Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 21 november 2022

Het Landhuis - Hotel / Huis van Langenhove

Straks alles over het 'Hotel / Huis van Langenhove', maar eerst moeten we hiervoor eventjes naar het Landhuis dat we terug vinden op de koer van het Oud Stadhuis op de Grote Markt. 

In deze residentiële wijk stond oorspronkelijk ook de adellijke woonst van Engelbert Philibert Jan van Immersele, (°1546 +1624), burggraaf van Aalst, en dat zal nu net de link zijn tussen beide gebouwen.

Aalst kende in de loop der tijd verschillende landhuizen

Het eerste, het 'grauwensteen' bevond zich waar we nu 'de Koont' ('Graaf van Egmont')  terug vinden. 
Alles over 'De Graaf van Egmont' is HIER te lezen. 

Het tweede was het 'Huis De Rooze', op de hoek van de Grote Markt en de Lange Zoutstraat.

Toen dat laatste landhuis te klein dreigde te worden, kwamen er al snel plannen om een nieuw te gaan bouwen. 

De wethouders kochten in 1598 het ondertussen welgekende eigendom aan van Nikolaas Godderickx en Christiaan Mannaert. Zij hadden dit perceel aangekocht om er woonhuizen op te bouwen, maar dat feestje ging dus niet door. 

Het was Hendrick De Doncker die het plan tekende voor het nieuwe U-vormige complex, en het waren Christoffel Veerman en Arend Van Loo die verantwoordelijk waren voor de bouw, die uiteindelijk eindigde in 1646.

Hier het zicht op dat landhuis, een zicht dat elke Aalstenaar wel kent (binnenkoer oud stadhuis met links in het hotel de trouwzaal). In de loop der jaren werd het wel enkele keren herschilderd, met steeds een ander effect als gevolg.


In het gebouw waren vergaderzalen voorzien, maar er bevonden zich ook slaapkamers voor de baljuws, de burgemeester, de griffier en de ontvanger van Geraardsbergen.  Het is trouwens ook vandaar dat een stadhuis wel eens vaker 'Hôtel de Ville' wordt genoemd, vanwege de slaapplaatsen dus ...

Naast deze ruimtes waren er tevens paardenstallen en een koetshuis, maar dat laatste verdween jammer genoeg reeds bij de verbouwingen in de 18e eeuw. 
Het was immers origineel wel een zeventiende-eeuws gebouw, maar het werd in de achttiende eeuw – meer bepaald rond 1730 – verbouwd tot een laat rococo complex dat rust en voornaamheid diende uit te stralen.


Hier bevond zich een doorgangshuis, dat in 1898 uitgerust werd met drie cellen. 
Het Armbureel en het Stadsgevang verhuisden op 3 februari 1898 immers van de Houtmarkt naar de Kapellestraat, en vanaf dat ogenblik (we spreken van de jaren 1900) werd gesproken over 'Den Bak' of 'Den Amigo', in de Zuidelijke Nederlanden een vrij algemeen gebruikt woord voor 'gevangenis'.

De benaming 'amigo' is ontstaan door de Middelnederlandse woorden 'vroonte' en 'vr(e)unte' voor 'gevangenis'.
Later werd dit begrip verward met 'vrunt' (”vriend”), en zodoende werd in "den Spaanschen tijd" het Spaanse equivalent van dit woord, amigo, ook op de gevangenis toegepast.

Hier werden opgepakte dronkaards opgesloten om hun roes uit te slapen, maar ook relletjesmakers werden hier ondergebracht. Deze verbleven dan enkele uren in deze cellen, vooraleer ze eventueel werden overgebracht naar een andere gevangenis. 

De stadsgevangenis bestond oorspronkelijk dus uit drie cellen, ieder 3 meter lang bij 2,4 meter breed en 2,90 meter hoog, die langs boven verlicht werden door een opdraaiend venster van 0,75 meter lang bij 0,9 meter breed. Dat venster deed terzelfdertijd ook als verluchting dienst.

Deze cellen bevonden zich in het uiterst rechtse deel van de binnenplaats van het Landhuis, ingekapseld in de oude paardenstallen du Berry. 
Deze gebouwen, met in de benedenverdieping dus de paardenstallen, loodsen en een wasserij vormden toen de scheiding tussen het koetshuis en de tuin. 

Bovenaan bevindt zich een ruime zaal, de vroegere orangerie, die later nog gebruikt werd als druivenserre. 

Naast de gevangenis huisden er ook onder andere  het vredegerecht en de stadsontvangerij. 

Het gevang in de Kapellestraat werd ook wel eens 'ba Hoebeik' genoemd, naar een 'favoriet' cipier, die  overleed in 1913

Na WO II verloor het doorgangshuis aan belang want het nieuwe politiebureau en de rijkswachtkazerne zorgden voortaan immers voor de opvang van gevangenen. 

De cellen werden in 1969 afgebroken en een jaar later verhuisden ook de rechtbanken naar de Pupillensite. 
Later zouden ze tot arsenaal van de brandweer worden omgebouwd.

Hier een foto uit 1978 toen zich hier toen nog altijd de brandweerkazerne bevond. 


In het landhuis, dat vandaag de dag trouwens nog steeds in volle glorie bestaat, ook de trouwzaal is nog steeds in gebruik, vergaderde eertijds dus het raadscollege van het land van Aalst, de binnenkoer werd vaak gebruikt als decor voor openluchttoneel. 


Achter dit landhuis bevindt zich de 'Hof van het stadhuis'. Deze kreeg in de loop der jaren verschillende bestemmingen. 
Het was in 1875 gekend als proeftuin voor landbouwers. En rond 1941 was het 'the place to be' voor openluchttheater. 

Zo werd bijvoorbeeld op 22 en 23 juni 1947 een openluchttoneel opgevoerd als 'benefiet'. De opbrengsten zouden dienen om bij te dragen aan de kosten die dienden gemaakt te worden na de brand in de Sint Martinuskerk op 27 maart eerder dat jaar. 
Het werden twee galavoorstellingen van 'De notabelen van Kraainest'. 

Tegenwoordig is dit nog steeds de plaats waar veel pas getrouwde koppels naar buiten komen om er hun 'rijstdouche' in ontvangst te mogen nemen. 
Vergelijk even met hetzelfde gebouw, met parking voor het stadspersoneel, in 1978. Doordat de tuin sterk verwilderd was, werd op de gemeenteraad van 28/11/1969 beslist om er een parking aan te leggen, die er tot op heden nog altijd is.
Het overgebleven gedeelte van de tuin, werd intussen wel wat in ere hersteld.


Als we op deze parking doorlopen, komen we terecht in de Zwarte Zusterstraat, waar we een vervolg kennen op het hoofdstuk 'Landhuis'. 

De Kapellestraat, zoals het hier vroeger noemde, was er reeds meer dan vijfhonderd jaar vóór het ontstaan van de Grote Markt. 
In die periode, we spreken dan over de achtste eeuw, gingen onze verre voorouders hier ter beevaart naar de kapel van Sint-Ursmaar, gelegen nabij een (nu verdwenen) bocht aan de Dender. 
Het was in de modderige Sint-Ursmaarsmeers - het huidige Stationsplein - dat dit pad dood liep en het was door de poort van Sint Ursmaar, de Kapellepoort, dat de bedevaarders naar deze meers trokken om bij de vereerde missiebisschop heil en troost te komen zoeken.

Tot in de 16de eeuw zijn zij deze beeweg blijven doen om de hulp af te smeken van hun eerste geloofsverkondiger. 
Het woord 'beeweg' (ook wel b-weg) komt uit het oud-Nederlands en staat voor 'bedeweg' of 'bedevaartweg'. Tegenwoordig noemen wij dit een 'ommegang'.

Nooit heeft de Kapellestraat de drukte gekend van de vijf hoofdstraten die op de Markt uitlopen. Het was de rustige verblijfplaats bij uitstek voor de hogere burgerij. 

Als we in deze straat (Graanmarkt) staan, vallen meteen enkele prachtige gebouwen op. 
Het prachtige bibliotheekgebouw ‘Utopia’ is daar één van de meest in het oog springende van, maar daarnaast bevinden zich ook nog de Pupillensite en het 'Hotel van Langenhove' als bezienswaardigheden. 

- Over Utopia volgt nog een artikel.
- Over de Pupillenschool is HIER meer te lezen.  

Het Hotel (of 'huis') van Langenhove dat zich hier bevindt, is een voormalig achterhuis van het Landhuis / stadhuis dat zich achter de tuinen bevindt. 
'van Langenhove', met een kleine 'v' inderdaad, want de familie was verheven in de adelstand.


Maar hoe komen we nu van 'Het landhuis' terecht bij dit gebouw? 

Wel, in 1759 ging men , wegens plaatsgebrek in het Landhuis, over tot de bouw van een achterkwartier, wat later het befaamde 'Hotel van Langenhove' zou worden. 
De werken waren in eerste instantie niet goed uitgevoerd en reeds een tiental jaren later, in 1769, dreigde het gebouw in te storten. 
Herstellingswerken drongen zich op, maar alles kwam goed.

Het zogenaamde Huis van Langenhove, aan de Zwarte Zusterstraat (vroeger dus de Kapellestraat) 10, werd genoemd naar de vooraanstaande familie die het betrok van 1771 tot 1896.

Het prachtige patriciërsverblijf werd tot in 1771 bewoond door Messire Paul Stroobant de ter Bruggen en zijn echtgenote, Vrouwe Agatha Lucretia Raelen, met haar twee zoons uit het eerste huwelijk.

Deze familie verkocht op 4 maart 1771 het huis in het openbaar en voor de som van 15.000 florijn werd Jean-Dominique (Joannes-Dominicus) van Langenhove de nieuwe eigenaar. 

Deze brave man was benoemd tot hoogbaljuw van de baronie van Schorisse, tot afgevaardigde van Aalst en Geraardsbergen én tot afgevaardigde van het Land van Aalst op 4 november 1731.
Het was echter maar liefst 40 jaar na zijn aanstelling dat hij zich in het Land van Aalst kwam vestigen. 

Gedurende de volgende 125 jaar zou het Hotel in het bezit blijven van deze edele familie.

De volgende bewoner werd Jacobus-Christianus-Vincentius van Langenhove (1736-1806), geboren in - tja - Dendermonde en licentiaat in de rechten, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, schepen te Aalst en lid van 'den Breeden raad' die werd samengesteld uit 19 edelen en notabelen. 

Hij kocht in 1782 ook het huis dat aan het hotel grensde. Dat zogenaamde 'Huis Ceciliaan De Kegel', werd later opgenomen in het gebouwencomplex van de Zwarte Zusters. 

Op 4 november 1803 werd de bestemming van het landhuis gewijzigd naar 'stadhuis'. 

De voorbouw van het landhuis werd gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe voorgevel van het stadhuis, zoals we deze trouwens tot op vandaag nog steeds kunnen bewonderen.  Deze nieuwe voorgevel werd geplaatst in 1828.

Het landhuis zelf bleef echter bestaan, alsook de bijgebouwen over dewelke we het hier nu hebben.

Jean-Baptist (Joannes-Baptista-Dominicus) van Langenhove dan. Hij werd geboren in Moorsel op 27 april 1765 en stierf in Aalst op 21 december 1852. 

Hij was 'Rentenier' van beroep en was later ook bekend als burgemeester van Denderleeuw en Erembodegem. 

Na Jean-Baptist kwam Louis-Vincent-Xavier (Ludovicus-Vincentius-Xaverius) van Langenhove (12/10/1787-29/07/1857)

Hij schopte het van 'Rentenier' naar stichter van de 'Banque C. et Al. van Langenhove', een bank die later door zijn twee zoons zou worden verdergezet. 
op 21-jarige leeftijd werd hij burgemeester van Welle. 

Dat deze familie dus zeker niet onbelangrijk was in Aalst mocht al blijken uit het voorgaande.
En het ging verder.

Alexandre Andreas van Langenhove (1823-1871) was zowel bankier, raadslid en voorzitter van de Kamer van Koophandel en zat mee in het bestuur van de spinnerij die door zijn vader was opgericht.
Hij kreeg later een straatnaam toegewijd, namelijk de 'van Langenhovestraat', de relatief korte straat die loopt van de Houtmarkt naar het Burgemeestersplein. 

Hoewel Alexandre dus geboren werd in 1823 vermeldt het straatnaambordje het jaartal 1801, een kleine dwaling in de geschiedenis dus.

Alexander volgde zijn vader op in diens opgerichte bank, werd lid van de liberale familie en was vanaf 1856 ook gemeenteraadslid. In die hoedanigheid engageerde hij zich onder meer om een stadsbibliotheek uit de grond te stampen.
10 Jaar later werd hij kortstondig schepen om in 1867 zijn benoeming tot burgemeester te ontvangen. 
Hij was, raar maar waar, een liberale burgemeester in een raad die toen overwegend katholiek was. De reden was wellicht dat een toen overwegende liberale Belgische regering niet echt geneigd was een katholiek te benoemen. 
De Denderbode publiceerde dat hij als burgemeester door de bevolking 'met tegenzin en onverschilligheid' werd ontvangen. 
Misschien was de Aalsterse bevolking nog niet vergeten dat vader van Langenhove een overtuigd aanhanger was van 'de Hollanders' die tot in 1830 bij ons de plak zwaaiden?

Ook door de wet op het nieuwe kerkhof kreeg hij heel wat tegenwind. Deze wet stelde immers dat de begraafplaats zou worden opgesplitst in twee delen: eentje voor katholieken en eentje voor niet-katholieken.
Ondanks deze onpopulariteit kon van Langenhove burgemeester blijven tot aan zijn dood in 1871. 

Alexandre werd opgevolgd door zijn zoon Louis Antoine Alexandre (Ludovicus-Antonius-Alexamder) van Langenhove (9/10/1848-10/05/1914) als afgevaardigd bestuurder en directeur. 

De Weledele Heer Louis van Langenhove was, net als de vorige takken van de familie gekend als industrieel en edelman. Hij was dé grote zakenman van de familie. Het was zijn beslissing om de door zijn grootvader gestichte bank op te doeken, en nadat dat gebeurd was nam hij het bestuur over van de spinnerij die werd opgericht door diezelfde grootvader. Door het versmelten met andere textielfabrieken werd hij uiteindelijk afgevaardigd beheerder van 'den FFR'. 

FFR stond voor ‘Filatures et Filteries Réunies’, een gekende garenfabriek die gelegen was langsheen de Dender. Later kwamen daar, onder andere, een bowlingzaak en het beroemde ‘Rollerland’ voor de rolschaatsliefhebbers.
De liberaal gekleurde fabriek werd mee opgericht door Alexandre en kende een enorm groot succes. Op een bepaald ogenblik werden hier zelfs ongeveer 1500 mensen tewerk gesteld. 

Hij trouwde in 1881 in Keulen met Maria-Paulina Paffraht (1860-1931). Het echtpaar kreeg drie zoons.

Van Louis opnieuw over naar Alexandre (tja, het was daar niet gemakkelijk in die familie).
Er werd immers een nieuwe 'Alexandre' toegevoegd aan de stamboom. 

Alexandre (Alexander-Joannes-Baptista-Josepha-Ludovicus-Antonius) van Langenhove (1882-1964), de oudste zoon van het echtpaar Van Langenhove-Paffrath, kreeg in 1929 vergunning om de Bouvekercke aan de familienaam toe te voegen, en dat als herinnering aan een voorouder die de heerlijkheid Bouvekercke bezat. 
Hij was burgerlijk mijningenieur, ridder in de Leopoldsorde en ridder in de Kroonorde met zilveren ster.
Ook hij werd als voorzitter verbonden aan de Filatures et Filteries d'Alost en werd daarenboven ook voorzitter van de Etablissements Louis De Naeyer in Willebroek. 
Hij trouwde in 1906 in Anthisnes met barones Marie-Louise de Waha Baillonville (1885-1970) en ze kregen vier dochters en een zoon.

Het was hij die - als laatste vertegenwoordiger van de familie bij de FFR - Aalst zou verlaten om zich te Brussel te vestigen. 

De familie 'van Langenhove-de Bouvekercke' was inmiddels al de zevende generatie van deze naam die in het Aalsterse stamhuis verbleef, en alhoewel hij onze stad reeds in 1894 verliet, bleef hij wel met hart en geest verbonden aan zijn geboortehuis. 
In 1960  liet hij een bronzen plaat aanbrengen in de voorgevel met de tekst : “Heerwoning van Langenove, 1771-1896”.

Na de verhuis naar Brussel in 1894 verhuurde hij zijn eigendom aan zijn volle neef, Messire August Lefevre. 
Toen deze laatste echter overleed, wenste de eigenaar niet dat zijn vaderhuis zomaar zou verkocht worden aan eender wie. 
Hij gaf er dan ook de voorkeur aan om het af te staan aan de stad, wat ook gebeurde aan de lage prijs van 55 000 Frank. 

We hadden dus al Alexandre met zoon Louis. Louis met zoon Alexandre. Dus is het nu opnieuw de beurt aan Alexandre met zoon Louis. 

Louis van Langenhove de Bouvekercke (1919-2007) trouwde in 1948 in Gent met Godelieve de Kerchove d'Exaerde (1924-2004). Door gebrek aan mannelijke naamdragers echter was dit de laatste telg van de uitgebreide familie.

De stad gebruikte het gebouw om er de Rechtbank van Koophandel in onder te brengen. Deze werd plechtig geïnstalleerd op 3 juni van het jaar 1897.

Omstreeks het midden van de 20ste eeuw telde Aalst drie geklasseerde gebouwen:

- Oud stadhuis met Belfort en Gebiedshuizeken :“Besluit van 13 oktober, 1943”.
- Beurs van Amsterdam, Grote Markt, 26 : “Besluit van de Regent van 27 september, 1946”.
- Sint-Martinuskerk : “Besluit van de Regent van 20 juli 1946”.

Een nieuw Koninklijk Besluit van 21 september 1962 voegde daar nog het ‘Hotel van Langenhove’, toen Rechtbank van Koophandel, aan toe 

- als monument om reden van zijn artistieke waarde,
- als landschap om reden van zijn esthetische waarde,
- het zelfde gebouw met binnenhof, de gewezen stallingen, de orangerie en de Ginkge Bilobaboom.

Het hotel van Langenhove  werd toen dus aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed en het hotel en de omgeving als beschermd cultuurhistorisch landschap. 

En zeg nu zelf, als je de beschrijving van het gebouw leest, ga je daar toch onmiddellijk mee akkoord.

Het pand mag eigenlijk een pareltje van architectonische verfijndheid genoemd worden.
Wie er voor staat zal het zeker kunnen beamen. 

Hier een foto van de voorgevel uit 1975.


Deze voorgevel heeft een lengte van 33 meter : 22 voor het woonhuis, 11 voor de aanbouw met koetspoort. 
De herenwoning met haar twee verdiepingen is een prachtig voorbeeld van laat-rococo, een architecturaal complex dat rust en voornaamheid uitstraalt.
Te midden van de benedenverdieping brengen drie stenen trappen je voor de gebeeldhouwde poort, een rijk versierde eikenhouten deur in een omlijsting van hardsteen en gevat tussen twee vaste panelen, en voorzien van lijstwerk. 

Nog mooier is echter het waaiervormig bovenlicht met gekleurde ruitjes, dat werd aangebracht onder een geornamenteerde korfboog. Uit een centraal geplaatst schelpmotief ontspringen elf stralen die uitlopen in een boogfries en uit deze omsluiting flitsen op hun beurt tien stralen, nu met 'grotere ruiten waarvan de middelste een dubbele lantaarn vormen. 

Een waar kunstwerk!

Aan beide zijden van de deur heeft de gevel drie schuiframen, ieder met 60 ruitjes, 10 in de hoogte en 6 in de breedte. In totaal zijn er 20 ramen en die tellen samen maar liefst 864 dergelijke ruitjes! 

Tel maar na ...


Het middenstuk is het meest in het oog springende gedeelte, met prachtige versieringen boven de deurpartijen die bestaan uit rocaille-motieven in steen en smeedijzer. 
Middenin de gevel is een driehoekig fronton met een ossenoogvenstertje. 

Als we het statige herenhuis binnenstappen, komen we eerst in een ruime hal, gevloerd met witte marmer.
Die witte marmer vinden we trouwens ook terug in de daarop volgende vestibule waarin het trappenhuis zich bevindt. 
De smaakvolle bewerkte trapleuning in eikenhout is een streling voor het oog, maar het is vooral de hoofdtrappaal die met alle eer gaat lopen.  We vinden er een neerwaarts kronkelende dolfijn die rust op een golf en een leeuw die een bol onder de klauw houdt terug. De leeuw heeft het echter allemaal niet overleefd en is momenteel onvindbaar.
De muurleuning wordt geschraagd door een eiken lambrisering. 

Vroeger waren de muren van het trappenhuis bekleed met een zwaar behang.
Omstreeks het midden van de 19de eeuw was de winter echter zo streng dat de muurbekleding aan de behoeftigen werd uitgedeeld om ze te gebruiken als dekens! 

De vertrekken van het gelijkvloers bestonden in hoofdzaak uit vier salons en een grote eetkamer.
Overal waren deuren met frontons, Louis XV-panelen en in brons geciseleerde klinken. 

Hier een voorbeeldje van zo'n binnenruimte.


De eerste verdieping telde zes slaapkamers en nog eens twee salons. 

Een van die kamers bevat (trouwens nu nog) een alkoof, die omlijst is door een uiterst druk uitgewerkte betimmering met slank oprijzend lijstwerk, fijne rocailles en een gestileerde flora. 
Twee minnekozende tortelduifjes symboliseren het verblijf in de slaapstede. 

Op de tweede verdieping was vroeger de bibliotheek ondergebracht, evenals het heel omvangrijke archief van de familie van Langenhove en van de aanverwante geslachten de Clerck, genaamd de Bouvekercke, en van de Huldenbergh, genaamd van der Borch (van de Leuvense burgemeestersfamilie). 
Deze beide families zijn thans uitgestorven. 

Daarboven bevonden zich de slaapkamers van het dienstpersoneel en de ruime zolders

Fotootje van een zolder :



In het souterrain vond men de ruime keuken en de welgevulde wijnkelders.

Het bewijs van hun gastronomische capaciteiten vinden we trouwens terug op de spijskaart van het diner, door wijlen de heer Louis van Langenhove aangeboden in juli 1856, om de inhuldiging van het spoorwegstation en van het standbeeld van Dirk Martens te vieren. 

In het kort: tarbot, kalfskop, eenden, jonge kalkoenen, verse haring (!), kwartels, Ardeense hesp, zalm, jonge patrijzen en kreeften. Natuurlijk werden de tien gangen ook vergezeld van passende groenten, gekruide sausen, edel druivensap en het geheel werd gevolgd door de fijnste nagerechten.

Naar de tuin dan …

Want in deze tuin staat de ginkgo biloba, een Chinese fossielboom. 

Geen gewone boom want er bestaat zelfs een koninklijk besluit over dat uitdrukkelijk meldt : 

“De volgende beperkingen worden voor de behartiging van het nationaal belang aan de rechten van de eigenaar gesteld: 

1 - De Ginkgo Biloba te snoeien; 
2 - In de omgeving ervan werken uit te voeren die zijn normale groei zouden belemmeren”. 

Een heel speciale boom dus, want waarom zou een K.B. willen dat er zoveel bijzondere zorgen aan worden besteed? 

Wel, het zit zo … De Ginkgo Biloba is een weinig gekende plant, afkomstig uit China waar zij is blijven voortbestaan als enige van een speciale boomsoort uit de voorhistorie. 
Het Aalsterse exemplaar is ondertussen, samen met de omgeving, ook geklasseerd en beschermd als landschap.
Dat gebeurde in 1962.


De boom dateert uit de periode dat het huis nog eigendom was van de familie (tussen 1771 en 1896). 

Volgens de Inventaris van de Dendrologische Vereniging had de boom in 2005 een omtrek van 349 cm. Tijdens het inventariseren van de boom in 2009 werd een stamomtrek gemeten van 362 cm. In februari 2011 had de boom een omtrek van 367 cm. 

Een jaarlijkse toename van ongeveer 3 cm. Niet slecht dus. Ter vergelijking, de Ginkgo van Geetbets had volgens dezelfde inventaris, in 2009 een omtrek van 522 cm. De dikste Ginkgo van het stadspark in Aalst, aangeplant in 1916, had in 2005 een omtrek van 211 cm. 

De Japanse notenboom van Aalst is een vrouwelijke boom. De soort is tweehuizig, de bloemen eenslachtig. Mannelijke en vrouwelijke bloemen groeien niet op dezelfde boom. Omwille van de geur van de vruchten wordt hij al eens de stinkpruim van het stadhuis genoemd.

Deze boom is een levend fossiel en was reeds gekend in het secundair tijdvak waar deze onmiddellijk na de varens en de mossen uit het steenkooltijdperk kwam.  
Hij is een tijdgenoot van de reuzenhagedissen: de brontosaurus (of schrikhagedis), de dinosaurus (of vreselijke hagedis) en de iguanodon (of tandhagedis). 
Van verre gezien lijkt de ginkgo misschien niet zo merkwaardig. Het is een mooie, breedkruinige, schaduwrijke boom. Bij nader toezien echter vallen de bladeren op door hun ongewone vorm.

Zij bestaan uit twee brede vleugeltjes, samenhangend aan een steeltje; ze zijn dus tweelobbig, wat in het Latijn wordt uitgedrukt als «biloba». 
Het was de Zweed Linnaeus die deze plant de wetenschappelijke naam ginkgo biloba bezorgde.
Ook in het Park Terlinden stond vroeger zo’n exemplaar.

De nerven van het blad vertrekken in waaiervorm uit de kloof in het midden en bij het afvallen verdroogt het groene blad tot een taai, geelkleurig waaiertje.
Het is dan ook daarom dat de ginkgo ook bekend staat als ‘waaierboom’. 
De boom draagt noten, die de indruk geven vruchten te zijn; het zijn echter zaden. Ze gelijken op witte pruimen, zijn zeer olierijk en worden in Japan als lekkernij geëten, na eerst geroosterd te' zijn. Vandaar ook een andere benaming : de Japanse noteboom. 

Ginkgo-achtigen hebben over de ganse wereld bestaan in talrijke soorten. Afdrukken van hun bladeren worden ook in de mergelstreek van België aangetroffen. 
In China wordt deze plant door de bevolking vereerd en speciaal aangeplant. Van China is hij naar Japan overgebracht en langs daar als parkboom naar Europa en Amerika. 
Het landhuis werd samen met zijn omgeving beschermd in 1962 en het gebouw heeft reeds een mooie restauratie achter de rug, hoewel het heden ten dage toch opnieuw een likje verf (en wat meer!) zou kunnen gebruiken.

Toen de Rechtbank van Koophandel en het Vredegerecht verdwenen waren, begin jaren ’70, was er een optie om er de administratie van financiën in onder te brengen. 
De zittingzaal zou ingericht worden door de Handelskamer. 
Architect Van Herreweghe stelde heel vlug een dossier samen en onderhandelingen werden aangeknoopt met de ‘Kommissie van Monumentenzorg’. Zij gaven planindicaties en de architect werkte verder af. 

Schepen De Neve stelde op zijn beurt een ingenieur aan die, na heel wat strubbelingen en aanmaningen, ook zijn plannen indiende. 
Deze werden ontvangen door de ‘Kommissie van Monumentenzorg’ in juni 1974, maar ook daar bleef het dossier een tijdje liggen. Gelukkig werd het dak in 1965 nog hersteld waardoor het gebouw in elk geval beschermd was tegen regen en wind. 

In 1974 sprak zelfs de pers over de erbarmelijke toestand van het gebouw. 
In De Voorpost stond te lezen : “De toestand waarin het hotel van Langenhove zich nu bevindt, is de stad Aalst onwaardig. Het zit zo dat het mooie patriciërshuis met zijn ruime plaatsen wel eens een stapelplaats van ongebruikte en resterende voorwerpen zou kunnen worden”. 

Er werd al lang gesproken over een restauratie, maar het leek er maar niet van te komen. 

Reeds in 1972 werd er een ontwerp gemaakt, pas in 1976 was er een toekenning van enkele dringende werken en werd de kostprijs van een restauratie geschat op 16 miljoen frank. Er kwam dat jaar ook een aanbesteding van de werken. 
Het was op 1 april 1978 dat de werken dan eindelijk aanvatten, maar al gauw stootte men op een aantal gebreken. Extra kosten dus, en meteen ook extra tijd om de werken te kunnen voltooien. 
Vanaf 1 juni 1979 kon de aannemer immers maar heel sporadisch doorwerken, gezien voor elke extra aanpassing diende gewacht te worden op de goedkeuring. 
Eind 1981 konden de werken opnieuw volop plaatsvinden. 

Oorspronkelijk was ook de tuinaanleg van het gebouw langs de binnenkoer van het stadhuis opgenomen in het dossier, maar omwille van besparingen werd deze aanleg (met fontein en vijver) niet uitgevoerd. 

Dat het gebouw een stapelplaats zou worden van allerlei rommel, zo ver kwam het uiteindelijk net niet, en na een grondige restauratie werd het in 1983 in gebruik genomen door de Stadsontvangerij en het departement van Financiën. 

De ontvangerij (Kapellestraat 14) was toen te bereiken via twee ingangen. De hoofdingang bevond zich in de Kapellestraat, maar men kon het gebouw ook betreden langs de achterkant.
In de hal werden toen enkele fraaie drukpersen geïnstalleerd. 
Wat verderop werd de aandacht getrokken door een sobere gevelwand, versierd met een beeld van de heilige Antonius, uit het voormalige klooster van de zwarte zusters. 
 
Op het gelijkvloers bevonden zich onder andere de ontvangerij, het bureel van de stadsontvanger met secretariaat en archief, de kofferkamer en de dienst boekhouding, alsook een printerlokaal voor de computerterminal.
Op de eerste verdieping vestigden zich onder andere het kabinet van de schepen van financiën, de aankoopdienst, de dienst belastingen, het bureel van de directie van financiën en nog een printerlokaal.
De zolder werd ingericht als één grote ruimte en was bestemd voor de Juridische dienst.
 
Er volgden heel wat verhuizen bij de stadsdiensten. Zo werden de burelen van de dienst bevolking in 1984 overgebracht van de Kattestraat naar de rechtervleugel van het binnenplein van het stadhuis. 
Volksgezondheid nam zijn intrek in de lokalen van de vroegere ontvangerij, linkervleugel binnenplein stadhuis. 

En daar bleef het niet bij. Gezien ook deze stadsdiensten in de zomer van 2015 opnieuw een nieuw onderkomen kregen in het nieuwe stadhuis (Werf 8-9) kwamen de gebouwen opnieuw jammer genoeg leeg te staan.

Ondertussen is het trouwens zo dat het hele gebouw in de Zwarte Zusterstraat beschermd is. 
Op 14/09/2009 werd immers ook de herenwoning beschermd als vastgesteld bouwkundig erfgoed. 

Op donderdag 18 mei 2017 vond de openbare verkoop plaats van Aalsters stadspatrimonium dat samen minstens 5,5 miljoen euro waard is. Op het Te Koop-lijstje stonden het kasteel Terlinden, de gebouwen van de Zwarte Zusters, Huis De Bolle, Hotel Van Langenhove en het vroegere gebouw van de personeelsdienst van de stad.

"Via de privé zullen die gebouwen gerenoveerd worden. Ook dat is stadsvernieuwing", zei burgemeester D'Haese toen.

Het verkoopskaartje van het hotel Van Langenhove vermeldde volgende info : 

- bouwjaar 1771
- oppervlakte met tuindeel : 946 m2
- instelprijs : 950 000 Euro
- opgelet : werken in de tuin gebeuren steeds in samenspraak met Onroerend Erfgoed, nadat er een inrichtingsplan is opgemaakt voor de volledige achterkoer (in het kader van masterplan Pupillen)

Om 15 uur startte de verkoop. Of de Burgemeester geen tijd meer had of eerder teleurgesteld was, is niet zeker, maar hij bleef niet aanwezig voor deze - reeds tweede - verkoopspoging. 
Deze werd geleid door Notariskantoor Pascale Van den Bossche van Aalst. 

Net als op de eerste verkoopsdag werden eerst alle verkoopsvoorwaarden en pandvoorwaarden overlopen. Er werd informatie gegeven en gezien er geen verdere vragen waren, ging men onmiddellijk over tot de effectieve verkoop. 
Het werd echter muisstil in de zaal en er werden geen boden op het pand uitgebracht. Zowel de Notaris als Schepen Ann Van Den Steen probeerden het volk alsnog aan te sporen om toch te kopen maar er kwam geen reactie op. 
Herhaaldelijk werd er vermeld dat dit de enige kans was om dit pand te kopen want er zou geen nieuwe zitdag meer komen ... maar helaas ... De verkoop werd afgesloten zonder dat er maar iemand een poging had gedaan om een bod uit te brengen.

Wat zijn de vooruitzichten nu in verband met dit gebouw? Is het nu helemaal verloren? 

Neen!
 
De twee panden (het gebouw van de Zwarte Zusters én het hotel van Langenhove) zijn opgenomen in het masterplan van de Pupillensite. 

De bibliotheek - Utopia - maakt reeds deel uit van deze site, maar enkel de hoek werd verbouwd.
Gezien echter de gehele site een masterplan heeft en verbouwd/vernieuwd/gerenoveerd zal worden, en aangezien deze twee panden niet verkocht zijn, worden ook zij hierin ondergebracht en zullen ze ook een nieuwe bestemming krijgen.

Maar hoe ziet het er nu allemaal uit? Wat zijn de mogelijkheden? 

Dit is een beschrijving (+ tekening) van hoe het zou kunnen worden ...

Het voormalig klooster Zwarte Zusterstraat en Hotel van Langenhove herbergen een hotel en een nieuwe feestzaal. De vroegere parking is omgetoverd tot een weelderige groene tuin, dewelke een ideaal kader vormt voor recepties, trouwfeesten of congressen.
Als de tuin niet is afgehuurd, zien we er alle leeftijden samen genieten van het groene kader


'Zou kunnen ...', Inderdaad, want gezien het om oude gebouwen gaat, moet men natuurlijk ook rekening houden met de grondplannen van 'toen'.  De gebouwen en het plein karakteriseren zich door heel onregelmatige vormen, waardoor het een hele opgave zal worden om hier 'iets deftigs' van te maken.
Nu, we gaan niet wanhopen, want wat men enkele meters verder heeft gemaakt van Utopia, is gewoonweg prachtig! 

De tweede binnenplaats bevindt zich eigenlijk wat ongelukkig middenin de binnenplaatsen van de Pupillensite en het Stadhuis. 
Ze heeft deze geen duidelijke vorm, de grenzen zijn onregelmatig en het doet eigenlijk meer denken aan een ‘ingang’ dan aan een statische ruimte. 
Eigenlijk houdt het 4 verschillende ruimtes bij elkaar: de Pupillen, het Stadhuis en de potentiële verbinding naar de Peperstraat en de Graanmarkt. 

In deze binnenplaats bevinden zich twee gebouwen. 

Het eerste is een twee verdiepingen tellende driehoekige hal met drie soortgelijke gevels.
Dit gebouw kan bijvoorbeeld perfect worden gebruikt als een overdekte markt, die samen met de openluchtmarkt op de Grote Markt zou kunnen dienst doen. 

Op de bovenste verdieping is ruimte zat voor een restaurant. Het gebouw kan dan eventueel ook verhuurd worden als een cateringruimte in relatie met de trouwzaal die in zijn huidige locatie zal blijven. 

Het tweede gebouw is een slanke vijfhoekige uitzichttoren. Deze is 25 meter hoog en het zal moeilijk zijn om daar een specifieke functie aan toe te kennen. 
Eigenlijk is het een ‘follieken’, dat bijvoorbeeld gebruikt kan worden als panoramapunt, om de stad te overzien, om er vuurwerk te lanceren, om een bruidsboeket naar beneden te gooien,… 

Op feestelijke gelegenheden, zoals belangrijke bruiloften, sportevenementen of zelfs tijdens carnaval zouden de twee gebouwen, de trouwzaal en de binnenplaats zelf, een feestelijk geheel kunnen vormen. 

De bestaande gebouwen rond het plein zijn allemaal onderhouden. Hun goede staat vraagt slechts enkele kleine aanpassingen om nieuwe functies te kunnen verwelkomen. 

Het gebouw op de Zwarte Zusterstraat nummer 10 zou trouwens een vier verdiepingen tellend hotel worden, waarvan de helft van de kamers op de straat gericht zal zijn, en de andere helft in richting van de binnenplaats zal wijzen. 

Ook het kleine aanvoegsel in het noorden kan eventueel een aansluitend restaurant worden, waarvan de helft onafhankelijk van het hotel zou kunnen bestaan. 

De andere gebouwen rond de binnenplaats zullen gewijd worden aan huisvesting in vorm van kleine stedelijke villa’s. Elke stedelijke villa, toegankelijk zowel vanaf de straat als vanuit de binnenplaats, herbergt tussen de 4 en 8 appartementen. 
Ten slotte wordt de westelijke parking geopend naar het noorden om de binnenplaats met de Peperstraat te verbinden.

Grootse plannen dus met dit prachtige gebouw dat reeds een mooie geschiedenis kende. 
Op naar een even mooie toekomst? 

Afwachten!


Bronnen

Inventaris.onroerenderfgoed.be object 131552
Archeonet.Vlaanderen
Het Land van Aalst, jaargang XIX, 1967 – nummer 5
Vlaamswoordenboek.be
Vlaamsbouwmeester.be/sites/default/files/open_call_project_submission_presentation_bundles/Baukuh%2C%20LIST.pdf
Vlaamsbouwmeester.be voor plan hoe het er zou kunnen uitzien
Chipka maart 2017
De Gazet van Aalst 17/08/1968 - 24/06:1983
Info Open Monumentendag 2016
Foto voorgevel via inventaris.onroerenderfgoed / foto genomen door Blondé, Anne op 27-04-2021
Alexandre van Langenhove de Bouvekercke : Une ancienne demeure alostoise et son histoire, in: Recueil de l'Office de généalogie et d'héraldique de Belgique, 1954.
Foto’s binnenkant : rebeccagheyssens.wordpress.com
De Voorpost 25/10/1974 - 09/01/1981 - 19/11/1976 - 16/11/1984
Dendrologie.be/nl/trees
D'Huyvetter C, De Longie B., Eeman M., met medewerking van Linters A.. 1978: 
Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n1 (A-G), Brussel - Gent.

vrijdag 11 november 2022

De Zwarte Kat (De Pelgrim - De Moor - 't Moriaens Hooft - L'Alliance) + Het orgel

Aan het begin van de Kerkstraat, op het nummer 1 vonden we lange tijd ‘café-taverne ‘De Zwarte Kat’. Uit de keuken kwamen er steeds lekkere seizoensgebonden gerechten met zin voor traditie en smaak, en menu’s waren verkrijgbaar op aanvraag. 


Op de kaart vonden we zowel klassiekers als suggesties, en er werd het hele jaar door ook een traiteurdienst verzorgd met een aparte menulijst.

Al het voorgaande staat in de verleden tijd geschreven want het gebouw wordt grondig aangepakt. Het staat momenteel in de steigers, en ook de basis van het gebouw had dringend nood aan renovatiewerken.

Eigenaars Steven en Annick stopten eind oktober 2022 dan ook met de uitbating maar begonnen wel een nieuwe zaak (genaamd ‘Steven’) ‘schiefrechtoever’. Naar het prachtige hoekhuis, waar vroeger de ‘Mister Minit’ gevestigd was. 

Sinds 1994 was het café eigendom van Steven en Annick, zij hadden toen een heel mooi zicht op het oudste schepenhuis der Nederlanden, maar op hun nieuwe locatie hebben ze een nog vollediger zicht op de Grote Markt.

Eventjes de geschiedenis induiken. 

In 1416 heette het café “De Pelgrim”. Bedevaarders van heinde en ver kwamen toen uit richting Brussel langs deze straat de stad binnen. Dicht bij de kerk hielden ze, onder andere in ‘De Pelgrim’, hun rustpauze voor ze verder trokken naar de vele bid- en bedevaartkapellen die onze stad toen rijk was.

Ieder jaar trekken trouwens nog steeds duizenden pelgrims te voet of per fiets naar het Noord-Spaanse Santiago de Compostella, één van de bekendste bedevaartsoorden ter wereld. 
Wat misschien minder bekend is, is het feit dat één van de routes naar dit bedevaartsoord ook door onze stad loopt , namelijk de Jacobsroute die vanuit Haarlem via Antwerpen, Aalst, Doornik en West-Frankrijk naar Spanje gaat.

Oorspronkelijk volgden de pelgrims alle kerken waar een altaar van Sint-Jacob te vinden is, en ‘onze’ Sint-Martinuskerk heeft er ook zo een.
Meer over ‘Aalst en Santiago de Compostella’ is HIER te vinden …

Later in de 15e eeuw vond men hier de vermelding "De Moor", en in de 17e eeuw werd dat ‘’t Moriaens hooft’ 

De namen ‘De Moor’ en ‘’t Moriaens hooft’ komen beide van de benaming ‘Moor’, een Islamitische inwoner van het Middeleeuwse Spanje. 
Het woord ‘Moor’ leidt ook naar een Grieks woord dat ‘zwart’ betekent,  in een lokale betekenis zou het echter ook ‘verblijfplaats’ betekenen. 

In het Nederlands kreeg het woord ‘Moor’ in de zeventiende eeuw de betekenis van neger, wat een aanduiding was voor een lid van een groep donkerhuidige mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Afrika ten zuiden van de Sahara. 
Lange tijd was het een relatief neutraal woord, maar sinds het eind van de 20e en het begin van de 21e eeuw wordt het door sommige mensen als minachtend, kwetsend en racistisch ervaren. Volgens de 'Dikke van Dale' wordt de term door een groeiend aantal mensen als onwenselijk ervaren omdat deze met kolonialisme geassocieerd wordt, en meldt erbij dat de term verouderd is. 

‘Hooft’ werd ook vaak gebruikt voor het eerste huis in een straat, in dit geval een logische keuze gezien het pand zich op huisnummer 1 bevindt.

Het café, ondertussen van naam veranderd naar ‘L’Alliance’, stond in de 19e eeuw vaak garant voor live optredens.


Rond 1880 werd dit café uitgebaat door Liborus Van Landuyt, die werd opgevolgd door Leopold Boin, geboren in Aalst 1869 en gehuwd met Valerie D’Outreligne. Het Koppel had drie zonen. 

Het dichtst bij de marktcentrum gelegen café d’Alliance (‘bij Leopold Boin’) was in 1900 eigendom van Brouwerij-Mouterij De Zeeberg, eigendom van familie Van der Schueren.
De herberg telde op dat ogenblik ook enkele kamers. Mogelijk wijst dit op een hotelfunctie in die periode die doorloopt tot begin 1924. 

Het café werd dus ooit ook als hotel betiteld. Door de vaste huurders en het aanwezig zijn van slechts een 2-tal slaapkamers in het woongedeelte, wordt een hotelfunctie zeer onwaarschijnlijk in de latere toekomst. 

In 1925 komen Henri Van Cauwenbergh en zijn vrouw Delphine Moortgat in het café, tot op het einde van 1939. 

Henri Van Cauwenbergh werd geboren in Aalst in 1897. 
Hij was als 17-jarige vrijwilliger in W.O. I. Tijdens een van de laatste offensieven, dicht bij het bos van Houthulst (15 oktober 1918), raakte hij gewond bij het ter hulp komen van een makker en verloor een oog. 
Na de oorlog kon hij zijn vorige beroep van mecanicien niet meer uitoefenen. Door zijn wankele gezondheid en de ondergane heelkundige ingrepen kon hij evenmin het aanvaarde werk op de Gentse begraafplaatsen volhouden. 

Zijn hoofd was nog volledig omzwachteld, toen hij te Aalst Delphine Moortgat leerde kennen. Ze huwden in 1923. 
Delphine, ook wel Fientje genoemd, werd op 15 juli 1900 geboren en was de jongste uit een gezin van 11 kinderen en had slechts een broer. Haar moeder (1858-1923) was vroedvrouw. Haar vader, die 10 jaar ouder was, was kuiper en aan de drank verslaafd en overleed nog voor zijn vrouw. 
Delphines grootvader en diens broer waren de bekende brouwers Moortgat. 
Reeds als jong meisje had ze een radde en scherpe tong, en was ze een knappe, zwartharige slanke verschijning.

In 1925, na Leopold Boin, namen ze na een half jaar huwelijk – Henri was toen ongeveer 27 jaar – hun intrek in café “L’Alliance”. 

Daar hadden ze de gelagzaal, ongeveer 5 m breed en 8 m diep, met daarachter een ruime feest- of vergaderzaal ter hunner beschikking. 
Daarop volgde een binnenplaats (“de koer”) en het “achterhuis” als woonruimte met gelijkvloers en 2 verdiepingen. Op de eerste verdieping waren er een grote en een kleine keuken, op de tweede een grote en een kleine slaapkamer. 
Het gevelgedeelte had voor het café 2 vensters, met ertussen de toegangsdeur. Uiterst rechts een tweede toegangsdeur, die langs een gang leidde naar de 3 verdiepingen boven het café en de tweede zaal. Op de verdiepingen waren woonruimten, appartementen met verscheidene kamers, betrokken door vaste huurders, die ook over een gedeelte van de kelder beschikten. 

De Van Cauwenberghs hadden hun kelderingang in het café, maar hadden verder niets te maken met de huurders van het gebouw. Het aantal en de verscheidenheid van de personen die van deze afzonderlijke toegangsdeur gebruik maakten, was wel een aanleiding om het café ook als “hotel” te beschouwen. 

De uitbaters verhuurden alleszins geen kamers. Mogelijk bevonden zich onder de huurders op de verdiepingen wel dames die heren ontvingen. Onze stad was in die tijd immers rijk aan bordelen en dames van plezier. 
De huidige gevel is qua indeling nog steeds zoals afgebeeld op een foto uit 1893. Alleen verdween het doorlopende balkon op de eerste verdieping en werd het gedeelte dat op het café betrekking had gemoderniseerd toen in 1986 de Taverne er kwam.

In verband met zijn invaliditeit kwam Henri regelmatig in Brussel in de omgeving van de Wetstraat. In de cafés zag en hoorde hij soms orgels (orgels en vooral de orchestrions werden eind jaren 20 vaak geplaatst in kleine cafés).en het was al vrij snel beslist ... er zou ook in zijn café een dergelijk orgel komen. 
Aanvankelijk was Delphine niet erg enthousiast. Ze wilde niet dat het café zou gerekend worden tot de vele “orgelkoten”, zoals men die etablissementen in die tijd wel eens placht te noemen. 

In 1928, het jaar waarin hun enige dochter Adrienne geboren werd, het kon niet uitblijven, kwam er toch ook een orgel. 

Henri bestelde op 12 april 1928 in Antwerpen bij Mortier immers een heus Mortierorchestrion, een instrument met 84 toetsen, en met het uitzicht van een mooi eiken meubel, dat zeer verschillend was van de gangbare café-dansorgels.


Het werd aangekocht voor de mooie prijs van 48760 Belgische franken. (omgerekend 1208.73 Euro) 
Ter info : de 48460 Belgische Franken in 1928 hebben nu zelfs een waarde van maar liefst 43531 € !
Het was dus wel degelijk een serieuze investering.

De catalogus van Usines Th. Mortier beschrijft het als :
Orchestrion op Kartons 80/84 toetschen en met façade nr. 39 van den kataloog,
"2,75 m breedte, 3 m hoog en 200 m muziek”.
“Meubel in eik of mahonie, gewast".
"Zeer kundige façade met uitgesneden panelen, kunst-glas en beeldje".
De huurprijs werd als volgt betaald:

Een voorschot bij het opstellen van het contract en een tweede bedrag bij het in ontvangst nemen van het orgel.”

Daarin was ook de weeldetaks van 6 % op de totale som begrepen, reeks van aangenomen wissels gespreid over 36 maanden, sancties bij “tekortkomingen” van de betalingen en een afwerking voor 15 maart aanstaande … maar dit alles zonder enige verbintenis vanwege de firma Mortier. Voor de ganse periode dat het orgel niet totaal afbetaald was, moest Henri Van Cauwenbergh een verzekering afsluiten “tegen alle gevaar van  brand en ontploffing”.

Het contract draagt de stempel van “Le fonde des pouvoirs” en is ondertekend door G. Hermans. Alle voorgedrukte delen in bruin en Franse tekst. 
Wanneer er iets speciaals werd toegevoegd aan een orchestrion, betekende dit al gauw een meerprijs van 5.000 fr. 
Een register trompetten bijvoorbeeld kostte 3.000 fr. 

Volgens informatie van Oscar Grymonprez zou een orchestrion in het jaar 1921 86.000 fr gekost hebben!. Deze bewuste aankoop mag dus gerust als 'een koopje' aanschouwd worden.

Henri beschouwde het orgel als een persoonlijke aangelegenheid en bleef er nauw bij betrokken. 
Zelfs toen het orgel nog in opbouw was, bezocht hij verschillende malen de werkplaatsen van Mortier. De bouw van het orgel werd begonnen en beëindigd in een periode met klammig weer. Na de voltooiing vond Mortier dat het een buitengewone klank had. Ook toen het orgel geplaatst was, verzorgde Henri het meubel en alles wat errond en eraan was. Het eigenlijke nazicht en onderhoud werd door de firma Mortier uitgevoerd. Alhoewel het orgel niet werkte met muntinworp, was het toch betrekkelijk snel afbetaald.

De 84-toets Mortier orchestrions waren in die periode zeer populair, mede doordat ze een compacte uitvoering hadden waarbij het orgel in een kast was ondergebracht. 

Een beetje technischer : De 84-toets orchestrions hadden in vergelijking met de 67-toets modellen een volledige tegenzang (18 tonen) en meer registers en er waren geen tongwerken aanwezig. 
Deze waren op de ouderwetse manier gebouwd, met grote windlade en symmetrische pijp opstelling en afgewerkt in de zo typerende massieve eik. 


De orchestrions spelen zachter doordat ze op een lagere winddruk werken dan grotere orgels. Ze zijn op zich al dieper van toon, mede door de grotere pijpen, en bovendien transponeren ze niet. Het klavier, waarin de boekmuziek gelegd werd, kon in de meest geschikte zijopstelling verkregen worden, dit zodat het orchestrion dicht tegen een wand kon geplaatst worden.

Door het neerhalen van de tussenmuur werd ook de tweede zaal in de gelagzaal opgenomen, hetgeen de diepte van de zaal praktisch verdubbelde tot ongeveer 13-15 meter. De uitbreiding hield verder geen vernieuwingen in. Het orgel kwam tegen de nieuwe achterwand te staan, waar zich ook de toegangsdeur tot de toiletten bevond.

Alhoewel Henri bijna altijd thuis was, werd het café officieel door zijn echtgenote gerund. Ze kwam weinig in de stad maar als dat gebeurde, gebeurde dit ook 'in stijl', zoals een cafébazin betaamde. 
Volgens haar eigen zeggen “vond men haar ‘pretentieus’ … maar dat was eigenlijk vooral ‘jaloezie’.

Delphine stond gekend als heel vriendelijk en attent voor de klanten en leefde in goede verstandhouding met haar beide buren, van wie zij bij feestelijkheden een deel van hun voetpad zelfs als terras mocht gebruiken.

De tijden en ook het cliënteel veranderden echter, en het zou door 'het gedrag van Delphine' geweest zijn, dat de goede naam van het café teloor ging.

Er werd in het kleine Aalst toen, en nu nog trouwens, veel geroddeld. Delphine werd altijd wel ‘met iemand gezien’ en sommigen beweerden zelfs dat ze een verhouding had met Mortier. Door dit alles vermeden zelfs sommige huurders de benedenverdiepingen en wouden niets te maken hebben met het café en de uitbaters. 

Henri – die zoon was uit een onwettig huwelijk, en slechts een stiefvader kende - was invalide voor het leven en was een kalme persoon met een zacht karakter. 
Toch kwamen er door deze roddels en verklaringen soms hoogoplopende ruzies en vechtpartijen, tot grote schrik van dochtertje Adrienne. 

De gezondheid van Henri en de aanhoudende roddels hebben er toe geleid de zaak uiteindelijk stop te zetten.
Rond Kerstmis in 1938 verlieten ze het café, dat ze dus nooit als “Café- Restaurant” of “Hotel” uitgebaat hadden. 

Het koppel vestigde zich in de Asserendries 19, waar Henri, die er zich eigenlijk nooit thuis gevoeld heeft, in 1966 overleed.
Voor het orgel bleek er in de nieuwe woonst geen plaats te zijn. Het bleef onvergoed staan in het café. ,

In de jaren ‘40 werd het café opengehouden door Hortensia Vertonghen en Jan Van Mol.

In het café stond dus nog steeds onvergoed het orgel. Bij overname in 1938 hebben de Van Cauwenberghs wel over overname van het instrument gesproken, maar onderhandelen met de Vertonghens bleek een moeilijke opdracht indien men hoogoplopende ruzies wilde vermijden, en dus bleef het instrument daar maar staan. 

Hortensia en Jan stonden gekend als een koppel dat regelmatig vocht, en ook de aankoop van het orgel zou tot zwaar hoogoplopende discussies gezorgd hebben.. 

Hortensia was een zwaarlijvige vrouw. Met haar 140 kg kon ze moeilijk gaan en had ze ook hulp nodig van haar echtgenoot voor bij bijvoorbeeld het aankleden en aantrekken van haar kousen. Ze vormde een groot contrast met haar bijzit, “een spichtig en nietig ventje en een vrouwenzot die graag danste”. 

De onzekere oorlogsjaren, de ongunstige veranderingen in de caféuitbating, het soort klanten deed de Van Cauwenberghs echter besluiten om na al die jaren toch tot een beslissing te komen in verband met het orgel. Het zou verdwijnen uit het café. 

Henri Van Cauwenbergh zocht en vond een koper – een boerenjongen – buiten Aalst. Alhoewel er nog niets op papier stond, was het orgel zo goed als verkocht. Henri had zijn woord gegeven. 

Toen men in het café echter te horen kreeg dat het orgel verkocht zou worden trachtten de klanten Henri te doen terugkomen op zijn beslissing. Zij wouden het orgel absoluut in Aalst houden. 

Het orgel, op dat ogenblik een populair dansorgel, vormde bijna een integraal gedeelte van het café. Ook de nieuwe eigenaars, de Vertonghens, wilden het eigenlijk wel houden, en werden er in zekere zin wat in gepushed door de klanten, wat hen natuurlijk zou dwingen tot een grote, onvoorziene en ongelegen uitgave voor de aankoop.

Er kon nu verder worden gedanst in het café, op de muziek van het orgel dat ze uiteindelijk aankochten voor 35.000 fr., inbegrepen het grote repertoire boekmuziek. 
Een koopje dus, want het orgel had in 1928 ongeveer 48.000 fr. gekost (veel later zou blijken dat dit echt een ridicuul laag bedrag was, want rond 1988 werd het op een waarde van 8 á 9 miljoen Belgische frank geschat!)

Rond 1945 was 'de Zwarte Kat' het een soldatencafé geworden. Vrouwen kwamen er om zich met soldaten te amuseren, te dansen en een pintje te drinken. 

Over de juiste vertrekdatum van de Vertonghens ontbreken de gegevens. Zeker waren ze er nog gedurende W.O. II en er is ook geweten dat ze zich later vestigden in de Sint-Jozefstraat 14 in een van de drie huizen die aangekocht waren van Nathalie De Bruyne (vermoedelijke dochter van Fritz De Bruyne), een oude bewoonster van de derde verdieping boven café “De Zwarte Kat”.

Van het orgel werden in de jaren ‘50 verschillende 78 toeren grammofoonplaten opgenomen. Eind jaren ’70 zijn daar ook nog enkele opnames op plaat aan toegevoegd, uitgebracht door het museum Dageraed in Koksijde. De Zwarte Kat was er een van de mooiste en kostbaarste instrumenten en werd afgebeeld op een 3-tal prentkaarten en op een speelkaarten doosje.

Lees en ontdek veel meer foto’s en info over het orgel op deze website  
Het is Aalstenaar Steven 'Keimi' die zich verbeten een weg ploegt door het Aalsterse orgelverleden, en het moet gezegd : hij doet dat schitterend. Op zijn site vertelt hij honderduit over zijn bevindingen en ervaringen. Een aanrader dus om hier ook eens te gaan rondneuzen ...

Dansorgels hebben het uitgaansleven helemaal veranderd. Als mensen vroeger wilden feesten, boekten ze een orkest. Het repertoire ervan was echter vrij beperkt, het was duur en de muzikanten werden moe. Mechanische instrumenten losten dat allemaal op. De orgels werden eerst met de hand bediend en later elektrisch.

Maar van waar kwam nu de naam ?

Waarschijnlijk gaven de verkoopsperikelen aan Vertonghen de rechtstreekse aanleiding tot de naam “Zwarte Kat”, zowel voor het orgel als voor het café. 

Alhoewel Mevrouw Van Cauwenbergh beweert niet op de hoogte te zijn geweest van de plannen van haar man, en de verkoop daardoor wat tegenhield, dacht Hortense Vertonghen daar helemaal anders over. 

De vele malen dat ze haar verhaal uitgebreid vertelde aan wie het maar wou horen, werd de “schuldige” als “de zwarte kat” bestempeld, een verwijtnaam dus voor Delphine. 

De Van Cauwenberghs waren hier uiteraard zeer boos over, want gezien de vele roddels die de ronde deden over Delphine, was de link met deze benaming uiteraard zeer snel gelegd en voelden ze zich rechtstreeks geviseerd.

De 'nieuwe naam' - een karaktertrek van Delphine? -  zou ook op de gevel geklad zijn door misnoegd personeel. 'Oilsjteneers' zijn immers gekend als ‘rechtuit’ en een dergelijke wraakactie zou dus zeker niet ondenkbaar zijn. 
Delphine was, zoals reeds vermeld, immers wel gekend als vriendelijk voor de klanten maar ze zou helemaal niet sympathiek overkomen bij haar personeel.
‘Ze bezag hen uit de hoogte’ en behandelde hen slecht. 

Echter, ... men kan eigenlijk moeilijk van personeel spreken. Eén weduwe kwam eenmaal in de week als schoonmaakster, en dat was het zo een beetje. In de weekends en met de karnaval- en kermisdagen kwamen de zus en haar echtgenoot ter versterking, en ook wel eens een garçon.
Dus een dergelijke wraakactie van 'het personeel' lijkt wel tamelijk onwaarschijnlijk. 

Korte tijd nadat de naam gegeven was, werd deze in boogvorm op de beide cafévensters geschilderd. Dit was zeker nog het geval tot rond 1945, toen werden de vensterramen in het groen en later in het rood geverfd. Op de gevel zelf was toen echter geen naam aangebracht. 
Officieel was het nog altijd 'L'Alliance' maar iedereen kende het café beter onder de nieuwe naam 'Zwarte Kat'.


De ‘kat’ is trouwens een veelvuldig voorkomende naam in benamingen te Aalst en onmiddellijke omgeving. 
Denken we bijvoorbeeld ook aan de Kattestraat (sedert 1291, een rijksweg met kasseien wegdek dat niet geasfalteerd mag worden), de Kattewijk (‘de Kat’ genoemd – de schilder Valerius De Saedeleer werd er in 1867 geboren), de Kattepoort (1397, één van de vijf stadspoorten), de Kattestraatbrug (onder de poort over de stadsgracht die in 1793 gedempt werd), de Kattevest of Kattestraatvest (1457) en de Kattestraatsteenweg (1728). 

Met het woord ‘kat’ in deze benamingen wordt dus niet noodzakelijk het welgekende huisdier bedoeld. Een ‘katte’ was immers ook de benaming van een omheining tussen twee stadspoorten, bestaande uit houten palen die met vlechtwerk verbonden waren.

Van waar de naam 'De Kat' dus exact komt? Da's even gissen ... 

Maar wat wel zeker is, is dat de naam ook op de hoes van een plaat verschijnt die in de jaren '50 werd uitgegeven (door Decca). 


Op die hoes stond de tekst ‘L’orgue du Chat Noir d’Alost’, en sindsdien hebben we dus een volledige zekerheid dat dit de naam van het orgel geworden was.  Het orgel dat voordien reeds een 10-tal jaren had gespeeld 'zonder naam'. 

Het was dus door rechtstreeks (of onrechtstreeks) toedoen van de nieuwe eigenaar dat het orgel een naam kreeg, die later ook op het café zelf overging.

We beseffen het misschien niet altijd even goed, maar op dit orgel werden ook carnavalshits gespeeld, die nu nog steeds, zij het dan in een iets andere versie, gekend en bemind zijn. 

In 1957 bijvoorbeeld werd Don Marco Prins Carnaval in Aalst. Het was de schuilnaam voor de jonge Marcel Henninck, want toen was het nog gebruikelijk dat prinsen niet hun echte naam gebruikten. Naar aanleiding van de verkiezing tot prins werd voor het eerst in de geschiedenis van Aalst Carnaval een liedje uitgebracht dat overal en altijd afgespeeld kon worden, op elpee.  

Het liedje kreeg de weinig originele titel "Prins Karnaval" en werd gecomponeerd voor het ons ondertussen reeds bekende dansorgel.  De opnames werden op plaat geperst en  vanaf 1957 kon het liedje overal gedraaid worden. 
De naam van de elpee waar het nummer op terechtkwam, verwijst naar het intussen verdwenen orgel: "L'Orgue Du Chat Noir D'Alost – Valses Célèbres / Marches Célèbres Vol. 1".

Luister .... 


En ... herkend?

Ja hoor, het oude liedje uit 1957 doet nu nog altijd een belletje rinkelen in Aalst, zeker bij de doorwinterde sportliefhebbers. De klassieke orgelmuziek diende immers als basis voor het overbekende supporterslied van "Eendracht Aalst". 
Het was kandidaat-Prins Carnaval Johny De Mol die die nieuwe versie uitbracht in 1972 als "Iendracht Veroit". 
Het nummer is echter pas heel bekend geworden bij het grote publiek in de versie van Keizer Kamiel Sergant uit 1991. 
De melodie is onmiskenbaar dezelfde als die van het liedje uit 1957. En zo leeft de oudste carnavalshit zelfs zoveel jaren later nog steeds verder. 

Hier nog een beetje orgelmuziek van het befaamde orgel, in een arrangement van August Schollaert. 
We horen : Potpourri N° 2
B2a  Frou-Frou : Written-By – H. Chateau
B2b  La Valse Dans L'ombre : Written-By – Burne
B2c  On N'a Pas Tous Les Jours Vignt Ans : Written-By – L. Raiter
B2d  Marguerite : Written-By – Velsien
B2e  Elle A Perdu Son Pantalon : Written-By – Paoli
B2f  La Matchiche : Written-By – Ch. Borel-Clerc

Victor Carael zou vanaf juli 1958 tot eind 1962 de eigenaar worden, het café wordt vermeld onder de naam “De Zwarte Kat, met zijn prachtig orgel bekend van de grammofoonplaten”. 

De ingang van het café was toen overigens al veranderd. Er was een portaal aangebracht dat in de rode verf was gezet. Vele cafés hadden toen rood- met wit schrijnwerk gezien dit de kleuren van brouwerij De Zeeberg waren. In 1962 was naam L’Alliance reeds van de ramen verdwenen. De zijdeur naar de bovenverdieping was er nog steeds tot in 1975.

In juli 1968, de naam was toen ook officieel al veranderd naar “De Zwarte Kat”, was het jammer genoeg gedaan met de muziek en werd het café gesloten.

Urbain De Pues is de man die het leegstaande café in 1975 overnam van brouwerij De Zeeberg en is waarschijnlijk meteen ook de laatste persoon die het orgel nog in het café heeft zien staan. 
Hij huurde van brouwerij Zeeberg en was ook niet op de hoogte van wie de vorige uitbaters waren. 
Die had hij immers nooit gezien, maar ‘de grote madame’ die er woonde zou op de ene of andere manier familie geweest zijn.  
Eén van de eigenaars was in elk geval Guy Vanderhaegen, kleinzoon van Schotte (kasteel aan Sint-Job waar HIER alles over terug te vinden is). 

Urbain wou zo snel mogelijke een nieuwe zaak openen en het oude café werd door architect Herwig van Holsbeeck, met veel oranje kleuren, omgebouwd tot nieuw modern café. 
Naar de vraag wat er met het orgel diende te gebeuren antwoordde Urbain zonder beter weten in “Wat heb je met de rest gedaan?" ... en het werd dus “Afvoeren met de container”. 

Orgels waren ‘uit den tijd’ en muziek werd gespeeld vanop de jukebox of via bandopnemers die achter de bar bediend werden. 
Jaren later kwam hij toch tot het besef wat hij gedaan had. 

De schroothandelaar, Daniël Dageraedt, bleek echter toevallig ook een groot orgelliefhebber te zijn. Hij redde het "Orgel van de Zwarte Kat" en ook andere instrumenten van de vernietiging. Hij bouwde zo een collectie uit in Koksijde en hield er een klein orgelmuseum open. 

De collectie in Koksijde is later verhuisd naar een museum in Brugge, waar er meer buitenlandse toeristen kwamen. 
Toen Daniël stierf, werd het museum gesloten en was het orgel niet meer te vinden.

De Zwitserse veilingmeester Retronio Breitenmoser heeft in de jaren '90 een deal gesloten met en heeft de collectie verkocht aan een Japans privémuseum dat orgels opkocht. Ze werden vanuit Brugge rechtstreeks naar daar verzonden in 1989.

“De Zwarte Kat” zou daar echter nooit zijn aangekomen. 

Is het daar bij aankomst ergens verloren geraakt in één of ander pakhuis? 
Of is het er écht nooit aangekomen en zou de container waarin het orgel zat op zee verloren zijn gegaan? 
Dat laatste was eigenlijk al bijna onmiddellijk uit te sluiten, want andere orgels van hetzelfde lot waren wel goed terecht gekomen. Enkel twee exemplaren zouden verloren gegaan zijn. 

Eén van de laatste berichten over het orgel was dat het in Japan bij de eigenaar van een vishotel gevonden zou zijn, 9000 kilometer verwijderd van Aalst.  

De brave man kocht het op een veiling, vermoedelijk dus van de Japanse zakenman die het 30 jaar geleden had gekocht. De nieuwe eigenaar heeft het orgel in zijn living gezet. Hotelgasten kunnen er een bezoekje reserveren om naar de Aalsterse orgelmuziek te luisteren.
Het speelt dus nog maar zou in vrij slechte staat verkeren. 

De eigenaar van het vishotel laat weten dat hij het orgel eventueel wel wil verkopen aan geïnteresseerden als die een goede prijs bieden, een bedrag plakt hij er niet op. Er zou interesse zijn van Vlaamse én Nederlandse orgelverzamelaars. 

Gezien de zoektocht en het mysterie rond het orgel groot is, blijkt dat vrijwel alle berichten die verschijnen door liefhebbers worden verwijderd om geen stormloop te creëren wanneer her meer informatie of een verkoopsprijs zouden opduiken. De eigenaar of eventuele kopers lijken het dus zeker liever niet in de aandacht te stellen.

Ergens is het dus misschien te hopen dat er bij de Stad Aalst steun en financiering kan gevonden worden om het orgel terug te brengen 🤞
Het is immers Aalsters erfgoed ...

Het orgel dat tijdens W.O. II aangekocht werd voor 35.000 fr. inbegrepen het grote repertoire boekmuziek, werd rond 1988 op een waarde van maar liefst 8 á 9 miljoen Belgische frank geschat!
Een nieuwe schatting zal uiteraard afhangen van de staat waarin het instrument zich nog bevindt.

Urbain was eigenaar van het café tot hij rond 1980 dit op zijn beurt over laat aan een garçon die bij hem werkte. Deze heeft het café open gehouden tot 1986. 

Taverne De Zwarte Kat werd gestart in 1986, door Pierre Van Geit, een ex-voetballer, die reeds verschillende gelijkaardige zaken uitgebaat had. 
Pierre nam binnenhuisarchitect Jan De Neve onder de arm voor de renovatiewerken en binnenhuisarchitectuur. 

In 1994 werd het café eigendom van Steven en Annick, en zij kregen er meteen een mooi zicht op het oudste schepenhuis der Nederlanden bij. Hier nog een fotootje uit 2008.


Deze taverne zou dus blijven bestaan tot in oktober 2022.

Helemaal los van dit verhaal toch nog even vermelden dat er vroeger ook wel eens sprake was van een 'Orgue à chats' (ofte 'kattenorgel'). 

Een dergelijk kattenorgel (of kattenpiano) is een hypothetisch muziekinstrument dat bestaat uit een reeks dozen waarin katten zijn ingesloten, gerangschikt in volgorde van bereik. De staart van elke kat is bevestigd aan een klaviertoets. Als er op een toets gedrukt wordt, miauwt de corresponderende kat van de pijn. 


Een paar van deze instrumenten worden genoemd in de literatuur van de 16e tot de 18e eeuw. Zo zou het oudste kattenorgel uitgevonden zijn in 1549.
Ook werd het beschreven door Jean-Baptiste Weckerlin in 'Nouveau Musiciana', een verzameling uittreksels uit zeldzame of bizarre werken, anekdotes, brieven, enz. over muziek en musici, die werd gepubliceerd in 1890.

Er is dus wel het één en ander geschreven over dergelijke 'orgels', maar er is nooit een bewijs gevonden dat er ook ooit één is gebouwd ... Gelukkig maar ...

Terug naar Aalst nu. 

Steven en Annick besloten om in 2022 de zaak te verhuizen naar het hoekhuis ‘Den Draeck’ aan de Grote Markt. Deze verhuis betekent trouwens dat er opnieuw intrek genomen wordt in een historisch belangrijk gebouw. 
Het huis is reeds in 1409 gekend als "De Draeck". Het rust op één enkele zuil (tegenwoordig gebetonneerd) met kapiteel van hetzelfde type als de zuilen in de kelder van het Schepenhuis. Oorspronkelijk vertrok hier een onderaardse gang onder de Grote Markt naar het oud stadhuis. 
Voor ‘Mister Minit’ vond men er de goudzaak "De Meersman", gesticht in 1870. En nu dus ‘Steven’ …

Het was nu of nooit”, zegt hij. "Ik kan maar liefst veertig mensen binnen zetten en daar bovenop nog bijna zestig op het terras in de Kerkstraat en op de Grote Markt"
Het heeft vrijdag 14/10/2022 de deuren geopend.

Wat er met 'De Zwarte Kat' gaat gebeuren, is momenteel nog niet gekend. Hopelijk blijft de naam wel voortleven in een eventueel volgende zaak, want na zo'n lijdensweg (vooral van het orgel dan) zou het jammer zijn dat deze naam uit de stad zou verdwijnen.  Tenzij het orgel zelf terug op zou duiken natuurlijk ... 

Als slot nog een paar platenhoesjes van het befaamde orgel ... Voor de lekkernijen en een drankje moet u dus vanaf nu bij Steven zijn en niet meer in 'De Zwarte Kat'!







Bronnen

Inventaris.onroerendefgoed
Orgelaalst.wordpress.com
kroatie.org/index voor omrekeningenmet met index
Muziek du chat noir d'Alost vol II - Potpourri via Youtube Keimi
Muziek 'Iendracht Veroit' van het orgel via Youtube Keimi
HLN 13/10/2022
vrt.be 12/06/2021 - 14/07/2021
dezwartekat.be

zaterdag 8 oktober 2022

PRINSEN CARNAVAL AALST - OVERZICHT

'Prinsj zejje ver 't leiven', een uitdrukking die in Aalst nog steeds de waarheid blijkt te zijn.

De oud-prinsen worden er nog altijd even hartelijk verwelkomd, en ze worden dan vaak ook aangesproken met 'prinsj', hoewel het vaak al 'x' jaren geleden is dat zij 'regeerden' over de stad tijdens de carnavalsdriedaagse.

De eerste prins kwam er in 1953, maar er was toen nog geen sprake van een verkiezing. Het is pas een jaar later, in 1954 dat de traditie om de prins te kiezen, werd ingevoerd.

Hierbij een lijstje van de personen die het reeds tot prins schopten in 'ons Oilsjterse stee'.

Mochten jullie over info / krantenartikelen beschikken die de artikels nog kunnen vervolledigen, dan mogen jullie die altijd doormailen naar oilsjtgoistad@outlook.be  … 
Aanvullende info over prinsen en de kiezingen, zijn altijd meer dan welkom!
Waarvoor alvast dank !

Door hieronder op het jaar of op de naam van de prins te klikken, wordt je automatisch getransporteerd naar het jaar / de prins van je keuze …




2018      :              Alex De Kegel
2017      :              Raf Sidorski
2016      :              Dennis De Wolf 
2015      :              Joeri Mens ‘Den Joe’
2014      :              Werner Kinoo  
2013      :              Peter “Den Board”
2012      :              Stephanie Daeleman 
2011      :              Kristof De Vos
2010      :              Chris Boone "Den Boein"

2009      :              Jurgen Cooman
2008      :              Kenny D'Hondt
2007      :              Klaus Gabrio
2006      :              Michel Picqeuer
2005      :              Bart De Nys 
2004      :              Tom Vermeir "Tommeken"
2003      :              Chris Baeten "Den Baal"
2002      :              Wim Delclef
2001      :              Gary Van Overstraeten
2000      :              Bart Van De Neste

1999      :              Tony Swings
1998      :              Yves Van Den Bremt "Den Bremt"
1997      :              Dirk Van De Velde "De Foef”
1996      :              Christiaan Van Vaerenbergh "Kris"
1995      :              Christophe Troch "Kristof"
1994      :              Werner Kinoo
1993      :              Peter Vereecken
1992      :              Pascal Solomé
1991      :              Michel Heck "Michelleken"
1990      :              Kris De Poorter

1989      :              Frank Van Rijmenant
1988      :              Maurice De Smedt
1987      :              Paul Kinoo "Popoll" (+2010)
1986      :              Patrick De Neve
1985      :              Freddy Neirinckx "Loeken Tatjen"
1984      :              Eddy Van Gijsegem "Goebby"
1983      :              André Marcoen "Balou" (+2014)
1982      :              Jean-Pierre Timmerman "Jempi"
1981      :              Stefaan Vinck (+1999)
1980      :              Paul De Wever (+) "Polle Keipernaugel" (+1999)

1979      :              Enrico Leclair
1978      :              Michel Cleemput
1977      :              Edy De Neve (+2016)
1976      :              Johny Cooman
1975      :              Robert Van Den Berghe “Bob”
1974      :              Antoine Van Der Heyden
1973      :              Michel Cleemput
1972      :              Jackie D'Herde (+1983)
1971      :              Michel Cleemput
1970      :              Jean-Paul De Boitselier (+1998)

1969      :              Lucien Peirlinck "Luc" (+2020)
1968      :              Kamiel Sergant (+2021)
1967      :              Jean-Paul De Boitselier (+1998)
1966      :              Kamiel Sergant (+2021)
1965      :              Simon D'Hondt (+2002)
1964      :              Hendrik Arijs (+2023)
1963      :              Kamiel Sergant "Don Camillo" (+2021)
1962      :              Karel De Nayer (+2016)
1961      :              Karel De Nayer (+2016)
1960      :              Louis Van Pollelbergh "Sir Orlandy (+1993)

1959      :              Robert Waterschoot "Signor Karnavalosta (+2012)
1958      :              Robert Waterschoot "Senor Alostina" (+2012)
1957      :              Marcel Henninck "Don Marco" (+1989)
1956      :              Frans De Boitselier "Graaf Van Aalst" (+1962)
1955      :              Frans De Boitselier "Don Juan" (+1962)
1954      :              Frans De Boitselier "Mister Dancy" (+1962)
1953      :              Robert Renoncourt ‘Kakelaki’(+1961)



Bronnen

Alle info is afkomstig uit de lokale pers (zie vermeldingen in of onder de artikels voor de bron), en zelf bij mekaar gesprokkelde info (live tv, persoonlijke aanwezigheid op prinsenkiezingen, …).
Mocht de bron ontbreken, weet dat de meeste informatie in de artikels over de 'oudere' verkiezingen te vinden is in de krantenartikelen die raadpleegbaar zijn via het digitaal krantenarchief van de stad Aalst.
Bij de 'nieuwere' verkiezingen (vanaf 1985) was ik er steeds zelf bij om verslag te maken, 
en de laatste jaren is ook de livestream van TV Oost een bron voor een live verslag op de avond van de verkiezingen zelf.

Prinsjen van Oilsjt : 2023 : Yordi Ringoir 'Yordi van de Veirkemert'

In een vorig artikel (HIER) werd reeds beschreven hoe de nieuwe prinsj van Oilsjt 'wreed afgezien' heeft om eindelijk de scepter te kunnen zwaaien. 
Omwille van 'geen carnaval' in 2021, noch in 2022, was er ook 'geen prins' die beide jaren. 
Nu ja, het was wel prins Yvan (2020) die zijn regeerperiode verlengd zag, en er was ook een 'kaffeikesprinsj' (de Sjalen) in 2022, maar het was toch geen normale gang van zaken. 

Yordi Ringoir stond beide jaren klaar om de scepter over te nemen van Yvan, maar zag zich belemmerd door de pandemie die de hele wereld (en dus ook Aalst) in zijn greep hield.

2023 zou dus een nieuwe poging worden, en dit keer is het wel gelukt !

Wie is de nieuwe prins nu eigenlijk? 

Yordi is geen onbekende in de carnavalswereld, en zijn omgeving is daar zeker een grote katalysator in geweest.  
Sinds heel jonge leeftijd werd hij als ‘jongen van de Veirkemert’ als het ware in het wereldje ‘gesmeten’, 

Hij groeide op aan de 'Veirkemert'. Niet ver van de carnavalswerkhallen dus, en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij daar dan ook vaak terug te vinden was. 
Daarenboven houden zijn ouders in de buurt ook 'Café Melody' open, een café dat met carnaval ook steeds één van de trekpleisters is voor het plezier. 

Zijn jeugdidolen? De prinsen carnaval en de ajuinboer. 
In de vriendenboekjes van vroeger schreef hij bij 'wat wil ik later worden?' steevast 'prins carnaval Aalst'. 

De eerste ajuinboer, Albert Verbestel, heeft hij nooit zelf gekend, daar is hij iets te jong voor, maar toch fascineerde deze persoon hem enorm. Yordi had trouwens jarenlang ook de reserve 'ajuinboerhoed' van Albert in zijn kast staan. 

De carnavalstoon was dus gezet en dus kwam het échte carnavalswerk aan de beurt. 

In 1999 werd Tony Swings prins carnaval en laat dat nu net de neef zijn van Yordi. Yordi mocht dus toen al eens proeven van het prinsenpodium en mocht meedansen op de achtergrond (samen met neef Jens). 

De figuur van de ajuinboer zorgde trouwens voor nog meer carnavalsmicrobe want als 9-jarig jongetje mocht Jordy met de toenmalige ajuinboer Fons als 'klein ajuinboertje' meestappen in de stoet van 2000. 

Yordi sloot zich aan bij akv Drolleg en is nu al verschillende jaren lid van de Zieke Zjieratten-Twiekierenniet. Hij werkte ondertussen echter ook mee met Dest-Goe Schief. 

Ook zijn tekentalent bleef niet onbekend.
Nadat hij al affiches gemaakt had voor enkele arendprinsen, maakte hij ook een affiche voor de campagne 'drinkt iene mei op stammenei', een campagne om het cafébezoek tijdens carnaval te promoten. 

In 2019 werd zijn ontwerp gekozen als de winnaar voor de carnavalsaffiche.

Carnavalisten ‘zijn gebeten van carnaval’, dat is geweten, en vandaar kwam ook het idee om zijn affiche te maken.
Het werd een Voil Jannet die in een ajuin bijt, twee symbolen die Aalst moeten karakteriseren.

Eigenlijk was het één van de enige jaren dat er niet onmiddellijk commotie ontstond over ‘de affiche’, hét gespreksonderwerp bij de Oilsjteneer elk jaar. Het mocht dus duidelijk zijn dat dit ontwerp wel gesmaakt werd door de meeste stadsgenoten.
 
Ook in 2006 had hij trouwens al eens deelgenomen aan de wedstrijd, maar toen zonder succes.
Deze poging werd wel een dubbele … de niet verkozen affiche ging naar ‘De Jefkes’ en werd gebruikt als kleurplaat voor de 50ste editie van hun kindercarnaval. Op die manier heeft hij toch wel ergens 'gewonnen'.
 
Yordi ontwierp echter niet enkel de Aalsterse carnavalsaffiche van 2019, neen ook in Sint Truiden kennen ze ondertussen zijn tekentalenten. Ook de carnavalsaffiche daar werd dat jaar immers ontworpen door onze tekenende Aalstenaar.

Het zijn trouwens niet enkel carnavalsaffiches die in zijn portfolio staan. Hij tekende ook tal van andere logo’s, karikaturen en posters, waaronder een mooie poster als eerbetoon aan Kamiel Sergant die overleed in juni 2021. 
Ook de vermoorde Ilse werd geëerd met een prachtige tekening, een huilende ajuin met bolletjessjaal. 

‘Meester Yordi’ (°22/11/1991) is kleuterleider van beroep en kan rekenen op heel wat steun van zijn collega’s van de stedelijke basisschool 't Hofje in Hofstade.
 
Eén kandidaat dus maar, maar dat is geen unicum, want ook prinsj Kristof en prinsj Stephanie werden in hun jaar zonder tegenstand verkozen.  

Zonder tegenstand wil uiteraard niet zeggen 'zonder show' en dus mocht Yordi op zaterdag 08/10/2022 aantreden op de Grote Markt om het beste van zichzelf te geven en te bewijzen dat ook hij het prinsschap wel degelijk waard is. 

Alles leek zonder problemen te verlopen, natuurlijk was er commentaar en kritiek op het feit dat er nog steeds geen zaal is, en dat het evenement buiten zou moeten gebeuren, en dat het kon regenen, en ... en ... en ...   maar de uiteindelijke aanloop leek voor de meeste carnavalisten toch goed te verlopen. 

Maar ... Aalst zou Aalst niet zijn, mochten er toch ook geen negatieve stemmingmakerij mee gemoeid zijn. Enkele dagen voor de show werd op social media een foto rondgestuurd van een 'donker, klein, armtierig podium'. De bijhorende vraag of dàt het enige was wat de stad wou doen voor carnaval werd gretig gedeeld en becommentarieerd.  Uiteindelijk bleek het echter allemaal weer een scheet in een fles, want het podium was er eentje van maar liefst 12x10x7 meter ... Een reuzenpodium dus, en op de eerder verschenen foto's ontbrak dan ook nog eens de aankleding, die echt wel fantastisch werd.

Eindelijk was het dan zover.   Het feestje zou doorgaan voor een volgelopen Grote Markt. Volgens de politie waren er ongeveer 4500 carnavalisten aanwezig, volgens de organisatoren ... ook. 
Er kan dus zeker van een groot succes gesproken worden. 

De nieuwe prinsenkiezing werd meteen ook de vuurdoop van Wendy Wauters, de nieuwe voorzitster van het feestcomité. Aan haar dus ook de eer om het geheel in te leiden.

Ze merkte op dat het een 'Feestje voor carnaval' was 'en dus, den Oilsjteneer verklidtj em'.  Want inderdaad, het was opmerkelijk hoeveel carnavalisten er zich verkleed hadden, hoewel dit feestje toch echt wel 'buiten de carnavalsperiode' viel. 

Op korte tijd werd de Grote Markt mooi aangekleed en de horeca 'trok oon ien zjiel'.
De nieuwe huisstijl was overal aanwezig en het mocht verder ook blijken : 'Onzjier es nen Oilsjteneer', want zelfs voor oktober konden we rekenen op heel goed weer.

Prinsj Sjalen, de kaffeekescarnavalsprins, mocht de show openen en stuurde een sms'je naar Yordi om te vragen waar 'm bleef. Uiteindelijk belde hij 'm op en de 'kandidaat-prins' (we spreken op dit ogenblik officieel inderdaad nog over 'kandidaat') beloofde onmiddellijk af te komen. 
Dat gebeurde ook, en onder begeleiding van 'Vel en Gamel' en de majoretten werdYordi onder tromgeroffel naar de markt gebracht.

Er werd een a capellaversie gebracht van ' Oilsjt viert carnaval', en dit als eerbetoon aan overleden carnavalisten, Ilse, Keizer Kamiel, Cyriel, Nicole,...

Ook Wendy van 't feestcomité kwam opnieuw 'e woerdeken plasseiren' en heette iedereen welkom. Ze meldde ook dat de avond niet door haar maar wel door twee presentatoren aan mekaar gepraat zou worden : Tommeken en De Floeren

Er werd begonnen met  een optreden van de Sjalen met zijn hit 'd' ieste Kees', en de toon was meteen goed gezet.
Na dit optreden volgde de prijsuitreiking van de stoet van 2020. 
De Schoitkitten, Krejeis en Possensje, elk met hun respectievelijke dans, kregen een Oorkonde overhandigd uit handen van de burgemeester.

Ook '50 joor Gilles' werd uitgesteld gevierd met veel belgerinkel en bezemgezwaai. Ook zij kregen een oorkonde uit handen van den Dozje.

Daarna volgde de 'kennisproef'.  Sedert dit jaar wordt deze trouwens gehouden via een nieuw concept. 

Geïnspireerd op het TV-spel Switch, diende Yordi van plaats 5 naar plaats 1 te gaan door het oplossen van vragen. Mocht dit niet lukken ... Tja, dan zou er 'nog een jaarke Yvan' moeten volgen zeker ...

Herman Schelfaut, 'generool' van de Lodderoeigen, mocht de spits afbijten door de prins een vraag voor te leggen. Hij vroeg om vijf groepen op te noemen van voor 1990, maar het mochten niet LOD of de Zieke Zjieratten zijn. 
Yordi antwoordde correct en mocht van nummer 5 naar nummer 4 schuiven. 

Bram de Baere werd de volgende vragensteller. Hij vroeg wie in 1988 de affiche met het silhouet van een voil Jannet ontwierp. 
Het antwoord, Jef van den Steen, was correct en dus ging het naar nummertje 3.

Wendy Wauters van het feestcomité zei dat dat feestcomité reeds sinds 1919 bestaat, en vroeg zich af hoeveel voorzitters er ondertussen al geweest zijn?
Yordi kon hier geen antwoord op geven en dus ging het terug naar af.

Volgens onze burgemeester werd 'Tomorrowland' eigenlijk uitgevonden op de Grote Markt, met de plaatsing van de pompiers tijdens carnaval. Er was echter één jaar dat er geen pompiers op de markt mochten staan. De vraag: in welk jaar?
De '1999' van Yordi was een goed antwoord en dus gingen we opnieuw naar nummer 4.

Gary, prinsj van 2001, vroeg om de namen te noemen van 5 voormalige prinsen die aan ''t stad werken (gemeenteraad inbegrepen)
Het vlotte antwoord Peter (den Board), Pascal (Salami), Raf (Sidorski), Bart van den Neste en Kris 'Kaffeklasj' zorgde opnieuw voor een plaatsje vooruit. 

Veerle Sergant, dochter van de keizer, vroeg om de kleuren de Kamillekes te noemen.
'Blauw en oranje' was het goede antwoord, en Yordi mocht opnieuw een plaatsje opschuiven. 

Mama Yordi vroeg wie de bezieler was van Hoge Vestenkermis, en met het antwoord 'Albert verbestel' schoof Yordi door naar het nummer 1 ... Een succesvolle kennisronde dus, maar ... 
Volgens de jury werd de naam 'Verbestel' verkeerd uitgesproken, en diende onze sympathieke kandidaat terug te verhuizen naar het nummer 5 om het hele parcours opnieuw af te leggen. 
Iedereen weet natuurlijk dat dit puur was om tijd te rekken, want anders zou de avond te snel vooruit gegaan zijn, en konden niet alle vragenstellers hun 'ding' doen. 

Het was nu de beurt aan Elsie, de tante van Yordi. Zij vroeg wie de ongekroonde keizer van de voorrondes van prins carnaval was, en dat kon maar één man zijn ... Adolf Ottoy

Hilde Sergant, ook een dochter van de keizer, vroeg welk lied niet van 'pa' was en dat bleek 
''t flotjeskonseir' te zijn.

Marc de Bruecker van De Sjatrellen mocht dé vraag stellen waarmee Yordi op het nummer 1 kon geraken. Hij vroeg wie de vastelauvedpop in 2020 maakte.
'De Melkmoilen' kwam er vlotjes uit, en Yordi voegde er nog aan toe dat het eigenlijk wel hilarisch was dat de pop toen maar niet in brand wou schieten, en dat prinsj Kenny (voorzitter van deze AKV) er sindsdien wel al goed mee gepest is geweest ... 

Yordi stond dus eindelijk op het nummer 1 ... de vaste (kennis-) proef was dus geslaagd ... 

Na dit soms ludieke momentje kwamen zowel de Prinsjengarde als de Prinsjencaemere aan bod met een medley van grote carnavalsklassiekers. 
Het optreden van de Prinsjencaemere werd afgesloten met een campagne voor Mil' 25, die dus in dat jaar opnieuw een gooi wil doen naar de prinsentitel.

Prinsj Yvan dan, en hij bedankte iedereen uitvoerig voor het respect en de vriendschap... 
Zijn afscheidslied op de tonen van Elton John's 'Candle in the wind, omgedoopt tot het Aalsterse 'de prinsjelekke kandeleer bloizek vanauved oit ', werd een heel emotioneel moment waarin hij een overzichtje gaf van wat er de laatste jaren zoal gebeurd is, en waarin hij iedereen bedankte dat hij 'eren prinsj mocht zen'

Ook hij kreeg een Oorkonde en blommeken van Wendy en Dozje, en van zijn sleppendraugers kreeg hij daarenboven nog drie kaders, een voor elk jaar dat hij prins was, 20-21 & 22, hoewel er aan de volgorde van overhandigen toch iets scheelde.
Er werd bekend gemaakt dat hij lid zou worden van de Prinsenkamer en de daad werd bij het woord gevoegd.. Uit de klederen van de prins stappen en kostuum aantrekken, waarna het ritueel afgewerkt werd met de overhandiging van de hoed van de 'caemere'.

Yvan is uiteindelijk maar liefst 980 dagen prins geweest (na één keer verkozen te zijn) ... Noteer en onthoud dit zeker als U aan Aalsterse quizzen wil deelnemen.

De show van Yordi dan ... 

Deze zou verlopen onder het motto 'Van de veirkemert nor de groeite Mert - De Wittekop van ''t melodieken'

Het verhaal van de prins begon heel swingend met 'Dag carnaval', waarin hij bezong hoe hij carnaval beleefde 'van veren ons moeder eer roit'
In een eerste sketch beschreef Yordi de buurt waarin hij opgroeide, met onder andere de gekende Bazaar Maria d'Hondt. 

Er volgde een knappe medley waarin een hele resem Vlaamse klassiekers omgetoverd werden tot Aalsterse carnavalsliedjes. 

Bart kaells 'hou je van zeilen' werd ''Nen Oilsjtersen bazaar", over het 'smoiten me stoeiten' aan ''t stad.
'Zeg' ns meisje' bracht ons even terug naar de Flora
'Hij speelde accordeon' werd 'Oi voeltj em Napoeleon', een liedje opgedragen aan onze burgervader.
'Zomersproetjes' werd 'Zoek nen troeten'
'Mooi 't Leven is mooi' werd vertaald als 'Traug' t leiven goot traug'
'Mooi is het leven'  werd 'Da goot iet geiven', met de sjampetter in de gemindtjerood

De liedjes werden telkens met aangepast kostuum gebracht, een heus verkleedwerkje van de nieuwbakken prins en zijn dansers.

Ook de 'Nieuwe huisstijl' werd even op de korrel genomen bij 'Ieneg in zen soert'.
Enig in zijn soort, dat is immers het minste wat kan gezegd worden van dat Oilsjters DNA

'Zondagmeired va carnaval' beschreef carnaval van aan de vorming van de stoet op de Veirkemert tot de passerende stoet met prins, Gilles en groepen... Genieten van de sfeer, 'niks goot boeven Oilsjt op deizen dag'. ...

Er werd bevestigd dat 'ons carnavalsmicroebe steirker es as ieder welke ander microbe op de wereld', en Yordi en de jonges van de veirkemert werden vergast op een staande ovatie ... Nu ja, het kon ook niet anders wegens 'geen zitplaatsen', maar toch ... Een dik verdiend applaus klonk over de Grote Markt. 

Yordi vertelde trouwens dat de primeur van de show al op donderdag gegeven was voor de kleutertjes ... 'zijn' kleutertjes van ''t Hofje' in Hofstade.

Na de mooi in elkaar gebokste show was dan het ogenblik gekomen voor de plechtige proclamatie.
De burgemeester vroeg een daverend applaus voor de nieuwe prins, iets wat zonder problemen gegeven werd, en bezorgde hem het Prinsenlint.
Van Wendy (feestcomité)  kreeg hij 'nen blommekee' en van Yvan ten slotte... de scepter met de gevleugelde woorden 'Goi zetj na prinsj carnaval'

Terwijl vrienden en familie hem uitbundig feliciteerden weerklonk nogmaals zijn 'dag carnaval'

Vele carnavalisten doken daarna nog de nacht in... Aalst had na twee moeilijke jaren eindelijk een nieuwe prins en vooruitzichten op een nieuwe carnaval... Carnaval 2023.

Yordi wil carnaval uitdragen naar de jeugd en wil het' ambacht ' verder laten leven. Carnaval is niet zomaar een feestje, het is 'een proces van samenwerking' en meteen de daad bij het woord voegende, gaf hij reeds op dinsdag een show voor 'zijn kleutertjes', zijn 'fans van het eerste uur'. 
Hopelijk zit er daar ook (minstens) één toekomstige kandidaat-prinsj tussen. Aan enthousiasme zal het daar zeker niet ontbreken.