Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

donderdag 8 februari 2024

Adolf Daens

Een standbeeld, controverses, een musical, een boek en zelfs een film, om nog maar te zwijgen van de plek in de top-5 van ‘De Grootste Belg’… Voor wie het nog niet begrepen heeft : de figuur van priester Adolf Daens is een heel belangrijk symbool uit de sociale strijd in ons land. 
In eerste instantie was hij een strijdlustige, humanistisch geïnspireerde priester, die de vanzelfsprekendheid van de armoede in zijn tijd in vraag stelde.

Augustin Adolf Daens werd geboren te Aalst op 18 december 1839 als zoon van Ludovicus Daens (schaliedekker) en Anna Maria Boon (mutsenmaakster en winkelierster) en overleed er moegestreden en tegengewerkt op 14 juni 1907.
Hij was een Belgisch geestelijke en politicus, één van de grondleggers van onze Sociale Zekerheid, en ondertussen ook één van de ereburgers van onze stad.


Naast Adolf hadden Ludovicus en Anna Maria nog twee zonen, Augustus en Pieter, en drie dochters, Marie-Francisca, Leonie en Paulina. 

Het was trouwens samen met zijn broer Pieter zijn naam aan het Daensisme, een Vlaamsgezinde Christendemocratische beweging, waaruit later een onafhankelijke partij , de Christene Volkspartij, ontstond.

Hier een transcriptie van de geboorteakte van Adolf – later Priester - Daens. 
Tja, van punten zetten tussen twee zinnen had men toen blijkbaar nog geen kaas gegeten. Met komma’s werd daarentegen wel lustig rondgezwaaid.

’T jaer achttien honderd negen-en-dertig, den twintigsten December ten tien uren voormiddag voor ons Romanus van den Hende gemagtigde Schepen bij resolutie van vijfden mey achttien honderd zeven en dertig tot het opstellen der akten van den Burgerlyken Stand der stad Aelst, is gecompareerd Ludovicus Daens, Schaliedekker, oud twee en veertig jaren, geboortig van hansbeke woonachtig te Aelst, … dewelke ons vertoond heeft een kind, zynde van het mannelijk geslacht, geboren binnen deze stad, voorgisterenavond ten acht uren, van hem verklaerder en van zijne echtgenote, Anna Maria Boon, winkelierster, oud twee en veertig jaren, geboortig van Aelst, dogter van Erasmus Boon, geboortig van Nieuwerkerken en van Isabella van hover, geboortig van Aelst; en waer aen hij verklaerd heeft te willen geven de namen van Augustinus Adolphus Daens, de voornoemde verklaring en vertooning gedaen in de tegenwoordigheyd van Ignatius de Brul, oud zes en vijftig jaren, winkelier, woonachtig te Aelst en Jacobus van den Broeck, oud acht en dertig jaren, stoeldrayer, woonachtig te Aelst, bygebragte getuygen, van welk alles, wy de tegenwoordige akte hebben opgemaekt, die naer gedane voorlezing is ondertekend in dubbel door ons, den vader en de getuygen

Zijn geboortehuis vind je in de Kerkstraat nummer 11 … of toch niet? 

Tot enkele jaren geleden bevond zich hier – althans zoals vermeld werd op de gevelplaat - het geboortehuis van priester Adolf Daens.   


Waaw, dus … het geboortehuis van één van de grootste Aalstenaars ooit was nog gewoon toegankelijk … ?

Tja …  zo bleek uit de plaat, maar …

Als je deze bewuste gevelplaat goed bekeek, merkte de aandachtige toeschouwer meteen een grote fout.

De plaat verwees namelijk naar de geboorte van Adolf in 1839 in een huis … dat pas gebouwd werd in 1888. 
Het échte ouderlijke huis werd in 1888 immers afgebroken en vervangen door de huidige woning. 
Het is dus niet het geboortehuis, maar wel de geboorteplaats van priester Daens. 

Ondertussen is de gevelplaat aangepast en geeft deze de juiste info weer :-)


Het was op 2 juni 2014, 175 na de geboorte van Adolf,  dat deze geschiedkundige fout rechtgezet werd. 

In de 19de eeuw stond hier een ouderwets rijhuis. En het was dààr dat Adolphus Daens het levenslicht zag. 
Vader Ludovicus Daens was schaliedekker en moeder Anna Boon een mutsenmaakster. Zij baatte in het ouderlijke huis trouwens ook een mutsenwinkel uit. 

In 1888 werd dit huis afgebroken en werd een nieuw huis gezet dat omwille van het uitzicht ook wel ‘het Zwitsers Huis’ wordt genoemd. 


In dit pand, gelegen pal in het centrum tussen de Grote Markt en de Sint Martinuskerk zijn de laatste 150 jaar al heel wat zaken gekomen en gegaan. 
Van een gordijnenwinkel, tot café ‘Den Brueghel’, daarna kwam café ‘De Planchée en dan ‘De Achterklap’. Tegenwoordig bevindt zich daar, al enkele jaren trouwens, ‘The Music Club

Terug naar Adolf.

Samen met zijn broer Augutus werd hij priester en zijn jongere broer Pieter werd een heel gerenommeerd drukker-uitgever. 

Adolf volgde zijn klassieke humaniora bij de paters jezuïeten in het Sint-Jozefscollege van zijn geboortestad, waar hij ‘primus perpetuus’ was. 

De term 'primus perpetuus' is Latijn voor 'onafgebroken de eerste'.

Deze benaming werd in de negentiende en twintigste eeuw vaak gebruikt in Vlaamse middelbare scholen (voornamelijk colleges) om een leerling aan te duiden die zes jaar na elkaar voor een bepaald vak of voor de totaliteit van de vakken de eerste van de klas was. 
Die leerling werd op het einde van zijn zesde schooljaar dan speciaal in de bloemetjes gezet. Dit ging meestal gepaard met een show, waarin de primi perpetui van de klas een kroontje of lauwerkrans kregen. Ook mochten ze huiswaarts keren met een stapel prijsboeken in de armen.

Een leerling die eenmalig op het einde van het jaar voor een bepaald vak de beste van de klas was, werd een primus genoemd. Ook zulke leerlingen werden tijdens zo'n show in de bloemetjes gezet

In 1859 trad hij in Drongen binnen in het noviciaat van de jezuïeten, waar hij al vrij snel als adjutor (= hulp)-professor fungeerde. 

Daarna werd hij leraar in verschillende jezuïetencolleges: van 1862 tot 1863 in Antwerpen, van 1863 tot 1865 in Bergen en van 1865 tot 1866 en van 1868 tot 1869 in Turnhout. 
Ondertussen studeerde hij van 1866 tot 1868 en van 1870 tot 1871 nog filosofie en theologie aan de Katholieke Universiteit Leuven.

Na enkele spanningen met zijn oversten omtrent de opgelegde discipline werd Daens in 1871 ontslagen uit de jezuïetenorde. Hij verzette zich nog hevig tegen deze beslissing, maar het verdict bleef wat het was en hij werd niet opnieuw aanvaard. 
Datzelfde jaar werd hij wél toegelaten tot het Grootseminarie van Gent, waar hij in 1873 priester werd gewijd. Intussen bleven nieuwe pogingen om aanvaard te worden bij de jezuïeten zonder resultaat. 


Na zijn priesterwijding werd hij retoricaleraar aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Oudenaarde (1873) en onderpastoor in Sint-Niklaas (1876).

In 1877 werd hij uiteindelijk toch opnieuw aanvaard bij de jezuïeten in Drongen, maar een paar dagen later besliste hij zelf om toch maar terug te keren naar zijn geboortestad Aalst. 

Nadat Daens opnieuw seculier priester geworden was, werd hij van 1878 tot 1879 onderpastoor in Kruishoutem en van 1879 tot 1888 leraar aan het Bisschoppelijk College (het Heilige Maagdcollege) van Dendermonde. 

Adolf was echter een echte globetrotter. Nergens voelde hij zich gedurende lange tijd thuis en in die periode werd hij ook geconfronteerd met enkele ambtelijke problemen. 
Zo mislukte een nieuwe sollicitatie om leraar aan het Sint-Barbaracollege van de jezuïeten in Gent te worden, en ook drie pogingen om aalmoezenier te worden van de pupillenschool en het hospitaal van Aalst draaiden uit op een kordate ‘njet’.

In 1888 nam Daens ontslag als leraar in Dendermonde, waarna hij een parochiaal ambt in Drongen aangeboden kreeg. Hij weigerde echter om dit aan te nemen en ging inwonen bij zijn broer Pieter in Aalst.

Hij gaf privélessen aan kinderen van welstellende ouders, vertaalde op eigen initiatief Hebreeuwse teksten, schreef heiligenlevens en werkte occasioneel mee aan de activiteiten van zijn broer, die uitgever was. 

In 1892 deed hij nog een allerlaatste poging om aalmoezenier in Aalst te worden, maar dat mislukte door het verzet van de Aalsterse conservatieve katholieken, die ontevreden waren over de politieke oriëntering van zijn broer Pieter, die een aanhanger van de christendemocratie was.

Dagelijks geconfronteerd met - en emotioneel getroffen door - de armoedige en mensonwaardige levensomstandigheden van de arbeiders in de Aalsterse fabrieken besloot Daens in april 1893 de Christene Volkspartij op te richten. Dit gebeurde in Okegem, nadat zijn broer Pieter hem gevraagd had om het programma hiervoor op te willen stellen.

Hij droomde van een revolutie voor de arbeider die vanuit Aalst als een golf alle Vlaamse arbeiders ging ontvoogden volgens christelijke beginselen. 

Nu lijkt dit misschien onmogelijk, maar Daens’ optreden moet gesitueerd worden in de socioculturele context van zijn tijd. 

Zo pleitte de priester uit Aalst in zijn programma, geïnspireerd door de encycliek ‘Rerum Novarum’ van paus Leo XIII, onder meer voor de regeling van de arbeidsduur voor vrouwen en kinderen met heel veel aandacht voor de kinderarbeid die in die periode welig groeide, verplicht lager onderwijs, taalgelijkheid, sociale hervormingen en de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht. 



In de 21ste eeuw lijken het vanzelfsprekendheden, maar in 1893 was dit nog bijlange het geval niet…

De partij streefde naar het democratiseren en het radicaliseren van de Katholieke Partij en de stichting ervan bracht hem te midden van de Roelanders, een groep sociaal vooruitstrevende Vlaamsgezinden uit de regio Aalst-Ninove. 

Vanuit strikt historiografisch standpunt bekeken, was priester Adolf Daens eigenlijk niet dé belangrijkste eersterangsfiguur van de daensistische beweging. 

Die rol was wel weggelegd voor Hector Planquaert (1863-1953), die gedurende meer dan veertig jaar de meest ingrijpende invloed heeft gehad op de politieke beweging van de daensisten. 

Toch blijft het priester Daens die het middelpunt van de belangstelling blijft voor de daensistische beweging, vooral voor de kunstenaars die het wel en wee van de beweging – en vooral het laatste – gebruikten als voorwerp van hun artistieke verbeelding. 

Een voorbeeldje is deze tekening, die een strijdende Adolf voorstelt, temidden van 'zijn' Aalstenaars, het gewone arbeidersvolk ... 


De reden daarvoor ligt eigenlijk wel voor de hand: Adolf was tegelijk de meest verguisde en de meest bejubelde militant van een beweging waarvan hij de naamgever werd.
Hij werd immers tegen wil en dank het boegbeeld van een dissidente christendemocratie, die van Polen tot Vlaanderen gedragen werd door opstandige priesters.

De naam Daens werd synoniem voor sociale strijd, het opkomen voor de belangen van de gewone man en het compromisloos politiek strijden hiervoor.
Hij was een man van het volk die opkwam voor het gewone volk en telkens opnieuw trachtte hij vanuit zijn positie (priester, politicus of helper) de belangen van de verdrukten te verdedigen.

Later in 1893 was het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, waardoor alle mannen van 25 jaar of ouder konden vanaf dat ogenblik konden gaan stemmen. 
Het aantal kiesgerechtigden werd hiermee vertienvoudigd … en dat werd natuurlijk een zegen voor de partij van Adolf. 
Voor de verkiezingen van 1894 stond hij op de eerste plaats als lijsttrekker en de katholieken behaalden in het arrondissement Aalst een volstrekte meerderheid.

Vermoedens van kiesfraude leidden echter tot een gedeeltelijke herkiezing, maar die herkiezing veranderde niets aan de uitslag en leidde tot het feit dat Daens tot volksvertegenwoordiger werd verkozen voor het arrondissement Aalst, een functie die hij tot in 1898 zou uitoefenen. 
Later zou hij ook nog volksvertegenwoordiger worden van het arrondissement Brussel. Dat was in de periode 1902 tot 1906.

Zijn engagement in de Christene Volkspartij bracht hem in eindeloze conflictsituaties : met de conservatieven, met de officiële Katholieke Partij (onder leiding van Charles Woeste en Leo de Bethune), en in zijn hoedanigheid als priester ook met de Gentse bisschop Antoon Stillemans, met de hogere geestelijkheid en met het Vaticaan.

Ook koning Leopold II ageerde achter de schermen tegen hem. 

De koning stond immers zeer sceptisch tegenover dat ‘pastoorke uit Aalst’ en diens ‘daensisme’. 
In een hele reeks brieven aan de paus wees hij op “het gevaar van de situatie die door de christendemocratie wordt geschapen”. 

In een van die brieven klinkt het als volgt: “Heilige Vader, u houdt van dit land, het ligt in uw macht het te redden, maar de tijd dringt.” 

In maart 1896 stuurde hij baron d'Erp naar de paus om de kwestie te bespreken. D'Erp kreeg  instructies van de vorst mee die voor het nageslacht vastgelegd werden in een uniek memorandum vol pittige formuleringen.  

Zeg aan de paus hoezeer ik Hem en de Kerk toegewijd ben. Dat we jammer genoeg algemeen stemrecht hebben, en dat eenheid in de conservatieve partij meer dan ooit noodzakelijk is, maar dan niet een eenheid waarbij de conservatieve katholieke partij opgaat in de christendemocratische. 

De christendemocratische partij, dat noem ik de christensocialisten. De bisschoppen zijn futloos. Vroeger wilde ik gematigde bisschoppen. Dat was nodig ten tijde van de strijd tussen katholieken en liberalen. Maar nu de liberale partij niet meer in tel is, hebben we ultramontaanse bisschoppen nodig die de clerus daadkrachtig weten in te tomen. 

Onze geestelijken komen uit de lage klassen van de samenleving en zijn dus radicaal. Wij moeten kordaat optreden. Geen priesters in de Kamer. [... ] 
De priester kan zich inzetten voor maatschappelijk werk; maar hij moet begrijpen dat God de samenleving heeft gebaseerd op een gezag dat gerespecteerd moet worden. Het lot van de arbeider moet worden verbeterd, maar de arbeider mag de samenleving niet leiden. Ieder op zijn plaats: de wortels in de grond en de takken in de lucht. In België steken de christendemocraten de wortels in de lucht en de takken stoppen ze onder de grond. De boom groeit dus niet meer en sterft.[... ] 

Veel van onze priesters branden kaarsen voor de duivel. Ik heb dat aan de bisschoppen meegedeeld. [...] De arbeiders moeten arbeiders blijven en de mensen die gestudeerd hebben en bekwaam zijn, moeten in het Parlement zetelen.”

Omdat Adolf in de voorbije kiesstrijd ook gesteund werd door de liberalen en de socialisten, kreeg hij van bisschop Stillemans ondertussen ook al het verbod om in het openbaar de mis te lezen. 

Als onderdeel van een plan tot publieke veroordeling, voorbereid door de Brusselse nuntius, werd Daens in mei 1895 ontboden in het Vaticaan. 
Hij kreeg er de ‘stille hint’ dat het beter zou zijn zich wat op de achtergrond te houden, en de politiek beter zou verlaten. 

Daens weigerde echter op deze aanmaning in te gaan, en het conflict met de bisschop escaleerde daarop heel snel. 

In de periode 1895-1897 kreeg hij nog een tiental sancties van de Gentse bisschop en uiteindelijk stemde Daens er in 1898 mee in om af te zien van elke directe en indirecte politieke activiteit. 

Als tegenprestatie kreeg hij een redelijk bezoldigd kerkelijk ambt aangeboden maar omdat al snel bleek dat de kerkelijke overheid haar belofte niet kon nakomen, keerde Daens al snel terug naar de Christene Volkspartij. 


Het conflict met bisschop Stillemans laaide opnieuw op (wat er in 1899 uiteindelijk zou toe leiden dat hij uit zijn ambt van priester ontzet zal worden). 
De aanhangers, sympathisanten en volgelingen van de Christene Volkspartij werden voor ‘daensisten’ uitgescholden. 

Mee als reactie op die verguizing werd hij op het kerstcongres van 1898 in Antwerpen verkozen tot voorzitter van de Vlaamsch-Christene Volkspartij, de ‘Daensistische’ partij die zich tot heel Vlaanderen richtte. 

Hij bleef zich onvermoeibaar inzetten voor de belangen van de boeren, kleine middenstanders, dorpsintellectuelen en arbeiders, voor de werklieden in de steenbakkerijen van de Rupelstreek en in het Pajottenland, alsook voor de ‘fransmans’ in Oost- en West-Vlaanderen en voor de hopboeren in het Pajottenland. 

Hij was reeds erevoorzitter van een christen-democratische steenbakkervakbond in Brussel (1895) en in Boom (1897) en werd nu ook voorzitter van de Brusselse arrondissementsbond (1900) 

De politieke carrière van Adolf ging onverminderd verder. 

Van 1902 tot 1906 zetelde hij opnieuw in de Kamer, ditmaal voor het arrondissement Brussel. 

Daar bleef hij onverzettelijk de sociale wantoestanden aankaarten en pleitte hij voor dringende en ingrijpende politieke en economische hervormingen. 
Hij bestreed het systeem van de loting en verzette zich tegen de overname van Kongo door België. 

Hij vertegenwoordigde de gematigde strekking (het Daensisme), die steeds bereid was tot een compromis met de Bewarende Vereeniging (Katholieke partij), maar hij wilde absoluut geen toegevingen doen op fundamentele kwesties. 

Een mogelijks eervol compromis werd heel moeilijk gemaakt door de tegenkanting en vervolging van conservatieve zijde. 
Voor de realisatie van rechtvaardige sociale verzuchtingen wilde hij meewerken met socialisten en liberalen, en hij nam financiële steun aan van liberalen en dat terwijl hij zich op ideologisch vlak wel van hen distantieerde. 

Ook wilde hij een gelijke subsidiëring voor gelijke prestaties in het officieel en het vrij onderwijs. 

Hij werd ook één van de eerste volksvertegenwoordigers die Nederlands sprak in de Kamer en hij diende, samen met zijn broer, in november 1905 het eerste wetsvoorstel in voor de vernederlandsing van de Rijks Universiteit Gent. 

In 1905 werd hij door het Vaticaan officieel veroordeeld. Hij werd uit zijn ambt van priester ontzet en door een reeds aangehaalde lastercampagne van de traditionele Katholieke partij, de burgerij en de overheid werd hij in 1906 ook niet meer herverkozen als volksvertegenwoordiger. 

Uiteindelijk zat hij financieel helemaal aan de grond. 

Na 1900 was hij in zijn partij steeds meer geïsoleerd geraakt. Daens had door de onverminderde hetze tegen zijn persoon vele aanhangers verloren, en hij had zich gecompromitteerd toen hij in oktober 1899 deelnam aan de gemeenteraadsverkiezingen in Aalst op een lijst met socialisten en liberalen.

Toen Daens zich in februari 1907 toch weer met de Kerk verzoende, was het de Christene Volkspartij die niet meer van hem moest weten, en hem uit de partij bande.

Hij woonde sedert 29 januari 1907 in de Rozemarijnstraat in het huis van zijn nicht Maria, die een winkel in de Molenstraat (‘t Gat van de Markt) had. 

Het poortje dat uitgaf in de Rozemarijnstraat is er trouwens nog altijd. 
Het is langs dit poortje dat Adolf tijdens de laatste maanden van zijn leven naar de Sint Martinuskerk ging, niet meer als pastoor, maar als gewone gelovige...  

Stadsgidsen houden nog steeds regelmatig halt aan de deur. “De plek staat symbool voor de trouw van Daens aan zijn geloof. Daens bleef, ondanks de tegenkanting van de politieke zuil, tot op het einde van zijn leven trouw aan zijn geloof en stapte elke dag het Rozemarijnstraatje door om de mis bij te wonen in de Sint-Martinuskerk”, vertelt gids Kris hierover.

De ‘deur van Daens’ in de Rozemarijnstraat is ondertussen één van de vaste stopplaatsen tijdens de toeristische Daensrondleidingen in Aalst. 
Sedert februari 2020 staat er trouwens ook een erfgoedbord aan de bewuste deur.

De deur werd serieus opgewaardeerd, want ze was dringend aan een opknapbeurt toe, vond eigenaar Wim De Cock. Gelegen in één van de populaire uitgangsstraten van Aalst, werd ze immers meermaals beklad en illegaal voorzien van de nodige affiches, commentaren en graffiti-tags. 
Bovendien hadden enkele van de eikenhouten planken en het smeedijzeren beslag de tand des tijds minder goed doorstaan.

Plaatsen zoals deze, met rijke verhalen uit het verleden, mogen niet verloren gaan”, aldus schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire. “Oudere generaties kennen die verhalen wel nog maar voor jongeren is ‘de deur van Daens’ vooral een poortje in de uitgangsbuurt van Aalst, waar ze affiches voor fuiven kunnen ophangen"
 
Er werd gekozen we voor een restauratie met respect voor het verleden. Het materiaal dat voor de restauratie werd gebruikt, is hetzelfde eikenhout waaruit de oorspronkelijke deur was vervaardigd. Ook het beslag werd door een smid in de oorspronkelijke staat hersteld. Zelfs de kleur koos ik naar de tint waarin de deur ten tijde van priester Daens zou zijn geverfd”, zegt hij.

Adolf is niet lang verbleven in de Rozemarijnstraat, en is er gestorven op 14 juni van dat bewuste jaar 1907, om 17 uur.

Het graf van Adolf Daens bevindt zich op het kerkhof van Aalst-centrum rij 11 rechts grafnummer 20, met gedenkplaat. 
Op 13 september 1908 werd een grafmonument en een bronzen borstbeeld onthuld.


Het was echter niet het laatste wat we van priester Daens zouden horen.

Louis Paul Boon publiceerde in 1971 de roman Pieter Daens, waarin Pieter Daens, de broer van Adolf, de vertelfiguur is. 


Het boek diende als basis van de toneelbewerking (1979) voor het NTG door Frans Redant en Walter Moeremans (met onder anderen Roger Bolders en Herman Coessens) en achteraf ook voor de film 'Daens' door Stijn Coninx uit 1992 (met onder andere Jan Decleir als Adolf Daens).

Door het boek van Boon en vooral door de film werd het historisch belang van de broers Daens enigszins uitvergroot. 
Hoewel figuren als Henri Carton de Wiart eigenlijk veel belangrijker waren voor het ontstaan van de christendemocratie in België, zijn de gebroeders Daens het eeuwige symbool geworden van de zware strijd tegen het conservatieve katholicisme, dat de emancipatie van brede lagen van de bevolking in de weg stond. 

Deze strijd heeft voor Aalst en omgeving blijvende politieke gevolgen gehad, en dat zal hier nooit vergeten worden.

De gemeenteraad van Aalst kende op 29 juni 2004 dan ook het ereburgerschap van de stad toe aan de priester. Op deze manier wou men deze grote man blijvend eren.

Daens eindigde in 2005 op de vijfde plaats in de Nederlandstalige versie van de De Grootste Belg-verkiezing. Zijn broer Pieter strandde op de 152ste plaats.

In oktober 2008 ging de musical Daens, gebaseerd op het boek en de film, in première in het oude postsorteercentrum X te Antwerpen, België. Door het onverwachte succes van deze Studio 100-productie werden de voorstellingen verlengd tot in februari 2009. Een hernieuwde versie van de musical ging op 21 februari 2020 in première.

Hierbij nog een afbeelding van een postzegel, die de afbeelding van deze toch wel markante man dragen.


Ter ere van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden werd in Aalst ook een standbeeld ingewijd.


Het toenmalige Daenscomité had een wedstrijd uitgeschreven, en het was Marc De Bruyn die de wedstrijd won.
Priester Daens kon, zoals het monument zou uitbeelden, beschouwd worden als de priester die hoop en troost bracht bij de arbeidersgezinnen. De figuur van Daens wordt dan ook omringd door twee arbeiders vooraan en een moeder met kind achteraan.

Het beeld werd plechtig onthuld op zondag 29 september 1957 op de Werf in Aalst.

De priester wandelde vaak en graag langs de oevers van de nabijgelegen Dender en zag vandaar de sociale wantoestanden. De locatie van het kunstwerk kon dan ook niet beter gekozen worden. 

Het monument  stond eerst midden op het Werfplein maar werd bij de heraanleg van het plein verhuisd naar de kapel OLV ter Druiven (ofte de Werfkapel).

Hij staat met de rug naar het stadscentrum gekeerd, en kijkt naar ‘oever ’t woter’, waar ‘zijn’ volk, de arbeidersgezinnen zich bevonden.

Het toepasselijk opschrift waarvan sprake, luidt als volgt : 

Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen’, en dat waren ooit exact de woorden die de priester ooit vanop op zijn preekstoel in de Sint-Martinuskerk predikte. 


De toestanden waarin de arbeiders moesten leven en werken waren een schande voor een christelijke samenleving, zoals hij het zelf altijd zegde. 

Naar oude Daensistische traditie werd het herdenkingsmonument van priester Daens gefinancierd door zijn volgelingen.

108 jaar na zijn overlijden dan, we schrijven 6 juni 2015, kreeg Daens eindelijk eerherstel van kerkelijke zijde. 

Het was Monseigneur André-Joseph Léonard, aartsbisschop van Mechelen-Brussel, die voorging in de jaarlijkse mis ter herdenking van Daens.
 
Later op de dag legde de Monseigneur bloemen op zijn graf, en hij zei onder andere: 

Ik ben hier vandaag voor eerherstel. Spijtig genoeg werd priester Daens niet ondersteund door de bisschop en de aartsbisschop. Ze hebben hem niet geholpen maar veroordeeld. Hadden ze hem begeleid, wat een kans was dat geweest voor het geloof in de streek. Vandaar dat ik hier vandaag ben als aartsbisschop om Daens in ere te herstellen. Beter laat dan nooit.
In zijn strijd voor het arme volk behield hij altijd zijn geloof en is hij trouw gebleven aan de leer van de Kerk. De priester voerde een goede strijd voor de arbeiders, die schandelijk werden uitgebuit. Ze werden blootgesteld aan de misbruiken van hun bazen en aan de arrogantie van hun volksvertegenwoordigers, die hun taal – het Vlaams – misprezen”.



Dat de priester een rijkgevuld leven had, mag blijken uit zijn engagementen in verschillende organisaties en instellingen. Een greep hieruit :

- Bisdom Gent - priester vanaf 20 september 1873  
- Sociëteit van Jezus - werkend lid vanaf 18 augustus 1877
- Heilige-Maagdcollege, Dendermonde - leraar  vanaf 29 april 1879  
- Christene Volkspartij - stichter  vanaf 1893  
- Steenbakkersvakbond - erevoorzitter van 1895 - 1902  
- Ziekenfonds der Kristene Volkspartij - erevoorzitter mannenafdeling  vanaf 5 april 1896  
- Kristen Syndicaat der Steenbakkerswerklieden der Rupelstreek - erevoorzitter vanaf 1897   
- Vlaams-Christene Volkspartij - voorzitter vanaf 1897  
- Nationaal Kristen Syndicaat der Steenbakkers - erevoorzitter van 1898-1900 
- Christen Democratische Syndicaat der Steenbakkers - erevoorzitter vanaf 1905 
- Klokke Roeland - beheerder vanaf1895   
 
Adolf werkte ook mee aan verschillende periodieken en andere publicaties
Zo was hij financier van ‘Het Advertentieblad’, hoofdredacteur van ‘De Volkseeuw’ (Christene Volkspartij Brussel), medewerker van ‘Het Belfort’ (Gent), medewerker van ‘Het Land van Aelst’ en medewerker van ‘Klokke Roeland’ (Christene Volkspartij).  
 
Op politiek vlak was hij lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 9 december 1894 - 22 mei 1898 en van 25 mei 1902 - 27 mei 1906

De meeste Belgen hadden wel al eens gehoord van deze bijzondere priester, maar zijn bekendheid kreeg een enorme boost dankzij 'het witte doek'.

De film Daens is een Belgische dramafilm uit 1992 onder regie van Stijn Coninx.

Daens is gebaseerd op het boek Pieter Daens van Louis Paul Boon, en gaat over priester Adolf Daens en de sociale strijd tegen Charles Woeste in Aalst aan het eind van de 19e eeuw (1888).


De film heeft een ware prijzenkast verzameld. 

Zo werd hij in 1992 genomineerd voor een Oscar voor de beste buitenlandse film en kreeg hij dat zelfde jaar maar liefst  vijf Plateauprijzen op het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent;

- Beste Belgische film (Stijn Coninx)
- Beste Belgische regisseur (Stijn Coninx)
- Beste Belgische acteur (Jan Decleir)
- Beste Belgische actrice (Antje De Boeck)

Nog in datzelfde jaar kreeg de film één Golden Goblet (in Shanghai), twee OCIC-awards (Organisation Catholique Internationale du Cinéma et de l'Audiovisuel) op het filmfestival in Venetië. 

Het jaar daarop werden twee Fonskes (Vlaamse Oscar) uitgereikt, namelijk voor beste regie - Stijn Coninx (Regie) en Dirk Impens (producent)

Op 4 oktober 2008 ging ook de musical Daens van Studio 100 in wereldpremière in Antwerpen.
De film was met 848.000 bezoekers in de filmzalen jarenlang de op twee na succesrijkste Belgische film maar werd op 25 december 2008 in deze rangschikking voorbij gestoken door Loft. Koko Flanel en Hector stonden in deze rangschikking op de eerste en tweede plaats, tot Loft ook Hector overtrof in aantal bioscoopbezoekers.
In de film heeft het personage Nette (17 jaar) een relatie met Jan, die ongeveer dezelfde leeftijd heeft. In realiteit was actrice Antje De Boeck tijdens het filmen net geen 30 jaar. Michael Pas was ongeveer 27 jaar.

Dat de waardering van Adolf en Pieter Daens ook op landelijk niveau zeer groot is, bewijzen de toegekende straatn plaatsnamen die naar hen verwijzen :  
 
Zo vinden we 

- een Adolf Daenslaan in Welle en in Meise,
- een Adolf Daensplein in Aalst, Ede (Haaltert) en Sint-Niklaas 
- een Adolf Daensstraat in Aalst, Erpe-Mere, Grobbendonk, Izegem, Kessel-Lo, Kruibeke, Kruishoutem, Lanaken, Lommel, Rumst, Sint-Amandsberg en Vichte. Ook in Herdersem bevond zich een Adolf Daensstraat tussen 1943 en 1945, maar deze werd nu hernoemd naar Alfons De Cockstraat



Bronnen

Aalstnieuws.be
Katholiek Nieuwsblad 08/06/2015
Priester Daens, volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel, 1909
Priester Daens (Memoires der Familie) – L. Delafortrie, Hasselt 1961
Het Belgisch parlement – P. Van Molle, p.57 en volgende
De Christelijke Arbeidersbeweging in België – E. Gerard, deel 2
inventaris.onroerenderfgoed.be
mens-en-samenleving.infonu.nl
histoforum.net
Faro – Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed
Tekening Tom Hautman via faro.be
SAA Registers van de Burgerlijke Stand, akte 461. 
Het Daensisme – L. Wils, Leuven 1968


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.