Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label standbeelden. Alle posts tonen
Posts tonen met het label standbeelden. Alle posts tonen

donderdag 4 februari 2021

Manneken Pis 'in 't Oilsjters'

Nu het in Aalst en andere steden omwille van de coronamaatregelen in 2021 verboden wordt om zich te verkleden tijdens de carnavalsdagen, is het misschien hét moment om eventjes in de kleerkast van het beroemde beeldje van Manneken Pis in Brussel te snuisteren.  Want ja hoor, zelfs daar zijn enkele Aalsterse weetjes te sprokkelen.


Hét Manneken Pis in Brussel kent natuurlijk iedereen, de geschiedenis misschien iets minder, en hoewel het slechts een kleine noot is in de geschiedenis van het ‘Brussels Ketje’ is het toch ook vernoemenswaardig om enkele links met Aalst even uit de doeken te doen. 

In 1388 stond er op de hoek van de Stoof- en de Eikstraat al een fontein, de 'Julianekensborre', met een stenen beeldje. 
Het beeldje zelf is jammer genoeg niet bewaard gebleven en zijn geen afbeeldingen van terug gevonden, zodat er geen zekerheid bestaat dat dit Juliaantje plaste. 
Een eerste melding die wél wijst op zijn plasactiviteit komt er met een archiefstuk uit 1452, dat de woorden ‘daer dmenneken pist' gebruikte als plaatsaanduiding voor deze straathoek.

In 1619 besloten de Brusselse autoriteiten de bestaande fontein van Manneken-Pis te renoveren. 
De zuil, het waterbekken en het bestaande beeldje werden toen vervangen. Ze plaatsten een bestelling voor een nieuw Manneken Pis in brons bij de toen beroemde beeldhouwer Hiëronymus Duquesnoy.

Een naam die ergens een belletje doet rinkelen? 
Dat kan, want hier vinden we al een eerste link met Aalst. 
Hieronymus of Jerome Duquesnoy de oudere maakte immers naast het beeldje van het Brusselse ketje ook de prachtige Sacramentstoren in onze Sint Martinuskerk

Daarover is HIER meer te lezen.    

In die tijd golden heel strenge regels in verband met het afbeelden van ‘naakt’ op publieke locaties. Zo mochten de afbeeldingen zeker niet groter zijn dan 55 centimeter, want anders werden ze aanschouwd en verboden als zijnde ‘pornografie’. 
Het bewuste beeldje werd 55,5 centimeter maar voor die 50 millimeter deed men niet lastig, en het mocht blijven staan.

Manneken-Pis wordt sinds de 17de eeuw door de Brusselaars bewonderd en gekoesterd als ‘hun baby’. In die periode ontstond ook de gewoonte om hem tijdens belangrijke evenementen kleren aan te trekken. 
Die traditie werd in de loop der eeuwen verdergezet, werd in de jaren ‘80 zelfs nog opgevoerd, en bestaat heden ten dage nog steeds. 

Naast een beeldje dat duizenden toeristen uit binnen- en buitenland naar onze hoofdstad trekt, bleek in 2010 jammer genoeg ook dat hij de titel meekreeg van 'het meest ontgoochelende nationale monument voor rugzaktoeristen'.
Dat bleek toen uit een enquête van de Australische reisjournalist Ben Groundwater. 


De journalist zei wel degelijk te beseffen dat het beeldje niet ons nationale monument is, ‘maar het is toch het bekendste straatbeeldje van België. Het prijkt op veel reisgidsen. Het is één van de grote toeristische attracties van jullie land, maar ook een van de grootste ontgoochelingen voor rugzaktoeristen. Vooral omdat het zo klein is. De meeste backpackers schrijven me dat ze hun teleurstelling meteen wegspoelen in een nabijgelegen café, want Belgisch bier dat ontgoochelt nooit.'

De ‘Orde van de vrienden van Manneken Pis’ kan zich wel ergens vinden in de ontgoocheling, want het is inderdaad maar een klein beeldje, maar … ze voegen er wel onmiddellijk aan toe dat de regels van toen dat nu eenmaal voorschreven. Het beeldje mocht gewoon niet groter zijn, op risico te worden beschouwd als ‘porno’.

In 1824 publiceerde de Franse schrijver Jacques Collin de Plancy het boek ‘Histoire de Manneken-Pis racontée par lui-même’, waarin hij de hoogtepunten uit de Brusselse geschiedenis omschreef. 
Daarin beschreef hij ook als eerste vier legendes die de oorsprong van het beroemde beeldje moesten verklaren. 

- Volgens een eerste legende plaste een klein jongetje een lont uit, zodat het buskruit dat Brussel zou vernielen onschadelijk werd gemaakt. 

- Een tweede vertelt hoe een klein manneke zijn behoefte deed tegen de deur van een heks. Als straf vervloekte ze hem, en hij zou voor eeuwig en altijd moeten blijven plassen. 

- Volgens een derde versie zou een verloren gelopen jongetje al plassend zijn teruggevonden. Als dankbaarheid dat hij zijn zoon terugvond liet de vader toen een fontein bouwen in de gekende positie. 
Een gelijklopend verhaal zou het jongetje benoemen als de jonge hertog Godfried III van Brabant.

- En een vierde verhaal tenslotte maakt duidelijk dat de – toen tweejarige – opvolger van zijn vermoorde vader-graaf in zijn wiegje omhoog werd gehangen omdat de vijand zich openlijk afvroeg tegen wie ze nu eindelijk aan het vechten waren. 

Het boek oogstte veel bijval en, hoewel het fictie was, inspireerde het later nog tal van andere schrijvers. 
Verschillende onder hen - onder wie Victor Devogel - namen de meeslepende verhalen rond Manneken-Pis over, bewerkten ze en zetten ze naar hun hand. 
Dank zij deze verhalen over de heldendaden van het ‘ketje’ werd beslist om hem te vereeuwigen in een beeldje.

De eigenlijke oorsprong van het beeldje is echter zeker niet zo romantisch en dient eigenlijk te worden gezien als een eerbetoon aan de vele leerlooierijen en kleermakers die zich toen in de omgeving van de Stoofstraat bevonden. 
De urine van de kleine kinderen werd toen gebruikt bij de verwerking van het leer, want het ammoniakgehalte in de urine zou het leer soepeler maken en was dus een zeer welkome grondstof. 

Ondanks de uitleg blijven veel toeristen toch ontgoocheld. Velen vragen zich luidop af of ze echt van zo ver moesten komen om zo'n klein jongetje te zien. 
'Size doesn't matter' maar het manneke is vooral populair als hij weer eens een nieuw pakje draagt.

Hij ontvangt zo’n 20 à 30 nieuwe kostuums per jaar, en het – voorlopig – laatste kreeg hij op 21/10/2020. 
Dat was meteen zijn 1053ste kostuumpje en hij kreeg het van de Ambassade van de Tsjechische Republiek. 
Het oudste bewaard gebleven kostuum is het kostuum dat de Franse koning Lodewijk XV in 1747 doneerde.

Het aantal kostuumpjes dat hij ondertussen al kreeg is dus enorm en, hij mag dan misschien wel de grootste toeristische ontgoocheling zijn, vele bedrijven staan te springen om hem eens te mogen kleden. Dat kan zonder enig probleem, zolang er maar geen reclame op staat. 
Het zijn dus veelal vzw’s en publieke diensten die hier gebruik van maken. 

Na een ‘zoveelste’ poging tot diefstal met schade als gevolg kwam Manneken-Pis in 1965 in het gemeentelijk museum terecht en werd aan de fontein een kopie geplaatst die tot op vandaag kan worden bewonderd. 
Het in tweeën gebroken originele beeldje werd in 2003 gerestaureerd.

> En nu komen wij opnieuw ‘in the picture’ < 

Het is aan het bezoek van koning Boudewijn aan Aalst in 1978 dat het Manneken Pis ook een Aalsterse inbreng te danken heeft. 
In dat jaar immers overhandigde Ajuinboer Albert Verbestel een een Gouden Medaille aan de koning. 


Boudewijn en Fabiola waren toen in onze ajuinenstad naar aanleiding van de viering van de 50ste carnavalsstoet. 
Brussel was zo blij met het bezoek aan Aalst en Manneken Pis kreeg een Ajuinboer-kostuum aangemeten.


2003 betekende niet enkel de restauratie van het originele beeldje, maar zou ook het jaar worden van die ene keer dat het toezicht van de 'Orde van de Vrienden van Manneken Pis' niet strikt toegepast werd. 
Men vertelt het daar in Brussel niet zo graag, 'maar de Aalstenaars hebben hen toen 'een lelijke toer gedraaid'. 
In de notulen van de vereniging staat immers dat Manneken Pis alleen maar jongenskleren mag dragen. Toch zijn 'die van Aalst' er ooit in geslaagd hem toch een kleed aan te laten trekken.

Het was in het bewuste 2003 dat het beeldje een nieuw kostuum kreeg van ... inderdaad … een Voil Janet. Dat werd ontworpen door ‘De Jonges en Maskes van de Veirkemert’, eigenlijk een zanggroep die was samengesteld uit leden van het feestcomité. 


Een 'Voil Janet' is kort samengevat een als opzichtige vrouw verklede man. Het is een typische carnavalsfiguur en moet dan ook begrepen worden in de context van de omkering der waarden, eigen aan het volksfeest. 
Anders dan dragqueens of travestieten, die zich zo goed mogelijk in het andere geslacht willen verkleden, benadrukt de Voil Janet vooral de eigen mannelijkheid. Op carnaval verkleedt men zich immers in wat men tijdens de rest van het jaar niet is.

Over de oorsprong van de Voil Janet en over hoe deze figuur er ‘officieel’ moet uitzien, is HIER meer te lezen. 

De 'Voil Janet' is in de loop der jaren uitgegroeid tot hét symbool van Aalst Carnaval, maar ze komt ook op andere plekken voor. Zo zijn er in Blankenberge bijvoorbeeld Vuûle Jeanette, in Halle spreekt men van Veul Jeanette, in Malmedy heb je de Mareye-Drouse, in Binche de Mamm'zelle en de Trouille Guenouille en ga zo maar verder.

Maar hoe kwam die verkleedpartij van Manneken Pis nu eigenlijk tot stand ? 

Wel, Manneken Pis diende in het dat jaar een carnavalskostuum te krijgen ter gelegenheid van de actie ‘Weg van Brussel’, waarbij het de bedoeling was om de band tussen Brussel en onze ajuinenstad wat te versterken. 
Er werd een ontwerpwedstrijd georganiseerd en de lokale Aalsterse jury mocht de inzending die Aalst het best vertegenwoordigde, kiezen.
De jury verkoos de inzending van ‘de Voil Janet’ en hoewel de Brusselaars oorspronkelijk wel iets anders voor ogen hadden, werd het ontwerp toch goedgekeurd voor fabricatie.

Het kostuum werd gemaakt door Yolande Lefièvre en Danielle Wailly en de attributen werden aangeleverd door Mario Van den Bergh, die trouwens ook al met het originele idee op de proppen kwam. De pruik werd gemaakt door Lieve De Winter en Nicole Ringoir. 

Op 15 februari 2003 was het dan zo ver. 

Freddy Thielemans, de burgemeester van Brussel, ontving er en hele Aalsterse delegatie bestaande uit burgemeester Anny De Maght, toenmalig prinsj Chris Baeten, ajuinboer Fons De smedt, de Prins van de Balkan Jean-Marie Heyman en natuurlijk de ontwerpers, de Jonges en Maskes van de Veirkemert. 
Burgemeester Anny De Maght voerde bij de overhandiging uiteraard ook promotie voor het Aalsterse carnaval. Ze nodigde de Brusselaars uit om te komen kijken naar al het moois dat de Aalsterse carnavalisten jaarlijks uit hun hoed toveren. 
De makers van het kostuum 'De Jongens en Maskes van de Veirkemert' ontvingen bij deze gelegenheid het diploma waarin de orde van de vrienden van Manneken-Pis erkentelijkheid betuigd voor ‘de bewezen diensten aan de Brusselse tradities en folklore’.

Men sprak meteen de hoop uit dat het kostuum niet in één of andere lade zou opgeborgen blijven. 
Om het te mogen aandoen moet er een schriftelijke aanvraag gedaan worden bij de schepen van Cultuur van de stad Brussel, maar ondertussen moeten we jammer genoeg vaststellen dat dit, net als met het vorig Aalsters pak, dat van ajuinboer, jammer genoeg nooit is gebeurd.

Eigenlijk, of het beeldje nu een ajuinboeren- of een voil janet- of een ander kostuum aanheeft, het mag duidelijk zijn : als dat beeldje er niet zou staan, zouden de handelaars nooit zulke goede zaken doen. 
Dat vele toeristen even schrikken omdat Manneken Pis zo klein is, is eigenlijk niet zo belangrijk. 
Ook de zeemeermin in Kopenhagen bijvoorbeeld is niet veel groter en zij ligt bovendien helemaal buiten het stadscentrum. Toch komt daar ook heel wat volk naar kijken. 

Manneken Pis is trouwens niet enkel in Brussel aanwezig.

Ook Colmar en Broxeele (FR), Londen (UK), en Nenalmadena (ES) hebben hun eigen Manneken en in Azië is Manneken Pis trouwens een heuse ster. Japan, Vietnam, Cambodja... het standbeeldje kent succes in de meest afgelegen regio's van het continent. 
De reden voor deze fascinatie voor de plassende jongen blijft een mysterie.

Ook in het station van Tokio staat een exacte kopie. ‘The peeing boy’ werd daar gemaakt als deel van een brandpreventiecampagne in november 1986. 
 
Daarbij kunnen we dus wel eventjes denken aan de legende van het plassende jongetje dat de stad Brussel ooit redde door de lont aan het buskruit dat hen zou vernietigen, te doven. 
Ook dat beeldje daar draagt speciale kledij bij speciale evenementen, maar in maart en november zal hij steeds een brandweerkostuumpje dragen.
In 2010 trokken zowel in Brussel als in Tokio de Mannekens een brandweerkostuum aan.


Manneken Pis is dus wereldberoemd, net als onze 'sjarmante' stad Aalst (al is dat dan wel om andere redenen). 

En … niet speciaal een verwijzing naar Aalst, maar verschillende steden waar zich uitgaansbuurten in de omgeving van parken, pleinen of stegen bevinden, wapenen zich tegenwoordig tegen wildplassers met GAS-boetes

En weten dat dat manneke dat in Brussel al jaren ongestraft kan doen onder de ogen van duizenden mensen ...

De kostuumpjes, waaronder ook de Aalsterse, kunnen bekeken worden in het museum dat zich bevindt in de Rue du Chêne 19, in 1000 Brussel. 



Bronnen

Garderobe Manneken Pis : Mannekenpis.brussels/fr/costume/
De Standaard 17/02/2003 – 24/06/2010
Plaisirdhiver.be
Facebook Embassy of Belgium in Tokyo
Brusselscitymuseum.brussels
Brusselslife.be
Tripadvisor.com
De Denderbode 14/3/1886
De Voorpost 24/01/1986

zondag 27 september 2020

Ondineke

Vrijdag 13 maart 2020, te midden van de coronacrisis, heeft Aalst afscheid moeten nemen van beeldend kunstenaar Frans De Vree (°5/8/1934). Frans overleed op 85 jarige leeftijd.
Vanwaar we deze brave mens onder andere moeten kennen, is reeds te vinden in de titel van dit artikel : Op de binnenkoer van het oude stadhuis staat namelijk zijn ongetwijfeld meest bekende beeld, het Ondineke-standbeeld.

Omwille van de coronareglementeringen diende het afscheid van Frans plaats te vinden in zeer intieme kring, en niet zoals hij eigenlijk zou verdienen in een volle kerk of zaal.
Toch zullen we hem steeds even voor ogen hebben als we zijn beroemde beeldje passeren.


Ondineke, met haar bruine haar in 2 stijve vlechtjes op de rug, is het hoofdpersonage in het bekende boek
 De Kapellekensbaan’ van schrijver Louis Paul Boon.
 
De Kapellekensbaan (of de 1ste illegale roman van de schrijver) wordt algemeen erkend als zijn meesterwerk waarmee het, samen met het volgende en ermee verbonden Zomer te Ter-Muren uit 1956, wel eens de ‘Bijbel van de anarchist’ genoemd wordt.
 

Na de eerste publicatie zorgde de roman al heel snel voor heel wat opschudding vanwege het onorthodoxe karakter van vorm en inhoud en het eigenzinnig taalgebruik.
Tegenwoordig is die mening door de meesten herzien, en wordt hij als een der hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur beschouwd.
Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een ernstige kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur , een prijs die hij uiteindelijk niet kreeg ...
 
In het besef dat de wereld zich niet langer leende tot 'fatsoenlijke boeken', verscheurde Boon eind 1945 het manuscript van een roman waaraan hij sinds september 1943 vol enthousiasme aan het werken was, namelijk ‘Madame Odile’.
Het boek was evenwel niet volledig vernietigd en hij kon de snippers nog recycleren. Deze vulde hij met heel wat knip- en plakwerk aan met nieuwe nota’s en kanttekeningen uit onze wereld van vandaag, en hij voegde er nog enkele verhaaltjes, bittere bedenkingen, parabels en kleine geschiedenissen aan toe.
 
Dat had als resultaat dat het boek eigenlijk samengesteld werd als een feuilleton.
Het werd het verhaal van Odile, die in zijn nieuwe versie ‘Ondineke Bosmans’ heette en die in de 19e eeuw geboren is.
 
Vroeger stonden rechts van de Kapel Ter Muren, op het einde van de Kapellekensbaan, een drietal werkmanshuisjes.
Het middelste van de drie, een 'estaminet', was in Boons ogen het huisje waar Ondine Bosmans – een brutaal en ambitieus arbeidersmeisje, samen met haar broer en ouders woonde en waar de sleutels van de kapel bewaard werden.
 
Zij waande zichzelf beter dan de andere inwoners van het gehucht Termuren en dit om twee redenen.
Ten eerste was ze de dochter van Carolus "Vapeur" Bosmans, een zelfstandig schrijnwerker, die er prat op ging een burger te zijn en dus geen ‘simpele arbeider’.
Ten tweede bewaarden ze thuis de sleutel van de kapel.
 
Wanneer ze bijna elf was, zag Ondineke Achilles en Norbert Derenancourt terwijl zij in de tuin van hun vaders kasteel speelden.
Ze zag hun met goud bezette "frak", en vond dat haar jonge, verminkte broertje Valeer er ook zo een verdiende. Hij was trouwens verminkt in die zin dat hij onder andere een vinger miste … die Ondineke er eens had afgesneden. 
Daarom stal ze geld uit het offerblok van de kapel, nogal logisch dat dat mocht want zij hadden trouwens de sleutel van de kapel en waren dus in die zin ook ‘bevoorrecht’.
Het gestolen bedrag bleek echter veel te weinig om een jas te kopen in de stad, en dus mislukte ook dit initiatief.
 
Net als de familie van Ondine waren de meeste mensen hier arme fabrieksarbeiders.
Zij weigerde zich echter bij deze situatie neer te leggen en probeerde werkelijk vanalles om uit het grauwe fabrieksstadje te ontsnappen, maar mislukt daar telkens in.
De nabijgelegen fabrieksmuur van de Liberale dekenfabriek ‘Labor’ beschouwde ze als ‘het begin van een andere wereld’ 


De lange bakstenen muur van de ‘Labor’ was trouwens in het echte leven de muur van leerlooierij Schotte. In vele families in Erembodegem was er toen wel iemand die voor de fabriek werkte. Er werden geen dekens gemaakt, zoals vermeld in het boek, maar wel leder voor schoenen en handtassen.
 
Over de geschiedenis van ‘Schotte’ is HIER meer terug te vinden.

Zij groeide eigenlijk op aan de rand van de rokende en stinkende stad waar het meeste volk in de fabriek van meneer Derenancourt, de katholieke garenfabriek ‘de Filatelure’ ging werken. Toen Ondineke de eerste keer over God hoorde spreken, dacht ze trouwens dat men ‘meneer van ’t kasteel’ bedoelde, ofte ‘meneer van de filatelure’.
 
Het werkvolk van  'Garenfabriek de Filatelure' (Bonneterie Bosteels-De Smeth = kousenfabriek ‘Du Parc’) ging langs de Kapellekensbaan naar huis en de kleine Ondine zag hen dan ook vaak in de clinch gaan met het volk van de ‘Labor’, hun beider afkomst botste wel eens meer.
 
Over de geschiedenis van 'Du Parc' is HIER meer terug te vinden.

Vaak deed ze wel eens iets meer dan alleen maar haar charme gebruiken om hogerop te geraken.
Zo begon ze om te gaan met de heren Achilles Derenancourt en Ludovic Gourmonprez en deze laatste maakte haar zwanger. Ze dumpte de baby echter in het toilet zonder er verder naar om te kijken.
 
De grote heldin van Boon was dus eigenlijk niets meer dan een vuile ros, een feeks, een dievegge, een sadistische treiteraar en een kindermoordenares.
 
Ze had een relatie met Achilles en overwinterdebij hem op het kasteel, maar hij beschouwde haar slechts als een stuk speelgoed en trouwde met de zus van de rijke dikzak Glemmasson.
Daarna heeft Ondineke nog een kortstondige relatie gehad met Achilles' broer Norbert, totdat ze ontdekte dat hij eigenlijk Kledden was en zich als de "Lange Vrouw" verkleed had. Hij was dus een kinderverkrachter, maar werd hier nooit voor vervolgd.

Over ‘Kledden’ of ‘Kleddemevel’, de figuur die nogal eens gebruikt wordt om een eigen fout op af te schuiven, is HIER meer terug te vinden.
 
Wanneer er vier villa's gebouwd werden langs de Kapellekensbaan, gebruikte Ondineke haar charmes (en iets meer) om voor haar vader het contract binnen te rijven voor de schrijnwerkerij.
Het lukte, maar aangezien het gezin Bosmans niet tot de snuggersten behoorde, was het geld dan ook vrij snel uitgegeven, waardoor ze de houtleverancier niet meer konden betalen.
Ondineke ging daarop naar de familie Schatt, eigenaar van de vierde villa die haar rekening nog niet betaald had, om ‘’t één en ’t ander te gaan regelen’ en ontmoette daar Oscarke Schatt. Met deze simpele ziel zal ze uiteindelijk trouwen...
 
Oorspronkelijk stond het bronzen beeldje van Ondineke aan de Kapellekensbaan aan de kapel Ter Muren. Het werd er ingehuldigd opp 13 mei 1995.
Gezien de schrijver daar de laatste 25 jaar van zijn leven in de buurt woonde, was het een wens van hem dat het beeld daar zou komen.
 
Vier jaar later werd het originele beeld vervangen door een bronzen duplicaat. Dit omdat dat materiaal beter bestand zou zijn tegen vandalisme.
Het originele beeld ging naar het Stedelijk Museum.
 
Wegens nieuw vandalisme in 2001, de vlechtjes werden afgebroken en men had geprobeerd om het standbeeld omver te trekken, diende het beeld eventjes te verdwijnen voor herstellingen.
Het nam zijn plaats terug in op 15 mei 2002 maar toen Ondineke bij nieuw geweld nu ook een arm verloor, besloot schepen Gracienne VanNieuwenborgh om het beeld naar de binnenkoer van het landhuis (oud stadhuis) te laten verplaatsen.
 

Sommigen beweren trouwens dat er ook nog andere redenen waren voor de verhuis. Bewoners van de Kapellekensbaan spraken immers kwaad over het beeldje. Het was naakt en zwanger, en zelfs in onze ‘moderne’ tijden was dat blijkbaar iets dat niet aanvaard kon worden.
Er waren zelfs nog onderhandelingen tussen de pastoor en het stadhuis om Ondineke aan te kleden.

Dat laatste is trouwens niet gebeurd, of toch niet definitief. Hier wel een foto van Ondineke, terwijl ze 'actie aan het voeren is' ter gelegenheid van Rode Neuzendag (2019).

 
Ondineke, of tenminste haar standbeeld, is trouwens ook het onderwerp geweest van een heus ontvoeringsplan.

In 2012 draaide het cultureel project ‘Lezen in de Lente’ van het Herzeelse ‘Uilekot’ volledig rond Boon. Zij vonden de Aalsterse viering met zijn ‘Beschermcomité van werkgevers’ en zonder vakbonden niet in de lijn van het Boon-gedachtegoed en ze dokterden dan maar een eigen viering uit. Hiervoor kregen ze echter geen medewerking van de stad Aalst.
Als reactie daarop wilden ze het Aalsterse stadsbestuur een hak zetten en het beeld, dat op het binnenplein van het Aalsterse stadhuis staat, ontvoeren. Bij wijze van mediastunt zouden ze het dan opnieuw aan de oppervlakte laten komen … het spelletje ging echter niet door.
 
Nog in 2012, het Boon-jaar, werd op 23 juni, tussen 16 en 18 uur aan café ’t Eletrieksken een verkiezing 'Miss Ondineke' gehouden.
2012 betekende immers dat de auteur 100 jaar geleden geboren werd, en 2013 zou het jaar worden waarin De Kapellekesbaan precies 60 jaar werd.
 

De deelneemsters moesten de jury, bestaande uit Jo Boon (zoon van), Dylan Casaer, de madammen van de Comte, prins carnaval Stéphanie en last but not least voorzitter en vrouwenkenner Herman Brusselmans, overtuigen met een motivatietekst en een aangepaste act.
Net als bij een missverkiezing diende dit te gebeuren in beide ‘landstalen’, zijnde Nederlands en Oilsjters.
 
De winnares werd Veerle T’Jampens, een echte … Westvlaamse …
Ze omspeelde handig het ‘Oilsjters dialect' omdat ze zich in haar act zonder woorden omkleedde van braaf meisje tot een erotisch Ondineke.
Bijna 3000 toeschouwers bekeken later die dag de Boonparade waarin zij natuurlijk één van de figuranten was.
 

Ondineke leeft dus verder in de boeken van LP Boon, maar ook in meer ‘tastbare’ vorm is ze tegenwoordig te verkrijgen in het Aalsterse.
 
- Ondineke bier
 
Drie streekgenoten en vrienden uit Aalst, starten in het begin van 2004 met een nieuwe ambachtelijke brouwerij: De Glazen Toren, genoemd naar de Glazentorenweg in Mere., SP.A-raadslid Jef Van Den Steen uit Erpe-Mere, de Aalsterse hoofdbibliothecaris Mark De Neef en Aalsters OCMW-ontvanger Dirk De Pauw wilden met hun brouwerij Aalst terug op de bierkaart plaatsen.
Daarom dragen ook de meeste bieren namen uit het Aalsters verleden.
 
Het Ondineke is een artisanaal Belgisch blond bier, ‘Oilsjtersen’ tripel, van hoge gisting, met nagisting in de fles, ongefilterd
 
Ingrediënten: Gerstemout, (in Aalst verbouwde) Hallertau Mittelfrüh (dry)hop, gist, vloeibare suiker, water.
 

Het bier wordt gebrouwen in Brouwerij De Glazen Toren, te Mere in de gemeente Erpe-Mere.
Het is een ongefilterd goudblond bier met een alcoholpercentage van 8,5%, zonder toevoeging van kruiden.
De brouwer maakt gebruik van de enige hopvariëteit die nog in Aalst verbouwd wordt, namelijk Hallertau Mittelfrüh.
Die hop ‘groene belle’ was volledig verdwenen in België, maar kon dankzij hopcentra in Slovenië en Engeland terug naar België worden gebracht.
 
Ondineke is ondertussen ook het officiële stadsbier van Aalst en wordt op recepties van de stad aangeboden.
De wikkel rond de fles heeft de stadskleuren: rood-wit-geel. De brouwerij kreeg de toelating van Frans De Vree zelf om zijn beeld als motief te gebruiken voor de wikkel.
 

Tijdens Boon 2012! kon je in dienst Toerisme ook een Boon-bierpakket aankopen. Dit Boonpakket bevatte 1 fles Jan De Lichte bier en 1 fles Ondineke bier.
 
Waar bier is, is meestal ook een café in de buurt.

Tot in 2016 vonden we in de Molenstraat 47 café ‘Ondineke’.
 

In juni van dat jaar werd de zaak overgenomen door Cristina Lovisteanu die ‘Ondineke’ verving door de voornaam van haar negen maanden oude dochter Iulia.
Iulia bleef echter niet lang bestaan, en zo komt het dat we sedert 14 maart 2020 op dit adres terecht kunnen bij Isabelle Wauters in ‘Bailar’, een cocktail-loungebar.
Er hangt een zuiders, relax, Latino-sfeertje en tijdens het weekend gaan ze er wat steviger tegenaan.
Als de ambiance goed zit, en de coronaperikelen tot het verleden horen, zal er ook gedanst kunnen worden. De muziek uit onze jonge jaren en de muziek van de jaren 80, 90 en 2000 zal een rode draad zijn
 
- Ondineke Praline
 
Lekker chocoladesnoepje (in 4 smaken) in de vorm van het hoofd van Ondineke.
 
De pralines zijn exclusief te verkrijgen bij bakkerij Willy Coppens - Hogeweg 72 - 9320 Erembodegem
en bij Ambarosa – Ridderstraat 38 - Aalst
 
Hier een foto van enkele Aalsterse pralines, bestaande uit Aalsterse Ajuintjes, Hoppralines en Ondineke pralines.
 


 Santé, smakelijk en veel leesplezier !
 
Bronnen :
 
HLN 20/3/2020 – 17/4/2001 – 13/9/2002
Het Volk 27/4/2002
Het Nieuwsblad 30/3/2012 – 8/6/2016
Het Nieuwsblad foto Ondine PVDB 25/06/2012
foto Frans De  Vree JP Swirko via FaceBook Aalst.tv
euroreizen.be
ambarosa.be
opcafegaan.be
routeyou.com
lambikstoemper.wordpress.com
hebban.nl

vrijdag 28 augustus 2020

De Werf - Monument Priester Daens


Het monument werd plechtig ingehuldigd  op de herdenkingsdag 50 jaar na het overlijden van de priester. Het toenmalige Daenscomité had een wedstrijd uitgeschreven waaraan verschillende beeldhouwers deelnamen.
Het was Marc De Bruyn die de wedstrijd won met een maquette van een beeld dat uiteindelijk nog veel verschillen zou tonen met wat het uiteindelijk geworden is.
De figuur van Daens wordt omringd door twee arbeiders vooraan en een moeder met kind achteraan.


Het hoogtepunt van de herdenking was de oprichting van het monument aan de Werf. Het eerste concept van beeldhouwer Mark De Bruyn, een heel eenvoudig beeld, was intussen uitgegroeid tot een groot gedenkteken waarop priester Daens afgebeeld stond omringd door een arbeidersgezin. De onthulling werd gepland eind september. Er bestond wel angst dat het beeld niet klaar zou zijn tegen de vooropgestelde datum omdat de steen waaruit de beeldhouwer het monument zou houwen harder was dan verwacht.

Priester Daens kon, zoals het monument zou uitbeelden, beschouwd worden als de priester die hoop en troost bracht bij de arbeidersgezinnen. Hij deed dit met de wereldbrief van paus Leo XIII in de hand : Rerum Novarum.
De toestanden waarin de arbeiders moesten leven en werken waren een schande voor een christelijke samenleving, zoals hij het zelf altijd zegde. Naar oude daensistische traditie werd het herdenkingsmonument van priester Daens gefinancierd door zijn volgelingen. 

Het beeld werd plechtig onthuld op zondag 29 september 1957 op de Werf in Aalst.
De onthulling van het beeld betekende meteen de laatste etappe in de herdenkingsplechtigheden naar aanleiding van de 50ste verjaardag van het overlijden van de volksvriend.

Eerst was er al een intieme hulde gebracht op het graf van de priester. Dit gebeurde op 28 juli.

Op 29 september begon men met de onthulling van een herdenkingsvlag in de St Martinuskerk, de kerk waar de priester zijn eerste H. Mis vierde. In de namiddag was het dan de beurt aan de onthulling van het beeld.
Daens staat symbolisch met het gelaat in de richting van de proletarische Molendries.

Samen met Georges De Neve en Romain Eeman, veteranen die de strijd met priester Daens hadden meegemaakt, onthulde de 88- jarige Victor Van der Haegen het monument. 

Op de linkse foto is te zien dat de inhuldiging kon rekenen op een massale opkomst.
Op de rechtse foto is de heer Frans De Neve te zien. Hij was voorzitter van het inrichtend comité en droeg bij deze het monument over aan de stad Aalst.


Na de toespraak van Frans verklaarde burgemeester Blanckaert zijn dank aan het Feestcomité voor het genomen initiatief.
  
Het opschrift dat op de sokkel van het beeld staat, verwijst naar de toewijding die Daens steeds toonde : “Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn, hij moet een vrij en welvarend man wezen”.


Begin jaren ’70 werd aangeklaagd dat er zich nog slechts een kleine cirkel beplanting rondom zijn standbeeld bevindt. De auto neemt al de rest in beslag.
In 1971 werd de vraag gesteld of het monument niet beter een andere plaats zou krijgen.
Het monument dat, vanuit verkeerstechnisch oogpunt dan, een echte ‘sta in de weg’ was, zou eventueel kunnen overgebracht worden naar een plaatsje achter de kapel van de Werf.

In 1974 werden op verschillende plaatsen in de buurt slogans ‘Neen aan VDB’ (Van Den Boeynants) geschilderd. Ook de werfkapel en het beeld ontsnappen niet. .
Hamers en sikkels werden aangebracht op de zijgevel van de kapel, op het voetstuk van het beeld en op de cc de werf.

Dat zelfde jaar stelde men, na onderzoek,  vast dat de verkeersproblemen niet van dien aard waren om het monument te verplaatsen.
Dat naar analogie van het standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt, want enkele jaren daarvoor had men ook al aangedrongen om ook dat beeld te verplaatsen naar het Stationsplein.
De argumentatie van het niet aanvaarden van de verplaatsing was dat het verplaatsen van historische monumenten ongetwijfeld in sommige omstandigheden verantwoord kan zijn, maar dat men niet te pas en te onpas aan moet komen draven met verkeerstechnische argumenten.
Het beeld bleef dus staan.

Op 1 april 1976 bezorgde men Priester Daens en zijn werkers, evenals de H. Joannes Nepomucenus een uilenhoed.


Deze foto is ook uit 1976. Hier is duidelijk te zien hoe het beeld toen op een ongelukkig klein pleintje dat dienst deed als rondpunt, stond.  Achteraan de vroegere fabriek Jelie die eigendom werd van de post, en tegenwoordig verbouwd is naar het administratief centrum van de stad.


In 1980 vinden we het beeld total overwoekend door de sparren aan de werf.
Opnieuw rezen stemmen om het beeld de nodige eerbied te geven en te verplaatsen, maar opnieuw bleef het staan waar het stond.

In 2004 kende Aalst Daens de titel van ereburger van de stad toe. Vele mensen waren eigenlijk verwonderd dat dit nog niet het geval was. Het was in elk geval een logische keuze.
Heel jammer was dat het beeld zich toen in niet al te propere staat bevond. Zwart van uitlaatgassen en groen van mossen vermengden zich op het beeld dat na al die jaren toch veel uitstraling was verloren.



In 1996 kende men een tumultueuze 1 meiviering.
De 1 mei-viering in Aalst werd ontsierd door het ultrarechtse Vlaams Blok. Meer dan 1000 aanhangers van deze partij trokken naar het monument en voor zo'n 2000 socialisten, die eerder op de dag al naar het monument trokken, stond de manifestatie van extreemrechts gelijk aan heiligschennis. Het Vlaams Blok hanteerde als leuze: 'Werk voor eigen volk eerst'.

Op 19 februari 2010 was het dan toch zo ver : Het standbeeld van priester Daens verhuisde van het Werfplein naar ... het Werfplein ... Enkele tientallen meters verder als waar het  stond, op een  plantsoen voor de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Druiven waar het tegenwoordig nog steeds te bewonderen is.
Het beeld moest verhuizen omdat het plein volledig vernieuwd werd. Het elf ton wegende beeld werd uitgegraven en werd door een mammoetkraan op een transportwagen gehesen.


Vijftig meter verder werd het dan op zijn nieuwe plaats neergezet.

April 2012 : Het Aalsterse bedrijf FT cleaning heeft het monument van priester Daens op het Werfplein opgepoetst. Het beeld uit witte zandsteen is gereinigd met biologische producten en kreeg ook een behandeling waardoor het veel beter bestand is tegen vuil en groenaanslag. Daens verhuisde twee jaar geleden omdat de hele omgeving rond het standbeeld werd heraangelegd. Die heraanleg van het Werfplein zat intussen in de afwerkingsfase.

Carnaval 2013 zorgde voor heel wat ongenoegen bij het Priester Daensfonds.
Het was de groep Eftepie, waarbij carnavalisten in SS-uniformen voor het Priester Daensmonument op het Werfplein staan om "het overdreven aanbrengen van Vlaams nationalistische symbolen" te hekelen en een vermeende deportatie van Franstaligen aan te kondigen” die voor heel wat commotie zorgde.

Het Priester Daensfonds herinnerde eraan dat het standbeeld voor priester Daens en het daensisme, opgericht in 1957, een monument is dat gefinancierd werd met vele giften van Aalsterse werknemers en van zij die zich inzetten voor sociale noden. "Het Priester Daensfonds vzw stelt dat enige associatie tussen het Daensmonument en het onderwerp en wijze van uitbeelding door deze losse carnavalsgroep onbestaande is. Een betere kennis van onze geschiedenis en van deze van Aalst in het bijzonder, zou er zeker toe bijdragen dat Daens enkel kan verbonden worden met democratie, sociale strijd, een rechtvaardiger samenleving en emancipatie van het Vlaamse volk."

Op 27/5/2013, amper een jaar na de grondige poetsbeurt, werden beschadigingen vastgesteld aan de werfkapel. Ook werden de muren beklad met schunnige tekeningen en teksten.

In 2014 vierden we in onze stad de 175ste  geboortedag van Adolf Daens, een priester en politicus die onlosmakelijk verbonden is met Aalst, maar wiens invloed over heel Vlaanderen voelbaar was. Op het einde van de 19de eeuw was hij het sociale en morele gezicht van een generatie, populair bij zowel arbeiders als intellectuelen.


Een mooie gelegenheid om het even kort te hebben over onze beroemde stadsgenoot.

Als twintiger trad Daens toe tot de jezuïetenorde en gaf hij er les in de filosofie en theologie. De priester kwam echter meermaals in conflict met zijn oversten. Toen zijn broer Pieter - een drukker - hem vroeg om het programma van de pas opgerichte Christene Volkspartij op te stellen, gaf hij zijn carrière een nieuwe wending. De priester werd politicus.
Eenmaal verkozen in de Kamer, in 1894, manifesteerde Daens zich als een luis in de pels van de gevestigde orde. Hij klaagde er constant de lamentabele werkomstandigheden van de Aalsterse arbeiders aan en hij pleitte voor dringende en ingrijpende politieke en economische hervormingen. Zijn verzet tegen het kolonialisme en pleidooien voor gelijke onderwijssubsidiëring leverden hem een schare aanhangers op, de zogenaamde ‘daensisten’. Naast vrienden bracht hem dit uiteraard ook heel wat vijanden op, onder wie de befaamde Charles Woeste.

Nog een opmerkelijk feit is dat Adolf Daens een van de eerste volksvertegenwoordigers was die Nederlands sprak in het parlement. In 1905 diende hij het eerste wetsvoorstel in om de Gentse universiteit te vernederlandsen. Tegen die tijd was zijn politieke spel echter bijna uitgespeeld. In 1906 verloor hij zijn Kamerzitje. 
Een jaar later stierf hij.

Een uitgebreide bio over deze beroemde priester is HIER te vinden.


Stijn Coninx zorgde er in 1992 voor dat ook de nieuwe generatie de priester-politicus kon ontdekken. Zijn film Daens kreeg in 1993 zelfs een Oscarnominatie. 
Twintig jaar eerder had Louis Paul Boon met zijn roman Pieter Daens al een literaire klassieker geschreven. 
En de blijvende sympathie van het grote publiek werd in 2005 nog eens onderstreept toen Daens in een VRT-poll de top vijf van grootste landgenoten haalde.

Op 7 juni 2015 heeft Aartsbisschop André Léonard in de Sint-Martinuskerk van Aalst priester Adolf Daens in ere hersteld. Priester Daens werd in zijn tijd uit zijn ambt ontzet en het is voor het eerst dat een kerkvorst zonder blikken of blozen toegeeft dat de kerk fout zat. Een historisch feit dat met de nodige aandacht werd gevolgd door de pers.


Léonard begon met te zeggen dat hij zelf van eenvoudige komaf was en dat de figuur van Daens hem altijd heeft geïntrigeerd.
Mijn voorouders waren dagloners, blootgesteld aan de willekeur van hun bazen. Mijn grootvader was slotenmaker en mijn vader was een autodidact, die werk vond bij de overheidsdienst Telefonie en Telegrafie in Namen. Hij was lid van de christelijke vakbond. Ik heb de film twee keer gezien, het boek van Louis Paul Boon over Daens heb ik verslonden. Het verhaal van de priester die zich heeft ingezet voor het volk, heeft mij diep geraakt”, zei hij.

Over Jezus hebben ze op een gegeven moment gezegd: hij heeft ze niet allemaal meer op een rij. De confraters van Daens binnen de kerk en de katholieke partij hebben hetzelfde gezegd over hem. Priester Daens heeft in zijn strijd voor het arme volk nochtans altijd zijn geloof bewaard en hij is trouw gebleven aan de leer van de kerk, ook al werd het hem verboden om missen op te dragen”, zei Léonard. “Het was een goede strijd voor de arbeiders, die schandelijk werden uitgebuit. Ze werden blootgesteld aan de misbruiken van hun bazen en aan de arrogantie van hun volksvertegenwoordigers, die hun taal - het Vlaams - misprezen”, ging hij verder.

André Léonard nam uit eerbied zijn mijter af voor Daens. 

Volgens hem heeft Daens zijn plaats in de hemel al lang verdiend. “Hij heeft mij niet nodig”, zei Léonard. 
Maar de kerkvorst zette vervolgens toch een paar zaken recht, voor eens en voor altijd. “Ik ben hier vandaag voor eerherstel. Spijtig genoeg werd priester Daens niet ondersteund door de bisschop en de aartsbisschop. Ze hebben hem niet geholpen maar veroordeeld. Hadden ze hem begeleid, wat een kans was dat geweest voor het geloof in de streek. Vandaar dat ik hier vandaag ben als aartsbisschop om Daens in ere te herstellen. Beter laat dan nooit”, aldus Léonard.
Een historische dag dus voor al wie zich laat inspireren door de ‘Grootste Aalstenaar’ aller tijden. Johan Velghe van het Priester Daensfonds wond er geen doekjes om. “Hier hebben generaties daensisten op gewacht. Het is de eerste keer dat een Belgisch kerkvorst Daens in ere herstelt.”

Op 19 juni 2016 werd een menselijke verbinding gemaakt tussen de Werfkapel en de Marokkaanse Moskee aan de Frits de Wolfkaai. Onder het teken van ‘verbinding’ werd op de twee verschillende locaties tegelijkertijd een wake gehouden. Beide plaatsen zijn dan misschien wel gescheiden door de Dender, ze blijven verbonden door een gedeelde solidariteit voor mensen op de vlucht en een gedeeld verzet tegen geweld.  Het initiatief ging uit van het ‘Vluchtelingenplatform regio Dender’.

In april 2017 is de eerste editie van de 'City Light Run' gelopen. Dat is een loop van iets meer dan 6 km door de straten van het centrum van de stad, maar ook door een aantal gebouwen. Zo doorkruisten de sportievelingen onder meer het Atheneum, het nieuwe stadhuis en ook de Werfkapel op het Werfplein.

4 juni 2017 : Met zo’n 500 militanten vierde het Vlaams Belang de Dag van de Arbeid in Aalst. Aan het standbeeld van priester Daens zette dé Vlaamse sociale volkspartij haar sociale eisen in
De pas nieuw verkozen raad van bestuur van het Priester Daensfonds, wees er op dat het dit jaar, 2017, zestig jaar geleden is dat het Daensmonument op het Aalsterse Werfplein ingehuldigd werd in 1957. ,,Dat eerbetoon werd bekostigd door vele giften van ‘de kleine man’. Vijftig jaar na zijn overlijden als een pauper, uitgespuwd door het establishment, in het hart gesloten van de Vlaming die niet langer slaaf noch bedelaar wenst te zijn, maar iedereen welvaart gunt, kreeg Daens zijn monument via de collectebus. De samenstelling van het toenmalig erecomité wijst nog altijd aan dat Daens van niemand is, maar wel van iedereen.

Datzelfde jaar 2017 was ook weer een jubileumjaar.
Naar aanleiding van de herdenking van het 110-jarig overlijden van Pieter Daens werd van het tijdschrift van de vzw Priester Daensfonds, “Daens Vandaag” een speciale uitgave uitgebracht met een interessant dossier over leven en werk van Pieter Daens. Deze speciale uitgave  was tegelijk een begeleiding van de  tentoonstelling over leven en werk van Pieter Daens in het Aalsters stedelijk museum – ’t Gasthuys – die kon bezocht worden van 8 september tot 30 december 2018 en een aanrader was.

In april 2018 voerde Jong N-VA Kanton Aalst voor het tweede jaar op rij haar “pre-1-mei”-actie aan het standbeeld van Priester Daens op het Werfplein. Er werden bloemen neergelegd onder de slogan “niet claimen, maar eren”.

Vele partijen claimen immers al jaren de erfenis van de sociaalbewogen Vlaamsgezinde priester, zoals recent CD&V. 
Jong N-VA vindt dit triest, gezien Daens juist rebelleerde tegen de partij van Woeste waar CD&V haar verre wortels in vindt. 
Het is beter de unieke erfenis van het Daensisme te eren en er inspiratie in te vinden zonder ze te claimen. “De Vlaamse strijd blijft een sociale strijd” klinkt het overtuigd bij Stijn Everaert en Lauri De Wever die in tandem als jongeren op de lijst van N-VA Aalst te vinden zijn.

De linkse betoging die werd georganiseerd tegen de komst van staatssecretaris Theo Francken dat jaar, maakte op de N-VA weinig indruk. Francken poseerde gewillig voor talloze selfies, terwijl de kleine schare actievoerders nauwlettend in de gaten werden gehouden.
De zaterdagmarkt werd overrompeld door een massa Vlaams-nationalisten voorgegaan door Theo Francken, minister Ben Weyts en burgemeester Christoph D'Haese, alsook de Aalsterse N-VA-schepenen en mandatarissen. 
Vooral Francken werd aangeklampt voor selfies en handtekeningen. 
We waren niet onder de indruk van de actie van links, die weinig of geen inhoud had”, reageerde burgemeester Christoph D'Haese (N-VA). “In tegenstelling tot de steunbetuiging van de Syrische christenen aan Theo Francken, die hem bedankten voor zijn hulp bij de hereniging van vele van hun gezinnen.
De systematische ontmenselijking van vluchtelingen door Theo Francken is een herkenbaar mechanisme dat in een duister verleden ook werd toegepast”, aldus Michael Bal van de Jongsocialisten, die een rubberen bootje inwijdde als 'monument voor de onbekende vluchteling.'

In 2019 werd de priester eventjes ‘monddood’ gemaakt door een actie van 11.11.11
11.11.11 komt op voor wat zij de ‘changemakers’ noemen. “Changemakers streven naar een duurzame en leefbare toekomst waarin iedereen een plaats krijgt. Ze doen dat elk op hun eigen manier. Ze strijden tegen ongelijkheid, klimaatverandering, uitbuiting door grote multinationals en ga zo maar door.

In Aalst is er met dat onderwerp natuurlijk ook extra aandacht voor priester Adolf Daens. “Daens was onze Aalsterse ‘changemaker’. Hij kwam letterlijk op voor een duurzame en leefbare toekomst waarin iedereen een plaats krijgt. Ook hij kreeg enorm veel tegenwind en kreeg letterlijk een spreekverbod opgelegd. 
Toch heeft hij altijd geprobeerd, samen met zoveel anderen, om iets in beweging te zetten ‘voor meer mensenrechten, democratie en een duurzame toekomst’. Priester Daens is dus hét voorbeeld van zo’n ‘changemaker.


Het beeld staat dus tegenwoordig nog steeds aan de Werfkapel, met zicht op de Dender en de Molendries.

Meer over de Werfkapel is HIER te lezen
Meer over Adolf Daens is HIER te lezen


Bronnen :

Alostum Religiosum” - Petrus Van Nuffel, uitgegeven in 1911
lapisarte.be
De Voorpost 9/4/1976
HLN 12/9/2019 – 8/6/2015
Het land van Aalst 11/7/1886
De Dendergalm 15/6/1890
De Denderbode 21/6/1896 – 6/7/1913
De Volksstem 18/5/1913
De Koornbloem 21/9/1957
De Morgen 7/2/2013
Het Belfort jaargang 5 – 1890, auteur Petrus Van Nuffel
Denderend Aalst 20/6/2014
De Gazet van Aalst 16/12/1950 – 3/10/1957
hthaaltert.be De Werkman 6/5/1887 – 27/6/1913
vlaamsbelang.org/tag/priester-daens/
persregiodender.be 30/4/2018
n-va.be
vlinks.be/?p=1052
Oostvlaamsche zanten, mededelingen van de bond der oostvlaamse folkloristen, mei-juni 1953
De Standaard 30/9/1957
foto Eftepie : Eftepie
foto 1976 via MadeInAalst 
Getuigenis Ph. De Paepe uit de Gazet van Aalst 11/5/1974
Het Belfort. Jaargang 5 uit 1890‏
Routeyou.com
archaeologiamedieaevalis.be 35
foto Daens monddood : Jean Pierre Swirko
so-lva.be archeologisch vooronderzoek December 2010