Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 31 maart 2020

Ajuinkouter - Watertorenwijk

Tja, de titel zegt het en iedereen wist dat zeker zelf ook al .. Oilsjteneers hebben een duidelijke link met .. ajuinen …

De spotnaam "ajuin" voor een Aalstenaar is in de 19e eeuw ontstaan.

De enorme uienteelt op het grondgebied van Aalst was de oorzaak van de 'wereldwijde' verspreiding van deze spotnaam. 
Naast de grote Hopmarkt bestond er vroeger te Aalst ook een 'Uienmarkt'.

Straatnamen in de buurt herinneren nog aan de akkers, de ondergrond en het product zelf : de voormalige "Ajuinstraat" bijvoorbeeld, nu de Felix de Hertstraat, die leidde naar het "Ajuinveld", nu de wijk van de Watertoren.

Terwijl arm Vlaanderen in de 19e eeuw honger leed, deze eeuw kende immers een paar mislukte oogsten met armoede en honger als gevolg,  konden de Aalstenaars zich toch aan hun edele groente blijven tegoed doen en bleven ze dus ‘ajuinen fretten’… een teken van rijkdom dus eigenlijk, wat natuurlijk afgunstig werd bekeken en ondergaan door andere steden en gemeenten.

Maar meer dan een eeuw na het ontstaan van de spotnaam is er ondertussen natuurlijk al heel wat veranderd. De jongere generaties hebben nauwelijks nog weet van de ooit zo bloeiende ajuinenteelt in Aalst en omgeving, en de vele ajuinvelden zijn al decennia lang verdwenen.

Dit had tot gevolg dat de jongere generatie - binnen hun eigen leefwereld - zelf op zoek begon te gaan naar een mogelijke verklaring voor de bijnaam. Op die manier is naast de échte (etymologische) verklaring van de bijnaam ook een andere versie beginnen ontstaan die nog steeds vaak doorverteld wordt.

De spotnaam ajuinen zou volgens deze jongste interpretatie niet door de overvloedige uienteelt van vroeger te verklaren zijn, maar zou veeleer teruggaan op een eigenaardigheid van het Aalsters dialect. Ajuin zou afkomstig zijn van het bevestigend antwoord "ha, ja hij", wat hetzelfde klinkt als de dialectische uitspraak van het zelfstandig naamwoord ajuin. Spreek uit als [a’jouin].
'Ajoin oi gink op maroede in 't park' (= ha ja, hij ging wandelen in 't park)

De laatste verklaring wordt echter onmiddellijk weerlegd door het feit dat er ook nog andere spotnamen bedacht waren die allen met ajuinen, ajuinenteelt en ajuinconsumptie te maken hebben : ‘ajuinpelders’, ‘ajuinboeren’, ‘ajuinfretters’, …

Van de naam ajuinpelders duiken zelfs al sporen op in 1843, in een Oost-Vlaams volksliedje, … uit Dendermonde …

Ik kwam lestmael langs de Lombaertstraat gegaen
En ik vond daer eenen Aelstenaer staen,
Pelt ajuinen, pelt ajuinen, zei de Aalstenaer
”.


Wie de Aalstenaars echter een beetje kent, weet dat ze dit zeker niet ter harte namen, en ze zijn de ‘spotnaam’ ‘Ajoin’ intussen zelfs als een soort van eretitel gaan beschouwen.

We houden het hier dus op de eerste verklaring : de ajuinteelt.

 Volgens Petrus Van Nuffel wordt de Ajuinkouter als volgt omschreven : 

 "Ajuinkouter (de), ook het Ajuinveld genaamd, rechts van het Broek, naast den Konijnenberg”. 

Een kouter wordt omschreven als een akkerland, dat iets hoger gelegen is door de aanwezigheid van rivieren (hier dus de Dender).  Het woord is afgeleid van het Latijnse ‘cultura’ (‘bewerkt land’).
Lager gelegen gebieden worden ‘meersen’ genoemd.

In Vlaanderen en Noord-Brabant is een ‘kouter’ gelinkt aan de akkercomplexen uit de Gallo-Romeinse periode en de vroege middeleeuwen. Het toewijzen van de akkers in het drieslagstelsel was een jaarlijks terugkerende gebeurtenis in de oude nederzettingen. 
In het drieslagstelsel werden de akkergronden of kouters in drie stukken verdeeld, in plaats van in twee, zoals daarvoor gebruikelijk was.

De eigennaam ‘Couterreel’ of’ ‘Cautreel’ verwijst naar de persoon die verantwoordelijk was voor de verdeling onder de dorpelingen. Het was een vroege vorm van dorpsgezag.
In het drieslagstelsel werden het ene jaar de wintergranen (tarwe of rogge) verbouwd, het jaar erna zomergranen (gerst of haver) en het derde jaar werd dat stuk grond braak gehouden.
De twee andere gronden volgden hetzelfde principe maar steeds met een jaar verschil, zodat misoogsten toch iet of wat konden worden opgevangen.

De ajuinkouter werd reeds vernoemd in 1829 en was in 1868 reeds bebouwd.

Ernaartoe liep de Scherrestraat (voorheen Schorrestraat, Schoorestraetje, en Schurrestraete).
Vanaf 1901 werd dit de Ajuinstraat, en vanaf 1927 is de straat tot op de dag van vandag gekend als de Felix De Herdtstraat (naar een oud burgemeester van onze Stad).
Het gaat hier over de straat die rechtop de ingang van het stadspark ligt. 
Over het stadspark kunnen jullie HIER meer lezen.

Er bestaat nog steeds de Scherreveldstraat, dat is de straat die parallel loop met de F. De Herdtstraat.

Een scherre (of schorre) is eigenlijk een begroeide landaanwas die bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt. Alleen bij hoge waterstanden komt het domein blank te staan, een overstromingsgebied dus, of een soort tijdelijke moerasvorming die belet dat verderop gelegen akkers en huizen zouden onderlopen … 
Na de overstroming blijft na het weglopen van het water opnieuw wat nieuwe modder liggen. Hierdoor ontstaat er ‘kwelder’ die bij het ontbreken van water wel langzaamaan droger wordt.

Deze moerasachtige gronden liepen door tot aan de huidige Zonnestraat, wat ‘toen’ de thuisbasis zou geweest zijn voor de beruchte ‘Kleddemevel’. Over 'Kleddemevel' is HIER meer terug te vinden.

In het Aalsters is er ook nog een tweede betekenis van ‘Scherre’. Dat is dan een vrouw die zich gemakkelijk laat opscheiren (=opscharrelen) … Een scharrel dus, maar het is moeilijk voor te stellen dat deze betekenis gegeven werd aan verschillende straten in de buurt.

De wijk was trouwens lange tijd een verpauperd gebied. Het was ook hier dat zich in de jaren ’60 de eerste immigranten kwamen vestigen. Dat waren toen vooral Spanjaarden, maar lang voor hun komst werd de wijk al aangeduid als ‘de Congo’ omwille van de lemen hutten die er toen stonden.

Ook de Asselwegel lag aan de huidige Ajuinkouter. 
Deze voetweg, die het eigendom Steleman doorsneed, werd bij besluit van de gemeenteraad op 13 augustus 1872 gesupprimeerd. Er is dus niemand meer die kan zeggen deze ooit nog gekend te hebben ...

‘Assel’ is een afleiding van ’As’ of ‘Os’ zoals we ook terugvinden in Osbroek.
'Os' staat voor iets gemeenschappelijks
Osbroek = Ons moeras …  
Het was vroeger immers een gemeenschappelijk beweid en moerassig bos. Later werd het deels wei- en hooiland.

De Asselwegel is dus een gemeenschappelijke (openbare) weg.

Vandaar trouwens ook de benaming ‘Asserendries’ aan de andere kant van de stad, die ontstond door een – gemeenschappelijk te gebruiken - baan doorheen de dries.
Oorspronkelijk was een dries een braakliggend weiland, later evolueerde dit naar een nederzettingsvorm specifiek voor Vlaanderen en Zuid-Nederland. Bij een dries vindt men huizen rondom een centraal middenplein, dat meestal een driehoekige vorm heeft.


De buurt van de Korte Sint Jansstraat, sinds 1871 een zijstraat van de Felix De Herdtstraat en uitlopend op de Sint Jansstraat, heeft trouwens ook al een historische benaming behouden. De bewoners daar zeggen immers nog vaak dat ze ‘op den den’ wonen.

Het woord duidt op een groot hol, een nest van wilde dieren of een schuilplaats. Een denne was een weinig bewoonde plaats, omringd door een (dennen-) bos.
Een verwijzing naar dit feit is trouwens nog steeds café Den Den in deze straat.

De buurt werd dus gekenmerkt door bossen, akkervelden en moerassen … en hoewel vele straten in de buurt ondertussen een andere benaming kregen, zal het nog heel lang duren dat men de naam Ajuinkouter zal blijven gebruiken. Enkele (vooral oudere) Aalstenaars gebruiken deze benaming trouwens nog steeds.

In 1932 werd het ajuinveld of ajuinkouter (buurtwegel nr 5) rechtgetrokken, en in 1947 kwam er ook daar een volwaardige straat met de naam Dr.A.Goffaertstraat, het verlengde van de F. De Herdtstraat die loopt tot aan de Geraardsbergsestraat.

In deze straat bevond zich ooit een badhuis voor de genezing van langdurig zieken, die er behandeld werden door middel van stort- of gietbaden, luchtbaden en Indiaanse baden ... Een mooie voorloper dus blijkbaar van de huidige wellnessen die we allemaal wel kennen.

Dit badhuis werd uitgebaat door Dr. Lievens, die ook een woning had in de Molenstraat 40-42 (Institut hydropathique). Tegenwoordig vinden we daar 'La Bodeguita' terug, een zaak met Spaanse tapas. In het pilaster kunnen we trouwens nog duidelijk het opschrift MDCCLXIII (verbouwd in 1953) ontwaren.

Het feit dat hier ooit een 'veld' lag, is heden ten dage misschien nog moeilijk voor te stellen, maar dat het wel degelijk over landbouwgebied ging, bevestigt volgende advertentie uit 'De Denderbode' van 28 februari 1907 : 


"Beste land te huren,
Eene goede partij zaailand, gelegen op den Ajuinkouter, groot 162 roeden. Voor de conditiën zich te bevragen bij dame weduwe De Bisschop, Zonnestraat 52, te Aalst".

De 'roede' die hierboven vermeld werd, is een oude oppervlaktemaat en een oude lengtemaat, die van plaats tot plaats verschillend was.
Zo was een Brugse roede bijvoorbeeld 14,74 m2, een Kortrijkse roede was 8,8 m2 en een Aalsterse roede was 30,30 m2.
Een lijn was 100 roeden en 300 roeden of 3 lijnen vormden één gemet. het land dat de vrouw hier dus aanbood, was 4908.6 m2 groot.
600 ‘roeden’ tenslotte vormden dan 1 ‘morgen’.

Wie veld zegt, zegt natuurlijk open vlakte, ... en op een open vlakte is natuurlijk veel wind. Vandaar ook de Aalsterse uitdrukking ''t waaide gelijk op den ajuinkouter', die onder andere gebruikt werd in 'Het Land van Aelst, van 26 november 1893' om aan te duiden dat er heel wat tumult was (het artikel ging over de veranderingen bij de Christene Volkspartij die een nieuw tijdvlak ging inreden. 'Eenige maanden is er lawijt en verwijt geweest, 't waaide gelijk op den ajuinkouter'.

Nog een ander leuk (nu ja …) gezegde is ‘den ajoin kroigen’ … wat zoveel wil zeggen als dat de relatie gedaan is, de bons krijgen. Vroeger werd immers een ajuin gehangen aan de deur van de afgewezene om dit duidelijk te maken. Geen facebookberichtje of Messenger boodschap dus..

Een markant reglement dat we terugvinden in 1886

Het reglement van 1849 op 'het ruimen van den beir', liet slechts toe te ruimen in de maanden oktober tot mei. Gedurende de maanden van juni tot september was dit ten strengste verboden en het was slechts bij ‘gedoog en vergunning’ van burgemeester Van Wambeke, dat men toch mocht lossen.

Volgens het nieuwe reglement mag men nu gedurende het ganse jaar beer ruimen. In de wintermaanden van ’10 ure ’s avonds tot 4 ure ’s morgens’ en in de zomermaanden ‘van 11 ure ’s avonds tot 4 ure ’s morgens’.
Kunnen we het ons nu nog voorstellen?

De buurt is altijd gekenmerkt geweest door de feesten die er gehouden werden. Halfoogstfeesten, kermissen, … het kon blijkbaar niet op … Nu is trouwens nog steeds de Watertorenwijk gekenmerkt voor het populaire buurtfeest en de verschillende initiatieven die het buurtcomité daar houdt om de buurt 'levendig' te houden.
Toen de jaarlijkse kermis rond 1904 blijkbaar afgeschaft werd, schreven de bewoners op 12/12/1906 een brief naar de burgemeester en schepenen :

"Mijnheeren, 
Wij ondergeteekenden, geburen der Burgemeesterplaatss, nemen de eerbiedige vrijheid ons tot uwe welwillendheid te wenden, ten einde de herinrichting te bekomen van onze wijkkermis die altijd bestaan heeft en nu sinds twee jaren tot ons groot spijt en nadeel is afgeschaft geworden.
Daar wij zoowel als anderen die eene wijkkermis hebben, stadsgenoten en lastenbetalers zijn, durven wij verhopen dat gij ons de herinrichting zult verleenen van de aloude gekende ganging die valt den zondag na den 4den Augustus.
Het zou ons zeer aangenaam zijn en zouden er u erkentelijk voor zijn, wildet gij zoo goed zijn die kermis opnieuw in te richten, die ons wat verzet, verbroedering en profijt opleverde.
Hopende dat onze vraag een gunstig onthaal zal hebben, bidden wij u de verzekering onzerr gevoelens van oprechte genegenheid en hoogachting te willen aanvaarden
".


In 1912 (op 4 Oogst - augustus) vindt de officiële inhuldiging plaats van het bloemenhof op het Burgemeesterplein. Dit bloemenhof diende meteen als 'stichtend voorbeeld' want een jaartje later werd ook, naar het voorbeeld van het plein en de Houtmarkt, te Mijlbeke 'op het kerkplein, eenen prachtigen bloementuin aangelegd, en het gemeentebestuur schonk voor verscheidene honderden franken bloemen' (Denderbode 25 mei 1913).

De Sint Camielstraat (die tot in 1901 nog de Postweg heette) bezat ook een school.

In de krant lezen we : ‘Nieuwe vrije catholieke school aan den Postwerg – Naar wij vernemen zal deze nieuwe vrije katholieke school omtrent half september plechtiglijk gewijd worden. Deze school zal onder ’t bestuur staan der Eerwaarde broeders van de christelijke scholen


De opening van deze jongensschool kwam er uiteindelijk in oktober, net als die van een meisjesschool op de Zoutstraatpoort.

Als sociaal voelende katholiek en aangewakkerd door de encycliek Rerum Novarum was weduwe Alexander Liénart er zich van bewust dat kosteloze lagere scholen met een zedelijke en godsdienstige opvoeding vooral voor kinderen van de minderbegoede klasse een fundamentele basis konden leggen voor een beter geslaagd sociaal leven en een grotere individuele welvaart.

In die tijd had Aalst niet de uitgestrektheid van vandaag. Eens buiten de kuip van de stad kreeg men enkel uitzicht op de landelijke horizon en op de moerassen van het Osbroek waar zich enkele krot-woningen bevonden.

In 1896 werd op haar initiatief enmet het door haar ter beschikking stellen van gronden op de wijk van het Osbroek en van de Zoutstraatpoort, twee lagere kosteloze scholen gebouwd: aan de Postweg (de huidige Sint-Kamielstraat) de Sint - Camillusschool voor jongens, op naam en met de mede-werking van haar enige zoon Camille Liénart en aan de Geraadsbergsestraat, de meisjesschool Sinte Isabella ( nadien Sinte Lutgardis ) onder de hoede van haar enige dochter Aline Liénart. 

De ontwikkeling van de jongensschool was zeer succesvol.
Reeds in 1899 voorzag de Sint-Kamielschool in avondlessen voor volwassenen. Ook de klassen voor meer ontwikkelden waar een summiere leerstof van de middelbare school werd gegeven, kenden veel bijval. Het is dankzij dit aanbod dat reeds toen honderden jonge mensen de gelegenheid kregen om zich op te werken en zich van een beloftevolle loopbaan te verzekeren in de openbare besturen en in vele particuliere bedrijven in en rond Aalst. Na de eerste wereldoorlog werd de vierde graad van het technisch-, handels- en in mindere mate ven het landelijke type bijgevoegd ten einde de leerlingen te bekwamen in een veranderlijke economische omgeving.

In het lokaal der school St Kamiel, op den postweg’ werd sedert 28 januari 1899 ook zondagschool en avondonderwijs aangeboden. Echter ‘niemand kan terzelfdertijd leerling zijn van de avondschool en van de zondagschool’.  Wie niet behoorlijk kon lezen, schrijven of rekenen en wie daar in ‘den gewonen omgang aanhoudende onaangenaamheden en moeilijkheden’ van ondervond was welkom.

De klassen werden onderverdeeld volgens kennis :

- De aanvankelijke klas (wie geen of slechts heel onvolledig lager onderwijs genoten had)

- De klas van herhaling en verder gezet onderwijs (jongelingen die de eerste drie graden van ede lagere school hebben gevolgd)

- de bijzondere klas van vlaamsche en fransche taal, natuurkunde, practische meetkunde, boekhouden enz".

In 1904 zouden weduwe Alexander Liénart en haar zoon Camille Liénart vanwege Paus Pius X respectievelijk de titel van Romeinse Gravin en Romeinse Graaf verkrijgen, dit naar aanleiding van hun grote inzet voor het katholiek volksonderwijs in Aalst.
Na de dood van Graaf Camille Liénart en zijn echtgenote werd de school financieel gesteund door hun drie zonen en zes dochters. 
Na de overdracht in 1935 van het patrimonium naar de vzw Katholieke School Graaf Camille Liénart kreeg de school de toegewijde aandacht van de drie zonen en meer in het bijzonder van de tweede zoon Paul Liénart (1911-1985) die als erfgenaam van de familiale panden rond de school een speciale bekommernis had voor de school en voor de buurt. 
Heel in het bijzonder gesensibiliseerd door de noden van de kinderen met bijzondere leerachterstand - door psychische, sociale of andere oorzaken opgelopen - promoveerde hij de ter beschikking stelling van de schoolgebouwen voor het Bijzonder Lager Onderwijs (BLO) en nadien voor het Bijzonder Secundair Onderwijs (BuSO) ingericht door de vzw Don Bosco-instituut.

In 1997 werd honderd jaar sociaal onderwijs in de Sint-Kamielschool met plechtigheid en vreugde gevierd maar ook met dankbaarheid voor de vorming en ontwikkeling van duizenden Aalstenaars.
In 2001 verhuisde het Don Bosco-instituut naar ruimere, nieuwe en voor de gemotoriseerde ouders gemakkelijker bereikbare gebouwen van de Bergemeersenstraat.

De wens van Paul Liénart om het sociaal gericht karakter van de vestiging in de Sint-Kamielstraat te behouden en de heropleving van de gehele buurt te verzekeren werd perfect ingewilligd door het woonproject voor ouderen in de stad Aalst door de vzw De Toekomst

Na meer dan honderd jaar sociale steun voor de jongeren wordt nu de aandacht verschoven naar de oudere hulpbehoevende bejaarden.

De dienstverlening in het woonzorgcentrum Paul Liénart is afgestemd op de verminderde zelfredzaamheid van de bewoners en bestaat uit een goed georganiseerd geheel van hoteldiensten en professionele zorgverlening. Vanaf 65 jaar komt u in aanmerking voor een opname in het woonzorgcentrum Paul Liénart.
De afgelopen jaren breidden de activiteiten er fors uit. 
Sedert 2018 beschikt het woonzorgcentrum nu ook over een erkend herstelverblijf en maakt ze zo haar ambities om een complete zorgcampus in het hart van de stad te realiseren concreter.

De Sint Camilliusschool zou er dus voor zorgen dat de straatnaam gewijzigd zou worden in St Camielstraat. Deze is vernoemd naar Camille Liénart, de zoon van de financierder van deze jongensschool.

De eerste watertoren werd in 1927 in gebruik genomen. Eén van de er rond aangelegde straten werd sedert 3/1/1927 de Watertorenstraat genoemd. De inhuldiging van de watertoren in juli 1927 ging gepaard met allerhande feestelijkheden, zoals het opstijgen van een luchtballon op de Albrechtlaan.

Kranten uit die periode zoals De Volksstem geven ons een verdere kijk op de watertoren zelf. Alles bij elkaar had het bouwwerk 556.000 frank gekost. Onder leiding van de Gentse ingenieur Lamont hadden 20 arbeiders aan de 40 meter hoge toren gewerkt. Het waterreservoir had met zijn hoogte van acht meter en diameter van 15 meter een inhoud van 800 kubieke meter en wie van de begane grond tot het reservoir wou geraken moest ongeveer 200 treden nemen. Op 14 september 1927 waren er reeds 1250 abonnementen die samen gemiddeld 650 kubieke meter water per dag verbruikten. De prijs van het water bedroeg 2,25 frank per kubieke meter.

In 'De Volksstem' van 18 maart 1927 komt de heuglijke mededeling van de 'dienst der waterleiding' dat maandag 21 dezer de verbindingen zullen gelegd worden op het Burgemeesterplein, Felix De Hertstraat, Parklaan, Erembodegemstraat, De Vilanderstraat, Van der Nootstraat, Korte St Jansstraat, St Janssrraat, Scherreveldstraat, Maanstraat, st Camielstraat en Zonnestraat.

In 1931 zorgden modder en vuiligheid echter voor frustraties bij de omwonenden.

"‘Watertoren-plage’ --- Wij zijn verrijkt in onze stad. ’t Is uit met Oostende en Blanckenberghe.
Wij moeten ons hier niet meer verplaatsen om aldaar in de zee een bad te gaan nemen.

Onze schepen van openbare werken heeft ervoor gezorgd dat wij onze zee hebben aan den watertoren.
Maar, wij geburen, zullen er hem niet zeer dankbaar voor zijn. Wij verlangen integendeel dat hij maatregelen zou treffen, om ons zoo gauw mogelijk van die modderzee te verlossen.
Het gaat toch niet op dat wij – die zoowel als al de andere Aalstenaars lasten moeten betalen – zouden gedoemd zijn om langer die modderpoel te gedoogen.
Voor wanneer worden wij er van verlost.
Eenige geburen”


Op 22/12/1932 kregen verschillende straten een (nieuwe) naam :

- de straat van Ajuinveld naar de Watertorenstraat werd de Acaciastraat
- de straat van de Parklaan door Ajuinveld (Kruisstraat) naar de Watertorenstraat werd de Eikstraat
- de straat van de Parklaan naar de Watertorenstraat werd de Populierstraat.


In 1953 werd beslist dat de watertoren zou hersteld worden (raad 30 september 1953), maar ‘herstelling’ werd uiteindelijk ‘vervanging’.

In 1958 zijn de voorbereidende werken voor de nieuwe watertoren begonnen en de pers maakte er toen al laconiek gewag van dat het wel eens een werkje van lange adem zou kunnen worden.


“Zes werklieden moesten eerst de struiken rond kleine aanplantingen verwijderen. Na één uur waren reeds zes struiken uitgedaan. Er wordt dan ook verwacht dat de nieuwe watertoren zal ingehuldigd worden in 2058”.

Ondanks het feit dat de aannemer die de nieuwe watertoren aan het bouwen was, ondertussen failliet was, zouden de werken toch dra afgewerkt zijn lezen we in 1959. De afwerking werd toevertrouwd aan de firma Vlaminck voor een bedrag van 1 436 000 BEF.

De huidige watertoren werd deels in dienst genomen op 6 december 1959. De watertoevoer werd volledig geschorst ten gevolge van een eerste overschakeling van de oude naar de nieuwe toren. Inderdaad, op een bepaald moment had de stad dus twee watertorens op hetzelfde terrein.

Een tweede een definitieve overschakeling volgde op 7 januari 1960.

Het was ter gelegenheid van de St Maartensfeesten dat jaar dat de plechtige inhuldiging gebeurde door burgemeester Blanckaert.
De nieuwe watertoren zou ‘één van de hoekstenen worden van de expansie van de stad Aalst’ en
Door deze nieuwe toren werd ook de opslagcapaciteit verhoogd van 6000 m3 naar 12000 m3 om zo aan de toegenomen vraag naar water te kunnen voldoen. 

Sedert eind 2016 is de watertoren prachtig verlicht.
De toren kreeg een grondige opfrisbeurt en originele verlichting. Het ontwerp hiervoor werd gemaakt door de Franse lichtarchitect Guilllaume Jeol.

De vissport, in Aalst altijd al in het vaandel gedragen, kende ook verschillende clubs in de buurt. Zo waren er 'de Aalsterse hengelverenigingen', de 'Aalsterse Plasvissers', de 'Parkvissers', de 'Parkingvissers', de 'Stadsparkvissers', en ook de 'Ajuinvissers' die natuurlijk hun lokaal hadden in den Ajuinkouter, op het Burgemeesterplein. In de Felix De Hertstraat was er ook bijvoorbeeld de ‘viswinkel’ van Christiane (tegenwoordig mijn schoonmoeder) die natuurlijk goeie klanten had aan deze verenigingen.

Decennia later, in 1978, werd de verkeersdrukte ook in dit gebied enorm, en werd op vraag van volksvertegenwoordiger Mark Galle door minister G.Mathot opdracht gegeven om op het Burgemeesterplein (tussen de Parklaan en de Zeebergbrug) een driekleurige lichtsignalisatie aan te brengen.
In verband met de in juni 1983 gemaakte belofte om een nieuw plantsoen aan te leggen aan de ingang van het stadspark, werd op de persconferentie van het stadhuis in juni 1984 verklaard dat op de rijbaan van de Parklaan, richting rondpunt, Burgemeesterplein, parkeerstroken worden ingericht en dat parkeren op de verhoogde berm verboden zal worden.

In 2012 maakte men een eind aan één van de laatste authentieke cafés in Aalst, 'café in 't Park'. Het gebouw werd afgebroken op amper drie dagen tijd.

Het café werd beroemd omwille van de pin-up afbeeldingen waarmee de toiletdeuren waren behangen. Ook heel gekend was de papegaai die er altijd aanwezig was. Het café was bij de locale bevolking ook wel gekend als 'bij het kiekenpoeperken'. Dat kwam omdat de voorlaatste uitbaters, Bert en Wisken een 'kiekengeschiedenis' hadden. Bert zijn ouders hadden een kippenwinkel in de Kerkstraat, en dus was de bijnaam snel gevonden natuurlijk. 
Wis bezorgde de aanwezigen ook altijd gratis kaasblokjes of stukjes trip.

Bronnen:

Petrus Van Nuffel - Taalkundige en toponymische studie (uit 'De Volksstem 1916' van 11 maart 1916 - Digitaal krantenarchief-stadsarchief Aalst / De Denderbode 28/2/1907 - Digitaal Krantenarchief-Stadsarchief Aalst / alle in de tekst vernoemde kranten
De Volksstem 11/3/1916 – 19/7/1927
De Denderbode 23/8/1896 – 28/1/1899 - 21/7/1901
De Gazet van Aalst 4/2/1954 – 20/3/1958 – 6/6/1959 – 22/8/1959
Het land van Aelst 26/11/1893
moensdehase.be/genealogie Lienart Aline
Recht en vrijheid 23/8/1931
Wandelbrochure Osbroek Aalst 2017
animacare.be
vzwdetoekomst.be
Volkskunde, A.De Cock, 1898

donderdag 26 maart 2020

Eir peirt ... Ons peerd ... Beiaard en Balatum ... strijd der giganten ...

De Ros Beiaardommegang van Dendermonde (of zoals wij het in Aalst beter kennen : ‘den eizelstocht van derp d’.) vindt zijn oorsprong in de religieuze processies die in de Middeleeuwen door de straten van de stad trokken. Sinds de 15e eeuw werden aan deze processies steeds meer wereldse elementen toegevoegd, waaronder enkele reuzenfiguren.

Dankzij de verspreiding van een populaire sage vonden ook het Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen hun weg naar Dendermonde.
Het heldhaftige Ros groeide sindsdien uit tot de hoofdrolspeler van zijn eigen ommegang en is sinds 2005 door Unesco erkend als Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid.

Hun ‘Peirt’ zou in 2020 na 10 jaar opsluiting eindelijk nog eens van stal komen en daar keek zowat iedere échte Dendermondenaar halsreikend naar uit.  Omwille van de Coronacrisis werd op 26 maart 2020 de beslissing genomen om dit event een jaartje uit te stellen. Op 30/11/2020 werden het meteen zelfs twee jaar. Heel erg natuurlijk, maar het zal de Aalstenaars natuurlijk niet weerhouden om toch grapjes blijven te maken.

De Dendermondenaren voelen zich daar vaak onbegrepen omdat andere stedelingen dat niet zo goed verstaan, en veel nieuwsgierigen maar niet kunnen begrijpen waarom zij een traantje moeten wegpinken op ‘le moment suprême’.

Daarom vind je hier een korte en bondige samenvatting van deze geliefde legende. Makkelijk om uit te leggen … maar het ‘janken en bleiten’ blijft voor heel veel buitenstaanders (lees : Groot Aalst en ruime omgeving) natuurlijk onbegrijpelijk.


De sage van het Ros Beiaard en de vier heemskinderen past in de traditie van Karelromans, een populaire literatuursoort uit de middeleeuwen waar de figuur van Karel de Grote (748-814) een belangrijke rol krijgt toebedeeld. Deze verhalen werden veelal verteld door minestrelen, dichters-zangers die rondtrokken van dorp tot dorp.
Spanning en sensatie waren daarbij veel belangrijker dan de historische correctheid of samenhang en alles moet dus met een korreltje zout worden genomen.

Oorspronkelijk ontstond de sage als een Oudfrans heldendicht, met ‘Renaud de Montauban’ als hoofdpersonage. Dit verhaal verspreidde zich al snel over heel Europa, eigenlijk nóg sneller dan het corona-virus van tegenwoordig. 
Er zijn versies bekend in het Duits, Italiaans, Engels en uiteraard ook in het Nederlands.
Hoewel de verhalen onderling lichtjes verschillen, komen vele elementen toch steeds terug.

Zo bijvoorbeeld de strijd tussen Aymon en Karel, het optreden van een mysterieuze tovenaar Malegys, en uiteraard het wonderpaard, genaamd Beiaard, dat trouw aan de zijde staat van de vier Aymonszonen.

Al deze ingrediënten, doorheen de eeuwen vermengd met enkele lokale verwijzingen, zorgen ervoor dat het verhaal over Beiaard en de Heemskinderen ook vandaag nog tot de verbeelding blijft spreken van talloze mensen, niet alleen in Dendermonde trouwens …
In het oorspronkelijke verhaal wordt het paard, Cheval Bayard, verdronken in de Maas. Zijn Vlaamse evenbeeld vindt de dood in de Schelde.

Heel lang geleden … Aymon, de heer van Dendermonde, leefde al jaren in strijd met Karel De Grote. Gelukkig was daar Adelheid (Aya), een schone deerne en de nicht van Karel De Grote, met wie Aymon trouwde en zo voor een verzoening zorgde!

Het koppel kreeg … vier zonen : Ritsaert, Writsaert, Adelaert en Reynout ... Aymon's kinderen dat later zou veranderd worden naar 'heemskinderen'.
Je kan dus zo al zien dat dat laatste feit nogal speciaal zou worden voor de geschiedenisboeken  ...

De vier broers groeiden snel op tot vier kloeke jongemannen, klaar om de wereld te veroveren.
Hun vader sloeg hen tot ridder en gaf ieder van hen traditiegetrouw een paard.
Zoon Reynout bleek helaas iets té kloek te zijn voor zijn gekregen paard. Het arme beest overleefde de zware druk niet en ook een tweede paard kon de stevige jongeman niet dragen.
‘Geen ridder zonder paard’, dacht Aymon en dus nam hij zijn jongste zoon mee naar de burcht waar het door iedereen gevreesde, immense Ros Beiaard opgesloten zat.
 Volgende beschrijving staat te lezen in ‘De Historie van de vier Vrome Ridders genaemd de vier Hems Kinderen’.

En reusachtig, gansch van aard om indruk te verwekken, was het legendarisch monsterpaard : wanneer het passeerde, voelde elk een ijskoude rilling door 't lijf".

“Beyaert had de kracht van tien rossen en het stond in eenen sterken tooren en daer dierf niemand bij komen, om zijne kwaedheyd. Het peerd was van eenen Dromedaris gekomen, en was zoo snel in 't loopen alwaert 't dat eenen sperwer die eerst uyt zyn muyte kwam, en zoo neder vloge, dat den geenen die op Beyaert zat, hem raeken mogt, hij hadde den sperwer zijne vleugelen konnen korten al vliegende".

"Het was vreesselyk, ten liet hem door niemand aenraeken, en 't had een sterk gebyt, want het beet steenen gelyk andere rossen hoy; in den krijg beet het ook veel menschen dood. Het ros was groot, fel en sterk, grof en snel en droeg Reynout (wanneer hij er lang tegen gevochten had en het beest eindelijk bedwongen) door twee wyde grachten met eenen sprong, en elke gracht was veertig voeten breed ; waer het zijne sprongen nam, vlugtte elk die vlugten konde...." 

"Het was pek zwart al dat' er aen was en van vooren was het wyd en zeer breed. De aerde beefde en het vuer sprong uyt de steenen daer Beyaert over liep, het beste ros dat in de wereld was.”

Er volgde een heroïsch gevecht tussen de ridder en het paard en, een sprookje moet natuurlijjk positief eindigen, uiteindelijk wist Reynout het Ros voor zich te winnen.
Maar voorwaar, net zoals in de betere crimiseries gebeurde het hier ook : een schermutseling kwam de lieve vrede verstoren!

Tussen neef Lodewijk, de zoon van Karel De Grote, en de vier heemskinderen boterde het niet.
Hij daagde Adelaert uit tot een schaakspel met het hoofd van de verliezer als inzet.
Lodewijk, … wel, die verloor er het letterlijk het hoofd bij na één slag van het zwaard van Reynout en de vier broers konden natuurlijk niet anders dan op de vlucht slaan voor hun op wraak beluste oom Karel. 

Via Spanje kwamen ze terecht in Frankrijk en ze zochten daar hun toevlucht in een versterkte burcht, het slot Montauban.
Daar konden ze lang stand houden tegen het leger van Karel De Grote, maar toen de druk te hoog werd, vluchtten ze samen met de tovenaar Malegijs en de burgers uit Montauban naar Dinant.
Daar sprong het Ros Beiaard met de Vier Heemskinderen op de rug over de Maas, naar een rots aan de overkant.
Door de kracht van de sprong scheurde een stuk rots af en bleef loodrecht in de Maas staan: de bekende ‘Le Rocher Bayard’ waar tegenwoordig een baan doormidden loopt, was geboren.


De ridders zagen op dat ogenblik echter de ongelijke strijd in, waarop het Ros Beiaard de broers terug naar het ouderlijk verblijf in Dendermonde bracht, alwaar ze hun rouwende moeder aantroffen.


Heer Aymon was in Karels macht en Aya besefte dat haar zonen hetzelfde lot zou te wachten staan. Aya onderwierp zich aan haar neef en smeekte hem om vrede.
Heer Aymon werd vrijgelaten maar Karel deed een voorstel ... een hartverscheurend voorstel : vrede in ruil voor het Ros Beiaard.
Bekommerd om het lot van zijn familie en na smeekbeden van zijn moeder willigde Reynout de eis van Karel de Grote in. Het Ros werd daarop naar de Dendermonding gebracht. Enkele zware molenstenen werden om de nek van het paard gehangen en het Ros Beiaard werd in het water gestort.

Het is op het moment dat dit feit verteld wordt, dat de doorsnee Dendermondenaar de traantjes al voelt opwellen ... 

Tot tweemaal toe verbrijzelt het Ros de stenen en zwemt naar de oever, waar zijn meester staat..
Dit feit krijgt trouwens ook een vermelding het het Suske en Wiske album 'het Ros Bazhaar'


Met gebroken hart en lede ogen moet Reynout echter toezien hoe zijn paard tevergeefs vecht tegen de dood en stilletjes aan zijn krachten aan het verliezen is.


Ondanks de steeds maar zwaarder doorwegende molenstenen, komt het Ros voor een derde keer weer boven. Het drama wordt Reynout echter te machtig en wanneer het het hoofd afwendt, denkt het paard dat zijn baas niet meer van hem wil weten. Het wil dan ook niet langer meer leven en stopt met vechten.

Ros Beiaard verdrinkt …

De sage van het Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen kende een enorme verspreiding over grote delen van West-Europa. Naargelang stad of streek ontstonden varianten op het oorspronkelijke verhaal. Zo wordt Reynout van de Vier Heemskinderen in Keulen en Dortmund zelfs als een heilige vereerd.

Ook worden een aantal kastelen toegeschreven aan heer Aymon en zijn zonen: Montauban in Frankrijk, Neufchâteau-sur-Amblève, Comblain-au-Pont, Reinhardstein te Robertville, Poilvache in Yvoir en Etalle in België.
Een aantal steden, met nog enige verwijzing naar het Ros Beiaard in hun folkloristische traditie, zijn gelegen langsheen de Maas in de Ardennen. Bogny-sur-Meuse in de Franse Ardennen kent de ‘Rocher des 4 Fils Aymon’ en een standbeeld van de Vier Heemskinderen met hun Ros Beiaard.
In Château-Regnault vinden we een Place Bayart, In Luik vertelt de legende dat daar het Ros Beiaard in de Maas gegooid werd en nu nog rondloopt in de Ardeense wouden.
De alom gekende ‘Rocher Bayard’ is tevens getuige van het voortbestaan van de legende in Dinant.

Een Ros Beiaardbeeld vinden we eveneens terug in Namen aan de oever van de Maas.
De plaatsen in de Ardennen waar zich een zogeheten Pas-de Bayard bevindt zijn talrijk : Couillet, Stoumont, Huy, Sprimont, Sougne-Remouchamps, Wéris. Ook in de toponymie vinden we verwijzingen naar de Ros Beiaardsage.
In Amsterdam is er een Montalbaanstoren, in Spanje ligt de stad Montalban, in Frankrijk vinden we Montauban.
Bertem in de provincie Vlaams-Brabant verklaart men als ‘peerdheim’, woonplaats van het paard. Een plaatselijke legende vertelt dat daar de wieg van het Ros Beiaard stond en dat er nog afdrukken van zijn hoeven te bemerken zijn.
In vele steden vindt men straatnamen zoals ‘De Vier Heemskinderenstraat’ (Brugge en Brussel), ‘Reynoutstraat’ en ‘Ros Beiaardstraat’ (Dendermonde).
In Geldrop (Nederland) werd eveneens een straat naar de Vier Heemskinderen genoemd. In New York heeft men een Bayardstreet.


Maar ook in Aalst kende men een ros Beiaard

Terwijl het berucht paard reeds ten jare 1464 in de processies van Dendermonde en Mechelen werd opgemerkt zien wij het enkele jaren later ook in Aalst verschijnen.

T personnaige van t Ros Beyaert behoorde toe aan de nering der Winkeliers, die Sint Niklaas als patroonheilige hadden. Tijdens de proceesies van 1519, 1520 en 1521 werd het paard dan ook gedragen door de gezellen der Kattestraat.

Het paard werd na de ommegang overgebracht naar de Zoutstraatpoort om daar bewaard te worden in ‘den blauwen toren’.

Nadien werd het Ros bewaard in het “Engienhuuse” op de Veemarkt, naast het “pilloryn ofte scandpael”, en nog later, in de XVIIe eeuw, verhuisde het naar ‘eene schuur van het Karmelietenklooster’.
De stadsrekeningen van 1661 van 't Broederschap van Sint Niklaas vermelden ”eene betaling, gedaan aan Jozef Maes over t ros Beyaert ghedraegen thebbene uyt den blauwen torren tot int clooster vande Carmclieten deser stede.

De Winkeliers hadden tijdens dat jaar de schrijnwerkers Gaspar van Raffelghem en Peeter Smedt en schilder Robrecht Mattelet met een kranige herstelling van hun paard gelast.
De herstelling in 1661 laat toe om aan te nemen dat het paard nog veel jaren dienst kon doen, hoewel er nog maar weinig over terug gevonden wordt.

Petrus van Nuffel schreef over het Ros Beiaard in Aalst het volgende :

Weinige Aalstenaars weten dat wij eens een Ros Bejaard hadden, en dat het reuzenpaard gedurende ten minste 164 jaren in hunne stad "de ronde maakte", of den ommegang der processie, zooals hij tot op onze dagen onveranderd bleef.

En wij doen opmerken, dat in de middeleeuwen, wanneer geen alignement voorgeschreven werd, de hedendaagsche straten bijlange zoo breed niet waren, en dat de wijk der Kat, tot voor eenige, jaren nog, ongeschonden-primitief was gebleven


De geschiedenis van 'ons' ros stopt hier niet ... maar het vervolg van zijn levensverhaal wordt gekenmerkt door enkele 'incidenten' met Dendermonde.



Dendermonde versus Aalst

In Dendermonde gingen in tussentijd reeds vele ommegangen door maar het is de editie van juni 1952 die in de geschiedenis een belangrijke stempel heeft nagelaten omtrent de aloude vete met de ‘buren’ uit Aalst.
In onze stad werden toen immers snode plannen gesmeed om het Dendermonse 'Peird' te roven...

Het was allemaal heel goed voorbereid … Enkele Aalstenaars (Piet Moereels, Pol De Paepe en Herman De Geest) hadden zich uitgegeven als journalisten en raakten met een smoes binnen in de stelplaats van het Ros. Zij gaven hun ogen en oren de kost, maten alles netjes op en namen ook enkele foto’s waardoor ze de roof naturlijk beter konden voorbereiden.

Tijdens deze verkenningstocht ontdekten ze dat de kop van het bewuste paart uit een balatumachtig zeildoek bestond, en dus niet uit hout zoals men altijd al had gedacht ...
Al heel blij met deze vondst keken ze natuurlijk heel enthousiast uit naar de eigenlijke roof.

Tijdens de nacht van 26 april, kort voor ‘de Ommegang' dus, zouden zij hun slag dan slaan en overgaan tot de ‘ontvoering’.
Wat zij echter niet wisten was het feit dat hun plannen intussen waren uitgelekt, en toen zij op de bewuste nacht verschenen in Dendermonde werden zij er onthaald door enkele stoere binken die hen op de vlucht joegen... De paardenroof mislukte!

Een Dendermonds rijmelaar maakte – heel fier - over dit feit volgend gedicht dat gedeponeerd werd in alle Dendermondse brievenbussen:

“Zo dachten nu de Aalstenaars met hunne lege kop.
Want denken is voor hen iets raars, dat rijmt uit gans dees mop...
Welnu, O 'Aalsterse vrienden', dan is 't niet al wat hier is.
Het eeuwenoude Ros, gewis, is meer dan Aalst kan!
Maar weet u, dat onze Ommegang, urenlang folklore,
vermaard is buiten Aalst, heel ver. Ja, dorpen steden landen door?
En hier kan zeker Aalst niet aan, maar ook dat wist u niet.
Dat wij ver aan de kop wel staan van wat g'in België ziet.
Onze Ommegang heeft derde plaats van Cavalcade of stoet.
Na Brussel en het 'Heilig Bloed'.
Dat Aalst eens beter doet”.

Fier dat men was, omdat het plannetje van de Aalstenaars niet was doorgegaan …

Maar … Hoewel de ontvoeringspoging mislukte, hadden de Aalstenaars hadden natuurlijk wel een grote troef in handen gekregen : de ontdekking dat het ros grotendeels vervaardigd was uit balatum.

Deze vondst werd dan ook heel graag gedeeld met de Dendermondse bevolking. Dat gebeurde in een strooibriefje van 17 mei 1952, dat naar voorbeeld van het rijmpje ook in alle Dendermondse bussen gedeponeerd werd.

“Wie heeft nog nooit van 't Ros gehoord, het Dendermondse Paard,
de roem van der grote Denderstad, en wijd en zijd vermaard?
Op zeven honderd kilogram wordt zijn gewicht geschat.
Wel zes en dertig stoere lui vervoeren 't door de stad.
Van dertig andere paarden werd zijn staart gefabrikeerd,
en hoger dan de daken de top van 't reuzenpeerd.
De eeuwenoud vereerde kop, van d'houtsnijkunst de kroon,
voltooit dit ware meesterwerk.
Legenden...zijn zo schoon.

Tot drie man kwam uit 't boze Aalst vermomd als journalist.
De zuiv're waarheid zochten zij, en niemand die het wist.
De romp, och arm, was leeg en vuil, de staart als van een kalf,
de rug drie meter hoogte slechts, de kop geen vier en half.
Die kop is louter Paffer's bluf, al werd hij schoon gevormd,
maar Lieven Van de Velde's stuk is lang reeds uitgewormd.
Aaneengeflanst, gelapt en hol, wat plakwerk maximum;
voorwaar, voorwaar, 't Ros Beiaard is een paard van balatum.
Waarom dan dweept gans Dendermond' met waardeloze waar?
Wel doodeenvoudigweg om wat volgt: 't is al wat z'hebben daar”.


Het mag dus duidelijk zijn : de naam 'Ros Balatum'  werd toen gebruikt als spotnaam voor het Dendermondse Ros Beiaard, ‘ons’ Aalsters paard zou ‘de moeder van Ros Balatum’ genoemd worden.

Echter, … iets later, en het was eigenlijk niet de bedoeling, is men het Aalsterse paard 'Ros Balatum' gaan noemen.

Het was de groep "de lustige pompiers" van de Genstraatpoort die in 1953 iets speciaals wilden doen voor hun 25 jaar ‘jubelee in de stoet’.

Ze lieten zich inspireren door de mislukte ontvoering en ze besloten om zelf ook een ros te maken. Ze werkten in alle stilte en in het grootste geheim aan ‘de moeder van het ros Balatum’, en er werd aan fotograaf Herman Louies (vader van Jan Louies) gevraagd om het geheel op voorhand vast te leggen op de gevoelige plaat, zodat men al vóór de stoet persberichten met foto’s kon uitsturen.
Gezien de locatie geheim was diende dit geblinddoekt te gebeuren, en zo geschiedde dan ook.

De foto’s verschenen in de media en in de etalage van de winkel en waren meteen ‘the talk of the city’.
Maar … de pers had het allemaal een beetje verkeerd begrepen en berichtte over het Ros Balatum (in plaats van over ‘de moeder van …’).
Er werd nog een rechtzetting gepubliceerd in De Gazette vn Aalst en er werden foldertjes uitgedeeld met een lied over ‘de moeder van …’


… maar het mocht echter allemaal niet baten.


Vanaf toen zou ‘ons’ paard het ‘ros Balatum’ zijn.
Eigenlijk wel een beetje jammer, want daardoor ging de originele bedoeling natuurlijk helemaal verloren.
Een jaar later, in 1954 veranderde men de naam ‘de lustige pompiers’ officieel naar ‘’t Ros Balatum’.

In 1954-55 wou men een nieuwe kop laten maken, gezien men ontdekt had dat deze eigenlijk te klein was in vergelijking met het lijf. 



Er werden broches verkocht ten voordele van een nieuw paard, en het merkwaardige eraan is dat men daar wel nog steeds spreekt over ‘Ros Beiaard’ Aalst.


Het kleinood werd vervaardigd door Marc De Bruyn, die ook voor het maken van de nieuwe kop zou instaan.

Het nieuwe paard werd een prachtstuk, 6.50 meter hoog, 7 meter lang en 3 meter breed. Het geheel was natuurlijk gemaakt uit … balatum ... wat anders?
De kop werd een geheel van jute, papier, ijzer en lijm en woog niet minder dan 250 kilogram.

Het paard was heel flexibel, een echte uitdaging voor de techniekers want het kon achteruit kijken, het kon het hoofd buigen, het beschikte over bewegende lange wimpers en open en dicht gaande ogen.
Via een blaaspijp in de muil van het paard werd er ook confetti gespoten.
Het paard bewoog zich voort door een ingekapselde Opel Kadett.

Het ‘nieuwe’ paard werd ingehuldigd tijdens een cabaretavond en mocht in 1955 zijn opwachting maken in de stoet.

De Aalstenaars hadden al eens getracht het paard van Dendermonde te kidnappen,  … dus was het nu de beurt aan de inwoners van ‘derp d’ voor een tegenzet … of niet?

Het was in de nacht van 15-16 februari 1958, de dag voor carnaval, dat er ingebroken werd in de stadsmagazijnen en het paard werd meegenomen. Het paard werd teruggevonden op de grens met Herdersem.
Niet geheel krasvrij (het ros had een kapotte motor en beschadigde oren) sleepte de politie het Ros terug naar Aalst. Maar ook dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Aan de konker aan de Dendermondse Steenweg vergaten ze om het hoofd te doen buigen, … Lichte aanvaring met de brug dus, en de kop geraakte hierdoor nog erger beschadigd.


Gelukkig zijn er in Aalst veel goede techniekers (carnaval bewijst dit elk jaar opnieuw) en kreeg men het diertje toch terug aan de praat om mee te gaan in de stoet.

Het droeg tijdens de stoet een plakkaat met daarop vermeld ‘Weliswaar gehavend in de strijd, maar d’Ajoinen zijn me nog niet kwijt’.

Het was bijna vanzelfsprekend dat er meteen met de vinger gewezen werd naar ‘derp d’, maar een week later bleek dat het eigenlijk de Aalsterse ‘Sloebers’ waren die achter deze roof / vernieling zaten. Na een ruzie met één van de makers van het ros kwamen zij immers op het ‘lumineuze’ idee om het ros naar Dendermonde te brengen.

Zij zouden hun discussie winnen en de Dendermondenaars zouden het moeten verduren.

Natuurlijk zorgde dit voor heel wat ongenoegen en men bracht de daders zelfs voor de rechtbank … tja … in Dendermonde … 
Een gevangenisstraf van 8 dagen was het resultaat, maar na bemiddeling van Marcel De Bisschop en minister Moyerssoen werd het voorval toch maar geklasseerd en met de mantel der liefde bedekt.

Het was nu aan de Dendermondenaren om een plakkaat te maken.
Aan ons stadhuis stond dus te lezen :

‘'t Ros Balatum werd snood geroofd, geen ruiter die uw klacht gelooft.
Geen eerlijk man uit Dendermonde heeft ooit het roverswaard gevonden.
Liept gij niet zelf ermede heen en braakt het beestje kop en been?
Laat nu uw scharminkel rustig los: wij hebben 't echte Beiaard-ros.
Straks doet het weer in Dendermonde in pracht en praal zijn ereronde.
Weent dan van nijd bij 't schaamle puin van Balatum. En vreet ajuin!"

Aan de voet van Dirk Martens werd een tweede plakkaat geplaatst:

 "Zijn er wel mensen half zo dom als die van het Ros Balatum,
die - tot verheuging van zo velen - hun fameus paardje lieten stelen?
Wij zijn van vroeger reeds geleerd, hoe zorg te dragen voor ons peerd!
Dat z'er maar een hand aan steken, ze zullen wel hun nekke breken!
Want Dendermondse politiek gebruikt de wondren der techniek,
die onomstootbaar zal bewijzen, wie zotten zijn en wie...de wijzen!”

Er volgden twee jaren zonder paard omwille van ruzie binnen de groep ‘’t Ros Balatum’. De groep splitste en doordat er geen akkoord werd gevonden over co-ouderschap bleef het beestje op stal in 1959 en 1960.
Het feestcomité besliste om het paard aan te kopen en terug te laten zien in de stoet van 1961.
Op onderstaande foto het ros in 1964


Enkele jaren later, we schrijven 1965, bleek het dier wat last te hebben van slijtage. Tja, als je jaarlijks buitenkomt kan dat gebeuren natuurlijk.
Er werd opdracht gegeven om het op te kalefateren voor de stoet van het jaar daarop.

Enkele herstellingen volgden, met als ‘kers op de taart’ (of eigenlijk ‘kop op het paard’) een nieuw werk van Marc De Bruyn. Deze nieuwe kop werd vervaardigd uit een houten frame met betonijzer, kiekendraad en jute. Later werd het geheel afgewerkt met gips (plaaster). De manier eigenlijk waarop in die tijd de karnavalskoppen werden gemaakt.

Bij het buitenrijden voor de stoet van 1970 was het leed nog niet geleden en mistrapte het beestje zich schromelijk. Het knalde bij het verlaten van de stadsmagazijnen recht tegen de tegenoverliggende muur en de kop werd over deze muur gekatapulteerd.

Resultaat, de kop was niet meer te gebruiken … Toch reed het Ros dat jaar mee in de stoet, weliswaar ‘koploos’ … 

Natuurlijk waren ook dan de geruchten te horen als zouden ‘die van eiremonne’ achter de vernieling hebben gezeten. Men was te fier (eigenlijk 'te beschaamd') om te zeggen dat het om een ongeval ging, en dus startte men een hele complottheorie over 'die van eiremonne' die de kop zouden hebben gestolen ...
Niets was minder waar uiteraard … 

De kop bleek onherstelbaar te zijn en het ros werd voor herstelling naar het atelier van Marc De Bruyn gereden. 
Deze maakte een nieuwe kop in polyester, maar er werd hierdoor natuurlijk opnieuw een jaar ‘verloren’. 
Liever dan nog eens zonder kop de stoet in te gaan, het was echt geen zicht, besloot men in 1971 dus wijselijk om opnieuw een jaartje over te slaan.

Hier een foto van het ros in 1974.


Dat het ros niet altijd een aandachtig verkeersgebruiker was, mag verder ook blijken uit een lichte aanrijding met een auto. Dit gebeurde in 1978 en had als gevolg dat het ros het jaar daarop niet meer verzekerd kon worden omdat het niet over een nummerplaat en boorddocumenten beschikte.

Er werd toen beslist om het te laten voorttrekken door een tractor.
.. een tractor met de melding ‘verboden achter de maaier te lopen, doodsgevaar’ en daarachter op amper een meter afstand … het paard ...  ‘allien in Oilsjt’ …

In 1991 werd ons ros dan opnieuw bijna slachtoffer van een … ‘horsenapping’.

Een delegatie van de Dendermondse prinsencaemere wou het ros komen stelen, maar had geen rekening gehouden met het enorme gewicht. Ze kregen er geen millimeter beweging in, en er werd dan maar besloten om enkele atrributen te stelen.
Deze werden pas teruggegeven na een tegenprestatie. De Draeckenieren, vergezeld door Gracienne Van Nieuwenborgh moesten in Dendermonde het Ros Beiaardlied gaan zingen, en na afloop zouden ze netjes de schilden en vlaggen terugkrijgen. Zo gezegd zo gedaan ...  

1999 Werd dan het jaar van de ‘hulp aan derdewereldgebied’. 
De dragers van het Dendermondse paard hadden nog niet kunnen oefenen voor de ommegang, en uit protest kwamen ze dan maar naar Aalst waar ze, volledig gesteund door De Draeckenieren’ konden oefenen met een houten speelgoedpaardje.
Het was nogal een zicht, ... die ‘beren van pijnders’ op hun klein ‘pereken’ 😊

De Draeckenieren houden zich trouwens bezig met de 'officiële communicaties' aangaande het paard. Zij houden ons op de hoogte van het reilen en zeilen van onze buren, en af en toe steken ze er ook eens de draak mee ... steeds op een ludieke manier natuurlijk ... We blijven immers buren.

In 2005 werd werk gemaakt van een grondige restauratie van het paard. Het werd helemaal ontmanteld en de houten onderdelen werden volledig opnieuw met kippengaas beslagen. De kop en de rug bleven in originele staat maar kregen wel een nieuw laagje verf.

Het geheel werd afgewerkt door een nieuw gewaad in de stadskleuren en met stadsschild vooraan.

Vanaf dat jaar zou het ros ook opnieuw ajuinen kunnen laten vallen en kon er ook water gespoten worden uit de neusgaten.

In 2010 volgde wat paniek over de Mexicaanse griep die de wereld teisterde. Het paard zou dit jaar nog eens buiten mogen maar zou het dit virus wel kunnen overleven?
Volgende – oprecht gemeende – tekenen van medelijden werden geuit door de Aalsterse carnavalisten.


Van 1975 tot 2012 was het Peter Merckx die vaste chauffeur was van het paard. Toen hij echter op pensioen ging werd de opvolging verzekerd door Guy Walgraef (Guyken 'ding dong' van in d'hallen).

In dat jaar reden ze nog even samen zodat Peter 'de kneepjes van het vak' kon overbrengen aan Guy.  Het rijden met het paard vergt immers toch enkele kennis. 
Het gaat om een oude motor (dd 1955) en er zitten 4 kinderen bovenop. Bruusk remmen is dus 'not done'. Daarenboven is het zicht ook heel beperkt. 
De truuk om in het midden te blijven is eigenlijk de doorlopende witte lijn in het midden van de straat volgen, en wanneer deze er niet is : focussen op de trekhaak van de voorrijdende tractor.
En dan moet er nog gelet worden op enkele plaatsen waar de kop naar beneden moet wegens 'te laag'.
… en zo kwam het dat het paard dat jaar met een 'L' doorheen de stoet reed.

Minachting over ons aangedreven paard komt natuurlijk van de kant van Dendermonde, van waar anders ... 
Zo lezen we bijvoorbeeld : 

'vanbinnen lijkt het op een soort bus met motor, stuur en zitplaats voor een chauffeur. Het doet denken aan die oude puffende autobussen uit de verfilmingen van Agatha Christies detectiveromans, ook al een verhaal vol stokoude tot op de draad versleten roddeltantes ... Als het een slak voorbijsteekt is het omdat de slak wat ziekjes is ...'
'Wat men van het Ros Beiaard niet kan zeggen. Daar zorgen sterke mannen voor paardenkracht, dat stinkt niet en is puur bio, zuivere natuurkracht' ...'

Soit, we zullen maar niet beginnen over de 'basketsloefkes' van 'hùn' paard natuurlijk ... of over het feit dat die 'puur bio, zuivere natuurkracht' ook wel zijn geurtjes heeft ...
Anders zijn ze 'ginderachter'  hoogstwaarschijnlijk weer op hun tenen getrapt ...


In november 2019 was er dan wel even écht paniek in Dendermonde, want het Aalsters paard was gespot in Herdersem, waarschijnlijk om de één of andere frats te komen uithalen naar aanleiding van de voorziene ommegang in 2020.
Het paard hield echter halt in Wieze, waar het een optreden kwam verzorgen in het Oilsjters Zangpalois van de Aalsterse Prinsencaemere.

De burgemeester had hiervoor toestemming gegeven en men kreeg hulp van de Lodderoeigen om alles te doen slagen. Men mocht immers geen motor aanzetten in een volle zaal omwille van veiligheidsmaatregelen, dus werden de techniekers van deze groep aangesproken om te depanneren.

Het idee alleen al dat ons Ros naar Dendermonde zou trekken om hen te treiteren ... We zouden niet durven :-) 

Geheel volgens de sage nemen bij elke ommegang vier jeugdige broers uit Dendermonde, de Vier Heemskinderen, op het paard plaats. Zij zijn getooid in volledige ridderuitrusting. 
Hun fysieke prestatie is al even bewonderenswaardig als die van de Pijnders (dragers), gezien hun positie op de brede rug van het paard en de duurtijd van de ommegang. 
Zij worden dan ook maanden op voorhand voorbereid door een kinesist.

Bij de tienjaarlijkse ommegang heeft de keuze van de Vier Heemskinderen (Aymons kinderen) heel wat voeten in de aarde want de selectiecriteria zijn niet min: 

·         Het moeten vier opeenvolgende broers zijn, zonder meisje ertussen.
·         Ze moeten in Dendermonde geboren zijn.
·         De ouders en de grootouders moeten in Dendermonde geboren zijn.
·         Ze moeten tussen de 7 en 21 jaar zijn op de dag van de ommegang.
·         Ze moeten woonachtig zijn in Dendermonde of een deelgemeente.

In Aalst steekt het allemaal zo nauw niet natuurlijk. Gewoon ... 4 kinderen en 'klaar' ...

Vroeger was de aanstelling van de vier in Aalst een politiek gegeven (volgens het 'wie kent wie' principe) maar de laatste jaren gebeurt dit via een kwis of spel. 
Zo moesten de kandidaten al een maquette maken van een carnavalswagen, vragen beantwoorden, een affiche maken, om ter rapst op een schommelpaardje gaan zitten (locatie werd bekend gemaakt via Facebook – vergelijk het concept wat met ‘de stoel’ op VRT), ... Zelfs een loting tussen de kandidaten is al eens criterium geweest om het paard te mogen bestijgen.

Carnaval 2020 werd voor de 4 Aalsterse heemskinderen een beetje een domper. Omwille van de aangekondigde storm en de hoge windsnelheden mochten zij het ros niet bestijgen.
In plaats daarvan moesten zij te voet het hele traject afleggen ... een niet voorziene hindernis, maar wel heel nodig voor de veiligheid. Tijdens de maandagstoet mochten ze dan wel meerijden.

Het Dendermondse paard is, zoals ondertussen reeds duidelijk geworden is, een doorn in het oog voor de Aalstenaars die het een nogal ‘overdreven’ en ‘pathetisch’ schouwspel vinden … 
Zoveel ophef maken over een paard dat één keer om de zoveel tijd "rondjes" maakt en daarbij heel wat volk tot tranen toe beweegt … belachelijk eigenlijk … of moeten we compassie hebben met onze 'buren'?

Het is dan ook een sport geworden om - vooral voor en tijdens de carnavalsperiode én naar aanleiding van hun ommegang - de spot te drijven met dat paard, en dit tot grote verontwaardiging van de Dendermondenaars. 


Terug naar Dendermonde

Op  29 mei 2022 was het zover. Deze nieuwe datum werd gekozen nadat de originele (24 mei 2020 én een alternatief op 30 mei 2021) écht niet kon wegens de corona-crisis in België en de rest van de wereld. 
Het zou onverantwoord zijn om een massabijeenkomst te organiseren, met verschillende binnen- en buitenlandse bezoekers. Het is een lang wikken en wegen geweest, maar de gezondheid van de mensen primeert toch op het economische.

Het Ros Beiaard, de drie gildereuzen en het folkloristisch patrimonium vinden hun oorsprong in de religieuze processies die in de Middeleeuwen door de straten van Dendermonde trokken. 
Sinds de 15e eeuw werden aan deze processies steeds meer wereldse elementen toegevoegd, waaronder bijvoorbeeld reuzenfiguren. Doorheen de tijd groeide het Ros Beiaard uit tot de hoofdrolspeler van zijn eigen ommegang. 

Elke 10 jaar wordt het Ros Beiaard uit Dendermonde onder massale belangstelling door de stad gedragen. Het Ros Beiaard wordt voorafgegaan door een middeleeuwse ommegang met honderden figuranten, acrobaten en wagens waarin ook de sage van Ros Beiaard verteld wordt.

De spanning en nervositeit stegen en in 'het derp' leefde elke inwoner in extase naar de ommegang van het Ros Beiaard toe. Met vele nevenactiviteiten wordt er dan ook maandenlang uitgekeken naar de dag van de ommegang.

Experts zijn het er over eens dat de kop tamelijk oud moet zijn. 
En wie 'kop' zegt, zegt ook Aalst ... Jaja, ook daar hebben we iets over te zeggen.

Volgens sommigen werd hij gebeeldhouwd in 1754. 
Andere bronnen verklaren dat hij omstreeks 1600 werd vervaardigd.

De Dendermondse traditie houdt het er echter op dat het nog steeds dezelfde, originele, kop is die ooit werd gebeiteld door Lieven Van de Velde.
Die kunstenaar bracht veel van zijn tijd door in herbergen. Hij was verslaafd aan alcohol, verwaarloosde zijn gezin en toen zijn geld opraakte, smeedde hij plannen om een jonge man te overvallen en zijn geld te roven. 
Helaas bleek hij het verkeerde slachtoffer te hebben uitgekozen en werd hij opgesloten. 
De rechters veroordeelden hem tot de strop.

Ondertussen werd het nieuws bekendgemaakt dat het Ros Beiaard opnieuw zijn ronde zou maken in de stad van Dendermonde, maar er was een probleem. De kop van het beroemde Ros Beiaard was door houtwormen namelijk herleid tot brandhout en dat kon dus absoluut niet.

Er bleek echter maar één kunstenaar in de stad te zijn die op een korte tijd een nieuwe kop kon beitelen, met name Van de Velde. 
In ruil voor zijn vrijlating zou hij een nieuwe kop beitelen. 
De nieuwe kop werd gemaakt en daarna leefde Van de Velde, nog steeds volgens de overlevering, nog een voorbeeldig leven in vrijheid. 
Volgens sommige versies van het verhaal heeft men echter de ogen van de kunstenaar uitgestoken om te vermijden dat hij nog een tweede dergelijk kunstwerk zou maken …

En als het op ‘eer’ aankomt staat Aalst natuurlijk voorop om te melden dat Van De Velde eigenlijk geen Dendermondenaar was, maar wel een Aalstenaar die daar gevangen zat …

Wie herinnert zich niet de gezongen wederzijdse rivaliteit tussen Dendermonde en Aalst? 

"'t Ros Beiaard doet zijn ronde, 
in de stad van Dendermonde. 
Die van Aalst die zijn zo kwaad, 
omdat hier 't Ros Beiaard gaat...", 

waarop de Aalstenaars natuurlijk ook een eigen versie hebben ...


De rivaliteit tussen beide plaatsen zit er diep ingebakken en is eeuwenoud!
Velen denken echter dat deze vete het bezit van het alomgekende Ros Beiaard als oorzaak heeft.
Niets is echter minder waar beste mensen! Deze vete dateert reeds van véél vroeger.
Maar daarover gaat het IN DIT ARTIKEL.

Iedere Dendermondenaar mag vanaf deze editie gratis de Ros Beiaardommegang gaan bekijken, de staanplaatsen rond de Grote Markt zijn nu ook gratis, alleen de tribuneplaatsen op de markt zijn betalend. 
De staanplaatsen langs het parcours op de voetpaden zijn altijd al gratis geweest, maar de stad vreest nu dat inwoners die langs het parcours wonen, zullen proberen om stoelen te verhuren op het voetpad voor hun woning.

Burgemeester Piet Buyse is duidelijk: "Op het hele parcours kunnen wij niet toelaten dat er hindernissen zullen geplaatst worden. Dus geen eetstandjes, geen andere zaken die in de weg zullen staan en dus ook geen stoelen op een trottoir." 
Er werden 100.000 toeschouwers verwacht en stoelen langs het parcours zouden onveilige toestanden veroorzaken. Het politiereglement bevestigt dit.

Zelfs in ernstige zaken zoals een politiereglement voor de Ros Beiaardommegang, blijft de folkloristische vete tussen Dendermonde en Aalst verder leven. Het document, goedgekeurd door de Dendermondse gemeenteraad, bevat een wel heel bijzondere regel: ajuinen niet toegelaten! Aalstenaars zijn dus maar beter voorzichtig als ze het toch over hun hart zouden krijgen om het Ros Beiaard op 24 mei te gaan bewonderen.

Tijdens de Ros Beiaardommegang worden ajuinen enkel toegelaten in uiterst verdunde vorm of als afgeleid product. Het bezit, de verkoop en het gebruik van rauwe ajuinen zijn niet toegelaten binnen een straal van 100 meter rond de Hollandse Kazerne”, klinkt het.

Of deze regel opzettelijk bedoeld is om Aalstenaars te weren van de Ros Beiaardommegang, daar sprak de Dendermondse gemeenteraad zich niet over uit. 
Velen in Dendermonde menen immers dat de Aalstenaars beter wel een kijkje komen nemen: “Ze kunnen nog iets leren van onze echte folklore, zonder discussie Unesco Werelderfgoed”. 

Eén ding staat echter vast: Eer Peerd mag gien ajoinen!

Enkele ogenblikken na het verschijnen van dit reglement werd een Facebookpagina aangemaakt, ‘ajuinverkoop op 101 meter van de kazerne, met ondertussen een 500-tal geïnteresseerden.

En tijdens een nachtelijke patrouille stootte de Dendermondse politie ook al op een stel carnavalisten die ajuin aan het planten waren …

De daders konden niet gevat worden, maar al snel eiste ‘AKV Bedesterd’ deze aktie op. 
We verdedigen ons zonder wapens, maar wel met spot en lach’ was hun niet mis te verstane statement.

De politie van hun kant verklaarde ‘Om 02u48 roken enkele dappere Dendermondenaren onraad en maakten ze onze stad opnieuw proper en geurvrij. Dankzij deze twee onbekende helden moest de lokale politie de ontjuiningsdienst niet oproepen’. 

Ook geeft de politie tips om de handen opnieuw proper te krijgen. ‘Uiengeur verdwijnt als je je handen inwrijft met zout of tandpasta. Daarna spoel je je handen af’.

Dat het niet de laatste frats zal zijn in verband met het paard staat vast.
Het is eens aan Dendermonde, en het is eens aan Aalst … en dat is iets wat niet mag verdwijnen ...

De fijne spot die dit steeds teweeg brengt doet steeds een lach verschijnen, maar één ding is zeker :  op die bewuste dag... “gojje ni moete zjiëvere of diskettéire, want ons Peirt is vanachter zu schuën as vavéire!” (zo zeggen ze het in eiremonne …)

en wij – Oilsjteneers – zeggen : eir peerd!


De ommegang is eigenlijk om de 10 jaar voorzien, maar 'eiremonne' en 'tellen' is nooit een sterke combinatie geweest, en dus wordt de volgende editie reeds in 2030 verwacht (alle gekheid op een stokje, da's natuurlijk omdat men de vorige keer 12 jaar heeft moeten wachten, en men alles terug 'juist' op de kalender wil krijgen). 


Bronnen :

HLN regio Dendermonde 12/02/2020
HLN 16/2/2012
De gazet van Aalst 15/1/1956 – 20/2/1958 – 9/3/1958 - 15/6/1958 - 19/6/1958
De gazet van Aalst  4/3/1965 – 6/3/1965
De Voorpost 2/3/1979
Het Nieuwsblad 16/2/2012
Gazet van antwerpen 31/5/1999
FaceBookpagina ‘Aalsterse reuzen’
Wikipedia
Leca.be
De Omgang met het Allerheiligste te Aalst – 1922 – Petrus Van Nuffel
De Historie van de vier Vrome Ridders genaemd de vier Hems Kinderen – 1619 - Jozef Thys
Kroniek over een Aalsterse carnavalgroep – De Sloebers (Buys R)
rosbeiaard.be – historiek
willyvandamme.wordpress
rosbeiaard.be – ‘ons ros voor dummies’ - Nelle Sarens
suskeenwiske.ophetwww.net/albums/4kl/151.php
foto koploos paard – Jempi – seniorenblog Dendermonde
clipke ’t peerd van deiremonne – Johnny en de prinsjencaemere – via YouTube (Montooken
clipke eir peerd – De Fleksies – via YouTube(Montooken) 
clipke Deiremonne in paniek (Mexicaanse griep)ç – AKV Tisj – via YouTube (Montooken
vrt.be 2/12/2019
TV Oost 26/03/2020, persconferentie burgemeester Buysse