Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label industrie/fabrieken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label industrie/fabrieken. Alle posts tonen

donderdag 24 maart 2022

Nominettes - Linjekes

Linjekes verzaumelen’ … Het is reeds sedert 1954  een heuse traditie in het Aalsterse. 
Sinds dat jaar bracht bijna elke Aalsterse Prins een eigen lintje, beter gekend als 'Nominetje' uit, om te kunnen uitdelen aan het publiek tijdens de carnavalsdagen.

Tegenwoordig zijn er zelfs heuse ruilbeurzen waar de gegeerde kleinoden verhandeld worden en een nieuwe eigenaar vinden, vaak tegen heel wat centjes of ander ruilmateriaal. 


Hoe het allemaal zo ver is kunnen komen? 

Wel, het was na de Eerste Wereldoorlog dat ene zekere Albert Butaye, een Ieperling, naar Aalst kwam. 
Albert was op 28 maart 1891 geboren in Ieper en had heel wat weefervaring opgedaan tijdens zijn verblijf in Engeland tijdens de oorlog. 

Vanaf 1915 werkte hij bij 'Factory F.L. Edmunds', maar het was steeds zijn droom geweest om zelf een weverij op te richten. 
Dat deed hij dan ook vrij snel. 

Hij verhuisde naar onze stad en hij huurde twee ateliers in de Nijverheidsstraat (de huidige dr. André Sierensstraat) … Het begin van zijn droom.

Hij kocht weefgetouwen in Frankrijk, startte in oktober 1919 en op 14 april 1920 werd het bedrijf ingeschreven in de handelsregisters van Aalst.  
Het textielbedrijf werd opgestart onder twee namen : ‘A. Butaye Tissagiers ‘ en ‘La Nominette’ en specialiseerde zich in het maken van naametiketten. 


Van waar de naam ‘Nominette’ ?
Wel, het was de Franse naam ‘Mominette’, een klein glaasje sterke alcohol (bijvoorbeeld Absinthe, Pastis of Ricard), die hiervoor zorgde. 


Albert zou zich immers specialiseren in de kleine witte naamlintjes met rode letters, die de meesten onder ons nog wel kennen. En van ‘klein’ naar dit mooie Franse woordje was dan  maar een kleine stap. 
Ook een klein of jong meisje werd trouwens ‘Mominette’ genoemd (een beetje zoals onze ‘bakvis’), en ook een klein flesje droge, witte wijn kreeg deze benaming wel eens.
De witte etiketjes met de rode letters werden het handelskenmerk van Albert en gezien ‘La Nominette’ de enige weverij in België was die dergelijke etiketten maakte, en de scholen en internaten heel wat heil zagen in het gebruik ervan (‘die gastjes zouden anders toch alles waar hun naam niet instond, verliezen') werd het een overdonderend succes.

‘La Nominette’ moest al snel uitbreiden en tussen 1930 en 1940 ging men van 16 naar 30 personeelsleden, bijna een verdubbeling van het personeelsbestand dus. 


Uiteraard kende men, net als zovelen, een moeilijke periode tijdens de Tweede Wereldoorlog en in 1947 werd Jean Butaye, de zoon van Albert, medeaandeelhouder van het bedrijf dat de nieuwe naam 'S.A. Tissage La Nominette' kreeg. 

In 1952 stapte vader Albert uit de zaak en nam Jean het volledige beheer van het succesvolle bedrijf over. 

Tot daar het succes van de Nominetjes ...?
Neen hoor, het moest eigenlijk allemaal nog beginnen!

Toen hij in 1954 Prins Carnaval werd, liet prins Frans De Boitselier ('Mister Dancy') een geweven naamlintje maken door de firma 'La Nominette'. Dit lintje zou hij uitdelen aan het publiek tijdens carnaval, als aandenken aan zijn prinsenjaar. 


Toen de prins ook in 1955 en 1956 verkozen werd, liet hij opnieuw dergelijke naamlintjes maken, en hierdoor startte hij een nieuwe traditie, die tot op vandaag nog steeds in ere gehouden wordt.

In 1961 had Karel De Naeyer voor het eerst geen lintje als Prins Carnaval. Toen hij in 1962 een tweede keer verkozen werd, draaide hij echter bij en liet er alsnog eentje maken. 
Op zijn lintje liet hij zowel het jaartal 1961 als 1962 zetten, zodat hij één lintje kon uitdelen voor de twee jaar dat hij Prinsj was.


In de periode 1968-1969 lieten de Prinsen geen naamlintjes maken bij Nominette. 
Zowel Kamiel Sergant als Luc Peirlinck opteerden in 1968 en 1969 voor kartonnen plaatjes die rond de nek gehangen kon worden. 


Opvallend is dat in 1969 wél naamlintjes van Nominette gemaakt werden voor … Victor De Saedeleer. 
Victor verloor toen de Prinsenverkiezing, maar riep zichzelf uit tot 'Prins van de Linkeroever'. 
Als zelfgekroonde Prins liep ook hij mee in de stoet en deelde zijn lintjes uit aan het publiek, in tegenstelling dus tot de echte Prins Carnaval.


In 1970 ging de Filature du Canal failliet. De gebouwen stonden over te nemen waardoor La Nominette de kans kreeg om haar bedrijventerrein te verdriedubbelen. Uiteraard lieten ze zich deze kans niet voorbij gaan en de verhuis naar de ‘Filature’ werd een feit. 


Jean-Paul De Boitselier schakelde in 1970 als Prins opnieuw over naar de lintjes van Nominette, maar in de periode 1977-1979 verkozen Prinsen Edy De Neve, Michel Cleemput en Enrico Le Clair een klever van Rupa in plaats van een geweven lintje van Nominette. 
In deze periode waren de lintjes van Nominette echter nog steeds aanwezig in de stoet, Kamiel Sergant zette immers als Keizer de traditie verder en bleef zijn lintjes uitdelen, onder andere ter gelegenheid van de 50ste stoet in 1978. 


Op 31 juli 1979 overleed Albert in Houthulst. Hij werd 88 jaar.

Vanaf 1980 werd opnieuw overgeschakeld naar de traditie van geweven lintjes voor de Prins.

Jean Butaye breidde de Jaquard smalbandweverij uit en de firma werd verder gemoderniseerd. Zo deed een directe computersturing zijn intrede en werd er overgeschakeld van katoen naar rayonne, fibranne en polyester. 

Het bedrijf bleef verder groeien in de jaren '80 en 90' en de productie van het bedrijf werd opgetrokken.
Steeds meer etiketten, bandjes, naamlintjes en emblemen werden geweven. 
De leiding van het bedrijf was ondertussen overgegaan naar Philip Butaye, de kleinzoon van oprichter Albert, en Jozef Van Steendam..

De gebouwen in Aalst waren intussen sterk verouderd, waardoor verzekeraars moeilijk begonnen doen in verband met veiligheids-, hygiëne- en andere voorschriften en regels. 
Daarenboven beperkte de overheid ook nog eens een langlopende milieuvergunning in de tijd, waardoor er eigenlijk geen andere optie was dan om te verhuizen.
In 1989 werd bekend dat La Nominette een nieuwe locatie aan het zoeken was. Hierbij was een bedrijventerrein in Erpe-Mere een belangrijke optie. 

In 1995 was het dan zo ver en trok Nominette naar een gloednieuw fabrieksgebouw in Erpe-Mere.


Zes jaar later, we schrijven 2001, kwam het bedrijf in handen van het Zweedse textielbedrijf ‘Nilörn’. 


De focus van de Zweden lag echter niet meer op de Nominetjes, helaas. Geldgewin kwam op de eerste plaats en men bood lang niet meer de gekende kwaliteit aan. 
Er kwam meteen ook een einde aan de aangeboden kortingen voor de prinsen en kandidaat-prinsen, een beslissing van de nieuwe directie. 

Prins Gary Van Overstraeten kan daar jammer genoeg van meespreken, want hij kreeg datzelfde jaar daardoor de ‘eer’ om als eerste prins de volle pot te betalen voor zijn lintjes, wat toen 8 frank per stuk was. 
Ne vrièn hap uit zijn budjet dus.

Om de kosten toch iet of wat te kunnen drukken, besliste hij toen wel om de gebruikelijke bestelling van 8000 stuks dat jaar te verminderen naar 5000 stuks.

In 2007 kende men een periode van sociale onrust bij de werknemers van Nominette. 

De Zweedse hoofdzetel gaf steeds meer werk aan de Portugese en Aziatische vestigingen en steeds minder aan het dochterbedrijf in Erpe-Mere en dus deden al vrij snel geruchten de ronde als zou het bedrijf opnieuw verkocht worden.

Waar rook is, is vuur en de onrust bij de werknemers bleek volkomen terecht te zijn, want op een bijzondere ondernemingsraad werd een week later meegedeeld dat de productieafdeling in Erpe-Mere gesloten zou worden. 
Enkel de verkoopafdeling en een kleine weefafdeling bleven in Erpe-Mere.
39 Mensen verloren hun job.

Na enkele moeilijke jaren werkten er in 2009 nog 11 personeelsleden in Erpe-Mere. 
Deze personeelsleden richtten zich vooral op het uitwerken van concepten voor labels, maar het produceren gebeurde niet meer in Erpe-Mere. 
Na al de herstructureringen werd het steeds duidelijker dat Nilörn volledig van Nominette af wou.

Het bedrijf stond dus bijna aan de afgrond, maar dankzij het Nederlandse bedrijf Van Engelen en Evers BV, dat Nominette in 2009 kocht , kreeg men toen opnieuw een commerciële boost. 


De labels worden nu wereldwijd via een eigen webshop verkocht en de productie van de geweven lintjes vindt opnieuw plaats in Erpe-Mere.

Ook deze firma - ondertussen EE Labels - heeft reeds een lange geschiedenis achter de rug, en dat ging natuurlijk ook gepaard met nieuwe logo's. Hieronder zien jullie de evolutie van de logo's van deze firma. 
1900, 1930, 1939, 1960, 1986, 2000 en als (voorlopig?) laatste het nieuwe logo van 2020.


Het was, vroeger zeker meer dan nu, 'een eer' zo'n hebbedingetjes te krijgen. Tegenwoordig houden de prinsen het ook niet meer bij 1 linjeken, maar maken ze er een hele verzameling van in verschillende kleuren, met verschillende ontwerpen, andere details, enzovoort. Ook is het nu de gewoonte om er een verzamelblad of zelfs verzamelboek van bij te houden en zelfs de druk- en weeffouten brengen geld in het laatje. 

Het grootste lintje staat op naam van prins Wim Delclef, die bij zijn afscheidsconcert de aanwezigen voorzag van 'Wimonetjes'. 


Op deze speciale 'Nominette' werd een foto van Prins Wim, samen met zijn dochter Lina afgebeeld. Deze creatie was toen het grootste textiellintje dat Nominette ooit gemaakt had. 
Bovendien was het voor Nominette de eerste keer dat ze werkten met een foto op een geweven lint. Enkele personeelsleden van Nominette hadden hiervoor een speciale opleiding gevolgd

Dat de Nominetjes heel vlot van de hand gaan, dat is zeker. 

Het bleef ook niet bij de prinsjen carnaval. Ook prominenten, carnavalsgroepen, verenigingen allerhande, cafés en zelfs winkels vonden intussen de weg naar de nominetten, en zien in het stukje textiel een mooie bron van reclamemogelijkheden


En dank zij de periode dat Aalst Carnaval Unesco-erkenning had, verdienen deze Nominetjes natuurlijk ook een plaatsje in het stukje 'Cultureel Werelderfgoed'!

In 2011 bracht de firma Nominette, naar aanleiding van haar 90-jarig bestaan, textiellintjes uit ten voordele van 'Mensen Helpen Mensen', de organisatie van Kamiel Sergant die zich inzet voor de armoede in Aalst. 
De jubileumnominette droeg het opschrift 'Keizer Kamiel' en de jaartallen '1432-2011'. 
Het lintje was geïnspireerd op het eerste Prinsenlintje van Frans De Boitselier uit 1954. 


Het jaartal 1432 verwees naar het ontstaan van carnaval in Aalst. De 50 stuks vlogen de deur uit en brachten 1000 euro op. 
Deze som werd door eigenaar Marc Evers overhandigd aan Kamiel Sergant. Naar aanleiding van hun negentigjarige bestaan bracht Nominette toen ook een vlag uit met een Voil Janet met ajuinhoofd, een pak friet en enkele glazen bier in de handen.

De Nederlanders wisten niet waar ze het hadden, en hadden het succes (en de verzamelwoede) van de Nominetjes in het Aalsterse nooit zo hoog ingeschat. 

'Al van dag één werden we door verzamelaars en carnavalsgroepen gecontacteerd', vertelt manager Oscar Van Iersel in Het Nieuwsblad van 9 februari 2012. 

'Het was al gauw duidelijk dat de Nominette in deze streek iets heel speciaals en belangrijks is. Zelf hebben we jammer genoeg geen enkel lintje meer in huis. Met enkele verzamelaars legden we daarom een digitaal archief aan. 'In de 'index' van de firma, te vinden via http://carnavalslintje.be/index.php, kan je alle ontwerpen sedert 1954 nog eens rustig bekijken


In 2011 kwam er in Aalst ook een tweede linjekesbedrijf op de proppen. 
 
Het waren Peter De Bruecker (52) en zijn zoon Karel (21) die met het Aalsterse bedrijf Linjekes.be die de rechtstreekse concurrentie zouden aangaan met Nominette, de ‘concullega’ uit Erpe-Mere. 

Ook zij bleken van in den beginne heel succesvol te zijn. 
Dat het druk zou worden, dat wisten ze, maar dat het zo’n grote vaart zou lopen, had ook Peter De Bruecker echter niet verwacht toen hij in 2011 zijn eerste lintje maakte. Het onderwerp was de ‘Toerenpoeper’, een toen heel populair onderwerp bij de carnavalisten.

Hoe het eigenlijk allemaal begon ? In 2011 ontstond de ‘Oitgeranzjeirde Jury’ - een groep carnavalisten die niet meer in de jury van de stoet mochten zitten en dan maar een eigen jury oprichtte - en die groep wou ook een lintje uitbrengen. 
Nadat ze de prijs opgevraagd hadden bij de bestaande producent van lintjes, dachten ze : ‘Dat kunnen we zelf beter en goedkoper’. 

Het ontwerp sloeg in als een bom ... . Het lintje was gebaseerd op het bruine toeristisch infobord dat vroeger naast de E40 stond. 
Iemand had, naar aanleiding van een 'privémomentje' van toenmalig burgemeester Ilse Uyttersprot,  toen op de E40-bord twee ‘toerenpoepende’ mensen getekend. Zeer leuk, en dus maakten ze daar een lintje van. 


Het werd eerst enkel verdeeld via carnavalswinkel Liebaut, maar al snel was ook de interesse van de andere carnavalswinkels gewekt. 

De eerste 1.000 lintjes waren dus ongelooflijk snel de deur uit, en Linjekes was definitief "gelanceerd”

In 2017 bracht 'de Sjampetter' (Dirk Verleysen - voorzitter Feestcomité en oprichter van de FaceBookpagina 'Oilsjtpositief') ook een lintje uit bij deze firma. 



Goh, de Nominettekes … Toen de prinsen carnaval ermee begonnen, was men zich duidelijk niet bewust van het succes die de linjekes / Nominetjes zouden hebben. 
Ondertussen zijn die oude lintjes een heel pak geld waard. Elke verzamelaar wil natuurlijk een zo complete mogelijke collectie van de carnavalslintjes van de prinsen hebben, en de prijzen schieten dan ook de hoogte in. 

Hét pronkstuk in de carnavalsverzameling van Tom Huybrechts bijvoorbeeld is het carnavalslintje van prins Fransky De Boitselier alias Mister Dancy. Niet de eerste Prins Carnaval van Aalst, dat was Robert Renoncourt een jaar eerder, maar zoals eerder al vermeld wel de eerste die carnavalslintjes of 'nominetten' liet maken. 

"Ik heb naar die van 1954 lang gezocht. Ik ben in 1998 beginnen verzamelen en in tien jaar tijd had ik alle lintjes van alle prinsen, behalve die van 1954. 
Uiteindelijk heb ik hem kunnen kopen voor 650 euro in 2008. 
Tegenwoordig betalen ze voor dit lintje 1.000 tot 1.500 euro, omdat het zo zeldzaam is."

Zo’n lintje zou trouwens zelfs ooit eens verkocht zijn voor 2.000 euro. 
Als je weet dat een nieuw carnavalslintje per stuk 30 cent kost, dan is het overduidelijk een goeie investering voor iemand met veel geduld.

Ondertussen laat zowat iedereen in Aalst een lintje maken. Carnavalsgroepen, prinsen, maar bijvoorbeeld ook Eendracht Aalst om 20 jaar Europees avontuur te vieren, een koppel dat gaat trouwen, een organisatie voor het goede doel (denken we bv aan de linjekes van 'run 4 hope' ten voordele van Stichting tegen Kanker...), beenhouwer Daens, …

Typisch Aalst, jazeker, want overal elders is de pin om je vest te spelden nog steeds een pak populairder. 
Stilaan echter beginnen mensen uit naburige gemeenten ook al onze 'linjekesgewoontes' over te nemen. Zo zijn er al vragen binnen voor lintjes voor de carnavals in Zottegem, Denderleeuw en ... tja, zélfs ... Dendermonde.”

Wie textiel en zeker confectie zegt, denkt daarbij meteen aan de problematiek van uitwijking naar lageloonlanden of, dichter bij huis, Noord-Frankrijk, vooral vanaf de jaren '90. 

Toen de etikettenweverij Nominette voor de dringende noodzaak stond om de aftandse panden in Aalst te verlaten; een operatie die zeker 5 miljoen euro zou kosten, zou dit een gedroomde kans geweest zijn om gunstiger oorden op te zoeken. 
Toch koos het management uitdrukkelijk niet voor uitwijking naar het buitenland en werd verhuisd naar het naburige Erpe-Mere.

De familie Butaye is er tot op vandaag nog steeds de hoofdaandeelhouder van het bedrijf. 

Gedelegeerd-bestuurder is Philip Butaye; directeur-bestuurder is Jozef van Steendam. Wat meteen opvalt is dat op de naamkaartjes van geen van beiden hun functie staat vermeld. Geen pronkerigheid dus bij het labeur van Nominette.

Nominette heeft een machinepark van 54 jacquard-weefgetouwen waaronder 14 nieuwe naaldweefgetouwen en 40 breedweefgetouwen. 


Het verhuizen naar de nieuwe inplanting ging gepaard met een investering van om en bij de 4,5 miljoen euro. Tegelijk werd beslist om ook 1,5 miljoen euro in de modernisering van het machinepark te steken. Met eigen middelen die ruimschoots de vreemde middelen overtreffen, was de financiering geen probleem al preciseert men liever niet hoe de vork precies in de steel zit.

Nominette - volgens Butaye en Van Steendam vermoedelijk de vijfde grootste etikettenweverij in Europa - is goed voor twee miljoen etiketten en naamlintjes per dag

De geweven etiketten maken 80 procent uit van de omzet, de naamlintjes vertegenwoordigen 15 procent. De rest komt van borduurwerk en gedrukte etiketten. 
De geweven etiketten worden besteld door zowat alle confectiemerken uit Europa waarbij orders voor miljoenen stuks niet vreemd zijn. 
Nominette heeft eigen standaard- of decoratiemotieven; een collectie etiketten met onder meer Walt Disney figuurtjes. 
Van de omzet van 5,5 miljoen euro wordt 65 procent in de buurlanden gerealiseerd.

Een belangrijke markt is Frankrijk. Misschien vreemd dat Nominette met zijn productieafdeling niet richting Nord-Pas-de-Calais trok? 

Van Steendam: 'Tussen de aankoop van de garens en het eindproduct genereren we een toegevoegde waarde van 85 procent. 
Alles daartussen is activiteit; activiteit van mensen. Als u ziet dat 40 procent van ons personeel (103 werknemers) bedienden zijn, dan merkt u meteen het verschil met de confectie waar het misschien om drie bedienden gaat op 100 laaggeschoolde arbeiders. 
Wat hier gebeurt is vrij complex. De waarde van Nominette hangt af van de kracht van het personeel. Dat valt in Frankrijk niet van nul af aan te herbeginnen'.

De expertise van het personeel, van CAD-CAM-afdeling tot fabrieksvloer, hield Nominette dus in de buurt van Aalst. 
CAD-CAM wordt als één term genoemd met betrekking tot de automatisering in een productieomgeving, maar is eigenlijk een samenvoeging van twee afkortingen.
'CAD' staat voor “Computer Aided Design”. Hiermee wordt bedoelt dat producten worden ontwikkelt en vormgegeven doormiddel van een computersysteem. 
De tweede afkorting ‘CAM’ staat voor “Computer Aided Manufacturing”. Hiermee wordt aangegeven dat producten daadwerkelijk worden gefabriceerd of geproduceerd doormiddel van software op de computer.

Dit had misschien anders afgelopen, hadden ze bijvoorbeeld in West-Vlaanderen gevestigd geweest en de combinatie uitwijking en behoud van personeel dus iets makkelijker was geweest. 

Hét probleem ligt overigens niet zozeer bij de personeelskosten.

Terwijl de confectie de afgelopen jaren massaal en versneld richting lageloonlanden trok, voelt Nominette zich best lekker in hartje Europa. De lageloonlanden beheersen de 'métier' van etiketten weven helemaal niet. 
Wat zij afleveren is echt ondermaats. 

'We kregen van een confectiebedrijf uit India ooit de vraag - het was bijna een smeekbede - om voor hen een etikettenweverij te installeren. Maar onze technologie exporteren? Nooit!', zegt Butaye.

'Micro-economisch maak ik mij weinig zorgen. Nominette is een gezond bedrijf. Wat ons echt verontrust is de macro-economische omgeving. Wat men ook beweert: het klimaat is zeer slecht. Toch hebben de aandeelhouders geopteerd voor het voortbestaan van het bedrijf. Maar geloof ons: de investeringen zijn gebeurd met de vlag halfstok.'

In 2012 verscheen de website carnavalslintje.be, waarop alle Aalsterse 'nominetten' verzameld werden. 
Het idee werd uitgewerkt door verzamelaars Chris Van Goethem en Lieven Goubert. 
Bij de overname van Nominette door EE Labels ging het archief verloren, waardoor de verzamelaars op zoek gingen naar alle bestaande carnavalslintjes, die gemaakt werden door Nominette. 
De firma werkte graag mee bij het aanleggen van dit nieuwe digitaal archief. De website wordt jaarlijks geüpdatet door Lieven Goubert

Of er al ‘linjekes’ geweest zijn die voor enige controverse gezorgd hebben? 
Ja hoor, al lag dat niet aan het bedrijf dat ze vervaardigde, maar aan het onderwerp. 

In 2019 zag het er immers naar uit dat Aalst Carnaval opnieuw voor ophef zou zorgen. 
Er doken al heel snel signalen op dat de Aalsterse carnavalisten de toen heel actuele Unesco-rel niet uit de weg zullen gaan. Zo waren er bijvoorbeeld de 150 unieke carnavals-lintjes. Op die lintjes, of linjekes, stonden Joden afgebeeld op dezelfde stereotiepe manier als het jaar ervoor: mét haakneus en hoge hoed.  


En het is net die voorstelling die sommigen niet graag zagen komen. Het Forum van Joodse Organisaties vond het pure provocatie, en dat terwijl er nog altijd een verzoeningsgesprek bezig was over de controversiële praalwagen van ‘De Vismoilen’ uit de vorige stoet.

In 2020 kwam er beter nieuws en werd de 100ste verjaardag van het bedrijf gevierd, iets wat natuurlijk niet zomaar aan de aandacht mocht ontsnappen. 
Ter gelegenheid van deze gebeurtenis werd een speciale carnavalsbrochure uitgegeven, samen met … 2 geweven lintjes. De leuze? 

100 joor gooren ver te spooren” (100 jaar garen om te sparen). 


De opbrengst van de brochure ging integraal naar de vzw Levensvreugde. 


Het volledige lintjesarchief van Nominette is terug te vinden door op onderstaand logo te klikken. 



Ook andere 'Oilsjterse dinges' verzamelen? 
Klik op de foto hieronder en laat je meeslepen in het verleden via de site 'Oilsjt Verzaumelt' 



Tot slot van dit artikel nog 'een streepje muziek'. 
Van Nominette heb ik geen liedje teruggevonden, maar hier in elk geval het liedje 'De Linjekesmaan' van Linjekes.be



Bronnen

'De Tijd' 16/11/1995 
2dehands.be
nominette.be
website linjekes.be 
website Nominette
Denderend Aalst, 1 november 2013
Het Nieuwsblad, 10/01/2007 – 17/02/2007 – 12/02/2011
De Voorpost, 03/02/1989 – 15/12/1989
Het Volk, 2/06/2001
HLN 7/062001 – 8/01/2010 – 25/01/2003
http://carnavalslintje.be
foto Fabriek van La Nominette : Denderend Aalst - 01/11/2013 - Verzameling J.Depryck
Liedje 'De Linjekesmaan' : via Youtube 
lalanguefrancaise.com/dictionnaire : Prononc.: [mominεt]. Étymol. et Hist. 1. [Ca 1880 «fillette» (s. réf. ds Cellard-Rey)] 1920 (Sain. Lang. par., p.113); 2. 1894 «petite absinthe» (Virmaitre, Dict. arg. fin-de-s., p.186). Dér. de môme*; suff. dimin. -inette (-in*, -et*).

vrijdag 5 juni 2020

De Dender - water in de stad

Je kan er gewoonweg niet omheen … Wie een wandeling door Aalst maakt, komt zeker ook de Dender tegen op zijn tocht.

De Dender is een rivier in het stroomgebied van de Schelde die stroomt doorheen de provincies Henegouwen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, en dit over een totale lengte van 65 km.
De rivier doorkruist de volgende grote steden: Geraardsbergen, Ninove, Aalst en Dendermonde, allen natuurlijk gelegen in de zogenaamde Denderstreek.

De rivier ontspringt in Aat door de samenvloeiing van de Oostelijke Dender (waarvan de bron op de grens tussen Masnuy-Saint-Jean en Masnuy-Saint-Pierre ligt) en de Westelijke of Kleine Dender (met bron te Barry) en mondt op de rechteroever in de Schelde uit in Dendermonde.


Het Denderbekken omvat de volgende belangrijke zijbeken:

- de Mark met een stroomgebied van 180 km² ter hoogte van Geraardsbergen;
- de Molenbeek die op de linkeroever in Zandbergen, deelgemeente van Geraardsbergen, in de Dender uitmondt en een stroomgebied heeft van 55 km²;
- de Bellebeek of Alfene met een stroomgebied van 100 km² die op de grens van Affligem en Liedekerke op de rechteroever uitmondt;
- de Molenbeek-Ter Erpenbeek die in Hofstade, deelgemeente van Aalst, op de linkeroever in de Dender uitmondt.

De Dender is geen getijdenwater want de rivier wordt van de Schelde afgesneden door een tijsluis.
De rivier staat in voor de afwatering van de gehele Denderstreek, een oppervlakte van maar liefst 133 000 hectare met een omtrek van 224 kilometer.

Het is altijd al een moeilijk te bevaren rivier geweest door het sterke bodemverval. Vroeger, in de zomer en bij lage waterstand, kon men de rivier op verschillende plaatsen gemakkelijk te voet oversteken. In de winter daarentegen deden zich regelmatig grote overstromingen voor, vaak met noodlottige gevolgen voor de lager gelegen velden en woningen. 

Het lijkt op het eerste zicht een heel rustige, kalme en typische ‘regenrivier’ te zijn.
Heel kalm maar pas op want schijn bedriegt. De idyllisch lijkende waterloop kan bij overvloedige regen in een mum van tijd veranderen in een kolkende stroom. 
Niet voor niets komt de naam ‘Dender’ dan ook van het Keltische ‘Tanera’, wat ‘de woelige, de bruisende’ betekent.

De Kelten woonden van de 5de tot  de 3de eeuw vóór Christus in de  Denderstreek en bezorgden de waterloop dus zijn oorspronkelijke naam.

Hoewel er dus wel degelijk enkele ‘woeste’ uitschieters zijn, toch kennen we de Dender vooral als een ‘luie’, traag stromende rivier. In droge periodes komt er weinig (regen-) water in de Dender en staat die dus als het ware praktisch stil.
In die droge periodes kan je de Dender trouwens bijna vergelijken met een hele rij meertjes met stilstaand water, van elkaar gescheiden door 13 sluizen en stuwen die toch nog wat voor enige beweging zorgen. 

De stuwen houden het waterpeil immers steeds voldoende hoog zodat ook scheepvaart mogelijk blijft. Zonder die stuwen zou de Dender immers totaal onbevaarbaar zijn en ‘leeglopen’.
Dit soms zeer lage debiet heeft trouwens ook een grote invloed op de waterkwaliteit, omdat lozingen dan minder verdund worden. 

Langdurige droogte en warmte in de zomer kunnen ook leiden tot onvoldoende zuurstof in het water, met vissterfte tot gevolg. In dergelijke periodes is het vooral de scheepvaart die voor voldoende zuurstof in het water kan zorgen … en vaak steekt ook de brandweer natuurlijk een handje (of brandslangske) toe om wat extra te ‘luchten’. 

Vooral vroeger trad de Dender in de winter regelmatig buiten haar zomerbedding en werden de laaggelegen meersen bevloeid.
Nu is de Dender nog altijd bekend (of zelfs berucht) om haar overstromingsgevaar, en zelfs vaker dan vroeger met kwalijke gevolgen omdat de mens de natuurlijke overstromingsgronden inpalmde.
Extra wateroverlast ontstaat immers doordat er minder water in de grond kan dringen door bebouwing, industrialisatie, wegenbouw en drainage van weilanden. Hierdoor vloeit het water uit de straten dan ook sneller af naar de Dender en ook de extremere weersomstandigheden dragen hun ‘druppeltje’ bij, hoewel dit de laatste 3 jaren (2020) eerder zorgt voor droogte dan voor overstromingen.

Om goed te zijn moet men dus meer ruimte creëren om schade bij overstromingen te kunnen beperken. Naast de buffering van het overtollige water moet vooral ook gedacht worden aan het systematisch ophouden van het water op alle niveaus (poelen, beken, stuwen), meer indringing van het water in de bodem, een vertraagde afvoer en het behouden van een voldoende diepe waterkolom. Deze aanpak  schept trouwens ook nieuwe kansen voor de natuurontwikkeling.

Voor wat betreft de aanpak van waterbeheersing dringen zich afspraken over de gewestgrenzen heen op. Als stroomopwaarts het water onvoldoende of teveel vastgehouden worden, zijn problemen stroomafwaarts ( onder andere dus voor onze Dendermondse vrienden) niet te vermijden … en dat willen we natuurlijk niet op ons geweten hebben ...

De vernieuwing van de oude stuwsluizen (Papignies en Deux-Acren in Wallonië en alle nog handbediende stuwsluizen in Vlaanderen), is ook nodig om bij te groot debiet en overstromingsgevaar versnelde waterafvoer mogelijk maken.
Bijna de gehele Denderloop, maar zeker het gedeelte vanaf Erembodegem (Aalst) en verder langs Affligem, Denderleeuw, Liedekerke, Roosdaal, Ninove, Geraardsbergen, Lessines tot Ath heeft een uitgesproken groen karakter, die enkel onderbroken wordt door relatief kleine en geconcentreerde stedelijke kernen. In die stedelijke kernen liggen de belangrijke historische bezienswaardigheden bijna altijd aan of in de directe nabijheid van de rivier wat natuurlijk bewijst dat ook de vroegere woonkernen zich in de nabijheid van het water bevonden. 

Enkel in het centrum van Aalst en meer bepaald op de linkeroever tussen de Sint-Annabrug en de Zeebergbrug heeft de Dender nog het échte uitzicht van een industriële zone behouden.
Het groot industrieel complex van Syral (beter bekend als ‘den Amylum’) dat op het vroegere ‘eiland Chipka’ ligt, verwerkt er landbouwproducten (vooral granen) tot glucose, smaakstoffen, zetmeel, bio-ethanol en andere.  De grondstoffen worden gedeeltelijk per schip aangevoerd.
Meer over Tereos is HIER te lezen.
Van oudsher al werd de Dender bevaren door lichte, smalle vaartuigen. 

Ook de Romeinen  vestigden zich al langs de Dender.  Op verschillende plaatsen in het Denderbekken en langs de Dender werden al resten van hun aanwezigheid gevonden.

In de 10de eeuw duiken de eerste primitieve sluizen op: de zogenaamde "portae aquarium". Deze ‘poorten’ bestonden uit dikke planken die langs weerskanten in houten palen heen en weer schoven om het waterpeil te kunnen regelen. 

Met de opkomst van de Dendersteden, het toenemende handelsverkeer én de komst van zwaardere schepen werd het noodzakelijk om ook de bevaarbaarheid van de Dender te vergroten. 

In 1285 werd door Gwijde van Dampierre over gegaan tot een eerste kanalisatie van de rivier.

Onder Lodewijk van Male werden in 1353 een tweede keer werken uitgevoerd en kwamen ook de eerste tolreglementen in gebruik. In die tijd verscheepte men vooral turf, hout, ijzer, stro, graan en zout maar ook wijn, honing, fluweel en lijnwaad vonden hun weg naar bestemming via het water.
De opeenvolgende kanalisaties en de bouw van sluizen en stuwen maakten zwaardere scheepvaart mogelijk waardoor de Denderstreek een economische bloei kende.

De Dender was ook vaak onderwerp van tegenstrijdige belangen.
De schippers wilden een hoog waterpeil om te kunnen varen. De boeren wilden na de winter een laag waterpeil zodat hun weiden langs de Dender konden draineren en niet zouden verzuren. En de molenaars ten slotte wilden zo veel mogelijk water gebruiken waardoor de scheepvaart dreigde stil te vallen.

De textielnijverheid was een belangrijk onderdeel van de economische activiteit die zich vooral op de linkeroever van de Dender ontwikkelde. 

In de 14de en 15de eeuw groeide het ambacht van de lakenwevers zelfs uit tot dé belangrijkste economische macht in de stad. Toen tijdens de 16de eeuw de concurrentie van het Engelse laken steeds groter werd, werd hun positie ingenomen door de linnen- en tapijtwevers. Vooral dankzij deze laatsten zou Aalst een grote bekendheid verwerven.

In de 15de eeuw nam de verscheidenheid van goederen die werden aangevoerd via de Dender nog sterk toe. Ook Vlaamse, Hollandse en Engelse kaas, stokvis, lakens, saffraan, kaneel, peper, suiker, wijn, bier, koren, erwten enzovoort werden toen af- en aangevoerd ... 

Naast de positieve periode was er natuurlijk een negatieve. Ook Aalst werd immers getroffen door godsdienstoorlogen. Ook de opstand tegen Spanje deed de Denderstreek ontvolken en de handel en scheepvaart werd quasi volledig lamgelegd.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kende de economische activiteit in Aalst dan ook een zware terugval.

In het midden van de 17de eeuw kon de scheepvaart zich gelukkig opnieuw herstellen en werd de Dender als verbinding tussen Henegouwen en de Schelde heel belangrijk. Er kwamen bruggen en nieuwe sluizen, en ook de bedding werd verbreed.

Tijdens de 18de eeuw ontwikkelde Aalst zich tot een centrum van de linnennijverheid in de regio. Naast de vele linnenblekers waren in de stad ook talrijke garentwijnders en blauwververs actief, en net als hun Gentse collega’s profiteerden ook de Aalsterse ondernemers van het gunstige economische klimaat onder de Franse bezetting. De grote Franse afzetmarkt en de door de Franse overheid doorgedrukte politieke en economische veranderingen zorgden ook hier voor een bloeiende handel en nijverheid.

In 1840 neemt de prille Belgische staat het bestuur van de Dender in handen. 

In 1853 regelt een Koninklijk Besluit de verdere sluizenbouw en enkele jaren later werd de Dender van oorsprong tot monding volledig gekanaliseerd. 

De "nieuwe Dender" werd een feit in 1867. De rivier werd toen rechtgetrokken tussen de Sint Anna- en de Zeebergbrug. 

Daardoor ontstond er tussen de twee waterlopen een kunstmatig eilandje, ‘Chipka’ genaamd.

De eerste jaren na het ontstaan van het eiland Chipka is het op een brouwerij na ‘eene plek vol onkruid, waartusschen een smal wegelken kronkelde’, aldus Petrus Van Nuffel. 


In 1873 komt daar verandering in en bouwen de drie broers Callebaut samen met een vierde vennoot een fabriek aan de Burchtstraat, precies op de plek waar het kasteel van de burggraaf van Aalst stond in de vroege middeleeuwen. Tien jaar later koopt “Callebaut frères” nog twee stukken grond bij langs de nieuwe Dender, om er een nieuwe fabriek te bouwen, die makkelijker te bevoorraden is langs de rivier.
Al gauw wordt ook de rest van het eiland Chipka ingenomen door grauwe fabrieksgebouwen die met hun hoge schoorstenen aanhoudend zwarte stofwolken uitspuwen. Het werd stilaan een eiland met een mix van (arbeiders-) huizen, ateliers, brouwerijen en fabrieken. De Eilandstraat en de Iweinstraat werden aangelegd en in 1885 werd er zelfs een zwembad uitgegraven dat tot de jaren 1930 dienst deed als openluchtzwembad.

De naam Chipka (‘Sjipka’) is eigenlijk de naam van een stad nabij Gabrovo in Bulgarije. Momenteel is Gabrovo de zusterstad van Aalst. In 1877 woedde daar een hevige strijd tussen de Bulgaren en de Turken. De kranten van die tijd hadden het over een bijzonder hevige en vooral chaotische strijd.
Het idee van ‘Chipka’ als een plek waar chaos en destructie heersen, deed de Aalstenaars de vergelijking maken met de situatie waarin ze zich zelf bevonden aan ‘hún’ eiland aan de stadsrand, en deze naam snel overgenomen.

In die periode zijn vooral het transport van steenkool uit Wallonië en de vaart van Ath naar Blaton belangrijke factoren. Men vervoert dan ook kalksteen, kalk en arduin uit Lesse, kolen uit de Borinage en verder ook nog bakstenen, pannen, hout en graangewassen. De schepen werden veelal gesleept door stoombootjes maar ook door mensen of paarden vanop het jaagpad, of zoals beter gekend ‘de tragel’.

In de 19de en 20ste eeuw kwamen er dus tal van fabrieken langs de Dender en ontstonden er nieuwe industrietakken: in Ninove en Geraardsbergen waren dat vooral de luciferfabrieken, en in de hele Denderstreek de textiel- en voedingsindustrieën, waartoe natuurlijk ook de brouwerijen behoorden.
Deze fabrieken ‘leefden’ een groot deel door deze rivier, die naast transportmogelijkheden natuurlijk ook voor stroomvoorziening en koeling zorgde.In het centrum van Aalst, meer bepaald op de linkeroever tussen de Zeebergbrug en de Sint-Annabrug, heeft de Dender trouwens nog steeds een beetje het uitzicht van die industriële zone behouden.
Hierbij een fotootje van hoe het er toen uitzag, en hoe het er tegenwoordig uitziet.

De Dender won dus ook steeds meer en meer aan economisch belang. 

- Dat was heel duidelijk te zien, bijvoorbeeld aan de Sint-Annabrug, waar nu het Administratief Centrum is gevestigd, waar de ‘Filature du Canal’ van J.B. Jelie opgericht werd. Hij was één van de voortrekkers van de textielindustrie in Aalst.
In 1821 richt hij een eigen garentwijderij op. Vandaag zouden we hem een trendsetter noemen. Jelie zocht immers voortdurend naar manieren om de productie en de kwaliteit van zijn naaigarens te verbeteren. Hij investeerde voortdurend in nieuwe machines en methoden, en zijn baanbrekend werk maakte hem dan ook tot één van dé toonaangevende figuren uit de Belgische textielindustrie. Het leverde hem het ereteken van Ridder in de Leopoldsorde op, uitgereikt door Leopold II in 1856.

In 1867 staan er in dit gebouw aan de Werf drie grote stoommachines en werken er 550 arbeiders. Zij maken katoengaren en later ook breiwol. Jelie is ook één van de oprichters van de sterke Aalsterse fusievennootschap F.F.R. (1886), maar trekt zich eruit terug in 1898. Zijn bedrijf groeit uit tot een van de grootste fabrieken in Aalst.
Net als zoveel andere textielbedrijven moet de ‘Filature du Canal’ de boeken sluiten in de nasleep van de economische crisis in de jaren ‘50. In 1969 valt het doek dan definitief over het bedrijf. Het gebouw houdt nog stand tot 2010 (veel Aalstenaars hebben het trouwens nog als postgebouw gekend). Dan wordt het afgebroken om plaats te maken voor overheids- gebouwen, waaronder het nieuw Administratief Centrum van de stad.

- Een ander voorbeeld is de in 1839 opgestarte twijnderij van Jean Charles Cumont. Midden 19de eeuw breidde hij zijn machinepark uit met stoommachines, waardoor hij zijn productie sterk kon opdrijven. De garens van Cumont kenden internationale successen. Ze vielen in de prijzen op de wereldtentoonstellingen van Londen (1851), Parijs (1855) en Wenen (1873), en dat betekende heel wat. Op dergelijke evenementen konden ondernemers immers uitpakken met hun kunnen. Er werden contacten gelegd en deals gesloten. Deelnemen aan zo’n internationaal evenement getuigde daarenboven van ambitie en er prijzen in de wacht slepen was dan ook vaak een springplank naar zakelijk succes. Jean Charles Cumont overleed in 1864. 

Zijn zoon Charles Alexander nam het bedrijf over en zette het succesvolle ondernemerschap van zijn vader verder. In 1891 koos hij ervoor om een fusie aan te gaan met een ander vermaard textielbedrijf uit Aalst: spinnerij en twijnderij F.F.R. (Filature et Filteries Réunies). De fabriek achter het huis van Cumont sloot en de volledige garenproductie verhuisde naar de vestiging van F.F.R. aan de Tragel.
Met de Dender en een spoorlijn voor de deur konden grondstoffen en goederen veel vlotter af- en aangevoerd worden.  

- Het aantal bedrijven dat tegenwoordig nog gebruik maakt van de Dender is beperkt. We kennen natuurlijk Tereos, brandstoffenbedrijf Gabriëls en baggerbedrijf Jan De Nul.
Nog enkele bedrijven die maar al te graag gebruik maakten van de Dender waren ‘bouwonderneming Peynsaert’ ‘NV De Wolf-Cosyns’ (waarover HIER meer te lezen is) en ‘Leerlooierij Schotte’ (waarover HIER meer te lezen is).

Op het einde van de Molenstraat kende men ook de werf, een vroegere aanleg- en herstelplaats voor schepen. Deze werd in 1940 volledig in puin gelegd door bombardementen.

Na WO II vermindert het belang van de Dender zienderogen. Een herkalibrering kwam er nooit en de rivier is economisch van weinig nut geworden. De grote schepen van tegenwoordig kunnen immers niet meer op de Dender terecht en lucht- en baantransport winnen steeds meer aan belang.
Enkel tussen Aalst en Dendermonde, waar schepen tot 600 ton kunnen varen, is het vrachtvervoer per schip nog van enig belang. Stroomopwaarts van Aalst is de scheepvaart er bijna volledig beperkt tot pleziervaart.

Het was trouwens in 1962 dat de oude Denderarm, die toen reeds volledig ongebruikt was, gedempt werd. Een stukje hiervan is nog steeds te vinden aan de gevels van het Oud Hospitaal (aan de overzijde van Tereos) in de Burchtstraat.
Over de geschiedenis van het Gasthuys is HIER trouwens alles te lezen.
De inspanningen om het Denderwater te zuiveren zorgden voor een opmerkelijke verbetering van de waterkwaliteit én het visbestand en de rivier werd sedertdien steeds belangrijker voor het toerisme en recreatieve vaart.  De natuur is dan ook indrukwekkend in de Dendervallei: diverse biotopen met onder andere blauwe reigers, weiden, meersen en broeken...  

'Water in de stad', is trouwens ook een thema dat de laatste jaren steeds meer en meer leeft bij de bevolking van verschillende steden. Jarenlang werd het stinkende water gewoon ingekokerd of werd het probleem volledig genegeerd. Nu de waterkwaliteit stilletjes aan terug aan het verbeteren is, winnen vooral de recreatieve en sociale aspecten van open water in het stedelijk gebied aan belangstelling. 

Storende overwelvingen worden weggehaald, nieuwe promenades en aanlegsteigers worden aangelegd, riviergerichte woonprojecten worden opgezet. Ook de openbare ruimte rond het water wordt opnieuw ingericht met verpozingsplaatsen, aangename terrassen,  ... Voor de pleziervaart zijn er op diverse plaatsen aanleigsteigers met de nodige infrastructuur en in Aalst werd enkele jaren zelfs het hele Werfplein herlegd. 


Nu de Dender al verscheidene jaren (van ongeveer begin jaren 2000) geen stinkende rivier meer is, beschouwt elk van de Dendersteden de aanwezigheid van water als een aangename attractie. Op meerdere plaatsen werden door de waterwegbeheerder in samenwerking met de gemeenten de waterkanten in de stad grondig vernieuwd, op andere plaatsen werden nieuwe fiets- en voetgangersbruggen aangelegd. 

Via het jaagpad kan je fietsen van Geraardsbergen naar Dendermonde (momenteel wel nog met een onderbreking van Erembodegem tot Aalst wegens werken), en er kwamen her en der picknickplaatsen met schuilhutten.
In Geraardsbergen was er de vernieuwing van de kaaien, in Ninove de brug ’t Oeversteksken en omgeving stadspark, in Denderleeuw de Schiptrekkersbrug, in Aalst het project ‘Stationsomgeving Aalst’ en in Dendermonde het project ‘De Dender loopt’. 

Al deze projecten vertonen al mooie resultaten of staan nog in de steigers, met als doel de Dender beter te integreren in het stadsweefsel. Wonen aan het water is erg aantrekkelijk geworden en projectontwikkelaars spelen daar dan uiteraard ook heel gretig op in.

De Dender is een belangrijke toeristische troef geworden. Niet voor niets noemen kenners het dus één van de mooiste rivieren om te bevaren. Wat The Thames is voor Londen en de Seine voor Parijs is de Dender voor Aalst.Geen wonder dus dat de krant ‘De Morgen’ ooit de woorden ‘Aalst, het Londen aan de Dender’ gebruikte, iets wat heel enthousiast werd overgenomen door de burgemeester.

Voor scheepvaart tussen Aalst en Dendermonde zou de maximumcapaciteit voor de schepen in de toekomst verhoogd worden van 600 naar 1350 ton. Daartoe wordt te Denderbelle een grotere sluis gebouwd en ook in Aalst is men een nieuwe sluis aan het bouwen. De oude, kleine sluis  (voor schepen tot 300 ton, de zogenaamde 'spitsen') blijft wel in werking tot de nieuwe klaar is.

Stroomopwaarts Aalst is het goederenvervoer per schip van en naar Wallonië eigenlijk verwaarloosbaar geworden. Tussen Aalst en Geraardsbergen kunnen tot nader order wel nog schepen van 300 ton varen, zij het moeizaam omwille van de vele scherpe bochten, de smalle vaarweg, de aanslibbing en de lage bruggen.
Dé belangrijkste gebruiker van de Dender is ongetwijfeld nog steeds het zetmeelproducerend en -verwerkend bedrijf Tereos, het vroegere Amylum. Aan de Denderzijde van dit bedrijf bevinden zich meerdere leidingen waarlangs ofwel Denderwater wordt opgepompt of geloosd. Men gebruikt het water voor koeling. Dichtbij het Werfplein kan je vaak een schip zien liggen dat het graan naar de fabriek brengt. 

Verder richting stroomopwaarts liggen er enkele belangrijke natuurgebieden zoals het Osbroek, de Gerstjens, de Wellemeersen en de Kapellemeersen, die worden afgewisseld met heel waterrijke, open graslanden waar steeds meer watervogels vertoeven.
Het glooiend rivierlandschap tussen Ninove en Geraardsbergen wordt algemeen als het mooiste deel van de Dender beschouwd. Niet enkel vissen, eenden en reigers, maar ook bevers en ooievaars hebben er een toekomst. 

De typische potloodpuntig afgeknaagde stammen en de dammetjes wijzen op de hernieuwde aanwezigheid van de bever in de Beneden Dendervallei. Eind maart 2013 werd een eerste bever er gespot tussen Pollare en Ninove en ook in de Wellemeersen in Welle en in Lebbeke zijn ondertussen al bevers waargenomen.
Natuurpunt Boven-Dender vierde de broedende ooievaars in de Dendervallei met haar eerste ‘Ooievaarsbabyborrel’ in natuurgebied Boelaremeersen te Schendelbeke in 2016. 

In Wallonië werd de Dender midden 2011 volledig gebaggerd tot een diepte van 1,90 meter en er wordt momenteel sterk over gedacht om een deel van de stenen die uit de porfiergroeven worden gewonnen per schip vanuit Lessines stroomopwaarts te vervoeren. Door deze activiteit en door voldoende passagiers- en pleziervaart kan hopelijk de vicieuze cirkel van verminderde bevaarbaarheid, aanslibbing, te beperkt onderhoud en te weinig scheepvaart worden doorbroken. 

Het bijna ononderbroken fietspad langsheen de Dender liet de rivier sinds een aantal jaren uitgroeien tot één van de belangrijkste hoofdassen voor het fietstoerisme in ons land. Wielertoeristen kennen deze streek maar al te goed van ‘de Muur’ en de Oudenberg in Geraardsbergen en van de aankomst  van de Ronde van Vlaanderen in Meerbeke - Ninove (tot in 2011), allebei in de nabijheid van de Dender. Ook pleziervaart, passagiersvaart en watersport met kajaks doen het goed op de smalle, bochtige en niet gemakkelijk te bevaren rivier die de Dender is. 

Initiatieven zoals bijvoorbeeld de natuur- en milieueducatieve centra ‘De Helix’ in Geraardsbergen en ‘De Waterkant’ in Aalst bieden een educatieve werking aan rond landschap, natuur, water en rivier in de streek.
Het provinciaal domein ‘De Gavers’, de toeristische diensten en een aantal anderen verzorgen daarenboven ook een uitgebreid toeristisch aanbod van fietstochten, wandelingen en vaartochten. In de zomermaanden kan het volledig bevaarbaar deel afgelegd worden aan boord van enkele binnenschepen. Vanaf Aat kan men via het Kanaal Blaton-Aat en het Kanaal Nimy-Blaton-Péronnes Doornik en Bergen bereiken.

Nog grootse plannen werden op tafel gelegd in verband met de Zeebergbrug, de voormalige terreinen van De Kegel en de site van Electrabel. De sluizen aan Tereos en die in Teralfene verdwijnen en worden vervangen door een schutsluis ter hoogte van het stadspark en de spoorwegbrug. 

De stuw en sluis in Aalst, daterend van 1867, waren immers sterk verouderd en dus heel dringend aan vernieuwing toe.
Het nieuwe complex komt een kilometer verder ten opzichte van de huidige locatie, namelijk tussen de Electrabel- en de Schottesite.

Vandaag de dag maakt de Dender een bocht vlak voor deze nieuwe locatie. De aannemer bouwt eerst de nieuwe stuw en sluis naast de rivier, ‘op het droge’ als het ware, en daarna pas zal de verbinding met het water gemaakt worden. De huidige stuw en sluis kunnen dus tot op het allerlaatste moment in werking blijven waardoor er geen hinder bestaat voor de scheepvaart en de waterbeheersing.
In het nieuwe exemplaar zal in het midden trouwens een extra deur bevestigd worden, waardoor ze meteen kan dienst doen als kleinere sluis en kleinere schepen veel sneller kunnen geschut worden.
Door de komst van de nieuwe stuw zal het waterpeil van de Dender in Aalst dalen, waardoor ook de bestaande oevers heringericht moeten worden en de bodem verlaagd zal worden om de waterafvoer en de scheepvaart te kunnen blijven garanderen. 

Naast de stuw en sluis komt een nieuw bedieningsgebouw met een uniek uitkijkplatform dat publiek toegankelijk zal zijn. Er komt ook een nieuwe fietsers- en voetgangersbrug en een vispassage moet ervoor zorgen dat vissen zonder problemen langs de stuw kunnen zwemmen. Deze werken startten in 2015. Intussen zijn de betonwerken van de nieuwe sluis en stuw klaar. In 2019 werden de staalwerken opgestart en waren ook de oeverwerken op de rechteroever al vergevorderd.
In datzelfde jaar werden ook de oeverwerken op linkeroever opgestart.

Het dienstgebouw zal in 2020 afgewerkt zijn, en in tussentijd worden ook de baggerwerken, de nieuwe vispassage en de komst van een fietsers- en voetgangersbrug verder voorbereid.

Het was pas na veel gepalaver dat de beslissing over deze brug genomen werd. Voor en tegen werden afgewogen en uiteindelijk werd toch een ‘go’ gegeven voor een brug die de achterkant van het station zal verbinden met de Korte Moutstraat. Volgens de oorspronkelijke planning zou men van start gaan in augustus 2019. De voorbereidende fase nam echter veel meer tijd in beslag dan gepland en de werken zouden dus ook pas ten vroegste in 2020 van start kunnen gaan. Deze werken zouden ongeveer een jaar duren en het project zal 3,7 miljoen Euro kosten. De provincie Oost-Vlaanderen en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling leggen bij.

In januari van dit jaar rezen nog heel veel vragen. De stad zat in een besparingsronde en dus rees de vraag of zo’n brug van een paar miljoen euro écht wel nodig was.  Ook vanuit de buurt kwam er protest. Er zou te veel groen moeten sneuvelen op de Houtkaai en het pleintje dat er zich bevindt zou de functie van plein verliezen als het volgebouwd is met een brug. Ook de inkijk op de tuinen en huizen vanop de brug is natuurlijk een doorn in het oog van de bewoners. Zij stelden met het burgerplatform een alternatief voor waardoor de brug niet langs de Houtkaai zou lopen, maar langs de Dender richting Sint-Annabrug.

Enkele maanden later, in april, werd de knoop dus eindelijk doorgehakt. De brug komt er … en het ontwerp dat zou gevolgd worden is een fietsersbrug over de Dender met een helling in de Korte Moutstraat.
De oude plannen haalden het dus niet, en ook het voorstel van de buurtbewoners werd afgevoerd. De fietsersbond reageerde hier op hun website op met de melding dat zij in het proces niet gecontacteerd werden en dat zij een open communicatie met alle betrokken partijen wel op prijs zou stellen.

Schepen Jean-Jacques De Gucht bevestigde op de gemeenteraad dat het traject inderdaad gewijzigd werd tegenover de originele planning en dat er dus een helling komt in de Korte Moutstraat. 

We kiezen daarvoor omdat je zo een betere verbinding met Leirekensroute krijgt”, zegt hij. “De provincie is akkoord met dat traject. In de oorspronkelijke plannen maak je een korte draai op de Houtkaai, maar rijd je richting de kaaien en dus niet naar de Leirekensroute. Het plan van over.morgen en de buurtbewoners houdt geen rekening met de hellingsgraad. Bovendien zal je de Dender niet meer zien door de nieuwe brug, in dat plan. Terwijl het net de bedoeling is om de Dender en de Kaaien in de kijker te zetten en hier een bruisend stuk stad van te maken.”

Gemeenteraadslid Ann Van de Steen (Lijst A) stelde op de gemeenteraad voor om de nieuwe fietsers- en voetgangersbrug te vernoemen naar Christian Kieckens. Deze architect en visionaire bezieler van de stationsomgeving overleed eerder in 2020 en de brug was oorspronkelijk ook zijn idee.

Samen met de vernieuwde Sint-Annabrug, de nieuwe kantoorgebouwen op de grondvesten van de oude textielfabriek ‘Filatures du Canal’ en de geplande herwaardering van de Pierre Corneliskaai, creëert de uitvoering van het Masterplan Stationsomgeving Aalst ook een echte Denderesplanade stroomopwaarts de Zwartehoekbrug. De Dender en haar oevers zullen er op die manier een attractieve zone worden, die de stadsdelen met elkaar zal verbinden en de stationsomgeving opnieuw volledig deel zal laten uitmaken van de stad.

En dat is nog maar het begin …

Een ander project wordt gepland op de Tragelsite, een gebied van 14 hectare tussen de Dender, de Dendermondse steenweg en het viaduct.  
De stad zal hier een multifunctioneel sportcomplex en een evenementenhal laten bouwen en het is ook de bedoeling om hier een nieuwe, brede en groene Tragelweg aan te leggen die aansluit op de pendelparking achter het station. 

Het Project Tragel zal één van de grootste gebiedsontwikkelingen vormen die Aalst de laatste decennia Het zal gaan over een gemengd project van wonen en handel (winkelen en werken) en er zullen tevens enkele belangrijke publieke functies gevestigd worden.  Dit nieuwe project zal de komende jaren dus in sterke mate mee het gezicht van ‘Aalst aan het water’ helpen vormgeven.

- Met de functie “wonen” doelt men op een kwalitatieve mengeling van woonvormen, gebaseerd op evenwichtige, leefbare en economisch haalbare uitgangspunten.
- Met de functie "handel" wordt ruimte gegeven aan de herlocalisatie van bestaande retail in het gebied, die zal worden aangevuld met enkele nieuwe initiatieven.  Centraal in het gebied wordt dan een nieuwe “stedelijke boulevard” aangelegd.
- Als “publieke functies” worden de bouw van een multifunctionele sport –en evenementencomplex en de aanleg van de Nieuwe Tragelweg voorzien.

Door deze ontwikkeling wil Aalst als centrumstad werk maken van een nieuw kwalitatief en aantrekkelijk stadsdeel aan de zuidzijde (aan de achterzijde van het station).
Voor de stationsomgeving wil men een goed functionerende ‘Park & Ride’ organiseren om de files op de wegen van en naar de stad te kunnen limiteren. De parkeerproblematiek in de stad zou met onder andere een pendelparking van circa 950 wagens moeten afnemen.
Onder meer door deze opgesomde veranderingen krijgt eigenlijk heel de industriële zone aan de Dender een gewijzigde bestemming. Er komen wooncomplexen, en groene assen die de achterliggende straten met de Dender verbinden, en een uitbreiding van het stadspark tot aan de Dender… en dat allemaal in functie van het behoud van het waardevolle architecturale, industriële en stedenbouwkundige patrimonium van de stad.

Wat betreft de integratie van het water in de stad heeft Aalst eigenlijk nog vrij lang gewacht in vergelijking met andere centrumsteden zoals bijvoorbeeld Gent, Kortrijk, Oudenaarde en Mechelen.
Rik De Baere van Natuurpunt Aalst stelde een visieschets voor van vzw MIER met concrete voorstellen voor een blauwgroen lint langs de Dender met aantrekkelijke wandel- en fietspaden, een oeverwand met broedgelegenheid voor oeverzwaluw en ijsvogel, een bloemenrijke ligweide, hengelplaatsen, een brede oevervegetatie met vispaaiplaats, …. 

Stroomafwaarts het stadscentrum van Aalst bevinden zich aan beide zijden van de rivier uitgebreide industriezones, die doorlopen in de deelgemeenten Herdersem en Hofstade.
Een aantal bedrijven maken er nog gebruik van de Dender voor het vervoer van hun goederen per schip. 
Het zijn onder andere de bouwstoffenbedrijven Cemaco en De Rijcke en brandstoffenbedrijf Gabriels, dat brandstoffen aanvoert per schip. Ook het administratief gebouw van het internationaal bedrijf Jan De Nul is gelegen in Aalst op linkeroever.  Al meer dan 60 jaar verzorgt dit bedrijf verschillende internationale bagger- en landwinningsprojecten:  aanleg en onderhoud van havens, verdiepen van kanalen, zandopspuiting en beschermen van stranden, baggeren van rots of zandbanken in volle zee. Ook op het vasteland is De Nul een gevestigde waarde, denken we maar aan de creatie van de tunnel aan de Sieseghemlaan.

Nog verder stroomafwaarts Aalst wordt het landschap in toenemende mate getypeerd door de open laagvlakte van de polders met veeteelt als enige economische activiteit. 

Waterbeheersing is hier van het grootste belang. Omdat het bij grote watervloed niet mogelijk is om op elk ogenblik voldoende water af te voeren naar de tijgebonden Schelde, werd in Denderbelle het ‘Bellebroek’ aangelegd, een groot overstromingsbekken dat Dendermonde moet behoeden voor zware overstromingen, want dat zouden we uiteraard niet willen, wel ? 

En als we Dendermonde vernoemen, vermeld ik ook het verpakkingsbedrijf VPK dat daar het Denderwater gebruikt als proceswater. Hier wordt papier gerecycleerd tot karton en verpakkingsmaterialen. Na zuivering op de bedrijfssite lozen ze hun afvalwater in  de rivier. 

Hoewel alle voorgenoemde bedrijven wel vaak met de vinger gewezen worden in verband met vervuiling, zijn deze ondertussen heel sterk gereglementeerd en beknot in hun lozingen. Er wordt dus zeker niet meer ‘zo maar vanalles’ in de Dender gedumpt …

De vervuiling van de Dender werd de laatste decennia behoorlijk aangepakt en ook wegens de economische evolutie zijn heel wat kleine industrieën (en dus ook vervuiling) langs de oevers ondertussen verdwenen.   
Toen de rivieren nog sterk vervuild waren en bijgevolg ook een bron waren van ziektes en epidemieën, besloten heel wat steden om de stinkende binnenwateren in hun binnenstad te overwelven of om te leiden. Waar de Dender in de steden die ze doorkruist steeds duidelijk aanwezig was, waren natuurlijk ook de vervuiling en de lozingen direct te zien door de bevolking. 

Vanaf 1960 was het bijzonder slecht gesteld met onze waterlopen door het ongezuiverd lozen van riool- en afvalwater. 

In de Dender was geen leven meer mogelijk, buiten dan wat bacterieel leven en enkele organismen die in een zuurstofloze omgeving kunnen overleven. 

De Dender was een zwarte, stinkende rivier, die af en toe zelfs bedekt werd met schuim. 

Wie met de fiets over de bruggen van de Dender reed, moest zijn neus dicht knijpen en ook wandelen langs het jaagpad was op sommige momenten echt geen pretje.

In Dendermonde werd de Dender als gevolg van milieuhinder, overstromingsgevaar en scheepvaart rond 1977 zelfs volledig uit het stadscentrum geleid. Men werd zich overal bewust van de situatie en men besliste dan ook om er iets aan te doen.

Sinds ongeveer dertig jaar (begin jaren ‘90) evolueerde de Dender traag maar zeker van een ‘open riool’ naar een rivier met een ‘redelijk en aanvaardbaar’ waterkwaliteitsniveau.
Waterlopen worden opnieuw in de stad geïntegreerd als aangenaam belevingselement of zelfs als warmtebuffer tegen de opwarming van onze steden. Wonen langs het water is (opnieuw) aantrekkelijk geworden en de projectontwikkelaars en gemeentebesturen spelen daar gretig op in. Vandaag is water een echte troef voor de stad, waarbij de beleving van de burger centraal staat.
Men kan tegenwoordig opnieuw genieten van de vissen in, de eenden op en de reigers boven het water.

Het ‘Project Aalst Stations Omgeving’ (ASO) maakt dat de stationsomgeving aanpalend aan de Dender opnieuw een aangename zone in het bruisende Aalst wordt.
Het Werfplein en de Frits De Wolfkaai ondergingen in het kader van dit project al heel wat veranderingen en momenteel is men ook de overige ‘pijnpunten’ aan het aanpakken. Het gaat dus al een heel eind de goede richting uit, maar een verdere kwaliteitsverbetering blijft toch nog steeds noodzakelijk.

Zo zijn de biologische waterkwaliteit en de zuurstofhuishouding op veel plaatsen nog steeds onvoldoende en vissen en dieren die bestendig schoon water nodig hebben, zijn nog relatief zeldzaam. Ook zijn in de aanwezige grote vispopulatie nog niet alle soorten vissen voldoende aanwezig. Voor een betere waterkwaliteit moet de zuiveringsgraad dus nog verder naar omhoog gaan. 
Er werd al veel geïnvesteerd in de bouw, uitbreiding en/of verbetering van de waterzuiveringsinfrastructuur, denken we bijvoorbeeld aan de installaties in Geraardsbergen, Zandbergen, Ninove, Liedekerke en Aalst in Vlaanderen en Ath en Lessines in Wallonië. Ook de bedrijven hebben natuurlijk een heel belangrijke bijdrage geleverd door het plaatsen van extra filters om de lozingen te kunnen controleren. 
Dankzij de bouw van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) die worden beheerd door Aquafin, en de strenge normering en controles voor lozingen door bedrijven verbeterde  de waterkwaliteit en leven er opnieuw vissen in de Dender. 
In de periode voor de vervuiling kende Aalst trouwens ook een vismijn. Alles hierover is HIER terug te vinden.

In 2011 vond het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek maar liefst 24 vissoorten in de Dender, waaronder zelfs enkele zeldzame soorten zoals bermpje, bittervoorn, vetje, de rivierdonderpad, enzovoort. Voor het eerst werd ook een Europese meerval van meer dan 1 meter lang gevonden. Bij een recenter onderzoek van 2015 werden gelijkaardige resultaten gevonden. Men merkte toen ook op dat de verhouding van prooivissen ten opzichte van de natuurlijke vijanden in evenwicht is, wat betekent dat het ecosysteem in de Dender op een evenwichtige manier evolueert. Er werden trouwens ook enkele exoten in de netten gevonden zoals enkele Chinese wolhandkrabben, een Amerikaanse rivierkreeft en een zonnebaars.

De gemeenten van de Denderstreek worden aangespoord versneld werk te maken van de verdere aanleg en verbetering van rioleringen. Hier en daar komen er ook gescheiden rioleringsstelsels om de ‘verdunningsproblematiek’ te helpen oplossen van het water dat gezuiverd moet worden in de rioolwaterzuiveringsinstallaties. De aanpak van rioleringen en hun aansluiting op collectoren wordt tegenwoordig de belangrijkste voorwaarde voor een verdere vooruitgang van de waterzuivering.
Maar, ook al vormt een sterk verbeterde waterkwaliteit een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor ecologisch herstel en de terugkeer van vissen en watervogels, toch is zuiver water alleen niet voldoende. Voor een verdere verbetering van de natuurwaarden moet ook de relatie tussen de waterlopen (rivier en bekenstelsel) en hun oevers verder verbeterd worden.

Naast de waterverontreiniging leiden ook de versnippering en de steeds maar veranderde structuur van de waterloop tot een dalende waterkwaliteit en, nog erger, ook tot verminderde ecologische leefbaarheid. 
Rechttrekkingen, harde oeververstevigingen, bebouwing enzovoort, het waren allemaal ingrepen die een weinig evenwichtig visbestand en een weinig waardevolle oever- en watervegetatie als gevolg hadden.  Enkel een uitbreiding van meer natuurlijke oevers, moeraszones en rietkragen kan deze planten- en dierenrijkdom opnieuw doen toenemen en is daarenboven ook nog eens bevorderlijk voor het landschappelijk karakter.

En … last but not least … dit alles helpt ook om de schade door overstromingen te kunnen beperken.

Natuurlijk zal er nog veel water … euh … door de Dender moeten stromen vooraleer alles opgelost zal geraken, voor zover dit ooit mogelijk zal worden natuurlijk. Vervuiling is nu eenmaal niet altijd in te dijken. Zo kwamen in februari 2020 bijvoorbeeld liters olie terecht in de Dender in Aalst. Het spoor was kilometerslang en er waren verscheidene brandweerkorpsen nodig om het goedje op te ruimen.


Behalve zijn waarde voor het toerisme ligt ongetwijfeld ook een hernieuwde economische toekomst klaar voor de Dender. Er wordt meer en meer gepraat over een mogelijke verschuiving van wegtransport naar transport via spoor en water. Regeringsvoorstellen dienaangaande kwamen reeds aan bod maar werden tot hiertoe nog niet echt in de praktijk omgezet.

Voor de economie zou het in elk geval voordelig kunnen zijn omdat men de ellenlange files langs de baan op die manier zou kunnen inkorten. Ook voor de veiligheid zouden leveringen langs de Dender een positief element kunnen zijn. Denken we maar aan de hele ‘vrachtwagenproblematiek’ die heerst omtrent het zwaar vervoer in de stadskern van Aalst. Vooral de firma Tereos ligt daarbij zwaar in de vuurlinie, en dat onder meer door de dood van een jongen in 2019 aan hun parking.

De Dender is ook altijd al bron geweest van veel leed. Vele mensen lieten er – gewild of ongewild – het leven. De rivier was vaak de inspiratie voor wanhoopsdaden, maar ook spijtige ongevallen hebben al vaak geleid tot overlijdens in het water.
Zo bijvoorbeeld in 1974, tijdens de nacht van de prinsenverkiezingen, toen vier jonge mensen de dood vonden toen ze met de wagen in het water sukkelden, en in oktober 2011 toen drie personen door duikers teruggevonden werden, nadat ze in het water gereden waren. Voor een koppeltje kwam dit waarschijnlijk doordat de brug waar ze over moesten nog maar pas verplaatst werd. De Sint-Annabrug in het centrum van Aalst werd immers zo'n vijf maanden voor het ongeval een tiental meter opgeschoven maar nergens werd de vernieuwde situatie ergens specifiek aangegeven, zo werd gemeld in de pers. Er was toen ook geen drempel of balustrade. De twee slachtoffers zouden uit gewoonte naar de oude brug gereden zijn, en sukkelden toen in de rivier ... Voer voor discussie natuurlijk, want hoewel er geen duidelijke afsluiting was, was het wel zo dat de straat verlegd was, en ze zich op het moment van het ongeval dus al niet meer op de straat bevonden. Ook de dood van een man uit Halle tijdens carnaval 2018 was de aanleiding tot klachten over een duidelijke afbakening van de gevarenzone.

Gevaarlijk of niet, zeker is dat we zeker niet aan de laatste veranderingen toe zijn om en rond de Dender. Alles in het belang van de ecologie en de economie.
Er wordt zelfs stilletjes geopperd om ook opnieuw de oude Denderarm open te maken zodat Aalst écht opnieuw de stad aan de rivier wordt.
Volgens het voorstel 'eiland in zicht' van Filip Van de Winkel (CD&V) moet het perfect mogelijk zijn voor de Aalstenaar om vanaf 2030 ononderbroken te kunnen wandelen op de beide vernieuwde Denderkaaien. Ook het eiland Chipka zou tegen dan in ere kunnen worden hersteld. Volgens de gekende informatie hebben installaties in de fabrieksgebouwen van Tereos een gemiddelde levenscyclus van 10 jaar of minder. Het zou dus perfect mogelijk moeten zijn om dit binnen dit en 10 jaar af te kunnen bouwen en te herlocaliseren. Op het nieuwe (hernieuwde) eiland zou ruim plaats zijn voor toeristische, culturele en recreatieve initiatieven en ook commerciële kansen voor het stadscentrum zouden kunnen worden uitgebreid. Maar wil men Tereos wel weg uit Aalst? Wat is het economisch belang? Werkgelegenheid? Gevaar? … Men is er nog steeds niet aan uit, en het belooft allemaal nog een lange discussie te worden;

Eiland in zicht ?  Of utopie ?
De toekomst zal het uitwijzen ...

Bronnen

Wikipedia
ninove.be
aalst.be
erfgoedceldenderland.be (Bart Merckaert)
vis.milieuinfo.be/publicaties/rapporten-afvissingen/rivieren/denderbekken/dender-2011/
natuurenbos.be/sites/default/files/inserted-files/visstandonderzoek_dender_-_kanaal_bocholtherfentals_-_zuid-willemsvaart_2015.pdf
HLN 6/4/2020 – 26/05/2020 - 28/05/2020
stadsontwikkeling-aalst.be
Geniaalst - interview met Filip Van de Winckel - radio Goeiedag
ADEDE Archiologienota Burchtstraat II, archeologisch rapport 248 door D. Janssens en S. Van Wetter
grenzeloze Schelde : gs-esf.be
visuris.be
fietsersbond-aalst.be
vlaamsewaterweg.be