De Werfkapel,
officieel de ‘Schipperskapel’ of ‘O L Vrouw ter Druivenkapel’, is
omtrent 681 opgericht en ingezegend door de H. Amandus (geboren te
Herbanges, bij Nantes rond het jaar 594).
Het was meteen
ook het eerste bedehuis in Aalst.
“De oudste
bidplaats van Aalst, opgerecht door St Amandus, als hij op de oevers van den
Dender het kruis kwam plaatsen.
Gelijk de
Missionarissen nu gaan naar Afrika, naar china, zoo in de 3e, 4’, 5e
en 6e eeuw kwamen d’apostolieke mannen Bavo, Livinus, Amandus,
Eligius ons voorouders uit de duisternissen van ’t Heidendom trekken.
St Amandus
preekte aan de Dender en zonder eenigen twijfel op de plaats waar nu de kapel
staat.
In 681 was Aalst
overstroomd, en de bekeerde Aalstenaars aanriepen de Moeder Gods. Toen zag men
op eenen bundel druiventakken op den Dender, een beeld van Onze Lieve Vrouw
komen aangedreven en dit beeld bleef stil juist aan de werf. Het wierd
eerbiedig opgenomen en in de Kapel geplaatst”.
Net zoals bij vele legendes over het ontstaan van kapellen en kerken, was het hier niet anders. Men had een houvast nodig om te kunnen weerstaan aan een noodtoestand (hier overstroming), en net op dat ogenblik kwam er ergens een teken in de vorm van een beeld uit de kast (in dit geval … uit de Dender …)
Het beeld werd in
de kapel geplaatst en werd er aanbeden telkens er nood aan was.
De kapel werd door
de Noormannen in 845 in brand gestoken. De Noormannen, het barbaarse
volk uit het Noorden, kwamen met kleine schepen naar ons land om hier te
plunderen, roven en moorden en lieten bij hun passage bijna niets heel.
In 1091
ging de Graaf van Aalst, samen met ridders, ruiters en andere edellieden de
Heilige Maagd vereren alvorens op kruistocht te vertrekken. Het is echter niet
zeker of er op dat ogenblik alweer een kapel stond of niet.
Voor het
volgende spoor dienen we te wachten tot de heropbouw van de kapel in 1183.
De plaats van het
huidige Werfplein, gelegen ten noordoosten van de oudste stadskern op de linker
Denderoever, werd reeds in 1298 vermeld als „de werft‟. Het verwijst
naar loskades binnen de vestingmuren van de stad.
In 1360
woedde er in de stad een grote stadsbrand, die enorm veel schade aanrichtte.
Enkele archeologische resten van die ramp zijn bij archeologische onderzoeken
terug gevonden, zoals bijvoorbeeld kuilen met verbrande leem.
In 1363 werd
de kapel herbouwd en werd toen ook voorzien van een arduinen torentje.
Ze deed van dat ogenblik dienst als parochiekerk en werd naast een belangrijke toevlucht voor de schipperswereld ook een belangrijk bedevaartsoord op de weg naar Santiago de Compostella.
Ze deed van dat ogenblik dienst als parochiekerk en werd naast een belangrijke toevlucht voor de schipperswereld ook een belangrijk bedevaartsoord op de weg naar Santiago de Compostella.
Bij die
gelegenheid verleende Zijne Heiligheid Paus Urbanus V voor eeuwig een volle
aflaat aan de bedevaarders.
De kapel genoot
toen ook van het lepelrecht. Iedere schipper die met graan geladen was, diende
een lepel graan af te staan tot onderhoud van de kapel.
Gezien de
ligging werden dan ook ‘Schipperskapel’ ook ‘Werfkapel’ ofte ‘kapelleken
aan de Werf’ gebruikt.
In 1423 en 1468
werden de statuten van de nering der schippers vernieuwd en telkens luidde de
bepaling dat het nieuw aanvaarde lid een som van 10 pond parisis moest betalen …
4 pond voor de vorst en 40 schellingen voor de Werfkapel.
Op de kaart van
Sanderus van 1644 is de havenbedrijvigheid in de buurt duidelijk te
zien. Een
aantal schepen
ligt er aangemeerd en langs de kade is ook een huizenblok te zien dat wordt ‘doorsneden’
door een straat.
Deze straat gaf
uit op de Molendriesbrug (later Sint-Annabrug) en werd in de 18de eeuw de Bisschopstraat
gedoopt.
Door de
activiteiten in en rond de loskades woonden in deze huizen vooral ambachtslui,
schippers en herbergiers.
Ten zuiden van
het huizenblok bevond zich de Werfkapel.
De
Bisschopstraat was naar alle waarschijnlijkheid al aanwezig voordat er
bebouwing was. Het tracé van de straat volgde de natuurlijke opphoging in het
drassige landschap en er was ook een elzenbroekbos aanwezig met wilg, grassen,
zeggen, schermbloemigen en stekelvarens.
Pas in de 14e eeuw werd de weg verhard en bleef daarna tot in de 20ste eeuw in gebruik.
Pas in de 14e eeuw werd de weg verhard en bleef daarna tot in de 20ste eeuw in gebruik.
De
belangrijkste transportgoederen in die tijd waren graan, hop en zout en tot in
1792 stond naast de kapel dan ook een weeghuis of ‘waag’.
In 1665
brachten Aalsterse bedevaarders verschillende relikwieën mee uit Rome. Het
waren relikwieën van de HH Martelaren, Eugenius en Julianus.
Het was de Sint
Jacobsgilde die hen, volgens het gebruik van de bedevaarders, ging afhalen aan
de stadspoorten en hen, vergezeld van de geestelijkheid, naar de kapel brachten
waar de ‘souvenirs’ konden overhandigd worden.
Toen de kapel
té bouwvallig werd, werd ze in 1782 afgebroken en herbouwd
De originele stichtingssteen
van uit 1363 werd wel opnieuw ingewerkt in de nieuwe kapel.
De tekst die te
lezen staat op deze steen :
"Bij
gracien ende bij hulpe van Gode ende zijnder liever Moeder ende van allen
goeden lieden, so es dese capelle int jaer ons heeren MCCCLXIII ghebout. Also
dikwijls als men goet hier toe doet verdient men XX werf XL dagfhe perdoens
ende alle hooghtiden ghedobeleert."
Bij de latere
verwoesting van deze kapel in 1940 verhuisde de zwaar beschadigde
stichtingssteen naar het depot van het stedelijk museum in Aalst en werd later
gerestaureerd door de firma Lapis Arte, gespecialiseerd in restauratieprojecten.
De ‘nieuwe’ werfkapel
werd dus herbouwd in 1782 en ze werd op 15 maart 1784 gewijd door ZEH landdeken
Ronnen, pastoor van Moorsel. Bij de werken vond men, tussen de offergraven, een
zilveren scheepje terug, wat bij het herbouwen dan ook op de voorgevel
geplaatst werd.
Op keizerlijk
bevel werd de kapel op 17 april 1804 heropend en op 5 Oogst (augustus) 1805
werd het beeld van Maria met veel pracht en praal teruggebracht.
De bisschop van
Gent (Mgr Fallot de Beaumont) duidde vanaf dan 25 maart (de dag van de OLV
Boodschap) aan als de voornaamste feestdag voor de kapel.
Op 8 november 1823
verleende Paus Leo XII voor eeuwig een volle aflaat aan diegenen die op de
voorvermelde feestdag de kapel of de St Martinuskerk zouden bezoeken. Da’s al eens
de moeite natuurlijk om op die dag één
van de twee gebouwen te komen bezoeken …
Tussen 1863 en
1867 werd een deel van de bebouwing langs de straatkant weggehaald, waardoor
natuurlijk ook grote donkere ‘vlekken’ ontstonden.
In 1874 werd
reeds de onveilige situatie in de omgeving gemeld.
Het was er donker,
niet pluis, en er liep regelmatig volk rond dat er helemaal niet rond zou
moeten lopen, zelfs de duivel zou er een nest jongen gehad hebben.
‘Het laetste
licht langs dien kant, was het roeten keersje dat stond te vinken op den gevel
der Werfkapel. Voor het overige achtte men dergelyk verloren hoeken onwaerdig ’s
nachts de eer eener lanteern te genieten.
Het was daer
nogtans dat er dry voor ééne dienden te branden, want het spookte er schier
alle nachten en de duivel lag er met jongen. De burgers wisten het, de politie
ook, en rabauten, bedelaers, prangdieven, zuipers en voorvechters nog meer’ …
In 1886
kwam er een nieuwe kruisweg in de Kapel. Al snel begonnen de gelovigen
echter te morren. De kruisweg zou er lelijk misstaan, er werd gesproken van pure
geldverkwisting. De oude kruisweg was beter en ‘met eenige honderde franken
bij, had men een geschilderde venster kunnen plaatsen’.
Dat waren
trouwens niet de enige klachten. In 1890 werd er ook geklaagd over de
bouwvalligheid van het torentje van de kapel. Men vreesde dat bij hevige wind er
wel eens erge dingen zouden kunnen gebeuren.
Na deze opmerkingen begon men echter wel heel snel met de herstelling.
Na deze opmerkingen begon men echter wel heel snel met de herstelling.
In 1896 was er
dan grote commotie … volgens de krant is ‘het ergste gebeurd’.
Wat was er aan de hand?
Wat was er aan de hand?
‘Een groep
rooden, mannen en vrouwen, komen daar zingend. Eén der mannen hield een pakje
suikerbollen in de hand. Op eens werpt een der vrouwen zich voor hem op de
knieën, de handen te samen en in aanbiddende houding brengt zij de tong vooruit
op de lip … en de roode kwant legt er een suikerbol op … Ziedaar de parodie of
de spotnabootsing der H. Communie! … Een ergerlijk schandaal, een helsche
bespotting van het verhevendste onzer HH Sacramenten! …’
Dit feit, dat
tegenwoordig niemand meer zou shockeren, bewijst de godsvruchtigheid van de
bevolking toen. Wie aan Maria kwam, kwam aan hen.
Deze
kaart zou een van de oudste afbeeldingen van de kapel zijn, en dateert van voor 1899. Bemerk aan de ander
kant van de straat, waar nu café “het Brughuis” is, het laatste houten huis van
Aalst.
Op deze foto zien we de kapel en de watermolen Gheeraerdts op de achtergrond . Beiden zitten anno 2020 voor een gedeelte onder het huidige huizenblok aan het begin van de Molenstraat.
In 1899 werden verbouwingen gedaan door de aannemer
Peynsaert en werden ook nieuwe glasramen gestoken.
Op onderstaande foto is
de kapel van zicht veranderd tegenover de bijna identieke van hierboven. Er is ondertussen een torentje (trap)
tegenaan gebouwd, en er is duidelijk een raam zichtbaar dat er niet was op de
vorige kaart. Het huis er tegenover is afgebroken en is vervangen door een
stenen gebouw.
Op de onderstaande foto is dan vooral het gebouw op de achtergrond van belang. Het is namelijk de drukkerij van Pieter Daens, broer van.
Deze bevond zich (bijna) op het eiland Chipka
Het gebouw rechts van de kapel werd de latere koffiebranderij de Paepe.
Links zien we opnieuw de molen Gheeraerds
In 1903 werd de
erewacht van de ‘OLV Ter Druiven’ gesticht en ‘de kleine matrooskes kwamen
zich daar opstellen tijdens de processie’.
De erewacht was
de groep die het Mariabeeld tijdens de half-oogstfeesten ronddroeg, ze waren gekleed als matroos en ze werden dan ook al gauw ‘de matrozen van de werf’ genoemd.
De kapel en het
werfplein werden in die periode voor de straatjongens trouwens een klein
pretpark op hun eigen.
De twee
afrasteringen die de hoeken afgesloten vroegen er gewoon om dat de gastjes er over
klommen of te dienen om ‘hunne kop door de ijzeren staven te steken’.
Zo ook een
zekere Robert De Rouck. Toen die zijn kop er niet meer van tussen kreeg, was
een ‘grote sterke mansmens’ nodig om hem te bevrijden.
De kwajongens
gebruikten ook de grote brievenbus op ‘den bijgank’ om de voetgangers te doen
verschieten. Hoe ze dat deden? Ze spanden een draadje waardoor de voorbijgangers
struikelden, soms zelfs met een bommetje eraan zodat het nog spectaculairder
was.
Tijdens de hoogdagen
stond er voor de kapel een houten barak die diende als ‘verlengstuk’ zodat er
meer volk aanwezig kon zijn tijdens de vieringen. Die was juist geschikt om
zich er in te kunnen wegsteken als er ‘katjen aloe’ gespeeld werd. Of om op te
klimmen, of om er oorlogje in te spelen.
Voor de hongerigen
stond er naast de kapel trouwens eerst een kraam met bollen. Later kwam er
fritkot Léon. Tegenwoordig is vooral smoutebollenkraam ‘De Corte’ er een
welgekomen gast om de innerlijke mens te versterken.
Na het eten gingen
ze natuurlijk weer ravotten.
Op het plein
zelf werd er ’s zondags wel eens gekaatst … met een handbal op de kinderkoppen
… wegens niet beschikbare aangepaste infrastructuur en materiaal.
Het straatje
naast de kapel, de Besluitstraat kende eigenlijk niemand bij naam, werd steevast
‘het straatje van Paupes’ genoemd en was de ideale plaats voor de jeugd om in ‘de
vijf pitten te schieten’.
Het ging erom om met de marbel (knikker) van de ene put (pit) naar de andere te schieten.
Deze putten lagen tussen de kasseistenen of werden erin gehouwen.
Het ging erom om met de marbel (knikker) van de ene put (pit) naar de andere te schieten.
Deze putten lagen tussen de kasseistenen of werden erin gehouwen.
De afstand tussen twee ‘vijandige’ marbels (of ‘meirebollen’) werd gemeten met de hand tussen duim en wijsvinder.
Degene die de
knikker niet reglementair tussen de vingers hield, schoot ‘pisjaf’.
Je ‘beste’
knikker noemde ‘schietoureken’.
Het straatje
was ook ‘the place to be’ om een potje te kaarten. Het favoriete spel die tijd
was ‘potten voor de deur uit’, en de inzet waren kersepitten of ‘kezzestiejnen’.
Buiten de
kersentijd of als men het wat spannender wou maken, werden aan de verliezer
straffen opgelegd. Dat ging van ‘drie keren rond ’t kapelleken lopen’, ‘aan
Sonckes hun bel gaan trekken’ tot ‘de deur van de vleeschauwer gaan opensmijten’
… De straf werd steeds uitgevoerd, dus die mensen kregen nogal wat te verduren.
Was het dan allemaal
kattekwaad?
Neen, de jonge
klimmers maakten zich ook nuttig om ’s avonds en ’s morgens de open gasbekken
open en dicht te draaien en waren ook wel behulpzaam aan de mosselkaai. Hier een beeld van de mosselkaai uit 1905.
Op de hoek van
de Bierstaat en de Bisschopstraat woonde destijds Pie Kassei, beenhouwer en
vader van Fred Kassei (Alfred Kelders)
die de beenhouwerij later overnam.
De
Bisschopstraat zit tegenwoordig veilig onder het Werfplein, de Bierstraat (die
voorheen ook nog Vaarkaai noemde) is tegenwoordig de Josse Ringoirkaai …
Terug naar de
kapel.
In 1913 werd
tussen 20 en 27 juli ‘550 jaar Werfkapel’ gevierd.
Tijdens de voor
deze gelegenheid georganiseerde processie werd een reconstructie vertoond van
de geschiedenis van de voormalige gotische werfkapel. Maar liefst 4000
personen, 20 praalwagens en talrijke muziekkorpsen namen deel aan de optocht.
Gezien er echter
meer dan 130 is gegaan tussen de stoet en de kapel uit 1782 was de uitbeelding
slechts een veronderstelling van hoe de middeleeuwse, gotische werfkapel er in
werkelijkheid zo zou hebben uitgezien.
Men probeerde
zo getrouw mogelijk de verschillende versies van de kapel na te bootsen hoewel
dit voor de oudste versies dus ‘met de natte vinger’ was.
In de stoet werden zowel de actuele (1782), de gotische (1362) en de kapel ten tijde van st. Amandus (681) uitgebeeld.
In de stoet werden zowel de actuele (1782), de gotische (1362) en de kapel ten tijde van st. Amandus (681) uitgebeeld.
De uitbeelding van 681 steunde vooral op ‘gelijkaardige’ kapellen zoals deze beschreven werden.
Voor wat
betreft de uitbeelding van de gotische kapel tastte men ook wat in het
duister.
Ofwel liet men
zijn fantasie van neogotiek de vrije loop.
Ofwel beschikte
de kerkfabriek over oudere schetsen, tekeningen of schilderijen van de oude
kapel, die nadien mogelijks zijn verloren gegaan.
Hoe dan ook, ondertussen
zijn er dan nog eens 2 wereldoorlogen verlopen die veel archiefmateriaal lieten
verloren gaan, voor zover dit al ter beschikking was. Toen was het immers niet zo
dat iedereen een smartphone bijhad om alles vast te leggen.
Zolang er dus geen archieven van de organisatie van deze jubileumstoet in 1913 opduiken, blijven wij jammer genoeg in het ongewisse, en kunnen we dus niet met zekerheid bevestigen dat de gotische werfkapel in de late middeleeuwen er wel degelijk zo uitzag … wellicht wel gelijkaardig.
Zolang er dus geen archieven van de organisatie van deze jubileumstoet in 1913 opduiken, blijven wij jammer genoeg in het ongewisse, en kunnen we dus niet met zekerheid bevestigen dat de gotische werfkapel in de late middeleeuwen er wel degelijk zo uitzag … wellicht wel gelijkaardig.
Kort na de Eerste
Wereldoorlog, we schrijven 1919, besliste het stadsbestuur om het huizenblok
af te breken en over te gaan tot de aanleg van een groot openbaar plein. Na de
vernielingen van de tweede wereldoorlog is er trouwens al niets meer zichtbaar
van de huizenblokken of de Bisschopstraat.
Hier een foto van de werf in de jaren '30.
In 1931 was er
trouwens een inbraak in de kapel. Een prachtig glasraam werd daarbij zwaar
gehavend. De verontwaardiging in de buurt was groot, en de oneer zou moeten hersteld
worden tegen de OLV Hemelvaart processie.
Tijdens WO
II, op 18 mei 1940, werden zowel de Zwarte Hoekbrug, de St.Annabrug, de
Zeebergbrug en de spoorwegbrug (met enkele spoorwegwagons erop geplaatst) door
Belgische en Engelse vernielingsploegen opgeblazen om de opmars van de Duitsers
te kunnen afsnijden. Het werd de brandweer trouwens verboden om nog uit te
rukken bij die brandmeldingen.
Door de
vernielingsploegen werden ook grote hoeveelheden brandpoeder uitgestrooid in de
fabrieken “De Bolle” in de Kapellestraat, in de “Filature du Canal”, in de
“Glucoseries Réunies” en nog in andere aan de Van Wambekekaai.
De Duitsers
zouden hier dus zeker geen bruikbare materialen meer kunnen vinden bij hun
rooftochten.
Door een hevige westenwind echter vlogen brandende stukjes katoen, hout en vonken in het rond en vlogen de door het bombardement van 10 mei reeds beschadigde huizen in de Molenstraat in brand.
Door een hevige westenwind echter vlogen brandende stukjes katoen, hout en vonken in het rond en vlogen de door het bombardement van 10 mei reeds beschadigde huizen in de Molenstraat in brand.
Meer dan 100
huizen werden vernield, en ook de Werfkapel raakte in de fik en brandde
volledig uit.
Het beeld van
oLV ter Druiven ging volledig mee op in de vlammen.
Hier
is de in mei 1940 vernielde molen Gheeraerds beter te zien.
Hier zien we de vernielingen van de Werf vanuit de Molenstraat.
Er
bestond ook een maquette van de Werfkapel., gemaakt uit verschillende
marmersoorten en koper. Deze maquette die werd gemaakt in 1782 werd volledig
vernield tijdens het bombardement van mei 1940.
De afmetingen waren: h = 58 cm, b = 30 cm, d = 26 cm.
Een jaar later,
in 1941 kapte Leopold Lemaître een nieuw eikenhoutenbeeld, dit was een kopie
van het origineel. Maria heeft het Christusbeeld op de rechterarm, en in de
linkerhand houdt ze een scepter met een druiventros. Het motief van de
druiventros is ook terug te vinden op de gewaden van Maria en het kind. Beide hebben
een kroon op het hoofd en Maria draagt ook een sluier.
Het beeld werd in datzelfde jaar gewijd in de St Martinuskerk door deken Reynaert. Het zou daar blijven in afwachting van de heropbouw van de kapel.
Het beeld werd in datzelfde jaar gewijd in de St Martinuskerk door deken Reynaert. Het zou daar blijven in afwachting van de heropbouw van de kapel.
Na 1950
verrees een volledig nieuw kwartier, naar een Bijzonder Plan van Aanleg, dat de
herinnering aan het vroegere huizenblok volledig deed verdwijnen en ook de kapel
werd in 1955 opnieuw opgericht als een eenvoudige en modernere kapel.
Dit gebeurde naar een ontwerp van Stani De Neef en Alfons Singelijn.
De eerste
plannen spraken ervan om de kapel te bouwen in de Coninckstraat of op de
Vismarkt.
Het werd echter opnieuw ‘de Werf’.
Het werd echter opnieuw ‘de Werf’.
Met deze aangekondigde veranderingen ‘aan de werf’ was niet iedereen akkoord, dat kunnen we lezen in
de Gazet van Aalst van 16 december 1950.
“Spijtig
genoeg id het mooie hoekje beneen aan de Molenstraat naar de maan …
Wil men de bezoekers van Aalst nog wat van het historische en oude laten zien, dan moet men de werfkapel heropbouwen in haar oorspronkelijke trand. Dus geen nieuwe kapel maar wel de oude kapel herbouwen. Er doen wel geruchten de ronde dat men zou zinnens zijn de Werfkapel te bouwen in een moderne bouwgrand, ik wil zulks nochtans niet geloven.
Wil men de bezoekers van Aalst nog wat van het historische en oude laten zien, dan moet men de werfkapel heropbouwen in haar oorspronkelijke trand. Dus geen nieuwe kapel maar wel de oude kapel herbouwen. Er doen wel geruchten de ronde dat men zou zinnens zijn de Werfkapel te bouwen in een moderne bouwgrand, ik wil zulks nochtans niet geloven.
Moest er spraak
zijn van ergens een nieuwe kapel te bouwen, ik zou het een fout noemen van
midden een modern gebouwencomplex een kapel in ouden bouwtrand te plaatsen.
Wanneer zulks geen historische betekenis heeft, ware het een dwaasheid.
Het is evenwel ook een dwaasheid dat men van de Werfkapel een doodgewone nieuwe kapel zou maken. Die mag dan nog zo schoon en nog zo schoon, en nog zo kostelijk zijn, iedereen moet met mij bekennen dat het toch niet ‘dé Werfkapel’ zou zijn zoals onze voorouders en wijzelf ze altijd gekend hebben.
Men zal in oude boeken en oude postkaarten albums kunnen gaan zoeken en zeggen : zie zo was vroeger de werfkapel”
Het is evenwel ook een dwaasheid dat men van de Werfkapel een doodgewone nieuwe kapel zou maken. Die mag dan nog zo schoon en nog zo schoon, en nog zo kostelijk zijn, iedereen moet met mij bekennen dat het toch niet ‘dé Werfkapel’ zou zijn zoals onze voorouders en wijzelf ze altijd gekend hebben.
Men zal in oude boeken en oude postkaarten albums kunnen gaan zoeken en zeggen : zie zo was vroeger de werfkapel”
Op zondag 8
april 1956 was het dan zo ver : de inzegening van de nieuwe kapel.
Na meer dan 15
jaar woonde ‘Onze lieve vrouwe’ eindelijk terug in haar ‘eigen huis’ op de werf.
In 1963 werd
dan de 600ste verjaardag van de kapel gevierd. Ook dit heuglijk
feit ging natuurlijk gepaard met de nodige feesten en processies. Natuurlijk waren ook hier veel matroosjes en bootjes te zien.
Wat zou Sint
Amandus trouwens zeggen, mocht hij na 11 eeuwen opnieuw op het Werfplein aan de
Dender staan? De door hem opgerichte
kapel zou hem zeker kunnen bekoren, maar hij zou niet te veel mogen rondkijken
in de onmiddellijke omgeving.
De deffecte lampen, de krakemikkelige staat van het plein, het feit dat in plaats van de Oude Dender (waarop zijn Mariabeeld kwam aangedreven) nu de Burchtstraat loopt.
De deffecte lampen, de krakemikkelige staat van het plein, het feit dat in plaats van de Oude Dender (waarop zijn Mariabeeld kwam aangedreven) nu de Burchtstraat loopt.
Zijn oude
zenuwen zouden waarschijnlijk ook de geluids- en geurgolven van de nabijgelegen
mouterij niet overleven.
In 1979
werd geopperd dat het beeld van priester Daens, dat als een verkeersbaken midden
in het door bewegwijzering omsloten pleintje stond, best zou verhuizen.
Door de meeste bestuursleden
van de Aalsterse Priester Daensafdeling werd natuurlijk aangedrongen om het
beeld dan toch zeker in de nabijheid van de werfkapel te houden.
De verhuisplannen
werden echter opgeborgen.
Ook de kapel was toen eigenlijk bijna volledig ingesloten door het razende verkeer.
In juni 2007
voerde men een beperkt archeologisch onderzoek uit. Een sleuf van 7 bij 2 meter
werd gegraven op het grasperkje ten oosten van de werfkapel. Uit dat onderzoek
bleek dat de sleuf juist op de voormalige Bisschopsstraat lag, met aan beide
zijden de gevelzijde van de huizen langsheen deze weg.
Men ontdekte
maar liefst minstens vijf wegniveaus, alles samen 80 cm dik, waarbij het oudste
wegdek op basis van de vondsten zeker teruggaat tot de 14de eeuw.
Langsheen deze
weg, die leidde naar de Molendriesbrug (de latere ‘Sint Annabrug’), liepen
greppels voor de afwatering die in de loop van de 14de eeuw gedempt werden.
Daarna werden ze gedeeltelijk overbouwd door woningen.
De straat was oorspronkelijk
ongeveer 3,5 meter breed en aan beide zijkanten lag een gracht van minstens 2,5
meter breed.
Het dempen van
de grachten maakte het mogelijk de weg te verbreden.
Het jongste wegtracé
had een breedte van 6,30 meter tussen de noordelijke en de zuidelijke rooilijn.
In het najaar van
2009 voerde men in het kader van de bouw van een nieuwe Sint-Annabrug over de
Dender opnieuw een
archeologisch onderzoek uit. Deze sleuf was gelegen op de linker Denderoever
met de lengteas evenwijdig aan de bestaande kaaimuur en dit ter hoogte van het
punt waar de Dr. André Sierensstraat uitgeeft op het Werfplein.
Dit beperktere onderzoek
leverde jammer genoeg geen sporen op die te linken zijn aan oudere structuren,
bewoning en/of activiteiten op het Werfplein.
Hier een beeld uit 2009
en drie jaar later in 2012 toen men het nieuw
administratief centrum aan het opbouwen was.
Op het
Werfplein werd ondermeer voorzien in de heraanleg van de pleinbedekking en
rioleringswerken.
Ter hoogte van
de oever van de Dender werd het straatniveau verlaagd om een rustplaats aan het
water te creëren.
Bij de opgravingen
heeft men toen onder andere de huizen links en rechts van het Bisschopsstraatje
opgegraven (gelegen links achteraan de kapel)
De archeologen vonden echter geen funderingen of andere restanten van de oude kapel.
Dat was te verwachten want de kapel stond tot in de jaren ‘60 bijna in de oude Dender die liep naar de Burchtstraat. Ook is het zo dat de Molenstraat begin jaren ’50 al werd hertekend zodat de kapel ook al niet meer aan de straat kwam maar werkelijk onder de huidige winkels zit.
De archeologen vonden echter geen funderingen of andere restanten van de oude kapel.
Dat was te verwachten want de kapel stond tot in de jaren ‘60 bijna in de oude Dender die liep naar de Burchtstraat. Ook is het zo dat de Molenstraat begin jaren ’50 al werd hertekend zodat de kapel ook al niet meer aan de straat kwam maar werkelijk onder de huidige winkels zit.
Op het nieuw aangelegde Werfplein prijkt, tussen de werfkapel en de Dender, het Daensmonument als eerbetoon aan de Aalsterse ereburger priester Daens.
Voor de aanleg van het plein stond dit beeld enkele
tientallen meters verder, op een ‘rond punt’. De voorziene locatie van het beeld
was trouwens aan de hoofdingang van de Sint Martinuskerk, maar tegen deze
locatie werd protest aangetekend wegens het ‘controversiële verleden’ van de priester.
Meer over dit beeld : HIER
Als we eventjes de kapel binnen gaan, zien we duidelijk dat het interieur heel sober gehouden is.
Sober maar toch eens de moeite om eens binnen te springen.
Als slot hieronder nog twee beeldjes die de Molenstraat 'vroeger' vergelijken met 'nu' ...
Als slot hieronder nog twee beeldjes die de Molenstraat 'vroeger' vergelijken met 'nu' ...
Een heel verschil ...
Meer over de Sint Annabrug is HIER te lezen
Meer over de Dender is HIER te lezen
Meer over het beeld van Priester Daens is HIER te lezen
Bronnen :
Alostum
Religiosum” - Petrus Van Nuffel, uitgegeven in 1911
lapisarte.be
De Voorpost 9/4/1976
HLN 12/9/2019 – 8/6/2015
Het land van Aalst 11/7/1886
De Dendergalm 15/6/1890
De Denderbode 21/6/1896 – 6/7/1913
De Volksstem 18/5/1913
Het Belfort jaargang 5 – 1890, auteur Petrus Van Nuffel
Denderend Aalst 20/6/2014
De Gazet van Aalst 16/12/1950
hthaaltert.be De Werkman 6/5/1887 – 27/6/1913
vlaamsbelang.org/tag/priester-daens/
persregiodender.be 30/4/2018
n-va.be
vlinks.be/?p=1052
Oostvlaamsche zanten, mededelingen van de bond der
oostvlaamse folkloristen, mei-juni 1953
De Standaard 30/9/1957
Getuigenis Ph. De Paepe uit de Gazet van Aalst 11/5/1974
Het Belfort. Jaargang 5 uit 1890
Routeyou.com
archaeologiamedieaevalis.be 35
foto Daens monddood : Jean Pierre Swirko
so-lva.be archeologisch vooronderzoek December 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten