Op de hoek van de Grote Markt en de Kattestraat, in de
schaduw van de belforttoren, ligt de herberg 'Graaf van Egmont', bij de
Aalstenaars beter gekend als 'De Koont' (comte).
Op deze plaats lag oorspronkelijk het ‘Grauwensteen’
(ofte het voormalig ‘Grafelijk Leenhof Ten Steene’), een prachtig gebouw met
twee scherpe torentjes en een trapgevel, die in harmonie waren met de schilderachtige omgeving van
toen. De houten torenhuisjes, de prachtige gebouwen van de edelen, de bochtige
straten en ga zo maar door. Het verschil met de situatie van nu is groot.
De
benaming ‘steen’ komt trouwens nog meer voor in de geschiedenis. Deze werd
gebruikt voor de gebouwen van edelen, omdat deze werden gebouwd in natuur- of
baksteen.
Het Steen, de grafelijke burcht van Aalst, werd in de 13e eeuw
opgericht, bijna tegelijkertijd met het eerste Schepenhuis. De ‘Nieuwe Steen’ werd
opgericht in 1401.
Het gebouw werd toevertrouwd aan een plaatselijk adellijk
geslacht, ‘de heren van Poppenrode’, die de naam ‘van Aelst’ aannamen.
Het was hier dat de Graven of Heren van Aalst verbleven
en recht spraken.
Het gebouw werd meteen ook het eerste Landhuis van Aalst.
Oorspronkelijk vergaderde dit Landscollege afwisselend in
Aalst en Geraardsbergen. Dit gebeurde vanaf de tweede helft van de 17de eeuw
uitsluitend in Aalst.
Het eerste Landhuis bevond zich tot in het begin van de
16de eeuw dus in de Grauwensteen, dat daarna nog de namen ‘Swarten
Steen’ en ‘Grauwen Steen’ kreeg.
Vanuit de Kattestraat op de Grote Markt aangekomen, ging
men toen onder een ‘gaanderij’ door, die het Steen toen nog verbond met
het Schepenhuis (dat trouwens het oudste schepenhuis der Nederlanden is!) Via
deze gaanderij kon men toen van het ene
naar het andere gebouw gaan zonder te hoeven buiten komen.
Op deze tekening (plan van Antonius Sanderus) uit 1576 is
deze brug tussen het schepenhuis en de Grauwen Steen duidelijk te zien.
Aan de zijgevel van het schepenhuis is trouwens nog steeds te zien dat er
zich hier ‘iets’ bevond.
Later verhuisde men naar het ‘huis te Rooze’ op de hoek van de Grote Markt en de Lange Zoutstraat (1574-1577). Hier werden in 1582 de burgers en soldaten gehuisvest terwijl de Geuzen en rebellen de stad ingenomen hadden. Dit oud Landhuis werd in 1598 verkocht voor 2000 gulden.
Later verhuisde men naar het ‘huis te Rooze’ op de hoek van de Grote Markt en de Lange Zoutstraat (1574-1577). Hier werden in 1582 de burgers en soldaten gehuisvest terwijl de Geuzen en rebellen de stad ingenomen hadden. Dit oud Landhuis werd in 1598 verkocht voor 2000 gulden.
Vanaf het einde van de 16de eeuw werd een groter
burgerhuis op de Markt aangekocht van de graaf van Izegem, tevens baron van
Ressegem en vanaf 1599 verhuisde men naar het huis naast de Grauwensteen.
In 1759 nam men zijn intrek in het Landhuis, onderdeel
van het voormalige stadhuis op de Grote Markt.
En dan nu even een zijwegje, maar wel belangrijk voor de
naamgeving van het gebouw, zo zal blijken.
Lamoraal I van Gavere, graaf van Egmont (°Elzele, 18/11/1522
- † Brussel, 5/6/1568) was een generaal en staatsman in de Zeventien Provinciën
vlak voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog (de Nederlandse Opstand).
Als overtuigd
katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer trouw aan
de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen
de protestanten te verzachten.
In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis
in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem en een jaar later, in 1567 nam hij
samen met Willem van Oranje ontslag uit de Raad van State.
Na de Beeldenstorm stuurde Filips II de hertog van Alva
naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen.
Willem van Oranje ontvluchtte Brussel maar Egmont en
Horne besloten niet mee te gaan.
Vrijwel direct na zijn aankomst liet Alva de graaf van
Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals
voorwendsel arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze
naar Gent overgebracht en in het Spanjaardenkasteel opgesloten.
Later werden ze ter dood veroordeeld.
De stoffelijke resten van de graaf van Egmont liggen,
samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de
Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt te Zottegem. De
gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de
raadzaal van het stadhuis van Zottegem, waar ook twee schilderijen nog naar hem
verwijzen.
Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België
opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen
(hoewel er tussen liberalen en katholieken hevige debatten werden gevoerd over
Egmont als 'vrijheidsstrijder' dan wel als zwakke 'landverrader')
Aan het einde van de 16e eeuw werden de afstammelingen
van de prinselijke familie Lamoraal d’Egmont eigenaars van het Steen. Zelf
woonden ze er van 1607 tot 1668.
Het gebouw werd afgebroken in 1776.
Het huidige hoekhuis zoals we het nu kennen, dateert
van 1777 en werd opgetrokken uit de herbruikte en herkapte zandsteen van
het vroegere Steen.
Wanneer de Aartsbisschop naar Aalst kwam, kon hij hier
overnachten, en werd er in het geheim ook mis gelezen.
De Aalsterse liberalen, die sinds mei 1846
verenigd waren in de 'Société de l' Alliance de I' Arrondissement d' Alost' ,
beter bekend als de 'Association liberale', ruilden hun originele lokaal
in café-restaurant 'Au quatre vents' op het Keizerlijk Plein snel in voor drankenhuis 'Au compte d'Egmont' op de
Grote Markt.
De naam werd dus eigenlijk gegeven als nagedachtenis van graaf Lamoraal d’Egmont die door de hertog van Alva in 1568, samen met graaf Hoorn, werd onthoofd, en hoewel hij dus eigenlijk zelf rechtstreeks niet veel met Aalst te maken had, behalve dan dat zijn afstammelingen hier een tijd gewoond hebben, heeft hij hier dan toch een zekere erkenning gekregen door het geven van zijn naam aan dit gebouw ...
Dat de liberalen geen moeite hadden met onder
andere het bestaan van carnavalsvieringen mag duidelijk blijken uit het feit dat
,waar de katholieken in De Denderbode voor de Vastenavond dagen steevast lieten
weten dat "Gemaskerde personen gedurende de Vastenavonddagen niet zullen
toegelaten zijn ter Barre van Amsterdam, Groote Markt", de liberalen
via Het Verbond van Aalst jaarlijks duchtig reclame maakten voor het carnavalbal
van de liberale fanfaremaatschappij 'Les vrais amis constants' in de Compte
d'Egmont, het hoofdkwartier van de liberalen.
De krant zette haar lezers aan deel te nemen aan de
feestelijkheden van carnaval: "Dus beminnelijke juffrouwen en heeren dansers,
nog een beetje gehuppeld en een vrolijke nacht overgebracht. Het zal een
schoone troost zyn in uwe oude dagen als ge uw beentjes niet meer zult kunnen
doen flikkeren"
De mening van de Liberalen over carnaval vormt trouwens
een interessant ‘bruggetje’ naar een bekende gast in het café, Alfred
Kelders.
Als handelaar had Alfred liberale sympathieën. In 1907 wou
hij de Liberalen Bond stichten, om de liberale neringdoeners te ondersteunen.
Hij was samen met zijn Middenstandsbond altijd maar op
zoek naar manieren om meer volk naar Aalst te kunnen halen, en na een bezoek
met enkele leden van Aalst-Voorwaarts aan het carnaval in Binche, groeide het
idee om ook in onze stad een grote carnavalsviering organiseren.
Op 8 juni 1913 organiseerden ze een carnavalstoet in
Aalst, het eerste Zomercarnaval.
Omwille van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd het initiatief uiteraard niet herhaald.
Omwille van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd het initiatief uiteraard niet herhaald.
Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van
de macht in onze stad.
In de kelders van het Belfort vond de voedsel- en
goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats en vanaf 1916 werd hier
ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd.
Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen
aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse
oorlogsindustrie.
Ook ‘de Graaf van Egmont’ onstnapte niet aan de Duitse interresse. In de Winter van 1917 werd in dit gebouw en in het buurhuis ‘Liénart’ een ‘Soldatenheim’ opgericht.
Zo’n soldatenheim (of soldatenhuis) was eigenlijk de ontspannings- en ontmoetingsplek voor Duitse militairen.
Het hoofdkwartier van de Duitse troepen was gevestigd in
het ‘hotel du comte de Flandre’ op het Statieplein. De opvolger van ‘Von Meyer’,
general Jurg, richtte een Etappenkommandatur in in het huis Liénart op de Grote
Markt.
De familie Liénart was samen met zijn familie reeds
gevlucht voor het aankomende geweld, en had de sleutel van het huis toevertroud
aan zijn bediende, Charles. Toen deze vernam dat de Duitsers daar hun
Kommandatur gingen inrichten, verkocht hij nog heel gauw de heel goed gevulde
wijnkelder van de familie aan Camiel Van Hecke. Op die manier zouden de
ongeveer 1000 flessen tenminste de oorlog nog overleven … ware het niet dat
Camiel ze al heel snel doorverkocht … aan de Duitsers.
In 1919 werd klacht ingediend over de inbezitname door de
Duitsers. De klacht luidde ‘Huiselijken diefstal en verheling’.
Ook in de Lange Zoutstraat was trouwens zo’n Soldatenheim
gevestigd.
Na de Eerste Wereldoorlog ging Alfred Kelders dan toch
verder met het idee om de feestelijkheden in de stad wat beter te organiseren,
en het Stedelijk Feestcomité, waarin alle politieke partijen
vertegenwoordigd werden, werd opgericht.
Hier enkele foto's uit de jaren '70
1977 met terras - lokaal van oa de PVV |
1978 |
In 1982 werd rond carnaval een ludieke actie gevoerd tegen de ‘blauwe’.
Het gaat over een houten paneel, waarschijnlijk een achterpaneel van een praalwagen, een decorstuk of iets dergelijks, met waarschijnlijk de "evangelist" uit 1876. Dat het een opzetstuk zou geweest zijn van een rustaltaar bij de jaarlijkse processie behoort ook tot de mogelijkheden (h: 152 mm, b: 98 mm)
Tot op vandaag is de ‘Comte’ nog steeds de thuishaven van de Aalsterse liberale partij.
In de gevel aan de Kattestraat vinden we een grote rondboogpoort in een geblokte omlijsting van arduin, gemarkeerd door een zware kroonlijst.
Aan de Graaf van Egmont hing plots een vlag met gebalde vuist en roos op een rode achtergrond. De ‘blauwe burcht’ was versierd… maar was uiteraard niet ingenomen.
Het café bleef 'het bastion' van de 'blauwe partij'.
In de jaren ’90 werd het liberaal lokaal Graaf van
Egmont ingericht als museumcafé met voorwerpen en documenten afkomstig van de
liberale verenigingen die er hun zetel hadden.
Van het Willemsfonds kreeg men bijvoorbeeld dit houten
schild met de oprichtingsdatum 1873 op vermeld.
Het gaat over een houten paneel, waarschijnlijk een achterpaneel van een praalwagen, een decorstuk of iets dergelijks, met waarschijnlijk de "evangelist" uit 1876. Dat het een opzetstuk zou geweest zijn van een rustaltaar bij de jaarlijkse processie behoort ook tot de mogelijkheden (h: 152 mm, b: 98 mm)
En
gezien ‘de Comte’ ook het clubhuis is van de Koninklijke Harmonie ‘les vrais
amis constants’, ons allen beter bekend onder de naam ‘d’aa garde’ zijn er ook
van deze vereniging enkele souvenirs terug te vinden.
Gezien
de Oude Garde gekleed is in een kostuum ‘à la Napoleon Bonaparte en de
strijders uit 1830’ zijn immers ook enkele kostuums terug te vinden in het
museumcafé.Tot op vandaag is de ‘Comte’ nog steeds de thuishaven van de Aalsterse liberale partij.
De sobere en vlakke gevels zijn voorzien van puilijsten
en doorgetrokken arduinen kordons ter hoogte van de onderdorpels.
Binnen
vinden we een fraaie monumentale trap met tussenbordessen en uitgewerkte
trappaal met provinciale Lodewijk XVI-invloeden (vierde kwart van de 18de
eeuw).
In de gevel aan de Kattestraat vinden we een grote rondboogpoort in een geblokte omlijsting van arduin, gemarkeerd door een zware kroonlijst.
In 1997 werd de herberg beschermd als monument.
In de Graaf van Egmont werden trouwens ook de … euh …
kroonjuwelen van het carnavalsmonument bewaard. Het ontwerp van kunstenaar
Hendrik Muylaert won de wedstrijd wel, maar de kunstenaar moest enkele
aanpassingen doen. Het beeld stelde een naakte Voil Jeannet voor, een man dus
eigenlijk, maar toch moesten de geslachtsdelen verwijderd worden. De jury vond immers
dat het standbeeld geslachtsloos moest zijn, en de kunstenaar verwijderde – zij
het wel onder lichte dwang - de kleinoden. Deze werden dan later
tentoongesteld in 'De Koont'
Hieronder
de kunstenaar met beeld en met ... nog wat extra deeltjes ...
In 2018 kwam dan de mededeling dat 'De Graaf …' wat
aanpassingen zou doen.
Uitbaters Jurgen De Roeve en Veronik Bombeeck, toen al 10
jaar uitbaters van de zaak, opperden het plan om zowel de buiten- als de
binnenkant een grondige make-over te geven.
Met de brouwerij Haacht werd een nieuw huurcontract
afgesloten, en daarmee drukten ze de geruchten de kop in dat zij het pand
zouden verlaten voor een ribbetjesrestaurant.
“Gedurende de laatste jaren hebben wij ons steeds
moeten verdedigen tegen geruchten, roddels en leugens over een nieuwe
bestemming voor de Graaf van Egmont. Zo ging er een discotheek komen, een
ribbetjeshuis of een champagnebar. Niets is minder waar”, zeggen ze. “We
willen komaf maken met al die uitgevonden verhalen. De nieuwe huurvernieuwing
werd opnieuw afgesloten tussen brouwerij Haacht en ons. We zullen de komende
negen jaar opnieuw de Graaf uitbaten, maar er zal een en ander veranderen.”
Hier al enkele ‘voor’ en ‘na’ fotootjes van uit 2019.
2019 werd ook het afscheid van de vorige uitbaatster,
Annieken.
Anny Van den Eede (Annieken) is voor een hele generatie
Aalstenaars gekend als de cafébazin van de Graaf van Egmont, haar liberaal
café, maar ook als Cantinière.
Ze was de dochter van liberaal ere-schepen Gaston Van den
Eede en de zus van Lilianneken, jaren de gewaarde bazin van café 't Landhuis. Annieken
werd 79 jaar.
De Graaf kreeg ondertussen al een grondige make-over.
Bijna alles werd ondertussen vernieuwd : de gevels, de zaal, de toog, de toiletten, de feestzaal boven, het terras, ….
Het mooie karakter van de Graaf komt nu opnieuw volledig tot zijn recht.
De gevel werd opgefrist maar er werd niet geraakt aan het historisch karakter van het gebouw. Ook het dak en de dakgoten werden gerenoveerd en binnenshuis kregen ook de overwelfde kelderruimtes een opfrissingsbeurt.
In april 2020 verdween de houten plankenvloer voor een
vakkundige restauratie en renovatie. Het respect voor de oude materialen blijft
dus bestaan, en de vloer die een hele geschiedenis met zich meedraagt, komt dus
zeker in eerbiedwaardige toestand terug.
Aan het café / brasserie is trouwens een groot terras
voorzien, ideaal om van de zon te genieten op zomerse dagen.
2022 dan ... In augustus kwam het heuglijke nieuws dat er wat centjes zouden ter beschikking gesteld worden om de restauratie tot een goed einde te kunnen brengen.
Vier restauratieprojecten in Oost-Vlaanderen kregen immers groen licht van minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele om te kunnen genieten van een extra restauratiesubsidie.
Het gaat over het kasteel van Boelare in Geraardsbergen (100 000 €), het kasteeldomein Wissekerke in Kruibeke (132 444 €), de pastorie Sint Stephanus vindingparochie in Sint Lievens Houtem (52 012 €) en ‘onze’ Graaf van Egmont (80 664 €).
Na het eerdere goede nieuws dat ook het belfort van onze stad een investeringssubsidie toegewezen kreeg, opnieuw dus goed nieuws voor het erfgoed in Aalst.
Eind 2024 staat 'De Koont' dan ook in de steigers, maar blijft wel toegankelijk!
Bronnen :
inventaris.onroerenderfgoed.be
foto 1978 onroerend erfgoed afbeeldingen
foto Soldatenheim via MadeInAalst
hetlandvanaalst.be 1/3/2019
FaceBookpagina Graaf Van Egmont
De gazet van Aalst 4/6/1982
Brochure ‘op visite in Aalst’ 7/3/2016
De Denderbode 17/11/1907
De Werkman 3/12/1875
De Volksstem 12/1/1901 – 3/4/1928
De Gazet van Aalst 20/12/1956 – 3/9/1959
Brochure ‘Aalst 1914-1918’ uit 2015
liberas.eu
foto 1977 met terras via MadeInAalst
foto 1900 via MadeInAalst