Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label reuzen/details. Alle posts tonen
Posts tonen met het label reuzen/details. Alle posts tonen

woensdag 22 mei 2019

De Aalsterse reuzen : De Stopnoilekes / Paul Backaert

Deze vereniging begeleid al jaren de reuzen van Aalst. zijnde Iwein van Aelst en Lauretta, Ons Paula, Floreken en Florisken, en Kamiel. Zij doen dit op de maten van trommelmuziek, die de reuzen doorheen de stoet begeleidt.

Half jaren 80 zorgden de heren Paul Backaert en Maurice Coppens ervoor dat de, toen verwaarloosde, stadsreuzen Iwein en Lauretta gered en opgeknapt konden worden.


De 2 enthousiase carnavalisten hadden beiden hun roots bij 'AKV De Berkes van Sint-Anna', en in 1985 stichtten ze hun eigen groep, De Stopnoillekes.


In eerste instantie was dit een losse groep maar het jaar erna schreven ze zich ook in als AKV.
Ze vielen meteen op en haalden een mooie negende plaats, alsook de toen befaamde ''Amylumprijs"
Tijdens deze stoet deelden ze pamfletten uit om de stiefmoederlijke behandeling van de reuzen aan de kaak te stellen. Dit had jammer genoeg niet het gewenste effect, en als ludieke protestaktie steelden ze toen de reuzen te koop tijdens een tentoonstellling in het belfort.
Het duurde echter nog een jaar toen ze met hun onderwerp 'vogelverschrikkers' in de prijzen vielen (prijs Willy Van Mossevelde) dat ze de nodige aandacht kregen voor de verloedering van de stadsreuzen.

Maurice haakte enkele jaren geleden al af als het op gebied van 'stoeten' aankomt. Hij zei de groep vaarwel na het afwerken van de reus van de fietsende Kamiel. Een slepende, fatale, ziekte van zijn vrouw was de aanleiding tot het soppen Zijn vrouw ontwierp trouwens ook de overbekende rood-geel gestreepte plunjes, naar het voorbeel van de reuzenbegeleiders zoals ze afgebeeld stonden op oude carnavalsaffiches.  

Paul was een bekend beeldhouwer in de streek en maakte reeds enkele carnavalskoppen. Van hem was bekend dat hij de hectische stad liefst ontvluchtte (vandaar ook dat hij de rust opzocht van het landelijke Wieze), maar dat hij toch de carnavalsmicrobe niet kon onderdrukken, en zich jaarlijks dan toch eens onderdompelde in het feestgewoel. 'Een carnavalshart tem je immers niet zomaar'.


Paul (°26/06/'46) is onverwacht overleden op 25 april 2018, en dit ten gevolge van een hartaderbreuk.

De man was hét uitgangbord van De Stopnoillekes, en liep steeds heel fier mee in de stoet, voor, naast of achter zijn reuzen. Bij het bouwen van nieuwe reuzen wordt trouwens altijd met oog voor detail en ook voor Aalsterse geschiedenis gewerkt. In 2015 verscheen op de cover van het eerste 'Chipka' magazine trouwens de foto van Paul.

Tijdens de stoet van 2019 waren de Stopnoilekes trouwens twee maal te zien. Eén maal in de échte versie, en één maal in de versie van de groep Beschomt, die enkele Aalsterse hoogtepunten, waaronder de Stopnoilekes, in de verf zetten.


Hieronder de lijst van de officiële reuzen, die heden ten dage nog steeds meestappen in de stoet.
Er zijn er natuurlijk ook al heel wat verdwenen doorheen de jaren.
Een lijst en link met beschrijvingen naar deze verdwenen figuren, of reuzen 'buiten categorie', is HIER te vinden.



De reuzen : Iwein van Aelst en Lauretta

Iwein van Aalst was net als zijn broer Boudewijn III van Gent, Peer van Vlaanderen en advocaat van de Sint-Pietersabdij van Gent. Beiden waren ze de zonen van Boudewijn II van Gent. In 1127 ontnam hij de bezittingen van zijn nichtje Beatrice en werd heer van Aalst. Hij noemde zich later zelfs “comes Alostanus” of graaf van Aalst. Hij werd vermoord op 8 augustus 1145. Zijn weduwe Lauretta van de Elzas, dochter van de graaf van Vlaanderen, overleed als non te Vorst rond 1175. Warlop somde een lijst op van de bezittingen van Iwein van Aalst. Naast Aalst had hij ook Waas, Drongen, Deinze en Ruiselede en was hij ook leenman van Liedekerke. Verder bezat hij gronden en rechten te Ronse, Deelstreep Brugge, Westvleteren, Ieper, Bikschote, Langemark, Komen, Veurne, Pollinkhove, Horebeke en Tourcoing.

Ons Paula en haar kinderen Floreken en Florisken :

Ons Paula beeldt de traditionele Aalsterse Voil Jeannet uit met haar korset en vogelkooi met haring (corsé en voegelmoit mé nen hérink). 
In 1992 is Ons Paula, de Voil Jeanet, bevallen van Floreken en Florisken.

Keizer Kamiel

Kamiel Sergant is als carnavalkeizer en zanger van carnavalsliedjes de bezieler van Carnaval Aalst. Sergant werd drie maal, in 1963, 1966 en 1968 verkozen tot Prins Carnaval. In 1969 kreeg hij daarom de eretitel “keizer”.

 Op vraag van de Stad Aalst werd door De Tettemoesjen en De Stopnoillekes een reus gemaakt naar aanleiding van zijn 30 jaar keizerschap.

De Aalsterse reuzen : 2017 : De Lieë van Possensje (buiten categorie)

Het feestje kon blijkbaar niet op in 2017. Alles moet altijd breder, langer en blijkbaar dus ook ... hoger. Na de passage van de burgemeester-reus (gemaakt door Lotjonslos) was er ook nog Possensje die ook al met een eigen reus kwam opdraven.

Dit keer in de gedaante van een leeuw. 


Voor deze stoet koos de groep als onderwerp : In ’t hol van de liee (in het hol van de leeuw). 
Extra uitleg: "Verkiezingen komen dichter, en achter de schermen zijn de partijen al volop bezig met hun programma samen te stellen. Als echte krijgers vechten ze voor elk idee en gezicht die ze daarin kunnen gebruiken. Maar waar vind je dikwijls nog de beste gedachten ? Juist, in ‘t hol van de leeuw … HAKAAAAA!"

... En een Hakaaaaaa werd het. De groep had een enorm leuk concept, en de combinatie van muziek, uitbeeldingen, en dans behaalde dan ook zonder enige discussie de eerste plaats.

De leeuw was indrukwekkend, en torende hoog boven de stad uit.

Hebben ‘Lotjonslos’ en ‘Possensje’ dit jaar (2017) een reuzentraditie gestart ? Gaan we nu elk jaar groepen zien torenhoge figuren maken ? De tijd zal het uitwijzen …

Beide groepen 'pakten groots uit', maar de échte reuzen zullen toch nog steeds die blijven van de Stopnoilekes ...

De Aalsterse reuzen : 2017 : Dozje (buiten categorie)

Het is te betwijfelen dat deze ooit als ‘officiële’ reus zal aanschouwd worden, maar in 2017 kwam de carnavalsgroep ‘Lotjonslos’ ook met een heuse ‘reus’ aandraven.

Het onderwerp van de groep dit jaar was : 't go rap' en in de verdere uitleg gaven ze volgende mee :

"1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 ,43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50."

Een raadsel dus voor de vele Aalstenaars die moesten afwachten tot en met de stoet om te weten te komen wat die cijfertjes nu eigenlijk wouden zeggen. 

Bleek dat de 50 het aantal levensjaren van de burgemeester – Christoph D’Haese / Dozje – waren.

Twee vliegen in één klap dus, want naast de 50e verjaardag van de burgemeester, werd ook meteen de 55e verjaardag van de groep zelf gevierd.

Met 33 man op de wagen, die een aandoenlijk verjaardagslied ten gehore brachten voor de burgemeester, en maar liefst 20 begeleiders, zag men de groep dit jaar zeker afkomen van ver.

Enkel de paar overhangende kabels die onze stad nog rijk is, zorgden voor wat vertraging, want het gevaarte moest enkele metertjes zakken, om eronder te kunnen …

Op maandag was het een doortocht in mineur, gezien de figuranten niet aanwezig waren door de gietende regen, maar de passage tijdens de zondagsstoet mag dus toch zeker ‘memorabel’ genoemd worden.
De groep had geopperd voor een plaatsje in de top 3, maar het werd uiteindelijk een 5e plaats.

De Aalsterse reuzen : 2000 : Keizer Kamiel Sergant

Na de geboorte van 'Floreken' en 'Florisken' was het wachten tot het jaar 2000 om een nieuwe reus op het Aalsterse volk los te laten. 

Het werd een eerbetoon aan keizer Kamiel, en werd meteen ook hét pronkstuk uit de collectie : een gigantische Kamiel, rijdend op een driewieler, en dat ter ere van het 30 jarig keizerschap.

Nu de Keizer en zijn Kamillekes er niet meer 'live' bij zijn in de stoet, komt de reus zelfs nog meer tot zijn recht, hoewel de laatste jaren blijkbaar toch wel wat beter werk kan gemaakt worden van een poetsbeurt na de stoet.

Aan de prachtige fiets, het kostuum en de mechaniek hing wel een stevig prijskaartje, maar dankzij een collecte van carnavalisten en steun van de stad werd maar liefst 1 miljoen BEF (25 000 EUR) ingezameld. 

"Schrik maar niet van dat bedrag", knikte Paul Backaert, voorzitter van de Stopnoilekes. "Het was een gigantisch werk. We hebben dat ontwerp vooraf wel 100 keer besproken op café!" 

"Om die reus te maken sloten we een overeenkomst met een bevriende groep, de Tettemoesjen", zegt Paul in 'Chipka' van januari 2015. "Wij kregen hun plekje in de hallen en namen hun huurkosten dat jaar over. Zij stapten met ons mee in de stoet. 
We hebben de Tettemoesjen dat jaar gered van het faillissement! (lacht) Maar het was een zware tijd. Na het werk in de hallen, zaten we soms tot 3 – 4 uur in de kantine. En om 7 uur moest ik er alweer uit om te gaan werken voor een advocaat in Dendermonde. Ik was toen 50 jaar, nu zou dat misschien niet meer gaan. Maar toch, je wordt niet moe als je iets met je goesting doet."

Ondertussen is Paul Backaert jammer genoeg overleden, en zijn De Tettemoesjen ook ter ziele gegaan.

De reus werd niet officieel gedoopt, en gaat de stoet in onder begeleiding van de Stopnoilekes, samen met de andere Aalsterse reuzen.



Bronnen

Chipka januari 2015 
reuzeninvlaanderen.be
eigen foto 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)

De Aalsterse reuzen : 1992 : Floreken en Florisken

Iedereen heeft ze wel al eens zien ronddollen tijdens de stoet. Sedert 1992 amuseren ze de aanwezige toeschouwers tijdens de carnavalsstoet met hun grappen en grollen. Rondrijden met een karretje, met een fietsje, … een 'klapke gaan doen' met het aanwezige publiek ... niets is hen te dol …


De beherende organisatie ligt net als bij de andere reuzen bij De Stopnoillekes (reuzengilde)

Maar ... hoe komen deze figuurtjes nu eigenlijk terecht in de stoet?

Wel, de Voil Jeanet Paula is in 1992 bevallen van Floreken (man) en Florisken (vrouw), en de baby'tjes mochten natuurlijk ook meteen mee in de stoet.  
De twee reusjes zijn niet gedoopt.

De reusjes maken dus, samen met moeder 'Paula, deel uit van een reuzenfamilie

Zowel Floreken als Florisken worden gedragen door 1 drager. 'Dragen' is eigenlijk niet het juiste woord, want uiteindelijk gaat het enkel over een hoofd.

De dansende reusjes worden begeleid door de muzikanten van De Stopnoilekes. De begeleiders dragen een geelrood uniform en spelen steeds dezelfde muziek.  Ze gaan enkel uit in de eigen stad.

Er zijn geen andere rituelen verbonden aan deze reuzen.

Tijdens de maandagstoet in 2017 was het enthousiasme van de twee reusjes uitzonderlijk groot, ondanks de bijna onmenselijke weersomstandigheden. Terwijl de begeleiders en het toch aanwezige publiek, wijselijk gingen schuilen in openstaande garages, bleven zij de mensen entertainen, en dansen ... 
De leuze van carnaval 2017 : #oilsjtpositief werd door die twee zeker heel goed opgevolgd.


Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)

De Aalsterse reuzen : 1988 : Ons Paula

'Ons Paula' dan … 
De volledige naam van deze reus (reuzin) is eigenlijk : Voil Jeanet Paula

Het geslacht ... tja, hoewel een 'voil jeannet' eigenlijk een man is die zich de kleren van de vrouw aanmeet, is dit toch een échte vrouw !

In 1988 brachten De Stopnoillekes een ode aan de typische carnavalsfiguur die toen jammer genoeg uit het straatbeeld aan het verdwijnen was : de Voil Jeannet. Het is vandaag misschien opnieuw moeilijk voor te stellen, maar in de jaren ’80 waren de Voil Jeannetten bijna helemaal uit ons Carnavalsbeeld verdwenen.

Zo zag reus Paula eigenlijk het levenslicht. Het ontwerp van deze nieuwe reus, en tegelijk ook het eerbetoon aan de 'voil jeannetten' leverde De Stopnoillekes het voorstel van de stad op, om zich om te vormen tot de officiële beheerders van de Aalsterse reuzen. 
Voortaan zou de groep dan ook een vast contract krijgen om jaarlijks de stoet te openen en ze krijgen daar dan ook een vaste geldprijs voor.

'Ons Paula' is genoemd naar Paula D’Hondt, een toendertijd een zeer succesvolle Aalsterse politica. De vis in het vogelkooitje kreeg dan weer de naam ‘Jantje’ mee, wat een verwijzing is naar Jan Dooms, voormalig diensthoofd van de dienst Feestelijkheden. 

De bedoeling was oorspronkelijk om vanaf dan om de twee jaar een nieuwe reus te ontwerpen, maar dit idee bleek iets te hoog gegrepen.

Deze reus maakt trouwens deel uit van een heuse reuzenfamilie, gezien 'Ons Paula' ook twee kinderen heeft 'Floreken' en 'Florisken'.

De reus staat op wieltjes, wordt gerold, en wordt daarbei begeleid door de begeleidingsgroep 'De Stopnoilekes', steeds heel herkenbaar aan het geel-rode uniform. 



Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)
foto : eigen foto zondagsstoet 2019

De Aalsterse reuzen : 1982 : Staaf of ‘Stobbeleir’


Reus Staaf (of Gustaaf) werd op initiatief van De Aalsterse Gilles gemaakt als teken van erkentelijkheid aan hun voorzitter Gustaaf De Stobbeleir.



De Stobbeleir (15/08/1900 - 13/02/1985) was handelaar in olieproducten. In 1926 werd hij gemeenteraadslid van Aalst en van 1935 tot 1947 was hij schepen. Hij was ook een korte tijd waarnemend burgemeester.



In 1949 werd hij verkozen tot liberaal senator voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde, in 1950 werd hij gecoöpteerd senator en vanaf 1954 was hij opnieuw verkozen voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde, een mandaat dat hij vervulde tot in 1956.

In 1961 wilde hij zich opnieuw kandidaat voor de senaat stellen, maar de liberale partij weigerde dit. Hij presenteerde zich dan maar met een scheurlijst en ontnam hierdoor een zetel aan de liberalen, zonder zelf verkozen te zijn.



Tot zover de politieke carrière … 

De Stobbeleir was echter ook een gerenommeerd carnavalist, en heeft dan ook heel veel betekend voor het Aalsterse carnaval.



In 1922 stichtte hij mee het Stedelijk Feestcomité en werd hij er benoemd tot schatbewaarder.

Met dit Feestcomité lag hij trouwens mee aan de basis van de eerste officiële carnavalstoet in 1923. Samen met Alfred Kelders en Felix De Loose opende hij deze eerste editie.



Gedurende vele jaren zou Gustaaf aan de kop van de stoet meelopen samen met de andere hoogwaardigheidsbekleders. Later werd hij ook nog tot ere-lid van het Feestcomité benoemd.

In 1955 nam hij ontslag als penningmeester van het Feestcomité.



In 1954 werd op zijn initiatief ook voor het eerste een prins carnaval verkozen. Gustaaf organiseerde met het Verbond van Vaderlandslievende Verenigingen de prinsenverkiezing, dit gebeurde toen immers nog niet door het Feestcomité. 


Hij was het ook, die deze eerste prinsenverkiezingen tot 1960 presenteerde. 


In 1971 dreigde er jammer genoeg een einde te komen aan de Gilles-traditie in Aalst.

Gustaaf deed er echter alles aan om deze traditie toch nog in ere te houden en stapte sindsdien zelf mee aan het hoofd van de Gilles in de stoet, en met succes ...

De Stobbeleir was van 1971 tot 1982 voorzitter van De Aalsterse Gilles. Hij zette zich in als promotor van de Gilles en trad mee op met de groep op het Driekoningenfeest en de Prinsenverkiezing.

Ondanks zijn leeftijd, bleef hij steeds onvermoeibaar meedansen met de Gilles.

Op 81-jarige leeftijd gaf hij de fakkel door aan Urbain D'Haese.  

De Aalsterse Gilles werden sinds 1978 (de reus werd plechtig ingehuldigd op 28 januari 1978) in de stoet vergezeld door Reus Gustaaf, een reus die dus gemaakt werd als eerbetoon aan 'Staaf'. 


In 2009 liep de reus Gustaaf niet meer mee in de stoet, want hij was beschadigd geraakt en de Gilles konden de kosten voor de nodige herstellingen niet betalen.

De kop van de reus werd wel gerenoveerd en werd in 2011 onder luid applaus voorgesteld.  Deze kop is dus wel bewaard gebleven en is nog steeds eigendom van de Gilles.


‘Stobbeleir’ werd ontworpen door Fons Huylebroeck en was een voorstelling van Gustaaf in rok, met grijze hoed en witte strik. De reus was ongeveer 4 meter hoog.

De Aalsterse reuzen : 1978 : Gaston en Leo (buiten categorie)

Dit is een ‘specialleke’... niet echt een officiële reus, verre van … maar wel even het vermelden waard. 

In 1978 ontwierp het AKV, met medewerking van De Zwanzers, Aaft ons vast en De Kamillekes, twee reuzen in de gedaante van de populaire tv-figuren Gaston Berghmans en Leo Martin. 

Deze reuzen werden gemaakt in opdracht van de toenmalige B.R.T., die de poppen zou gebruikten ter gelegenheid van het 25-jarige jubileumfeest in Oostende.

Het feest werd door maar liefst 20.000 mensen bezocht en de reuzen waren er dan ook natuurlijk een publiekstrekker, en meteen ook een goede reclame voor de stad Aalst.

In 1979 werden de reuzen op het binnenhof van het Oud-Hospitaal gezet ter gelegenheid van de tentoonstelling 'De tijd van Carnaval', die liep van 16 februari tot 5 maart. Ook daar heel wat bezoekers.

Hun optreden was dus maar éénmalig, ze zijn ook niet mee geweest in de stoet, en er zullen nog maar weinig mensen zijn die zich deze reuzen kunnen herinneren.

Ik heb hiervan jammer genoeg dan ook geen fotomateriaal gevonden.

De Aalsterse reuzen : 1968 : Hopduivel


De Hopduivel, of ook Hopduvel genoemd, was een reus die in de periode van 1968 tot 1971 in de Aalsterse straten te zien was tijdens de stoet. 


De Hopduvel stond symbool voor de rukwinden die eind augustus en begin september veel schade konden veroorzaken aan de hopvelden, en alle andere problemen waarmee hoptelers te maken konden krijgen. 

De oorsprong van dit gebruik om de Hopduivel hiervoor aansprakelijk te stellen, komt oorspronkelijk uit Griekenland, waar men, net als op andere plaatsen in het oosten, vele winden beschouwde als individuele godheden.


De hopduvel deed dus zijn intrede in de folklore, en het bestuur van de tuinwijk 'Hof Zomergem' besloot dan ook om een eigen reus te maken. Hof Zomergem was in die tijd gelegen tussen de hopvelden, die het centrum vormden van de hopteelt in Aalst. 


Deze reus ging dus mee in de stoet vanaf 1968, maar was daarvoor echter reeds te zien tijdens de Hopfeesten van de wijk Hof Zomergem - Immerzeel, die steeds begin september plaatsvonden.

In 1968 werd dus uitgepakt tijdens de Aalsterse carnavalstoet en Hof Zomergem kreeg hiervoor zelfs de eerste prijs in de categorie 'reuzen'.

De Hopduvelfeesten in Asse zijn een traditioneel eerbetoon aan de hopteelt. Duizenden mensen uit deze regio leefden destijds van de kweek van de hopbelletjes en die traditie wordt dan ook tweejaarlijks verder gekoesterd in Asse met een stoet, verkleedpartijen en een driedaags feest.

In Aalst is, mede door de grote verstedelijking, de hopcultuur een beetje in de vergeethoek aan het geraken, en dat waar we vroeger als draaischijf voor Belgie en zelfs voor de rest van de wereld fungeerden. 


Bronnen


Foto : De Gazette van Aelst 3/9/1966

De Aalsterse reuzen : 1967 : Vosse Kilo

"Ge zetj van Oilsjt as ge den Oilsjtersen 'super bloedgeiver' nog etj weiten meigoon in de stoet".  

Vosse Kilo werd inderdaad als reus meegedragen in de stoet. Het beeld was opgedragen aan Frans Breckpot.

Maar wie was Frans Breckpot?


Frans werd op 6 maart 1893 geboren in Aalst onder de naam Franciscus Bombeeck, genoemd naar zijn ongehuwde moeder Maria Bombeeck. 
Pas toen Maria in 1894 trouwde met Henricus Breckpot, werd de familienaam van Frans aangepast naar Breckpot. 

Een eerste anekdote komt uit zijn militaire dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Frans verkocht toen ooit zijn 'dienstpaard' voor 150 Frank, terwijl hij aan zijn majoor vertelde dat het dier jammerlijk gestorven was. 

Bij zijn terugkomst na W.O. I liet Frans voor de eerste keer bloed aftappen. Dat deed hij daarna 2 tot 3-maal per maand, zonder dat dit zijn gezondheid aantastte. 
Hij bleef dit doen en tijdens de Duitse bezetting ten tijden van W.O. II vestigde hij zelfs een record van 800 tot 900 gram bloed per dag. 

Frans groeide uit tot een echte volksfiguur in Aalst en hij werd echt beroemd als bloedgever.
In totaal gaf hij maar liefst 1 058 keer (ofte 522,5 liter!) bloed en mocht zich de wereldkampioen bloedgeven noemen. 

Daardoor werd hij ook wel eens de "bloedkoe voor dringende gevallen" genoemd.

In de volksmond werd vaak beweerd dat Frans dikwijls dronken was en dat hij de vele liters bier kon omzetten in bloed van eerste kwaliteit. 
Men beweerde dus eigenlijk dat hij bier in bloed kon omzetten, wat in feite nog straffer was dan een ander bekend persoon die water in wijn zou kunnen veranderen …  

Ook ging al snel het verhaal rond dat iedereen die in het Hospitaal bloed kreeg van hem zat werd maar uiteraard was dit maar een fabeltje. 
De enige zekere was dat hij wel ‘kampioen bloedgeven’ was, en ... dat hij vaak wel eens een pintje te veel op had. 

Dat laatste kwam natuurlijk door de beloning die hij kreeg voor zijn bloedgeven.

Van brouwerij 'De Gheest' kreeg hij immers vaten bier, een aantal dat overeenkwam met het totaal aantal liter bloed dat hij gegeven had. 

Vosse Kilo was ook een trouwe supporter van voetbalclub Eendracht Aalst en hij zorgde ook voor het rondbrengen van de affiches voor het criterium in de cafés, waar hij natuurlijk ook wel eens ééntje mee dronk. 

Onze beroemde bloedgever was ook actief binnen het carnavalsmilieu. Zo maakte hij deel uit van de groep 'Aalst-attracties', een groep die meeliep in de eerste stoet van 1923.

Een bekend figuur dus in het Aalsterse en dus meteen ook een goede reden om hem uit te gaan beelden.
Een eerste versie van deze reus ging in 1965, met de groep De Lachers, mee in de stoet.

Naar aanleiding van het toenmalige BRT-televisieprogramma 'Op De Man Af', dat in 1966 hulde bracht aan Frans, besloten De Lachers hierop een nieuwe en grotere reus van Vosse Kilo te maken.

De nieuwe reus, nu ook in het bezit van een grote bierton, werd voor het eerst voorgesteld in datzelfde televisieprogramma en werd officieel in het bevolkingsregister van Aalst ingeschreven tijdens het Driekoningenfeest op 7 januari 1967. Zo werd de reus dan ook meteen officieel een stadsreus


De kop werd ontworpen en geboetseerd door beeldhouwer Jef Van den Steen en het lichaam werd dus gemaakt door de carnavalsgroep De Lachers. 

Tijdens de stoeten van 1967 en 1968 werd hij gevolgd door de échte Vosse Kilo, Frans Breckpot, gezeten in een open wagen.

In 1967 behaalde de groep de 1ste prijs bij de Aalsterse wagengroepen. In 1968 deden ze mee buiten competitie.
Het laatste optreden van reus Vosse Kilo was een reuzenstoet in 1968 waarin heel wat Belgische reuzen meeliepen. 
Na deze stoet boden De Lachers hun reus aan bij de stad voor de prijs van 35 000 frank (ongeveer 867 euro). De stad had echter geen interesse in de reus, waardoor deze meteen ook uit de stoet verdween. 

Het werd dus een kortstondige maar memorabele 'reuzencarrière' voor de man.

De reus werd gebouwd op een gewone personenwagen en woog maar liefst 350 kilogram. 
De pop was uitschuifbaar en kon variëren van 4,5 tot 6,5 meter in de hoogte, afhankelijk van de omstandigheden. 
Het hoofd was 90 centimeter hoog en zijn overjas bestond uit maar liefst 25 meter stof.
De sjaal, in schots geruite stof, was 6 meter lang en de wandelstok 4 meter.

De reus ging doorheen de jaren jammer genoeg kapot en enkel de kop kon worden bewaard. Deze bevindt zich momenteel nog steeds in het Stedelijk Museum van Aalst.


Frans was een vaartkapoen (iemand die de schepen hielp lossen). 
Hij had dus wel een inkomen wanneer er schepen toekwamen, maar in de slechtere periodes had hij vaak geen geld. Gelukkig was hij erg geliefd in de stad, waardoor hij dan gratis voedsel en kledij kreeg. 
Frans, die 115 kilo woog, droeg steeds een alpinomuts, een lange sjaal en pantoffels. Hij zag er misschien wel een gemoedelijk man uit, maar toch had hij wel eens een aanvaring met de Zusters in het ziekenhuis.

Tijdens zijn laatste levensjaren was Frans trouwens een beetje de schrik geworden van vele kinderen. Zwaaiend met zijn wandelstok, slingerde hij hen vaak verwijten naar het hoofd. Dagelijks wandelde hij van rusthuis Sint-Lieven in de Dr. De Moorstraat, waar hij verbleef, naar de winkel van De Lil in de Nieuwstraat. Daar zette hij zich voor de winkel, om de voorbijgangers te bekijken.

De man werd verschillende keren gehuldigd door de stad voor het redden van ontelbare levens.

- In 1934 kreeg hij het ereteken van 2e klas van het Rode Kruis, omdat hij reeds 70 maal bloed had laten afnemen. 

- In 1936 ontving Frans opnieuw een medaille van het Rode Kruis, deze keer omdat hij al meer dan 150 keer bloed gegeven had
Dat feit werd op 25 oktober van datzelfde jaar ook nog gevierd door de Bond der Vuurkruisers en de inwoners van de Geraardsbergsestraat en Sint-Jobstraat. Het feest ging door in het lokaal Leon Bombeeck in de Geraardsbergsestraat. 

- In 1945 werd opnieuw hulde gebracht aan Frans, omdat hij reeds 600 maal bloed gegeven had in een tijdsspanne van 23 jaar. 

- In juli 1955 werd aan de Watertoren een heuse optocht georganiseerd. Het Aalsters stadsbestuur, het Ministerie van Volksgezondheid en het Rode Kruis stonden in voor de organisatie van de huldiging. 
Breckpot werd er ontvangen bij burgemeester De Bunne, en kreeg er het plaket van de stad overhandigd. 

Een hele resem huldigingen dus … Hij zou in totaal meer dan 15 keer gehuldigd worden voor zijn prestaties als bloedgever en oud-strijder. 

Op 1 oktober 1956 werd hij nogmaals ontvangen op het Aalsterse stadhuis. In de Gazet van Aalst riep men daarop op om de man niet steeds éénmalig te huldigen, maar om hem te benoemen tot ereburger van Aalst. Zover kwam het uiteindelijk niet.

In 1964 besliste Frans dat het genoeg was en dat het hoog tijd was om te te stoppen met bloed geven. Hij werd geen ereburger van de stad Aalst maar werd wel benoemd tot 'ereburger van het Bloedtransfusiecentrum Louis Steens' in Brussel.

Er werd voor Frans een lied gemaakt op de muziek van 'Venez Saint Nicholas', van de hand van Theo Van Gijseghem en Jan Beeckman. 

Ter'n es gien Oilsjteneer die Kilo ni 'n kaan.
A es zu populair as onze zwerte man.
Van Moilebeik tot Sint Job kenne ze zenne kop.
Kilo de Vos es door, ge zieget on zen oor.

refrein:
En hee van toid tot toid insj bloed vandoen,
ge moetj doveir gien moeitje doen,
vroaget on Frans onze kampioen, kampioen.

Ne gielen dag arrond is Kilo op de boon.
Va weirken werd'n te moei, heiget noeit ni gedoon.
Mo ne goeie pot bier, drinkten hei me plezier.
Op tien kommet ni oon, Kilo lotj ze ni stoon.

Me karnaval dreig Frans de reizen in de stoet.
We moeten 't ierlijk zeggen, Kilo dei da goed.
A danst'nder me alhier, a spronk er me langstoor.
'"t Es Kilo"; riep ied'rien, "ge zieget on zen oor".

De Vos heit bloet gegeiven na al joore lank.
En vè dad eidel weirk verdintjen onzen dank.
Het was hem al geloijk,
ver eirem of ver roik.
In da mensjelievend sport heit'n 't wereldrecord.

Merci, merci Kilo de Vos,
Giel Oilsjt bedankt Kilo de Vos, onze Vos.

... en ook in de 'wereldberoemde' hit 'Weir zen jonges van de Veirkemert' wordt er een strofe geweid aan hem : 

In 't bloed geiven is Vosse Kilo kampioen 
E aagt er na mè op want hès na toch in zèn pesjoeng 
En omdat 'n in zèn leven zuveil mensjen hei geredtj 
Heit den teivei zèn liters bloed in bier na omgezetj

Ook werd een sigarenbandje uitgebracht met een afbeelding van Frans in de stoet.

Het was echter nog niet definitief gedaan met het uitbeelden van Frans. 

In 2006 stond Vosse Kilo op de wagen van Steirk. Zij beeldden toen het thema '1000 jaar Aalst' uit.

In 2008 beeldde de Brosselkeire een Aalsters zandsculpturenfestival uit. Eén van de zandsculpturen was de zwarte man en op zijn sokkel plaatse de Brosselkeire de namen van enkele overleden Aalstenaars, waaronder ook 'Vosse Kilo'.

In 2015 werd hij door 'De Moikes' geëerd en mocht hij samen in het gezelschap van Dolfken den trommeleer, Poesjkapelle en Zwet Lowieken verschijnen op de befaamde aftelkalender. 
Er werden bij die gelegenheid ook 'linjekes' uitgebracht met deze vier 'figuren'.


In de stoet van 2019 werd hij trouwens nog eens ten tonele gedragen, en was hij te zien bij de groep 'Lekken en Plekken'.


Ook 'Beschomt' had toen een eigen versie van de bloedgever in petto. 



Over de andere reuzen die Aalst rijk is/was, is HIER meer te vinden
Over Poesjkapelle is HIER meer te vinden
Over Zwet Lowieken is HIER meer te vinden
Over Dolfken den trommeleir is HIER meer te vinden


Bronnen

Catawiki 
archief 'De Lachers' 
De Gazette van Aalst, 08/11/1958 - 4/03/1965 – 5/01/1967 – 2/02/1967 - 08/11/1958 (foto)
MadeInDenderland 
HLN 
De Moikes
Foto's : MadeInAalst en eigen foto

De Aalsterse reuzen : 1956 : Kantiniere Madelon


De Cantinière Madelon werd in 1956 aangekocht door Edmond Steleman, voorzitter van De Oude Garde. De reuzin verwees naar het Franse vrijheidssymbool Madelon.


De reuzin ging samen met de andere reus van De Oude Garde, Philippus, mee in de stoet tot in 1976.


Van deze reuzin heb ik jammer genoeg ook geen foto.  Wel de geschiedenis van de cantinières zelf :


‘Les cantinières militaires’ zo staat het officieel in de Grand Larousse Encyclopedie.

Aangesteld door de 'conseil', volgen ze het corps en assisteren ze in fantasierijk uniform het regime bij revues en defilés.Wie de cantinières niet kent, vraagt zich af wat men zich hierbij moet voorstellen.


De cantinières staan de Koninklijk Harmonie van de Oude Garde bij. Zij zijn de dames die de harmonie vergezellen, in passende outfit waarbij een tonnetje met cognac niet mag ontbreken. Hun taak bestaat er uit de dorstigen te laven.Naar jaarlijkse gewoonten zijn het de cantinières met de Oude Garde die de vooropening van carnaval na de raadzitting plechtig inzetten, alsook op de dinsdag van carnaval gaan ze de voil jeanettenstoet vooraf. Het idee om een ‘marketentster’ bij de Oude Garde in te voeren ging ooit uit van Antoinette De Deken, echtgenote van Louis Van Hover.


Het begon ooit allemaal op carnavaldinsdag 1951. 


Wanneer zij op het feest verscheen in een lang kleed met licht blauwe revers en gele boorden, rode epauletten, rode manchetten en met een soldaten muts of een ‘bonnet de police’ op het hoofd met de letters O.G. als kenteken.Het kostuum had ze oorsponkelijk afgekeken van een reclamebord van de stokerij ‘Dumont de Chassart’, toen gelegen aan het Burgemeestersplein te Aalst. De eerste ‘cantinière’ was hierbij een feit. 


Er werd beslist dat zij voortaan de muziek van de Oude Garde bij de optochten zou vergezellen. In 1952, op de vooravond van Carnaval’ stapte Antoinette voor de eerste maal mee op met de Oude Garde. 

Op dinsdag van Vastenavond, kreeg zij in de Graaf van Egmont van voorzitter Edmond Steleman een ‘tonneken’ cadeau met het opschrift ‘ Oude Garde Cantinière 1951-1952’met daarbij een medaille als dank voor de bewezen diensten. Sindsdien werd de verkiezing van een cantinière in de schoot van de Harmonie een jaarlijkse traditie en gewoonte.


Om de soms hevige verkiezingsstrijd en felle na-ijver te vermijden duidt het bestuur vooraf de nieuwe cantinière aan. De voorkeur gaat in het algemeen naar de echtgenote of het lief van een muzikant.

Sinds carnaval '52 is deze verkiezing een jaarlijks weerkerende gebeurtenis waarbij het 'tonnetje' voor de cantinière haar vast attribuut werd. Zo overhandigt de vorige cantinière het gebruikelijke tonneken aan de nieuwe verkozene, en kleedt ze haar met de traditionele mantel.

De cantinière plaatst de muts op het hoofd, waarbij de feestvierders een toost uitbrengen. De harmonie speelt terwijl het lied ‘La Madelon’ terwijl de ex-cantinières een eresaluut geven. In de loop der jaren evolueerde het kostuum meer in ‘Napoleon-stijl’, met als hoofdkleuren rood, wit en blauw, waarbij wat fantasie en het artistieke een belangrijke rol spelen.


Twee eeuwen lang was de Oude Garde een typisch mannenclubje, maar door de jaren heen spelen er nu ook enkele vrouwen mee. Uitsluitend voor vrouwen is echter wel de functie van de cantinière weggelegd. Tussen de cantinières treffen we als meest bekende naam die van voormalig burgemeester Annie De Maght aan. 
Zij werd cantinière in 1980. 
Cantinière ben je, net als prins trouwens, voor het leven. 


2009 was echter een turbulent jaar voor DOGA en zijn cantinières, waardoor deze laatsten besloten zich gedeeltelijk af te scheuren. Zo gaat de Koninklijke Harmonie nu met wat minder 'cantinières van de Oude Garde' door het leven.

Daarnaast bestaat er nu een nieuwe vereniging die zich de 'cantinières van d'aa garde' noemen.

Beiden stelden dit jaar elk een nieuwe cantinière aan.

De Aalsterse reuzen : 1956 : Philippus


De reus Philippus werd, samen met de Cantinière Madelon, aangekocht door Edmond Steleman, voorzitter van de muziekmaatschappij De Oude Garde. 


De reus stelde Philippus Rogghé (1754-1831) voor. Hij was een dichter, rederijker en filosoof die in 1831 in Aalst stierf.


Philippus en de cantinière liepen tot 1976 mee in de stoet.

Van Philippus heb ik jammer genoeg geen foto terug kunnen vinden.

De Aalsterse reuzen : 1953 : Ros Balatum


Het Ros Balatum is een Aalsterse carnavalstraditie en is eigenlijk een parodie op het Ros Beiaard van Dendermonde. Veel Aalstenaars vinden de traditie in Dendermonde een nogal overdreven vertoning. 

Het Aalsterse paard is kleiner dan het Dendermondse, en wordt aangedreven door een benzinemotor, in tegenstelling tot dat van Dendermonde dat op wieltjes (en op 'basketslasjen') door de straten gaat. 
Hierbij foto van het ros anno 2019 :


Het huidige ros dateert van 1958 en werd in 2005 uitgebreid gerestaureerd. 
Het is gemaakt van balatum, een ouderwets soort synthetische vloerbedekking, vergelijkbaar met linoleum.


Het eerste Ros Balatum werd in 1953 gebouwd door de groep 'De Lustige Pompiers'.

De makers van dit Ros waren:  Frans De Donder, Philip Cammu, Gaston Van Mieghem, Gustaaf De Brucker, Roger Van der Schuren, Frans Van der Schuren, Georges De Schrijver, Gaston Cuvelier, Felicien De Vulder en Emiel Van Royen



In 1969 moest de kop van het Ros vernieuwd worden. Er werd toen gekozen om dit te doen in polyester om de kop langer te laten meegaan.



In 2005 werd het Ros Balatum volledig gerenoveerd voor de kostprijs van 7.000 EUR door Pieter Van der Maelen


En dan nu de legende waar zo veel al over geschreven en gesproken is. 


Het hoofd van het paard zou volgens een legende gemaakt zijn door een Aalstenaar in een Dendermondse gevangenis. Het is een discussie die vaak terugkeert en hevig oplaait als het Ros van Dendermonde uitgaat. 


De gekende waarheid is echter dat het hoofd van het Ros Balatum in de jaren 1950 ontworpen is door de Aalsterse beeldhouwer Marc De Bruyn. In 1955 werd namelijk een nieuw Ros Balatum gemaakt door deze kunstenaar.

Het lijf en de kop waren samen 6,50 meter hoog, 7 meter lang en 3 meter breed. 
Voor de versiering van het ganse paard gebruikte men maar liefst 2000 m² stof en 100 m² zijde. De neus en de oren konden waterstralen spuiten, en uit het achterwerk kwamen wolkjes rook en ajuinen.  De rook wordt tegenwoordig nog veroorzaakt door de motor, ajuintjes leggen doet het paard nog steeds, maar de waterstraaltjes werden in tussentijd wel geannuleerd.


In "Den Denderbode" van 7 september 1893 verscheen een artikel over een stoet met het "Liberaal Ros Bayard", "Polydoorken", "Polydora" en "kindeken Babaken", jawel, naar Dendermonde om aldaar een inktpot te schenken om bij het standbeeld van de dichter Van Duyse te plaatsen.

"De muziekmaatschappij d'Oude Garde had voor de karnavalstoet 1889 aan de spirituele dozenmaker Hippoliet Rogghé en aan zijn zonen Adolf en Kamiel de opdracht gegeven een nieuw Ros Beiaard te maken"


Zeker het vermelden waard is dat dit Ros in Oktober van datzelfde jaar op de Vlaamse Kermis in Parijs te zien was. Het werd er per boot naartoe gebracht (op 4 dagen tijd). 


In Juli 1890 werd het Ros gebruikt in Brussel ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de kroning van Leopold II en de 60e verjaardag van België. 


Zeker tot in 1910 bleef dit Ros in gebruik. Het was toen wel het private Ros van de Oude Garde en ging dan ook enkel en alleen met de Garde uit. "De Oude Garde" stond zeker in die jaren (1875-1900) achter de liberale partij, vandaar ook dat het ros dat ze lieten maken in de volksmond wel eens het "Liberaal Ros Bayard" werd genoemd.


Uit “De Omgang met het Allerheiligste te Aalst” uit 1922 (Petrus Van Nuffel).

"Weinige Aalstenaars weten dat wij eens een Ros Bejaard hadden, en dat het reuzenpaard gedurende ten minste 164 jaren in hunne stad "de ronde maakte", of den ommegang der processie, zoals hij tot op onze dagen onveranderd bleef. (Hoe komt het toch, vragen sommigen zich af, dat de geestelijke optocht de kleinste steegjes, zoals de Lange Ridderstraat, bijvoorbeeld, enz., doortrekt ?..

En wij doen opmerken, dat in de middeleeuwen, wanneer geen alignement voorgeschreven werd, de hedendaagsche straten bijlange zoo breed niet waren, en dat de wijk der Kat, tot voor eenige, jaren nog, ongeschonden-primitief was gebleven". 


Verder wordt in dit boek ook nog volgende vermeld : 


"Eerst eenige woorden over den oorsprong van het legendarisch paard.

Graaf Heimo, heer van Dordona, een der helden uit den Sagenkring van Karel den Groote, had het ros aan zijn zoon Reynout tegeschenke gegeven en deze toog er mede ten oorlog. Wanneer zijns broeders Ritsaert, Adelaert en Writsaert strijdrossen onder hen gedood waren, sprongen zij alle drie bij Reynout, op Beyaard, en zetten den krijg voort. Toen nu, in den loop der XVe eeuw, de ommegangen Vlaanderen door een buitengewonen luister ten toon spreidden, verscheen, in deze half godsdienstige en half wereldsche optochten, benevens walvisschen, kemels, meerminnen, eenhoorns, cupidos, enz., ook het Ros Beyaard. Iedere stad, zegt A. De Vlaminck, wedijverde om de grootste personages te vertoonen en de bewondering dor menigte werd vooral uitgelokt door het reusachtige der met veelkleurige opgesmukte beelden of wagens, die in den stoet rondgevoerd werden.

 En reusachtig, gansch van aard om indruk te verwekken, was het legendarisch monsterpaard : wanneer het passeerde, voelde elk een ijskoude rilling door 't lijf. Geen wonder ! “Beyaert had de kracht van tien rossen en het stond in eenen sterken tooren en daer dierf niemand bij komen, om zijne kwaedheyd. Het peerd was van eenen Dromedaris gekomen, en was zoo snel in 't loopen alwaert 't dat eenen sperwer die eerst uyt zyn muyte kwam, en zoo neder vloge, dat den geenen die op Beyaert zat, hem raeken mogt, hij hadde den sperwer zijne vleugelen konnen korten al vliegende. Het was vreesselyk, ten liet hem door niemand aenraeken, en 't had een sterk gebyt, want het beet steenen gelyk andere rossen hoy; in den krijg beet het ook veel menschen dood. Het ros was groot, fel en sterk, grof en snel en droeg Reynout (wanneer hij er lang tegen gevochten had en het beest eindelijk bedwongen) door twee wyde grachten met eenen sprong, en elke gracht was veertig voeten breed ; waer het zijne sprongen nam, vlugtte elk die vlugten konde.... Het was pek zwart al dat' er aen was en van vooren was het wyd en zeer breed. De aerde beefde en het vuer sprong uyt de steenen daer Beyaert over liep, het beste ros dat in de wereld was.” 

Deze beschrijving staat te lezen in een klein boekje, ten jare 1619, te Antwerpen, bij Jozef Thys, gedrukt en getiteld De Historie van de vier Vrome Ridders genaemd de vier Hems Kinderen". 


Terwijl het berucht paard reeds ten jare 1464 in de processien van Dendermonde en Mechelen werd opgemerkt zien wij het slechts te Aalst 33 jaren later, bepaaldelijk in 1497, verschijnen.

“Tpersonnaige van tRos Beyaert” (1528) behoorde aan de nering der Winkeliers, die Sint Niklaas voor schutsheilige hadden. In de proceesiën van 1519, 1520 en 1521 werd het paard gedragen door de gezellen der Kattestraat, en, na den omgang gebracht naar de Zoutstraatpoort, in den Blauwen Toren, „daer tsalpeter in leyt,” (Stadsrekening 1443). Nadien werd het Ros bewaard in het “Engienhuuse” op de Veemarkt, neven het “pilloryn ofte scandpael” (1492), en, in de XVIIe eeuw, in eene schuur van het Karmelietenklooster. De rekeningen over 1661 van 't Broederschap van Sint Niklaas vermelden eene betaling, gdaan aan Jozef Maes “over tros Beyaert ghedraegen thebbene uyt den blauwen torren tot int clooster vande Carmclieten deser stede.” De Winkeliers hadden binst dit jaar de schrijnwerkers Gaspar van Raffelghem en Peeter Smedt en den schilder Robrecht Mattelet met een kranige herstelling van hun paard gelast. 


Later vinden we, geen enkele, vermelding meer van 't Aalstersche Ros Beyaard, alhoewel de herstelling in 1661 toelaat te vermoeden, dat het nog veel jaren kon dienst doen.

Ons Ros : Broche : 
in 1954-55 werd deze broche verkocht ten voordele van een nieuw paard

Merkwaardig is wel de tekst : Ros Beiaard Aalst.

Er is dus nog helemaal geen sprake van het Ros Balatom.



De naam 'Ros Balatum' werd voor het eerst gebruikt in een strooibriefje van 17 mei 1952.

Opmerkelijk is dat 'Ros Balatum' toen blijkbaar gebruikt werd als spotnaam voor het Dendermondse Ros Beiaard.

Men is pas nadien het Aalsterse paard 'Ros Balatum' gaan noemen.



Het volledige verhaal stond in "Mijn Paard, Schoon Paard"

Om de ontvoering van het Dendermondse ros voor te bereiden ging er een delegatie naar Dendermonde, als reporters. Terwijl iemand de aandacht afleidde gingen twee andere alles opmeten, lengte, breedte etc. De persoon die in het paard kroop ontdekte dat de kop niet van hout was maar van Balatum.

Na de mislukte ontvoering werd in gans Dendermonde een foldertje in de bus gestoken waarin, op rijm kond gedaan werd van deze ontdekking.

Het "Ros Balatom" was dus in eerste instantie bedoeld als spotnaam voor het paard uit Dendermonde, maar raakte in gebruik voor ons Ros.

Daar enkel in Dendermonde dit foldertje in de bus gestoken werd is het dus zeer zeldzaam.

In 1953 was er dan de eerste naoorlogse stoet met Ros. Het toenmalige exemplaar werd gemaakt door de carnavalgroep "de aalsterse pombiers" van de Genstraatpoort. Leden waren de gebroeders Lievens en De Breucker (bakker). Op de foto een afbeelding van het ros '53.

Bemerk de hele kleine kop in verhouding met de rest van het lijf van het paard.  De kop was zo klein, dat men het al gauw ging vergelijken met 'dorp d.' (Dendermonde), dat ook maar 've voorschoot groot' is.



In 1955 kwam er dan een nieuwe kop, die door Marc De Bruyn gemaakt werd in gips en papier maché 
Het mag duidelijk zijn dat de kop in die periode opnieuw netjes in verhouding was in vergelijking met de rest van het paard.

 
Het ros in 1974, alles netjes in verhouding

En dan een paar 'ongevalletjes', niet meteen een eerste teken van terreur, maar toch …


In februari 1958 werd het Aalsters Ros Balatum ontvoerd!

Een wel heel merkwaardig feit, dat aanvankelijk in de schoenen van de Dendermondenaars werd geschoven, te meer omdat het 'dier' werd teruggevonden op de weg naar... Dendermonde. De Aalstenaars waren er dus steevast van overtuigd dat 'het dorp D.' daar zeker iets mee te maken had. Ze veronderstelden dat de kopvleesfretters wilden vermijden dat nog langer de spot werd gedreven met 'hun enige échte Ros Beiaard' (hum hum) in de Aalsterse cavalcade...
Maar in 'het dorp D.' wisten ze dus blijkbaar écht nergens van en dachten onmiddellijk aan een publiciteitsstunt die Aalst broodnodig had om de zieltogende cavalcade nieuw leven in te blazen. Daar leek het althans op...
Uiteindelijk werd vastgesteld dat niet Dendermonde, maar wel Aalst zelf, aan de basis lag van deze ontvoering. Het was de Aalsterse groep 'De Sloebers' die een andere lokale carnavalsvereniging een poets wilde bakken door het Balatumpaard te ontvreemden. Rare stunt, maar het zorgde wel voor heel wat opschudding natuurlijk.


En dan ... enkele jaren later ... bij het buitenrijden voor de stoet van 1968 het Ros balatom werd het beestje zelfs onthoofd…

Het reed bij het verlaten van de stadsmagazijn rechtstreeks tegen de tegenoverliggende muur en de kop werd hierdoor over deze muur gekatapulteerd. Het opmerkelijke resultaat van dit ongeval was, dat het Ros dat jaar zonder kop in de stoet kwam :  


Natuurlijk was men te fier (en te beschaamd) om te zeggen dat het eigenlijk over een dom ongeval ging, en dus startte men een hele complottheorie over 'die van Deiremonne' die de kop zouden hebben gestolen, wat de vete tussen beide steden natuurlijk nog wat ophitste.

De kop bleek niet meer te herstellen, en het ros werd naar het atelier van Marc De Bruin gereden, waar een nieuwe kop in polyester gemaakt werd. 
De vorige was opgebouwd uit een houten stelling, met daarover betonijzer, kiekendraad en jutte en uiteindelijk afgewerkt met gips (plaaster). Dit stemt overeen met hoe in begin jaren zestig een carnavalskop opgebouwd werd. 


Die polyesterkop ging in 1969 voor de eerste maal mee in de stoet, maar blijkbaar schortte er toch iets met deze kop want wanneer foto's van dat jaar vergeleken worden met die van 1974 ziet men dat de manen ondertussen veranderd blijken te zijn.

Daar ons Ros aan nieuwe kledij toe was is het door Van Der Maelen Beroepskledij in een nieuw kleedje gestoken.  Een vergelijking tussen het ros in de beginjaren '50 en de jaren '70 met nieuwe kledij :



In 2012 kwam dan het nieuws dat de vaste chauffeur van het ros, Peter Merckx, opgevolgd zou worden. Peter ging met pensioen, en de opvolger was Guy Walgraef.

Het rijden met het Ros Balatum stond op het verlanglijstje van Guy, vertelt hij in Het Nieuwsblad van 16/02/2012. 'Met het vertrek van Peter zag ik mijn kans', zegt hij. 
Guy is geen onbekende in de carnavalswereld. Hij is liedjesschrijver, medestichter van de wedstrijd Porteplum en lid van de Prinsencaemere en de groep Eirg. Ondertussen is hij ook de mede-kompaan van Paroi, en draagt dus ook nog de verantwoordelijkheid over de veiligheid in de carnavalswerkhallen.  
Het minste wat je dus kan zeggen is dat Guy een heel bezige bij is ...


De zondagstoet van 2012 reed Peter nog met het paard. Guy nam plaats naast hem en volgt elke beweging. Hij noteerde alle aanbevelingen en 'speciallekes' waar hij tijdens de rit moet op letten. Maandag was het dan aan Guy. Peter heeft toen geholpen om de 'behoeften van het paard' vlot te laten verlopen. Het Ros Balatum laat onderweg regelmatig ajuinen als uitwerpselen achter, en daar zorgen twee begeleiders voor.

'Rijden met het paard vraagt toch wel enige kennis', meent Peter. 'Je moet bedenken dat de motor van voor 1955 is. Bruusk remmen moet je vermijden. Er zitten tenslotte ook vier kinderen op. 
Het zicht is ook erg beperkt. Je concentreert je bij het rijden op de doorlopende witte lijn midden in de straat. Waar een dergelijke lijn ontbreekt (heel vaak dus), hou je de trekhaak van de tractor die voor je rijdt, in het oog. En je moet ook nog eens rekening houden met de kop van het paard zelf. Er zijn nog enkele plaatsen waar je hem moet laten zakken voor kabels die over de baan gespannen zijn.'    Guy reed de stoet netjes uit, en het ros … het ros had op zijn achterste een 'L' (Leerling chauffeur).


Daar waar in Dendermonde een traditie heerst dat de 4 heemskinderen ook 4 broers moeten zijn, kent men dit in Aalst niet op die manier.
De stad schrijft nu al enkele jaren een wedstrijd uit, waarbij de winnaars (kinderen uit verschillende leeftijdscategorieën) een plaatsje op het ros veroveren.



Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA 
De Omgang met het Allerheiligste te Aalst” uit 1922 (Petrus Van Nuffel) 
HLN 16/2/2012

Foto's : madeinAalst / eigen foto (2019)