Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label carnavalisten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label carnavalisten. Alle posts tonen

vrijdag 2 februari 2024

Alfred Kelders

2020 … Het feestcomité blies maar liefst 100 kaarsjes uit. 

De allereerste voorzitter van deze vereniging was een politicus. We hebben het over toenmalig schepen van openbare werken Valery De Valckeneer. 
De eerste feestdirecteur werd Alfred Kelders, en het is over deze man dat dit artikeltje gaat. 


Alfred Kelders
… van waar moeten we hem moeten kennen? 

Wel, erg goed gekend in Aalst is zijn buste, die zich bevindt in de Kattestraat. En er is ook het vroegere Keizersstraatje (tussen de Nieuwstraat en de Ridderstraat) dat ondertussen naar hem is vernoemd. 

Alfred Kelders (°21/10/1874 - +27/11/1956) wordt samen met Felix De Loose en Gustaaf De Stobbeleir wel eens ‘de vader’ of ‘grondlegger van het moderne Aalsterse carnaval’ genoemd. 
Op 19 februari 1920 was het immers dit trio dat het Feestcomité boven de doopvont hield.

Uiteraard heeft niemand van deze drie carnaval echt ‘uitgevonden’ … dat is immers een fenomeen waar we enkele eeuwen terug voor moeten gaan … Neen, maar zij waren wel de initiatiefnemers om opnieuw een cavalcade in te richten. Het was logisch dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog geen stoeten waren, maar het waren deze drie die na de oorlog opnieuw de draad van plezier oppikten en het initiatief namen om het begrip ‘carnavalsstoet’ opnieuw onder de mensen te brengen. 

Kleine Alfred kreeg reeds van jongsafaan de bijnaam ‘Fred Kassoi’. 
Deze naam had hij eigenlijk te danken aan zijn vader Petrus, ofte ‘Pie Kassoi’. 

In 2018 werd de 90ste stoet gelopen, en dat ging niet onopgemerkt voorbij. Onder andere voor de kleine groep ‘Liejp’ die deze viering uitwerkte als stoetthema. 

Hun aankondiging : “Merci Fred Kassoi! Dankzè a loeipen weir al 90 kiër deer alle weir en windj …Pakt eir paraplieken mor bè d'hand

Een afbeelding van Alfred, de Stopnoilekes en de reuzen Iwein en Lauretta sierden dat jaar de affiche van Liejp. 

Over 'De Stopnoilekes' is HIER meer terug te vinden. 
Over de reuzen 'Iwein en Lauretta' staat HIER meer informatie.

Benieuwd uiteraard naar wat 2028 zal brengen … 

De eerste tekenen van ‘commercieel’ en ‘communicatief gevoel vinden we bij zijn aansluiting bij het ‘Koninklijk letter- en toneelkundig gezelschap voor taal en vrijheid’. Dat gebeurde in 1892.

Het gezelschap was gevestigd in het Liberale lokaal ‘De Graaf van Egmond’ en Alfred zou er meewerken aan maar liefst 35 vertoningen (25 als acteur). 

Het ‘commerciële en leidinggevende’ kwam echter stilletjesaan naar boven en vanaf 1905 stond hij in voor het regisseren. 

Na meer dan 100 stukken te hebben geregisseerd, stopte hij als regisseur. We schrijven 1934. De vereniging organiseerde nog een viering als afscheid, en het was Gustaaf De Stobbeleir die hem dankte voor zijn 42 jarig lidmaatschap bij het gezelschap. 
Alfred kreeg ‘het gulden erediploma van het nationaal toneelverbond’ overhandigd.

Het was een afscheid dat nog een vervolg kreeg want van 1936 tot 1955 werd hij er verantwoordelijke voor de regie. Hij werd in september 1936 trouwens aangesteld als nieuwe voorzitter van ‘Voor taal en vrijheid’ en volgde daarmee Richard De Stobbeleer op. 

Alfred Kelders werd als ‘commerçant’ ook bekend door zijn ‘Wolwasserij Alfred Kelders – Meganck’ 

‘De handel’ was hem niet vreemd, gezien hij reeds mee ingestapt was in de beenhouwerij van zijn vader. 
Toch zocht hij naar nieuwe uitdagingen, en startte hij in 1895 een eigen matrassenwinkel

Deze was gevestigd in de Bisschopstraat (tegenwoordig Werfplein), en verhuisde nadien naar de Leopoldstraat 23 (tegenwoordig Kattestraat). 
De matrassen werden vervaardigd in de fabriek in de Onderwijsstraat 5.

Reclameboodschap zoals deze verscheen in 'Het Land van Aelst' in 1896.


Reclametekst zoals deze verscheen in ‘De Dendergalm’ van 22 augustus 1897

Ingang der klassen – Belangrijk bericht aan de moeders van familie …
Alvorens uwe matraswol te koopen voor uw kostgangers, bezoekt eerst het Magazijn van Alfred Kelders, Bisschopstraat nr2 (tegen de St Annabrug), waar ge altijd een grooten keus van goede en zuivere gewasschen en ongewasschen matraswol (inlandsch – levend geschoren) zult vinden. 
Met komt met de stalen ten huize zoo wel binnen als buiten de stad. 
Prijzen tegen alle concurrentie te beginnen van 1,50 fr tot 4 fr den kilo. 
In voorgenoemd magazijn zijn ook alle soorten van witte en gekleurde schaap- en lammersvellen te bekomen. 
Alsook vellen dienstig voor gareelmakers en schutsvellen voor smeden. 
Aan het huis zijn zeer goede matraskloppers verbonden. 
Men handelt in ’t groot en in ’t klein. 
Verzekerd gewicht en spoedige bediening. 
NB Vermindering voor matraskloppers

In 1902 zette Alfred zich enorm in voor de middenstand van de stad, en stichtte hij op 16 september van dat jaar ‘Het syndicaat der verenigde vleeshouwers van Aalst’. 

Na amper enkele weken telde dit syndicaat reeds een 40-tal leden en werd men dus ook wat serieuzer gehouden. 
Enkele belangrijke beslissingen konden toen worden doorgevoerd, onder andere de verplichte zondagsrust voor haar leden. Men slaagde er ook in om als groep nier- en slachtvet en huiden te verpachten. 

Alfred werd ondervoorzitter van het syndicaat en was gedurende 28 jaar secretaris van de organisatie.

Dat Alfred een bezige bij was, mag blijken uit het feit dat nog in 1902 hij ook aan de basis lag van de Onpartijdige Bond van Neringdoeners en Ambachtslieden. 
Later werd dit omgedoopt tot de ‘Middenstandsbond van Aalst en omstreken’.

Deze vereniging stond in voor het organiseren van diverse festiviteiten met als enige doel promotie te maken voor de stad en zo veel mogelijk volk naar ‘ons Oilsjt’ te lokken.

Als promotiemiddel was er het blaadje ‘Burgersbelang’ dat belangeloos reklame maakte voor alle geplande festiviteiten. Daarbij hoorden bijvoorbeeld de Rubenscantate (in 1909), de Beiaardfeesten, en ga zo maar door.

In 1911 organiseerde de stad Aalst een tentoonstelling van plaatselijke ambachts- en nijverheidsartikelen in het Belfort. Alfred Kelders was toen één van de gewaardeerde deelnemers met producten als schapenvellen, kaatsballen en paardenhaar

Het reeds eerder genoemde syndicaat bleek heel succesvol te zijn en vanuit deze organisatie was Alfred tijdens de Eerste Wereldoorlog beheerder van maar liefst vijftien beenhouwerijen. 
Deze werden samen met enkele collega’s uitgebaat om de burgers van voedsel te kunnen voorzien.

Uiteindelijk werd Alfred ere-secretaris van het syndicaat.

Alfred werd ook penningmeester van ‘Aalst-Voorwaarts’, een onderafdeling van deze Middenstandsbond. Later zou deze afdeling het ontstaan van het eerste Feestcomité.

Het was immers na een bezoek van enkele leden van Aalst-Voorwaarts aan het carnaval in Binche, dat het idee ontstond om ook in onze stad een dergelijke carnavalsviering te kunnen organiseren. 
Zo werd op 8 juni 1913 een eerste carnavalsstoet georganiseerd. Ja, U leest het goed … In juni … we spreken dan ook van het Zomercarnaval.

De datum maakt al duidelijk dat het initiatief het jaar daarop niet meer kon herhaald worden omwille van de oorlog. 
Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van de macht in onze stad, en voor veel georganiseerd plezier was er echt geen plaats. 

Geen carnaval meer, maar Alfred bleef wel bezig.

Zo werd hij ook de drijvende kracht achter ‘Caritas’.  Dit was een Aalsterse vereniging die zich ontfermde over de vrouwen die achterbleven in de oorlog terwijl de mannen naar het front trokken. Vaak kwamen deze laatsten immers niet meer terug … vermist of gesneuveld.

En het was voor deze vrouwen en wezen dat hij zich inzette. Elk jaar in de maand augustus werd er een dag georganiseerd waarop soep en ingezamelde kledij werden verdeeld onder deze vrouwen en kinderen en 'Caritas' organiseerde toneelstukken, revues en concerten ter afleiding van de noodlijdenden in die zwarte periode.

In de kelders van het Belfort vonden de voedsel- en goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats. Gezien veel producten van Amerikaanse bodem kwamen, was de naam ‘Amerikaanse winkel’ al gauw in algemeen gebruik. 

Het stedelijke voedingskomiteit slaagde er trouwens in om gedurende de hele oorlogsperiode de bevolking te blijven voorzien van graan, melk, rijst, zeep, kleding en chocolade. 

Vanaf 1916 werd hier ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd. Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie. 

In de Winter van 1917 werd in de Graaf van Egmont en in het buurhuis ‘Liénart’ een ‘Soldatenheim’ opgericht.  
Zo’n soldatenheim (of soldatenhuis) was eigenlijk een ontspannings- en ontmoetingsplek voor de Duitse militairen. 

Het hoofdkwartier van de Duitse troepen werd gevestigd in het ‘Hotel du Comte de Flandre’ op het Statieplein. 

De opvolger van ‘Von Meyer’,  general Jurg, richtte een Etappenkommandatur in in het huis Liénart op de Grote Markt. 

De familie Liénart was samen met zijn familie reeds gevlucht voor het aankomende geweld, en had de sleutel van het huis toevertrouwd aan zijn bediende, Charles. Toen deze vernam dat de Duitsers daar hun Kommandatur gingen inrichten, verkocht hij nog heel gauw de heel goed gevulde wijnkelder van de familie aan Camiel Van Hecke. Op die manier zouden de ongeveer 1000 flessen tenminste de oorlog nog overleven … ware het niet dat Camiel ze al heel snel doorverkocht … aan de Duitsers. 

In 1919 werd klacht ingediend over de inbezitname door de Duitsers. De klacht luidde ‘Huiselijken diefstal en verheling’.

Ook in de Lange Zoutstraat was trouwens zo’n Soldatenheim gevestigd.

Na de Eerste Wereldoorlog – Aalst was toen een arme stad aan de Dender, deels verwoest door de nietsontziende oorlog - ging Alfred dan toch verder met het idee om de feestelijkheden in de stad wat beter te organiseren.

Aalst had een grauwe periode achter de rug en er was dringend iemand of ‘iets’ nodig om de stad terug wat nieuw leven in te helpen blazen.

Het eerste wat gebeurde was het oprichten van  het Stedelijk Feestcomité, waarin alle politieke partijen vertegenwoordigd werden.

Dit comité moest in eerste instantie alle vaderlandslievende plechtigheden organiseren, maar deze opdracht werd daarna uitgebreid tot ‘de organisatie van alle officiële stadsfeesten’. 

Gezien de vereniging Aalst-Voorwaarts (de onpartijdige bond van de neringdoeners en ambachtslieden) reeds ervaringen had opgedaan met het organiseren van feesten, vormden zij de kern van het Feestcomité. 

Het eerste Feestcomité stond onder het voorzitterschap van schepen Valery De Valckeneer, maar het was duidelijk dat Alfred Kelders de échte drijvende kracht was. Hij werd dan ook aangesteld als feestdirecteur. Gustaaf De Stobbeleir (schatbewaarder) en Felix De Loose (secretaris) stonden hem bij en samen vormden ze de ‘harde kern’ van het Comité.

Hier een foto uit 1950.


Staand van links naar rechts: ?, Van de Perre, Benoni Ringoir, ?, Florent Vinck. 
Zittend van links naar rechts: Karel Van den Bossche, Alfred Kelders, Laurent De Wolf, Alfons Berghman, Gustaaf De Stobbeleir.

De leden van Aalst-Voorwaarts en Alfred Kelders zagen nu hun kans om via het Feestcomité toch officiële carnavalsfeesten te kunnen organiseren in Aalst. 

In 1921 werden zware gesprekken gevoerd met burgemeester De Hert en dienstdoend burgemeester Van Opdenbosch over de organisatie van het carnaval
De stad, vooral op aandringen van De Hert dan, ging akkoord en het Feestcomité mocht in 1923 de eerste officiële, door de stad gefinancierde, Aalsterse carnavalstoet organiseren.

Na het overlijden van burgemeester De Hert echter, was de toekomst voor het Aalsters carnaval eventjes heel onduidelijk. 
De opvolger, burgemeester Leopold Van Opdenbosch, was immers geen voorstander van carnaval en dreigde ermee om alles te annuleren. 
Drie dagen voor carnaval dat jaar (1925) konden Alfred, Felix De Loose, enkele zelfstandigen en foorkramers Aalst toch bekomen dat het feestje kon doorgaan.

Carnaval kreeg het etiket van een ‘armencarnaval’ te zijn. In Venetië bijvoorbeeld, moest je chique en rijkelijk verkleed zijn om te mogen deelnemen aan de prachtige stoeten. In Aalst volstond een ‘voorschot’, een lampekap en een ‘voegelmoit me ne gedroeigden herink’ eigenlijk al.  

Hoe volkser hoe beter … en zo wordt iedereen meteen ook gelijk gesteld voor de wet. 
Van rijk naar arm, en omgekeerd … Geen verschil … 

Nog in het carnavalsmilieu werd Alfred samen met Gust De Man in 1927 ook nog stichter van 'de Ware Gilles'.

In letterlijk elk naslagwerk over carnaval komt zijn naam voor. Hij leidde ook jaarlijks de verpachting van de standplaatsen voor de winterfoor, hij reisde het hele land door om ook niet-Aalsterse groepen onder contract te leggen en hij hield nauwe contacten met andere carnavalssteden

Hij werd ondertussen ook 'de ziel van de middenstandsbeweging in Aalst' genoemd, en hij bleef maar verderdoen. 
Zo nam hij samen met enkele handelaars in 1929 het initiatief om een handelsdekenij op te richten. 

De eerste ‘dekenij Kattestraat’ was geboren en de eerste Aalsterse braderij aldaar werd dus georganiseerd door deken Jozef Arijs, secretaris Pierre De Winter en onze Alfred.

Alfred nam later het ‘dekenschap’ over en zou later ook benoemd worden tot eredeken.

In 1930 veranderde Alfred, wegens besparingen, de stadskleuren van drie (rood-wit-geel) naar twee kleuren (rood-wit). 
De brave man had hiermee, eigenlijk zonder het te beseffen, trouwens een fout van vroeger goed gemaakt. 

De stadskleuren rood-wit ontstonden immers al in de 14e eeuw. De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.

Het was in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd. Bij de lijkplechtigheden van Keizer Karel V te Antwerpen, 21 januari 1559, waren dan ook trompetters van de keizer aanwezig in geel fluweel, afgeboord met wit en rood.

Die besparingsmaatregel was maar van korte duur en tot op de dag van vandaag zijn de stadskleuren opnieuw rood-wit-geel. Meer over de stadskleuren kan u HIER terugvinden.
 

Onder meer door zijn vlotte en open communicatie groeide Aalst uit tot dé carnavals- en handelsstad bij uitstek, en het was Albert D’Haese, voorzitter van het Feestcomité en schepen van openbare werken in 1934, die voor het eerst de naam ‘vader van het Aalsterse carnaval’ in de mond nam.

Hij omschreef Alfred verder als "een duivel die 't al doet, die 't al bereddert" en nog als "goedlachs, rond en joviaal, maar met een temperament om den duivel zelf uit de hel te halen".

Dat het feestcomité meer dan ‘carnaval’ betekende voor de stad, mag blijken uit het feit dat er nog een hele hoop andere activiteiten hun opwachting maakten. 

Zo werd de reclamestoet ingevoerd in 1924, was er een eerste Handelsfoor in 1926, kwam er een Bloemenstoet in 1929, spraken we van de Eeuwfeesten in 1930, de lichtstoet in 1933 en de onthulling van het Koningin Astridmonument in 1938.

Naast de organisatie was hij ook woordvoerder van het Feestcomité naar de pers toe.

Eventjes terug naar zijn eigen zaak nu. Het bleef immers niet bij zijn matrassenwinkel, want in 1920 werd er een onderzoek van commodo en incommodo opgesteld voor de oprichting van een stapelplaats voor schapenvellen. 

Het ging steeds maar verder en na zijn huwelijk werd zijn ondertussen heel uitgebreide zaak omgedoopt tot ‘Wolwasserij Alfred Kelders-Meganck’, gespecialiseerd in het reinigen van wol dat bestemd was voor de spinnerijen en voor het vullen van matrassen. 

'Alfred Kelders – Meganck' liet in 1931 een gloednieuwe fabriek bouwen op een perceel hooiland gelegen aan de Saskaai (tegenwoordig Van Wambekekaai) en werd kadastraal geregistreerd onder sectie A, perceelnummer 1361a2/2bis. 

De wolwasserij had een perceelsoppervlakte van 6a80ca en bevond zich naast het hoge magazijn met opschrift “G.R.” (Glucoseries Réunies). 
In hoeverre de fabriek aan de Onderwijsstraat in gebruik bleef, heb ik jammer genoeg niet kunnen terugvinden.

De hoofdactiviteit van de onderneming bestond uit het reinigen van wol bestemd voor de spinnerijen en voor het vullen van matrassen, maar daarnaast werden ook schapenvellen ontwold en produceerde men dekens uit paardenharen, alsook matrassen. 

In 1936 werd het onbebouwde deel van het perceel verkocht, waardoor het fabrieksareaal inkromp tot 5a70ca. 

Alfred was een ‘commercant’… en een liberaal met een doorleeft sociaal engagement, dat is al duidelijk gebleken door vorige informatie.
 
Gedurende 20-30 jaar zette hij kleine advertenties in de lokale kranten, uitvoerig reclame makend voor zijn zaak. 
In 1940 echter verscheen er een bericht dat Alfred Kelders zijn matrassenwinkel sloot wegens omstandigheden.
Deze ‘omstandigheden’ waren natuurlijk de gekende ‘oorlogsomstandigheden’. 

De boel sluiten deed hij ongetwijfeld omdat hij anders verplicht zou worden om matrassen te fabriceren voor het Duitse leger, iets wat vaak voorkwam tijdens de oorlog. 

Net na de oorlog werd de naam van de persoonlijke onderneming gewijzigd in ‘Alfred Kelders – Meganck en Zoon’, en een tiental jaren later, op 30 augustus 1956, nam deze zoon, Frits Kelders – Arye, het bedrijf volledig over. 

Alfred zelf nam in november 1949, wegens gezondheidsredenen, ontslag als eestbestuurder, maar bleef wel nog lid van het feestcomité. 
Tot carnaval 1950 bekleedde hij nog steeds een belangrijke rol in de organisatie van carnaval. 

Na zijn definitief afscheid en overlijden in 1956 werden de administratieve taken overgenomen door Henri Van de Perre. 

Alfred zelf kreeg nog de eer om een Nominetje toegewezen te krijgen. 



De wolwasserij ‘Alfred Kelders – Meganck en Zoon’ werd ondertussen volledig ingesloten door de bedrijfsgebouwen van het latere ‘Amylum’ (ca. 1960), en de activiteiten werden tenslotte in 1964 stopgezet.

Hier een afbeelding van de wolwasserij in 1960. We zien hierbij de gebouwen van de firma, bijna volledig omringd door de gebouwen van 'Glucoserie Réunies'.


Het gebouw werd in 1964 ongewijzigd doorverkocht aan de 'N.V. Glucoseries Réunies Ancienne Firme Blieck et Callebaut Frères’ (nu ‘Tereos’, maar toch nog altijd beter gekend als ‘den Amylum’). 

Intussen werd de wolwasserij volledig afgebroken om plaats te maken voor de verdere uitbreidingen en aanpassingswerken van Amylum en Tereos.

Van dit bedrijf is tegenwoordig niets meer over.

Het is al eens vernoemd geweest, maar in 1950 kreeg Alfred het ereburgerschap van de stad en dat was dus niet enkel voor zijn carnavalsengagement … 
Neen, Alfred heeft, zoals hierboven uitvoerig beschreven, veel meer gedaan voor onze stad.

Het ereburgerschap was dan ook geen ‘plotse’ beslissing in 1950.
Neen, er werd al lang gepalaverd (Aalst zou anders Aalst niet zijn) over de toekenning van deze titel. 

Het was reeds in 1939 dat burgemeester Alfred Nichels voorstelde om Kelders de titel ‘Ereburger’ te bezorgen, en dat omdat hij er gedurende 20 jaar als feestbestuurder voor gezorgd had dat de stad en haar handelaars er financieel op vooruit gegaan waren door zijn toedoen.

Hier Albert helemaal links, met aan zijn zijde De Stobbeleir en in het midden de burgemeester.


Op dit initiatief kwam er echter protest vanuit de oppositie. Zij claimden dat het Ereburgerschap enkel maar aan kunstenaars en wetenschappers kon en mocht opgedragen worden. 

Ze erkenden wel dat de stad Alfred Kelders dankbaar moest zijn, maar dat dit op een andere manier getoond moest worden. Kelders werd in die periode dus geen ereburger, maar de stad zou wel hulde aan hem brengen, wegens bewezen diensten aan de stad.

Die hulde kwam er in 1945 tijdens het feest ter ere van het Ereburgerschap van Captain Bill Fairbairn

Captain Fairbairn was bij de bevrijding in 1945 de eerste die de stad binnenkwam met zijn regiment en als blijk van dank en erkentelijkheid mocht hij tijdens het bevrijdingsfeest Vreugde voor de Vrede het Ereburgerschap ontvangen. 

Over deze 'captain' is HIER meer te lezen. 

Samen met de nieuwe Ereburger, werd ook Alfred Kelders als feestbestuurder van het Stedelijk Feestcomité gehuldigd. De kranten uitten achteraf kritiek op het gezamenlijk huldigen van Captain Fairbairn en Alfred Kelders, te meer omdat Alfred niet echt een ereburgerschap kreeg, terwijl de stad wel de indruk had gewekt dat er twee Ereburgers gehuldigd werden.

In 1950 werd Alfred Kelders dan uiteindelijk toch door de stad benoemd als Ereburger, als grondlegger van het moderne carnaval en medestichter van het Feestcomité

Albert overleed op 28 november 1956 op 82-jarige leeftijd. 

Op zijn begrafenis namen verschillende prominenten het woord, waaronder burgemeester De Bunne en Feestcomitévoorzitter Arthur Cornelis. 

Cornelis omschreef hem als "een onvermoeibare werker, bekwaam organisator die steeds paraat was om de moeilijkste taken op zich te nemen en tot een goed einde te brengen. Bezield met de gedachte steeds nieuwe mogelijkheden te scheppen om nering en tering te doen bloeien in onze stad, was onze vriend Alfred voor alles de man van het karnaval. Hij was het die de eerste carnavalstoet inrichtte en deze van jaar tot jaar, rijker en schoner wist te maken. Voor zijn karnaval heeft hij geleefd en hieraan wijdde hij steeds zijn beste krachten

Op 10 januari 1978 werd het Alfred Kelders-Comité opgericht door een 8-tal bewoners van de Kattestraat. Het doel van dit comité was het plaatsen van een gedenkteken voor Alfred Kelders, medeoprichter en ere-deken van de dekenij Kattestraat.

Dat gedenkteken werd op 4 oktober 1978, in aanwezigheid van de burgemeester, ingehuldigd. Het monument, een bas-reliëf, werd ontworpen door Alfons Huylebroeck en het werd voorlopig achter het Belfort geplaatst.

Op de dag van de inhuldiging was er ook een afvaardiging van de dekenij Molenstraat aanwezig. Zij lieten zich opmerken door het feit dat ze een soort schrijn meedroegen op hun schouders. Hierop stond volgende tekst : “In plaats van onze kat te sturen, zoals sommige prinsen wel eens doen, wensen wij aan onze geburen honderd jaar en veel geluk en poen’. 

Later werd het geplaatst op het pleintje achter de gerestaureerde kapel in de Kattestraat en het vond uiteindelijk zijn definitieve plaats op de hoek van de Peperstraat en de Kattestraat.


Begin de jaren 2010 verdween het monument even uit de Kattestraat, doordat het moest wijken voor een nieuw woonblok. 

In 2015 werd het monument van Alfred Kelders echter opnieuw in de Kattestraat geplaatst.  ‘Zijn’ Kattestraat, waar hij ooit zoveel voor betekende.

Men zou zich de vraag kunnen stellen of carnaval in Aalst wel een kans zou hebben gekregen zonder zijn onnavolgbare inspanningen. 

Het lijkt er sterk op dat hij tijdens het interbellum meer bereikte dan de vijf eeuwen traditie dia aan 'Aalst Carnaval' voorafgingen.

Bronnen

HLN 6/5/1934 - 15/02/2020
De Gazet van Aalst 14/12/1961 – 20/01/1962 – 3/9/1959
Voor taal en vrijheid 12/11/1922
De Voorpost 23/05/1989 – 3/2/1978 – carnavalsuitgave 1978
De Streekkrant 30/10/2013
Foto eerste Feestcomité : Stadsarchief Aalst (Van den Bossche K.)
Carnavalslintje.be
users.telenet.be/wim.beelaert/vastenavond/geschiedenis04b.html
Over bouwen en verbouwen, de textielnijverheid arrondissement Aalst, Mainz K (2001)
Aalst; industrie en samenleving. Het eiland Chipka. S.l., s.n., s. d., p. 18)
Het Land van Aelst 21/06/1896 (reclame Alfred)
Foto wolwasserij Alfred Kelders – Meganck & Zoon : Industrie en samenleving, het eiland Chipka, M.Verleysen
Voor Allen 10/02/1978
Foto 1939 : Mediabank madeinaalst

maandag 1 mei 2023

Luc Vermeiren - De Paroi (13/03/1968 - 30/04/2023)

Ey Paroi, kenje den 12 ins oepen doeng astamblief’, en een paar uur later ‘Sech Paroi, weir zen voesj zenne, ge meegt kommen sloiten’ …    Het waren korte telefoongesprekjes die we reeds een tijdje niet meer hoorden in de carnavalshallen, maar die we nu helemaal definitief moeten opbergen … 

‘Paroi is immers niet meer’ … 


Een blik in ‘Den Oilsjtersen Diksjoneir’ leert ons dat het woord ‘paroi’ gelijk staat met ‘prei’, Prei (oftewel Allium porrum) is een plant uit de lookfamilie (Alliaceae). De soort is verwant aan ui, bieslook en knoflook en wordt als groente gegeten.

Een blik op zijn cv leert ons dat deze man ( °Aalst 13/03/1968 - †Aalst 30/04/2023) heel veel betekende voor het Aalsterse carnaval. 

Hij was 

- lid van Vriet (1986-2008)
- lid van KonterVeRkIErT (2009-2020), 
- toezichter van de carnavalswerkhallen (1995-2018)
- decorverantwoordelijke van diverse kandidaten prins carnaval (1988-1998)
- medewerker DAK (jaren 90 – 2023)
- medewerker Ajoin Music (2012-2015)
- medewerker Oilsjt Music (2015-2023)
- penningmeester bij Carnavalist Tot In De Kist
- verwoed verzamelaar van alles wat nog maar met Carnaval te maken heeft

Laten we het overzicht beginnen met het verklaren van de bijnaam ‘de Paroi’. 

Luc sloot in 1986 aan bij de groep ‘Vriet’. Op dat ogenblik studeerde hij aan de hotelschool en viel op door zijn lange en magere gestalte. Ook zijn ‘piekskeshaar’ was een voorzetje naar de naam ‘Paroi’ die hem door de toenmalige voorzitter werd gegeven. 
Die naam zou blijven voortleven, zelfs in die mate dat ook in het telefoonboek ‘Paroi’ werd toegevoegd aan zijn officiële naam.  ‘Vermeiren De Paroi Luc’ dus … 

Via deze naamsverklaring zitten we dus meteen ook bij zijn eerste groep, Vriet
Zoals al vernoemd vervoegde hij deze vereniging in 1986, toen de tweede stoet gelopen werd. 


Een jonge vereniging trouwens, want op dat ogenblik hadden ze nog maar één stoet achter de rug. 
Luc werd er, samen met onder anderen Kris De Poorter, één van de drijvende krachten en toen hij in 1991 ook uitgeroepen werd tot ‘De Vrietste van Vriet’ werd hij ook opgenomen in het bestuur. 

Uitreiking 'De Vrietste van Vriet'

Uiteindelijk zou hij ook nog 11 jaar de functie van voorzitter waarnemen. 

Van 1988 tot 1998 werkte hij trouwens ook nog als ‘chef decor’ mee aan de decors van verschillende kandidaten prins carnaval en arendprins. 
Ook voor de stad Aalst werkte hij natuurlijk mee aan het basisdecor van de prinsenverkiezingen. 

Dat Luc een muzikaal oor had, mocht ook blijken uit het feit dat hij instond voor de samenstelling van de cd’s die de groep op jaarlijkse basis uitbracht. 
Vriet behaalde tijdens hun bestaan 9 prijzen bij de middelgrote groepen. 

Na 22 jaar (voor Luc dus 21) jaar besloot de groep om er mee te stoppen. Kris en Luc vonden het welletjes en in 2008 werd de stekker eruit getrokken. Luc was op dat ogenblik voorzitter en gezien er zich geen opvolging aanbood, was de keuze eigenlijk snel gemaakt. Luc werd wel nog ‘erevoorzitter voor het leven’ benoemd.

Dat het beestje bleef kriebelen mocht al gauw na de stopzetting blijken, want enkele ex-leden van de groep besloten om toch verder te gaan als ‘losse’. 
Ook Luc sloot zich aan bij de groep die de letters ‘vriet’ zou meedragen als eerbetoon aan de ter ziele gegane AKV Vriet.  Kijk maar eens naar de hoofdletters in hun naam : konterVeRkIErT … 
Inderdaad … 

Hier een fotootje van Luc met de groep tijdens de stoet van 2020 ... 


Daar zorgde hij onder andere voor de muzieksamenstelling van de cd's, gezien dat toch altijd één van zijn stokpaardjes is geweest. 

konterVeRkIErT 2016

Met de muziek zijn we trouwens aanbeland bij Ajoin Music. 

In 2012 haalde deze zender Luc binnen. Er was veel kritiek gekomen op het feit dat het altijd dezelfde liedjes waren die aan bod kwamen, en Luc werd aangesproken als ‘specialist’ om daar verandering in te brengen. Met zijn enorme muziekkennis bracht hij meer variatie in de playlists en hij hielp de zender om hun voorraad muziek aan te vullen. 

Drie jaar later, en heel wat discussies verder (onder andere om de radiofrequentie), besloot de Paroi om in 2015 de overstap te maken naar Oilsjt Mjoezik. 

Luc bleef tot 2020 bij konterVeRkIErT en sloot toen ook dat hoofdstuk af.   Hij ging eventjes door een diep dal maar leek de draad weer op te pikken. 

Hij werd lid van 'De Aalsterse Gilles en het was de bedoeling dat hij tijdens de stoet van 2023 zou ingezet worden als chauffeur. 
Dat werd echter een ‘nope’ wegens gezondheidsredenen, en zijn latere overlijden dat jaar zou maken dat zijn lidmaatschap maar van heel korte duur was. 

Dat meelopen in de stoet was een echte hobby geworden, maar Luc, een rasechte carnavalist pur sang, werkte sedert 1995 daarenboven ook als toezichter van de carnavalshallen aan ‘d’Hoeige Vesten’. Hij kon er dus zijn hobby - carnaval - perfect combineren met zijn werk en het deed hem dan ook steeds duidelijk zichtbaar heel veel plezier zich het hele jaar door in het carnavalsmilieu te kunnen doorbrengen. 


Hij begon eraan samen met Etienne Grillaert (‘Paken’) die ermee stopte in 2013, en de fakkel werd overgenomen door Guy Walgraef (‘Ding Dong Guyken’) die het zou volhouden tot 2022.

Sedert 2003 brachten Luc en Etienne een pin uit van ‘de toezichters’. Deze werd vervaardigd door Freddy De Schrijver, U allen welbekend van ‘Fred’s stripwinkel’. Het succes bleef niet uit en er volgden nog enkele mooie exemplaren. 

De toezichters  brengen uiteraard heel veel tijd door met de carnavalisten. Ze openen en sluiten de hallen, staan in voor het onderhoud en de veiligheid in en rond de werkhallen en ze zorgen voor rondleidingen voor toeristen en scholengroepen. Dat laatste werd trouwens één van de specialiteiten van Luc. Hij stak enorm veel moeite in zijn rondleidingen en de groepen die onder zijn leiding de hallen bezochten kregen steeds een overdosis aan informatie mee. 

Eén minpuntje was uiteraard dat de toezichters zelf de stoet niet kunnen bewonderen, want tegen dat iedereen is buitengelaten, zijn de eersten al bijna terug … en die moeten natuurlijk ook veilig en vlot terug de hallen in kunnen rijden. 

Eén donkere bladzijde uit de toezichterscarrière van Luc zal ongetwijfeld de hevige brand zijn die op 27 april 2016 maar liefst 500 vierkante meter carnavalsplezier verwoestte. 
Paroi was die avond ook aanwezig en hij deed zelfs nog een eerste bluspoging, maar het was allemaal tevergeefs. Lijdzaam moest hij, samen met nog enkele tientallen aanwezigen, toezien hoe het vuur alles verteerde. 
Het jaar daarop kreeg hij een klein eerbetoon voor zijn optreden tijdens de brand en zette Krejeis hem in de bloemetjes.


Twee jaar later, op 4 juni 2018 viel de geliefde toezichter van het dak van de werkhallen, terwijl hij bezig was met onderhoudswerken aan de dakgoot. Zijn val werd gebroken door een voertuig dat in de buurt stond. 
Luc brak hierdoor drie ruggenwervels en zijn pols, en onderging een dag later reeds een spoedoperatie. Dit zorgde er voor dat hij niet meer zou terugkeren als toezichter van de werkhallen. Hij zou tot aan zijn pensioen in ziekteverlof worden gesteld.

Het werk in de hallen viel dus volledig weg. Het meegaan in de stoet bleef hij echter nog doen. 
En ook zijn verzamelwoede kende geen einde. 

Zijn ondertussen indrukwekkende carnavalsverzameling begon ‘paroi’ toen hij nog een ‘paroike’ was. Op 16-jarige leeftijd begon hij met het verzamelen van carnavalsmuziek. Tientallen dozen vol cassettes, singles, lp’s en ondertussen natuurlijk ook cd’s werden aangevuld met affiches en vlaggen, wimpels, stickers, brochures, bierkaartjes, programmaboekjes en … natuurlijk … Nominetjes.


De carnavalsaffiche uit 1934, het programmaboekje uit 1938, de carnavalsvlag van een jaartje later en het allereerste Nominetje van Frans De Boitselier (‘Mister Dancy’) uit 1954 … het kreeg allemaal een ereplaats bij Luc. 

Hij was echter niet egoïstisch en zo kwam het dat ook het Stedelijk museum wel eens een keer een beroep deed op de collectie van Luc. Hij leende zijn vlaggen van 1937 en 1957 uit voor een expo rond ’80 jaar stoeten’ in 2007 en ook bij de tentoonstelling ‘Schatten op zolder’ van Tom Huybrechts in 2014 waren enkele eigendommen van Luc te bewonderen. 

Zijn verzameling leidde tot een reportage op TV-Oost. In de reeks ‘Carnaval ontmaskerd’ werd hij daar geïnterviewd als één van de gezichten van ‘De Geniepige Drauken’, een verzamelclub rond Tom Huybrechts, Kevin Redant, Chris Van Goethem en dus ook onze Paroi. 


Niet enkel de kasten en rekken bij Luc ademden carnaval, neen, ook zijn lichaam was stilaan een ode aan Aalst carnaval geworden. 
In het Eén-programma ‘iedereen beroemd’ mocht hij in 2016 zijn tattoos showen en hij haalde daarmee naast een tv-optreden ook verschillende nationale kranten.


Allemaal stelden ze één van de passies voor die Luc had. 

Op zijn borst stond de slogan ‘’k Aaf van Oilsjt’ … Die liet hij in 2001 samen met toenmalig kandidaat prins Carnaval Ivo De Troyer zetten, als teken van verbondenheid met Carnaval en de prinsen.  Als decorbouwer krijg je immers ook de andere kant te zien ... het hard labeur om er 'te staan' op dé belangrijke dag.

Op zijn buik stonden de letters ‘Aalst’, naar het ontwerp van één van de pins van het DAK (Documentatiecentrum Aalst Karnaval), waar hij ook lid van was. 
Hij keek er in zijn functie van technisch medewerker na of de namen van de carnavalsgroepen wel correct werden gebruikt en corrigeerde waar nodig. 
Ook zijn enorme kennis van carnaval kwam meer dan eens van pas natuurlijk. 
In die hoedanigheid kreeg hij, naast de andere leden, ook een eigen uitbeelding in de stoet van 2019. De Zwiejtzoelen waren toen verantwoordelijk voor dat moment.

Op zijn been vonden we een afbeelding terug van een prei (tja, de ‘paroi’ nietwaar). 


Ook een tattoo van zijn groep ‘Vriet’ sierde natuurlijk zijn lichaam en tot slot liet hij in 2023 bij Mariska Van Lissum nog een afbeelding van ‘Oilsjt Mjoezik’ op zijn hand graveren. ‘Oilsjt Mjoezik’ die ook al een belangrijk deel uitmaakte van zijn leven. 


Het verhaal al zou hij in 2022 uit een diepe coma ontwaakt zijn toen Oilsjt Mjoezik werd opgezet, werd bevestigd door hemzelf, en was meteen ook de directe aanleiding tot de tattoo. 

Een heel druk bezet man dus die bezeten was van carnaval maar ook, en vooral, een goed mens die altijd het beste wou voor iedereen. 


Zo organiseerde hij, samen met collega Etienne, in 2007 een benefiet voor een lid van ‘Noeit Ni Genoeg’ dat zwaar verbrand geraakt was. 
In 2012 volgde een benefiet van Etienne, Paroi en de Tettemoesjen voor de familie Beckers die werd getroffen door een woningbrand
En hij stond altijd paraat om te helpen waar hij kon, soms met woorden, soms met daden. 

Hij bleef het allemaal graag en met hart en ziel doen, maar er bleef die pijn ... Hevige pijn, zware medicatie en geen uitzicht op verbetering ... Het zou de arme man uiteindelijk fataal worden ... 

Dat hij heel geliefd was in Aalst mocht al blijken tijdens een herdenkingsmoment dat gehouden werd op 3 mei. De organisatie lag in handen van collega Guy Walgraef en honderden carnavalisten namen de moeite om toch een laatste eer te komen bewijzen aan hun geliefde toezichter … de Paroi. 

Enkele honderden vrienden van Luc kwamen niet alleen kaarsjes aansteken, maar schreven ook - vaak emotionele - boodschappen in een rouwregister. 

Huidig Prins Yordi sprak de woorden “Je was een van de weinige mensen die 24 uur op 24 naar carnavalsmuziek luisterde. Dat op zich verdient al een medaille”. 

Ook burgemeester D’Haese en huidig opzichter Guy Walgraef waren op deze bijeenkomst aanwezig en er werd beloofd dat ook Luc een plaatsje zal krijgen op de muren van de werkhallen, net als dat in het verleden al gebeurde voor Ilse Uyttersprot, Cyriel Troch en Kamiel Sergant.

De uitvaartplechtigheid ging door op woensdag 10 mei om 11.00 uur in het crematorium op de Siesegemlaan

Luc was carnaval en carnaval was Luc …’ verklaarde Guy Walgraef nog tijdens een reactie op de dood van zijn ex collega.


Nog op 10 mei 2023 werd begonnen aan een blijvend eerbetoon aan Luc ... een grafitti-afbeelding op 'zijn' geliefde hallen. 
Paroi is voor altijd te zien  aan de gevel van de carnavalswerkhallen.


Waf Alosta en Gunny von Cazn hebben weer prachtig werk geleverd.


Bronnen

Het Nieuwsblad 05/06/2018 – 25/01/2001 – 02/02/2016
HLN 09/12/2000
CarnavalAalstKoentje
TV Oost 01/05/2023
Persregiodender.be 01/05/2023 – 04/05/2023
Foto Konterverkiert Geert De Rycke @ HLN 23/02/2020
De Aalsterse Gilles - instagram
FB-pagina Luc Vermeiren
De Standaard 07/04/2008
Delcampe plak 2e joor akv Vriet
Reportages ‘Carnaval Ontmaskerd’ – TV Oost

zaterdag 5 juni 2021

Kamiel Sergant

Tja, waar moet ik dit artikel eigenlijk beginnen? 
En wat moet er juist instaan? 

Moeilijke opdracht want 'Kamiel Sergant' benoemen of omschrijven is een schijnbaar onbegonnen taak. Het nieuws dat op 3 juni 2021 de wereld werd ingestuurd als zou Kamiel overleden zijn, sloeg in Aalst dan ook in als een bom. 
'Onze' geliefde Kamiel is niet meer ...
 

Keizer Kamiel werd één van de eersten die liedjes in het Aalsterse dialect zong, en hij leverde de carnavalswereld op die manier tientallen onverslijtbare klassiekers.

Wie kent er niet zijn  'Oilsjt viert Carnaval', 'Oilsjt g'hetj men ert gestoelen' en 'Weir zen van Oilsjt' ... of het meer ingetogen 'Woor da me wiegsken stond'. Nog steeds hoor je wekelijks de spionkop van voetbalclub Eendracht Aalst zijn 'Iendracht Veroit' (origineel van Johnny De Mol, maar op plaat gezet door Kamiel Sergant) of één van zijn andere supportersliedjes meezingen. 

Op 17 februari 2009 (hij was toen exact 40 jaar ‘Keizer Carnaval’ benoemde de gemeenteraad Kamiel Sergant (09/01/1935 +03/06/2021) tot ereburger
Daarvoor werd hij 3 maal tot prins verkozen (in 1963, 1966 en 1968) en werd hij gelouterd om zijn tomeloze inzet voor het carnavalsgebeuren. 
 
Kamiel werd bekend als één van de personen die van carnaval een echt feest maakte, en die elk jaar met veel animo 'weir doeng voesj' riep, maar doorheen het jaar vooral bezig was met zijn vzw ‘Mensen helpen Mensen’. 
 
Kamiel (wiens naam op zijn identiteitskaart eigenlijk Camiel was), is in 1935 geboren aan de 'Moeirselboon'. Hij was de tweede jongste uit het gezin dat 4 kinderen telde : 2 meisjes en 2 jongens. 
Zijn basisschool liep hij in 'Moilebeik'

Toen Kamiel nog ‘Kamilleke’ was, tussen de twee wereldoorlogen, zag hij heel veel armoede rondom zich. Vlakbij de plaats waar hij woonde, leefden er toen veel daklozen. 
Eerst kampeerden die in het stadspark, maar uiteindelijk werden houten barakken overgebracht van het ‘houten dorp’ aan het Volksplein. Die zetten ze terug op in de wijk (het zogenaamde ‘Fort Chambrol’) . 
Over het 'Fort Chambrol' is HIER meer te lezen. 

Men voorzag de barakken wel van een kachel tegen de ergste koude, maar de mensen leefden daar in zeer armtierige omstandigheden. Vooral kinderen waren er vaak erg aan toe, en velen stierven dan ook op heel jonge leeftijd.
Het wemelde er van de ratten en ander ongedierte en de mensen zaten er dan ook vaak onder de vlooien en de luizen.  
Gezien Kamiel er vlakbij woonde, hij op school vaak naast deze kinderen zat, en er zich natuurlijk ook veel van zijn speelkameraadjes bevonden, zat hij natuurlijk ook al heel snel onder de ‘beestjes’.   
De vlooien sprongen volgens hem zo voorbij op de lessenaar. 

Op den duur had Kamiel zelfs geen haar meer. Dat kwam omdat men toen, om van die luizen af te komen, een bijtend product over de kinderen hun hoofden goot.  
Dat brandde natuurlijk wel alle ongedierte weg, maar samen met de onfortuinlijke diertjes verdween jammer genoeg ook het haar.. 

Het werd echter allemaal nog erger. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, was er plots nog veel meer armoede dan er al was. De mensen hadden er naast de krakkemikkelige huizen geen eten en ze leefden er in echt erbarmelijke en onhygiënische omstandigheden. 

De vader van Kamiel, Louis, was toen fietsenmaker met een eigen zaak op de Dendermondse Steenweg (later zou deze verhuizen naar de Moorselbaan). 
Naast zijn vaste job ging hij ook nog meewerken bij een bakker, en daardoor kon hij regelmatig wat brood meenemen, waardoor zijn gezin tijdens de oorlog niet echt veel honger moest lijden. 
Gezien hun 'overvloed' en groot hart, verdeelden ze het brood ook onder de buurtbewoners, vooral op initiatief van moeder. 
Het mag dus duidelijk zijn van waar het grote hart van Kamiel (dat hij later nog vaak zou laten zien) vandaan kwam. 
Als we iets konden missen, gaf ze het weg”, zei Kamiel. “Mijn vader foeterde dan wel eens, maar mijn moeder zei: 'Och, kom, wat van voor buiten gaat, komt langs achter direct weer binnen'

Die vrijgevigheid heeft Kamiel dus duidelijk vooral van haar geërfd.
Maar het was toch allemaal nog niet genoeg. Kamiel wou 'meer' doen voor de buurtbewoners die het minder goed hadden. 

Vlakbij bevond zich toen een goederenstation, met een depot van de Duitsers, dat overdag bestookt werd door Engelse vliegtuigen met als doel de voorraden van de Duitsers te vernietigen. Niet nodig dus om te vermelden dat het daar zeer gevaarlijk was. 
De Duitsers bewaakten het depot uiteraard heel goed, maar Kamiel en zijn maten  waren kinderen, … 
Het avontuur lonkte, en zij slopen daar toch naar toe om te rapen wat er te rapen viel. 

Die Duitsers durfden volgens hen toch niet schieten op kinderen omdat die bewakers meestal al wat oudere mannen waren, die nergens anders inzetbaar waren, en  waarschijnlijk zelf kinderen hadden, … en ze het dus toch niet over hun hart zouden krijgen om op hen te schieten. 
Ze riepen wel 'raus, raus', maar uiteindelijk schoten ze niet. Dus ze konden het wel riskeren. 

Uiteindelijk kwam het grote gevaar inderdaad niet echt van de Duitsers uit (die wel een oogje dichtknepen voor de kinderen), maar geheel veilig waren hun acties uiteraard niet. Op en rond het station waren er immers heel veel ‘putten en bulten’ en bij het vluchten waren ‘blutsen en builen’ de logische gevolgen. Ooit raakte een jongen zelfs onthoofd door een voorbij denderende trein.

Wat ze daar buit maakten, verdeelden ze dan, en het is op die manier dat ‘Kamilleken’ leerde organiseren en verdelen. 
Die solidariteit is hem trouwens altijd bijgebleven. Hij is opgegroeid met de gewoonte om alles met elkaar te delen en zou dit zijn hele verdere leven ook zo blijven doen. 
 
Naast de zware oorlogsperiode waarin hij opgroeide had Kamiel als kind ook nog te lijden van polio. Hij werd hierdoor ook bijna blind, maar dank zij de dokters en de goede zorgen kon de ziekte gelukkig toch bestreden worden. Zijn moeder heeft hem daar met het grootste geduld van de wereld mee geholpen. Langzaamaan, stapje voor stapje, moest hij zijn spieren leren hergebruiken, en met veel engelengeduld slaagde hij daar ook in. 

Helaas heeft hij zijn moeder veel te snel moeten afgeven. Iets wat trouwens gepaard ging met een beeld dat hij nooit zou vergeten. De arme vrouw is namelijk in brand gevlogen. 

Kamiel vertelde zijn verhaal tijdens een rondleiding in de Carnavalswerkhallen. Van zodra de lassers hun gereedschap bovenhaalden, verdween hij het liefst van al van de aardbodem. Die vonken, dat vuur, … Altijd weer kwamen die herinneringen aan toen terug naar boven. Ook de verhalen van de brand bij de groep 'Geloeif me Goed' en de interviews na de brand in de carnavalswerkhallen deden hem rillen.

Wat was er nu gebeurd? 
Wel, zijn vader gebruikte de brandbommen van de Engelsen om de fietsbanden te vulkaniseren. Maar op een dag in 1944 ging het serieus mis. Een vat met oplosmiddel ontplofte en moeder Virginie haar kleren vlogen in brand. Ze liep in paniek de tuin in en Kamiel schoot haar achterna, in zijn nachtkleed. Hijzelf stond ook in brand, maar dat kon gelukkig vrij snel geblust worden. Voor zijn moeder was het echter te laat. Haar bril stond al in haar gezicht gebrand.  

Ze heeft nog heel even in de kliniek gelegen. 
Kamiel smeekte zijn vader om hem bij haar te laten, maar dat mocht niet. Hij liep naar boven en dreigde er mee om door het raam te springen als hij zijn moeder niet meer zou mogen zien. Uiteindelijk hebben ze hem dan toch bij haar gelaten. Men had ventilators bij haar gezet om wind te maken, dan had ze wat minder pijn, want meer konden ze voor haar echt niet meer doen. Kamiel blikte tijdens het vertellen van dit verhaal omhoog en zei richting hemel : 'Daar hebt Ge mij toch fameus wat aangedaan

Kamiel ging verder studeren aan het Sint-Jozefscollege, richting Latijn-Wetenschappen. Deze keuze bleek echter niet de goede te zijn, en hij besloot om naar het VTI te trekken om er de stiel van 'mekanieker' aan te leren. Vader Louis zat reeds in deze branche met zijn fietsenzaak en het lag dan ook wel wat voor de hand dat Kamiel voor opvolging zou zorgen. 

Louis zou na het verlies van zijn vrouw later hertrouwen maar de nieuwe echtgenote overleed aan kanker, en het gezin kreeg dus alweer een harde klap verwerken.

En nog was het niet alles … Kamiels broer had ondertussen ook een fietsenwinkel geopend, maar deze ging jammer genoeg failliet waardoor de familie de deurwaarder op bezoek kreeg en hun inboedel werd verkocht op de Grote Markt. 
Kamiel kon gelukkig wel een deel van hun goederen terug kopen. 

Gezien de gezinstoestand heeft Kamiel geen legerdienst moeten vervullen. Hij mocht in Aalst blijven en volgde twee keer per week luchtafweertraining in de Pupillenschool aan de Graanmarkt. 
Over de 'Pupillenschool' is HIER meer te lezen. 

Hij werkte bij 'Schotte' en de firma 'Wellekens' en hielp 's avonds thuis nog mee in de herstelplaats van zijn vader. Met zijn technische kennis was hij er een welgekomen hulp. Het was de periode van de opkomst van de Solex, de eerste lichte bromfietsen van Flandria, en van de Scooters, dus wat ‘up to date’ technische informatie en kennis was zeker welkom.

'Bij mijn pa draaide alles rond de fiets', vertelde Keizer Kamiel. 'Hij maakte zelfs plaatselijk faam als wielrenner. Zijn legerdienst deed hij bij de Cyclisten en hij stond zelfs als soldaat-wielrijder afgebeeld op het eerste uithangbord van zijn bedrijf.'

Kamiel nam het bedrijf van zijn vader over in januari 1964, nadat deze het wegens gezondheidsredenen niet meer zag zitten. 

'Fietsen Sergant' werd een begrip in Aalst en ver daarbuiten. 

Hier een reclameboodschap uit 1971.


‘Fietsen ('velaus') en brommers’ waren dus zijn beroep, maar Kamiel had naast het fietsenwereldje (gelukkig voor Aalst) nog een andere grote passie : carnaval, ook al iets wat hij van zijn vader meegekregen had. 

Vader Sergant begon elk jaar vanaf oktober immers steeds met de voorbereidingen van de volgende carnavalseditie en was steevast elk jaar ook als 'voil janet' terug te vinden tijdens 'de zotte daugen'. 
Na de dood van zijn vrouw was het voor vader echter te moeilijk geworden om nog te 'vieren', maar Kamiel zou de traditie zeker verder zetten. Het was dan ook op zeer jonge leeftijd, Kamiel was amper 13, dat hij zich volledig liet onderdompelen in het carnavalsmilieu. Eerst ging hij verkleed als Domino naar de vorming van de stoet kijken, en twee jaar later liep hij zelf al mee. 

Vanaf 1956 liep hij mee met de groep ‘Vriendenkring Mijlbeek’. Deze was ontstaan op initiatief van de Mijlbeekse pastoor die ijverde voor de organisatie van een Vlaamse kermis in zijn wijk. De Vriendenkring besloot om ook mee te lopen in de Aalsterse stoet. Kamiel liep zijn laatste stoet met deze groep in 1960. 

In 1958 trouwde Kamiel met Marie Rose Buyle (geen carnavalist). Samen kregen ze drie dochters: Hilde, Mia en Veerle.

Kamiel was ook een heel enthousiaste toeschouwer op de eerste Prinsenverkiezingen.

Vanaf de jaren '60 begon hij zich steeds maar meer en meer te ergeren aan de veranderingen die doorgevoerd werden op deze verkiezing. Het volkse karakter verdween bijna volledig en er moest ook Algemeen Nederlands gesproken worden. 

Het was na een bezoek van prins Alexander (de halfbroer van toenmalig koning Boudewijn) aan onze stad in 1960 dat het Feestcomité besloot dat carnaval ‘beschaafder’ zou moeten worden. 
Men had prins Alexander immers in het dialect aangesproken en dat was echt een ‘not done’. 
Kamiel verzette zich tegen deze beslissing in in 1962 stelde hij zich een eerste maal kandidaat voor de prinsenverkiezing. 

Tijdens de show sprak hij … in het Aalsters en hij had ook wel enige opmerkingen over het gemeentepersoneel. Hij beloofde dat als hij prins zou worden, alles terug een andere wending zou nemen en vernieuwingen zouden doorgevoerd worden.
Mooie show, maar ja, alles moest in het Algemeen Nederlands, en dus kreeg Kamiel van verschillende juryleden een ‘0’. Hierdoor eindigde hij als tweede. Karel De Naeyer werd prins (voor het tweede jaar op rij). 

Eigenlijk wou Kamiel na dit debacle niet meer meedoen, maar omwille van de vele positieve reacties van het volk en van de pers zou hij toch zijn kans nog eens wagen in 1963.
Hij haalde het, ondanks zijn dialect, en ging zijn regeerperiode in met ‘Don Camillo’ als prinsennaam.
Hoe het die avond exact verliep is HIER te lezen.
 
Het jaar daarop mocht hij niet meer deelnemen (een prins mocht het jaar na zijn verkiezing geen kandidaat meer zijn) en in 1965 paste hij om kandidaat Simon D’Hondt te steunen. 

In 1966 was hij echter wel opnieuw van de partij. Met maar liefst 5 tegenkandidaten zorgde hij opnieuw voor een primeur door voor de verkiezingen een echte campagnestrijd te voeren. Aanplakbiljetten, een autokaravan, fanfare, spandoeken, … niets was te veel om zijn campagne te ondersteunen. 
Hoe het er dat jaar exact aan toeging, is HIER te lezen.

Ook in 1968 was hij van de partij. De tegenkandidaten maakten eigenlijk geen schijn van kans en Kamiel werd voor de derde keer prinsj van ’t stad. 


Na Fransky De Boitselier viel dus ook hem deze eer te beurt en onmiddellijk gingen er stemmen op om ook hem ‘Keizer’ te maken. Deze erkenning kreeg Kamiel pas in 1969 nadat heel duidelijk werd meegedeeld dat het niet was omdat hij 3 maal prins was, maar wel omwille van zijn verdiensten in het carnavalsmilieu. Een regel die nu, zoveel jaren later, trouwens nog steeds blijft gelden. 

Het verloop van de avond van de prinsenkiezing van 1968 is HIER te lezen.

De drievoudige prins werd uiteindelijk tijdens de verkiezingen van 1970 tot Keizer gekroond en mocht ook in die functie meerijden in de stoet van dat jaar. 


Aalst stond op zijn kop, en gezien zijn link met 'fietsen' kon het ook niet anders of er werd een fietstaksplaatje (ja, vroeger bestond dat ook) gemaakt ter ere van de nieuwe keizer. 


Kamiel, die duidelijk een ‘blijvertje’ zou worden in de carnavalswereld, had al eens opgeroepen om een soort van ‘vakbond voor de carnavalsgroepen’ te vormen, en naar aanleiding hiervan werd in 1968 dan ook het ‘AKV’  opgericht onder voorzitterschap van Marcel De Bisschop. 
In 1971 werd Kamiel gepromoveerd tot voorzitter en kwamen er stilaan maar zeker enkele eisen en wensen naar boven die een vlotter verloop van de carnavalsdriedaagse zouden moeten kunnen waarborgen.
Eén van die vragen was het bewerkstelligen van een werkplaats voor carnavalsgroepen. 

De aangesloten groepen vonden inderdaad een onderkomen in een werkhal van de stad, maar het was Kamiel die in eigen naam de contracten diende te ondertekenen omdat het AKV toen nog geen rechtspersoonlijkheid had. 
De stad was echter wel meewerkend en vroeg als tegenprestatie slechts één symbolische frank huurgeld. 

Het AKV werd een vzw en moest daardoor ook opdraaien voor de rekeningen van onderhoud, verzekering, water, elektriciteit, verwarming en ga zo maar door. 
Er werd ingestemd met deze kosten en zo werd voorkomen dat de hallen van ‘Fiberfleet’ zouden verkommeren.  
De toekomstplannen van de stad betreffende deze gebouwen, strooide echter roet in het eten. Men wou er immers het OCMW onder brengen en dat was zeer tegen de zin van het AKV. Zo erg zelfs dat men ermee dreigde om een eigen politieke partij te stichten onder de naam ‘Karnavalbelangen’. Zo ver kwam het niet, maar Kamiel nam in 1979 wel ontslag als voorzitter van het AKV omdat hij zich niet meer kon vinden in een alweer nieuwe carnavalsreglementering. 

Dat reglement liet carnavalsgroepen vanaf dat ogenblik onder andere ook toe om ook buiten Aalst deel te nemen aan stoeten.  Kamiel was er echter heilig van overtuigd dat de Aalsterse groepen dit niet nodig hadden. 
Het ging ook niet echt vlotjes meer tussen hem en schepen Marcel De Bisschop en er kwam kritiek op de grote macht die hij had in de carnavalswereld.
Uiteenlopende standpunten en protest tegen het AKV en Kamiel Sergant, werden door Karel De Naeyer zelfs aangegrepen om een tweede carnavalsverbond op te starten : Alles Voor Karnaval. 

Later zou het nog wel eens 'kletteren' tussen Kamiel en '' t stad' maar toch bleef alles altijd netjes en beschaafd. 

Kamiel zetelde eind de jaren '90 in de vzw Carnavalcontact. Deze vzw werd samengesteld met leden van de verschillende politieke partijen en op Kamiel Sergant na zetelden er geen carnavalisten in. Carnavalcontact was eigenlijk ontstaan om geld te verzamelen voor de prijzenpot van de carnavalsgroepen. De voornaamste bron van inkomsten was de winst die voortvloeide uit de uitbating van de cafetaria in de werkhallen. 
Toen de cafetaria echter tijdelijk gesloten werd, kwam er hevige kritiek op de vzw en Kamiel Sergant. Er werd hem verweten dat hij geen inspanningen meer leverde om het op te nemen voor de carnavalisten en dat het doel van de vereniging dus totaal verloren aan het gaan was.

Kamiel bood zijn ontslag uit de Raad van Bestuur aan in april 1999,  maar dit werd verworpen door de stad. Op uitdrukkelijke vraag van burgemeester Anny De Maght trok Kamiel zijn aanvraag tot ontslag in, maar in 2001 stapte hij toch definitief uit de vzw.

Waren dat de enige verenigingen waar Kamiel actief was?

Neen hoor! Amper twee jaar na zijn aanstelling als Keizer, in 1972, werd de Prinsencaemere opgericht, waarbij ook hij deel van uitmaakte. Na 2 jaar echter besliste hij om uit de Prinsencaemere te stappen. Hij vond zich niet zo goed in het ‘georkestreerde’ en wou meer 'zijn eigen ding' doen. 
Zo ging hij ‘solo’ verder met zijn Kamillekes, een ander – minder politiek getint - project. 

Toen Kamiel Prins Carnaval geworden was, werd hij begeleid door een groepje carnavalisten die hem  vergezelden als hij Aalst moest vertegenwoordigen. Dit gebeurde ook bij zijn functie als Keizer bij zijn bezoeken aan andere steden. Hij vond echter dat er nog iets ontbrak bij zijn optredens, en kwam met het idee op de proppen om meisjes bij zijn begeleidende groep te halen. 
Hieruit ontstonden ‘de Kamillekes’. De groep werd vanaf 1968 de vaste begeleidingsgroep van de Keizer en in 1969 werden ze opgericht als officiële dans- en carnavalsgroep. 
Over de zang- en dansgroep is HIER meer te lezen. 

De enthousiastelingen staken veel tijd in hun wagens. Zo hadden ze in 1971 bijvoorbeeld meer dan 8000 zelf gemaakte bloemen op de wagen van Kamiel verwerkt. 
De keizer zelf had dat jaar echter al aan ‘de Flieramoizen’ beloofd om met hen mee in de stoet te gaan, en de Kamillekes dienden dus zonder hun Keizer in de stoet te gaan. Op de plaats die voorzien was voor Kamiel, hadden ze een grote letter 'K' geplaatst.

Kamiel stond, buiten die ene keer dus, steeds op de wagen van de Kamillekes en werd altijd enthousiast onthaald tijdens de stoet.


Tijdens zijn laatste jaren in de stoet , het ging toen fysiek iets minder goed, reed hij veiligheidshalve mee in een oldtimer, gevolgd door de wagen met de dansende begeleidingsgroep.

De groep bleef bestaan tot in 2014, toen Keizer Kamiel besloot om vanaf dan niet meer mee te gaan. De Kamillekes verbonden hun lot aan dat van ‘hun’ Keizer en gaven er ook de brui aan. De wagen werd verkocht aan ‘AKV De Denjer Enjeren’. De opbrengst ging naar Geloeif Mè Goed, de carnavalsgroep die in zware financiële problemen zat. 
De Denjer Enjeren kocht de wagen over van Kamiel en bouwde het carnavalsthema helemaal rond de Kamillekes die ze zelfs konden overtuigen om met hen mee te gaan in de stoet.


De groep bood de carnavalswagen het jaar nadien te koop aan op www.2dehands.be. 

"Je kan geen twee jaar na elkaar hetzelfde doen", zei Patrik D'Hooghe van De Denjer Enjeren. "Als we er een goeie prijs van krijgen dan verkopen we de wagen. Zoniet dan breken we hem af en gebruiken we de auto die eronder zit als basis om een nieuwe carnavalswagen te bouwen"

Dat de begeleidingsgroep van de keizer veel meer in hun mars had dan enkel maar dansen, mag blijken uit het feit dat er ook een voetbalploeg was ontstaan.

Kamiel wou dat De Kamillekes ook buiten de carnavalsperiode sociaal contact bleven behouden, en er werd besloten om dit via een sportactiviteit te doen. Jan De Cock werd  trainer en toen de vrouwen van ‘Manchester Snas’ in 1969 een tegenstander zochten om een wedstrijd tegen te spelen, beslisten De Kamillekes om het tegen hen op te nemen. Toen in 1970 ook in Aalst een vrouwencompetitie werd opgericht, schreven de Kamillekes zich in, samen met Aalst Sportief, Eendracht Vrij, O.C. Aalst, Manchester, Leeuwerik, Baardegem en Fonteintje Erpe.

Drie jaar na elkaar eindigde de club op de vierde plaats in deze competitie, maar in hun vierde seizoen trokken de Kamillekes zich terug na een discussie over het reglement in verband met het opstellen van een te jonge speelster. Na één jaar keerden de Kamillekes terug in de competitie

De ploeg deed het goed. 
Ze wonnen drie keer de sectorbeker en in 1977 werden de Kamillekes zelfs kampioen met 10 punten voorsprong. 
De club sloot zich in 1977 aan bij de KBVB en ging in de Oost-Vlaamse provinciale reeks spelen. In 1981 promoveerden ze naar tweede klasse en in 1984 zelfs naar eerste. Kamiel zorgde voor een oranje-blauwe spelersbus, waarin hij de speelsters naar elke verplaatsing voerde.

"De Kamillekes namen het op tegen de grote ploegen. Anderlecht, Club Brugge, Standard, noem maar op", vertelde Kamiel fier aan HLN. "Ze noemden ons het carnavalsploegje. Bij ons was het ook altijd feest. Voor een wedstrijd van De Kamillekes stonden er tussen 250 en 300 van onze supporters aan de kant, bij de andere zogenaamde grotere ploegen kwamen er maar een 50-tal supporters. Kamiel zong liedjes in de kantine na de wedstrijd", zegt Brenda, ex-doelvrouw van De Kamillekes. "Er waren drie ploegen: de jeugd, de provinciale en de ploeg voor eerste klasse. In onze oranje-blauwe spelersbus voerde Kamiel ons naar elke verplaatsing. Zo moesten we eens naar Borgloon tegen Sint-Truiden op verplaatsing. Een verre tocht en het weer zat tegen. We waren er maar net op tijd om 15 uur geraakt en de scheidsrechter gelaste de wedstrijd af. Iedereen weer de bus in en over de slechte wegen terug naar huis. We waren om 21 uur thuis, een hele dag onderweg voor niks maar iedereen had zich wel geamuseerd", zegt Brenda.

Over de damesvoetbalploeg is HIER meer te lezen.

Kamiel had zijn hart verloren aan voetbal. Naast voetballiefhebber en supporter van voetbalclub Eendracht Aalst en zijn engagement bij de damesvoetbalclub mocht hij in 1976 zelfs ook eens als scheidsrechter fungeren. 

Eendracht Aalst had een wedstrijd georganiseerd tussen oud-spelers en vedetten, waarbij in eerste instantie scheidsrechter Blavier gevraagd was om op te treden als scheidsrechter. 
Deze ‘arbiter’ had het echter serieus verkorven bij de Aalstenaars omdat hij als dé oorzaak gezien werd van de degradatie naar tweede klasse. 
De voetbalbond had dus wijselijk verboden om Blavier deze match te laten fluiten. 
Zo werd aan Kamiel gevraagd of hij de match zou willen leiden, iets wat hij zich geen twee keer liet vragen. Hij floot wel al in provinciale, maar deze eer zou hij zeker niet laten liggen. 

Klein detail bij het begin van de match : het talrijk opgekomen publiek was nog niet op de hoogte gebracht van de scheidsrechterswissel en zo kreeg onze brave Kamiel reeds bij aanvang van de match al een hoop verwijten naar zijn hoofd geslingerd (in die tijd was dat vooral 'voile zwette') omdat sommige supporters hem voor scheidsrechter Blavier aanzagen.

In 1980 bracht Kamiel de single ‘’n Iendracht’ uit, als steun aan zijn favoriete voetbalclub. Het ging sportief toen iets minder goed met de club en als sympathisant wou Kamiel hen op die manier een hart onder de riem steken. 

‘Den Eendracht’ zou voor altijd een speciale plaats in het hart van onze Keizer behouden. 
In 1991 keerde ‘wit en zwert’ terug naar eerste klasse, en de club bracht een CD uit met enkele Eendracht-liedjes. 


De CD telde 3 liedjes van Kamiel Sergant: ‘Iendracht Veroit’, ‘Wit en Zwert’ en ‘’n Iendracht’. ‘Iendracht Veroit’ was trouwens origineel geen lied van Kamiel maar was een heruitgave van een lied van Johny de Mol uit 1972. 
Supportersliedjes bleven komen en gaan, maar elke echte Eendrachtsupporter kent toch nog steeds de klassiekers van Kamiel.

Terug naar de vrouwenploeg dan. In 1995 werden De Kamillekes overgenomen door KSC Eendracht Aalst, waardoor zowel naam en stamnummer veranderden. 
De club zou vanaf dan verder gaan als 'KSC Eendracht Aalst' met het stamnummer 90. 
Kamiel zelf besliste hierop om te stoppen als voorzitter, vooral omdat hij het te druk had met de fietsenzaak, carnaval en zijn vzw Mensen Helpen Mensen.

In 1998 liet Kamiel ook de fietsenwinkel, inclusief herstellingsatelier, over aan zijn vriend Jos Alencon. Deze nam de winkel op in de keten ‘Fietspaleis’, die ook filialen had in Berlare en Sint-Niklaas.

Bij de overname van de fietswinkel veranderde Jos trouwens niets aan het interieur. Zelfs de carnavalsherinneringen en de nostalgische foto's uit de beginperiode bleven aan de muur hangen. 'Het is altijd de winkel van Kamiel geweest', aldus Jos. 'Ik heb daar nooit problemen mee gehad. Uiteindelijk beschouwde ik me als een soort van fietserfgenaam van Kamiel’.

In januari 2011 sloot de fietsenwinkel uiteindelijk na 90 jaar volledig de deuren. ‘Als het afgebroken wordt, zal dat natuurlijk pijn doen’, reageerde Kamiel toen, 'maar je kan van je kinderen of kleinkinderen niet eisen dat voort te zetten, wanneer ze zelf voor iets anders kiezen. De winkel is nostalgie maar de tijd gaat voort, en het is veel belangrijker om gelukkig te zijn en mensen die je graag hebt rond jou te hebben

Kamiel werd dus bekend dank zij zijn zaak, als voetbalsupporter, en als ‘carnavalszot’ (hij werd 3 maal prins) maar ook, en vooral, als een man van het volk
Naast zijn tomeloze inzet voor het Aalsterse volksfeest zette hij zich dagelijks in voor de minderbedeelden van onze maatschappij met zijn vierde wereldorganisatie ‘Mensen Helpen Mensen vzw’. 
Elke zaterdag deelde de organisatie gratis voedsel en spullen uit aan de armen uit eigen streek.

Mensen bleven er aanbellen en op de ruiten kloppen. De lokale scouts en winkeliers brachten vaak een aantal bakken vol eten en speelgoed om verder te laten verdelen door de vrijwilligers van de vzw. Ondanks de sluitingsuren en de vermoeidheid liet Kamiel ze toch altijd binnen en liet de goederen sorteren zodat ze snel weer kunnen doorgegeven worden aan wie het nodig had.

Kamiel had een niet altijd heel aangenaam verleden achter zich,  maar toch kon hij grappen maken als de beste, en was hij altijd bereid voor een aangenaam praatje met ‘den Oilsjteneer’. Het was een zeer veerkrachtige man, met een groot hart voor mensen. Over zijn schijnbaar tomeloze energie zei hij ooit : 'Ik heb vorige week nog gekoerst en ik heb nog wat doping over,  ... het smaakt zenne!' 

Om te kunnen begrijpen waarom hij met zo een groot liefdadigheidsproject was gestart, moeten we eigenlijk teruggaan naar het begin van dit artikel en de jeugd van Kamiel. Zijn kinderjaren die hij tijdens de oorlog meemaakte, de polio waar hij van genas, het verlies van zijn moeder, … Het had allemaal diepe indrukken op hem nagelaten, en dus besloot hij andere mensen te proberen geven wat hij zelf misschien moeten missen heeft.

Voor 'Mensen helpen Mensen' ontving Kamiel geen subsidies, dat wou hij niet.  Hij hing volledig af van wat de mensen wouden geven en konden missen. Als hij subsidies zou aanvaard hebben, kon en mocht hij totaal zijn zin niet meer doen. Dan zou hij afhankelijk geworden zijn van een centraal depot 'ergens in Brussel'. 

Meer nog : mocht hij subsidies ontvangen, dan mocht hij ‘volgens de regeltjes’ zelfs geen kleren meer uitdelen. Hij is zelfs een tijd van plan geweest om dat dan ook effectief niet meer te doen, maar de mensen bleven er om vragen en dus deed hij er toch maar mee verder. 

Er kwam steeds meer en meer vraag naar hulp door de crisis en de vereniging telde jaarlijks ongeveer 250 nieuwe inschrijvingen. 
Kamiel besefte maar al te goed dat daar ook wel enkele bedriegers tussen zaten, die het niet echt nodig hadden, maar  er bestond geen systeem om te schiften. Dat was onbegonnen werk. Dus, … ze pakten er iedereen bij. 

Soms kwamen er maar liefst 400 mensen over de vloer. Ze stonden er dan al om 5u30. Kamiel of zijn medewerkers zetten dan koffie. Vroeger was er veel drempelvrees, de mensen schaamden zich om hun situatie. Dat was later veel minder het geval. De crisis had de drempel om hulp te vragen namelijk enorm verlaagd. 
De lonen waren te laag en tegelijk werd alles duurder. 

Dat leest ge nooit in de gazetten, hoe duur alles is geworden! Mensen drinken malt in plaats van koffie! Zo diep zit de crisis. De opstandigheid van de mensen begint toe te nemen. Ze zijn ook te veel gewend en verwend geweest. Ze zijn gewend aan een comfortabel leven, en ze weten niet meer wat vechten is …’ 

De kritiek die soms te horen was aan zijn adres, als zou hij zich ook teveel bezig houden met vreemdelingen, deed hem wel pijn.  

Als hier voor mijn neus een Armeniër staat met vier kinderen en hij zegt dat hij geen eten heeft, wat moet ik doen? Ze wegsturen? Ik zou die mensen die kritiek hebben dan eens in mijn plaats willen zien!  Een mens is en blijft een mens, welke kleur en nationaliteit hij ook heeft. Ik help veel asielzoekers. Er zijn er veel niet in orde met hun papieren, maar kan men die gewoon in de kou laten staan daarom ? Moet ik ze laten verhongeren, omdat hun papieren niet in orde zijn?’ 

Volgens Kamiel zitten de mensen vast in een cocon. 

Ze kennen elkaar niet meer. Er is geen solidariteit meer. De politiek maakt veel kapot. Die verdeelt de mensen, de gemeenschappen, en er is geen sociale controle meer. Mensen zouden terug meer samen moeten werken, en er zou meer onderlinge liefdadigheid moeten zijn. Die mentaliteit is made in USA: ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken. De onderlinge verdeeldheid maakt de mensen kapot. Nochtans, samen kunnen we heel veel’. 

Weet ge wat echt veel helpt ? Goede woorden. Die zijn beter dan eender welk medicijn. Mensen zitten soms echt vast in de stront, maar met woorden kunt ge hen er uit halen. Echt waar. Ook humor lost heel veel op. Maar het is moeilijk. Eens ge in de armoede zit, geraak er dan maar eens uit he. Ik probeer de mensen dan te ondersteunen, opdat ze zouden volhouden. Ik probeer te vermijden dat het niet van kwaad naar erger gaat. Ouders wijs ik op hun verantwoordelijkheden, zodat ze niet ook nog eens hun kinderen afnemen. Armoede maakt meer armoede he. Voor hoeveel jobs moet je geen auto hebben ? Maar als je arm bent, dan kun je je geen auto permitteren he ? Dus die jobs gaan al aan je neus voorbij’. 

Kamiel schrok soms op een positieve manier wel van de jeugd. ‘Jonge mensen lijken vaak met niets meer bezig te zijn dan met uitgaan en van die boenkeboenkemuziek, maar als je er dan mee praat, verschiet je toch. Je moet ze niet onderschatten. Ze weten vaak heel goed hoe de vork aan de steel zit. Ja, het verzet tegen de crisis groeit'.

Vele mensen hebben échte vriendschap gevonden in de Vierde wereldgroep, ze voelden dat ze iets betekenen en verwierven zo hun eigen plek in de samenleving’.  Aan z’n deur stonden elke zaterdag honderden mensen aan te schuiven voor de voedselbedeling … en dat getal is een duidelijk bewijs dat het echt wel nodig was / is …

In 2000 werd besloten om Kamiel te eren in de vorm van een nieuwe reus. De Stopnoillekes en AKV De Tettemoesjen maakten samen een fietsende Kamiel, die sindsdien jaarlijks de stoet mee mag openen. 


Over de Stopnoilekes en de reuzen is HIER meer te lezen.

Met Kamiel zijn gezondheid ging het niet echt schitterend. 
Hij werd zelfs - ten onrechte -  drie keer dood verklaard. 

Toen in de kerk van Mijlbeek het overlijden van ene Kamiel Redant, een fietsenmaker uit de Moorselbaan, afgeroepen werd, had iemand misbegrepen dat het over Kamiel Sergant ging.  Mijlbeek, en bij uitbreiding de rest van Aalst, stonden meteen in rep en roer.

Niets van aan, Kamiel deed ‘voesj’ en in 2002 werd hij, samen met Odilon Mortier, adviseur van het Feestcomité
Er werden hem toen wel enkele verwijten gemaakt omdat de kantine van de werkhallen gesloten was (oh ramp natuurlijk) en hij hier binnen de vzw Carnavalcontact niets aan deed. Hierdoor was er op carnavalszaterdag steeds iemand in zijn buurt om, indien nodig, voor enige bescherming te zorgen. De kranten spraken toen een beetje smalend over ‘den bodyguard va Kamiel’.

Ook in 2003, ging het gerucht rond dat de Keizer gestorven was, ditmaal aan een hartaderbreuk. Bleek dat in het Onze Lieve Vrouwziekenhuis wel degelijk een ‘Sergant’ gestorven was, maar het ging ook hier niet over Kamiel. 

Een derde keer gebeurde in 2011.
In november van dat jaar kwam de vzw Mensen helpen Mensen met het jammere bericht dat het kerstfeest niet zou kunnen plaatsvinden. De vzw voelde zich genoodzaakt tot deze beslissing als een gevolg van de gezondheidstoestand van Kamiel. Kamiel was toen opgenomen in het ziekenhuis met een hersenbloeding en meteen ging via Facebook een gerucht rond over de dood van Kamiel. Zijn toestand bleek echter stabiel en gelukkig ging het ook hier opnieuw over een fout bericht. 

Met gebundelde krachten en dank zij coördinerende en logistieke steun van een team personeelsleden van het OCMW Aalst, de stad Aalst en de vele vrijwilligers van de vzw Mensen Helpen Mensen, werd – ondanks de problemen - in 2011 het kerstfeest toch nog georganiseerd zoals de voorbije jaren.

Ondertussen was Kamiel de eer te beurt gevallen om  op de gemeenteraad van 17 februari 2009 zijn benoeming als ereburger van de Stad Aalst te ontvangen. 
Dit gebeurde omwille van zijn 40-jarige Keizerschap en vooral ook omwille van zijn inzet voor de minderbedeelden van de Stad.


Ondanks de alsnog geslaagde editie van het kerstfeest in 2011, vond de vzw Mensen helpen Mensen jammer genoeg geen mogelijkheden meer om in de toekomst nog verder een kerstfeest te organiseren, en zag de toekomst van de vzw er niet echt roodkleurig uit en doofde wat uit.

In 2012 werd Kamiel Sergant door koning Albert II benoemd tot commandeur in de Kroonorde


Jammer genoeg gaf dit bij sommigen ook aanleiding tot smalende of lacherige reacties, maar de Keizer repliceerde met ‘Laat ze maar lachen, ik help de mensen tenminste. Misschien zouden de lachers ook eens de handen uit de mouwen moeten steken’.  

Na een wat onzekere periode voor de organisatie werd ‘Mensen helpen mensen’ toch nog niet afgeschreven. 
In 2014 werden door onder meer de basisschool Dames van Maria spullen ingezameld en de pakketjes werden samengesteld door de leerlingen van SVI Gijzegem. 
Een pakket bestond uit koffie geschonken door Maeskes Roem en nog wat andere lekkere dingen. Ook Chiro Kester organiseerde een inzamelactie en reed toen met een grote vrachtwagen naar Aalst om kleding, speelgoed, huisraad en kleine meubelen uit te delen. 
Up and running again dus …

In 2016 volgde een samenwerking : Mensen helpen Mensen en de Sociale Kruidenier waren beiden actief als verstrekkers van voedingsmiddelen voor zij die het moeilijk hebben. Gezien de complementariteit van beide werkingen, zijn de organisaties toen rond de tafel gaan zitten om samen te kunnen werken.
 
Sinds 2015 was OCMW Aalst gestart met een Sociale Kruidenier om op termijn een werking uit te bouwen die de voedselhulp aan de meest hulpbehoevenden, de samenwerking met de lokale handel, de preventie van voedseloverschotten en het aanbod van gezonde basisproducten samen zou brengen.
De vzw Mensen helpen Mensen was als eerstelijnsverstrekker van materiële hulpverlening in Aalst en ver daarbuiten reeds gekend en gewaardeerd. 
Kamiel Sergant bedeelde met de hulp van zijn dochter Mia en een trouwe vrijwilligersploeg aan meer dan 400 gezinnen voedselpakketten. Dankzij de goede reputatie van Kamiel kon de vzw rekenen op sympathie en medewerking van heel wat  handelaren en bedrijven uit Aalst en omstreken, en een samenwerking drong zich dus op.

Toenmalig schepen Dylan Casaer: "Tot nog toe functioneerden beide initiatieven onafhankelijk van elkaar met respect voor elkaars eigenheid. Wederzijdse interesse in elkaars aanbod bracht de verantwoordelijken van beide initiatieven rond de tafel om de mogelijkheden van een eventuele samenwerking te onderzoeken. Uit die gesprekken is gebleken dat beide werkingen zo veel positieve aspecten en knowhow in zich dragen dat het zonde zou zijn deze niet te bundelen tot een uniform aanbod.

Op 11 juni 2016 vond voor de allerlaatste keer de wekelijkse bedeling van goederen plaats met behulp van zijn trouw team in ''t Huizeken' gelegen aan de Moorselbaan 66.
 
Rond het middaguur werd het een samenkomst voor een plechtig afscheid waarbij pers en genodigden Keizer Kamiel hun dank toonden.
Als bezieler en oprichter van zijn organisatie 'Mensen Helpen Mensen' hebben hij en zijn medewerkers al jarenlang onbetaalbaar dienstbetoon verleend aan de minstbedeelden van onze maatschappij.
Voortaan zouden de activiteiten door de Sociale Kruidenier van het Aalsterse OCMW, onder toezicht van voorzitter Sarah Smeyers, worden overgenomen. 

Na de hersenbloeding, de gevolgen van een gebroken heup, hartklachten en het plaatsen van een pacemaker moest de onfortuinlijke Kamiel eigenlijk weer van voor af aan beginnen. Net zoals hij als kind de polio moest overwinnen, iets wat hij toen deed dank zij de tomeloze inzet van zijn moeder. 
Hij vertelde toen dat zijn moeder hem ook deze keer geholpen heeft om terug recht te krabbelen (Kamiel blikte dankbaar omhoog terwijl hij dit vertelde) 

Tijdens carnaval 2014 kondigde Kamiel jammer genoeg aan dat hij het wat rustiger aan zou gaan doen, en nam hij afscheid van 'zijn' Oilsjteneers en Oilsjteneskes.

Op de foto ikzelf met Kamiel (en dochter), enkele uren voordat hij ‘zijn afscheid’ aankondigde ... 
De jaren nadien was hij wel nog aanwezig bij verschillende carnavalsactiviteiten, maar steeds in het publiek.


In 2018 liet zijn gezondheid het ook niet meer toe om naar carnaval te komen … 

Hij was niet meer aanwezig op de carnavalraadszitting en ook zijn plaatsje op de tribunes op de Grote Markt bleef leeg. 
Hij verbleef ondertussen in zorgwooncentrum Denderrust in Herdersem, want was ondertussen te fel achteruit gegaan, waardoor een verplaatsing naar Aalst moeilijk werd. Hij volgde het Aalsterse carnaval wel nog vanuit zijn kamer in het rusthuis.

Niet meer ter plaatse dus, maar hij bleef (en blijft) natuurlijk wel voor altijd in 'ons hert' !

Na de aankondiging dat hij er zelf niet meer bij zou zijn, werd een facebookgroep opgericht met de vraag om de bekende uitroep ‘doemen voesj’ toch nog elk jaar door de boxen te laten knallen bij de popverbranding ... met succes trouwens ...

Sedert 9 januari 2021, op de 86ste verjaardag van keizer Kamiel Sergant, kan men ook het Keizer Kamiel-bier verkrijgen. 


Het blonde bier van 6,5% is het werk van brouwer Steven De Mol uit Hofstade. In mei van datzelfde jaar werd hey Keizer Kamielbier bekroond met een gouden medaille op de 'European Beer Challenge 2021' in de categorie 'Belgian Blonde Ale'.

Het mocht duidelijk geworden zijn de laatste jaren. Ondanks zijn optimisme en niet aflatende 'lach op zijn toet' ging het niet goed met de Keizer. 
Het overlijden was geen verrassing voor zijn dochters, maar kwam natuurlijk wel hard aan. 
“Op Moederdag heeft hij een herseninfarct gekregen en daarna ging het bergaf. We wisten dat dit er zat aan te komen, maar onze pa heeft ons toch ook weer getoond wat een vechter hij is. Hij was heel sterk en had een ongelofelijke wilskracht. Tot op het einde is hij blijven ‘voesj doeng’, dat zat er zo diep in bij hem”, verklaarden dochters Veerle, Hilde en Mia via social media.

Carnavalskeizer Kamiel Sergant werd door de Aalstenaars echt op handen gedragen. Dat blijkt uit de reacties van mensen die hem hebben gekend. Ook de huidige Prins Carnaval Yvan De Boitselier is vol lof en maakt zelf een straf statement : 

"Wat Evita Perron was voor Argentinië, dat was Kamiel voor Aalst".

"De dood van Kamiel was geen verrassing" zegt de Prins. "Kamiel was de laatste tijd niet meer zo best qua gezondheid, hij had dementie. Zijn laatste publieke optreden was in 2014". 
De prins heeft hem goed gekend: "Zijn jongste dochter was mijn eerste serieuze lief, ik ben er enkele jaren kind aan huis geweest."

Burgemeester Christoph D’Haese: “Oilsjt is de enige stad waar het volk zelf haar keizer kiest. Het verlies treft ons allemaal diep. Kamiel was een man die onbevooroordeeld klaar stond voor iedereen. Een voorbeeld voor ons allemaal. Samen met alle inwoners wil de stad een waardig afscheid nemen van onze ereburger. Met een lach en een traan, helemaal in de spirit van Kamiel.”

Op 5 juni om 14 uur schreef burgemeester Christoph D’Haese als eerste een tekst in het rouwregister voor Kamiel Sergant, dat in de balie van het administratief centrum ligt. 

Hij omschreef de overleden keizer van het carnaval als ‘een persoonlijkheid buiten categorie’, een ‘bijzonder aimabele, empathische solidaire man die nooit zijn afkomst is vergeten"
We koesteren de ontelbaar prachtige herinneringen aan Don Camillo” …

Het ereburgerschap, commandeur, afgebeeld op een postzegel en ontelbare affiches en flyers, een biertje, … vele Aalstenaars vinden dat nog te weinig en vinden dat Kamiel nog meer erkenning verdient voor wat hij gepresteerd heeft in zijn leven. 
Ze ijveren daarom al jarenlang voor een standbeeld.

In 2010 begon de toenmalige prins carnaval Den Boein campagne te voeren voor een standbeeld van Sergant in de stad, hoewel die, naar eigen zeggen, "niet graag op een piëdestal staat”.

Het zou een beeld worden waarop Kamiel zou uitgebeeld worden met een microfoon in zijn hand. Op de sokkel zou de tekst 'Weir doeng voesj' komen. Het beeld zou tussen de 15.000 en 20.000 euro kosten. 
De prins liet pins en cd's maken om het beeld, dat aan het Onze-Lieve-Vrouwplein op Mijlbeek zou komen, te kunnen bekostigen.  
Het kwam er toen jammer genoeg niet van wegens te weinig enthousiaste geldschieters, maar nu, naar aanleiding van het overlijden, gaan er opnieuw stemmen op om er toch eens dringend werk van te maken. 
Men kan zich afvragen wat iemand nog meer voor zijn stad zou moeten doen om dat te verdienen…

Opnieuw staat ‘Den Boein’ (Chris Boone) op de barricades.
Hij vraagt alle Aalstenaars een grote of kleine bijdrage te doen om aan de benodigde 25.000 euro te komen.

Een standbeeld zou in elk geval een mooie herinnering zijn voor de man die zijn volk leerde vieren en delen. 

Natuurlijk liet Kamiel ons al enkele heel mooie herinneringen na in de vorm van zijn muziek. 


Bart en Johnny Marcoen en Gert Van Laethem van AT8-Studio brachten in 2013 al een muzikaal eerbetoon uit in de vorm van een cd box met maar liefst 102 liedjes van de Keizer. Dit gebeurde in de reeks 'MuzikOilsjt'. De opbrengst van de verkoop ging naar de vzw 'Mensen helpen Mensen'.


Alles opnoemen is dus zeker onbegonnen werk, maar ‘ge zetj van Oilsjt as ge … de volgende klassiekers van veer nor achter, en van achter nor veer, volleidig kentj meizingen ’ …

‘n Iendracht
A van a ien, a twie, a droi
Annieken
Boem Boem
Cafeiken in... Cafeieken oit
De Saans uniek
Doeme Voesj!!!
d' Oilsjterse Kamillekes
Door es Ilse
Droi daugen hoempapa
Iendracht doe mor voesj
Iendracht Veroit
Oh Remongsken
Oilsjt g'hetj men ert gestoelen
Oilsjt viert Carnaval
Okapi OK
Pateikes en frit
Samba ier, samba door!
Santei...men bieken
Vastelauvedpotpoerrie
Wa zegge ze van Oilsjt
Weir zen van Oilsjt
Wie eet er een sakosj ver moi?
Wit & Zwert
Woor me wiegsken stond

Kamiel was meer dan 50 jaar Keizer. Moest het geen corona zijn, Aalst zou letterlijk ontploffen.
De afscheidsplechtigheid vond plaats op 11 juni 2021 om 11 uur in de kerk van Mijlbeek. 
Het afscheid werd uitgezonden via livestream op TV Oost. 

In de stad werden de vlaggen in elk geval halfstok gehangen. 
Er werd een rouwregister geopend in het Administratief Centrum van de stad.



--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Bronnen

De Voorpost 26/11/1976 – 13/01/1989 – 27/02/1976 – 02/09/1977
Speciale carnavalsuitgaven van De Voorpost - De Aankondiger - De Streekkrant
De Standaard 04/10/2018
TV Oost diverse interviews
Discogs
Rondleiding hallen met Kamiel 
foto Kamiel en ikzelf : Harry Van Bulck
foto Kamiel en de Kamillekes : CarnavalAalstKoentje
bruyland.net
oiljstverzaumelt.be
Spreekbeurt 1986 SMI-TIS (verschillende bronnen - niet meer beschikbaar)
Goeiedag.be
HLN 24/01/2011 – 28/01/2011 – 25/01/2002 – 04/06/2021 - 19/05/2016
Het Nieuwsblad 02/06/2006 – 03/06/2021 – 13/01/2011 – 18/02/2009 - 21/11/2012 (foto BLG)
ocmwaalst.be