Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

donderdag 6 augustus 2020

Iwein van Aalst

Geschiedenisleraar en bestuurslid van de geschiedkundige vereniging ‘Het land van Aalst’ Wouter Van Der Spiegel vindt dat het, bijna 900 jaar na de slag bij Hertshage in Aalst, hoog tijd is geworden voor een monument van Iwein Van Aelst.

Hij denkt bijvoorbeeld aan het oprichten van een ‘infonument’, een combinatie van standbeeld en infokiosk.
Hij wil op die manier de daden van Iwein van Aalst terug wat onder de aandacht brengen en daarmee bijdragen tot een herwaardering van deze historische figuur, gezien zijn toch wel grote belang voor onze stad.

Hierbij een ontwerp voor een standbeeld uit 1890.


Standbeeld, allemaal goed en wel, maar wie was nu eigenlijk die fameuze ‘Iwein van Aalst’?

Iwein van Aalst, ook gekend als ‘Iwein de Kale’, was een belangrijke Vlaamse ridder en heer van Aalst. Wanneer hij is geboren is niet erg duidelijk. Hij wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1122, met zijn broeder Boudewijn: Balduinus de Gand et Ywain frater eius en moet dus op dat ogenblik zeker wel al meerderjarig geweest zijn, dus geboren vóór 1100.   
Hij stierf in 1145 (dat is wél zeker)

Hij was, net als zijn broer Boudewijn III van Gent, Peer van Vlaanderen.

‘Peer’ ? ...  
Drukfout ? ... Moet dat niet 'heer' zijn ?

Neen, hoor, de ‘peren’ (eigenlijk ‘pairs’, ‘peers’ of ‘beers’) waren de 12 hoofdleenmannen van de graaf van Vlaanderen.
In navolging van de ‘pairs van Frankrijk’ had de Vlaamse graaf immers een raadgevend hof dat hem moest bijstaan met raad en daad.

Naast deze functie waren de broers ook advocaat van de Sint-Pietersabdij van Gent.

In 1127 ontnam Iwein de bezittingen van zijn nichtje Beatrice en werd ‘heer van Aalst’.
Later noemde hij zich zelfs "comes Alostanus" of ‘graaf van Aalst’.
Hij werd vermoord op 8 augustus 1145. Zijn weduwe Lauretta van de Elzas, dochter van de graaf van Vlaanderen, overleed als non te Vorst rond 1175.

Naast Aalst bezat hij ook Waas, Drongen, Deinze en Ruiselede en hij was ook leenman van Liedekerke. Verder bezat hij ook nog verschillende gronden en rechten in Ronse, Deelstreep Brugge, Westvleteren, Ieper, Bikschote, Langemark, Komen, Veurne, Pollinkhove, Horebeke en Tourcoing.

Enkel van Waas, Drongen en Ruiselede weten we dat zijn voorouders ze ontvingen van de graaf van Vlaanderen. De andere bezittingen zou hij verworven hebben door erfenis, huwelijk, giften of inbezitneming door geweld.
Rond Aalst zelf bezat het huis heel wat vrije erfgoederen en er mag dan ook verondersteld worden dat ook Erembodegem, Hofstade, Gijzegem, Nieuwerkerken en Lede in zijn bezit waren. Deze dorpen zijn later in bezit gekomen van de Graaf van Vlaanderen als erfgenaam van het huis van Aalst.

Toen graaf Karel de Goede in 1127 in Brugge werd vermoord en hij geen rechtmatige erfgenamen had, koos de bovengenoemde raad een nieuwe graaf. Er waren heel wat gegadigden, waaronder vooral zijdelingse verwanten en Frans- of Engelsgezinde heren die aanspraak maakten op de troon.
Een Brugs Eedverbond eiste een opvolger die de belangen van het land zou dienen en de Franse koning dacht dus al aan ‘zijn eigen mannetje’. Maar dat was buiten de Vlaamse steden gerekend, die eerder een Engelsgezinde opvolger zagen zitten.
Daarmee raakte Vlaanderen betrokken in een internationaal schaakspel: de Franse koning wou verhinderen dat Vlaanderen in Engelse invloedssfeer terecht kwam en hoopte ook dat hij de Engelsen uit het hertogdom Normandië zou kunnen buiten werken.

Als Peer van Vlaanderen steunde Iwein Diederik van de Elzas als kandidaat-graaf maar toch werd een Franse kandidaat, Willem Clito van Normandië, aangewezen voor deze functie.
‘Aangewezen’ inderdaad, want : niet echt verkozen en formeel niet erkend door de edelen en de Vlaamse steden.

Het jaar daarop, we schrijven dus 1128, was er een conflict tussen de Gentenaars en de pas aangestelde graaf Willem Clito.

Vlaanderen verkeert in rep en roer, en het verzet groeide uit tot een landelijke opstand waarin Gent het voortouw nam. Gent leed namelijk het meest onder de anti-Engelse politiek van Clito gezien er geen wol meer de stad in mocht komen. Laken was toen het belangrijkste Vlaamse exportproduct en de wol was echt wel nodig om de industrie in stand te kunnen houden.

Iwein van Aalst probeerde in eerste instantie nog te bemiddelen, maar omdat hij te vaak de zijde koos van de burgers, kwam ook hij in rechtstreeks conflict met de graaf.

Willem bleef halstarrig by zyn besluit, en  de bode werd hoonend weggezonden. Dit bracht misnoegdheid in het land ten top : al de leenhouders waren voor hetzelfde beducht, en zy voegden zich by de misgenoegden steden, welke reeds openlyk morden”.

Gemor onder de bevolking dus …
De heren van Dendermonde en Aalst ontvingen Engels geld om Clito te bekampen en nadat de graaf eigenmachtig een eerder afgeschafte belasting opnieuw invoerde en zijn bewind daarmee nogmaals had verstrakt, verweet Iwein hem tijdens een volksvergadering op de Vrijdagmarkt in Gent op 16 februari 1128, dat hij de wederzijdse band tussen hemzelf en het volk had verbroken.

Geen vorst die de wet had geschonden, kon rechtmatig verder regeren, aldus Iwein, en hij eiste dat zijn beschuldiging zou worden voorgelegd aan een onpartijdige rechtbank die samengesteld moest zijn uit "baronnen van beide partijen, en onze heren en al de verantwoordelijke mannen uit de clerus en het volk".
Bovendien moest de rechtbank zetelen in Ieper, "dat gelegen is in het midden van ons land", om aldus "rustig en na rijp beraad, zonder bedrog of kwade trouw, het oordeel te vellen" of de graaf al dan niet de wet gebroken had, en als dit zo was, dan moest hij aftreden en de plaats ruimen voor een vorst die de wet wél zou respecteren.

Iwein formuleerde daarmee meteen het principe van de ‘rule of law’, dat daardoor voor het eerst in Vlaanderen tot uiting kwam. De Rule of law is onderdeel van de rechtsstaat en houdt in dat ook een overheid zich aan de wet moet houden.

Dit voorval staat bekend als één van de eerste pleidooien voor het constitutionalisme: de verklaring dat de uitoefening van de politieke macht gebaseerd is op een overeenkomst tussen de vorst en het volk.

Het idee haalde hij uit Frankrijk waar het constitutionalisme van de monarchomachen reeds gekend was.
‘Monarch’ komt van het Griekse ‘monarchos’ (monarch) en ‘machos’ vertaalt men als ‘bevechten’.
Het bevechten van de monarch dus.

Door te stellen dat “gij niets moogt doen in dit graafschap dat tegen onze Raad en de eer van het land ingaat” kan Iwein van Aelst gerust beschouwd worden als de eerste pleitbezorger van het parlement avant la lettre.

Willem Clito kon zich hier uiteraard niet in vinden en protesteerde hevig. Hij daagde Iwein uit tot een duel maar deze laatste weigerde dit op basis dat ze niet van gelijke stand waren.
Om het duel toch te kunnen laten doorgaan, verbrak hij zijn leenmanschap en erkende Dirk (Diederik) van den Elzas als nieuwe graaf.   

Dirk werd op 21 juni 1128 echter verslagen en zocht zijn toevlucht bij Iwein en Daniël van Dendermonde. Het conflict bleef verder escaleren tot Willem uiteindelijk met zijn leger optrok naar Aalst ... de start van de gekende 'Slag bij de Hertshaag'

Hier een afbeelding van de affiche ter gelegenheid van een historiespel over deze slag voor de 800-ste verjaardag ervan (zie ook verder in deze tekst).


Tijdens dit beleg van de stad Aalst op 22 juli 1128 raakte Clito tijdens de gevechten gewond aan de rechterarm. Gekwetst viel hij van zijn paard en wilde de strijd te voet verder zetten toen hij door een pijl nogmaals in de arm en schouder getroffen werd.
Willem werd zwaar gewond naar zijn tent gebracht waar hij ondanks de beste zorgen vijf dagen later (op 27 juli 1128) aan wondontsteking overleed.

Zijn lijk overgebracht naar Frankrijk en begraven in de Sint Bertinus abdij van Sint Omaars.
De heldhaftige Aalstenaars behaalden een schitterende overwinning, de invallers werden verdreven en Diederik werd op 28 juli 1128 graaf van Vlaanderen.

De dodelijke pijl die werd afgeschoten kwam van de Aalstenaar Niklaas Borluut, een Aalsterse voetboogschutter, die trouwens later ook nog de Borluutstraat naar zich genoemd kreeg.
Niklaas werd tijdens het gevecht trouwens zelf door een bijlslag getroffen en viel dodelijk getroffen neer.

De voetboog werd eigenlijk meer als verdedigings- dan als aanvalswapen gebruikt, de schutter moest immers steeds dekking zoeken en zijn wapen op de grond plaatsen om te herladen.


Omdat ze door het zoeken naar dekking natuurlijk heel kwetsbaar waren tijdens het herladen, droegen de schutters soms een schild op hun rug.
Het schild was tot wel 1,60 meter hoog, en om te herladen keerden ze dan hun rug naar de vijand toe.

Tijdens een veldslag werd dit schild, ook pavise genoemd, soms in de grond gezet, zodat de schutter zich erachter kon beschermen tijdens het herladen.
Soms werd ook een tweede man, een pavisier genoemd, gebruikt om het schild te plaatsen en te verplaatsen.
Veel van deze schilden waren versierd met religieuze afbeeldingen omdat de gelovige schutters hoopten dat de vijand ervan zou overtuigd zijn dat ze heiligschennis pleegden als ze het schild zouden beschadigden.


De voetboog was zo’n dodelijk wapen dat de Paus in 1139 besloot dat diegene die het wapen tegen een andere katholiek gebruikte onmiddellijk geëxcommuniceerd moest worden.
Het gebruik van deze boog tegen de heidenen mocht dan weer wel ...  In de tijden van discriminatie en racisme die we tegenwoordig kennen, is dit natuurlijk geen echt goed voorbeeld.

Tijdens vroegere tijden was het gebruikelijk dat voor gevangen genomen soldaten losgeld werd gevraagd voor hun vrijlating, de gevangen genomen voetboogschutters daarentegen werden direct opgehangen wegens ‘veel te gevaarlijk’.

Na dit voorval en de dood van de graaf werd Diederik van de Elzas dus alsnog de nieuwe graaf (in 1128) en werd erkend door zowel het graafschap en de koningen van Frankrijk en Engeland.

De tante van Iwein, Gertrude, huwde daarna Arnold II, graaf van Ardres.
Iwein en Arnold van Ardres waren reeds goede vrienden en het was tijdens een toernooi dat ze samen het huwelijk hadden bedisseld. Door deze trouwpartij ontstond er trouwens een geducht nieuw machtsblok: Ardres-Waas-Gent-Aalst.

Iwein werd dé grote triomfator en held van Vlaanderen, maar hij had wel twee grote vijanden: de clan Bourbourg en de clan Beveren.
Het was Diederik van Beveren die pleitte aanspraak te mogen maken op de bezittingen van Iwein in het Waasland door zijn huwelijk met een dochter van Boudewijn III.
De naam van het meisje is echter onbekend omdat geen enkele historische bron dit bevestigt.

Het zou echter de ruzie met de clan Bourbourg zijn, die Iwein zijn dood zou worden.

Het pleit werd beslecht tussen Rogier van Kortrijk, een bondgenoot van Bourbourg, en Iwein.
Het kwam reeds een eerste maal tot een treffen in Aken, waar beide ridders de baden bezochten, en waar  
Rogier blijvend verwond geraakte aan de handen door messteken van zijn rivaal.
Bij een verzoeningspoging te Kassel werd Iwein dan door Rogier, of in elk geval door zijn toedoen, vermoord op 8 augustus 1145.

Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Diederik van Aalst (niet te verwarren dus met Diederik van den Elzas!)

Diederik, bijgenaamd ‘het kind van Aalst’ (wegens zijn jeugdige leeftijd), was meteen ook de laatste heer van Aalst.

Diederik was een zoon van Iwein van Aalst en Laureta van de Elzas.
Hij huwde Lauretta van Henegouwen, dochter van graaf Boudewijn IV en overleed kinderloos in 1166. De meeste bezittingen gingen naar de Graaf van Vlaanderen Filips van de Elzas.

Een nota in de huwelijksakte van zijn vader bepaalde immers dat wanneer de Graaf van Aalst geen nakomelingen meer had, de heerlijkheid in handen viel van de graaf van Vlaanderen.  
Het ‘Land van Aalst’ keerde dus terug naar de Graaf van Vlaanderen en hierdoor zou het door de latere eeuwen heen steeds als een afzonderlijk en samenhangend geheel rechtstreeks van de graaf blijven afhangen.

Vooraleer we Iwein van Aalst nu postuum gaan uitroepen tot een plaatselijke heilige, geef ik toch nog graag even de bedenkingen mee van professor Raoul Van Caenegem, één van dé autoriteiten op het vlak van de middeleeuwse geschiedenis van België.

Door de kant van de steden Gent en Brugge te kiezen tegen graaf Willem Clito ging hij eigenlijk een monsterverbond aan want in die periode begonnen de steden meer macht op te eisen wat de machtspositie van de adel niet ten goede kwam. Bovendien toonde hij zich niet erg consequent: hij had nog maar enkele maanden te voren de nieuwe graaf Willem Clito trouw gezworen en amper enkele maanden later steunde hij diens tegenkandidaat, Diederik van den Elzas, onder invloed van een grote som (omkoop)geld van de Engelse koning Hendrik I.
Daar komt trouwens nog bij dat hij, ook al door een duistere transactie, de erfenis en het grootgrondbezit van zijn minderjarige nicht, Beatrix of Beatrice, de enige dochter van zijn broer, ontfutselde”.

In de toenmalige historische context waren dat dingen die nog wel gebeurden en het doet niets af aan zijn verdienste als grondlegger of voorloper van het constitutionalisme.

Dat hij dus van groot belang was voor onze Aalsterse stee mag geen twijfel lijden. Het zou dus inderdaad mooi zijn dat tegen 2028 deze historische leegte in Aalst zou opgevuld zijn.
Naast de standbeelden van priester Daens en Dirk Martens verdient Iwein van Aalst immers een waardig monument, of ten minste een herdenkingsplaat of infokiosk.

Maar is er nu totaal geen herinnering aan hem?

Aan de veldslag is de herinnering immers maar ‘povertjes’

Ongeveer zevenhonderd jaar na de feiten, we schrijven 22 januari 1808, was landbouwer Judocus Keymeulen samen met zijn dochter Anna-Katarina aan het werken op een weide in de Hertshage.
Aan de kant van een gracht in de buurt van het latere hospitaal ontdekte hij in de modder een grote steen met volgende inscriptie :

CY FVST OCCIS
GVILLAVME
DE NORMANDYE
1128

Vrij vertaald wordt dat  :

HIER WERD GUILLAUME VAN NORMANDIE GEDOOD 1128.


De gedenksteen duidde dus de plaats aan waar Willem van Normandië overleed of in elk geval zijn dodelijke verwondingen opliep.
Ter plaatse werd een akte van proces verbaal opgemaakt en de steen werd naar het stadhuis overgebracht.

Opnieuw tweehonderd jaar later zou deze akte nog altijd bestaan, alleen weet niemand meer waar de gedenksteen gebleven is. 
Petrus Van Nuffel meldt dit reeds in 1914 in zijn boek ‘Historiek der oude straten van Aalst’. Petrus Van Nuffel  is geboren te Aalst op 10-07-1871 en overleden te Aalst op 10-08-1939. Hij kan gerust beschouwd worden als de nestor der Aalsterse geschiedschrijvers. Hij was werkzaam in de drukkerij van Pieter Daens maar vestigde zich later als zelfstandig drukker en uitgever en was vanaf 1893 uitgever van "De Gazette van Aelst". Naast zijn talrijke boeken schreef hij ook een toneelstuk “De slag bij de Hertshage te Aalst”, waarvan de affiche reeds eerder in dit artikel is getoond. 

Wat velen echter niet (meer) weten is dat we eigenlijk jaarlijks een herinnering voorgeschoteld krijgen aan Iwein. Iwein van Aalst trouwde na de veldslag in 1139 met Lauretta, de dochter van Diederik van den Elzas, en laat het nu net dit prachtkoppel zijn dat later werd opgevoerd tijdens de jaarlijkse carnavalstoet … inderdaad … de beide stadsreuzen, Iwein en Lauretta.

Daarover is HIER meer te lezen.

Nog een herinnering die jaarlijks, tijdens dezelfde stoet trouwens, weerkeert is te vinden op het kostuum van de Aalsterse Gilles.


Het kostuum is namelijk versierd met 80 bloempjes (Aalst als bloemenstad), 18 leeuwen en evenveel keizerlijke kroontjes verwijzende naar de ‘keizerlijke stede’, drie emblemen met daarop het standbeeld van Dirk Martens, het Aalsters belfort en het wapenschild van de ajuinenstad … en nu komt het … het schild van Iwein van Aalst …

En ook de stadskleuren rood en wit doen ons aan deze man terugdenken. Het waren immers reeds in de 14e eeuw de kleuren van Aalst, zonder dat daar echt een vlag aan verbonden was.
De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was immers rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.
Het was pas in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd. 

Over het wapenschild en de stadskleuren is HIER meer te lezen.

Een ondertussen verdwenen ‘eerbetoon’ aan Iwein was het schip van de firma De Wolf-Cosyns, dat de klinkende naam ‘Iwein van Aelst’ kreeg.

Over De Wolf-Cosyns is HIER meer te lezen

Bij CBS 3.1.1927 werd de benaming Hertstraat veranderd naar Hertshage

In maart 2023 wordt bekend dat er een aanvraag lopende is om Iwein het ereburgerschap van onze stad toe te kennen, een aanvraag die werd goedgekeurd op de gemeenteraadszitting van 28 maart.

Iwein van Aalst komt als gloednieuw ereburger in het rijtje Aalsterse bekendheden met Dirk Martens, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Alfred Kelders, Captain Bill Fairbairn, Louis Paul Boon, Oscar Van Malder, Michaël Ghijs en Kamiel Sergant.



Bronnen

hetlandvanaalst.be/wordpress/article/eerste-democratisch-document-nederlands-of-vlaams-acte-van-verlatinghe-en-het-land-van-aalst-wouter-van-der-spiegel/
HLN 9/6/2020
Biekorf jaargang 69 (1968) auteur : E. Neylants‏
Roetsinfo.eu
geneanet.org
lecavzw.be
tekening voetboog : SybeBergsma.nl
Harry De Paepe : De twee kanten van het kanaal : een geschiedenis van Engeland en de Nederlanden
dbnl.org
aalstersegilles.be
Iwein van Aelst – Jonkheer Philip Marie Blommaert via google books (1128)
Gemeenteraadszitting 28/03/2023
Het land van Aalst 18/01/2020
Het land van Aalst jaargang LXXI-2019 (afbeelding standbeeld)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten