Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 10 maart 2020

Bonneterie Bosteels-De Smeth (Kousenfabriek 'Du Parc')

De NV Bonneterie Bosteels-De Smeth, afgekort als NV BBDS) is een voormalige breigoedfabriek uit Aalst.

Het woord ‘bonnetterie’ is de term die gegeven wordt aan kleine gebreide textielwaren zoals wollen kousen en sokken, mutsen, dassen en handschoenen.

Sinds de jaren 1950 werd het bedrijf vooral bekend als kousen fabrikant onder de naam ‘du Parc’, genoemd naar het nabijgelegen ‘groot park’ van Aalst.

Dat de textielindustrie nauw verweven is met de Aalsterse geschiedenis is duidelijk. De stad ontwikkelde zich in de middeleeuwen reeds al snel tot een regionaal handelscentrum. Mede dankzij de strategische ligging op de verbindingsweg tussen Brugge en Keulen en de ligging aan de Dender konden grondstoffen vlot worden aan- en afgevoerd.

In 1880 richtte Gustaaf Petrus Bosteels (°Hekelgem 30/6/1851 - +Aalst 9/2/1902) samen met zijn echtgenote Marie-Cécile De Smeth (°Nederokkerzeel 22/11/1855-+Aalst 25/4/1941) de eigen onderneming ‘G. Bosteels – De Smeth’ op.

De twee werkhuizen waren gevestigd in de Zonnestraat 1-3 en men begon met een 10-tal arbeiders.
In het begin werden er enkel gebreide handschoenen gemaakt. Door het grote succes hiervan groeide de zaak in nauwelijks enkele jaren tijd uit tot een bedrijf waar een 60-tal personeelsleden werkten.

Hierbij een foto van het personeel van uit 1887 : Bemerk ook het groot aantal kinderen onder de personeelsleden.

Kinderarbeid was in die tijd nog steeds heel normaal. Ze kregen te weinig slaap, gingen niet naar school en het aantal arbeidsongevallen was enorm hoog doordat ze vaak (door hun kleinere handen) ingezet werden om vastgelopen machines te gaan repareren. Daardoor kwamen ze natuurlijk ook vaker klem te zitten met alle gevolgen van dien. In textielfabrieken werkten de kinderen vanaf zes jaar tot soms veertien uur per dag tussen die levensgevaarlijke machines.

Gustaaf Bosteels besefte echter toen al zijn sociale verantwoordelijkheid ten opzichte van de arbeiders, en gaf hij reeds een start tot wat men vele jaren later als ‘human relations’ zou gaan omschrijven.
Hij was zo meteen de grondlegger van sociale vrede en overleg dat het bedrijf steeds gekenmerkt heeft.

Aanvankelijk werden zoals vermeld enkel gebreide handschoenen vervaardigd, maar het gamma aan producten werd verder uitgebreid naarmate het bedrijf groter werd.

Stichter Gustaaf Bosteels had drie zonen, Hermann, Jan-Frans en Leopold.

Toen hij overleed in 1902 op 50-jarige leeftijd werd hij opgevolgd door zijn oudste zoon Hermann (°Aalst 25/8/1880 – +Aalst 21/4/1914) en zijn jongste zoon Leopold (°Aalst 13/9/1888 – +Aalst 7/1/1964).
Zij waren getrouwd met twee zussen, namelijk respectievelijk met Rachel Eeman (°Aalst 6/3/1886 – +Aalst 30/9/1959) en Marie-Louise Eeman (°Aalst 23/5/1894 – +Aalst 25/8/1957), dochters van de bekende Aalsterse hophandelaar Camillus Eeman uit de Vaartstraat.
Jan-Frans Bosteels (°Aalst 13/4/1884 – +Oostende 11/2/1965) werd priester.

Leopold Bosteels, door het personeel steevast aangesproken als ‘mijnheer Pol’, leidde het bedrijf verder sinds het einde van de eerste wereldoorlog, en na het overlijden van zijn oudste broer Hermann..
Zijn neef August Bosteels, ‘mijnheer August’, hield zich bezig met de verkoop.

Hier enkele 'actiefoto's van uit de beginperiode van het bedrijf : 



In 1922 werd een nieuwe fabriek gebouwd aan de Erembodegemstraat 25 naar een plan van architect Filip Peynsaert. Het was een nieuwe elektrisch aangedreven breigoedfabriek gelegen naast het Aalsterse stadspark.

De eenmanszaak werd op 4 februari 1927 omgevormd tot de N.V. Bonnetterie Bosteels – De Smeth en de fabriek werd steeds verder uitgebreid.
Het maatschappelijk kapitaal bedroeg toen 4.000.000 belgische frank.

In het bestuur van de naamloze vennootschap zetelden toen onder meer de aandeelhouders Marie-Cécile De Smeth, weduwe van stichter Gustaaf Bosteels, Leopold Bosteels en zijn schoonzuster Rachel Eeman (weduwe van Hermann).
Naast de familie Bosteels werden ook de toenmalige directeurs Benoit Gheyssens (algemeen directeur) en Xavier Lambrecht (financiëel directeur) de mede-aandeelhouders.

Aan de straatzijde bevonden zich een elektriciteitskabine, een verdeelkabine, aparte kleedkamers voor vrouwen en voor mannen, de ingangspoort met de erachter gelegen doorgang en het magazijn waar de producten werden gestockeerd die klaar waren voor transport.
Daarachter lagen de magazijnen voor de grondstoffen en verpakkingen, en de zaal waar de afwerking gebeurde.

Later zou het grondstoffenmagazijn plaats maken voor drie woningen voor personeel en kader, meer bepaald een portierswoning (nr.27) en twee bediendenwoningen (nr. 29 en 31) die werden gebouwd in het interbellum. 

Aan het einde van 1933 werden de gebouwen van het gesloten filiaal van de 'Manifacture de Bonnetterie Patria' uit Brussel aan de Bergenmeersenstraat 108 gekocht van de toenmalige eigenaar Hubert Le Hardy de Beaulieu.

Het fabriekscomplex was kort na de eerste wereldoorlog gebouwd, en de nv Bonnetterie Bosteels – De Smeth begon hier een derde breigoedfabriek onder de naam 'Etablissements Industriëls de Bonnetterie Labor', kortweg ‘Labor’ genoemd, waar kousen werden vervaardigd.


In 1938 werden in de Bergenmeersenstraat ook de aanpalende gebouwen van de stoommelkerij 'Flandria' (in 1919 door Benedictus Goossens opgericht) aangekocht waardoor de productie opnieuw behoorlijk kon worden uitgebreid.
De zonen van wijlen Hermann Bosteels kregen een leidinggevende functie.

- Gustave Bosteels (°Aalst 15/1/1910 – +Aalst 14/2/1970), ‘mijnheer Gustaaf’ werd in de Erembodegemstraat adjunct van zijn oom Leopold Bosteels.

- Louis Bosteels (°Aalst 20/12/1912 – +Aalst 24/10/1996), ‘mijnheer Louis’ kreeg de leiding over 'Labor'

- Henri Bosteels (°Aalst 22/1/1914 – +1/11/1988), ‘mijnheer Henri’ leidde de 'NV Etablissementen Roemer' in Anderlecht, Grondelstraat 134, waar in 1941 een meerderheidsparticipatie werd genomen. Het was een ververij en finishing-bedrijf voor het veredelen en krimpvrij maken van textielproducten uit synthetische grondstoffen.

De firma, die haar hoofdzetel aan de Erembodegemstraat had, produceerde dus in de drie fabrieken (Erembodegemstraat, Zonnestraat en Bergenmeersenstraat) gebreide handschoenen, specifieke dameskousen en sokken voor kinderen, dames en heren. De gebruikte grondstoffen waren gemerceriseerde garens uit rayonne (beter gekend als ‘viscose’), kasjmier, katoen en soms ook wol.
Het maatschappelijk kapitaal werd verhoogd tot 22.000.000 Belgischee frank en na de Tweede Wereldoorlog ging de uitbreiding van de bonnetterie gestaag verder.
Er werd ook een directeurswoning gebouwd (nr.33) die bewoond werd door algemeen directeur Benoit Gheyssens. ‘Mijnheer Benooi’ was dus steeds in de buurt en kon heel kort het bedrijf mee opvolgen.

Diens oudste zoon, Fritz Gheyssens was burgerlijk werktuigkundig ingenieur van opleiding en ging in 1948 naar Reading (Pennsylvania) in de Verenigde Staten om er de nieuwe fijnere vlakke breimachines te leren.
Mede dank zij de toen opgedane kennis kreeg hij later dan ook de leiding over de productie.

In 1949 werden Cotton-machines gekocht, in de Erembodegemstraat geassembleerd en in de productie ingezet. De aanpassing van het machinepark was noodzakelijk door de net voor de oorlog uitgevonden nylongarens die op een aparte wijze dienden verwerkt te worden.
Op deze Cotton-machines werden nylonkousen met naad vervaardigd van steeds fijner wordend ‘denier’.
Denier is de eenheid voor lineaire massa, die gebruikt wordt voor het meten van de fijnheid van garen of vezels. Het eenheidssymbool voor ‘denier’ is Td enkomt overeen met de massa van 9000 meter garen in grammen uitgedrukt.

Korte tijd later kondigde zich allweer een nieuwe evolutie aan. In plaats van kousen met naad achteraan op het been wijzigde het modebeeld naar kousen zonder naad.
Daarom dienden de Cotton-machines vervangen te worden door rondbreimachines Scott & Williams.

In 1953 werd het maatschappelijk kapitaal gewaardeerd op 100.000.000 belgische frank en werd door de vennootschap de merknaam ‘Du Parc’ voor haar dameskousen gelanceerd.

Dit was meteen het begin van een heuse bloeiperiode.

Het succes van deze productenlijn, die enkel te verkrijgen was in de zogenaamde speciaalzaken zoals de bekende Veritas-winkels, maakte dat het familiebedrijf uitgroeide tot één van de belangrijkste werkgevers in het zuiden van Oost-Vlaanderen. 


Er werd in 1957 een textureer-afdeling opgezet. Deze afdeling was bedoeld voor texturatie van synthetische garens voor eigen gebruik en hier werden de nylongarens omgevormd tot mousse- en stretchdraad.

Door het textureren wordt het garen volumineuzer en de greep wordt verbeterd. Bij sommige bewerkingen krijgt het garen ook een grotere elasticiteit en ‘rek’. Ook wordt hierdoor een groter warmte isoleerend vermogen bekomen, maar door deze bewerking gaat het garen wel minder glanzen.
Het wordt vanaf dan ook mogelijk om getextureerde garens door te verkopen aan derden, vooral in de breigoedsector.
In deze afdeling werden ook in 1964 machines geïnstalleerd voor de productie van elastomeergarens die gebruikt werden voor steun gevende producten.

In 1959 was door het bedrijf een revolutionaire steunkous op de markt gebracht onder de naam ‘Supp-hose’ . Dit artikel werd vervaardigd onder Amerikaanse licentie.

Hier een (Amerikaans) filmpje om reclame te maken voor dit product.

Tijdens de jaren '60 stelde het bedrijf ruim 600 mensen tewerk en was het de marktleider in België op het gebied van panty's, kousen en sokken.



Rond 1960 werd de fabricatie nog uitgebreid met kousenbroeken en dameskousen in een stevigere uitvoering dan de klassieke nylonkousen. De productie omvatte dan alle soorten van dames-, kinder- en herenkousen in verschillende soorten van materialen zoals katoen, nylon en acryl.

De dameskousen en panty’s werden geproduceerd in de Erembodegemstraat en de sokken in de Bergemeersenstraat.





De vennootschap werd sinds 1964, na het overlijden van Leopold Bosteels, verder geleid door diens oudste zoon Herman Bosteels, ‘mijnheer Herman’, en had toen in de Erembodegemstraat een oppervlakte van de productievloer van 3ha80a.
Labor had een productieoppervlakte van 0,80ha.

Het bleef een familiebedrijf in de echte zin van het woord. Ook de broers van Herman Bosteels werkten er.

- François Bosteels (°Aalst 3/10/1925 – +22/4/1985), ‘mijnheer François’ werd de inkoper van de grondstoffen, 
- Joseph Bosteels, ‘mijnheer Jozef’ werkte in de administratie en 
- Pierre Bosteels (°Aalst 6/10/1933 – +Aalst 11/12/2010), ‘mijnheer Pierre’ volgde zijn oom Louis Bosteels op als baas van Labor. 


Eugeen Bosteels, ‘mijnheer Geen’, de zoon van August Bosteels, volgde zijn vader na diens dood, op in de verkoopafdeling en ook Marc Bosteels, ‘mijnheer Marc’, de zoon van Henri Bosteels kreeg een kaderfunctie in de Erembodegemstraat. 
De vier zonen van directeur en aandeelhouder Benoit Gheyssens kregen er eveneens een kaderfunctie.

- Fritz Gheyssens (°Aalst 10/7/1920), ‘mijnheer Fritz’ was technisch directeur,
- Frans Gheyssens (°Aalst 15/9/1924 – +Aalst 6/12/1991), ‘mijnheer Frans’ had zijn werkplek in de administratie,
- Camiel Gheyssens (°Aalst 31/12/1927 – +Aalst 6/9/2008), ‘mijnheer Camiel’ werkte in de productie en
- Felix (Luc) Gheyssens (°Aalst 10/4/1929), ‘mijnheer Luc, den boos van ‘t vraavolk’ deed de personeelsadministratie van de hoofdzakelijk vrouwelijke werknemers. 


Het valt trouwens op dat er toen ook al werd aangesproken met de voornaam, zij het dan wel met 'meneer' of 'mevrouw' ervoor. Later is dat aangepast geweest en was het meneer/mevrouw gevolgd door de familienaam en nog later (tot heden ten dage eigenlijk) worden kaderleden meestal gewoon met de voornaam aangesproken. Iets waar ik het persoonlijk iet of wat moeilijk mee heb. Bij mij blijft de 'meneer' of 'mevrouw' er zowieso voorstaan.

In 1965 breidde de onderneming haar productengamma opnieuw verder uit met dameslingerie die geproduceerd werden in een filiaal in Tienen, de 'nv Lingerel'. Hiervoor werd deze bestaande confectiefabriek overgenomen. Men produceerde er diverse soorten slips, onderrokken, onderjurken en nachthemden.

De productie van handschoenen in de fabriek in de Zonnestraat 3, die niet zo goed was gelegen, werd stopgezet en de gebouwen werden nog enkel gebruikt voor stockage. Deze gebouwen werden in 1976 uiteindelijk verkocht.

In de Erembodegemstraat werden de kantoren uitgebreid. Hiertoe werd een tweede verdieping toegevoegd op het kantoorgebouw.
Om de stabiliteit te verzekeren werd deze tweede verdieping als een tafel op palen boven het gebouw geplaatst.

Vanaf 1968 werd de klassieke dameskous zonder naad in ruime mate verdrongen door panty-kousen die uiteindelijk tot 80% van het totaal verbruik van nylonkousen vertegenwoordigde. De pantykousen lieten immers toe om winter en zomer mini-rokjes te dragen en het bedrijf speelde gretig in op deze modetrend.


Eind jaren 60 was er een trouwens ook een sterke opkomst van discountwinkels, waar massaproducten goedkoper op de markt werden gebracht. 
De merknaam 'Minouche' werd gecreeerd voor panty's en kousen die bestemd waren voor de grootdistributie ... iets minder afgewerkt (en daardoor ook goedkoper), maar wel nog het kwaliteitsmerk bezittend. Minouche kende veel succes en bleef tot eind jaren '90 behoren tot één van de meest verkochte merken in de warenhuizen.


Er drong zich daarbij echter weer een aanpassing aan het machinepark op en er kwamen bijkomende italiaanse rondbreimachines Moretti (zie foto).



Hierbij een advertentie waaruit duidelijk blijkt dat kinderarbeid die tijd nog steeds helemaal normaal en aanvaard was : 
Om de regelmatige aanpassingen aan de productie te kunnen financieren beliep de investering ongeveer 22.000.000 Belgische frank per jaar. Sinds 1968 werd een investeringsprogramma ingevoerd, een vijfjarenplan waarbij de investeringen in vaste activa werden opgevoerd tot ca. 50.000.000 Belgische frank op jaarbasis.

Per jaar was de productiecapaciteit ongeveer 20.000.000 paar panty's, kousen en sokken, hetgeen 40% van de binnenlandse productie betekende. Er konden daardoor steeds meer mensen aan het werk. Bij het 50-jarig bestaan van de fabriek in de Erembodegemstraat, in 1972, werkten er in de sites Erembodegemstraat en Bergenmeersenstraat samen zowat 900 personeelsleden, waarvan de grote meerderheid afkomstig was uit Aalst en Erembodegem. 


Twee derden van het personeel waren vrouwen, een derde mannen. 
Geschoolde personeelsleden konden onmiddellijk worden ingezet en ongeschoolden kregen de nodige opleiding binnen het bedrijf. 

De evolutie in de kousen- en sokkennijverheid ging toen zeer snel hetgeen betekende dat in de sector geen plaats was voor zwakke broertjes en dat alleen dynamische en slagvaardige ondernemingen een plaats op de markt hadden. 


Er werd ook een uitbreiding gerealiseerd aan de overkant van de Erembodegemstraat waar een modern magazijn werd gebouwd. Dit was met een automatische transportband die over straat liep verbonden met de productie (zie foto)

Waar vroeger de lendenelastiek achteraf apart aan de broekkousen en de panty’s werd gestikt nam de Bonnetterie Bosteels-De Smeth in 1977 een patent op het breien van deze elastische band in één stuk samen met de panty zelf. 
Het was een uitvinding van technisch directeur Fritz Gheyssens, hetgeen ook zo in het patent is vermeld (patent DE2637607 – gepubliceerd op 24/2/1977).

De aandelen raakten door erfenis in kleinere paketten meer en meer verspreid onder de verdere nazaten van de oorspronkelijke aandeelhouders. Dat de neuzen altijd dezelfde richting uitwijzen, werd daardoor niet altijd evident.
Daarenboven waren de producten van de lingerielijn einde de jaren ’70 geen onverdeeld succes meer waardoor besloten werd met de nv Lingerel op 1 januari 1978 in vereffening te gaan.

Waar er in België rond 1960 nog 28 bedrijven lid waren van de beroepsvereniging FABACO (dameskousen en panty's), waren er dat in 1974 nog slechts 4. 
De modetrends waren veranderd en de concurrentie van de lagelonenlanden was heel scherp. 

Tussen 1970 en 1979 daalde de Belgische productie van kousen en panty's nog met ongeveer 70%. 

In 1979 was de Bonnetterie Bosteels-De Smeth goed voor 83% van de Belgische productie van kousen en panty's. Toen werkten er nog 700 personeelsleden. 


Om nieuwe wegen te zoeken, werd na een marktstudie gekozen om zich vanaf 1979 bijkomend te richten op sportkousen. Omdat vooral aan individuele sporten werd gedacht, lag tennis natuurlijk voor de hand. 
De nieuwe lijn kreeg de naam 'du Parc Sport' en werd op ambitieuze wijze gelanceerd met een tennistoernooi op 23, 24 en 25 november van dat jaar : 'het Belgian Indoor Championship Challenge Du Parc', met wereldvedette Björn Borg als belangrijkste naam op de affiche. 
Omdat Borg echter conractueel gebonden was aan een reeds lopend sponsorcontract, mocht hij niet met kousen van "du Parc Sport" spelen. Later tekende hij wel een contract waarin hij zich ertoe verbond om van 1 januari 1981 tot 1 januari 1984 te spelen met sportsokken van du Parc. Toen Borg echter in 1982 plots besliste om te stoppen met tennis omdat hij er geen plezier meer in vond, was dit voor du Parc een koude douche.
Vanaf de jaren ’80 ging het met het bedrijf stilaan bergaf.
Het productiepark van het bedrijf was verouderd, waardoor het veel minder kon produceren dan de concurrentie. Een analyse van 1982 toonde dat dameskousen en panty's toen goed waren voor 63% van de omzet, sokken en driekwartkousen stonden voor 28% en damesslips voor 7% van de omzet. Naast de grote merken "du Parc" en "Minouche", verkocht het bedrijf nog de kleinere merken "Quiz", "Conny" en "Balma". Voor enkele warenhuizen werden ook de huismerken gemaakt.
Voor de export was Nederland de belangrijkste bestemming. 

De jaren '90 zorgden voor een verdere achteruitgang
De textielnijverheid bleef arbeidsintensief en de hoge kosten op arbeid verzwakten de concurrentiepositie tegenover de lageloonlanden.
Daarenboven veranderde de mode ook al en waren panty's niet meer zo gegeerd. 
Onder druk van de grote winkelketens en de winstmarges die daardoor steeds maar daalden werd het eens zo grote bedrijf serieus afgeslankt.
Er volgden een aantal reorganisaties met drastische personeelsafvloeiingen en in 1995 het sluiten van de afdeling van het vroegere "Labor". 

Deze ingrepen waardoor de productie volledig werd gecentraliseerd in de Erembodegemstraat, en een vernieuwde marketingstrategie konden het tij niet meer keren. Ondanks alle inspanningen bleven de productie- en de verkoopcijfers teruglopen en werd het bedrijf in verschillende fases geherstructureerd om het af te stemmen op de economische realiteit. 

Bij elke fase van de herstructurering werd een gevoelig deel van het personeel afgedankt. Zo vonden er drastische afvloeiingen plaats in 1992, 1994, 1995 en 1996. Toen bleven er nog zo’n 200-tal personeelsleden over.

De gebouwen van de fabriek Labor werden in het voorjaar van 1995 uiteindelijk verkocht.

In 1996 werd de naam na een nieuwe herstructurering gewijzigd in 'NV Bosmeth' en in 1998 werd het 'The Bosteels Group'. 

Deze naamswijzigingen kaderden in de internationalisering van het bedrijf. Als laatste overlevingspoging volgde men het advies om te mikken op schaalvergroting en goedkopere productie. 
Enkele nieuwe, ditmaal buitenlandse, overnames kaderden in deze strategie.

In 1998 stond het bedrijf - inmiddels met Jean-Paul Bosteels (de vierde generatie) aan het hoofd - voor de beslissende keuze: ofwel de productie stoppen en het bedrijf vereffenen ofwel volledig kiezen voor internationalisering. Er werd voor de tweede optie gekozen.

Het Roemeense kousenbedrijf 'Adesgo' werd overgenomen. Dit was een zeer groot bedrijf, dat jaarlijks 17 miljoen panty's maakte, vooral onder de naam "Adesgo" en in mindere mate "Diamant" en "Elegant". Nog hetzelfde jaar werd een intentieovereenkomst tot overname ondertekend met het tweede grootste Poolse kousenbedrijf "Syntex SA".

Begin 1999 nam Bosteels dan ook nog een meerderheidsparticipatie in een ander Roemeense sokkenfabriek: "Elca SA".
Men hoopte daardoor dat er in de breigoedsector een internationale verankering zou plaatsvinden, waarbij enkel grote groepen nog in staat zouden zijn om te voldoen aan de eisen van de internationale klanten en rendabel te produceren.

De ‘Bosteels Group’ bouwde de vestiging in Aalst af tot nog enkel een distributiecentrum.
De hoop om zelf uit te groeien tot één van die internationale groepen bleek ijdel en betekende uiteindelijk de doodsteek.

De afzet op de lokale Belgische markt bleek te klein te zijn om de gedane investeringen te bekostigen. De bankschulden liepen uiteindelijk op tot circa 700 miljoen frank, die men niet meer kon aflossen en waardoor het bedrijf zich genoodzaakt zag om op 1 maart 2001 de boeken neer te leggen. 
Dit betekende het definitief einde van een van de grootste werkgevers uit de Denderstreek. Nog 70 personeelsleden werden hierdoor werkloos.

De familie Bosteels heeft tot op het einde steeds zelf de leiding in handen gehouden. 

Heel veel materialen werden achtergelaten, het leek net alsof men in zeven haasten moeten vertrekken is. 
Mooie foto’s van de inboedel die men gewoon liet kapotgaan zijn HIER te vinden.  

Van dan af begon de verloedering van de gebouwen aan de Erembodegemstraat.




De merknaam "du Parc" werd in 2001 als ‘du Parc fashion’ overgenomen door het Nederlandse bedrijf Nedac Sorbo.

Dat bedrijf is gespecialiseerd in het sourcen, ontwikkelen en distribueren van non-foodconcepten voor supermarkten, discounters, doe-het-zelfzaken en warenhuizen in Europa. 
Zij hebben veel ervaring met complexe productgroepen en bieden onze klanten oplossingen op het gebied van onder andere concepten, assortiment, distributie op maat en e-commerce.
Het kousenmerk blijft dus verder leven en werd ondergebracht bij Sorbo Fashion. 
De kousen worden vooral in Nederland en België verkocht.

De buitenlandse afdelingen werden eveneens verkocht en bestaan nog steeds.

Het grootste deel van het archief van NV Bonnetterie Bosteels-De Smeth werd in 2001 overgedragen aan het Documentatiecentrum en Archief voor Daensisme en Hedendaagse Geschiedenis van de Denderstreek (D.A.D.D. vzw).
De documenten worden sindsdien bewaard in het stadsarchief van Aalst. In 2007 en 2008 werd de inventarisatie en valorisatie van het archief Bonnetterie Bosteels-De Smeth ("project du Parc") uitgevoerd en afgerond.
In 2014 werd een aflevering van de Vlaamse televisiereeks Publiek geheim gewijd aan Du Parc in Aalst.

De gebouwen stonden intussen jammer genoeg verder te verkommeren. Vernieling, verwaarlozing, brand(en), vandalisme en de natuur deden de rest ...


Hier een filmpje gemaakt door zogenaamde ‘urbexers’, mensen die verlaten (fabrieks-) gebouwen gaan bezoeken en er foto- of filmreportages van maken. Deze film is gemaakt in 2009. 

Nog in 2014 heeft het – en dat was zeker niet voor de eerste keer – opnieuw gebrand op de terreinen van het bouwvallige Du Parc. 
Gezien de nabijgelegen gebouwen van Schotte (artikel over Schotte : HIER) ondertussen bijna volledig afgebroken waren, trokken krakers nogal vaak richting Du Parc aan de overkant van de straat. De brand werd door deskundigen dan ook bijna zeker door hen veroorzaakt. De brandweer had het vuur wel snel onder controle en er waren gelukkig geen slachtoffers.

De site Du Parc was toen ook nog in handen van de curatoren. Het verkoop dossier heeft heel lang blijven aanslepen. De gronden waren er ook zwaar vervuild door de industrie, waardoor een grondige sanering zich opdrong alvorens de gronden zouden kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden..

Het stadsbestuur wou de fabriek in de Erembodegemstraat bouwvallig laten verklaren. Daarna zouden de gebouwen volledig kunnen worden afgebroken waardoor er eindelijk een einde zou kunnen komen aan de jarenlange verwaarlozing en het conflict met de curatoren.
De fabriek, waar nog heel veel materiaal lag trouwens, leek meer op een doorzeefd gebouw, waar de regen niet insijpelde, maar gewoon met bakken binnenstroomde.
Hier een filmpje van deze ‘watervallen van Aalst’.


De site ligt net naast het stadspark van Aalst waardoor het stadsbestuur er aan groenuitbreiding wou doen en bijkomende parkeerplaatsen wou creëren. De gebouwen liggen namelijk in een zone voor dagrecreatie.
De curatoren van de gewezen kousenfabriek in Aalst waren het daar echter niet mee eens. Zij wouden de gronden verkopen aan projectontwikkelaars om er woningen op te bouwen.
Schepen van Ruimtelijke Ordening Caroline Verdoodt was echter niet van plan om de bestemming van de zone te wijzigen. Het was en bleef een recreatiezone.  
De stad nam zelfs een advocaat in handen om de site als ‘bouwvallig’ te laten verklaren.

Op 28 april 2015 was er alweer een brandmelding. Dit keer ging het over een uitslaande brand in een conciergewoning van de fabriek. De brandweer heeft het gebouw toen gecontroleerd laten uitbranden, zodat er bijna niets meer van over bleef.  Deze portierswoning was trouwens nog één van de meest bruikbare gebouwen op de hele site, wat al meer vertelt over de staat van de andere gebouwen natuurlijk.

"Krakers hebben hier binnengezeten, maar ook spelende kinderen hebben hier in het verleden al brand gesticht", aldus burgemeester Christoph D'Haese. "Maar wat nu de oorzaak is, moet nog verder onderzocht worden. De brandweer heeft de gebouwen onderzocht en er zijn zeker geen slachtoffers gevallen.
Het leegstaande gebouw trok, net als de gehele fabriek trouwens, door de jaren heen al vele fotografen aan die er kiekjes kwamen maken van het verwilderde, teloorgegane industriële verleden (de zogenaamde 'urbex'-urban explorers).

Na 'x' aantal branden en nog meer veiligheidsproblemen werd uiteindelijk de knoop doorgehakt en kon men beginnen met de afbraak en sanering van de bedrijfsterreinen.

Du Parc werd afgebroken in 2019 en werd omgetoverd tot een thuishaven voor de jeugd, sporters en families. 
Er kwam niet alleen sport en spel maar ook cultuur en groen, en het werd een geïntegreerd geheel met het nieuwe stadspark.

Vanaf het voorjaar 2020 kan men met de hele familie, groot en klein, gaan fietsen naar site du Parc om er te ontspannen en te genieten van tal van activiteiten.
In totaal zal er 7 miljoen euro geïnvesteerd zijn in de herontwikkeling van de vroegere kousenfabriek.

Wat er sedert de afbraak gebeurd is met de gebouwen en wie er tegenwoordig allemaal een onderkomen heeft gevonden, is HIER terug te vinden.

Tot slot nog enkele van de urbex-foto's die aantonen hoe men omgesprongen is met het industriële verleden ... 










Bronnen :

duparc.be
historischnieuwsblad.nl
de voorpost 23/11/1973
abandoned bonnetterie : Urbex Junkies, Gilbeest72, via YouTube
de watervallen van Aalst : Sander Franck 2013, via YouTube
nedac.com
De standaard 08/03/2001
aalst.be
TV Oost 22/04/2014
wiscan.be
patrimoine industriel, civil et souterrain : tchorski.morkitu.org/2/dsc00fin.htm

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.