Geschiedenisleraar en bestuurslid van de geschiedkundige
vereniging ‘Het land van Aalst’ Wouter Van Der Spiegel vindt dat het, bijna 900
jaar na de slag bij Hertshage in Aalst, hoog tijd is geworden voor een monument
van Iwein Van Aelst.
Hij denkt bijvoorbeeld aan het oprichten van een
‘infonument’, een combinatie van standbeeld en infokiosk.
Hij wil op die manier de daden van Iwein van Aalst terug
wat onder de aandacht brengen en daarmee bijdragen tot een herwaardering van
deze historische figuur, gezien zijn toch wel grote belang voor onze stad.
Hierbij een ontwerp voor een standbeeld uit 1890.
Standbeeld, allemaal goed en wel, maar wie was nu eigenlijk die fameuze ‘Iwein van Aalst’?
Iwein van Aalst, ook
gekend als ‘Iwein de Kale’, was een belangrijke Vlaamse ridder en heer
van Aalst. Wanneer hij is geboren is niet erg duidelijk. Hij wordt voor het
eerst genoemd in een oorkonde van 1122, met zijn broeder Boudewijn: Balduinus
de Gand et Ywain frater eius en moet dus op dat ogenblik zeker wel al
meerderjarig geweest zijn, dus geboren vóór 1100.
Hij stierf in 1145 (dat is wél zeker)
Hij was, net als zijn broer Boudewijn III van Gent, Peer
van Vlaanderen.
‘Peer’ ? ... Drukfout ? ... Moet dat niet 'heer' zijn ?
Neen, hoor, de ‘peren’ (eigenlijk ‘pairs’, ‘peers’ of
‘beers’) waren de 12 hoofdleenmannen van de graaf van Vlaanderen.
In navolging van de ‘pairs van Frankrijk’ had de Vlaamse
graaf immers een raadgevend hof dat hem moest bijstaan met raad en daad.
Naast deze functie waren de broers ook advocaat van de
Sint-Pietersabdij van Gent.
In 1127 ontnam Iwein de bezittingen van zijn nichtje
Beatrice en werd ‘heer van Aalst’.
Later noemde hij zich zelfs "comes Alostanus"
of ‘graaf van Aalst’.
Hij werd vermoord op 8 augustus 1145. Zijn weduwe
Lauretta van de Elzas, dochter van de graaf van Vlaanderen, overleed als non te
Vorst rond 1175.
Naast Aalst bezat hij ook Waas, Drongen, Deinze en
Ruiselede en hij was ook leenman van Liedekerke. Verder bezat hij ook nog
verschillende gronden en rechten in Ronse, Deelstreep Brugge, Westvleteren,
Ieper, Bikschote, Langemark, Komen, Veurne, Pollinkhove, Horebeke en Tourcoing.
Enkel van Waas, Drongen en Ruiselede weten we dat zijn
voorouders ze ontvingen van de graaf van Vlaanderen. De andere bezittingen zou
hij verworven hebben door erfenis, huwelijk, giften of inbezitneming door
geweld.
Rond Aalst zelf bezat het huis heel wat vrije erfgoederen
en er mag dan ook verondersteld worden dat ook Erembodegem, Hofstade, Gijzegem,
Nieuwerkerken en Lede in zijn bezit waren. Deze dorpen zijn later in bezit
gekomen van de Graaf van Vlaanderen als erfgenaam van het huis van Aalst.
Toen graaf Karel de Goede in 1127 in Brugge werd vermoord
en hij geen rechtmatige erfgenamen had, koos de bovengenoemde raad een nieuwe
graaf. Er waren heel wat gegadigden, waaronder vooral zijdelingse verwanten en
Frans- of Engelsgezinde heren die aanspraak maakten op de troon.
Een Brugs Eedverbond eiste een opvolger die de belangen
van het land zou dienen en de Franse koning dacht dus al aan ‘zijn eigen
mannetje’. Maar dat was buiten de Vlaamse steden gerekend, die eerder een
Engelsgezinde opvolger zagen zitten.
Daarmee raakte Vlaanderen betrokken in een
internationaal schaakspel: de Franse koning wou verhinderen dat Vlaanderen in
Engelse invloedssfeer terecht kwam en hoopte ook dat hij de Engelsen uit het
hertogdom Normandië zou kunnen buiten werken.
Als Peer van Vlaanderen steunde Iwein Diederik van de
Elzas als kandidaat-graaf maar toch werd een Franse kandidaat, Willem Clito
van Normandië, aangewezen voor deze functie.
‘Aangewezen’ inderdaad, want : niet echt verkozen en
formeel niet erkend door de edelen en de Vlaamse steden.
Het jaar daarop, we schrijven dus 1128, was er een
conflict tussen de Gentenaars en de pas aangestelde graaf Willem Clito.
Vlaanderen verkeert in rep en roer, en het verzet groeide
uit tot een landelijke opstand waarin Gent het voortouw nam. Gent leed namelijk
het meest onder de anti-Engelse politiek van Clito gezien er geen wol meer de
stad in mocht komen. Laken was toen het belangrijkste Vlaamse exportproduct en
de wol was echt wel nodig om de industrie in stand te kunnen houden.
Iwein van Aalst probeerde in eerste instantie nog te
bemiddelen, maar omdat hij te vaak de zijde koos van de burgers, kwam ook hij
in rechtstreeks conflict met de graaf.
“Willem bleef halstarrig by zyn besluit, en de bode werd hoonend weggezonden. Dit bracht
misnoegdheid in het land ten top : al de leenhouders waren voor hetzelfde
beducht, en zy voegden zich by de misgenoegden steden, welke reeds openlyk
morden”.
Gemor onder de bevolking dus …
De heren van Dendermonde en Aalst ontvingen Engels geld
om Clito te bekampen en nadat de graaf eigenmachtig een eerder afgeschafte
belasting opnieuw invoerde en zijn bewind daarmee nogmaals had verstrakt,
verweet Iwein hem tijdens een volksvergadering op de Vrijdagmarkt in Gent
op 16 februari 1128, dat hij de wederzijdse band tussen hemzelf en het volk had
verbroken.
Geen vorst die de wet had geschonden, kon rechtmatig
verder regeren, aldus Iwein, en hij eiste dat zijn beschuldiging zou worden voorgelegd
aan een onpartijdige rechtbank die samengesteld moest zijn uit "baronnen
van beide partijen, en onze heren en al de verantwoordelijke mannen uit de
clerus en het volk".
Bovendien moest de rechtbank zetelen in Ieper, "dat gelegen is in het midden van ons land", om aldus "rustig en na rijp beraad, zonder bedrog of kwade trouw, het oordeel te vellen" of de graaf al dan niet de wet gebroken had, en als dit zo was, dan moest hij aftreden en de plaats ruimen voor een vorst die de wet wél zou respecteren.
Bovendien moest de rechtbank zetelen in Ieper, "dat gelegen is in het midden van ons land", om aldus "rustig en na rijp beraad, zonder bedrog of kwade trouw, het oordeel te vellen" of de graaf al dan niet de wet gebroken had, en als dit zo was, dan moest hij aftreden en de plaats ruimen voor een vorst die de wet wél zou respecteren.
Iwein formuleerde daarmee meteen het principe van de ‘rule
of law’, dat daardoor voor het eerst in Vlaanderen tot uiting kwam. De Rule
of law is onderdeel van de rechtsstaat en houdt in dat ook een overheid zich
aan de wet moet houden.
Dit voorval staat bekend als één van de eerste pleidooien
voor het constitutionalisme: de verklaring dat de uitoefening van de
politieke macht gebaseerd is op een overeenkomst tussen de vorst en het volk.
Het idee haalde hij uit Frankrijk waar het
constitutionalisme van de monarchomachen reeds gekend was.
‘Monarch’ komt van het Griekse ‘monarchos’ (monarch) en
‘machos’ vertaalt men als ‘bevechten’.
Het bevechten van de monarch dus.
Door te stellen dat “gij niets moogt doen in dit
graafschap dat tegen onze Raad en de eer van het land ingaat” kan Iwein van
Aelst gerust beschouwd worden als de eerste pleitbezorger van het parlement
avant la lettre.
Willem Clito kon zich hier uiteraard niet in vinden en
protesteerde hevig. Hij daagde Iwein uit tot een duel maar deze laatste
weigerde dit op basis dat ze niet van gelijke stand waren.
Om het duel toch te kunnen laten doorgaan, verbrak hij zijn
leenmanschap en erkende Dirk (Diederik) van den Elzas als nieuwe graaf.
Dirk werd op 21 juni 1128 echter verslagen en zocht zijn
toevlucht bij Iwein en Daniël van Dendermonde. Het conflict bleef verder
escaleren tot Willem uiteindelijk met zijn leger optrok naar Aalst ... de start van de gekende 'Slag bij de Hertshaag'
Hier een afbeelding van de affiche ter gelegenheid van een historiespel over deze slag voor de 800-ste verjaardag ervan (zie ook verder in deze tekst).
Willem werd zwaar gewond naar zijn tent gebracht waar hij
ondanks de beste zorgen vijf dagen later (op 27 juli 1128) aan wondontsteking overleed.
Zijn lijk overgebracht naar Frankrijk en begraven in de
Sint Bertinus abdij van Sint Omaars.
De heldhaftige Aalstenaars behaalden een schitterende
overwinning, de invallers werden verdreven en Diederik werd op 28 juli 1128 graaf
van Vlaanderen.
De dodelijke pijl die werd afgeschoten kwam van de
Aalstenaar Niklaas Borluut, een Aalsterse voetboogschutter, die
trouwens later ook nog de Borluutstraat naar zich genoemd
kreeg.
Niklaas werd tijdens het gevecht trouwens zelf door een
bijlslag getroffen en viel dodelijk getroffen neer.
De voetboog werd eigenlijk meer als verdedigings-
dan als aanvalswapen gebruikt, de schutter moest immers steeds dekking zoeken
en zijn wapen op de grond plaatsen om te herladen.
Omdat ze door het zoeken naar dekking natuurlijk heel
kwetsbaar waren tijdens het herladen, droegen de schutters soms een schild op
hun rug.
Het schild was tot wel 1,60 meter hoog, en om te herladen keerden ze dan hun rug naar de vijand toe.
Het schild was tot wel 1,60 meter hoog, en om te herladen keerden ze dan hun rug naar de vijand toe.
Tijdens een veldslag werd dit schild, ook pavise
genoemd, soms in de grond gezet, zodat de schutter zich erachter kon beschermen
tijdens het herladen.
Soms werd ook een tweede man, een pavisier genoemd,
gebruikt om het schild te plaatsen en te verplaatsen.
Veel van deze schilden waren versierd met religieuze
afbeeldingen omdat de gelovige schutters hoopten dat de vijand ervan zou
overtuigd zijn dat ze heiligschennis pleegden als ze het schild zouden beschadigden.
De voetboog was zo’n dodelijk wapen dat de Paus in 1139
besloot dat diegene die het wapen tegen een andere katholiek gebruikte onmiddellijk
geëxcommuniceerd moest worden.
Het gebruik van deze boog tegen de heidenen mocht dan
weer wel ... In de tijden van discriminatie
en racisme die we tegenwoordig kennen, is dit natuurlijk geen echt goed
voorbeeld.
Tijdens vroegere tijden was het gebruikelijk dat voor
gevangen genomen soldaten losgeld werd gevraagd voor hun vrijlating, de gevangen
genomen voetboogschutters daarentegen werden direct opgehangen wegens ‘veel te
gevaarlijk’.
Na dit voorval en de dood van de graaf werd Diederik van
de Elzas dus alsnog de nieuwe graaf (in 1128) en werd erkend door zowel het
graafschap en de koningen van Frankrijk en Engeland.
De tante van Iwein, Gertrude, huwde daarna Arnold II,
graaf van Ardres.
Iwein en Arnold van Ardres waren reeds goede vrienden en
het was tijdens een toernooi dat ze samen het huwelijk hadden bedisseld. Door deze
trouwpartij ontstond er trouwens een geducht nieuw machtsblok:
Ardres-Waas-Gent-Aalst.
Iwein werd dé grote triomfator en held van Vlaanderen,
maar hij had wel twee grote vijanden: de clan Bourbourg en de clan Beveren.
Het was Diederik van Beveren die pleitte aanspraak te
mogen maken op de bezittingen van Iwein in het Waasland door zijn huwelijk met
een dochter van Boudewijn III.
De naam van het meisje is echter onbekend omdat geen
enkele historische bron dit bevestigt.
Het zou echter de ruzie met de clan Bourbourg zijn,
die Iwein zijn dood zou worden.
Het pleit werd beslecht tussen Rogier van Kortrijk, een
bondgenoot van Bourbourg, en Iwein.
Het kwam reeds een eerste maal tot een treffen in Aken,
waar beide ridders de baden bezochten, en waar
Rogier blijvend verwond geraakte aan de handen door messteken
van zijn rivaal.
Bij een verzoeningspoging te Kassel werd Iwein dan door
Rogier, of in elk geval door zijn toedoen, vermoord op 8 augustus 1145.
Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Diederik
van Aalst (niet te verwarren dus met Diederik van den Elzas!)
Diederik, bijgenaamd ‘het kind van Aalst’ (wegens zijn
jeugdige leeftijd), was meteen ook de laatste heer van Aalst.
Diederik was een zoon van Iwein van Aalst en Laureta van
de Elzas.
Hij huwde Lauretta van Henegouwen, dochter van graaf Boudewijn
IV en overleed kinderloos in 1166. De meeste bezittingen gingen naar de Graaf
van Vlaanderen Filips van de Elzas.
Een nota in de huwelijksakte van zijn vader bepaalde
immers dat wanneer de Graaf van Aalst geen nakomelingen meer had, de heerlijkheid
in handen viel van de graaf van Vlaanderen.
Het ‘Land van Aalst’ keerde dus terug naar de Graaf van
Vlaanderen en hierdoor zou het door de latere eeuwen heen steeds als een
afzonderlijk en samenhangend geheel rechtstreeks van de graaf blijven afhangen.
Vooraleer we Iwein van Aalst nu postuum gaan uitroepen
tot een plaatselijke heilige, geef ik toch nog graag even de bedenkingen mee
van professor Raoul Van Caenegem, één van dé autoriteiten op het vlak van de
middeleeuwse geschiedenis van België.
“Door de kant van de steden Gent en Brugge te kiezen
tegen graaf Willem Clito ging hij eigenlijk een monsterverbond aan want in die
periode begonnen de steden meer macht op te eisen wat de machtspositie van de
adel niet ten goede kwam. Bovendien toonde hij zich niet erg consequent: hij
had nog maar enkele maanden te voren de nieuwe graaf Willem Clito trouw
gezworen en amper enkele maanden later steunde hij diens tegenkandidaat,
Diederik van den Elzas, onder invloed van een grote som (omkoop)geld van de Engelse
koning Hendrik I.
Daar komt trouwens nog bij dat hij, ook al door een
duistere transactie, de erfenis en het grootgrondbezit van zijn minderjarige
nicht, Beatrix of Beatrice, de enige dochter van zijn broer, ontfutselde”.
In de toenmalige historische context waren dat dingen
die nog wel gebeurden en het doet niets af aan zijn verdienste als grondlegger
of voorloper van het constitutionalisme.
Dat hij dus van groot belang was voor onze Aalsterse
stee mag geen twijfel lijden. Het zou dus inderdaad mooi zijn dat tegen 2028
deze historische leegte in Aalst zou opgevuld zijn.
Naast de standbeelden van priester Daens en Dirk Martens verdient Iwein van Aalst immers een waardig monument, of ten minste een herdenkingsplaat of infokiosk.
Naast de standbeelden van priester Daens en Dirk Martens verdient Iwein van Aalst immers een waardig monument, of ten minste een herdenkingsplaat of infokiosk.
Maar is er nu totaal geen herinnering aan hem?
Aan de veldslag is de herinnering immers maar ‘povertjes’
Ongeveer zevenhonderd jaar na de feiten, we schrijven 22
januari 1808, was landbouwer Judocus Keymeulen samen met zijn dochter
Anna-Katarina aan het werken op een weide in de Hertshage.
Aan de kant van een gracht in de buurt van het latere hospitaal ontdekte hij in de modder een grote steen met volgende inscriptie :
Aan de kant van een gracht in de buurt van het latere hospitaal ontdekte hij in de modder een grote steen met volgende inscriptie :
CY FVST OCCIS
GVILLAVME
DE NORMANDYE
1128
Vrij vertaald wordt dat :
HIER WERD GUILLAUME VAN NORMANDIE GEDOOD 1128.
De gedenksteen duidde dus de plaats aan waar Willem van
Normandië overleed of in elk geval zijn dodelijke verwondingen opliep.
Ter plaatse werd een akte van proces verbaal opgemaakt en
de steen werd naar het stadhuis overgebracht.
Opnieuw tweehonderd jaar later zou deze akte nog altijd
bestaan, alleen weet niemand meer waar de gedenksteen gebleven is.
Petrus Van
Nuffel meldt dit reeds in 1914 in zijn boek ‘Historiek der oude straten van
Aalst’. Petrus Van Nuffel is geboren te Aalst op 10-07-1871
en overleden te Aalst op 10-08-1939. Hij kan gerust beschouwd worden als de
nestor der Aalsterse geschiedschrijvers. Hij was werkzaam in de drukkerij van
Pieter Daens maar vestigde zich later als zelfstandig drukker en uitgever en
was vanaf 1893 uitgever van "De Gazette van Aelst". Naast zijn
talrijke boeken schreef hij ook een toneelstuk “De slag bij de Hertshage te
Aalst”, waarvan de affiche reeds eerder in dit artikel is getoond.
Wat velen echter niet (meer) weten is dat we eigenlijk
jaarlijks een herinnering voorgeschoteld krijgen aan Iwein. Iwein van Aalst
trouwde na de veldslag in 1139 met Lauretta, de dochter van Diederik van den
Elzas, en laat het nu net dit prachtkoppel zijn dat later werd opgevoerd
tijdens de jaarlijkse carnavalstoet … inderdaad … de beide stadsreuzen, Iwein
en Lauretta.
Daarover is HIER meer te lezen.
Nog een herinnering die jaarlijks, tijdens dezelfde stoet
trouwens, weerkeert is te vinden op het kostuum van de Aalsterse Gilles.
En ook de stadskleuren rood en wit doen ons aan deze
man terugdenken. Het waren immers reeds in de 14e eeuw de kleuren van Aalst,
zonder dat daar echt een vlag aan verbonden was.
De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was immers rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.
Het was pas in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd.
De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was immers rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.
Het was pas in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd.
Over het wapenschild en de stadskleuren is HIER meer
te lezen.
Een ondertussen verdwenen ‘eerbetoon’ aan Iwein was het
schip van de firma De Wolf-Cosyns, dat de klinkende naam ‘Iwein van Aelst’
kreeg.
Over De Wolf-Cosyns is HIER meer te lezen
Bij CBS
3.1.1927 werd de benaming Hertstraat veranderd naar Hertshage
In maart 2023 wordt bekend dat er een aanvraag lopende is om Iwein het ereburgerschap van onze stad toe te kennen, een aanvraag die werd goedgekeurd op de gemeenteraadszitting van 28 maart.
Iwein van Aalst komt als gloednieuw ereburger in het rijtje Aalsterse bekendheden met Dirk Martens, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Alfred Kelders, Captain Bill Fairbairn, Louis Paul Boon, Oscar Van Malder, Michaël Ghijs en Kamiel Sergant.
Hier een lijstje van alle Aalsterse ereburgers.
Voor meer info, klik op hun naam en je wordt doorgestuurd naar de betrokken pagina :
Bronnen
hetlandvanaalst.be/wordpress/article/eerste-democratisch-document-nederlands-of-vlaams-acte-van-verlatinghe-en-het-land-van-aalst-wouter-van-der-spiegel/
HLN 9/6/2020
Biekorf jaargang 69 (1968) auteur : E. Neylants
Roetsinfo.eu
geneanet.org
lecavzw.be
tekening voetboog : SybeBergsma.nl
Harry De Paepe : De twee kanten van het kanaal : een
geschiedenis van Engeland en de Nederlanden
dbnl.org
aalstersegilles.be
Iwein van Aelst – Jonkheer Philip Marie Blommaert via
google books (1128)
Gemeenteraadszitting 28/03/2023
Het land van Aalst
18/01/2020Het land van Aalst jaargang LXXI-2019 (afbeelding standbeeld)