Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 25 oktober 2019

Stadspark - Groot Park - Park Schepen De Wolf

Het Stadspark, bij de Aalstenaars ook gekend als ’t groeit park, of Park Schepen De Wolf, is eigenlijk een kunstmatig natuurdomein (het gaat niet om natuurlijke vijvers) met een recreatieve-educatieve functie. Het park beslaat een oppervlakte van circa 15 ha.


Het ligt ten zuiden van het stadscentrum, en wordt begrensd door de Parklaan, De Wolfstraat en Erembodegemstraat. Het park ligt vervat tussen de stedelijke sportterreinen en de industriezone aan de Dender. In het zuiden loopt het park over in het natuurreservaat het Osbroek.


Het stadspark van Aalst werd aangelegd tussen 1915 en 1916 onder impuls van schepen Désiré De Wolf. Het park is opgevat als een ruim recreatieoord met wandelpaden en speelterreinen rond twee visvijvers: de Ballonvijver en de Spiegelvijver. 
De oorspronkelijke constructies in het park (een melkhuis, een kaarthuisje, een tuinhuisje en een brug) ademen nog steeds de typische sfeer van begin 20e eeuw uit. Het park kan deels ook opgevat worden als een arboretum (met een inventaris van meer dan 100 diverse boomsoorten).

Het idee om van een gedeelte van het Osbroek een park te maken ontstond in de kringen van vooraanstaande welstellende burgers bij het begin van de Eerste Wereldoorlog.

Dit gebeurde in navolging van het idee voor de aanleg van een groots opgezet park dat reeds in de tweede helft van de 19de eeuw tot stand kwam. De toenmalige schepen van openbare werken Désiré De Wolf zette dat idee om in werkelijkheid, nadat schepen van financiën Moyersoen het Osbroek in 1910-1911 had aangekocht voor openbaar nut.

Hierbij het herdenkingsbeeld voor schepen Désiré De Wolf, dat in het park terug te vinden is.


De gronden maakten deel uit van het Osbroek, dat al in de 13de eeuw als moerasbos en hooiland werd omschreven. Dat de gronden nooit als akker zijn bewerkt, hebben ze te danken aan hun slechte afwatering en de lage ligging. In de 18de eeuw werd er turf gewonnen, waarna op de ontgonnen gebieden elzen werden aangeplant voor brandhout.


Onder beleid van de schepen werd in 1915-1916 naar ontwerp van tuinarchitect Louis-Julien Breydel (1868-1941) een deel van het Osbroek omgetoverd in een landschappelijk park van 15 hectare, waarvan 1 hectare uit wateroppervlakte bestond.

Hier een foto uit 1915, die laat zien hoe de vijvers manueel uitgegraven werden.


De aanleg van het stadspark was trouwens een tewerkstellingsproject


Het hele project had niet enkel een esthetisch doel. Omwille van de oorlog lag de Aalsterse industrie zo goed als stil, en de aanleg van dit park kon talloze werklozen toch werk én inkomen verschaffen.
Dat de werken enkel en alleen zouden dienen om te verhinderen dat Aalsterse mannen door de Duitsers zouden worden gedeporteerd naar werkkampen, klopt niet. Deze deportaties begonnen pas in oktober 1916, terwijl de aanleg van het park reeds afgewerkt was op 29 maart 1916.

De uitvoering van de werken startte op 24 juli 1915 met 36 werklieden, een aantal dat snel tot 650 arbeiders en 15 toezichters steeg. De laatste boom werd geplant op 29 maart 1916.
In totaal werden 5650 (ongeveer 200 soorten) en 34000 struiken geplant.

Hierbij een beeldje van het park in 1917 : 


Vele planten werden bezorgd door de toenmalige Duitse stadscommandant, een kasteelheer, die speciale bomen uit zijn domein of elders uit Duitsland liet aanvoeren. In de vijvers werden ongeveer 21000 vissen uitgezet. In de verschillende vijvers werden in totaal zo'n 15.000 blieken, 4.500 grondelingen, 200 goudkarpers, 500 spiegelkarpers, 500 gewone karpers en talloze andere soorten uitgezet.
Al vlug merkte men echter dat vele vissen uit de vijvers 'zomaar' verdwenen, en op het menu van de hongerlijdende stadsbewoners terecht kwamen

Het park werd openbaar geopend op 1 juli 1916.

Vroeger stond er ook nog een Duits kanon, dat ondertussen verdwenen is.


Het ging over een zustertje van de 'Dicke Bertha' dat door het Belgische leger werd buitgemaakt en na de eerste wereldoorlog in het stadspark werd opgesteld.Tijdens de oorlog verscheen een Duits soldatenblad 'De Sturm'. De opsteller ervan, de Duitse soldaat-journalist Neuhaus, een zeer humoristisch man, liet op zekere dag doorschemeren dat Kaiser Wilhelm zijn vrouw Augusta, ontrouw was geworden. De Kaiser zou zijn hart verpand hebben aan 'Dicke Bertha'. 

Neuhaus werd op het matje geroepen, maar kon zijn vel redden met de verklaring dat hij door dergelijke humor het moreel van de soldaten hoog trachtte te houden, en zo een voorbeeld wou stellen. Alle Duitsers zouden hun hart moeten verpanden aan het beruchte kanon 'Dicke Bertha'.  Het kanon werd natuurlijk een grote attractie in het park, maar is intussen verdwenen .

Ook drie enorme beelden die opgesteld stonden aan de spiegelvijver, behoren tegenwoordig jammer genoeg reeds tot het verleden.


Deze beelden kwamen eigenlijk van de Markizaatruïne / domein 'Mesen' in Lede. Eén van de eerste grote verbouwingen van het gebouw, leidde tot het verwijderen van de 3 weinig zedig uitziende vrouwenbeelden die zich bevonden op en naast het fronton op de voorgevel. 

Het was 'Markies Johannes Franciscus Nicolaas de Bete' die aan de zijde van Frankrijk vocht tegen de coalitie van Groot Brittannië en de noordelijke Nederlanden. Meer bepaald in de veldslag van Ekeren en Ramillies. Uiteindelijk, door de vrede, zou de hertog van Anjou de nieuwe Spaanse koning worden. 
De Leedse markies werd als dank gouverneur van Palma en bovendien ook onderkoning van Mallorca. Hij veroverde ook de huidige Spaanse enclave Ceuta (Marokko), waar overigens ook nog een straatnaam aan herinnert. Hij kreeg slechts op latere leeftijd een zoon, Emmanuel. Deze bouwde het markiezenkasteel, met een voorgevel waarop drie beelden van 'éénborstige dames' prijkten. 
Die werden er in 1897 door de zusters Kanunnikessen afgehaald, om jaren later opnieuw op te duiken aan de spiegelvijver in Aalst. Ook daar zijn de beelden intussen verdwenen, ik heb jammer genoeg nergens kunnen terugvinden waar deze momenteel zouden zijn.

Reeds in de zomer van 1916 lokte het Aalsterse stadspark een enorme hoeveelheid geïnteresseerde wandelaars. Een Zwitsers journalist die een reportage maakte in het bezette Belgische gebied, was zo fel onder de indruk van deze Aalsterse 'oorlogsprestatie' dat hij eer een aparte column aan wijdde in zijn krant en het een voorbeeld noemde van de werkkracht en de moed van de Belgische bevolking.
Op Hemelvaartsdag van datzelfde jaar bereikte het aantal bezoekers een recordhoogte van 5626.
Het stadsbestuur had blijkbaar grootse plannen met het park. Hier een afbeelding waaruit dit duidelijk blijkt. Het opschrift 'camping' laat zeker vermoeden dat men grondig dacht aan de toeristische uitbouw van de stad.

Oorspronkelijk deed het originele melkhuisje meteen ook dienst als kaartershuisje. Op zaterdag 14 februari 1948 werd aanvang genomen voor een nieuw- en groter - kaartershuisje. 
Erevoorzitter, Laurent De Wolf (schepen van openbare werken) legde de eerste steen van het zaaltje dat in de toekomst als clublokaal voor 'De lustige kaarters' zou gebruikt worden. In hetzelfde artikel (Gazet van Aalst 19/2/1948) stond trouwens nog meer goed nieuws. Kortelings zouden ook immers de vijvers uitgediept worden ten einde de gepensioneerde vissers toe te laten hun geliefkoosde sport te kunnen uitoefenen. 
Hierbij een foto van het toen nieuw aangelegde kaartershuisje : 


Het melkhuisje dan. Dit gebouw dankt zijn naam niet aan de - toen zelfs nog onbekende - kabouter Plop, maar wel aan de verplichte en onbeperkte verkoop van melkproducten vanaf 1916.
Tot op de dag van vandaag kan je in het melkhuisje, met gezellig terras, steeds terecht voor een hapje en een drankje, en een prachtig uitzicht op het park.
Het huidige melkhuisje werd op 22 mei 1955 in gebruik genomen. Het verving het oorspronkelijke melkhuisje uit 1916.
Hieronder een foto uit de jaren '50


In 1960 werd beslist om het miniatuur golfterrein dat toen aanwezig was in het park, te veranderen naar een hertenpark. Het reglement van de concessie van het Melkhuisje wordt aangepast en er wordt een akkoord afgesloten inzake het inrichten, het onderhoud, en vooral omtrent de verantoordelijkheid van dergelijk hertenpark, zonder dat er een vergoeding zou gevraagd worden van de stad.

In mei 1976 werd het Melkhuisje getroffen door een uitslaande brand. Enkel de buitenmuren stonden nog recht, voor het overige werd praktisch alles vernield.


Op vrijdag 17 maart 1978 werden verschillende Aalsterse vooraanstaanden verwelkomd door de heer Petit en zijn echtgenote 'Maria (Matthijs) van 't Melkhoizeken'. De gelegenheid was de officiële heropening van de zaak. Burgemeester D'Haeseleer meende dat de heropening een belangrijk evenement was voor de stad, en dit omdat daarmee een toestand werd hersteld, die als voorbeeld geldt voor het perfect samengaan van natuur en steen. 

Op de schouders van de uitbaters van het Melkhuisje zou, volgens de burgemeester, een zware verantwoordelijkheid rusten, want zij moeten erover waken dat het er altijd heel milieuvriendelijk aan toe zou gaan. De burgemeester zei 'Moge dit melkhuizeken en dit park een toevlucht zijn voor velen, die al eens nood voelen om te herademen en te genieten van de pure natuur'.
Schepen De Neve wees er op dat het melkhuisje, hoewel in 1955 pas plechtig geopend, reeds in 1953 te zien was op een karnavalswagen in Aalst. Net op zijn 21ste verjaardag brandde het uit. Gezien de belangrijke functie van het gebouw, werd zeer snel gestart om alles terug op te bouwen en in orde te brengen . 

In 2022 was er wat commotie omtrent het 'Melkhuisje'. 
Dat wordt door de stad verhuurd via een concessie.  De huidige concessionarissen Maggy Carael (55) en Albert Verpeten (69) hebben besloten hun uitbating na 31 augustus niet verder te zetten omdat de huurprijs ( 3.293,87 euro per maand!) voor hen te hoog is.
De stad moet dus op zoek naar nieuwe uitbaters, maar niet vooraleer het Melkhuisje wordt opgeknapt. De zaak is immers in slechte staat en niet meer in orde volgens verschillende richtlijnen en reglementen.
De nieuwe uitbater van Het Melkhuisje krijgt van de stad 118.000 euro steun voor renovatiewerken, maar dat bedrag zou de enorme kosten nooit kunnen dekken.

De nieuwe concessie zal minimum 15 en maximaal 24 jaar lopen. De stad rekent op een jaarlijkse vergoeding van minimum €12.000, wat lager is dan de huidige concessievergoeding. “Gelet op de investeringen die de nieuwe concessionaris zal doen, voorzien we een lagere vergoeding dan nu het geval is en tevens een korting gedurende de eerste 2 jaren om de opstart te vergemakkelijken,” zegt schepen De Ridder hierover.

Uiteindelijk hoopt de stad met de nieuwe concessie extra beleving in het Stadspark te creëren. “Het Stadspark blijft een toplocatie, zeker met de speeltuin voor het Melkhuisje. Met de ontwikkeling van Zuidkaai en de toekomstige uitbreiding van het park zal dat alleen nog verbeteren. Ik hoop op een nieuwe trekpleister voor onze stad, zoals dat ook het geval is in andere steden. Daar wordt iedereen beter van,” sluit de schepen af.

De toelage van de stad bleek echter niet voldoende, begin 2023 was er nog steeds geen nieuwe concessiehouder gevonden, en wordt daarom opgetrokken. “Die toelage bedraagt nu 250.000 euro in plaats van 118.000 euro”, zegt schepen De Ridder. 

“Dat is geld dat de kandidaat niet meer bij de bank moet lenen. Het geld zal ingezet worden om de verbouwingswerken tot een goed einde te brengen. Tijdens de rondleidingen is er onder meer een loden buis aan het licht gekomen, voor de watertoevoer. Dat kan niet meer. De stad zal die kosten dragen”, zegt de schepen. 
De minimale concessievergoeding is nu wel verhoogd van 12.000 euro per jaar naar 15.000 euro per jaar, exclusief BTW. 1.235 euro per maand dus, voor 24 jaar.

Op 3 en 10 maart 2023 zijn er plaatsbezoeken, en ten laatste tegen 18 april moeten de kandidaturen binnen zijn. In juni 2023 wil de stad de concessie toewijzen en kunnen de verbouwingen starten. Het Melkhuisje zal ten vroegste in april 2024 terug opengaan. “Tijdens de zomer kan de concessionaris wel een pop-up voorzien”, zegt de stad.

Op 9 maart 1977 werd het stadspark beschermd als landschap. Dit leidde tot een doordachter beheer, en nog later ook tot een verjonging van het struiken- en bomenbestand.

Bij de restauratie van het park - die in 2003 ook genomineerd werd voor de Vlaamse Monumentenprijs - werd het oorspronkelijke ontwerp tot in de kleinste details gerespecteerd, wat soms leidde tot heel ingrijpende herstelmaatregelen, zoals bijvoorbeeld de heraanleg van de inkomdreef met dertig lindes.
Bij het oorspronkelijke ontwerp werd trouwens reeds veel aandacht besteed aan de belevingswaarde van de wandelaars. De zichten werden telkens zodanig opgebouwd dat men bijna altijd een gedeelte van de vijver, een bomengroep, een brugje of een heerstergroep ziet. Er werd ook veel gebruik gemaakt van wintergroene bomen en heersters om het park ook tijdens de winter toch nog kleurrijk te houden. 
Sinds 5 oktober 2009 mag daar ook nog de vaststelling als 'bouwkundig erfgoed' aan toegevoegd worden. 

In juli 2015, naar aanleiding van het 100- jarig bestaan van het park, werd ook een herinneringsboom geplant. 

Het Stadspark bestaat uit verschillende waterpartijen omgeven door grasperken met groepen opgaande bomen doorkruist door slingerende wandelpaden. In het park zijn nog duidelijk de elementen van de landschappelijke aanleg, namelijk in het noordelijk gedeelte met de ballonvijvers, herkenbaar. 


De strakke, rechthoekige spiegelvijver in het zuidwesten wijst op een meer geometrische aanleg en wordt omgeven door bospercelen aansluitend bij het Osbroek. 
De 'bogengevel' die aan de kop van de spiegelvijver behoorde trouwens toe aan het koetshuis 'Van der Haegen'  in de Nieuwstraat.


De voorgevel van de stallingen werd gedemonteerd en in 1966 netjes heropgebouwd in het stadspark. Het gebouw werd afgebroken om er de 'Bon Marché' op te bouwen. In 1974 veranderde het warenhuis van naam en werd het 'Innovation' (ofte 'INNO').

Enkele van de oorspronkelijke constructies in het park, zoals het tuin-, kaart- en melkhuisje en een sierbrug, zijn bewaard gebleven. Bij het oorspronkelijke ontwerp van het park is veel aandacht besteed aan de zichtassen. Het park is zo aangelegd dat de wandelaar telkens een deel van een vijver, een brugje, een bomen- en een heestergroep ziet. Om tijdens de winter dezelfde zichten te behouden werden veel wintergroene bomen en struiken geplant. 

Het park omvat ook meer dan 100 boomsoorten. Helemaal onderaan het artikel volgt een kleine opsomming. 

Een hele speciale boom is, en dit sedert 2013, de eerste 'Tuttenboom' van Belgie … 
"De watte … ?"
De eerste tuttenboom. 
Stel, je bent het stilletjes aan beu aan het geraken om de dag aan te vatten tussen huilende, aan tuttenzuigende leeftijdsgenoten. Dan is dit 'the place', en 'the moment' om je tut aan de boom te hangen. Je kan dit 'gewoon' effe snel doen, je kan er ook een ceremonie aan hangen, en je tut achterlaten met een persoonlijke boodschap.


Het gebruik komt uit Denemarken, wat volgens ' de boekskes' 'het gelukkigste land ter wereld' zou zijn.  De boodschappen die op de achtergelaten briefjes gekriebeld zijn,, toveren een glimlach op je gezicht en confronteren je met het grote verdriet bij relatief kleine stappen in het leven.

Het is een meer dan 100 jaar oude treurhazelaar .. Er staan ondertussen nog tuttenbomen in Geel, Hasselt en Tongeren. 

In juni 2022 kreeg Aalst jammer genoeg te lijden onder een hevige storm ... en de treurhazelaar is tijdens dat noodweer gesneuveld. “Een echte perte totale. De boom is niet meer te redden”, zei parkbeheerder Bart Backaert. 


“Gelukkig hebben we al een opvolger gepland, zo’n 10 meter verderop. 
Het gaat om een Hongaarse meerstammige eik, met veel lage takken zodat de kinderen hun tutje er makkelijk aan kunnen hangen”

Al dit moois moet natuurlijk ook bewaakt worden … en daar hebben we natuurlijk een parkwachter voor. Vroeger met kepi, maar dat behoort intussen tot het verleden.
Vroeger was de parkwachter uitgedost als een politieagent. Alleen een reuze 'P' op de revers maakten het onderscheid. Toen hadden de parkwachters veel gezag. Nadien kregen zij een grijs plunje met een frisse groene streep, iets wat mooier was voor het oog, maar natuurlijk ook minder angstwekkend voor de bezoekers. Tegenwoordig loopt de parkwachter rond in een groen-zwarte jas, en een pet.  Parkwachter Alain Van Langenhove heeft trouwens zijn bijnaam niet gestolen. Zijn imposante verschijning leverde hem de heel toepasselijke naam 'den boeim' op … Zijn collega's en hij klagen in 2019 het steeds maar groeiende sluikstorten aan. Wat er zoal in het park gegooid wordt ? Eigenlijk ongelooflijk, maar stoelen, pampers en een kapotte tv zijn geen uitzonderingen … 


Dat het park vele duizenden bezoekers per jaar trekt, is niet verwonderlijk. Het is er heerlijk vertoeven, zowel voor de natuur- en de sportliefhebber als voor de occasionele wandelaar. Een verslagje van zo’n bezoek kan terug gevonden worden op de (overigens schitterende) blog van Catherine Boone (auteur – dichteres – fotografe – performer). 

Catherine beschrijft – naast het park van Aalst – nog verschillende bezienswaardige parken en andere idylische plekjes. Zeker een bezoekje waard !
Deze kunnen jullie bewonderen door op de foto met het vogeltje te klikken : 


Het park is normaal toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang, in de praktijk worden er echter uren gehanteerd die afhankelijk zijn van maand tot maand.

Kadaster : Aalst, sektie B, perceelnummers 556d3, 556, 557, 558, 559 en 560
Bescherming : Als landschap beschermd bij K.B.: 9.3.1977; B.S.: 14.4.1977. Dossier R.M.L.Z.: L 1231; P.C.M.L.: 7062.

In 2018 (augustus) werd Aalst even opgeschrikt door een geopperd idee om van de spiegelvijver een zwemvijver te maken. Firma De Nul onderzocht de haalbaarheid en deed ook een voorstel bij het stadsbestuur. Er zou eigenlijk weinig moeten aangepast worden om van deze vijver een zwemvijver te maken. De waterkwaliteit zou snel in orde kunnen zijn, mits het plaatsen van enkele filters.
Een dergelijk zwembad zou moeten tegemoetkomen aan de vraag van vele Aalstenaars om een buitenzwembad. De originele plannen - aan het huidige zwembad - werden opgeborgen na enkele klachten van omwonenden, die het geroep en getier in hun 'achtertuin' niet zagen zitten. Schepen Verdoodt (NVA) echter is enerzijds wel enthousiast over het idee, maar wil zeker geen ondoordachte beslissingen nemen. Het park is officieel immers geen recreatiezone … wordt vervolgd. 


'Du Parc' dan … 
De merknaam Du Parc van de voormalige kousenfabriek (oorspronkelijk enkel dameskousen), verwijst volledig naar de ligging van het bedrijf nabij het stadspark van Aalst. Deze gebouwen zijn momenteel in afbraak om er een nieuw project op neer te poten. Du Parc stond reeds sedert 2001 leeg, maar de voormalige kousenfabriek zal in de toekomst bezocht worden door sportievelingen. Er komen namelijk een klim- en bolderzaal, een zaal voor crossfit, een trampolinepark, een judozaal, een binnenspeeltuin, een zaal voor socioculturele evenementen en een restaurant. De vooruitgang van de werken kan HIER gevolgd worden. De huizen vooraan die vaak de locatie waren voor (aangestoken) brandjes, verdwijnen wel volledig.

En hier dan zoals beloofd, een opsomming van het bomenbestand :
De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt de aanwezigheid van volgende merkwaardige bomen in het Stadspark:

een Amerikaanse eik (Quercus rubra) met een stamomtrek van 3,75 meter,
een gele treurwilg (Salix sepulchalis ‘Chrysocoma’) met een stamomtrek van 3,93 meter,
een zwarte walnoot (Juglans nigra) met een stamomtrek van 2,56 meter,
een rode beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) met een stamomtrek van 2,40 meter,
een Amerikaanse es (Fraxinus americana) met een stamomtrek van 2,36 meter,
een moerascipres (Taxodium distichum) met een stamomtrek van 2,82 meter,
een esdoorn (Acer pseudoplatanus ‘Variegata’) met een stamomtrek van 1,19 meter,
een Amerikaanse amberboom (Liquidambar styraciflua) met een stamomtrek van 2,03 meter,
een meelbes (Sorbus aria) met een stamomtrek van 2,01 meter,
een Japanse notenboom (Ginkgo biloba) met een stamomtrek van 2,11 meter,
een Noorse esdoorn (Acer platanoides) met een stamomtrek van 2,93 meter,
een moseik (Quercus cerris) met een stamomtrek van 3,08 meter,
een Noorse esdoorn met bruinrood blad (Acer platanoides ‘Schwedleri’) met een stamomtrek van 2,99 meter,
een sequioa (Sequioa sempervirens) met een stamomtrek van 1,83 meter,
een treurvorm van gewone hazelaar (Corylus avellana ‘Pendula’) met een stamomtrek van 1,88 meter,
een gewone es (Fraxinus exelsior) met een stamomtrek van 3,27 meter,
een schietwilg (Salix alba) met een stamomtrek van 4,41 meter,
een gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met een stamomtrek van 2,81 meter,
een gewone robinia (Robinia pseudoacacia) met een stamomtrek van 3,18 meter

enzovoort enzoverder ...
(opname in 2005/2009).

Bronnen

Onroerend Erfgoed Oost Vlaanderen, beschermingsdossier DO000448
Website Aalst
Belgische dendrologische inventaris 2009 : dendrologie.be/nl/content/96
Goeiedag.be/aalst/2015/07/stadspark-aalst-viert-100ste-verjaardag/
Blog Catherine Boone - auteur – dichteres – fotografe – performer (met toestemming van Catherine persoonlijk)
Vooruitgang van de werken van 'Du Parc' : https://www.duparc.be/
1000 jaar Aalst (foto van de gevel aan de Spiegelvijver)
De Gazet van Aalst 27 januari 1966
Melkhuisje 1955 : De Ridder G019 bruikleen, MadeInAalst
De Gazet van Aalst 23 juni 1964
Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad te Lede
hapspots.org (tuttenboom)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.