart van de stad was maandenlang een bouwwerf. Dat was nodig voor de heraanleg. 

Archeologische opgravingen zorgden voor vertraging, maar nu is de miserie er voor de handelaars dus eindelijk achter de rug. Auto's mogen er nog door, maar enkel heel traag. De Molenstraat moet dan ook en echte wandel- en fietsboulevard worden richting Grote Markt.

Er is nu meer plaats voor fietsers en voetgangers, er geldt een snelheidsbeperking van 20 kilometer per uur, er staan zeventien bomen en drie boombanken en... er is een tekening van een watermolen in het wegdek verwerkt.
Op 22 november 2021 werden ook de nieuwe bomen aangeplant langsheen de straat.

Geen echte molens meer maar dus toch nog een herinnering aan wat eens een straat vol molens was …




Bronnen :

HLN 03/10/2021
vvakaalst.weebly.com
so-lva.be
De Voorpost 5/04/1974
foto Vlaams huis : MadeInAalst
Voor Allen 18/03/1994
inventaris.onroerenderfgoed.be
foto molen 1920-1930 via MadeInAalst
foto stapelplaats Gheeraerdts via MadeInAalst
foto Huis den Anckere via MadeInAalst
foto Molen Gheeraerdts 1900-1910 via MadeInAalst
postkaart molen Gheeraerdts en Vismarkt via MadeInAalst
molenechos.org
schilderij van Willem van Buscom (gezicht op de Werf te Aalst, 1823) 
prentkaart BOB, verzameling Ons Molenheem

vrijdag 5 februari 2021

Biekorfstraat

Het was in 1938 dat deze straat, samen met nog 13 andere straten, zijn huidige benaming kreeg. 

De voormalige ‘Verlengde Vooruitzichtstraat’ die liep tot aan den Asserendries werd door ene Gaspar Van de Meerssche in zijn ‘Landbouck van 1710’ al beschreven als ‘de Biekorf’. 
Meer dan 200 jaar later zou het dus ook de officiële benaming worden.

De naam werd ontleend aan een pachthof of herberg met die naam dat zich bevond op of aan het huisnummer 2. 


Het is in deze buurt dat voetbalclub ‘Volharden’ ontstond. Zo begonnen ze op een terrein aan de St Annalaan, rechtover het VTI, en veranderden doorheen de loop der jaren enkele malen van ‘thuishaven’. Wel bleven ze altijd in de omgeving. 

Enkele jaren na hun start verhuisden ze naar het einde van de Asserendries. De ploeg werd aan het begin van WOII opgedoekt en kwam in maart 1945 terug als ‘Voetbal Ontspanning Volharden’. Men startte het seizoen op een plein aan het kruispunt Lindestraat-Ledebaan en in seizoen ’46-’47 verhuisde men uiteindelijk naar een terrein tussen de Boudewijnlaan en de huidige Biekorfstraat. 
Hier beleefden ze echte hoogdagen. 
Hier een foto van de ploeg aan de Biekorfstraat in 1956


Over de verdere geschiedenis van ‘Volharden’ is HIER meer te lezen    

In 1958 begon men met de aanleg van de Boudewijnlaan. 
Ook de Biekorfstraat had daar natuurlijk een belangrijk aandeel in. 


Op de foto zijn links de huizen te zien die net voorbij de hoek van de Biekorfstraat staan. De middelste rij huizen bevinden zich in de Biekorfstraat en het huis rechts op de foto bevindt zich ‘schiefrechtoever’ de Cesar Haeltermanstraat. 

Een jaartje later voorzag men passende beplantingen in de stad. 
Zo werden er per locatie andere bloemen en planten voorzien. Zo werd de stad opgefleurd met onder andere wilde kastanje (aan de autostrade), Amerikaanse eik (Affligemdreef), bloemappelbomen (Kerkhoflaan), bolacacia (Asserendries), Platanen (Oude Gentbaan, Roklijf en Gentsesteenweg), Hollandse Linde (Raffelgem- en Terlindenstraat), meidoorn (Biekorf- en Cesar Haeltermanstraat), Japanse kers (Vooruitzicht- en Naarstigheidstraat) enzo voort. 
Het werd dus allemaal een beetje groener er fleuriger. 

In 1965 zagen de inwoners van de Vooruitzichtstraat, de Lindestraat, de Biekorfstraat en een gedeelte van de Raffelgemstraat het opnieuw eventjes niet meer zitten. 
Al maanden werden zij verplicht om ofwel door de modder te ploeteren of om een omweg van 20 minuten de doen langs de Naarstigheidstraat of Asserendries wanneer zijn naar het centrum wouden gaan of wanneer zij hun kinderen bijvoorbeeld naar de St Annaschool dienden te brengen. 

De reden van deze moddermiserie was dat de ondernemer die instond voor de bouwwerken aan de nieuwe school in de Welvaarstraat (CLW TechniGO!), de hele bestrating had opengebroken. 


Dit gebeurde daarenboven dan nog zonder enige toelating, waardoor de frustratie bij de omwonenden natuurlijk groot was. 
Ze geloofden echter wel dat ze na het eindigen van de bouw een nieuwe bestrating zouden krijgen als compensatie, en al het leed vanaf dan zou voorbij zijn. 

Op 8 september 1965 echter verscheen er nog meer miserie. 
Een ‘bericht van commodo en incommodo’, gedateerd op 8 september 1965, meldt hen dat buurtweg nr 56, het ‘Eenegemwegsken’ zou verdwijnen op vraag van het ‘ministerie van nationale opvoeding en cultuur’.
Men kon wel verzet intekenen tot 24 september, maar men voelde de bui al hangen natuurlijk. 

Het Eenegemwegsken was een gedeelte van de Vooruitzichtstraat (tussen de huisnummers 83-89 en 145-172) dat rechtstreeks naar de Boudewijnlaan liep, maar door de bouw van de school ‘in de weg’ lag. 
De inwoners van de Biekorfstraat zouden dus niet langer meer dit wegje kunnen gebruiken om van daaruit rechtstreeks de Vooruitzichtstraat in te lopen. 
Ook het speelpleintje dat aan deze voetweg lag, diende te verdwijnen. 

Het was in diezelfde jaren ’60 dat men erover sprak om het huisnummer 2 te slopen voor de rechttrekking van de Biekorfstraat. Het zou echter nog zo’n 40-tal jaren duren eer het huis ook effectief zou worden afgebroken. 


Het lijkt ondertussen misschien wel een eeuwigheid geleden, maar het was ‘pas’ in 1973 dat er in de Biekorfstraat openbare verlichting kwam. 

Op 24 maart 1975 werden tijdens een informatievergadering voor de buurtbewoners de plannen voorgelegd voor de aanleg van een ‘Bengelpark’, een speelterrein voor de buurt gelegen tussen de Biekorfstraat en de Boudewijnlaan. Dat zou gebeuren op een perceel waarvan de stad eigenaar was en dat we nog kennen als het oude voetbalterrein van ‘Volharden’. 

Het initiatief van 'de Rotaryclub Aalst-Noord' en 'de Coördinatie- en adviesraad voor de jeugd' mocht rekenen op heel wat bijval, maar er werd wel overwogen om nog een extra wijkcomité op te richten voor hulp en toezicht op het nieuwe terrein. 
In 1974 had de adviesraad als proef trouwens al een experiment uitgevoerd in onze stad, door op enkele braakliggende terreinen borden te plaatsen met ‘dit is een voorlopig speelterrein’. 
Op verschillende plaatsen mislukte dit omwille van verschillende redenen, maar aan de Biekorfstraat liep het goed. 

In 1976 verscheen een inventaris van stadseigendommen die voor wat betrof de aankomende zomervakantie in aanmerking kwamen als speelplein. 
Naast het Astridpark, Volksplein, Ledebaan en het Gulden Boomplein die in de buurt reeds uitgerust waren als speelplein, waren er ook enkele braakliggende gronden die met zeer weinig kosten zouden kunnen ingericht worden als speelruimte. 

Hierbij behoorde onder andere het bewuste en hoger vernoemde stuk grond aan de Biekorfstraat-Boudewijnlaan, waarvan al aangevraagd was om er een nieuwe wandelweg tussen de Boudewijnlaan en de Biekorfstraat van te maken en er een ‘bengelpark’ aan te leggen. De raming van de kosten bedroeg 998 412 Belgische frankskes.

Het zou hier niet over een ‘normaal’ speelterrein gaan met allemaal afgeborstelde glijbanen en blinkende schommels. Neen, het zou gaan over een écht ravotterrein met heuveltjes, tunnels, dode klimbomen, omheiningen, een ton en wildbegroeiing van allerlei heideplanten. 
In een tweede fase zou er ook een hoekje met een zandbak, enkele tekenborden en rustbanken komen. 
Een derde perceel ten slotte zou een volley- en basketveld, gecombineerd met een minivoetbal- en handbalveld bevatten. 
Het ravotterrein zou van de overige plaatsen gescheiden worden door een later aan te leggen schaatspiste. 
Grootse plannen, waarvan de meeste jammer genoeg niet uitgevoerd werden. 

Na het positieve advies van de gemeente op basis van het eerder gelukte experiment, was het dan eindelijk zover, … de kinderen konden spelen op hun nieuwe speelpleintje. 
Er werd voorafgaand wel een tekenwedstrijd ingericht met het thema ‘hoe zie ik mijn speelterrein’ maar met de uitslag – veel kinderen tekenden een gewoon speelterrein met schommels, klimrekken, … - werd uiteindelijk weinig rekening gehouden. Het werd een ravotpleintje zoals vooropgesteld.


De officiële opening had plaats op zondag 27 juni dat jaar en ‘De Biekorf’ werd meteen ook het eerste afgewerkte pilootproject dat diende aan te tonen dat vernieuwing op speelterreinen wel degelijk mogelijk is. 
Op deze meer dan warme dag – remember the hot summer of ’76 – werd aan de aanwezigen een fris drankje aangeboden en klonk men op de samenwerking. 

Er was toen uiteraard nog veel meer natuur te vinden in de omgeving. 
Hier nog een foto van de voetweg en het speelpleintje. 


In de Biekorfstraat zelf liep ooit ook waterweg 5048
Zegt U niks ? 
Logisch, maar misschien zal de ‘Kammenbeek’ bij enkelen van jullie wel een belletje doen rinkelen. 
Deze waterweg werd door de stad gecatalogeerd als ‘onbevaarbare waterloop en gracht’ op het grondgebied, en op 2 november 1976 werd een aanvang genomen om deze te verwijderen. 

Ook het uitzicht van de voetweg was ondertussen sterk veranderd. 
Hier een foto met een hoeve in de Lindenstraat, komende vanuit de Biekorfstraat. 


Daar ergens lag trouwens ook het Schaubroecklo, een bos met open structuur.

Schaubroeck (tegenwoordig spreken we over Schoubroek)  kwam eigenlijk ongeveer overeen met wat tegenwoordig de sint Annaparochie is. 
Het was een onderdeel van de vroegere praterij ‘Schaerbeeck’, dat toen tot aan de Dender liep.

Het pleintje was echter amper een jaar oud toen er al klachten waren over verwaarloosd onderhoud. Ook het ontbreken van voorzieningen, zoals een overdekte schuilplaats en sanitair, werd aangekaart. Men drong er op aan om dit allemaal zo spoedig mogelijk in orde te brengen, maar de buurtwerking wou daarvoor ook hulp van het stadsbestuur. 

Daarenboven bleek ook de milieuhinder, in de vorm van jonge motorrijders die er hun plezier in vonden om in de buurt rond te snorren, een doorn in het oog te zijn van de verantwoordelijke overheid. 
In 1979 werd de situatie aangekaart door de burgemeester, en dit onder andere naar aanleiding van de aanvraag voor een nieuw gelijkaardig pleintje in Erembodegem. 

Alle speelpleinen werden onder de loupe genomen en bij de bespreking van ‘De Biekorf’ bleek al snel dat men bijna een hele pagina nodig zou hebben om alle grollen en grieven te kunnen noteren.
 
Zo was de sluis aan de ingang met de Boudewijnlaan volledig overgroeid. De brommers konden gemakkelijk binnen rijden langs de zijkanten. 
Er waren geen vuilbakjes, geen verlichting (de kabel lag er wel). 
Er werd gesluikstort en er werden vuurhaarden aangetroffen. 
Distels en brandnetels groeiden en groeiden. 
Langs een bouwperceel aan de Boudewijnlaan was er geen beschutting voorzien, zelfs niet in de vorm van beplantingen zoals hoogstammig groen of hagen, die het plein wat zouden afschermen. 
Bij de schommel ontbraken sporten van de ladders, de klimtouwen waren weg, evenals het net en bij het zwiertuig waren zowel de band als de ketting verdwenen en balken en andere vuiligheid lagen los op het terrein. 

Er werd een beetje opgeruimd, maar de situatie veranderde eigenlijk niet veel. 

Ondertussen was er ook van de rechttrekking van de straat nog niet veel actie te bespeuren. Op de foto nog duidelijk de huizen in 1979 die kriskras over de straat lijken te staan. 


In 1982 was er sprake om van het stuk Vooruitzichtstraat dat gelegen is tussen de Biekorfstraat en de Boudewijnlaan te herdopen als ‘Jozef Borremanstraat’. Dit als nagedachtenis aan de oud-burgemeester. Uiteindelijk werd hier niet voor gekozen en het stukje straat werd omgedoopt tot de ‘Korte Vooruitzichtstraat’.
Er kwam wel nog een J. Borremanstraat in onze stad, maar die kwam ‘oever ’t woter’ te liggen. 

Een jaartje later liepen de beschadigingen aan het speelpleintje opnieuw uit de hand. 
De stadsdiensten waren helemaal niet gelukkig meer met het pleintje, dat trouwens niet echt het verhoopte succes kende en maar al te vaak voor problemen en overlast zorgde. 

De ligging van het terreintje aan de overzijde van de zeer gevaarlijke Boudewijnlaan en de structuur van het terrein, dat volledig omsloten werd door woonhuizen was hier zeker niet vreemd aan. 
Speeltuigen werden vernield, de beplanting werd vernield door motorcrossers en men kreeg te veel last van ‘hangjongeren’. 
Daardoor werd besloten om het pleintje te ‘hervormen’ tot een plaatselijk parkje in plaats van een jeugdspeelplein. De intussen gevaarlijk geworden speeltuigen werden verwijderd en het terrein werd voorzien van nieuwe bomen en struiken. 
Ondertussen is alles opnieuw hervormd en spreken we nog amper van een ‘hondenparkje’ …

Aan het begin van de nieuwe eeuw werd trouwens echt werk gemaakt van de afbraak van het fameuze ‘huisnummer 2’. De afbraak werd reeds een 40-tal jaar besproken, maar het zou nu echt zo ver zijn. Hier één van de laatste foto’s die ervan genomen werd in 2000. 


Vanaf april 2016 hebben de bewoners van onder andere de Biekorfstraat heel wat extra verkeer te verwerken gekregen. 
Omwille van de nieuwe fase van de tunnelwerken werd de Boudewijnlaan immers omgetoverd tot één grote bouwwerf en werden enkele zijstraten een tijdlang onbereikbaar. 
Zo werden ondermeer Square Geerinckx, de Naarstigheidstraat en de Raffelgemstraat volledig afgesloten. Fietsers konden wel nog langs een voetgangersbrug oversteken, en dienden om de achterliggende straten op Schoubroek en Paddenhoek een omleiding te volgen langs de Biekorfstraat. 
De Asserendries werd het verbindingspunt naar de Welvaarstraat langs de andere zijde. 

De werken aan de nieuwe Aalsterse tunnels en de rotonde aan de Gentsesteenweg en de Siesegemlaan werden afgerond in 2019. De werken aan het verderopgelegen viaduct startten een laatste fase. 
Langsheen de Boudewijnlaan werd het opnieuw rustiger en groener wonen, want het grootste deel van het - doorgaande - verkeer neemt er nu de tunnel.

De buurt kon dus weer – letterlijk en figuurlijk – adem halen. 

Hoewel … er is nog een dossier lopende bij de stad Aalst omtrent de buurt van de Biekorfstraat. 
Als er immers ooit een nieuw stadion voor Eendracht Aalst wordt gebouwd (en dat is met een grote ‘als’), dan zou het wel eens kunnen dat dit in de buurt zal komen. 
De stad liet een locatiestudie uitvoeren met het oog op de bouw van het ondertussen veelbesproken 'nieuwe voetbalstadion'. Vijf locaties werden weerhouden De twee meest waarschijnlijke liggen naast de autosnelweg, maar er wordt ook gedacht aan een terrein op Schoubroek of het iets verder gelegen Kerrebroek.
Over Kerrebroek is HIER meer te lezen. 

De vraag is natuurlijk of het ooit zover zal komen. Er werden ondertussen al verschillende ‘task-forces’ opgericht, maar jullie weten hoe het hier meestal afloopt met die task forces. 
Veel bla bla … inderdaad …

Eind september 2019 viel er opnieuw beter nieuws te rapen in deze straat. 
Voor het programma ‘Make Belgium great again’ heeft Frances Lefebure de Biekorfstraat toen in het groen gezet. Samen met een 150-tal vrijwilligers werden fruitbomen en lavendel aangeplant. 
Waarom ? En waarom net in deze straat ? 
Wel, het programma wou het lot van de bijenpopulatie in de aandacht brengen. Deze diertjes dreigen steeds maar sneller uit te sterven, terwijl ze wel van een enorm groot belang zijn voor onze samenleving. 


In heel Vlaanderen werden een honderdtal straten met 'bij' in de naam, 'bijgelovig' gemaakt. 
Zo kregen ook de inwoners van de Bijlstraat in Antwerpen, de Gentse Bijlokevest en de Honingbijstraat in Leuven lavendelplantjes voor de huisdeuren geplaatst. 
In totaal ging het over zo maar liefst 5.000 plantjes. 
Basisschool De Bijenkorf in Dudzele en onze eigen Biekorfstraat kregen de titel van ‘meest bijvriendelijke plaatsen van ons land’, en werden voor deze gelegenheid voorzien van bijenkasten, viooltjes en fruitbomen. 


Meer weten over deze buurt? 
Ga dan gerust een kijkje nemen via de overzichtspagina van Wijk 5 : Volksplaats / Terlinden / Siesegem / Kerrebroek door op DEZE link te klikken … 


Bronnen

Foto Volharden via MadeInAalst
Foto 1976 via commons.wikimedia.org     
Foto speelplein 1976 via MadeInAalst
Foto 2 speelplein en voetweg 1976 via MadeInAalst
HLN 30/09/2019
Voor Allen 10/06/1977
De Volksstem 5/08/1938
De Gazet van Aalst 18/04/1954 – 23/09/1965 – 29/06/1974 – 7/1/1983 – 12/9/1959
De Voorpost 21/03/1975 – 23/04/1976 – 5/11/1976 – 29/06/1979 – 6/8/1982
Geografisch instituut Oost gisoost.be
Foto jaren ’60 (huisnr 2) via MadeInAalst
Foto 1979 : Geschiedenis der straten door Jos Ghijsens
Foto Zwingelmolen (huisnr2) 2000 via MadeInAalst

vrijdag 18 september 2020

Ridderstraat - Oudstrijdersplein

De Ridderstraat, door de meesten wel gekend als de ‘doorsteek’ tussen het Vredeplein (aan café De Vrede) en de Kattestraat (aan de ingang van de passage Pieter Van Aalst) heette vroeger eigenlijk de Lange Ridderstraat.

Naast de Lange bestond er echter ook een Korte Ridderstraat. Dat was de straat die vroeger liep van de Nieuwstraat naar de Lange Ridderstraat, en in 1910 plaats maakte voor de aanleg van het Vredeplein.  Zo komt het dat ‘de Academie van Schoone Kunsten’ als origineel adres eigenlijk Korte Ridderstraat 51 had. Meer over de Korte Ridderstraat zal te vinden zijn in een artikeltje over ‘het Vredeplein’

Ik concentreer me hier nu meer op 'de Lange versie'.

De Lange Ridderstraat die van de Kattestraat de vroegere stadsomwallingen volgde liep vroeger dood op de Nieuwstraatvesten. Ze heette eerst eerst ‘de Catte’ en het straatje liep uit op ‘de Cadt’, waar de Korte Ridderstraat liep en zich momenteel dus het Vredeplein bevindt.

Het is hier dat zich vroeger ‘de Dommelaar’ zou bevonden hebben.

Gezien er geen Korte Ridderstraat meer bestond na de aanleg van het bewuste plein, werd in januari 1927 de straat dan maar herdoopt naar ‘gewoon’ de Ridderstraat. Ah ja, er was geen verwarring meer mogelijk natuurlijk.

De benaming ‘Lange Ridderstraat’ kan voortkomen van Jan De Ridder, een niet klein manspersoon die er in 1398 woonde, maar aannemelijker is dat de naam voort zou komen uit de ‘Ruiterstraat’, zo genoemd naar de schuttersgilde van Sint Anthonius die er gevestigd was. 

De benaming van het nabijgelegen Keyzerstraatje kende trouwens ook heel waarschijnlijk  zijn oorsprong in het feit dat er een schuttersgilde actief was in de buurt.‘De keizer van de schuttersgilde’, de kolveniers, bosseniers of busschieters van Sint Anthonius, de gilde die hier door Steven van Liedekerke werd gesticht zou hier de basis van zijn.

Een kolvenier of klovenier was een man die met een clover (culverin) schoot, wat een vuurwapen was dat zijn oorsprong vond in de 15e eeuw. Het was oorspronkelijk de naam van een middeleeuwse voorganger van het musket, dat in de 15e en 16e eeuw gebruikt werd.


De populaire vorm ‘kolvenier’ kwam van het woord kolf. Net als handboogschutters, wevers en andere beroepen verenigden kolveniers zich in een gilde, de kolveniersgilde.

Het Middelnederlandse woord culverin of clover is afgeleid van het Franse woord couleuvre, dat adder betekent, waarvan weer de benaming 'veldslang' afgeleid is.

In de middeleeuwen was slang dan ook het woord voor geschut. colubrinus, de "manier van de slang".  

Er bevond zich in de straat ‘t Hof ten Gasthuse waarin de kolveniers in de 16e eeuw hun schietoefeningen hielden, maar ook Het Sint Antoniushof was een café waar de schutters af en toe eens kwamen verpozen en waar toen ook verkopen van eigendommen werden georganiseerd.

In 1873 was het de beurt aan het café zelf : ‘Openbare verkooping van het St Antonius-hof’. Het huis en de herberg, met twee kleine huiskens daarneven, te zamen groot in gronde 21 aren, gestaan te Aalst in de Lange Ridderstraat, en oost uitkomende op de Vrijheidstraat. Prijs 17 500 frank.

Het café was toen het lokaal van de muziekmaatschappij ‘De jonge garde’. De voordeur van het gebouw stond in de Lange Ridderstraat en een 13 meter lange muur met poort kwam uit in de Vrijheidstraat.

In de straat vond men verder ook ‘het pannenhuys’ en ‘de rederijkerskamer der Catharinisten’ bezat er twee huizen en vergaderden er vaak.

In 1557 werd een herberg in de Lange Ridderstraat 'Ros Beyaert' genoemd.  Om alle vergelijkingen met één of andere ezel uit een naburig dorp te kunnen vermijden werd dit later veranderd naar ‘den Baijaard’ (in 1868 ook gekend als ‘bij Constant’).    Den Baijaard, die op de hoek met de Korte Ridderstraat en ‘aan het plein nabij de stadsjongensschool’ lag, werd in 1868 te koop gezet. Het estaminet ‘den Beiaard’, bij den heer Constant Van den Bossche, werd opnieuw opgebouwd, was een tijdlang onbewoond en werd opnieuw te koop gezet in 1892. De instelprijs bedroeg toen 3200 frank.

Wat zich ook niemand nog kan herinneren en wat weinigen weten is dat er zich vroeger op de hoek van de Lange en de Korte Ridderstraat een oliepaardenmolen of oliestampkot bevond.

Deze oude ‘rosmeulen’ was gedeeltelijk opgebouwd uit steen en bestond reeds in het miden van de 17e eeuw. De waarde van de molen werd in 1672 vastgesteld op 400 gulden.  Naast de molen bevonden zich twee huisjes, een schuur en een 'zeepeye' (= zeepziederij).

Het stampkot ging op 25 september 1772 volledig in de vlammen op.   Hoe de brand ontstond is niet écht geweten maar de molen was toen sedert kort in gebruik als ‘snuifmolen’ waar tabak werd gedroogd en waar snuiftabak vervaardigd werd. De reden werd dus gezocht in de droge materialen die er gestockeerd waren.

Den 25e deser ‘s avonds ten 9 uren is er in den snuyfmolen tot Aelst, op den hoek genaemt de Cathe, Brand ontstaen ... Men segt door het droogen van den toebakstekken op den nast, waerdoor het geheel battiment me talles dat er in was afgebrand is ... Alle drij de steenen daer men den toebak met de peerden mede sijn in stukken gesprongen en voordens na 3 a 4 huisjes afgebrand met groot merykel van voordens”.

De eigenaar bouwde later de snuifmolen opnieuw op, maar nu op ’t grondgebied van Erembodegem nabij de herberg Den Peerenboom ‘Geeraerdsbergsche baan’.

In 1862 is er in de Lange Ridderstraat een drankenwinkel te vinden, Jean Arys.

Er werd een heel groot assortiment aan wijnen en likeuren aangeboden gaande van ‘wynen komende uit de eerste huizen van Bordeaux, Reims en Chälons’, ‘extra goeden Madère (morgend-wyn)’, en maar liefst ver verschillende soorten van azijn en wijnazijn.

Meer dan 100 verschillige soorten van Likeuren aen verschillige pryzen, en meer dan 300 vaten van alle grootte berusten ter beschikking der belanghebbenden’.

Dorst moest men er dus niet hebben, en het was ongewild misschien zelfs een voorbode van ‘Ambarosa’, de zaak van streekwijnen die later zijn thuisbasis vond in deze straat.

In 1881 worden ‘voituren, kamions, enz’ verkocht op het huisnummer 14. Er waren ‘schoonen phaëton, schoone caleche, twee goede camions, harnais, bachen, braadpompdarmen, balken, planken, deuren, vensters’, enz op de kop te tikken.

Veel bedrijvigheid dus in deze straat die echter het bekendst zou worden door de aanwezigheid van ‘de zotte broeders’.

De Broeders van Maria vestigden zich sedert 1841 in de Lange Ridderstraat, in zes kleine huisjes.

De broeders waren ziekendieners die ook instonden voor de verzorging van krankzinnigen, wat meteen ook de weinig flatterende bijnaam ‘de zotte broeders’ verklaart.  In 1849 werd op de grond van de kleine huisjes een groter gebouw gebouwd.   

De broeders kregen trouwens ook nog gezelschap van de ‘Broeders van St Jan de Deo’, Ridderstraat 39 met ingang langs de Vrijheidstraat. Deze broeders runden het internaat van het VTI, en in 1980 werd het gebouw overgedragen aan het SMI in de Vrijheidstraat.


Het SMI nam het gebouw in 1981'-82 onmiddellijk in gebruik en men herbergde er de jongste leerlingen (eerste van de humaniora en de lagere cyclus van de technische afdeling). In de gebouwen had men plaats voor 16 klassen, een keuken, 3 eetzalen, een PO lokaal en een lokaal voor het koor Cantate Domino. In 1985 kwam er ook een auditorium. De gebouwen werden later helemaal vernieuwd. 

In 1891 bevindt zich het lokaal van de socialistische vakbonden in een de herberg, “In den Arbeider” bij Frans Luyckx, Lange Ridderstraat.

Tijdens de verkiezingen van 1893 had men schrik van de reacties van de verliezende partij maar het bleef relatief kalm.

Zoohaast de uitslag was gekend, verdwenen liberalen en socialisten als bij tooverslag uit de straten. Geen enkel was zelfs later in den avond te zien. Geene krakeelen of vechtpartijen werden bestatigd, ten zij in eene herberg in de Lange Ridderstraat, alwaar een socialista het stoofscheel op ‘t hoofd van eenen antisocialist heeft geslagen. De bekomene wonde schijnt niet gevaarlijk”.

En nog

Nu is het rustig geweest, de katholieken vierden hunnen zegepraal in hun lokaal, maar hadden de liberalen en socialisten de bovenhand gehaald, ‘t zou gehuil, getier en de eene baldadigheid na de andere zijn geweest”.

In 1894 werd de stad dan opgeschrikt door een brand in het gesticht van de Broeders van Maria. Het vuur was ontstaan in de kapel, maar dankzij heel snelle hulp viel de schade enorme goed mee.

Wie trouwens denkt dat de term ‘racisme’ iets uit deze eeuw is, heeft het volledig mis. 

Reeds in De Dendergalm van 1901 vinden we volgende commentaar als reactie op ‘buitenlandse’ gasten  die de Broeders van Maria kwamen vervoegen.

Maar het nietsdoend goedje dat uit vreemde landen komt, hier men weet niet waarom zit en waarvan sommigen nu en dan zonderlinge toneeltjes ten aanschouwe geven, worden niet verontrust. Zouden die nochtans niet beter in hun land zijn?”

Op de plaats waar zich op het vredeplein tegenwoordig ‘het monument’ bevindt, stond vroeger een grote blok kleine huizen met een totale oppervlakte van 2,7 are.   Tijdens de gemeenteraad van 16 juli 1910 werd beslist over de onteigening van dit deel langs de Korte Ridderstraat voor het maken van een openbare plaats, die tot op heden gekend zal zijn als ‘het Vredeplein.

In 1911 volgde opnieuw goed nieuws. Men had het genoegen de lezer de aanstaande opening van den cinema schouwburg in de Lange Ridderstraat mede te deelen.  Het ging over ‘Central Cinema’ en ‘Rollerskating Rink.  


Men was hier geweldig enthousiast over en zag in Aalst zelfs al ‘de hoofdstad van Vlaanderen’

Allerhande organisaties, lezingen en bals, werden georganiseerd met de regelmaat van een klok. En steeds mocht de zaal op heel veel succes rekenen. Schutters, politie, brandweer, studentenclubs, de Catharinisten, … allemaal hielden ze hun bal in de mooie zaal.

Daaronder zelfs ook het Katrienenbal, dat nadien verschoof naar de Keizershallen en op de vooravond van karnaval steeds voor een volle zaal zorgde. Het Katrienenbal vond trouwens voor de eerste maal plaats als privé bbal voor de leden van de Catharinisten in 1935. Het jaar daarop verhuisde men naar de Rink. In 1973 werden de Keizershallen de nieuwe locatie.

Verschillende zangers, groepen en gezelschappen stonden er op het pódium, van onze eigen ‘Schola Cantorum Cantate Domino’, ‘Turnkring Aalst’, en andere scholen van Aalst, tot Het Balet van Vlaanderen, Johan Stolz, Nand Baert, The Strangers, The Sun Stars tot de wereldberoemde ‘Wimbledon Girl Singers’ uit Londen.

In oktober 51 werd de zaal prachtig vernieuwd.

De Skatezaal stond trouwens bij sommige schooldirecties in ‘het zwarte boekje’. De Rink was verboden  terrein voor de 'waardige leerlingen' van het ‘college’ bijvoorbeeld. Het wereldlijke rondtoeren op rolschaatsen werd als hoogstgevaarlijk bestempeld voor de zedelijke en morele gaafheid van de jeugd. Een bezoek aan dit oord van verderf betekende voor de leerlingen van deze school zonder meer ‘doorzending’. Ook ‘de buren’ – de Broeders – hielden een oogje in het zeil.

In 1973 kwam het nieuws dat ‘de Rink’ aangekocht werd door de ‘federale immobilienvennootschap van het bouwbedrijf’ Zij hadden ook al de COO gebouwen van de Kattestraat verworven.  Het vonnis was gemaakt : ‘De Rink’ zou plaats moeten maken voor een parkeergelegenheid.

Ook zouden in de straat zowel appartementen, een winkelcentrum, een restaurant en een hotel moeten komen.

Hier nog een foto uit 1978 waar op de voorgrond het huis André Van der Haegen-Claus wijnhandel te zien is. Daarnaast een oud winkelpand, dan de toegang tot de parking van de INNO. Daarnaast cinema Rio (voorheen 'Central') en daarachter tenslotte de Roller Skating 'Rink'


1911 had een heel leuke anekdote in petto. 

Uit de Volkstem van 9 juni 1911 :

"Een voerman kwam rond 6h aangereden, hij had op zijn wagen verschillende voorwerpen, waaronder een grote ton siroop die op een bepaald moment van de wagen tuimelde . Het gevolg was dat de duigen onder de zware massa siroop van elkander sprongen en dat gans de inhoud op de kasseistenen werd gestort.

Plotseling vlogen van alle kanten als een zwerm bijen honderden kinderen naar de buit.   Degenen die dichtbij woonden liepen om kannen, emmers, schotels en casserollen om de smakelijke buit te verzamelen.

Het was koddig om de kleine kinderen rond de siroopkoek te zien snoepen, en hun oudere zusters hebben zich onmiddellijk aan het werk gezet om met de veroverde siroop tabletten te maken.  Achteraf hoopten de kinderen dat er nog eens ene zo een ton van zijn kar zou laten vallen."

Door dit voorval had de Ridderstraat er meteen een bijnaam bij : De Soikeren Boigank ...


Naar het einde van de oorlogsjaren, vanaf 8 oktober 1917,  bezorgde het ‘Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit’ een hulp toe van 1,25 frank per persoon per 14 dagen.  De hulp werd, samen met het toen ook uitgekeerde aardappelgeld, uitbetaald in de ‘burelen van den onderstand’ in de Lange Ridderstraat, en dat in de vorm van bons.  Deze bons waren enkel geldig ‘in den nationalen winkel’ en er stond op vermeld hoe lang ze geldig waren.

Op het nummer 49 vonden we dan later ook nog het ‘bureel der uitgedrevenen’. Deze verzamelden kledij voor de minderbedeelden uit Aalst en buurgemeenten.  Later kwam hier ook de arbeidsbeurs terecht, een verzoeningsorgaan tussen de werkgevers en de werklieden in geval van geschil.

Met Pasen in 1921 werd nummer 49 dan eigendom van Huis Mercator, een fabriek van tabak, roi, sigaretten en sigaren.

Rookers, wilt gij eene lekkere pijptabak rooken? Wendt U tot het huis Mercator, waar de veste tabakken te bekomen zijn aan 0,60 fr voor 19 grammen” …

 Net na de oorlog vonden we ook een volksbeenhouwerij op het nummer 40 (rechtover het soeplokaal).


1927 betekende dan de start van een in Aalst iconische winkel geworden.  Maria D’Hondt opende in de Ridderstraat immers haar winkel van modeartikelen en karnavalskostuums. 



Zij stamde uit een gezin dat al gekend was omwille van de handel in carnavalskostuums (tot 1901 met een zaak in de Hovenierstraat) en gezien de appel niet ver van de boom valt, was haar toekomst dus al een beetje in de sterren geschreven.  Het bedrijf zou uitgroeien tot één van de gekendste huizen.

Jaarlijks gingen er zo’n 1100 meters stof de deur uit, de meesten verwerkt tot Domino’s.  Maskers, clownskostuums, pyjama’s … alles ging vlotjes de deur uit, en altijd werden de goederen vergezeld door haar gulle lach en hartelijkheid.

Ze bouwde een ruime handel met verschillende verkoopspunten op, de meest bekende in de Koolstraat.

Tot 1963 was ze zelf nog altijd heel bedrijvig, halverwege de jaren 70 werd het wat ‘krakkemikkeliger’. Haar zoon zette de zaken verder in een ander pand in de Koolstraat.

Dat het niet allemaal koek en ei was op de arbeidsmarkt is geweten.

In 1934 was er zo bijvoorbeeld een staking van de werkmeisjes van de tabaksfabriek Pauwels naar aanleiding van een loonskwestie. Er deden zich enkele relletjes voor toen een meestergast bij het verlaten van zijn werk door enkele staaksters gekwetst werd. De politie verzekerde een strenge ordedienst in de wijk, om samenscholingen in de kiem te kunnen smoren (‘leuke’ woordspeling natuurlijk als het gaat over een tabaksfabriek).

In de late jaren ’40 – ’50 vinden we op huisnummer 36 ‘Graanhandel De Dender’ terug.  Zij bezorgen onder andere plantaardappelen, landvetten en veevoeders aan huis en kopen of ruilen granen om.

Op 9 mei 1954 werd het hoofdtelegraafkantoor van de RTT, dat tot dan toe was ondergebracht in het stationsgebouw, overgebracht naar de Ridderstraat 53.


In het station werd nog een tijdje een hulptelegraafkantoor opengehouden maar dat was maar beperkt bereikbaar.

In 1966 stond de verkoop van de COO eigendommen in de Kattestraat op de agenda. Zowel het meisjesweeshuis als het oudevrouwentehuis zouden worden verkocht. Groot probleem bleek de H. Geestkapel : mee verkopen of slopen?  Het werd het begin van een hele saga waarvan in het artikel van de kapel meer te lezen is. Dit artikel is HIER te lezen.

In 1967 werden door bulldozers een tiental krotwoningen met de grond gelijk gemaakt.  Naast het gebouw van de RTT kwam een grote open ruimte vrij waar later een nieuwbouw, als uitbreiding van de RTT, zou verrijzen. De telefooncentrale was immers te klein geworden om te kunnen beantwoorden aan het aantal aanvragen voor aansluiting op het telefoonnet en door de oprichting van een groter en moderner gebouw zou Aalst ook kunnen beantwoorden aan de vereisten van het moderne telefoonverkeer.


In 1975 kende de RTT in Aalst zo’n 24 669 abonnees. Deze belden zo’n 10 051 000 eenheden zonaal en 15 489 000 eenheden interzonaal.


Men wou al lang een verbreding van de smalle straatjes in Aalst (St Jorisstraat, Stoofstraat, Sluierstraat, Peperstraat en Ridderstraat) maar de VVAK wees op het feit dat dit historische settings waren die zouden moeten behouden blijven.  Inmiddels is men reeds teruggekomen van de opvattingen van de verbredingen en opteert men eerder voor autovrije straten om de veiligheid te kunnen waarborgen. In 1977 kwam de uiteindelijke geruststelling. Er werd een akkoord bereikt dat de Ridderstraat de bestaande breedte (van 9 meter) zal behouden. De hoogte van eventueel nieuwe gebouwen mocht ook de 15 meter niet overschrijden.

In 1979 werd op het nummer 68 café ‘In de gele limonade boven de doopvont gehouden. Het werd een alternatief praatcafé waar ook ‘Radio Katanga’ zijn oorsprong zou vinden.  


Over ‘De Gele Limonade’ is HIER meer terug te vinden.

Het daartegenover gelegen ‘’t Rond Vierkant’ (nr 69) werd een jongerencentrum, een alternatief café waar men ‘s middags zijn boterhammekes kon gaan opeten, een beetje ‘socializen’ met mensen van andere scholen en rondneuzen in de infostand.  Op donderdag werd er ook gekookt.

Op 8 december 1979 werd op nummer 34 het ‘vrouwenhuis ingehuldigd. Dat was voorzien voor ‘crisisgevallen’ waarbij de vrouwen van ‘primaire’ mannen, die zich van het geweld van hun spieren bedienden tegenover hun vrouwen, zouden kunnen komen schuilen. Reeds in 1984 kwam echter de melding dat het huis kortelings zou dichtgaan.

Men zou zich aansluiten bij ‘het centrum voor gezinsplanning en seksuele opvoeding’ en ook het feit dat men in de Ridderstraat niet beschikte over een telefoon was één van de motivaties om toch maar beter te verhuizen. Omdat er geen telefoon beschikbaar was, belden de hulpzoekende vrouwen immers vaak de vrijwilligsters thuis op, iets wat natuurlijk onhoudbaar is.

1980 betekende de afbraak van het oudvrouwentehuis op de hoek met de Kattestraat De typerende lange muur  met gevelkapel verdween dus uit het straatbeeld.


Over het oudevrouwentehuis is HIER meer te lezen. 

In hetzelfde jaar vinden we ook de verkoop van het internaatsgebouw van het VTI, net naast de RTT.  

Begin 1981 opent ‘Netwerk’ dan zijn deuren op het nummer 28. Bedoeling was het bevorderen van het sociocultureel leven in Aalst’. Het werd een tweede huis voor verenigingen die op zoek waren naar een zaal voor toneel-, film- en muziekvoorstellingen, tentoonstellingen, manifestaties, beurzen, vormingscursussen en ga zo maar door.

De Dekenijfeesten in de Ridderstraat zorgden in deze periode trouwens ook altijd voor heel wat ambiance en … veel volk.  Dat hier ooit een volkse buurt was, mag men nooit vergeten, zelfs niet na de inplanting van nieuwe buildings, de verwaarlozing van panden, de verkrotting en de verpaupering van de buurt.  Op de piekuren is het er een drukte van jewelste, en lawaaihinder is een dagelijks probleem.

De Dekenij wou de straat aangenamer maken en wil het volkse leven van weleer opnieuw een duwtje in de rug geven.
Zo wordt tijdens de eerste oktoberdagen Kat-kermis gevierd, waaraan heel wat verenigingen deelnemen en waar vooral … hiete broeikes rondgedeeld worden.

Reeds van in de jaren ’70 sprak men al van het verkeersluw of verkeersvrij maken van enkele centrumstraten. Ook hier waren natuurlijk voor- en tegenstanders. Het eerste idee van het verkeersarm maken van de Kattestraat vanaan de kruising met de Ridderstraat tot aan de Grote Markt, werd uitgebreid door ook het tracé van de Ridderstraat tot het Esplanadeplein verkeersvrij te maken. Het duurde allemaal een hele poos, maar het parkeerterrein aan de H.Geestkapel werd uiteindelijk toch met betonblokken afgesloten om verder te kunnen gaan met de plannen.

In 1988 werd dan ook alle verkeer uit de Keyzerstraat geweerd. Enkel fietsers, voetgangers en plaatselijk verkeer zijn nog welkom richting Nieuwstraat.

In 1989 wordt een beslissing genomen voor het geven van een naam aan het plein op de hoek van de Ridderstraat en de Keyzerstraat … Oudstrijdersplein.

Op de desbetreffende gemeenteraadszitting kwam ook de naam ‘Katte’ ofte ‘Catte’ ter sprake omdat het plein inderdaad dichtbij de Kattestraat gelegen is, maar vooral omdat dit zou refereren naar de oorsprong. Een ‘catte’ was immers een ‘verdedigingsplaats’.  In 1929 werd de benaming ‘De Kat’ voor het plein tussen de Nieuwstraat en de Vrijheidstraat al eens afgewezen en er werd toen geopteerd voor ‘Vredeplein’.  Volgens schepen Gracienne Van Nieuwenborg werd er op de ‘catte’ vroeger ‘verdedigend gestreden aan de stadswallen’ en in die zin is Oudstrijdersplein zeker aanvaardbaar. Het heeft dus niets te maken met de oudstrijders van WOI of WOII maar wel van die van in de middeleeuwen.

Net zoals de Alfred Keldersstraat  (het vroegere Keyzerstraatje) is ook dit Oudstrijdersplein al jaren een verzamelplaats van hangjongeren, met de nodige 'vuiligheid' en overlast als gevolg. Het plein wordt gebruikt als openbaar toilet en het ruikt er vaak naar 'allesbehalve gewone sigaretten'. Aan de ingang van de ondergrondse garages vindt men wel eens zakjes met producten die het daglicht beter niet zien. De politie is op de hoogte en houdt de buurt in het oog.

In 1989 werd ook beslist dat het terrein dat grensde aan de Kattestraat en aan de Ridderstraat, verbonden zou worden met de Nieuwstraat.   Er zou een parkeertoren komen, alsook een winkelstraat met een totale winkellengte van 250 à 300 lopende meter. Men zei toen dat het zeker geen galerij zou worden, daar had Aalst immers al minder prettige ervaringen door meegemaakt.  Ook zou er in de Ridderstraat een parking komen voor 250 wagens.

Er werd heel positief gereageerd vanuit de middenstand, want onder andere deze parking zou een ideale kans zijn om het ondertussen gedeeltelijk verkeersarm en verkeersvrij gemaakte centrum te kunnen bereiken.  Ook een geplande bouw van een ondergrondse parking op de Hopmarkt zou een ideale oplossing zijn voor het dichtslibbende verkeer in onze stad.

Positieve klanken dus, maar daar waar positieve reacties zijn, zijn er ook negatieve natuurlijk, en die ontsproten vooral uit de gedachte dat dit op verkeerstechnisch gebied allemaal niet okay zou zijn. Er werden in de Ridderstraat nog maar pas nieuwe woonblokken gecreëerd en de nabijheid van de Kattestraat werd ook al als een doorn in het oog gezien voor het Parkingverkeer.

In 1992 lag het zogenoemde ‘REWA’-project zelfs even stil omdat de werkgroep Stadsherwaardering een proces had aangespannen bij de Raad van State.  Zij verzetten zich hevig tegen de plannen van de bouw van een parkeertoren op het terrein aan de hoek Kattestraat-Ridderstraat.

Wat wel zeker was, was dat ook het leegstaande internaat van het Sint Maartenscollege en het aanpalende pand nr 35 al lang op een nieuwe bestemming aan het wachten waren. Hier zou men 20 nieuwe appartementen bouwen. De kelders en een minimaal gedeelte van de bestaande gebouwen zouden echter wel bewaard blijven.

Uiteindelijk werd de Kattestraat in 1993 verkeersarm gemaakt.

Het werd dus een winkelstraat … heel leuk idee en plezant voor de mensen … ware het niet de de Ridderstraat nog steeds kruist en er dus toch nog altijd moet gelet worden op voorbijrazende auto’s. De rijrichting werd wel omgedraaid om de drukte wat te vermijden. Vanaf dan werd er dus richting Vredeplein gereden en niet omgekeerd. Ook werden er verkeersdrempels geplaatst om de snelheden wat te laten zakken.

In 1998 werd de rijrichting in de Ridderstraat dan opnieuw omgedraaid.

Het dossier werd al in 2008 opgemaakt, in 2012 werd positief advies gegeven door het stadsbestuur en nadat ook de Vlaamse overheid zijn zegen gaf, was het zover …  Op 2 januari 2016 werd het Tower Hotel geopend op de site tussen de Vrijheidstraat  in de Ridderstraat, waar vroeger de RTT zijn gebouwen had. Hier een foto van tijdens de bouw.


Aalst beschikte met het Keizershof in de Korte Nieuwstraat al over een viersterrenhotel met 71 kamers en dit nieuwe Project werd dan ook meteen het tweede viersterrenhotel op Aalsterse bodem.  Men zette hier trouwens zwaar in op het groeiend medisch toerisme.


Het hotel telt 6 etages 6, heeft 73 kamers, 15 appartementen 16 comfortkamers, 16, Businesskamers.
Gezien ingezet werd op gezondheid zijn alle kamers niet-rokers en zijn er ook 12 kamers voorzien voor mensen met  alergieën.

Schuinover het hotel, op de hoek met de Alfred Kelderstraat vinden we streekproductenwinkel ‘Ambarosa


Hier kunnen werkelijk bijna alle streekgebonden producten uit het Land van Aalst  terug gevonden worden. Ook kan men er het ruime aanbod streekbieren, gins en wijnen gaan proeven in de streekbar.

Het plan van de parkeertoren op de hoek met de Kattestraat werd dan wel afgeblazen maar er kwam toch een parking in de Ridderstraat. Parking Indigo telt 77 parkeerplaatsen en is 24/24 – 7/7 geopend.

En nog verder naar de Kattestraat toe, kan je ook geweldig goed Grieks gaan eten in restaurant Naxos. Reeds sedert 1989 kan men hier alle Griekse specialiteiten vinden, met de patron aan het fornuis.

Ah ja, en … het ging zeker geen galerij worden, maar vanuit de Ridderstraat kan je zo de ‘Passage Pieter van Aelst’ inwandelen, een … euh … winkelgalerij die de Kattestraat verbindt met de Nieuwstraat.


In 2019 kwam een opmerkelijk idee van kunstenaar Marc Van Schuylenbergh naar boven. Hij zag een renovatie van de Ridderstraat als volgt : blauw getinte straatstenen met hier en daar wat groene toetsen. Van gevel tot gevel is geen onderscheid tussen straat en voetpad,, waardoor het gemakkelijker zou worden om een klein terrasje te plaatsen aan de horecazaken. De blauwe stroken zouden worden afgewisseld door witte lijnen. Net zoals een zebrapad, en dat is nu net ook de bedoeling. Door deze 'trompe d'oeil' zal de automobilist automatisch gaan afremmen. In de straatstenen en langs de gevels zouden lichtconstructies verwerkt worden.  Hier een impressie van hoe het nu is en hoe Marc het ziet. 


Meer over Het Keyzerstraatje - de huidige Alfred Keldersstraat - die ook vernoemd wordt in dit artikel : HIER

Bronnen :

foto oudevrouwenhuis zijgevel via MadeInAalst    
foto wijnhandel via MadeInAalst
HLN 9/2/2015 – 2/9/2018
De Denderbode 12/10/1862 – 24/5/1868 – 21/12/1893 – 11/1/1912
De Dendergalm 10/11/1901
De Volksstem 9/6/1910 – 10/12/1911 – 11/10/1917 – 31/1/1919
De Werkman 7/4/1921
Het land van Aalst 2/10/1881- 10/12/1911
Voor allen 10/7/1975 – 18/11/1967
De Voorpost 26/3/1976 – 18/2/1977 – 17/2/1978 – 28/4/1978 – 13/1/1989
De Voorpost 30/6/1989
De Gazet van Aalst 18/2/1894
taaner.dx.am/archief : socialistische lokalen te Aalst van 1885 af
stamboomaalst.simplesite.com
Marc Van Schuylenbergh
eurobookings.com 
Regesten op de wettelijke passeringen van de stad Aalst in de 18e eeuw (Wilfried Vernaeve)
dagboek van de parochiale kerk van Nieuwerkerken 1772
molenechos.org
foto RTT gebouw 1953 via MadeInAalst