Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zondag 20 oktober 2019

Burgemeesters van Aalst : 1925 : Karel Leopold Van Opdenbosch (waarnemend)

Karel Leopold Van Opdenbosch (Meerbeke 6 oktober 1867 - Gent 1 mei 1940) was een Belgisch politicus en burgemeester voor de Daensisten.


Van Opdenbosch was de zoon van een smid, die na het basisonderwijs in zijn geboortedorp gedurende twee jaar algemeen middelbaar onderwijs volgde. Dit gebeurde aan het Sint Aloysiuscollege te Ninove van 1880 tot 1882. Vanaf 1882 was hij leerling aan de (rijks-) middelbare school van Gent, waar hij in 1888 de akte van onderwijzer behaalde;
van 1888 tot ongeveer 1910 was hij gemeentelijk onderwijzer te Neigem en daarna tot 1919 schoolhoofd in de gemeenteschool van Berchem bij Oudenaarde.


Van Opdenbosch publiceerde vanaf 1898 occasioneel – doch vanaf 1920 regelmatig – politieke en algemeen-culturele bijdragen in de daensistische kranten, vrijwel steeds onder het pseudoniem  'Stijn Storms'. In 1911 werd hij in Oudenaarde secretaris van het liberaal-Vlaamsgezinde onderwijzersverbond Hoop in de Toekomst, een opponent van het Christen Onderwijzersverbond (COV).


In 1919 werd Van Opdenbosch daensistisch volksvertegenwoordiger, maar amper 2 jaar later, in 1921 werd het in 1919 afgesloten kartel van Aalsterse daensisten en Fronters niet hernieuwd. Van Opdenbosch werd niet meer verkozen, maar de daaropvolgende feitelijke fusie van daensisten en Vlaams-nationalisten (Christene Volkspartij-Vlaamsche Front) bracht hem vanaf 1925 wel opnieuw in het parlement.
Van 1925 tot 1929 was hij ook schepen van de stad Aalst. Na de dood van de katholieke burgemeester Eugeen Bosteels werd hij in 1925 zelfs even waarnemend burgemeester van de stad.. 
Tijdens datzelfde jaar echter werd hij in deze functie gesanctioneerd omdat hij verantwoordelijk gesteld werd voor het laten vervangen van de Belgische vlag door een leeuwenvlag op de pui van het stadhuis, en dit naar aanleiding van het Guldensporenfeest op 11 juli van dat jaar.

De volksvertegenwoordiger haalde in zijn eerste redevoering na deze sanctie in het parlement een brief van een anonieme vriend aan. Afgaande op de inhoud spreekt hij over discriminatie, pesterijen, vervolging en onrechtstreekse doodslag:


“Nergens meer dan dáár (in Congo) is het enge, haatdragende, hoogmoedige franskiljonisme meester en daar er op dit ogenblik aanvragen te veel zijn gewaardigen zij zich meestal niet op een Vlaamsch schrijven te antwoorden. Vlaamsche jongens die geen Fransch kennen worden er met den nek aangekeken, Vlaamsche jongens, die Vlaamsch denken, voelen en handelen worden vervolgd, gestraft of in de dood gezonden.” 

Vervolgens sprak hij:

“Daarom zeggen we tot de Vlaamsche jongens: “Als 't u belieft, blijft uit dat wespennest! (…) Bij gevolg, voor onze Vlaamsche jongens, zijn er geen plaatsen in onze kolonie! 't Is goed om weten. Ge kunt er Walen heen sturen, die zijn er immers in overvloed!”

Ten slotte richtte hij zich direct tot zijn Vlaamse volk, meer specifiek vereenzelvigde hij zich ook met ‘zijn’ “Vlaamse jongens”, die net als hem gestraft werden omwille van hun weerspannigheid en door te pronken met de Vlaamse leeuwenvlag: 


“Bij de intrede van Prins Leopold in Congo had Ringoir (een jongeman, die ook zijn wortels had in Aalst) de stoutmoedigheid- een leeuwenvlag uit te steken. 't Was een heel zware misdaad en hij móest gestraft daarom, evenals ik het werd te Aalst. Er werd rondom zijn zaak heel wat herrie geschopt.

De heer minister noemde die vlag ‘Het symbool van het separatisme! De leeuwenvlag, de vlag van 't oude Vlaanderen, het symbool van het separatisme’. De heer minister weet niet dat in de plooien van de leeuwenvlag heel wat meer roem en glorie liggen besloten dan in deze van de Belgische driekleur.

Ringoir wordt gestraft: hij stelt een slecht voorbeeld in Afrika. De negers ginder mogen niet weten dat er ook in Vlaanderen negers zijn, die men witte negers noemt, die evenals de anderen worden miskend en verdrukt. Ringoir moest dus gebroken! Ik ken de Ringoirs, 't 'zijn Aalstenaars, brave, deftige, eerlijke en werkzame menschen, die nu in Antwerpen gevestigd zijn, maar de voorvaderlijke deugden trouw behielden. De franskiljonsche goudgieren in Congo hebben Ringoir willen treffen in zijne eer en zijn goeden naam willen schenden, dat hebben ze niet gekond, hoor! Zedelijk is die man groter en schoner geworden, én om zijn Vlaamsche daad, én om den maatregel die zoo onhandig tegen hem werd getroffen, en Vlaanderen draagt hem een goed hart toe.

Ik eindig hier, heren; ik zal de eer hebben op het bureel het amendement neer te leggen waarover ik daareven heb gesproken.”

Als Kamerlid maakte Van Opdenbosch slechts tijdens de eerste twee jaar van zijn mandaat enige ophef, namelijk door sancties te eisen tegen bepaalde burgemeesters die tijdens de Eerste Wereldoorlog misbruik zouden hebben gemaakt van hun ambt om zich persoonlijk te verrijken. Tijdens de volgende jaren vertoonden zijn tussenkomsten een bijna gelijkmatig beeld: naar aanleiding van de bespreking van de ministeriële begrotingen vroeg hij aandacht voor de problemen waarop zijn daensistische voorgangers steeds de nadruk hadden gelegd (landbouw, statuut van staatsambtenaren, bevordering van het technisch onderwijs, Vlaamse kwestie).
Hij bleef gemeenteraadslid tot in 1927.


In 1932-1933 verzette Van Opdenbosch zich, als enige Vlaams-nationalistische verkozene, openlijk en radicaal tegen de oprichting van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Die houding was het gevolg van zijn jarenlange gespannen verhouding met de leiders van het Aalsters Vlaams-nationalisme, van de invloed van de uit Duitsland teruggekeerde Hector Plancquaert en van de autoritaire ontwikkeling binnen het Vlaams-nationalisme. 


In 1933 werd Van Opdenbosch uit het VNV gesloten. Daarop richtte hij samen met Plancquaert en anderen de Vlaamsch-Nationale Demokratische Partij op. De slechte resultaten bij de parlementsverkiezingen van 1936 betekenden evenwel het einde van zijn partij en van zijn eigen politieke loopbaan. 


Tijdens het interbellum publiceerde Van Opdenbosch tientallen volkse novellen, colportageromans en heimatromans. Het betrof bijna uitsluitend opvoedende lectuur, zonder literaire betekenis.

Van Opdenbosch was een tegenstander van de opslorping van de daensisten door het autoritaire VNV.

Engagementen in organisaties en instellingen

- beheerder Volksverheffing (1909-1967) 20 februari
- erevoorzitter Vereenigde Ziekenbonden der Kristene Volkspartij (1928-1933) 
- stichter-aandeelhouder Vlaamsche Spaar- en Leenbank (1930-)

 Engagementen in periodieken en andere publicaties

- Hoofdredacteur De Werkman (Aalst). (1872-1935) periodieke publicatie
- Medewerker Het Land van Aalst.   periodieke publicatie
- Medewerker Ons Vaderland. (1926-1936) periodieke publicatie

 Politieke mandaten

- lid van Kamer van Volksvertegenwoordigers  16 november 1919 - 20 november 1921
- lid van Gemeenteraad Aalst  1921 - 1926
- lid van Schepencollege Aalst  1921
- lid van Kamer van Volksvertegenwoordigers  5 april 1925 - 24 mei 1936


Bronnen:

Bruno De Wever: 'Greep naar de macht; Vlaams nationalisme en nieuwe orde, het VNV 1933-1945', 1994
Frans Jos Verdoodt : 'Karel Leopold van Opdenbosch'', 1983
vvb.org, 27 maart 2018
foto: vvb.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.