Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label bouwen/beeldhouwen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bouwen/beeldhouwen. Alle posts tonen

zondag 27 september 2020

Ondineke

Vrijdag 13 maart 2020, te midden van de coronacrisis, heeft Aalst afscheid moeten nemen van beeldend kunstenaar Frans De Vree (°5/8/1934). Frans overleed op 85 jarige leeftijd.
Vanwaar we deze brave mens onder andere moeten kennen, is reeds te vinden in de titel van dit artikel : Op de binnenkoer van het oude stadhuis staat namelijk zijn ongetwijfeld meest bekende beeld, het Ondineke-standbeeld.

Omwille van de coronareglementeringen diende het afscheid van Frans plaats te vinden in zeer intieme kring, en niet zoals hij eigenlijk zou verdienen in een volle kerk of zaal.
Toch zullen we hem steeds even voor ogen hebben als we zijn beroemde beeldje passeren.


Ondineke, met haar bruine haar in 2 stijve vlechtjes op de rug, is het hoofdpersonage in het bekende boek
 De Kapellekensbaan’ van schrijver Louis Paul Boon.
 
De Kapellekensbaan (of de 1ste illegale roman van de schrijver) wordt algemeen erkend als zijn meesterwerk waarmee het, samen met het volgende en ermee verbonden Zomer te Ter-Muren uit 1956, wel eens de ‘Bijbel van de anarchist’ genoemd wordt.
 

Na de eerste publicatie zorgde de roman al heel snel voor heel wat opschudding vanwege het onorthodoxe karakter van vorm en inhoud en het eigenzinnig taalgebruik.
Tegenwoordig is die mening door de meesten herzien, en wordt hij als een der hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur beschouwd.
Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een ernstige kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur , een prijs die hij uiteindelijk niet kreeg ...
 
In het besef dat de wereld zich niet langer leende tot 'fatsoenlijke boeken', verscheurde Boon eind 1945 het manuscript van een roman waaraan hij sinds september 1943 vol enthousiasme aan het werken was, namelijk ‘Madame Odile’.
Het boek was evenwel niet volledig vernietigd en hij kon de snippers nog recycleren. Deze vulde hij met heel wat knip- en plakwerk aan met nieuwe nota’s en kanttekeningen uit onze wereld van vandaag, en hij voegde er nog enkele verhaaltjes, bittere bedenkingen, parabels en kleine geschiedenissen aan toe.
 
Dat had als resultaat dat het boek eigenlijk samengesteld werd als een feuilleton.
Het werd het verhaal van Odile, die in zijn nieuwe versie ‘Ondineke Bosmans’ heette en die in de 19e eeuw geboren is.
 
Vroeger stonden rechts van de Kapel Ter Muren, op het einde van de Kapellekensbaan, een drietal werkmanshuisjes.
Het middelste van de drie, een 'estaminet', was in Boons ogen het huisje waar Ondine Bosmans – een brutaal en ambitieus arbeidersmeisje, samen met haar broer en ouders woonde en waar de sleutels van de kapel bewaard werden.
 
Zij waande zichzelf beter dan de andere inwoners van het gehucht Termuren en dit om twee redenen.
Ten eerste was ze de dochter van Carolus "Vapeur" Bosmans, een zelfstandig schrijnwerker, die er prat op ging een burger te zijn en dus geen ‘simpele arbeider’.
Ten tweede bewaarden ze thuis de sleutel van de kapel.
 
Wanneer ze bijna elf was, zag Ondineke Achilles en Norbert Derenancourt terwijl zij in de tuin van hun vaders kasteel speelden.
Ze zag hun met goud bezette "frak", en vond dat haar jonge, verminkte broertje Valeer er ook zo een verdiende. Hij was trouwens verminkt in die zin dat hij onder andere een vinger miste … die Ondineke er eens had afgesneden. 
Daarom stal ze geld uit het offerblok van de kapel, nogal logisch dat dat mocht want zij hadden trouwens de sleutel van de kapel en waren dus in die zin ook ‘bevoorrecht’.
Het gestolen bedrag bleek echter veel te weinig om een jas te kopen in de stad, en dus mislukte ook dit initiatief.
 
Net als de familie van Ondine waren de meeste mensen hier arme fabrieksarbeiders.
Zij weigerde zich echter bij deze situatie neer te leggen en probeerde werkelijk vanalles om uit het grauwe fabrieksstadje te ontsnappen, maar mislukt daar telkens in.
De nabijgelegen fabrieksmuur van de Liberale dekenfabriek ‘Labor’ beschouwde ze als ‘het begin van een andere wereld’ 


De lange bakstenen muur van de ‘Labor’ was trouwens in het echte leven de muur van leerlooierij Schotte. In vele families in Erembodegem was er toen wel iemand die voor de fabriek werkte. Er werden geen dekens gemaakt, zoals vermeld in het boek, maar wel leder voor schoenen en handtassen.
 
Over de geschiedenis van ‘Schotte’ is HIER meer terug te vinden.

Zij groeide eigenlijk op aan de rand van de rokende en stinkende stad waar het meeste volk in de fabriek van meneer Derenancourt, de katholieke garenfabriek ‘de Filatelure’ ging werken. Toen Ondineke de eerste keer over God hoorde spreken, dacht ze trouwens dat men ‘meneer van ’t kasteel’ bedoelde, ofte ‘meneer van de filatelure’.
 
Het werkvolk van  'Garenfabriek de Filatelure' (Bonneterie Bosteels-De Smeth = kousenfabriek ‘Du Parc’) ging langs de Kapellekensbaan naar huis en de kleine Ondine zag hen dan ook vaak in de clinch gaan met het volk van de ‘Labor’, hun beider afkomst botste wel eens meer.
 
Over de geschiedenis van 'Du Parc' is HIER meer terug te vinden.

Vaak deed ze wel eens iets meer dan alleen maar haar charme gebruiken om hogerop te geraken.
Zo begon ze om te gaan met de heren Achilles Derenancourt en Ludovic Gourmonprez en deze laatste maakte haar zwanger. Ze dumpte de baby echter in het toilet zonder er verder naar om te kijken.
 
De grote heldin van Boon was dus eigenlijk niets meer dan een vuile ros, een feeks, een dievegge, een sadistische treiteraar en een kindermoordenares.
 
Ze had een relatie met Achilles en overwinterdebij hem op het kasteel, maar hij beschouwde haar slechts als een stuk speelgoed en trouwde met de zus van de rijke dikzak Glemmasson.
Daarna heeft Ondineke nog een kortstondige relatie gehad met Achilles' broer Norbert, totdat ze ontdekte dat hij eigenlijk Kledden was en zich als de "Lange Vrouw" verkleed had. Hij was dus een kinderverkrachter, maar werd hier nooit voor vervolgd.

Over ‘Kledden’ of ‘Kleddemevel’, de figuur die nogal eens gebruikt wordt om een eigen fout op af te schuiven, is HIER meer terug te vinden.
 
Wanneer er vier villa's gebouwd werden langs de Kapellekensbaan, gebruikte Ondineke haar charmes (en iets meer) om voor haar vader het contract binnen te rijven voor de schrijnwerkerij.
Het lukte, maar aangezien het gezin Bosmans niet tot de snuggersten behoorde, was het geld dan ook vrij snel uitgegeven, waardoor ze de houtleverancier niet meer konden betalen.
Ondineke ging daarop naar de familie Schatt, eigenaar van de vierde villa die haar rekening nog niet betaald had, om ‘’t één en ’t ander te gaan regelen’ en ontmoette daar Oscarke Schatt. Met deze simpele ziel zal ze uiteindelijk trouwen...
 
Oorspronkelijk stond het bronzen beeldje van Ondineke aan de Kapellekensbaan aan de kapel Ter Muren. Het werd er ingehuldigd opp 13 mei 1995.
Gezien de schrijver daar de laatste 25 jaar van zijn leven in de buurt woonde, was het een wens van hem dat het beeld daar zou komen.
 
Vier jaar later werd het originele beeld vervangen door een bronzen duplicaat. Dit omdat dat materiaal beter bestand zou zijn tegen vandalisme.
Het originele beeld ging naar het Stedelijk Museum.
 
Wegens nieuw vandalisme in 2001, de vlechtjes werden afgebroken en men had geprobeerd om het standbeeld omver te trekken, diende het beeld eventjes te verdwijnen voor herstellingen.
Het nam zijn plaats terug in op 15 mei 2002 maar toen Ondineke bij nieuw geweld nu ook een arm verloor, besloot schepen Gracienne VanNieuwenborgh om het beeld naar de binnenkoer van het landhuis (oud stadhuis) te laten verplaatsen.
 

Sommigen beweren trouwens dat er ook nog andere redenen waren voor de verhuis. Bewoners van de Kapellekensbaan spraken immers kwaad over het beeldje. Het was naakt en zwanger, en zelfs in onze ‘moderne’ tijden was dat blijkbaar iets dat niet aanvaard kon worden.
Er waren zelfs nog onderhandelingen tussen de pastoor en het stadhuis om Ondineke aan te kleden.

Dat laatste is trouwens niet gebeurd, of toch niet definitief. Hier wel een foto van Ondineke, terwijl ze 'actie aan het voeren is' ter gelegenheid van Rode Neuzendag (2019).

 
Ondineke, of tenminste haar standbeeld, is trouwens ook het onderwerp geweest van een heus ontvoeringsplan.

In 2012 draaide het cultureel project ‘Lezen in de Lente’ van het Herzeelse ‘Uilekot’ volledig rond Boon. Zij vonden de Aalsterse viering met zijn ‘Beschermcomité van werkgevers’ en zonder vakbonden niet in de lijn van het Boon-gedachtegoed en ze dokterden dan maar een eigen viering uit. Hiervoor kregen ze echter geen medewerking van de stad Aalst.
Als reactie daarop wilden ze het Aalsterse stadsbestuur een hak zetten en het beeld, dat op het binnenplein van het Aalsterse stadhuis staat, ontvoeren. Bij wijze van mediastunt zouden ze het dan opnieuw aan de oppervlakte laten komen … het spelletje ging echter niet door.
 
Nog in 2012, het Boon-jaar, werd op 23 juni, tussen 16 en 18 uur aan café ’t Eletrieksken een verkiezing 'Miss Ondineke' gehouden.
2012 betekende immers dat de auteur 100 jaar geleden geboren werd, en 2013 zou het jaar worden waarin De Kapellekesbaan precies 60 jaar werd.
 

De deelneemsters moesten de jury, bestaande uit Jo Boon (zoon van), Dylan Casaer, de madammen van de Comte, prins carnaval Stéphanie en last but not least voorzitter en vrouwenkenner Herman Brusselmans, overtuigen met een motivatietekst en een aangepaste act.
Net als bij een missverkiezing diende dit te gebeuren in beide ‘landstalen’, zijnde Nederlands en Oilsjters.
 
De winnares werd Veerle T’Jampens, een echte … Westvlaamse …
Ze omspeelde handig het ‘Oilsjters dialect' omdat ze zich in haar act zonder woorden omkleedde van braaf meisje tot een erotisch Ondineke.
Bijna 3000 toeschouwers bekeken later die dag de Boonparade waarin zij natuurlijk één van de figuranten was.
 

Ondineke leeft dus verder in de boeken van LP Boon, maar ook in meer ‘tastbare’ vorm is ze tegenwoordig te verkrijgen in het Aalsterse.
 
- Ondineke bier
 
Drie streekgenoten en vrienden uit Aalst, starten in het begin van 2004 met een nieuwe ambachtelijke brouwerij: De Glazen Toren, genoemd naar de Glazentorenweg in Mere., SP.A-raadslid Jef Van Den Steen uit Erpe-Mere, de Aalsterse hoofdbibliothecaris Mark De Neef en Aalsters OCMW-ontvanger Dirk De Pauw wilden met hun brouwerij Aalst terug op de bierkaart plaatsen.
Daarom dragen ook de meeste bieren namen uit het Aalsters verleden.
 
Het Ondineke is een artisanaal Belgisch blond bier, ‘Oilsjtersen’ tripel, van hoge gisting, met nagisting in de fles, ongefilterd
 
Ingrediënten: Gerstemout, (in Aalst verbouwde) Hallertau Mittelfrüh (dry)hop, gist, vloeibare suiker, water.
 

Het bier wordt gebrouwen in Brouwerij De Glazen Toren, te Mere in de gemeente Erpe-Mere.
Het is een ongefilterd goudblond bier met een alcoholpercentage van 8,5%, zonder toevoeging van kruiden.
De brouwer maakt gebruik van de enige hopvariëteit die nog in Aalst verbouwd wordt, namelijk Hallertau Mittelfrüh.
Die hop ‘groene belle’ was volledig verdwenen in België, maar kon dankzij hopcentra in Slovenië en Engeland terug naar België worden gebracht.
 
Ondineke is ondertussen ook het officiële stadsbier van Aalst en wordt op recepties van de stad aangeboden.
De wikkel rond de fles heeft de stadskleuren: rood-wit-geel. De brouwerij kreeg de toelating van Frans De Vree zelf om zijn beeld als motief te gebruiken voor de wikkel.
 

Tijdens Boon 2012! kon je in dienst Toerisme ook een Boon-bierpakket aankopen. Dit Boonpakket bevatte 1 fles Jan De Lichte bier en 1 fles Ondineke bier.
 
Waar bier is, is meestal ook een café in de buurt.

Tot in 2016 vonden we in de Molenstraat 47 café ‘Ondineke’.
 

In juni van dat jaar werd de zaak overgenomen door Cristina Lovisteanu die ‘Ondineke’ verving door de voornaam van haar negen maanden oude dochter Iulia.
Iulia bleef echter niet lang bestaan, en zo komt het dat we sedert 14 maart 2020 op dit adres terecht kunnen bij Isabelle Wauters in ‘Bailar’, een cocktail-loungebar.
Er hangt een zuiders, relax, Latino-sfeertje en tijdens het weekend gaan ze er wat steviger tegenaan.
Als de ambiance goed zit, en de coronaperikelen tot het verleden horen, zal er ook gedanst kunnen worden. De muziek uit onze jonge jaren en de muziek van de jaren 80, 90 en 2000 zal een rode draad zijn
 
- Ondineke Praline
 
Lekker chocoladesnoepje (in 4 smaken) in de vorm van het hoofd van Ondineke.
 
De pralines zijn exclusief te verkrijgen bij bakkerij Willy Coppens - Hogeweg 72 - 9320 Erembodegem
en bij Ambarosa – Ridderstraat 38 - Aalst
 
Hier een foto van enkele Aalsterse pralines, bestaande uit Aalsterse Ajuintjes, Hoppralines en Ondineke pralines.
 


 Santé, smakelijk en veel leesplezier !
 
Bronnen :
 
HLN 20/3/2020 – 17/4/2001 – 13/9/2002
Het Volk 27/4/2002
Het Nieuwsblad 30/3/2012 – 8/6/2016
Het Nieuwsblad foto Ondine PVDB 25/06/2012
foto Frans De  Vree JP Swirko via FaceBook Aalst.tv
euroreizen.be
ambarosa.be
opcafegaan.be
routeyou.com
lambikstoemper.wordpress.com
hebban.nl

dinsdag 14 april 2020

Nationaal Oorlogsmonument – Graanmarkt

'Het monument' op de Graanmarkt kent iedereen wel. We zijn daar allemaal wel al eens voorbijgestapt of -gereden. 



Maar, wie kent de volledige benaming ? En de geschiedenis ? Waarom staat dat monument er ?

Wel, … de volledige benaming luidt : "Nationaal oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst".

Het militaire oorlogsgedenkteken werd opgericht op de Graanmarkt, rechtover de ingang van de oud-Pupillenschool te Aalst, waar jongens een militaire opleiding kregen tot in de jaren 1960. Tegenwoordig is daar trouwens de vernieuwde stadsbibliotheek 'Utopia' gevestigd.
Over het wel en het wee van de pupillen kan je HIER meer lezen.


Het monument werd opgericht naar aanleiding van de 75-jarige verjaardag van het bestaan van deze pupillenschool. In vergelijking met een doorsnee herdenkingsteken is het beeld echter veel grootser opgezet. Er werd begin 1921 dan ook een speciaal nationaal comité opgericht, dat instond voor de bouw ervan.

Het beeld werd op 23 juli 1922 ingehuldigd door prins Leopold. De grote heisa in de kranten waarmee deze plechtigheid gepaard ging, schoot echter in het verkeerde keelgat bij de Vlaamsgezinden en socialisten. Ze vonden de versieringen en vlaggen ter 'verheerlijcking van het onverzadigde militaristische monster' immers veel te duur, en weggesmeten geld.

Het gedenkteken is het werk van beeldhouwer Marcel Rau. De architect was Georges Hendrickx en de steenhouwer Michel Verhulst.

Georges Hendrickx uit Brussel, was gewezen korporaal bij de Belgische (overwegend Franstalige) legerdivisie "4e reg. du génie". Voor deze vierde legerdivisie ontwierp hij eveneens een monumentale gedenksteen te Wulpen, aan de Veurnekeiweg. Van zijn hand zijn ook meerdere interbellumhuizen terug te vinden in Brussel.

De, eveneens Brusselse, beeldhouwer Marcel Rau, die trouwens een petekind van Victor Horta was, was een gerenommeerd klassiek beeldhouwer en medaillist met een heel uitgebreid oeuvre, waaronder heel wat officiële opdrachten, zoals oorlogsgedenktekens. Samen met architect Hendrickx realiseerde hij ook het Belgische militaire gedenkteken voor het 3de en 23ste Linieregiment te Oostende, dat gekenmerkt wordt door een hoge mate van artistieke kwaliteit.

Het kunstwerk is een bronzen beeld, een strijdvaardige vrouwenfiguur met een zwaard in de hand, die geflankeerd wordt door twee naakte kinderen. Dit beeld van een vrouw is een allegorie voor België dat de jonge Belgen te wapen roept. Een 'allegorie' is in de beeldende kunst een symbolische voorstelling waarbij een idee of een abstract begrip wordt verbeeld door personen en/of concrete zaken. De ene jongeling houdt een zwaard vast, terwijl de andere een vlag omklemt. Op de achterzijde van het monument staat de afbeelding van een leeuw.


De tekst die vermeld staat op het monument: 


1914 PRO BELGICA PATRIA 1918 / AAN DE OUD-TROEPSKINDEREN EN PUPILLEN VAN HET LEGER GESNEUVELD VOOR HET VADERLAND/ AUX ANCIENS ENFANTS DE TROUPE ET PUPILLES DE L’ ARMEE MORTS POUR LA PATRIE

Na de Tweede Wereldoorlog werden nog twee gedenkplaten (ter ere van kapitein commandant Claser Charles en van kolonel de Schrijver Jean) en de jaartallen '1940-1945' aan het gedenkteken toegevoegd.

In 2010 werd door Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois een goedkeuring gegeven ter bescherming van 37 oorlogsgedenktekens in Vlaanderen. In Aalst werd onder meer dit monument ook aan de lijst toegevoegd (naast het monument WOI en WOII van de parochie Mijlbeek, het OLV plein en monument voor gesneuvelden en opgeëisten WOI en voor de gesneuvelden en weerstanders van WOII van Moorsel (R. Uyttersprotstraat)


Bronnen:

inventaris.onroerrenderfgoed.be
eigen foto's 
Nieuwsblad 30/9/2010

dinsdag 17 december 2019

Begijnhof : Sint Catharina op de Zavel : kerk

Zoals vermeld in het artikel over de geschiedenis van het begijnhof (HIER) werd in 1787 gestart met de bouw van de huidige neoclassicistische kerk door Jan De Staercke en naar ontwerp van Pieter De Somere.
Het oude begijnhof van Sint Catharina op de Zavel en het klooster van de Wilhelmieten lagen toen net naast elkaar. Op dit kaartje van Jacob van Deventer, daterend uit het derde kwart van de 16e eeuw, zijn zowel de oostelijk georiënteerde begijnhofkerk, en de bovenste kerk van het Wilhelmietenklooster te zien.

De Wilhelmieten werden in 1783 afgeschaft door een besluit van Jozef II tot opheffing van onnuttige kloosterorden en zeer tegen de wil van de begijnen werd door een bestuurscommissie, die door de Raad van Vlaanderen werd ingesteld om een einde te maken aan een reeks conflicten binnen het begijnhof, beslist om een nieuwe begijnhofkerk te bouwen.

Daartoe kocht deze commissie op 3 januari 1786 de gronden van het afgeschafte Wilhelmietenklooster op. De kerk werd ingeplant op de kop van een nieuw aan te leggen groot, rechthoekig plein, dat  ontstond door de samenvoeging van de gronden van de beide instellingen.

De beide oude kerken werden afgebroken en het materiaal ervan werd hergebruikt voor de nieuwe begijnhofkerk. Deze commissie, waarin de Aalsterse burgemeester De Waepenaert en de pastoor-deken van de Sint-Martinuskerk zetelden, stelde Pieter De Somere als ontwerper aan.

Zijn verluchte representatietekeningen, die ín costbare lijsten ende gelas werden gezet, werden in het voorjaar van 1787 geleverd.

Op 24 juli 1787 ontving de commissie het octrooi met de toelating voor de bouw.
Door onenigheid echter tussen de meesteres van het begijnhof en de commissie waren op 18 mei 1788 de werken nog niet begonnen.
Jan De Staercke uit Nederbrakel kreeg toen de directie bij de uitvoering toegewezen, en stadsarchitect Teirlinck deed toezicht.

In 1794 werden de werken afgerond. De kerk werd opgedragen aan Sint- Catharina- van- de- Zavel. Op 4 juli van datzelfde jaar werd door de Aalsterse deken de eerste mis opgedragen in de nieuwe kerk.

De keuze van de Gentenaar Pieter De Somere, is niet verbazend. Hij was al eerder aan de slag te Aalst. De Somere ontwierp een voorgevel met torenfront in een zuiver classicistische stijl. De acht gegroefde zuilen die het driehoekig fronton dragen, de attiek en de torenspits in de vorm van een obelisk zijn elementen die eerder het beeld van een Griekse tempel oproepen dan van een kerk.

Het is een voorbeeld van de ‘late Ancien Regime’ kerkbouw in classicistische stijl. Het schip, de zijbeuken en het koor weden opgetrokken in baksteenmetselwerk, de bakstenen waren voornamelijk afkomstig van de afgebroken kloosterkerk. De drie-beukige hallekerk telt vier traveeën en het koor één travee met halfronde abscis. De kerk is voorzien van een portaal met westtoren. De voorgevel, het inkomportaal en de toren werden uitgevoerd in natuursteen. De zandsteen was deels afkomstig van het afgebroken Wilhelmietenklooster, het betreft vooral Naamse kalksteen en Rupelmondse steen. Hat dak werd bekleed met natuurleien. 

De prachtig versierde voorgevel omvat het portiek, voorzien van gekoppelde gecanneleerde zuilen op sokkel, een entablement met trigliefen en metopen en een zwaar driehoekig fronton op klossen. Een hoge rondboogpoort in een geblokte omlijsting leidt de bezoeker naar binnen. De bekronende toren omvat hoge galmgaten opgenomen in een rechthoekige vensteromlijsting met oren en druiplijst tussen flankerende hoekpilasters die het hoofdgestel met siervazen dragen, hij wordt afgewerkt met een korte vierkante bovenbouw met uurwerken en een smalle ingesnoerde naaldspits. De oost- en westgevel uitgevoerd in baksteen met een natuurstenen plint geritmeerd door lisenen afwisselend met rondboogvensters in stenen omlijstingen op lekdrempels. 

Interessant om te vermelden is dat het hier gaat om een constructie die dateert uit een periode waarin godsdienstige bouwbedrijvigheid geheel stil lag. Deze gevel is dus een heel waardevol en belangrijk tijdsdocument, een zeldzame schakel in de evolutie van de historische kerkstijlen.

Er volgt dat een periode van troebelingen, waarna in 1801 de kerk terug aan de begijnen word geschonken.

Vermoedelijk wordt de kerk vanaf dan verder verfraaid. Een nieuw hoofdaltaar werd gemaakt halverwege de 19de eeuw en ook het erbij horende schilderij van Van Maldeghem is van die periode. Verder werden de zijaltaren geplaatst en enkele schilderijen, alsook de kruisweg aangeschaft. 

Van 1904 is een postkaart teruggevonden van het interieur. Hierop zijn nog enkele schilderijen te zien die ondertussen wel verdwenen zijn. Ook zien we de houten wand rond het zitgedeelte dat door de Begijnen gebruikt werd.

In 1911 geeft Petrus Van Nuffel een opsomming van de aanwezige werken in de kerk. ‘De kerk van het Begijnhof bevat hedendaags de volgende schilderstukken:

- de marteldood van den H. Blasius (1859),
- de H.H. Harten van Jezus en Maria (1858),
- O.-L.-Vrouw met het kind Jezus (1859) en
- een Kruisweg (1873)

Al deze stukken werden vervaardigd door den Aalstenaar Jozef Meganck (9 juli 1807- 14 maart 1891).

Op het hoogaltaar is ook nog het werk ‘Het visioen der H. Catharina’ te zien, dat door E.Van Maldeghem geschilderd werd in 1840. Van Maldeghem was toendertijd leraar aan de stedelijke tekenschool.

In 1914 werd de kerk beschadigd ten gevolge van de Duitse beschietingen in Aalst. Over het interbellum – de periode tussen de twee wereldoorlogen – is maar weinig terug te vinden in verband met het begijnhof en de kerk.

Na de tweede wereldoorlog verloederde het begijnhof zienderogen maar er werden wel nog herstellingswerken uitgevoerd om het geheel terug wat 'op te kalefateren'.

Zo werd in 1948 het torenkruis teruggeplaatst en de bakgoot werd vervangen met versieringen. Het interieur is quasi ongewijzigd gebleven.

Sinds 1953 zijn de kerk, de Sint-Antoniuskapel en de pastorij eigendom geworden van de Kerkfabriek van Sint-Martinus en wordt de kerk verheven tot annexe van de Sint-Martinuskerk. Sinds 4 mei 1973 is ze daarenboven beschermd als monument.

In 1976-80 werd de kerk gerestaureerd door Architecten M. Bourgeois en R. De Wettinck. Het lastenboek vermeld een aantal werken, vermoedelijk werd enkel het exterieur hersteld en er werd een betonnen constructie in de kerktoren gemaakt ter versteviging. De beschreven werken in het interieur werden niet uitgevoerd. 

In 1999-2003 werd door bouwbureau Oker bvba een restauratiedossier opgemaakt. Ook deze werken werden niet uitgevoerd. 

Sedert 2004 zocht een groep orthodoxe gelovigen uit Oost- Vlaanderen naar een geschikte gebedsruimte voor hun geloofsbelijdenis en tradities. Dit leidde tot de oprichting van de Roemeens- orthodoxe parochie die nood had aan een kerk.
In 2005 werd de begijnhofkerk in erfpacht gegeven aan de Roemeens- orthodoxe kerkgemeenschap. Zij gebruiken de kerk voor hun erediensten. Met de zegen van Zijne Excellentie Iosif, aartsbisschop en metropoliet van West- en Zuid-Europa, werd op 30 oktober 2005 voor het eerst de Heilige en Goddelijke Liturgie gevierd in de kerk van het voormalige begijnhof van Aalst. 

Omdat de gebedsruimte zich in een zichtbare staat van verval bevond werden sedert december 2007 een reeks herstellingen en verbeteringswerken uitgevoerd om de gebedsruimte te verfraaien.

In het voorjaar van 2009 werden schilderwerken uitgevoerd en werd aan een nieuwe iconostase gebouwd.
Een iconostase is een wand samengesteld uit iconen die terug te vinden is in de orthodoxe kerken. De altaarruimte wordt door deze iconostase afgeschermd voor de blikken van de gewone gelovigen. De altaarruimte, het "allerheiligste", mag enkel door de priester, diaken en altaardienaar worden betreden

Deze nieuwe iconostase werd geplaatst in het koor ter hoogte van het podium. De treden van het podium zijn nog steeds zichtbaar en het rooms-katholieke altaar werd toen zeker nog gebruikt. De opengaande delen van de koorafsluiting zijn gedemonteerd. De vaste delen zijn nog aanwezig.

In 2014 wordt de iconostase gedemonteerd. Er wordt een trede geplaatst over het bestaande pódium en de iconostase wordt verder naar voren gebracht in het koor.

Over het schilderij aan het hoofdaltaar ‘Visioen van Sint- Catharina werd een wit doek gehangen, zoals te zien op bovenstaande foto.

Het altaar met de bijhorende engelen is nog steeds terug te vinden achter de tweede wand.

Alle rooms-katholieke geloofselementen werden zorgvuldig verstopt achter de nieuwe constructie en de sacristie werd opgefrist net als de bovenliggende ruimte. De pleister werd hernomen, er werd geschilderd. In de sacristie werd een hedendaagse keuken ingebouwd, met daarboven een nieuw ingerichtte vergaderzaal.

Eind 2015 werd Architecten Beeck & Hermans bvba aangesteld door de Roemeens orthodoxe kerkfabriek om het restauratiedossier op te maken. De opmaak van dit beheersplan is de eerste stap naar de restauratie van de Sint- Catharinakerk. Verder volgt nog de opmaak van het restauratiedossier voor het exterieur, het interieur en mogelijk het meubilair afzonderlijk, de fasering is afhankelijk van de budgettering.

Een overzicht en bespreking van enkele bezienswaardigheden in en rond de kerk is HIER terug te vinden.

Bronnen :

Petrus Van Nuffel
Stad Aalst
Agentschap Onroerend Erfgoed sd
Oker 2003
corfoo.be beheersplan Aalst begijnhofkerk
foto's : corfoo.be beheersplan Aalst begijnhofkerk
de kerkfabriek
foto kerkgebouw : parochiaaalst.be
bingmaps
inventaris onroerend erfgoed
rondleiding met stadsgids in 2001
mowa, bouwkundige inspectie sint Catharinakerk, oud begijnhof, 2014
begijnhovenqueestee.wordpress.com
Architecten Beeck & Hermans bvba in december 2014 en april 2016.

Begijnhof : kerk : bezienswaardigheden

In andere artikels (geschiedenis van het begijnhof : klik HIER en beschrijving van de St Catharinakerk : klik HIER) had ik het al over de geschiedenis van het begijnhof dat ooit gevestigd was in Aalst.
Hierbij een beknopte opsomming van enkele bezienswaardigheden in en rond de kerk.

Beginnen doen we buiten aan de voorgevel en het inkomportaal.
De voorgevel is uitgevoerd in een combinatie van blauwe harsteen en witte kalkzandsteen. Het portiek is gebaseerd op de Dorische orde uit de Griekse en de Romeinse bouwkunst. Het portaal is volledig uitgevoerd in blauwe hardsteen.

De toren is opgetrokken in natuursteen. De omlijstingen en waterlijsten werdden uitgevoerd in blauwe hardsteen, het opgaand metselwerk in witte natuursteen. Langs de vier zijden werd een uurwerk aangebracht. Net onder deze uurwerken wordt de toren iets slanker.
Het inkomportaal is in slechte staat. De voorgevel is vervuild door algen en mossen en de blauwe hardsteen van het portiek vertoont vele barsten. De wijzers van de klokplaten ontbreken op alle zijden. De staat van het schrijnwerk is alarmerend te noemen. Er is zwamaantasting en sommige delen zitten los of zijn volledig weggerot. 

Een volgend deeltje dat we buiten terug vinden zijn de zijbeuken en het koor
Hier gaat het over baksteenmetselwerk in kruisverband. De bakstenen zouden trouwens grotendeels gerecupereerd zijn van de voormalige kloosterkerk van het Wilhelmietenklooster dat zich hier bevond.
Deze waardevolle gevels bezitten rondboogvormige raamomlijstingen in arduin, die ter hoogte van de bijlokalen als nis uitgewerkt werden. Ter hoogte van het koor zijn verfsporen te zien en op verschillende plaatsen werd tijdens de herstellingen in de jaren '70 het metselwerk ook herdaan. 

De begijnhofmuur dan, of in elk geval wat er nog van overschiet.
De muur die naast de Sint Catharinakerk ligt is beschermd als monument, en behoort tot ééén van de waardevolle overblijfselen van het oude begijnhof.
De muur is voorzien van muurkapelletjes die werden uitgewerkt in baksteen en met lijstwerk werden uitgepleisterd. De zeven muurkapelletjes vertonen de staties van OLV van de zeven weeën.  
De muur wordt afgedekt met een ezelsrug.

De daktoren heeft een spitsvorm en is gemaakt in natuurleien die werden geplaatst met nagels. Bovenaan is er een koperen vergulde bol met een fraai versierd kruis en tot slot een vergulde haan. 

De deur van de voorgevel is een in het appelblauwzeegroen geschilderde rondboogpoort uit de laat 18e - begin 19e eeuw, met onderaan een dubbelopengaande deur met vast bovendeel, waar zich een rondboogwaaier bevindt in glas en lood. Deze waaier is uitgevoerd met smeedwerk en glas-in-lood.
Uit kleurenonderzoek is gebleken dat de binnenzijde van de ingangsdeur oorspronkelijk helder groen was, later overschilderd werd met een donker groene kleur en vervolgens in het bruin terecht kwam.
Deze waardevolle deur werd beschadigd tijdens verschillende onderhoudsbeurten en werd bovendien ook nog met een foutieve kleur beschilderd. Er wordt opgeroepen om de deur opnieuw te schilderen in een historisch meer correcte kleur.

De eenvoudige rechte omlijsting van de rondboogramen is uitgevoerd in blauwe hardsteen. In de zijbeuken en het koor zijn heldere glas-in-lood ramen geplaatst met een eenvoudig motief.
Voor de ramen zijn intussen netten gespannen tegen het vandalisme. In twee ramen werd een opengaand deel voorzien ter verluchting van de kerk. 

We gaan nu de kerk binnen en zien meteen de prachtige middenbeuk.
De vloeren bestaan uit zwart-witte tegels. Aan beide kanten is een houten verhoog uitgewerkt voor de stoelen. Op oudere foto's is te zien dat deze verhogen met houten wanden en deuren waren dichtgemaakt zodat de zitzone duidelijk werd afgebakend.
De middenbeuk is eigenlijk weinig veranderd tegenover vroeger en heeft een grote efgoedwaarde. De afwerking is echter niet historisch. Uit een kleurenonderzoek blijkt immers dat er vroeger een volledig witte marmerschildering van het einde van de 18e eeuw zou geweest zijn. Ook de pijlers waren met de witte marmerschildering gedecoreerd.


Het koor is sinds 2005 ingericht met een iconostase van de orthodoxe kerkbeweging. Sinds 2014 staat er een orthodox altaar, werd het vloerniveau opgehoogd en werd het hoofdaltaar aan het oog onttrokken.
Het vloerniveau is opgehoogd en er zijn nog enkele restanten te zien van de vroegere koorafsluiting die tegenwoordig in de trappentoren gestockeerd staat. 

Het rooms-katholieke hoofdaltaar met bijhorende afwerking is nog steeds aanwezig. Er werden wel marmerschilderingen aangebracht om het altaar monumentaal te maken. 




Het hoofdaltaar werd gemaakt in hout en is voorzien van een witte marmerschildering. De kaarsenbank is in witte marmering en is versierd met een schilderij van het laatste avondmaal. Aan de uiterste zijkanten is telkens een engel geschilderd met een medaillon. Op de kaarsenbank stonden aan iedere zijde 3 kandelaars met bijhorende kaarsen, die momenteel terug te vinden zijn in de kast van de linnenkamer.
Het centrale altaarstuk is een tabernakel en zou afkomstig zijn van de voormalige Sterherenkerk.
Het centrale schilderij 'het visioen van st Catharina' is van B.Van Malgehem en dateert van uit de 19e eeuw.

- 'Visioen van Sint Catharina' : van E. Van Maldegem die in 1840 leraar was aan de stedelijke tekenschool te Aalst.
Op het schilderij dat zich aan het hoofdaltaar bevond zijn Maria met kindje Jezus te zien, bij een ringoverhandiging aan Catharina. De heilige Begga is getuige van het tafereel. Boven St Catharina vliegt een duif, die de symbolisering is van de Heilige Geest. Daarboven zijn nog God en enkele engelen te zien, die worden afgebeeld met bloemenkransen en een harp. Onderaan liggen een staf, een kroon, een perkamentrol een een restant van een rad.
Naast het altaar staan twee engelen op een sokkel in aanbidding van het tabernakel. Ook deze beelden zijn in hout gemaakt en wit geschilderd.
Het hoofdaltaar wordt aan het zicht onttrokken door de Roemeens-orthodoxe aanpassingen.

Voor het altaar werd een nieuwe altaar structuur gebouwd, waarboven een wit doek hangt zodat het schilderij niet zichtbaar is. Het altaar podium is niet zichtbaar. Het altaar is ondertussen vervuild en de vernislagen zijn vergeeld. Door het feit dat het niet zichtbaar is en de ruimte weinig respectvol als bergplaats wordt gebruikt, zal de toestand hiervan nog verder achteruit gaan.
Het heeft wel een hoge erfgoedwaarde en is een 19e -eeuwse inbreng van de begijnen, één van de weinige restanten van de kerk van de Wilhelmieten.

Het zij-altaar noord is een 19e eeuwse afwerking naar gelijkenis met het hoofdaltaar. 
Het houten altaar is voorzien van een marmerschildering en tussen de poten van het altaar zijn doeken gespannen met een trompe-l-oeil marmerschildering die het geheel meer dieptewerking dient te geven. Het altaarstuk loopt deels verder achter het schilderij 'OLV met kind Jezus'. Het schilderij dateert ui 1859 maar past momenteel niet in de roemeens-orthodoxe cultuur en dus heeft men er een icoonschilderij voorgeplaatst.

- 'Onze lieve vrouw met kind Jezus', een olieverfschilderij dat OLV met kind voorstelt.

Onderaan is een landschap geschilderd, hetwelk een weergave is van het oude begijnhof. Links bevindt zich de begijnhofkerk. Boven de laatste rustplaats van het begijntje Johanna Dedemaecker is een zwart houten kruisje te zien. Zij stierf immers aan de pest en mocht daarom niet in de kerk begraven worden. Later werd boven haar graf de St Antoniuskapel opgericht. Op het schilderij zijn trouwens ook verschillende schoorstenen te zien, die wijzen op het industrieel verleden van de stad.

Het zij-altaar zuid heeft dezelfde kenmerken, ook met een schilderij van J. Meganck maar deze kaarsenbank is versierd met vergulde geschilderde guirlandes. Het altaarstuk loop verder achter het schilderij 'Marteldood van de H. Blasius'. 

- 'Marteldood van de Heilige Blasius', dit schilderij stelt de Heilige Blasius voor, die tot het eind van zijn leven het woord van God predikte.   
Gezien hij een marteldood is gestorven zijn vooraan en op de achtergrond ook verschillende marteltuigen te zien.

De trappentoren bevat blauwe hardstenen treden, die waarschijnlijk gerecupereerd werden.
De vloer en de treden bevinden zich in goede staat, de wanden echter hebben een verouderde afwerking. De afwerking van de spiltrap is doorheen de tijden wel ongewijzigd gebleven.

Ook de sacristie heeft een zwart-witte vloer, die geplaatst is in een decoratief patroon met enkele grafstenen ertussen.
Deze grafstenen zijn alle gedateerd voor de bouw van de kerk en de meeste behoren toe aan de begijntjes.

Het gelijkvloers is nog origineel en als dusdanig heel waardevol. Momenteel wordt deze gebruikt als voorraadruimte voor de orthodoxe kerkgemeenschap en staat er een beetje rommelig en niet onderhouden bij.

Het orgel dateert uit 1650 en werd gebouwd door Van Loo, orgelbouwer uit Aalst. In 1776 werd het instrument verbouwd door de gekende orgelbouwer Pieter Van Peteghem uit Gent.

Het stuk dateert van net voor de start van de bouw van de kerk. Het orgel is momenteel zeer vuil en hier en daar ook kapot of aangetast door houtboorders. Het merendeel van de pijpen is wel nog aanwezig.

Het meest indrukwekkende van de kerkmeubelen evenwel is de preekstoel.
Deze werd in 1699 gebeiteld door De Doncker die ook de portalen van de Sint Martinuskerk vervaardigde.  Ook deze preekstoel zou gerecupereerd zijn uit de voormalige begijnhofkerk die werd afgebroken.
De verhoogde houten preekvloer werd onderaan op iedere hoek voorzien van een evangelist. er zijn een enkel, koe, leeuw en adelaar gebeeldhouwd. Op het klankbord staat een vergulde stralenkrans met een witte duif, die Gods geest die de predikant bijstaat moet symboliseren. 
Op de leuning staan afbeeldingen gesculpteerd van Begga van Andenne, Catharina van Alexandrie en Johannes de Doper. Op het paneel achteraan is de inscriptie 'IHS' terug te vinden.
Dit staat voor 'Iesus Hominum Salvator' (Jezus de redder van de mensheid). 
Vooraan aan de bovenzijde is een geheel met schilden uitgewerkt. Centraal is een schild te zien dat mogelijks naar 'Belgie' verwijst, eromheen zien we onder andere schilden van Antwerpen, Brussel en Sint-Truiden.  Gezien de preekstoel dateert uit 1699 en Belgie pas ontstond in 1830 werden deze schilden er vermoedelijk later aan toegevoegd.
De preekstoel staat op een centrale en zichtbare plaats in de middenbeuk en is tamelijk goed bewaard gebleven. 

De biechtstoel noord heeft een neo classicistische uitwerking. Het topstuk met medaillon dat er ter versiering bovenop werd geplaatst vertoont een afbeelding van Maria Magdalena, de kluizenares. Dit topstuk is ondertussen verdwenen zoals te zien is op de rechterfoto uit 2016 (linker foto is uit 1948)
Het deurtje dat normaal gezien de toegang biedt tot het priestergedeelte werd bovenop de biechtstoel gelegd. De biechtstoel wordt tegenwoordig weinig respectvol gebruikt om vuilniszakken te plaatsen.

De biechtstoel zuid heeft dezelfde kenmerken (tot de vuilniszakken toe), maar het beeld dat bovenop geplaatst werd was hier dat van Christus de goede herder. Hierbij een foto uit 1948.
Beide biechstoelen werden vervaardigd in eikenhout.

Ook de wijwatervatjes zouden zijn hergebruikt vanuit de oude kerk. 
Het vatje noord uit 1601 werd vervaardigd in blauwe hardsteen.

Het vatje zuid komt uit 1701 en is uit marmer. Het is een sierlijk wijwatervatje in de vorm van een rocaille schelp met een zeer hoge erfgoedwaarde.


Aan de noordgevel van het inkomportaal vinden we een beeld 'Christus op de rots'. Het beeld is licht beschadigd.
Het is een zogenaamd 'imago pietatis' (beeld van de vroomheid). Deze volkskundige beelden waren aan het einde van de 15e eeuw van groot belang.

Ook een beeld van St Jozef vinden we terug. Het houten beeld steelt Jozef met kind voor en stond vroeger op een sokkel aan het begin van het koor.
Het beeld heeft op verschillende plaatsen in de kerk gestaan en bevond zich in 2016 in de linnenkamer boven de sacristie zuid.
Het is een 19e eeuws beeld dat waarschijnlijk in de kerk is gekomen bij de heropleving in het begin van de 19e eeuw.

Verdere beelden die zich in de linnenkamer bevinden (foto's van links naar rechts) : 

- Heilig hart van Jezus
- de heilige Aloïsius
- Franciscus van Asisie
- de heilige Theresia
- de heilige Begga, lezend in de bijbel en met het grondplan van de kerk vastgehangen aan de tuniek
- Maria

- 'De Kruisweg' was ooit een reeks schilderijen die was aangebracht op de muren van de zijbeuken, is niet meer te zien. Deze werken van J. Meganck zouden bewaard worden op de zolder van de pastorij.

De klok van de kerk werd tijdens het Franse bewind overgebracht van de Sint Martinuskerk.
De klok maakte deel uit van drie klokken, die sameen de 'priemkens' werden genoemd.
Het uurwerk dat de 4 wijzerplaten van de toren bediende is verdwenen.

Buiten vinden we dan een beeld dat werd geplaatst op het graf van een begijntje.
Het stelt twee begijntjes voor waarvan één (de Heilige Begga) de maquette van een kerk vastheeft en een ander geknield aan het bidden is. Aan hun voeten ligt een kroon. In 1975 werd dit beeld voor restauratie naar het museum gebracht en werd nadien voor de ingang van de begijnhofkerk geplaatst. 


De kapel Sint-Antonius van Padua tenslotte is een neobarokke kapel die nog steeds te bewonderen valt in het begijnhof.

De kapel is toegewijd aan Antonius van Padua en werd in 1872 gebouwd op het graf van begijn Johanna Dedemaecker. Deze vrouw koos voor een leven van matigheid, en door haar rotsvast geloof zou ze ziekte en pijn door middel van handoplegging hebben kunnen genezen. Al deze eigenschappen leidden tot een groot ontzag bij haar zuster-begijnen wat zich uitte in de bouw van een eerbiedige plaats ter nagedachtenis.

Boven de deur van de kapel staat een herdenkingsopschrift voor deze begijn: "Ac piae memoriae Joannae Dedemaecker. Me ecxit V. Vandermaeren, Begg. 1631 - 1872". De kapel werd opgericht in opdracht van begijnhofpastoor Monfils en hofmeesteres Victoria Van der Maeren; de naam van deze laatste staat vermeld op het opschrift.

De kapel zelf is een klein, vierkant, neobarok gebouwtje in baksteen, met een afwerking in natuursteen. De vensters zijn rond en de deurlijst is zwaar en rondboogvormig, met vierkante pilasters. Hierbij een fotootje van het interieur met een beeld van Antonius van Padua.
Op 23 oktober 1997 werd de kapel door minister Luc Martens beschermd als monument

De kerkfabriek is lid van Monumentenwacht vzw en laat alles regelmatig (3 jaarlijks ongeveer) grondig inspecteren. Het onderhoud gebeurt momenteel door vrijwilligers van de kerkfabriek en voor het grondige onderhoud worden gespecialiseerde firma's aangewezen.

Bronnen :

Petrus Van Nuffel
Stad Aalst
Agentschap Onroerend Erfgoed sd
Oker 2003
corfoo.be beheersplan Aalst begijnhofkerk
foto's : corfoo.be beheersplan Aalst begijnhofkerk
de kerkfabriek
foto kerkgebouw : parochiaaalst.be
bingmaps
inventaris onroerend erfgoed
rondleiding met stadsgids in 2001
mowa, bouwkundige inspectie sint Catharinakerk, oud begijnhof, 2014
begijnhovenqueestee.wordpress.com
Architecten Beeck & Hermans bvba in december 2014 en april 2016.