Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 23 november 2021

De Groene Belle

Eind november 2021...

VVAK, de Vereniging die zich inzet voor Aalsters Kultuurschoon, is opgelucht dat de gevel van een voormalig hopmagazijn in Aalst bewaard blijft. 
Het gaat over een mooie gevel die gelegen is op de Dendermondse Steenweg (verbinding tussen het Esplanadeplein en de Zeshoek).


Jarenlang stond dit gebouw, een oude opslagruimte, te verkommeren. De kans was zeer reëel dat ook dit gebouw - net zoals al enkele andere historische panden voorheen - plaats zou moeten maken voor het zoveelste appartementsblok.
De angst was zeker niet helemaal uit de lucht gegrepen. Er zou wel degelijk een nieuwbouwproject komen. Groot was echter de opluchting toen meteen bij de start van werken in november 2021 bleek dat de gevel werd gestut (en niet werd neergehaald). 
Op de spandoeken is ook te zien hoe de gevel opnieuw in waarde zal worden hersteld, en hoe de ingang met afgeronde boog opnieuw zijn functie zal terugkrijgen. De liefhebbers van oude gebouwen kunnen dus opgelucht adem halen : het gebouw (of ten minste de voorgevel) zal bewaard blijven.

Voorheen was er onder andere nog ‘Yellow Cab’ (een muziekwinkel) terug te vinden, maar de laatste jaren stond het gebouw dus leeg. 
Er wordt op deze toplocatie in de stadskern van Aalst nu werk gemaakt van een luxueus nieuwbouwproject.

"'De Groene Belle Monopole', een mooie naam voor de toekomstige blok van luxe appartementen”, klonk het eerder nog bij VVAK, en dat is meteen ook de naam die op die plaats zal verder blijven leven. 


Maar van waar komt de naam 'De Groene Belle Monopole' toch? 

Eventjes terug de geschiedenis in en ja, het is geweten ... België was (en blijft) een hopland. 

Helaas is de Belgische hopteelt de laatste decennia nog maar een schim van zijn oude zelf geworden. Niet alleen loopt de productie al jarenlang terug, ook heeft men al heel lang geleden de eigen oorspronkelijke hopsoorten laten varen. Soorten die ooit vaste ingrediënten waren in, bijvoorbeeld, Lambiek en vele, vele andere traditionele Belgische bieren.

In België klinkt de heimwee naar de eigen hop soms nog na. 
Namen van soorten als Groene Bel (onthou deze zeker!), Witte Rank en Coigneau doen vooral het hart van de historisch geïnformeerde biergek sneller kloppen, maar er is wel degelijk nog een algemene nostalgie naar de grote hopakkers die ooit grote delen van het Vlaamse platteland tot een geurig groen oerwoud omtoverden. 

Heimwee ook naar de hopoogst, en het wekenlange handwerk van het plukken van de lichtgroene belletjes waar de hele buurt samen vrolijk zingend aan meedeed.


Die tijden zijn jammer genoeg voorbij. 
Vandaag de dag zijn er in heel België nog slechts een 25-tal hopboeren over en deze hebben in totaal nog amper 160 hectare in gebruik, wat minder is dan 0,5% van de totale hopteelt wereldwijd. 

De meeste hop wordt tegenwoordig nog geproduceerd in Duitsland, de Verenigde Staten, China en Tsjechië. 
In België is er pas recent een heel klein beetje verbetering merkbaar. 
Voor het eerst sedert vele jaren is er immers opnieuw een kleine groei in het voor hop gebruikte oppervlak merkbaar. 

De groeiende belangstelling voor aromahop werd ondersteund door een campagne om het gebruik van Belgische hop te stimuleren, die werd gelanceerd in 2011. 
De meeste Belgische hopboeren zien hun toekomst echter nog altijd somber in. Hoge kosten, lage prijzen en snoeiharde buitenlandse concurrentie houden de opbrengst klein.

Het gaat dus al een tijdje slecht met de hop, maar in de 19e eeuw was dit allemaal nog anders. 

Volgens de landbouwtelling van 1846 stond er toen nog 2968 hectare hop, meer dan tien keer zoveel dus als nu. 
Ook goed om te weten als Aalstenaar is ook dat, waar nu het zwaartepunt van de hopteelt (23 van de totaal 25 Belgische hopboeren) tegenwoordig in de streek van Poperinge ligt, in 1846 de regio rond Aalst (Oost-Vlaanderen) en Asse (Brabant) veel belangrijker was. 

De hop bleef toen ook niet in België en ons land was nogal gekend voor de export. 
In 1865 ging dat over meer dan 2 miljoen kilo Belgische hop die naar het buitenland ging, onder meer naar Engeland, Frankrijk en Nederland. 
Maar er werd ook nog bijna 800.000 kilo geïmporteerd, andere soorten, en die kwamen dan voornamelijk uit Duitsland. 

De zaken gingen dus goed, maar aan het einde van de 19e eeuw ging het zienderogen bergaf. 

De in 1880 nog 4185 hectare, zakte terug naar 2201 hectare in 1900. In die tijdspanne had de import de export ingehaald, en in 1902 was het nog erger. Export werd toen zelfs bijna herleid tot 'vrijwel onbestaande'.

Groene Belle of Groene Bel is een uit de hopstreek Aalst-Asse in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant verdwenen en lang verloren gewaande hopvariëteit.

De Aalsterse hopsoort ontstond eind 19de eeuw uit het selecteren van de traditionele Aalsterse Hop, die in heel Europa befaamd was. 
Groene Belle verdrong de Coigneau, een andere Aalsterse soort, die een rijkere oogst gaf, maar veel minder lupuline bevatte. 
Enkel omdat de twee soorten niet gelijk rijpten, werd nog Coigneau geteeld, omdat zo de oogst en de verdeling konden gespreid worden. 
De bellen van deze hopvariëteit waren groot en groen, de ranken hadden rode strepen. 

Groene Belle was rijk aan lupuline, waardoor deze soort als een bitterhop beschouwd werd, maar wel met een fijne, zeer eigen smaak. 
De - eveneens verdwenen - Henegouwse biersoort Bière d’Alost dankte waarschijnlijk haar naam aan deze hop, die in het Waalse Henegouwen vanuit Aalst ingevoerd werd. 
Voor de Tweede Wereldoorlog werd trouwens ook onder andere het Antwerpse bier De Koninck met deze hop verrijkt. 
Met het doorbreken van de lage-gistingsbieren (van het type 'pils') na WO II vervingen de hoptelers Groene Belle door Duitse variëteiten als Hallertau en Saaz en verdween de Groene Belle.


Even terug de geschiedenis in.
 
Het werd al aangekaart in november 1902 : het ging al jaren slecht met de Belgische hop en men sprak zelfs van een heuse ‘hopkwestie’. 
Deze kwestie was in januari van dat jaar al het onderwerp van gesprek geweest en werd in november uitvoerig besproken in de pers. 

Zo vinden we in De Denderbode van 2 november 1902 een verslag van de redevoerting van Leo Bethune, volksvertegenwoordiger in Aalst en goed op de hoogte van de hopkwestie. 
Waaraan is het toe te schrijven dat thans onze hop zoo gering wordt geschat? Dit is te wijten aan eene dubbele oorzaak : 

1. omdat hij zoo laag geklasseerd staat tegenover de vreemde hop en
2. omdat onze naburen zulke overdreven invoerrechten eischen. 

Den 8en november 1901 werden de volgende prijzen aangeteekend : 

Hop van Aalst en Poperinge : 75 frank per 100 kg
Hop van Beieren : 205 frank per 100 kg
Hop van Bohemen : 206 frank per 100 kg

Zoo is het elk jaar. Eertijds was onze hop de eerste der wereld en thans heeft zij hare oude faam verloren. 
Volgens de krant werd dit grote prijsverschil onder andere toegeschreven aan het feit dat de verplichting om de goederen aan te bieden aan de hopwaag en te laten keuren reeds enkele jaren weg was gevallen. De echtheid van de hop kon daardoor niet meer vastgesteld worden en de concurrentie in de handel gebruikte dit gretig om de hop niet langer meer af te nemen bij de waag maar wel rechtstreeks bij de landbouwer zelf, zonder keuring dus. 
De planters begonnen het plukken en drogen te verwaarlozen en de buitenlandse concurrenten gingen natuurlijk profiteren van de negatieve kritieken op de sterk verminderde lokale kwaliteit. 

Sedert 1890 werden wel verwoede pogingen ondernomen om de hop terug op te waarderen in onze streken. 
Een groot aantal kooplieden verenigde zich en besliste om terug een verbeterde pluk te gaan invoeren. 
Er werden lezingen gegeven, prijskampen ingericht, vlugschriften uitgedeeld over hoe men de hop op een correcte manier moest bereiden, enzovoort. 

het begin van de nieuwe eeuw ging het snel. Ook op de markt van Aalst bood men weldra opnieuw hop te koop aan. Kort geplukt, zonder stelen en blaadjes, ‘met eene fraaie kleur en eenen fijnen geur’, ‘onder alle opzichten eene puike koopwaar’. 

Ook de rijkste soort, de ‘groene belle’, werd hoe langer hoe meer opnieuw geteeld. 

De Belgische politicus Adolf Daens (Christene Volkspartij) pleitte op 25 maart 1903 in het Belgische parlement voor de promotie van de Vlaamse hop, en in het bijzonder ook van  deze de Groene Belle. Hij deed dat onder meer met een voorstel om ook invoerrechten te gaan heffen op Duitse en Engelse hop. 
Met hetzelfde doel kwam hij met een voorstel om het Duitse Reinheitsgebot ook in België in te voeren, vergezeld van een minimum aan hop per hectoliter bier. 

De Brusselse socialist Léon Meysmans pleitte in 1904 tegen dat protectionistische voorstel van Daens, maar zag als strijdmiddel de veredeling van de goede Belgische hop, meer bepaald de Groene Belle, eerder dan het streven naar rendement door aanplanten van andere soorten zoals bijvoorbeeld 'Coigneau'. 

In 1905 stelde politicus baron Leo de Bethune dat de Groene Belle een superieure hopvariëteit is. In die periode pleitte de Aalsterse burgemeester Leo Gheeraerdts elk jaar, ter gelegenheid van de stedelijke hopprijskamp, voor het vervangen van Coigneau door Groene Belle. 

In 1906 vinden we dat tijdens de prijskamp de twee ereprijzen gingen naar MM. De Coninck-Van den Bossche en Amaat Van der Smissen.

De eerste prijs ging ook al naar M. De Coninck-Van den Bossche. 

Maison Gustaaf De Coninck - Frans Van Den Bossche”. Esplanade nr. 8, werd afgebroken eind van de jaren '50 voor appartementsgebouwen. 
Deze firma had een mooi assortiment wijnen, portos en andere sterke dranken, zo mag duidelijk blijken uit deze - Franstalige - advertentie in de lokale kranten. 


Ook bezat de firma een hopmagazijn waar ‘de Groene Belle’ werd gestockeerd en verwerkt, inderdaad het gebouw 'Groene Belle Monopole' waar ik in dit artikel mee begonnen ben ...


De voorgevel van dit hopmagazijn (groene Bel) aan de Dendermondse steenweg 1C werd dus nog bewaard en krijgt een nieuwe toekomst.
Dit magazijn dateert uit 1920 en werd ontworpen door architect Triphon De Smet en had een oppervlakte van 234 m2.  

Hier een foto van de binnenkoer van 'De Groene Belle Monopole'


Het stukje Dendermondse Steenweg (tot aan de Zeshoek) was vroeger gemakkelijk bereikbaar via de Kattestraat. 
Het werd geplaveid in 1719-1721 en was toen een minder belangrijke weg. Later zou dit veranderen, en de groeide geleidelijk aan uit tot drukke verkeersader.
Dit kwam onder meer door de spoorwegverbinding Mechelen-Gent (1837) over Dendermonde en door de rechttrekking aan de Esplanade in 1843 om het verkeer te vergemakkelijken. 
In het begin van de straat (bij het Esplanadeplein) vinden we voornamelijk bebouwing uit de 19de eeuw, een beetje verder is er meer nieuwbouw. 
Aan het einde van de 19de eeuw bevonden zich hier twee beluikjes: ingang Gits en ingang Van de Maele.

In 1911 werden de eigenaars Gustaaf De Coninck en Frans Van Den Bossche tijdens de gemeenteraad gehuldigd omdat ze de grootste hoeveelheid hop hadden opgekocht op onze stedelijke markt, en daardoor de economie natuurlijk vooruit geholpen hebben. 
Als tegenzet gaf M.De Coninck het – toen belangrijke – bedrag van 20 franken voor de armen. 


Of het allemaal veilig was? Tuurlijk niet!

“Op een vrijdagavond in oktober 1912 is brand ontstaan bij M. De Coninck-Van den Bossche, hophandelaar, Esplanadeplaals. Een viertal balen hop, welke te dicht bij den ast lagen, waren in brand geraakt. Dank aan de moedige hulp der geburen, kon het vuur spoedig uitgedoofd worden. De schade door water en vuur veroorzaakt is nogal groot. 
"De pompiers kwamen ter plaats doch moesten niet werken” viel te lezen in De Volksstem van 6 oktober 1912.

Hier nog een foto van de lift in 'De Groene Belle Monopole', langs waar honderden, neen duizenden, kilo's hop binnen en buiten gingen. 


En de installaties (ovens, lift, ...) 


Een eerste belangrijk teken van de aankomende veranderingen in de hopwereld was de verspreiding van Beierse Hallertau-hop in 1907, nota bene door de abt van het klooster van Affligem, die uit Beieren afkomstig was.
De soort 'Saaz' kwam in 1934 naar België en 'Kent' in 1939. 

Gaandeweg dienden de Belgische hopboeren hun oude hopsoorten noodgedwongen te vervangen door buitenlandse, onder andere de Engelse variëteiten Golding en Target en tegelijkertijd schrompelde dus het hele lokale areaal ineen. 
De streek rond Aalst en Asse moest zijn positie als leidende hopregio afstaan aan Poperinge en de schijnbaar verloren hoppen van België waren bijna niet meer te tellen : Groene bel, Coigneau, Witte rank... 

In het hopmuseum van Poperinge hangt trouwens een grote plaat, oorspronkelijk meegegeven als bijlage bij het vakblad De Hopboer, in 1908. 
Op deze plaat worden ‘onze Nationale Hopsoorten’ beschreven. Want wat waren die Belgische hoppen van toen? De belangrijkste voor onze regio : 
De Groene Bel was vanouds dus de typische hop van de streek van Aalst en Asse, al was hij nu op zijn retour. Hij stond bekend om zijn bitterheid en ‘schijnt het best geschikt te zijn voor bieren waarin men de hop mag en moet smaken’. 
Probleem was de relatief lage opbrengst en dat was dan ook de reden dat hij grotendeels was verdrongen door de de Coigneau (ook wel Cagneau genoemd), die in een veel hogere opbrengst uitmuntte. 
Rond 1900 besloeg de Coigneau, die vernoemd werd naar de hopboer die hem het eerst opkweekte, zo’n 75% van de hopvelden rond Aalst. De smaak was veel minder bitter dan de Groene Bel, die dan ook 1,6 keer zoveel lupuline bevatte, en mede daardoor was Coigneau dé ideale hopsoort om Lambiek van te brouwen.

De Witte Rank was de hopsoort van Poperinge, al werd ter plaatse sinds veertig jaar ook hop gebruikt die oorspronkelijk afkomstig was uit het dorp Buvrinnes in Henegouwen. Ook Aalst kende een Witte Rank. Deze werd door brouwers verkozen voor het maken van zachte bieren, ‘met fijnen en weinig doordringenden smaak’ en zou qua smaak het meest lijken op Duitse hop.
Na Wereldoorlog II en het doorbreken van de pilsbieren vervingen hoptelers de Groene Bel definitief door Duitse variëteiten en het plantje verdween van de Aalsterse bodem.
 
In 1957 wordt de 'Groene Belle' nog voor de laatste keer vermeld in de plaatselijke kranten: de gebroeders Van Huffel wonnen er een derde prijs mee op de jaarmarkt van Erembodegem.

De Groene Belle Monopole 1977

De oude Belgische hoppen waren dus schijnbaar volledig verdwenen, en we zouden dus nooit meer proeven welke de originele smaak was die ze eeuwenlang aan het Belgisch bier hadden gegeven, ... zo leek het ... maar dat was echter buiten een clubje leraren aan het lyceum van Aalst gerekend. 

Het gaat over de heren Jan Louies, Ruben Meert en Steve Beurms.

De werkgroep Groene School van het Lyceum startte in 2009 met het zoeken naar oude Aalsterse perenrassen. Enkele vergeten perenvariëteiten zoals 'de Ganzenbol' en 'de Pistoolpeer' werden teruggevonden en dragen tegenwoordig vruchten in de tuin van de school. 

Het vizier van de leerkrachten verplaatste zich ondertussen ook richting vergeten soorten hoprassen.
Ze moesten en zouden ook een paar verloren gewaande hopsoorten terugvinden en de wonderen van internet en van de wetenschap brachten hierbij uitkomst.
 
Het Slovenian Institute for Hop Research and Brewing bleek zowaar nog een plantje Groene Bel te hebben staan.
Ze bevestigen in 2012 dat ze Groene Bel inderdaad in hun collectie hebben want in dat bewuste jaar had ene Jacques Hoed uit Asse inderdaad een plantje naar het hopinstituut verstuurd. 


Enkele wortelstokken van die Groene Bel zijn dus 55 jaar later naar Aalst teruggekeerd.

Van het één kwam het ander en in april 2013 werd de eerste Groene Bel weer op Belgische bodem aangeplant.

Verdere zoektochten leverden ook nog een Coigneau op in Slovenië.

Daar bleef het echter niet bij. 
Een oude Canadese publicatie wees immers ook de weg naar Wye College in het gelijknamige dorpje in Kent. Hoewel dit landbouwinstituut inmiddels was gesloten, bleek de hopcollectie wel behouden bij een commercieel bedrijf. 
Hier bleek zowaar zelfs nog de oorspronkelijke lambiekhop Coigneau te staan !
De enthousiastelingen konden uiteraard hun geluk niet meer op. 

Een plantje met Buvrinnes-hop was inmiddels jammer genoeg wel al afgestorven maar dichter bij huis had een onderzoeksinstituut in het Waalse Gembloux wel nog de in 1908 ontwikkelde Loerenhop staan. 
Enkel de Witte Rank blijft (voorlopig) nog spoorloos.

De opbrengst van de hop aan het lyceum in Aalst is alsnog bescheiden, maar… het bleek ondertussen toch al mogelijk om er een eigen biertje van te brouwen, samen met hobbybrouwerij Belleketels. 

Twee testbrouwsels vertoonden een heel eigen bitterheid. Geen smak IBU’s in je gezicht zoals de huidige Amerikaanse hopsoorten, maar eerder een bescheiden geur en smaak, bescheiden zoals het karakter van de Aalstenaars zullen we maar zeggen ... 

IBU is een afkorting dat staat voor International Bitterness Units. De afkorting is steeds meer te vinden op bieretiketten (vooral op speciaalbier) en geeft de uit hop afkomstige bitterheid in bier weer (het hoprendement). Aan de hand van het IBU-getal kan er dus een schatting worden gemaakt of het bier bitter zal smaken of niet. Toch wil dit niet zeggen dat het IBU-getal álles zegt over de bitterheid van het bier.

Naast de hop hebben immers ook de gebruikte mout, de eventuele kruiden en de hoeveelheid restsuiker ook een belangrijke invloed op de bitterheid van het bier. Hierdoor kan het zo zijn dat een bier met 30 IBU bitterder smaakt dan een bier met een IBU van 50.
IBU / EBU Bitterheid

5 - 20         Weinig bitter
20 - 30         Licht bitter
30 - 45         Bitter
> 45         Zeer bitter
Ook komt de term EBU vaak voorbij, dit geeft exact hetzelfde weer als IBU en betekent European Bitterness Units.

De hop leek dus enigszins gered te zijn maar er zal nog heel wat water door de Dender moeten stromen voordat deze oude Belgische hoppen hun smaak op enigszins commerciële schaal opnieuw in Belgisch bier kunnen laten proeven.  

Kenmerken van de hopbel van Groene Belle naar aanleiding van een proeving door OPA (Objectieve Proefajuinen Aalst) in 2014
 
Microbrouwer 33cl 7,5 a 8 % Hergist op de fles
Aromatische Aalsterse hopsoort : Groene Belle.
Groen van kleur
Grove, lange schubben met gekromd uiteinde
Dikke, lang en zeer gebroken graat (zigzag)
Rijk aan hopmeel
Eigenaardige fijnheid (sui generis, d.w.z.: enig in zijn soort)
Smaak : Fris, zeer prikkelend op de tong, lichte zoetigheid. Bitter aroma

Goed wandklevend schuim
Kleur : Goudblond, gesluierd.
Geur : Fris, kazig (hop), gerookt, zwavelig.
Afdronk : Zeer bescheiden.

Ondertussen blijft men aan de Dendermondse Steenweg verder werken ...


Voor diegenen die er dorst van gekregen hebben, lees HIER ook eens het artikel over 'een Oilsjters kaffei'
Of dat over de herbergen in Aalst : HIER

En wie niet genoeg kan krijgen over hop : het artikel over de Hopmarkt vroeger : HIER
... en de Hopmarkt nu : HIER


Santé !!!


Bronnen :

Opa-Aalst.eu (Objectieve Proef Ajuinen)
verlorenbieren.nl
Knack.be 14/08/2013
De Denderbode 28/10/1906
De Dendergalm 28/06/1903
De Volksstem 10/12/1911
Westflandrica
monopolerealestate.be
geneanet.org
Postkaart Groene Belle 1908 via MadeInAalst 
Postkaart  Les tourailles; la cage de l'ascenseur; les presses mues par force motrice. 1899 Souvenir du GROENE BELLE MONOPOLE ALOST 1908 via MadeInAalst
HLN 06/09/2014
Postkaart magazijn Groene Belle Monopole hoek Dendermondse Steenweg – Esplanadeplein : via MadeInAalst
Postkaart van de lift in het magazijn van de Groene Belle Monopole te Aalst, via MadeInAalst

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.