Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 22 november 2021

Molenstraat

22 oktober 2021 ... de 'nieuwe' Molenstraat wordt plechtig ingehuldigd. Hoewel de werken op dat ogenblik nog niet volledig klaar zijn, mag toch al blijken dat er enkele belangrijke veranderingen werden ingevoerd in de vernieuwde straat. Zo wordt de snelheid van de auto's bijvoorbeeld terug gedrongen door strategisch geplaatste boomperken. En is er eigenlijk geen echt voetpad meer met een verhoging. Het voetpad loopt nu op dezelfde hoogte als de straat zelf, met enkele paaltjes en verlichtingsarmaturen als scheidingslijn. 

Kan U het zich inbeelden hoe het er vroeger uitzag ? Neen ? 
Hier een fotootje ...


De Molenstraat ... Bijna iedereen kent ze wel. Het is de straat die de verbinding maakt tussen de Grote Markt (eigenlijk vanaf ‘de kele van de Muelestraete’ of ‘’t gat van de Mert’) en de vroegere zogenaamde "Werf" bij de Dender waar de watermolens waren opgericht door de hertogen van Vlaanderen.

De straat bevindt zich aan de buitenzijde van de eerste stadsomwalling van de stad. Deze 11e -eeuwse omwalling bevatte het gebied rond de Sint Martinuskerk en volgde ongeveer het traject Molenstraat – Lange Zoutstraat – Sint Jozefcollege – Klapstraat – Parking Burcht om te eindigen aan de toenmalige Dender. 

De geschiedenis van de Molenstraat loopt eigenlijk samen met de ingebruikname van de gronden aan de Dender. De rivier kent vandaag de dag een gekanaliseerd verloop binnen kaaimuren, maar dat was vroeger helemaal nog niet het geval. 

Over de Dender is HIER meer te lezen. 

Vanaf de tweede helft van de 12e eeuw begon men met het dempen van de natuurlijke winterbedding van de rivier om land te kunnen winnen. 
De bodemopbouw in de Molenstraat toont aan dat iets hogerop, op de natuurlijke oevers, de gronden toen vooral gebruikt werden voor akkerbouw. 

Vanaf de 12e – vroege 13e eeuw werden deze percelen stilletjes aan ingenomen voor de aanleg van de straat en het bouwen van huizen langsheen deze verkeersas. 

Het was in de eerste helft van de 13e eeuw dat het economisch zwaartepunt van onze stad langzaamaan verschoof naar de havenwijk ter hoogte van het Werfplein. 

Een nieuwe, grotere, stadsomwalling drong zich op en zowel de Werf als de Grote Markt kwamen toen binnen de omwalde stad te liggen. 

De Molenstraat groeide zo uit tot een belangrijke verbindingsas tussen deze havenwijk en de nieuwe centrale plaats van de stad, waar ook het schepenhuis werd opgericht. 
Tot het midden van de 14e eeuw werden de meeste huizen vermoedelijk in vakwerk gebouwd. Deze bouwtechniek bestond uit het opzetten van een houtconstructie op horizontale houten liggers. Deze stond soms op een lichte, bakstenen fundering, en werd afgewerkt met wanden van takkenvlechtwerk dat bestreken werd met een mengsel van leem en stro. 
Bij de opgravingen in 2021 bleken trouwens op sommige plaatsen nog steeds restanten te liggen van deze leemvloeren.

De oudste vermelding van ‘de Meulenstraete’ werd gevonden in 1324 en verwees naar de grafelijke watermolens op de Dender ter hoogte van het Werfplein. 
Het Molencomplex op de (oude) Dender bestond uit een graan-, schors- en oliemolen die uitgerust waren met onderslagraderen. 

Een eerste melding van deze grafelijke molens dateert reeds uit 1187, waar ze vernoemd worden in de “gros brief” van het Graafschap Vlaanderen. 

In 1290 werd een watermolen op de Dender vermeld en Graaf Lodewijk van Nevers gaf in 1327 toestemming tot de bouw van een stedelijke watermolen aan de Pontstraatpoort. 
Deze mocht echter maar gebruikt worden in geval er voor de grafelijke molen geen werk zou zijn. 
De molen werd in 1413 afgebroken en werd vervangen door een nieuw exemplaar aan de Kapellestraatpoort. 

In 1361 kende de stad een grote stadsbrand


Onder een stadsbrand verstaat men een brand, die - de naam zegt het zelf al - een groot gebied van een stad vernietigt. Vooral in de oudheid en de middeleeuwen werden stadsbranden gevreesd. De meeste huizen waren immers van hout en bedekt met stro of dakspanen, wat hen een gemakkelijke prooi voor het vuur maakte. De kap van het dak reikte meestal ver buiten de gevelmuren, zodat er bij een brand brandende stukken hout op de straat vielen, waar voorbijgangers en brandblussers door getroffen konden worden. 
Ook een sterke wind kon de gevolgen nog versterken en enkel delen van de stad die bovenwinds van de brand lagen bleven gespaard. 
In combinatie met de smalle straten vergrootte dit bovendien de kans op een vuurstorm, die grote delen van een stad plat kon branden. Tegen een eenmaal uitgebroken vuurstorm stond men volstrekt machteloos.

Na de verwoestende stadsbrand volgde naast de heropbouw van de Molenstraat ook de heropbouw van het Schepenhuis vanaf 1407. 
Er werd toen ook begonnen met de bouw van de Belforttoren onder leiding van Jan Van Goeteghem. 
In 1460 voltooide Jan d'Otter dit werk en het jaar erna werd er de eerste beiaard geïnstalleerd. 

Het Gebiedshuisje of Bretesk vóór het Schepenhuis dateert van 1474. Het wordt in 1543-1544 herbouwd in Laat-Gotische stijl.De vakwerkhuizen werden na deze ramp meer en meer vervangen door exemplaren in baksteen. Bakstenen waren toen heel kostbaar en tot dan werden om die redenen eigenlijk alleen gebouwen als kerken uit steen opgetrokken. 

In de meeste steden werden de huizen pas na een of meer grote branden veiliger gebouwd, ook in Aalst dus. Het gezegde 'er moet eerst iets ernstigs gebeuren, vooraleer de situatie herbekeken wordt', gaat hier dus ook zeker op. 
 
Bij deze 'verstening' werd veelvuldig gebruikgemaakt van subsidies. 
Men maakte gebruik van scheidings- en buitenmuren om bij een eventuele beginnende brand het overslaan naar aanpalende huizen zo veel mogelijk te kunnen voorkomen, en ook de haard werd niet meer centraal geplaatst, maar wel tegen een muur.
Ook van deze haarden werden tijdens de opgravingen in 2021 nog sporen teruggevonden. 

Vanaf de 15e eeuw duiken er meer en meer huisnamen op in de archieven, hoewel het vooral gegevens uit de 17e en 18e eeuw zijn die wijzen op de handels- en woonfunctie van de panden in de Molenstraat.  Men vond er woningen van vooraanstaanden, het refugiehuis van de abdij van Ninove, verschillende afspanningen en kende er namen zoals ‘Den Holifant’, ‘’t Eencooreken’, ‘Het Steenken’, ‘Den Arendt’ en zo voort. 

Het huis ‘Den Anckere’, waarvan de oudste vermelding uit 1445 dateert, werd gekend als ‘het Southuys’ en ‘de Zoutkeet’ omdat er een zoutziederij gevestigd was. 


Dit huis met houten gevel (rechts op de foto) was nog tot het eind van de 19e eeuw aanwezig.

Tegenover dit huis stond de Werfkapel, eigenlijk de ‘Kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Druiven’ of Schipperskapel. 


Over deze kapel is HIER meer te lezen. 

Deze kapel stond toen iets meer in de richting van de Grote Markt.  Nadat de kapel zwaar beschadigd werd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze afgebroken en enkele tientallen meters verder opnieuw werd opgebouwd, daar waar ze tegenwoordig nog steeds terug te vinden is.

Het was immers op 10  mei 1940 dat de hele buurt het zwaar te verduren kreeg onder het oorlogsgeweld. Het Werfplein en de Molenstraat werden toen zwaar gebombardeerd.

De Molenstraat ligt in puin tot aan het Vlaamsch Huis, waar de drukkerij Volksverheffing tot pulver is verkoold. De kapel van OLV Ter Druiven is eveneens uitgebrand” lezen we in ‘Het Algemeen Nieuws’ van 31 mei 1940.

Eventjes terug naar de molens echter, gezien deze toch aan de oorsprong liggen van de straatnaam.

Van de vier watermolens in Aalst waren er twee eigendom van de graaf. In de zogenaamde Munckemolen had de vorst 2/3 eigendom en de vierde molen was voor 1/3 eigendom van de graaf. 

Gedurende de jaren 1578 tot 1583 koos de stad Aalst de kant van de opstandelingen en kon er voor de vorst geen molenpracht worden ontvangen door de ontvanger-generaal. 

Mais à raison des troubles et pour la disionction de ladice ville d’Allost ce recteveur s’en a riens recue ». 
De inkomsten van het vorstelijke domein en in het bijzonder die rondom Aalst werden tussen 1578 en 1584 ontvangen door Arnoult de Pratere. 

In 1596-1597 ondergingen de watermolens een grondige restauratie. Dat kostte toen 762 lb. tournois, maar er werd maar een bedrag van 530 lb. tournois aanvaard. 

Tijdens de jaren 1609-1611 hadden de pachters van de molens het hard te verduren door het heel slechte winterweer. Daardoor kon er niet gemalen worden en daarenboven werden ook installaties beschadigd door het overtollige smeltwater. 
Zij kregen wel een compensatie van de Raad van Financiën. 

In 1629 werden er grondige herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de molens en de sluizen. 

Ook tijdens de moeilijke jaren vanaf 1644 kregen de pachters een tegemoetkoming voor hun verloren inkomsten.
Zo werd de windmolenpachter een vierde van zijn pacht kwijtgescholden over 3 jaren van zijn molenpacht. 
De moeilijkheden tijdens deze jaren liepen ook nog eens verder uit in de chaos die in de rekening van de ontvanger) generaal van Oost-Vlaanderen te zien was. 
De ontvanger-generaal was overleden, en de secretarissen hadden blijkbaar te weinig kennis van de dossiers om alles vlotjes over te nemen. Gedurende vijf jaar lang waren de watermolens in Aalst niet geprezen. 
Kort na 1628 werd ook de tweede grafelijke watermolen niet meer geprezen. 

Tot zover de watermolen. Van de grafelijke windmolen is er sprake in 1594.
Nog datzelfde jaar werd de molen verpacht voor een termijn van drie jaar. 
Een eigenaardig feit is dat de oprichting blijkbaar een stedelijk initiatief was, maar dat de windmolen wel onmiddellijk in het bezit van de vorst zou zijn gekomen. 

Tijdens een hevig onweer met sterke winstoten werd de molen op 6 juni 1664 zwaar beschadigd;. 
De steenbalk scheurde zo hard dat het niet meer verantwoord was om in die toestand nog verder te malen. In oktober van dat jaar werden er dan ook grondige herstellingen uitgevoerd. 

De watermolens in onze stad werden regelmatig verpacht, en dit met verschillende pachttermijnen die gingen van 3, 6 of 9 jaar. Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw werden de molens voor de duur van 9 jaar verpacht, maar vanaf de jaren 1580 werd dit teruggebracht naar drie jaar. 

De watermolens op de rivier de Dender te Aalst, behoren aan de koning toe voor wat betreft 2/3 voor wat betreft de Monnikenmolen. Nadat er een kerkgebod werd gedaan, heeft Joost de Hertoghe deze molens met ingang van Sint Jan 1550 gepacht voor de duur van negen jaar, en dit voor een bedrag van 142 ponden Vlaams”. 

Er volgden nog verschillende pachtingen. De waarde hiervoor werd steeds opnieuw bepaald aan de hand van de waarde van alle molenonderdelen. 
Om dat het hier over grafelijke molens ging, gebeurde de zogenaamde ‘prijzij’ (prijsbepaling) steeds door grafelijke prijzijmeesters. Deze dienden hiervoor speciaal van Gent naar Aalst te komen. 
Zij inspecteerden de water- en de windmolens heel grondig zodat zij een ‘eerlijke’ prijs konden vastleggen. 
Ook de afgaande pachter huurde zijn prijzijmeesters in. Dit waren de zogenaamde particuliere prijzijmeesters die samen met hun grafelijke collega’s moesten gaan inspecteren en het samen eens moesten worden over de juiste waarde. 

Wie waren deze pachters nu eigenlijk? 

Wel, het waren zeker niet de arme boeren want de potentiële kandidaten voor een molenpacht dienden sowieso te beschikken over voldoende krediet om een borg te kunnen stellen. 
Bovendien was het hen – na verzoek – toegestaan om zich als bieder tijdens de kaarsbranding of later als pachter van de molens te laten vervangen. 
De kaarsbrandig was een systeem om de pachttermijn vast te leggen. 

Bij een eerste verpachtingsronde werd een kaars gebrand. Vanaf het ogenblik dat de kaars was aangestoken, werd een bedrag genoemd. Dat kon verhoogd worden door de aanwezige bieders, maar enkel maar gedurende de tijd dat de kaars bleef branden. 
Bij een tweede kaarsbranding werd de pacht toegewezen aan diegene die het laatste de prijs had verhoogd. 
Diegenen die verhoogd hadden, en geen borg konden betalen, dienden het bedrag dat ze hadden verhoogd over te maken aan de ontvanger-generaal. 
Een voorloper van de ‘administratieve kost’ als het ware. 

De pachters volgden mekaar aan hoog tempo op. 
In de 16e eeuw vinden we voornamelijk ‘De Hertoghe’, ‘Schellinck’ en ‘De Zomere’. 
In de 17e eeuw zijn het de namen ‘De Clercq’ en ‘De Vildere’. 

Het was wachten tot de tweede helft van de 16e eeuw tot ook de ‘gewone burger’ zich het pacht op een molen kon veroorloven. Het monopolie berustte dus niet enkel meer in handen van notabelen en magistraten. 

Tussen 1550 en 1628 steeg de gezamenlijke prijs van beide watermolens van 97-12-6 lb.gr.Vlaams naar 197-10-6 lb.gr.Vlaams. 
Dat komt neer op een waardevermeerdering van meer dan 126 %.

De waarde van de windmolens steeg tussen 1594 en 1666 met rui 328,5 %.
Deze enorme waardevermeerdering vond zijn oorsprong in de inflatie en aan de grote herstellingen die werden uitgevoerd in de 17e eeuw, namelijk het aanbrengen van een tweede maalgang en de duurder geworden molenstenen. 

Hoewel de windmolen er ongetwijfeld eigenlijk gewoon was gekomen als aanvulling op het maaltekort in Aalst, bleek de molen uiteindelijk toch meer een concurrent te zijn geworden van de grafelijke watermolens. 
Als bijkomend argument om een windmolen te bouwen was, dat men in periodes van een watertekort of strenge vorst wel zou kunnen blijven malen en dus geen inkomstenverlies zou kennen. 

De Dender is een regenrivier en wordt gekenmerkt door een sterk afwisselende afvoer. 

Het hydrografische bekken van de rivier bedraagt 1374 km2 waarvan het grootste gedeelte stroomopwaarts van de stad gelegen is. De aanwezigheid van de rivier en de mogelijkheid om het water op te stuwen heeft er zeker toe geleid dat de stad zich verder kon ontwikkelen. 
De rivier werd trouwens ook gebruikt om het water in de stadsgrachten op peil te kunnen houden. 

De Dender stroomt door het oostelijke deel van de stad van het zuidoosten (bij het begijnhof) naar het noorden (bij de Dendermondse poort). 
De oorspronkelijke Dender baande zich een weg langs het kasteel van de burggraaf en oostelijk langs de abdij van Affligem. 
Bij deze laatste meander werd een soort ‘bypass’ gemaakt, waarop de watermolens gelegen waren. 
Op het stadsplan van Sanderus is het allemaal beter te herkennen. 
Er is ook sprake van de Oude en de Nieuwe Dender, waarbij de watermolens op de Nieuwe Dender gelegen zijn. 
De molens daar werkten op water dat uit de rivier werd opgestuwd. Er was immers geen getijwerking.

Rond 1572 was er sprake van ‘de voorste’, de ‘twee middenste’ en de ‘achterste’ watermolen

De voorste stond aan de zijde van het centrum van Aalst en was eigendom van mevrouw Van Immersele. 
De middelste molens waren de grafelijke molens, waarvan het godshuis van Vorst voor 1/3 eigenaar was. 
De achterste molen tenslotte was voor twee derde eigendom van François Van Zeebrouck, voor 1/6 van priester Olivier de Bloyere en voor 1/6 van de Heilige Geesttafel van de stad Aalst. 

In dezelfde periode was er ook nog een andere watermolen (een koren- en oliemolen te Mijlbeke). 

De huidige gekanaliseerde Dender mag men zeker niet vergelijken met de ‘Oude Dender’. 
De stuw met de sluizen liggen nu zuidelijker op een nieuwer rechtgetrokken gedeelte van de rivier. 
Het oude tracé van de Dender volgde de huidige Burchtstraat. 

Er was echter niet enkel het malen, neen, er moest ook steeds een evenwicht gevonden worden tussen de molens en de scheepvaart
Er was immers zowel een haven binnen de muren als een haven buiten de muren (aan de Mosselkaai). 
Daar lagen minder boten want ze lagen er minder beschermd. 
De haven en de industriële Dender waren dus eigenlijk niet veel meer dan een watervoorraad die onder controle gehouden werd door sluis nr5, ‘het spui’, waarlangs de boten verder konden langs de Dender. 

Zeker op een rivier als de Dender was het absoluut nodig om het waterpeil constant nauwlettend in het oog te houden. Er was immers water te kort om zowel voor de scheepvaart als voor het malen goed te kunnen doen. 
Wanneer de sluis geopend was, moest het hele stuk tot het volgende sas in Hofstade, opnieuw gevuld worden met water om scheepvaart mogelijk te maken. 
Om zoveel mogelijk molens te laten werken en de scheepvaart mogelijk te maken werd een reglement uitgevoerd zodat enkel op dinsdag en op vrijdag scheepvaart toegelaten was. 

De molenaars daarentegen, moesten genoeg water sparen om die regeling vlot te kunnen laten verlopen. 
In 1701 werden boetes uitgevaardigd tegenover de zondaars. 
Sluiswachters mochten niet meer willekeurig hun sluizen openen om favorieten of meer betalenden een voorkeursbehandeling te geven. 

In 1768 werd begonnen met het recht trekken en kanaliseren van de Dender tussen Aalst en Dendermonde. 

Eigenlijk kunnen we ons nu helemaal geen idee meer vormen van hoe de Dender toen juist liep en waarom er eigenlijk moest worden rechtgetrokken. 
In elk geval werd het sas te Hofstade geannuleerd en kwam er een nieuw in Herdersem. 
Door de rechttrekking werd het verkeer op de Dender natuurlijk wel vergemakkelijkt maar de Dender bleef wel nog steeds een ‘moeilijke’ rivier. 
In de zomer vaak met watertekort, in de winter met overstromingen. 

Op dit schilderij van Willem van Buscom zien we een zicht op de Werf te Aalst, anno 1823. 


Ondertussen werd er al heel wat veranderd. De Denderverbinding tussen de St Annabrug en de Zeebergbrug werd gegraven en het sas werd heraangelegd. 

Dit stuk Dender maakte de ‘oude’ Dender overbodig en de molens aan de Werf kregen het moeilijker en moeilijker om te kunnen blijven werken door gebrek aan water. 

Net in de periode van de ombouw van watermolens tot woonhuizen, liet Gheeraert een nieuwe, vier verdiepingen hoge watermolen bouwen. 

De afzonderlijke molengebouwen : 

- de middenmolen of de Koningsmolen (het witte gebouw op de prentkaart).
Het is ook in deze molen dat men in 1877 boven de ingang nog een steen gevonden heeft met het wapenschild van Philips II, koning van Spanje. 


- de achterste molen (in 1856 beschreven als sluis en in 1857 als woonhuis). Het gebouw was op onderstaande foto reeds gesloopt. Op de foto zijn de molen Gheeraerdts, de middelste molen en de vismijn, die in 1892 gedeeltelijk op dit perceel gebouwd werd, te zien. 



- Voorste molen of Gheeraerdtsmolen (in het midden op de prentkaart), ook ‘olieslagerij en bloemmolen van Leo Gheeraerdts’ genoemd. 


In 1846 werd de toelating gevraagd om de molen uit te mogen rusten met een stoommachine. Op die manier zouden de paarden kunnen worden vervangen. 
Er kwamen enkele problemen in de vorm van waterwinning en de molen stond nadien leeg. In 1874 is men overgegaan tot het ombouwen van de middelste en achterste molen tot gewone huizen. 

Uitgenomen de (stoom-) ketel, die na herstelling nog zou kunnen gebruikt worden, werden alle instellingen en machines, los en vast materiaal, wisselstukken en benodigdheden, in één woord ‘de gansche bedrijfsuitrusting en koopwaren’ , op 10 mei 1940 reeds beschadigd door het neerstorten van het puin der geteisterde gebouwen, op 18 en 19 mei 1940 door brand volledig vernield’

Om het allemaal wat beter te kunnen situeren: 

De hoek van de huidige Vaartstraat is een tiental meter naar achter geschoven zodat de inrit van het voormalige Carglass (sedert 2021 appartementen) zich rechts van de poort van de olieslagmolen bevindt. De bloemmolen en het huis Rombout bevonden zich achter de voormalige schutting tussen Carglas en het huis Gheeraerdts. 
Naast de bloemmolen had Gheeraerdts ook een hopmagazijn, een magazijn waar zijn graan gestockeerd was, en hij tegelijkertijd ook nog een bloeiende zaak als biersteker kon uitoefenen. 

Hier het molenhuis en de watermolen van Gheeraerdts aan de oude Dender. Links bevinden zich de Werfkapel en de Molenstraat (foto van 1900-1910)



De Tweede Wereldoorlog was eigenlijk nog niet afgelopen, of Aalst maakte reeds plannen om de zwaar gehavende Molenstraat en Werfplein opnieuw aan te leggen.

Men maakte gebruik van deze heropbouw om de Molenstraat een meer gebogen tracé te geven en om op die manier het uiteinde van de straat beter te kunnen laten aansluiten op een verbreed Werfplein. 
De restanten van de verwoeste huizenblokken verdwenen gedeeltelijk onder het nieuwe straattracé. Ook de originele Werfkapel was hetzelfde lot beschoren. 

De bewoners en handelaars waren in eerste instantie niet opgetogen over de wederopbouw en ze verenigden zich in ‘Het Komiteit der Geteisterden van de Molenstraat en de Werf’. 

Eén van hun werkpunten was dat de verscheidene eigenaars gedeeltelijk of zelfs geheel zouden onteigend worden om de werken te kunnen uitvoeren. 
Ondanks het protest ging de heraanleg toch door en dus verdwenen veel resten van eeuwenoude huizen onder het nieuwe wegdek.

Hier ‘de kroniek der geteisterden’ zoals deze verscheen in ‘De Gazet van Aalst’ op 31 mei 1945 met de eisen van het ‘Komiteit’.

De toenemende handelsfunctie van de straat zorgde voor nieuwere winkelpuien en reclameborden zonder enig verband met de bovenbouw. 

Hel wat veranderingen en verbouwingen dus, hoewel het deel van de Grote Markt tot de Kapellestraat wel nog steeds grotendeels aansluit bij de 19de-eeuwse inplanting van de Grote Markt. Natuurlijk zijn er ook daar wel enkele nieuwe gebouwen verrezen (voornamelijk de onpare nummers).
Het hoekpand aan de Rozemarijnstraat (begin 20e eeuw) is, met zijn overhoeks torentje, een ware blikvanger geworden.

Hier nog een beeld van de molen op de Oude Dender beneden aan de Molenstraat uit 1920-1930



Dinsdag 2 april 1974 : het was volgens De Voorpost een prachtige lenteavond, had de inhuldiging plaats van de nieuwe verlichting in de Molenstraat. Schepen Bogaert, die de zieke burgemeester De Bisschop verving, knipte het traditionele lint door. 

In 1987 kwam er goed nieuws uit de Molenstraat. Uit de ‘culturele put’ verrees toen immers een volwaardig cultureel centrum. Het pand waar eerder het 'Vlaamsch Huis' was gevestigd, werd een kwarteeuw daarvoor gekocht onder impuls van Gustaaf De Stobbeleir. Dat het allemaal niet van een leien dakje liep, dat kan u HIER verder lezen. 

Hier nog een foto van het 'Vlaamsch Huis'


Wat ook diende plaats te maken voor het nieuwe Culturele Centrum was de Stapelplaats van Gheeraerdts (Molenstraat 51). Deze werd in 1964 afgebroken. 


Op 16 februari 1994 werd de officiële start gegeven voor drie belangrijke wegenwerken in het Aalsters stadscentrum. 
Einde van de werken werd voorzien in Augustus van dat jaar. 
Na de voltooiing zouden de Zoutstraten volledig verkeersvrij zijn (check), en bleef de Grote Markt enkel nog toegankelijk voor het verkeer via de Kerkstraat. De Molenstraat zou enkel nog berijdbaar zijn voor het openbaar vervoer. Een circulatieplan 'avant la lettre' dus, maar niet volledig uitgevoerd zoals gepland. 
De rijrichting van de Molenstraat werd toen wel omgekeerd.

December 2019 : “De Molenstraat is aan vernieuwing toe”, vertelde burgemeester Christoph D’Haese tijdens een infovergadering die de stad organiseerde voor handelaren en buurtbewoners van de Molenstraat. 
Hij trapte daarmee een open deur in. “Dat is het minste wat je kan zeggen. We gaan samen met de handelaren en bewoners op zoek naar een nieuw ontwerp. De Molenstraat is enorm belangrijk voor Aalst. In de vijftiende eeuw was dit de straat die de Grote Markt verbond met de watermolens aan de werf. De molens zijn weg, maar de straat is er nog. De problemen vandaag de dag: een slecht wegdek, te snel verkeer en uitermate gevaarlijk voor fietsers.

Er werd meteen werk gemaakt van een plan.

Alvorens de straat zou hernieuwd worden, zouden er archeologische opgravingen gebeuren. Men wist immers dat de bodem heel veel schatten van de geschiedenis zou kunnen blootgeven. 
En zo geschiedde.

Bij de opgravingen in 2021 zijn minstens 7 verschillende huizen gedeeltelijk onderzocht. 
Hierbij werden tal van muren en vloerniveau’s aangetroffen, op basis waarvan de verschillende bouwfasen en verbouwingen kunnen gereconstrueerd worden. 
Het waren niet enkel restanten van het gelijkvloers van de huizen, maar ook diverse goed en minder goed bewaarde kelders die werden teruggevonden. 


Op basis van de vastgestelde bouwfasen en de vondsten die toelaten deze te dateren, is duidelijk dat de huizen een lange geschiedenis kenden van de late middeleeuwen (13de -14de eeuw) tot en met WO II. 

Naast muur- en vloerresten werden ook tal van andere bewoningssporen aangetroffen, zoals beerputten, restanten van haarden en ovens en zelfs een waterput. 


Eén van deze beerputten is op basis van de onderzochte opvulling  alvast duidelijk in de loop van de 17de eeuw te dateren. De overige beerputten lijken eerder in de loop van de 15de of 16de eeuw in gebruik te zijn geweest. 
Tussen de bewoningssporen door zijn ook geregeld nivelleringslagen en afvalkuilen met brandafval te herkennen. Deze zijn vermoedelijk het gevolg van één of meerdere branden die de huizen geteisterd hebben in het verleden. Mogelijk is een deel van deze brandsporen alvast in verband te brengen met de grote stadsbrand van 1360-1361.

Op sommige plaatsen lijken de oudste bewoningssporen een oudere akker- of cultuurlaag af te dekken, mogelijk een restant van hoe het terrein er bij lag toen het net opgenomen was binnen de tweede, laatmiddeleeuwse stadsomwalling (eerste kwart 13de eeuw). Op andere plaatsen bevinden de bewoningssporen zich onmiddellijk bovenop de alluviale afzettingen van de Dender. Deze afzettingen zijn vermoedelijk ontstaan nog voor de opname van dit gebied binnen de stadsomwalling. 
Dichter naar het Werfplein toe wijst de samenstelling van de ondergrond op een geleidelijke demping door de mens. Mogelijk betreft het de geleidelijke opvulling van een oude Dendergeul. 

Bij het begin van de Molenstraat zijn er nog een paar imposante gebouwen van eind 18de eeuw. 
Het laagste gedeelte van deze straat werd volledig verwoest gedurende de tweede wereldoorlog. Vandaar dat we het tegenwoordig moeten stellen met de iets minder mooie gevels van begin jaren vijftig. 

De Molenstraat is helemaal beneden net zoals een stadspoort, het is de verbinding van de rechteroever met het centrum. Grote aantallen voetgangers moesten het wel stellen met smalle voetpaden en voor de fietsers die naar beneden reden was het ronduit gevaarlijk. Die situatie zou nu moeten veranderen. 

Hier zijn geen grote winkelketens maar nog echte zelfstandigen. Zelfstandigen die zelfs tijdens de ongemakken tijdens de werken zorgden voor een hapje en een drankje voor de arbeiders die hen een nieuwe straat zouden bezorgen. 

Honger of dorst zijn hier uit den boze want er zijn maar liefst dertien horeca zaken: twee cafés, vier tearooms en zeven restaurants om precies te zijn.

Onder het motto : kijk ook eens omhoog als je doorheen de straat wandelt, hierbij de belangrijkste 'getuigen van het verleden' in de Molenstraat. 

Rechterzijde (onpare huisnummers) :

nr 1   Huis De Klok. Tweede helft 19de eeuw. Onlangs werd de volledige gevel opnieuw geschilderd.
nr 13 Indrukwekkend hoekhuis anno 1920, dat beter bekend staat als 'huis De Ster', ondertussen ook volledig gerenoveerd.
nr 17 Huis 'Het Groen Claverken' anno vierde kwart 19de eeuw.  De gevel van het burgerhuis vertoonde het jaartal 1884, wijzend op de wederopbouw. Tegenwoordig terug te vinden met een ronduit lelijke winkelpui.
nr 21 Anno 1768 (gemakkelijk als er nog een jaartal opstaat …). De oorspronkelijk houten winkelpui op arduinen sokkel én de centrale deur zijn verdwenen.
nr 23 Mooie sobere gevel die voorzien werd van nieuwe ramen en opnieuw werd geschilderd.
nr 29 Breedhuis 18de eeuw. De gevel op het gelijkvloers werd volledig heropgebouwd en het gebouw werd in 1997 beschermd.
nr 31 De gevel en het raamwerk werden gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl. Hier vond men in de jaren '70 kaashandel Schollaert in een winkel in fermettestijl die werd afgewerkt met een strooien afdak. Tot november 2021 Kaas- en wijnhandel Filliaert.
nr 41 Klein winkelpand midden 18de eeuw dat werd gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl, dat de stijl van 'vakmanschap' moet uitstralen. De laatste 25 jaar is het Chocolaterie Royal die dat doet door ambachtelijke pralines in eigen atelier te maken. Er is een ruime keuze uit een mooi assortiment van 80 lekkere pralines met klassieke en originele smaken.
Naast de klassieke pralines bieden ze ook verschillende soorten koekjes, suikergoed en andere lekkernijen zoals marsepein, speculaas, bonbons, confituur, suikervrije producten,... 

nr 45 Waardevol erfgoed Huis De Gaepaert. Lodewijk XVI stijl. De gevels, bedaking en binnenkoer zijn sedert 1997 beschermd en werden volledig gerestaureerd. Dit huis kan als voorbeeld gelden van een 18de eeuws gebouw, oorspronkelijk met bepleisterde gevels. Het is een typisch bedrijfsgebouw dat opgebouwd is rond een binnenkoer. 
nr 49 De sobere gevel werd samen met de ramen herschilderd. Tegenwoordig vinden we daar het restaurant 'De Gekroonde Hoofden' terug. Let op de prachtige vensters in brandglas!

Linkerzijde (pare huisnummers)
nr 26 Waardevol erfgoed Tweede helft 18de eeuw. Werd volledig gerestaureerd en herschilderd. Bovenop de pilastergevel bevindt zich een driehoekig fronton met twee flankerende oeil-de-boeufs. Dit gebouw werd in 1997 beschermd. Dit gebouw geldt als typisch burgerhuis uit deze periode, hoewel de benedenverdieping ondertussen al lang  tot winkelruimte is omgebouwd. 28
nr 28 19de eeuw groot pand valt onder de noemer breedhuis. Twee bouwlagen en een mezzanine die zich bevindt onder een steil zadeldag. Het geheel werd mooi gerestaureerd en herschilderd. 
nr 40 Waardevol erfgoed. Rococowoning van 1763 verdeeld in 40A en 40B. Zeer groot pand dat onder de noemer Herenhuis valt uit het midden van de 18de eeuw. De pilastergevel met gebogen fronton dateert uit 1763. In 1997 werd het pand beschermd als monument en gelukkig bleef de arduinen omlijsting van de voordeur ook behouden.
nr 52 1921 stijl: eclectisch getint huis bestaande uit drie bouwlagen, uit 1900.  Ook dit gebouw werd grondig gerestaureerd. De bovenste verdieping werd mooi geaccentueerd door middel van een prachtig balkon.

De archeologische opgravingen trokken veel kijklustigen en spraken tot de verbeelding van de Aalstenaars”, vertelde schepen van Lokale Economie Katrien Beulens. “Al gauw was er de vraag om iets met de resultaten te doen, in samenwerking met de handelaren van de straat”.

Via een tentoonstellingsparcours met de naam PROMO, wat staat voor Presentatie Resultaten Opgravingen Molenstraat Oilsjt, presenteren 33 winkeliers in hun vitrines de vondsten en resultaten van de opgraving. In de Werfkapel is er een tijdelijke expo en een brochure helpt bezoekers op weg langs het parcours. Voor de kleinsten is er een zoektocht.

Een paar weken na de start van de werken in 2021 werd het duidelijk dat de handelaars van de Molenstraat in Aalst met opgeheven hoofd naar de toekomst keken. Elke eerste vrijdag van de maand trakteerden ze de werklui op koffiekoeken en ze riepen het uit: “We blijven te voet super bereikbaar!

Op 22 oktober 2021 werd de ‘nieuwe’ Molenstraat feestelijk heropend. De winkelstraat in het hart van de stad was maandenlang een bouwwerf. Dat was nodig voor de heraanleg. 

Archeologische opgravingen zorgden voor vertraging, maar nu is de miserie er voor de handelaars dus eindelijk achter de rug. Auto's mogen er nog door, maar enkel heel traag. De Molenstraat moet dan ook en echte wandel- en fietsboulevard worden richting Grote Markt.

Er is nu meer plaats voor fietsers en voetgangers, er geldt een snelheidsbeperking van 20 kilometer per uur, er staan zeventien bomen en drie boombanken en... er is een tekening van een watermolen in het wegdek verwerkt.
Op 22 november 2021 werden ook de nieuwe bomen aangeplant langsheen de straat.

Geen echte molens meer maar dus toch nog een herinnering aan wat eens een straat vol molens was …




Bronnen :

HLN 03/10/2021
vvakaalst.weebly.com
so-lva.be
De Voorpost 5/04/1974
foto Vlaams huis : MadeInAalst
Voor Allen 18/03/1994
inventaris.onroerenderfgoed.be
foto molen 1920-1930 via MadeInAalst
foto stapelplaats Gheeraerdts via MadeInAalst
foto Huis den Anckere via MadeInAalst
foto Molen Gheeraerdts 1900-1910 via MadeInAalst
postkaart molen Gheeraerdts en Vismarkt via MadeInAalst
molenechos.org
schilderij van Willem van Buscom (gezicht op de Werf te Aalst, 1823) 
prentkaart BOB, verzameling Ons Molenheem

1 opmerking:

  1. --- Via Facebook --- Weer een stukje geschiedenis van onze stad.
    Dank u wel - - - Ingrid Vyverman

    BeantwoordenVerwijderen

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.