Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label aalst centrum. Alle posts tonen
Posts tonen met het label aalst centrum. Alle posts tonen

vrijdag 11 september 2020

De Graaf Van Egmont

Op de hoek van de Grote Markt en de Kattestraat, in de schaduw van de belforttoren, ligt de herberg 'Graaf van Egmont', bij de Aalstenaars beter gekend als 'De Koont' (comte).

Op deze plaats lag oorspronkelijk het ‘Grauwensteen’ (ofte het voormalig ‘Grafelijk Leenhof Ten Steene’), een prachtig gebouw met twee scherpe torentjes en een trapgevel, die in harmonie waren met de schilderachtige omgeving van toen. De houten torenhuisjes, de prachtige gebouwen van de edelen, de bochtige straten en ga zo maar door. Het verschil met de situatie van nu is groot.
De benaming ‘steen’ komt trouwens nog meer voor in de geschiedenis. Deze werd gebruikt voor de gebouwen van edelen, omdat deze werden gebouwd in natuur- of baksteen.

Het Steen, de grafelijke burcht van Aalst, werd in de 13e eeuw opgericht, bijna tegelijkertijd met het eerste Schepenhuis. De ‘Nieuwe Steen’ werd opgericht in 1401.


Het gebouw werd toevertrouwd aan een plaatselijk adellijk geslacht, ‘de heren van Poppenrode’, die de naam ‘van Aelst’ aannamen.
Het was hier dat de Graven of Heren van Aalst verbleven en recht spraken.

Het gebouw werd meteen ook het eerste Landhuis van Aalst.

Oorspronkelijk vergaderde dit Landscollege afwisselend in Aalst en Geraardsbergen. Dit gebeurde vanaf de tweede helft van de 17de eeuw uitsluitend in Aalst.
Het eerste Landhuis bevond zich tot in het begin van de 16de eeuw dus in de Grauwensteen, dat daarna nog de namen ‘Swarten Steen’ en ‘Grauwen Steen’ kreeg.

Vanuit de Kattestraat op de Grote Markt aangekomen, ging men toen onder een ‘gaanderij’ door, die het Steen toen nog verbond met het Schepenhuis (dat trouwens het oudste schepenhuis der Nederlanden is!) Via deze gaanderij kon men  toen van het ene naar het andere gebouw gaan zonder te hoeven buiten komen.
Op deze tekening (plan van Antonius Sanderus) uit 1576 is deze brug tussen het schepenhuis en de Grauwen Steen duidelijk te zien.


Aan de zijgevel van het schepenhuis is trouwens nog steeds te zien dat er zich hier ‘iets’ bevond.

Later verhuisde men naar het ‘huis te Rooze’ op de hoek van de Grote Markt en de Lange Zoutstraat (1574-1577). Hier werden in 1582 de burgers en soldaten gehuisvest terwijl de Geuzen en rebellen de stad ingenomen hadden. Dit oud Landhuis werd in 1598 verkocht voor 2000 gulden.

Vanaf het einde van de 16de eeuw werd een groter burgerhuis op de Markt aangekocht van de graaf van Izegem, tevens baron van Ressegem en vanaf 1599 verhuisde men naar het huis naast de Grauwensteen.

In 1759 nam men zijn intrek in het Landhuis, onderdeel van het voormalige stadhuis op de Grote Markt.

En dan nu even een zijwegje, maar wel belangrijk voor de naamgeving van het gebouw, zo zal blijken.

Lamoraal I van Gavere, graaf van Egmont (°Elzele, 18/11/1522 - † Brussel, 5/6/1568) was een generaal en staatsman in de Zeventien Provinciën vlak voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog (de Nederlandse Opstand). 

Als overtuigd katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer trouw aan de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen de protestanten te verzachten.

In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem en een jaar later, in 1567 nam hij samen met Willem van Oranje ontslag uit de Raad van State.


Na de Beeldenstorm stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen.
Willem van Oranje ontvluchtte Brussel maar Egmont en Horne besloten niet mee te gaan.
Vrijwel direct na zijn aankomst liet Alva de graaf van Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals voorwendsel arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze naar Gent overgebracht en in het Spanjaardenkasteel opgesloten.
Later werden ze ter dood veroordeeld.

De stoffelijke resten van de graaf van Egmont liggen, samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt te Zottegem. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de raadzaal van het stadhuis van Zottegem, waar ook twee schilderijen nog naar hem verwijzen.

Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen (hoewel er tussen liberalen en katholieken hevige debatten werden gevoerd over Egmont als 'vrijheidsstrijder' dan wel als zwakke 'landverrader')

Aan het einde van de 16e eeuw werden de afstammelingen van de prinselijke familie Lamoraal d’Egmont eigenaars van het Steen. Zelf woonden ze er van 1607 tot 1668.

Het gebouw werd afgebroken in 1776.

Het huidige hoekhuis zoals we het nu kennen, dateert van 1777 en werd opgetrokken uit de herbruikte en herkapte zandsteen van het vroegere Steen. 
Wanneer de Aartsbisschop naar Aalst kwam, kon hij hier overnachten, en werd er in het geheim ook mis gelezen.

De Aalsterse liberalen, die sinds mei 1846 verenigd waren in de 'Société de l' Alliance de I' Arrondissement d' Alost' , beter bekend als de 'Association liberale', ruilden hun originele lokaal in café-restaurant 'Au quatre vents' op het Keizerlijk Plein snel in voor  drankenhuis 'Au compte d'Egmont' op de Grote Markt.


De naam werd dus eigenlijk gegeven als nagedachtenis van graaf Lamoraal d’Egmont die door de hertog van Alva in 1568, samen met graaf Hoorn, werd onthoofd, en hoewel hij dus eigenlijk zelf rechtstreeks niet veel met Aalst te maken had, behalve dan dat zijn afstammelingen hier een tijd gewoond hebben, heeft hij hier dan toch een zekere erkenning gekregen door het geven van zijn naam aan dit gebouw ...

Dat de liberalen geen moeite hadden met onder andere het bestaan van carnavalsvieringen mag duidelijk blijken uit het feit dat ,waar de katholieken in De Denderbode voor de Vastenavond dagen steevast lieten weten dat "Gemaskerde personen gedurende de Vastenavonddagen niet zullen toegelaten zijn ter Barre van Amsterdam, Groote Markt", de liberalen via Het Verbond van Aalst jaarlijks duchtig reclame maakten voor het carnavalbal van de liberale fanfaremaatschappij 'Les vrais amis constants' in de Compte d'Egmont, het hoofdkwartier van de liberalen.
De krant zette haar lezers aan deel te nemen aan de feestelijkheden van carnaval: "Dus beminnelijke juffrouwen en heeren dansers, nog een beetje gehuppeld en een vrolijke nacht overgebracht. Het zal een schoone troost zyn in uwe oude dagen als ge uw beentjes niet meer zult kunnen doen flikkeren"
De mening van de Liberalen over carnaval vormt trouwens een interessant ‘bruggetje’ naar een bekende gast in het café, Alfred Kelders.


Als handelaar had Alfred liberale sympathieën. In 1907 wou hij de Liberalen Bond stichten, om de liberale neringdoeners te ondersteunen.

Hij was samen met zijn Middenstandsbond altijd maar op zoek naar manieren om meer volk naar Aalst te kunnen halen, en na een bezoek met enkele leden van Aalst-Voorwaarts aan het carnaval in Binche, groeide het idee om ook in onze stad een grote carnavalsviering organiseren.
Op 8 juni 1913 organiseerden ze een carnavalstoet in Aalst, het eerste Zomercarnaval.
Omwille van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd het initiatief uiteraard niet herhaald.

Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van de macht in onze stad.

In de kelders van het Belfort vond de voedsel- en goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats en vanaf 1916 werd hier ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd.
Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie.

Ook ‘de Graaf van Egmont’ onstnapte niet aan de Duitse interresse. In de Winter van 1917 werd in dit gebouw en in het buurhuis ‘Liénart’ een ‘Soldatenheim’ opgericht.
Zo’n soldatenheim (of soldatenhuis) was eigenlijk de ontspannings- en ontmoetingsplek voor Duitse militairen.


Het hoofdkwartier van de Duitse troepen was gevestigd in het ‘hotel du comte de Flandre’ op het Statieplein. De opvolger van ‘Von Meyer’, general Jurg, richtte een Etappenkommandatur in in het huis Liénart op de Grote Markt.
De familie Liénart was samen met zijn familie reeds gevlucht voor het aankomende geweld, en had de sleutel van het huis toevertroud aan zijn bediende, Charles. Toen deze vernam dat de Duitsers daar hun Kommandatur gingen inrichten, verkocht hij nog heel gauw de heel goed gevulde wijnkelder van de familie aan Camiel Van Hecke. Op die manier zouden de ongeveer 1000 flessen tenminste de oorlog nog overleven … ware het niet dat Camiel ze al heel snel doorverkocht … aan de Duitsers.
In 1919 werd klacht ingediend over de inbezitname door de Duitsers. De klacht luidde ‘Huiselijken diefstal en verheling’.

Ook in de Lange Zoutstraat was trouwens zo’n Soldatenheim gevestigd.

Na de Eerste Wereldoorlog ging Alfred Kelders dan toch verder met het idee om de feestelijkheden in de stad wat beter te organiseren, en het Stedelijk Feestcomité, waarin alle politieke partijen vertegenwoordigd werden, werd opgericht.

Hier enkele foto's uit de jaren '70


1977 met terras - lokaal van oa de PVV

1978

In 1982 werd rond carnaval een ludieke actie gevoerd tegen de ‘blauwe’.
Aan de Graaf van Egmont hing plots een vlag met gebalde vuist en roos op een rode achtergrond. De ‘blauwe burcht’ was versierd… maar was uiteraard niet ingenomen. 
Het café bleef 'het bastion' van de 'blauwe partij'.

In de jaren ’90 werd het liberaal lokaal Graaf van Egmont ingericht als museumcafé met voorwerpen en documenten afkomstig van de liberale verenigingen die er hun zetel hadden.

Van het Willemsfonds kreeg men bijvoorbeeld dit houten schild met de oprichtingsdatum 1873 op vermeld.

Het gaat over een houten panel, waarschijnlijk een achterpaneel van een praalwagen, een decorstuk of iets dergelijks,  met waarschijnlijk de "evangelist" uit 1876. Dat het een opzetstuk zou geweest zijn van een rustaltaar bij de jaarlijkse processie behoort ook tot de mogelijkheden (h: 152 mm, b: 98 mm)

En gezien ‘de Comte’ ook het clubhuis is van de Koninklijke Harmonie ‘les vrais amis constants’, ons allen beter bekend onder de naam ‘d’aa garde’ zijn er ook van deze vereniging enkele souvenirs terug te vinden.
Gezien de Oude Garde gekleed is in een kostuum ‘à la Napoleon Bonaparte en de strijders uit 1830’ zijn immers ook enkele kostuums terug te vinden in het museumcafé.

Tot op vandaag is de ‘Comte’ nog steeds de thuishaven van de Aalsterse liberale partij.

De sobere en vlakke gevels zijn voorzien van puilijsten en doorgetrokken arduinen kordons ter hoogte van de onderdorpels.   
Binnen vinden we een fraaie monumentale trap met tussenbordessen en uitgewerkte trappaal met provinciale Lodewijk XVI-invloeden (vierde kwart van de 18de eeuw).

In de gevel aan de Kattestraat vinden we een grote rondboogpoort in een geblokte omlijsting van arduin, gemarkeerd door een zware kroonlijst.




In 1997 werd de herberg beschermd als monument.

In de Graaf van Egmont werden trouwens ook de … euh … kroonjuwelen van het carnavalsmonument bewaard. Het ontwerp van kunstenaar Hendrik Muylaert won de wedstrijd wel, maar de kunstenaar moest enkele aanpassingen doen. Het beeld stelde een naakte Voil Jeannet voor, een man dus eigenlijk, maar toch moesten de geslachtsdelen verwijderd worden. De jury vond immers dat het standbeeld geslachtsloos moest zijn, en de kunstenaar verwijderde – zij het wel onder lichte dwang - de kleinoden. Deze werden dan later tentoongesteld in 'De Koont'
Hieronder de kunstenaar met beeld en met ... nog wat extra deeltjes ...


In 2018 kwam dan de mededeling dat 'De Graaf ' wat aanpassingen zou doen. 


Uitbaters Jurgen De Roeve en Veronik Bombeeck, toen al 10 jaar uitbaters van de zaak, opperden het plan om zowel de buiten- als de binnenkant een grondige make-over te geven. 
Met de brouwerij Haacht werd een nieuw huurcontract afgesloten, en daarmee drukten ze de geruchten de kop in dat zij het pand zouden verlaten voor een ribbetjesrestaurant.

Gedurende de laatste jaren hebben wij ons steeds moeten verdedigen tegen geruchten, roddels en leugens over een nieuwe bestemming voor de Graaf van Egmont. Zo ging er een discotheek komen, een ribbetjeshuis of een champagnebar. Niets is minder waar”, zeggen ze. “We willen komaf maken met al die uitgevonden verhalen. De nieuwe huurvernieuwing werd opnieuw afgesloten tussen brouwerij Haacht en ons. We zullen de komende negen jaar opnieuw de Graaf uitbaten, maar er zal een en ander veranderen.”

Hier al enkele ‘voor’ en ‘na’ fotootjes van uit 2019.

2019 werd ook het afscheid van de vorige uitbaatster, Annieken.
Anny Van den Eede (Annieken) is voor een hele generatie Aalstenaars gekend als de cafébazin van de Graaf van Egmont, haar liberaal café, maar ook als Cantinière.
Ze was de dochter van liberaal ere-schepen Gaston Van den Eede en de zus van Lilianneken, jaren de gewaarde bazin van café 't Landhuis. Annieken werd 79 jaar.

De Graaf kreeg ondertussen al een grondige make-over
Bijna alles werd ondertussen vernieuwd : de gevels, de zaal, de toog, de toiletten, de feestzaal boven, het terras, ….
Het mooie karakter van de Graaf komt nu opnieuw volledig tot zijn recht. 
De gevel werd opgefrist maar er werd niet geraakt aan het historisch karakter van het gebouw. Ook het dak en de dakgoten werden gerenoveerd en binnenshuis kregen ook de overwelfde kelderruimtes een opfrissingsbeurt.

In april 2020 verdween de houten plankenvloer voor een vakkundige restauratie en renovatie. Het respect voor de oude materialen blijft dus bestaan, en de vloer die een hele geschiedenis met zich meedraagt, komt dus zeker in eerbiedwaardige toestand terug.


Aan het café / brasserie is trouwens een groot terras voorzien, ideaal om van de zon te genieten op zomerse dagen.


2022 dan ... In augustus kwam het heuglijke nieuws dat er wat centjes zouden ter beschikking gesteld worden om de restauratie tot een goed einde te kunnen brengen. 
Vier restauratieprojecten in Oost-Vlaanderen kregen immers groen licht van minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele om te kunnen genieten van een extra restauratiesubsidie. 
Het gaat over het kasteel van Boelare in Geraardsbergen (100 000 €), het kasteeldomein Wissekerke in Kruibeke (132 444 €), de pastorie Sint Stephanus vindingparochie in Sint Lievens Houtem (52 012 €) en ‘onze’ Graaf van Egmont (80 664 €). 
  
Na het eerdere goede nieuws dat ook het belfort van onze stad een investeringssubsidie toegewezen kreeg, opnieuw dus goed nieuws voor het erfgoed in Aalst.


Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
foto Soldatenheim via MadeInAalst  
hetlandvanaalst.be 1/3/2019
FaceBookpagina Graaf Van Egmont
De gazet van Aalst 4/6/1982
Brochure ‘op visite in Aalst’ 7/3/2016
De Denderbode 17/11/1907
De Werkman 3/12/1875
De Volksstem 12/1/1901 – 3/4/1928
De Gazet van Aalst 20/12/1956 – 3/9/1959
Brochure ‘Aalst 1914-1918’ uit 2015
liberas.eu
foto 1977 met terras via MadeInAalst    
foto 1900 via MadeInAalst 

woensdag 9 september 2020

Kattestraat - Zorgstraat - De Heilige Geestkapel

Jarenlang een doorn in het oog van de Aalstenaars, maar nu toch opnieuw een mooiere omgeving : de Kattestraat en dan vooral de omgeving omtrent de Heilige Geestkapel.
tekening van Arthur Thybaert
De Heilige Geestkapel is van oorsprong het oudste kerkelijk gebouw in Aalst
Het is zelfs nog tien jaar ouder dan de monumentale Sint Martinuskerk.
Verwaarlozing, plunderingen en uiteindelijk ook nog eens een hevige brand deden het mooie gebouw bijna helemaal wegkwijnen.

Het was al jarenlang een doorn in het oog en de commerciële aantrekkelijkheid van de Kattestraat zou er onder te lijden hebben. In 1980 werden het ernaast gelegen meisjesweeshuis en oudevrouwentehuis al gesloopt en ook het jongensweeshuis en het oudemannentehuis werden definitief naar de geschiedenis verbannen.
Plannen voor een nieuw winkelproject botsten jarenlang onverzoenbaar met het gebouwtje tot men toch tot een akkoord kwam.
In de kapel bevindt zich nu een kledingwinkel.

In de Kattestraat als 'zorgstraat' bevonden zich onder andere :  

- de Heilige Geestkapel  
- links het Meisjesweeshuis, het zogenaamde "Maegelyn" (sinds 1718) en 
- rechts het voormalige Heilige Geesthuis, later Oudevrouwenhuis
- tegenover het Jongensweeshuis en
- het voormalige oudemannenhuis

HIER : meer info over de vrouwen : het meisjesweeshuis en het oudevrouwenhuis
HIER : meer info over de mannen :  armenwerkhuis >  jongensweeshuis en het oudemannenhuis

Bij de bespreking over de Zorgstraat begin ik met de Kapel zelf.

De Heilige Geestkapel 

In 1913 kreeg ‘het kapelleken’ een enorm compliment van De Volksstem.

Het Heilig Geestkapelleken! Hoe velen zullen verwonderd opkijken! Men had wel een vaag vermoeden dat zoo iets bestond, doch ’t was er al mee.
Welnu, wij nodigen alle kunstminnaars uit (en ze zijn talrijk in Aalst) het overoud gebouw met een klein bezoek te vereren. Eene prachtige herstelling heeft eer een waar pronkjuweel van gemaakt, een wonder van bouwtrant, en schildering

De H. Geesttafel, als instelling voor armenzorg te Aalst, bestond waarschijnlijk reeds op het einde van de 13de eeuw en maakte deel uit van het voormalige Godshuis 'Tafel van de Heilige Geest'.

Het oudst bewaarde renteboek van de H. Geest dateert uit 1351. 
Pas in het renteboek van 1380 wordt voor het eerst ook melding gemaakt van een 'Heilech gfheesthuus' een in het renteboek van 1408 spreekt men van ''s heylichs Gheesthof'.

De oprichting van een eerste kapel wordt in 1368 geplaatst omwille van de passage in het 'Bouc van der Jaerghctiden van den Heyleghe Gheest' \x\X. 1477, waarin staat dat 'Lieven Godevaerts ende Jan zijn zone' in voornoemd jaar een stuk grond schonken waarop 't heilig Gheesthof ende capelle ghefondeert ende geedifficeert' werd en waarvoor zij honderd jaar later nog steeds een jaargetijdemis kregen.

Dank zij opgravingen in april 1989 werd het bestaan van de kapel ook bewezen.

Ook werd er dankzij grondafstand van de buren (Jan Van Eggermonde en zijn vrouw Katheline van den Bruele), een tweede, ruimere kapel opgericht.
Hierdoor zou het eerste gebouw met circa 28 m2  vergroot zijn.

Uit diezelfde opgravingen bleek dat er een as wijziging gebeurde tussen de funderingen van de eerste kapel en deze van de huidige. Daaruit kan men afleiden dat de reeds bestaande bestaande kapel vanaf de grond volledig nieuw werd opgebouwd. Dit zou gebeurd zijn in 1470. 
Deze aswijziging is ook te verklaren door een wijziging van het straattracé.

De gotische H. Geestkapel bleef onaangeroerd tot in 1582, wanneer ze door gereformeerden tijdens de godsdiensttroebelen werd verwoest. De graad van vernieling is bij gebrek aan bronnen niet meer te achterhalen maar zeker is wel dat zij toch redelijk snel kon hersteld worden. Het opnieuw inwijden van de kapel vond plaats in 1584, dat blijkt uit de vondst van een altaarsteentje met dat jaartal erop vermeld.

In de beide zijgevels van de bestaande kapel bevond zich telkens een fel verweerd, gotisch, zandstenen tweelicht. Deze beide raamzones vormden samen met de blinde gevelgedeelten de kern van de middeleeuwse kapel van 1470.
In de blinde gevelgedeelten is ondertussen geen spoor meer terug te vinden van dichtgemetselde tweelichten, hoewel de toen vrijstaande kapel dit toeliet.

Een tweelicht, of bifora is een bepaald type venster dat is onderverdeeld in twee openingen die van elkaar worden afgescheiden door een kolom of zuil. Deze 'bifora' zijn kenmerken voor de romaanse en gotische periode, waar ze veelvuldig werden toegepast in sierlijke gaten van kerktorens of -gebouwen. Hier een voorbeeldje van zo'n tweelicht, met de melding dat dit geen afbeelding is van 'onze' kapel.

Langsheen de ene zijgevel bevond zich lange tijd een 'ganc of poortwegch' van welgeteld 0,83 m breed, die afgesloten werd met een poortje.  
Langs de andere zijgevel bevond zich dan de oudste toegang tot de kapel. 
De deuropening met restanten van een accoladeboogvormig deurportaal in zandsteen bestond eind jaren '80 nog steeds, maar het deurgat werd wel dichtgemetseld met baksteen en opeengestapelde fragmenten van hetzelfde deurportaal .


Terwijl in de 17e eeuw de benaming van 'instelling voor armenzorg van H. Geesttafel', in 'Armenkamer' en vervolgens in 'Bureel van Weldadigheid' veranderd werd, bleef het uitzicht van en de situatie rondom de H. Geestkapel ongewijzigd tot in 1841, toen de godshuisjes naast de kapel werden gesloopt.
In 1807 werd wel het beeld van OLV ter Nood overgebracht van de Karmelietenkerk naar de kapel. Daar ontving men het beeld van de ondertussen afgeschafte kloostergemeenschap met open armen. Men plaatste het boven het tabernakel en weldra ontstond een bloeiende aanbidding van de OLV ter Nood.



Volgens de aanbestedingsakte werd men verplicht om sommige materialen te recupereren voor de bouw van het nieuw vrouwenhuis. 

Het 'Huys des Heylige Gheest' met een schilderachtig binnenhofje tussen de Ridderstraat en de Kattestraat en aanleunend tegen de kapel, werd opgetrokken in neoclassicistische stijl. 
Er ontstond een stijlverschil tussen de kapel in bak- en zandsteen en het witgepleisterde verzorgingstehuis en het straatbeeld liet voortaan een volledig ingebouwde kapel zien.

Aan de straatzijde heeft de kapel een puntgevel met een centraal, spitsboogvormig drielicht en een laatgotisch getinte korfboogpoort. Rechts bevindt zich een laatgotisch wandkapelletje met St.-Annabeeld. De sobere, éénbeukige ruimte van de kapel heeft een houten spitstongewelf.  


Aan de voorgevel was een stadspomp voorzien, waarvan de resten trouwens nu nog steeds te zien zijn. Het jaartal 1767 is trouwens nu nog steeds duidelijk leesbaar.

Ook de naam van de Aalsterse kunstschilder Jozef Meganck blijft onafscheidelijk met het gesticht van de Broeders van Maria verbonden, zij het dan op een heel andere manier.
Petrus Van Nuffel verklaarde in zijn gelijknamig werk over deze figuur het hoe en waarom.

"Omtrent dit tijdstip (1859-1860) verbleef hij geruimen tijd te Aalst, in het gesticht der Broeders van Maria. Hij woonde daar, in de Lange Ridderstraat, als een lid der gemeenzaamheid, want zoo hartlijk en gulhartig hij er ontvangen werd, zoo ongaarn zag men hem naar Brussel weerkeeren.
'Hier zal ik nog komen wonen', zei de schilder dan lachend tot Vader-Overste De Pauw, eene begeerte, die later ernstig gemeend was, doch, door een samenloop van omstandigheden, onbewerkstelligd bleef". 

Meganck kreeg bij de broeders, telkens hij kwam en hoelang hij er ook verbleef, kosteloos inwoon en voeding. Ten einde de brave kloosterlingen hun gastvrijheid te vergoeden, en zijn erkentelijkheid te tonen, heeft hij in 1859 zijn penselen en verfjes meegebracht naar Aalst.
In het gesticht van de Broeders schilderde hij het groot altaarstuk "De H. Familie", hetwelk op 'het hoogauter der kapel' kwam te staan.

Tijdens de uitvoering van dit werk, ontving hij er regelmatig het bezoek van M.F. Brisard-Temmerrnan, een rijke inwoner van de stad die kloostergemeenten en kapellen koninklijke giften schonk. 
Al heel snel ontstond tussen hen een broederband die enkel door de dood verbreekbaar zou zijn. 
Men moet weten dat De Broeders van Maria toen geen Kruisweg bezaten, wat wel een gemis was voor de gemeenschap.

M. Brisard deed onmiddellijk dit werk maken, wat hem 1.200 franken kostte.
In hetzelfde gesticht, waar jarenlang ook de borduurkunst beoefend werd, schilderde Meganck ook nog verschillende medaillons voor processievanen, enz.

In 1860 werd de kapel ook verrijkt met een orgel, door de gekende orgelbouwer Petrus Joannes Vereecken uit Gijzegem vervaardigd.

Sinds 23 januari 1864 woonde te Aalst bij de broeders ook een religieus van de abdij van Dendermonde als "kostkoper" , met name P. Charles Ingels. Deze kreeg, na 12jaar, de toelating elke zon- en feestdag de mis te lezen, en dit als genademaatregel naar aanleiding van het bezoek van de Gentse bisschop Mgr. Bracq aan de stad Aalst van 16 tot 19 juli 1865 en in het bijzonder aan het klooster van de Broeders van Maria op  19 juli 1865. 

In 1893 worden herstellingswerken uitgevoerd aan de voorgevel van de kapel van het Oude Vrouwenhuis volgens de plannen van Julius Goethals, bouwkundige te Aalst. 
Er kwam een nieuwe eikenhouten poort, men verving de stijlen en het hoogveld van een raam, het gebouw kreeg een nieuwe deuromlijsting, glas-in-lood en ijzerwerk. 
Deze werken waren waarschijnlijk bedoeld als aanzet tot omvangrijkere uitbreidingswerken, die een paar jaar later plaats vonden onder leiding van dezelfde bouwmeester, die bekend was om zijn uitgesproken voorkeur voor de neogotiek.

Tussen 1901 en 1909 vond de vergroting van de H. Geestkapel plaats. 

De bestaande kapel werd onder regent De Pratere met een derde uitgebreid. Het koor werd achteruit geplaatst en de oude zijmuren van de kapel werden verlengd. Aan beide zijden werden telkens twee tweelichten aangebracht naar het gotische model van 1470. 
De sacristie tenslotte werd volledig herbouwd en verdubbelde op die manier in oppervlakte.

In 1904 telde de confrérie van de OLV ter nood nog slechts een paar leden en het beeld werd van het tabernakel weggenomen en naast het altaar geplaatst.
In 1909 werd het nog verder naar achter geplaatst. De kledij van OLV en het Kindeken werden voor reparatie weggebracht.
Nog enkele jaren later verdween het beeld volledig uit de kapel.

In 1941 werd het beeld op een stoffige zolder opnieuw ontdekt.  
Hoe het beeld er dan uitzag?

Een fijn besneden Madonnagelaat, met moederliefde neerblikkend op een mollig wicht dat ze in de armen hield. 
Het aangezicht leek wel dat van een zuiders type, wat nog versterkt werd door de nonchalante hoofddoek die een deel van het golvend haar vrij liet.
De zwierige plooien van de tuniek en de rok wezen op een mooi product uit de barok-periode, ontstaan onder Italiaanse invloeden. 
Het - men moet daar eerlijk in zijn - iets minder geslaagde beeld van de kleine 'bambino' was geschonden. Zowel de linkerarm als een deel van de rechterarm ontbraken. Wellicht ging het zelfs over een opzettelijke verminking om het beeld gemakkelijker te kunnen aankleden.
Later heeft men het beeld gerestaureerd.
Niet alleen kreeg het kindje opnieuw twee armpjes, maar de restaurateur was van mening dat hij  Moeder en Kind ieder een gipsen kroon op het hoofd moest zetten.
Ook heeft hij toen het beeld op schreeuwerige manier in de verf gezet. 
Het kunstwerk werd op die manier zo vervormd en verknoeid dat men ging twijfelen aan de authenticiteit.
Door die herstelling werd het kunstwerk eigenlijk een tweede maal verminkt.
Gelukkig was de aangebrachte schade niet onherstelbaar.

Was de vergroting in de kapel duidelijk zichtbaar door drie vloerhoogten van telkens een trede verschil, langs de buitenzijde werd steeds hetzelfde baksteenformaat aangewend en zodanig in elkaar verweven dat zich geen bouwnaad aftekende in het metselwerk. 

De kapel werd volledig neogotisch ingericht met onder meer een houten tongewelf. Op de muren werden onderaan stofimitaties geschilderd. 
Frans Coppejans zorgde voor een triptiek rond het glasraam in het nieuwe koor.

Vanaf 1958 komen alle gebouwen van de Kommissie van Openbare Onderstand in de Kattestraat leeg door verhuis naar andere locaties.

Toen in 1965 de laatste bewoners van het 'oudevrouwenhuis' naar Sint Job trokken, begon de saga van de Heilige Geestkapel. In 1966 werd een aanvraag tot klassering van de kapel ingediend.

In 1969 werd de H. Geestkapel gesloten zonder opname van de inboedel.

Toenmalig voorzitter van de COO (voorganger van het OCMW) Piet Rousseau regelde in maart 1973 het ontwerp van verkoop van het bijna 25 ha groot perceel aan de Brusselse Federale Immobilienmaatschappij voor goed 14 miljoen Belgische Frankskes. Het spel zat nu natuurlijk op de wagen. De gebouwen verloederden, maar na heel wat discussies werd besloten dat de omliggende gebouwen zouden gesloopt worden, maar dat de kapel zelf in 1973 beschermd wordt als monument.
Rasecht karnavalist Pierre De Winter heeft toen in een gestencild mini-brochure zijn originele plannen uiteengezet om een Karnavalsmuseum in te richten in de voormalige H. Geestkapel.

Bij K.B. van 12/11/1975 werd de H. Geestkapel als monument beschermd.

De discussies over de andere - ondertussen ook vervallen - gebouwen bleven echter bestaan. 
Ook de kapel kwam kwam ondertussen zwaar in verval en een brand aan het dak in augustus 1979 bespoedigde de verkrotting zo erg dat de bescherming werd opgeheven. 
De kapel was zwaar gehavend door de brand (vooral het sporendakgebinte uit de middeleeuwen ging volledig verloren) en dat kwam volgens sommigen eigenlijk wel goed uit.

Telkens er aan een of ander historisch dak geprutst wordt, gebeurt er iets. Zo brandde het vorige eeuw in het Belfort, en na de tweede wereldoorlog in de Sint Martinuskerk. En nu dus de H. Geestkapel. Een ongelukje tijdens het werk, noemt men zoiets. Sommige omstaanders maakten de nogal cynische opmerking dat het merkwaardig goed op tijd kwam, dit brandje…

Rechtover de kapel bevonden zich toen de diensten van de heer Roels, schepen van onder andere Cultuur. Het zou logisch geweest zijn dat hetgeen wat uit de brand gered werd, naar daar zou gedragen worden. Dat was niet ver en daar stond alles, voorlopig toch, veilig.
In plaats daarvan  echter trok men met het Mariabeeld uit de nis aan de voorgevel naar het politiebureau. Daar zou het beeld zeker in alle veiligheid staan. Merkwaardig genoeg ‘verloor’ men onderweg twee bijhorende vaasjes. Waarschijnlijk een Aalstenaar die een nog veiliger plaats kende
”.

Wat er ook van zij, de kapel was heel zwaar gehavend.
In December van dat jaar vlogen daarenboven de ruiten en brokstukken door een hevige storm op straat en de resterende muren dreigden in te storten.

Finaal werd met een gedeeltelijke sloping aangevangen (op een zondag !). 

De voormalige gebouwen van het meisjesweeshuis en het oudevrouwenhuis aan weerszijden van de kapel werden in 1980 reeds volledig met de grond gelijk gemaakt. 
De brandschade aan de kapel werd daardoor nog zichtbaarder.
Men sprak al gauw van ‘de schande van de stad’.

De handelaars uit de Kattestraat, die jarenlang opgezadeld geweest waren met de vervallen ex-bejaardentehuizen, hadden nu zicht op de woesternij rondom de H. Geestkapel. Een procedureslag verhinderde echter een nieuwbouw en het stadsbestuur nam het braakliggend terrein in huur om het als parkeergelegenheid in te richten.  Er kwam plaats voor 114 voertuigen en de parking werd opengesteld tegen de feestdagen van 1981.


Het dak werd voorlopig wel hersteld maar de zielige blik op de ruïnes van de kapel bleef.
Die – tijdelijke - parkeerruimte zette schepen De Neve aan het denken.

Hij zag een ondergronds parkeergebouw (toen al), dat toegankelijk zou zijn via de Ridderstraat, met een doorsteek onder de Nieuwstraat door, om zo een ondergrondse parkeergarage onder de Hopmarkt te bereiken, met een uitrit naar het Keizersplein toe.
Dit plan werd al vrij snel aan de kant geschoven, en plannen voor een nieuw winkelproject botsten jarenlang onverzoenbaar met het gebouwtje dat doodgemoedereerd midden op een bouwterrein stond te verkommeren.
Een eerste projectontwikkelaar had plannen voor een commercieel centrum op de site. De Heilige Geestkapel zou moeten wijken en aan de Ridderstraat zou een parkeertoren verrijzen. Deze laatste optie deed de hele zaak nog wat escaleren. In het nieuwe verkeersarme centrum paste namelijk geen grootschalige parkeergelegenheid. Men opteerde ervoor om de kapel af te breken, en even verderop op een binnenpleintje (Maegdelijkpleintje) weer op te bouwen. Verschillende actiegroepen eisten daarop het behoud van de kapel en kregen uiteindelijk gelijk.

Het was nu wachten op een nieuwe projectontwikkelaar die de terreinen verwierf, en verrassende plannen op tafel kon leggen : maar liefst 32 winkelunits, 18 appartementen en een gerestaureerde Heilige Geestkapel. De nieuwbouw werd genoemd naar tapijtwever Pieter Van Aelst. De Pieter Van Aelstgallerij was geboren.

Pieter Van Aelst, alias van Eedingen, was een vooraanstaand tapijtwever, koopman en makelaar uit het begin van de 16e eeuw. Hij was zelfs hoftapijtwever van Filips De Schone en Keizer Karel én lid van de prestigieuze Sint Jorisgilde. Later vestigde hij zich in Brussel. Hij voerde onder andere in opdracht van Paus Leo X een reeks wandtapijten uit naar een ontwerp van Rafaël.

In 1991 werd de kapel gedeclasseerd op aanvraag van een nieuwe eigenaar en de sloping ervan werd in het vooruitzicht geplaatst.

Uit religieuze middens werd protest aangetekend want de H. Geestkapel was ondanks zijn ruïneuze toestand op dat ogenblik immers nog steeds het symbool van 50 jaar armoedezorg te Aalst.

Na veel gepalaver werd de kapel dan toch behouden, en kreeg ze een herbestemming als handelszaak.
In 1997 werd de kapel dan opnieuw beschermd, en dit is ze nog steeds tot op vandaag.
Het tabernakel van de kapel, net als het Madonnabeeld en de communiebank (18e eeuw) worden nog steeds bewaard in het stedelijk museum.

De toen aanpalende gebouwen zijn helemaal verdwenen.
Achter de kapel bevindt zich nog steeds het Maegelijnpleintje.


HIER : de vrouwen : het meisjesweeshuis en het oudvrouwenhuis
HIER : de mannen :  armenwerkhuis >  jongensweeshuis en het oudmannenhuis


Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen, DO002061,
Aalst: Heilige Geestkapel (VAN DEN BOSSCHE H., 1994).
Kultureel Jaarboek van Oost-Vlaanderen, Gent 1975, 154-155.
Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen, DO002061,
zwysen.be
het land van Aalst ‘de broeders van Maria’ 1993/4
Gewezen wezen, weesskinderen in het laatmiddeleeuwse Aalst, 2007, E.Herwege
foto 1978 via beeldbank 
foto oudemannenhuis via MadeInAalst   
foto 2 oudemannenhuis via MadeInAalst    
binnenzicht oudmannenhuis met H Geestkapel via MadeInAalst  
gerardimontium.be
De Denderbode 4/10/1874 – 15/11/1908
Het Land Van Aelst 30/12/1883
Vies Oilsjt 1/9/1979 – 1/9/1979
De Gazet van Aalst 13/10/1949 – 13/4/1961 – 4/4/1970
De Volksstem 19/7/1923 – 2/6/1931 – 11/11/1932 – 15/10/1920 – 13/11/1913 – 7/6/1941
De Dendergalm 21/11/1897 – 1/7/1888 – 6/5/1900
Recht en vrijheid 14/3/1909
Archeonet Vlaanderen
Voor allen 8/1/1966
Flickr.com/photos/erfgoed/2370159878
Foto Tijl Vereenooghe
realo.be
Agentschap Onroerend Erfgoed 2016: Godshuis Tafel van de Heilige Geest [online], id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84 
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen Prov. Oost-Vlaanderen Arr. Aalst 5N deel 1( A-G), Kultureel laarboek van O.-Vlaanderen, Gent 1975, 154-155.
O. Broeckaert, 1970: Cultuur-Historische facetten van Oost-Vlaanderen 1, Wettercn.
F.Courteaux. 1970: De kapel van de H.Geest en de Armenzorg te Aalst,  Het Land van Aalst XXII-6, 49-78.
foto nieuwe parking Voor Allen 4/12/1981 (W.Marckx)
F.De Potter. & J.Broeckaert. 1873-1876: Geschiedenis der stad Aalst en het voormalig Land van Aalst, I-IV, Gent.
Jos Ghysens. 1986: Geschiedenis der straten van Aalst, Aalst.