Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 11 november 2022

De Zwarte Kat (De Pelgrim - De Moor - 't Moriaens Hooft - L'Alliance) + Het orgel

Aan het begin van de Kerkstraat, op het nummer 1 vonden we lange tijd ‘café-taverne ‘De Zwarte Kat’. Uit de keuken kwamen er steeds lekkere seizoensgebonden gerechten met zin voor traditie en smaak, en menu’s waren verkrijgbaar op aanvraag. 


Op de kaart vonden we zowel klassiekers als suggesties, en er werd het hele jaar door ook een traiteurdienst verzorgd met een aparte menulijst.

Al het voorgaande staat in de verleden tijd geschreven want het gebouw wordt grondig aangepakt. Het staat momenteel in de steigers, en ook de basis van het gebouw had dringend nood aan renovatiewerken.

Eigenaars Steven en Annick stopten eind oktober 2022 dan ook met de uitbating maar begonnen wel een nieuwe zaak (genaamd ‘Steven’) ‘schiefrechtoever’. Naar het prachtige hoekhuis, waar vroeger de ‘Mister Minit’ gevestigd was. 

Sinds 1994 was het café eigendom van Steven en Annick, zij hadden toen een heel mooi zicht op het oudste schepenhuis der Nederlanden, maar op hun nieuwe locatie hebben ze een nog vollediger zicht op de Grote Markt.

Eventjes de geschiedenis induiken. 

In 1416 heette het café “De Pelgrim”. Bedevaarders van heinde en ver kwamen toen uit richting Brussel langs deze straat de stad binnen. Dicht bij de kerk hielden ze, onder andere in ‘De Pelgrim’, hun rustpauze voor ze verder trokken naar de vele bid- en bedevaartkapellen die onze stad toen rijk was.

Ieder jaar trekken trouwens nog steeds duizenden pelgrims te voet of per fiets naar het Noord-Spaanse Santiago de Compostella, één van de bekendste bedevaartsoorden ter wereld. 
Wat misschien minder bekend is, is het feit dat één van de routes naar dit bedevaartsoord ook door onze stad loopt , namelijk de Jacobsroute die vanuit Haarlem via Antwerpen, Aalst, Doornik en West-Frankrijk naar Spanje gaat.

Oorspronkelijk volgden de pelgrims alle kerken waar een altaar van Sint-Jacob te vinden is, en ‘onze’ Sint-Martinuskerk heeft er ook zo een.
Meer over ‘Aalst en Santiago de Compostella’ is HIER te vinden …

Later in de 15e eeuw vond men hier de vermelding "De Moor", en in de 17e eeuw werd dat ‘’t Moriaens hooft’ 

De namen ‘De Moor’ en ‘’t Moriaens hooft’ komen beide van de benaming ‘Moor’, een Islamitische inwoner van het Middeleeuwse Spanje. 
Het woord ‘Moor’ leidt ook naar een Grieks woord dat ‘zwart’ betekent,  in een lokale betekenis zou het echter ook ‘verblijfplaats’ betekenen. 

In het Nederlands kreeg het woord ‘Moor’ in de zeventiende eeuw de betekenis van neger, wat een aanduiding was voor een lid van een groep donkerhuidige mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Afrika ten zuiden van de Sahara. 
Lange tijd was het een relatief neutraal woord, maar sinds het eind van de 20e en het begin van de 21e eeuw wordt het door sommige mensen als minachtend, kwetsend en racistisch ervaren. Volgens de 'Dikke van Dale' wordt de term door een groeiend aantal mensen als onwenselijk ervaren omdat deze met kolonialisme geassocieerd wordt, en meldt erbij dat de term verouderd is. 

‘Hooft’ werd ook vaak gebruikt voor het eerste huis in een straat, in dit geval een logische keuze gezien het pand zich op huisnummer 1 bevindt.

Het café, ondertussen van naam veranderd naar ‘L’Alliance’, stond in de 19e eeuw vaak garant voor live optredens.


Rond 1880 werd dit café uitgebaat door Liborus Van Landuyt, die werd opgevolgd door Leopold Boin, geboren in Aalst 1869 en gehuwd met Valerie D’Outreligne. Het Koppel had drie zonen. 

Het dichtst bij de marktcentrum gelegen café d’Alliance (‘bij Leopold Boin’) was in 1900 eigendom van Brouwerij-Mouterij De Zeeberg, eigendom van familie Van der Schueren.
De herberg telde op dat ogenblik ook enkele kamers. Mogelijk wijst dit op een hotelfunctie in die periode die doorloopt tot begin 1924. 

Het café werd dus ooit ook als hotel betiteld. Door de vaste huurders en het aanwezig zijn van slechts een 2-tal slaapkamers in het woongedeelte, wordt een hotelfunctie zeer onwaarschijnlijk in de latere toekomst. 

In 1925 komen Henri Van Cauwenbergh en zijn vrouw Delphine Moortgat in het café, tot op het einde van 1939. 

Henri Van Cauwenbergh werd geboren in Aalst in 1897. 
Hij was als 17-jarige vrijwilliger in W.O. I. Tijdens een van de laatste offensieven, dicht bij het bos van Houthulst (15 oktober 1918), raakte hij gewond bij het ter hulp komen van een makker en verloor een oog. 
Na de oorlog kon hij zijn vorige beroep van mecanicien niet meer uitoefenen. Door zijn wankele gezondheid en de ondergane heelkundige ingrepen kon hij evenmin het aanvaarde werk op de Gentse begraafplaatsen volhouden. 

Zijn hoofd was nog volledig omzwachteld, toen hij te Aalst Delphine Moortgat leerde kennen. Ze huwden in 1923. 
Delphine, ook wel Fientje genoemd, werd op 15 juli 1900 geboren en was de jongste uit een gezin van 11 kinderen en had slechts een broer. Haar moeder (1858-1923) was vroedvrouw. Haar vader, die 10 jaar ouder was, was kuiper en aan de drank verslaafd en overleed nog voor zijn vrouw. 
Delphines grootvader en diens broer waren de bekende brouwers Moortgat. 
Reeds als jong meisje had ze een radde en scherpe tong, en was ze een knappe, zwartharige slanke verschijning.

In 1925, na Leopold Boin, namen ze na een half jaar huwelijk – Henri was toen ongeveer 27 jaar – hun intrek in café “L’Alliance”. 

Daar hadden ze de gelagzaal, ongeveer 5 m breed en 8 m diep, met daarachter een ruime feest- of vergaderzaal ter hunner beschikking. 
Daarop volgde een binnenplaats (“de koer”) en het “achterhuis” als woonruimte met gelijkvloers en 2 verdiepingen. Op de eerste verdieping waren er een grote en een kleine keuken, op de tweede een grote en een kleine slaapkamer. 
Het gevelgedeelte had voor het café 2 vensters, met ertussen de toegangsdeur. Uiterst rechts een tweede toegangsdeur, die langs een gang leidde naar de 3 verdiepingen boven het café en de tweede zaal. Op de verdiepingen waren woonruimten, appartementen met verscheidene kamers, betrokken door vaste huurders, die ook over een gedeelte van de kelder beschikten. 

De Van Cauwenberghs hadden hun kelderingang in het café, maar hadden verder niets te maken met de huurders van het gebouw. Het aantal en de verscheidenheid van de personen die van deze afzonderlijke toegangsdeur gebruik maakten, was wel een aanleiding om het café ook als “hotel” te beschouwen. 

De uitbaters verhuurden alleszins geen kamers. Mogelijk bevonden zich onder de huurders op de verdiepingen wel dames die heren ontvingen. Onze stad was in die tijd immers rijk aan bordelen en dames van plezier. 
De huidige gevel is qua indeling nog steeds zoals afgebeeld op een foto uit 1893. Alleen verdween het doorlopende balkon op de eerste verdieping en werd het gedeelte dat op het café betrekking had gemoderniseerd toen in 1986 de Taverne er kwam.

In verband met zijn invaliditeit kwam Henri regelmatig in Brussel in de omgeving van de Wetstraat. In de cafés zag en hoorde hij soms orgels (orgels en vooral de orchestrions werden eind jaren 20 vaak geplaatst in kleine cafés).en het was al vrij snel beslist ... er zou ook in zijn café een dergelijk orgel komen. 
Aanvankelijk was Delphine niet erg enthousiast. Ze wilde niet dat het café zou gerekend worden tot de vele “orgelkoten”, zoals men die etablissementen in die tijd wel eens placht te noemen. 

In 1928, het jaar waarin hun enige dochter Adrienne geboren werd, het kon niet uitblijven, kwam er toch ook een orgel. 

Henri bestelde op 12 april 1928 in Antwerpen bij Mortier immers een heus Mortierorchestrion, een instrument met 84 toetsen, en met het uitzicht van een mooi eiken meubel, dat zeer verschillend was van de gangbare café-dansorgels.


Het werd aangekocht voor de mooie prijs van 48760 Belgische franken. (omgerekend 1208.73 Euro) 
Ter info : de 48460 Belgische Franken in 1928 hebben nu zelfs een waarde van maar liefst 43531 € !
Het was dus wel degelijk een serieuze investering.

De catalogus van Usines Th. Mortier beschrijft het als :
Orchestrion op Kartons 80/84 toetschen en met façade nr. 39 van den kataloog,
"2,75 m breedte, 3 m hoog en 200 m muziek”.
“Meubel in eik of mahonie, gewast".
"Zeer kundige façade met uitgesneden panelen, kunst-glas en beeldje".
De huurprijs werd als volgt betaald:

Een voorschot bij het opstellen van het contract en een tweede bedrag bij het in ontvangst nemen van het orgel.”

Daarin was ook de weeldetaks van 6 % op de totale som begrepen, reeks van aangenomen wissels gespreid over 36 maanden, sancties bij “tekortkomingen” van de betalingen en een afwerking voor 15 maart aanstaande … maar dit alles zonder enige verbintenis vanwege de firma Mortier. Voor de ganse periode dat het orgel niet totaal afbetaald was, moest Henri Van Cauwenbergh een verzekering afsluiten “tegen alle gevaar van  brand en ontploffing”.

Het contract draagt de stempel van “Le fonde des pouvoirs” en is ondertekend door G. Hermans. Alle voorgedrukte delen in bruin en Franse tekst. 
Wanneer er iets speciaals werd toegevoegd aan een orchestrion, betekende dit al gauw een meerprijs van 5.000 fr. 
Een register trompetten bijvoorbeeld kostte 3.000 fr. 

Volgens informatie van Oscar Grymonprez zou een orchestrion in het jaar 1921 86.000 fr gekost hebben!. Deze bewuste aankoop mag dus gerust als 'een koopje' aanschouwd worden.

Henri beschouwde het orgel als een persoonlijke aangelegenheid en bleef er nauw bij betrokken. 
Zelfs toen het orgel nog in opbouw was, bezocht hij verschillende malen de werkplaatsen van Mortier. De bouw van het orgel werd begonnen en beëindigd in een periode met klammig weer. Na de voltooiing vond Mortier dat het een buitengewone klank had. Ook toen het orgel geplaatst was, verzorgde Henri het meubel en alles wat errond en eraan was. Het eigenlijke nazicht en onderhoud werd door de firma Mortier uitgevoerd. Alhoewel het orgel niet werkte met muntinworp, was het toch betrekkelijk snel afbetaald.

De 84-toets Mortier orchestrions waren in die periode zeer populair, mede doordat ze een compacte uitvoering hadden waarbij het orgel in een kast was ondergebracht. 

Een beetje technischer : De 84-toets orchestrions hadden in vergelijking met de 67-toets modellen een volledige tegenzang (18 tonen) en meer registers en er waren geen tongwerken aanwezig. 
Deze waren op de ouderwetse manier gebouwd, met grote windlade en symmetrische pijp opstelling en afgewerkt in de zo typerende massieve eik. 


De orchestrions spelen zachter doordat ze op een lagere winddruk werken dan grotere orgels. Ze zijn op zich al dieper van toon, mede door de grotere pijpen, en bovendien transponeren ze niet. Het klavier, waarin de boekmuziek gelegd werd, kon in de meest geschikte zijopstelling verkregen worden, dit zodat het orchestrion dicht tegen een wand kon geplaatst worden.

Door het neerhalen van de tussenmuur werd ook de tweede zaal in de gelagzaal opgenomen, hetgeen de diepte van de zaal praktisch verdubbelde tot ongeveer 13-15 meter. De uitbreiding hield verder geen vernieuwingen in. Het orgel kwam tegen de nieuwe achterwand te staan, waar zich ook de toegangsdeur tot de toiletten bevond.

Alhoewel Henri bijna altijd thuis was, werd het café officieel door zijn echtgenote gerund. Ze kwam weinig in de stad maar als dat gebeurde, gebeurde dit ook 'in stijl', zoals een cafébazin betaamde. 
Volgens haar eigen zeggen “vond men haar ‘pretentieus’ … maar dat was eigenlijk vooral ‘jaloezie’.

Delphine stond gekend als heel vriendelijk en attent voor de klanten en leefde in goede verstandhouding met haar beide buren, van wie zij bij feestelijkheden een deel van hun voetpad zelfs als terras mocht gebruiken.

De tijden en ook het cliënteel veranderden echter, en het zou door 'het gedrag van Delphine' geweest zijn, dat de goede naam van het café teloor ging.

Er werd in het kleine Aalst toen, en nu nog trouwens, veel geroddeld. Delphine werd altijd wel ‘met iemand gezien’ en sommigen beweerden zelfs dat ze een verhouding had met Mortier. Door dit alles vermeden zelfs sommige huurders de benedenverdiepingen en wouden niets te maken hebben met het café en de uitbaters. 

Henri – die zoon was uit een onwettig huwelijk, en slechts een stiefvader kende - was invalide voor het leven en was een kalme persoon met een zacht karakter. 
Toch kwamen er door deze roddels en verklaringen soms hoogoplopende ruzies en vechtpartijen, tot grote schrik van dochtertje Adrienne. 

De gezondheid van Henri en de aanhoudende roddels hebben er toe geleid de zaak uiteindelijk stop te zetten.
Rond Kerstmis in 1938 verlieten ze het café, dat ze dus nooit als “Café- Restaurant” of “Hotel” uitgebaat hadden. 

Het koppel vestigde zich in de Asserendries 19, waar Henri, die er zich eigenlijk nooit thuis gevoeld heeft, in 1966 overleed.
Voor het orgel bleek er in de nieuwe woonst geen plaats te zijn. Het bleef onvergoed staan in het café. ,

In de jaren ‘40 werd het café opengehouden door Hortensia Vertonghen en Jan Van Mol.

In het café stond dus nog steeds onvergoed het orgel. Bij overname in 1938 hebben de Van Cauwenberghs wel over overname van het instrument gesproken, maar onderhandelen met de Vertonghens bleek een moeilijke opdracht indien men hoogoplopende ruzies wilde vermijden, en dus bleef het instrument daar maar staan. 

Hortensia en Jan stonden gekend als een koppel dat regelmatig vocht, en ook de aankoop van het orgel zou tot zwaar hoogoplopende discussies gezorgd hebben.. 

Hortensia was een zwaarlijvige vrouw. Met haar 140 kg kon ze moeilijk gaan en had ze ook hulp nodig van haar echtgenoot voor bij bijvoorbeeld het aankleden en aantrekken van haar kousen. Ze vormde een groot contrast met haar bijzit, “een spichtig en nietig ventje en een vrouwenzot die graag danste”. 

De onzekere oorlogsjaren, de ongunstige veranderingen in de caféuitbating, het soort klanten deed de Van Cauwenberghs echter besluiten om na al die jaren toch tot een beslissing te komen in verband met het orgel. Het zou verdwijnen uit het café. 

Henri Van Cauwenbergh zocht en vond een koper – een boerenjongen – buiten Aalst. Alhoewel er nog niets op papier stond, was het orgel zo goed als verkocht. Henri had zijn woord gegeven. 

Toen men in het café echter te horen kreeg dat het orgel verkocht zou worden trachtten de klanten Henri te doen terugkomen op zijn beslissing. Zij wouden het orgel absoluut in Aalst houden. 

Het orgel, op dat ogenblik een populair dansorgel, vormde bijna een integraal gedeelte van het café. Ook de nieuwe eigenaars, de Vertonghens, wilden het eigenlijk wel houden, en werden er in zekere zin wat in gepushed door de klanten, wat hen natuurlijk zou dwingen tot een grote, onvoorziene en ongelegen uitgave voor de aankoop.

Er kon nu verder worden gedanst in het café, op de muziek van het orgel dat ze uiteindelijk aankochten voor 35.000 fr., inbegrepen het grote repertoire boekmuziek. 
Een koopje dus, want het orgel had in 1928 ongeveer 48.000 fr. gekost (veel later zou blijken dat dit echt een ridicuul laag bedrag was, want rond 1988 werd het op een waarde van 8 á 9 miljoen Belgische frank geschat!)

Rond 1945 was 'de Zwarte Kat' het een soldatencafé geworden. Vrouwen kwamen er om zich met soldaten te amuseren, te dansen en een pintje te drinken. 

Over de juiste vertrekdatum van de Vertonghens ontbreken de gegevens. Zeker waren ze er nog gedurende W.O. II en er is ook geweten dat ze zich later vestigden in de Sint-Jozefstraat 14 in een van de drie huizen die aangekocht waren van Nathalie De Bruyne (vermoedelijke dochter van Fritz De Bruyne), een oude bewoonster van de derde verdieping boven café “De Zwarte Kat”.

Van het orgel werden in de jaren ‘50 verschillende 78 toeren grammofoonplaten opgenomen. Eind jaren ’70 zijn daar ook nog enkele opnames op plaat aan toegevoegd, uitgebracht door het museum Dageraed in Koksijde. De Zwarte Kat was er een van de mooiste en kostbaarste instrumenten en werd afgebeeld op een 3-tal prentkaarten en op een speelkaarten doosje.

Lees en ontdek veel meer foto’s en info over het orgel op deze website  
Het is Aalstenaar Steven 'Keimi' die zich verbeten een weg ploegt door het Aalsterse orgelverleden, en het moet gezegd : hij doet dat schitterend. Op zijn site vertelt hij honderduit over zijn bevindingen en ervaringen. Een aanrader dus om hier ook eens te gaan rondneuzen ...

Dansorgels hebben het uitgaansleven helemaal veranderd. Als mensen vroeger wilden feesten, boekten ze een orkest. Het repertoire ervan was echter vrij beperkt, het was duur en de muzikanten werden moe. Mechanische instrumenten losten dat allemaal op. De orgels werden eerst met de hand bediend en later elektrisch.

Maar van waar kwam nu de naam ?

Waarschijnlijk gaven de verkoopsperikelen aan Vertonghen de rechtstreekse aanleiding tot de naam “Zwarte Kat”, zowel voor het orgel als voor het café. 

Alhoewel Mevrouw Van Cauwenbergh beweert niet op de hoogte te zijn geweest van de plannen van haar man, en de verkoop daardoor wat tegenhield, dacht Hortense Vertonghen daar helemaal anders over. 

De vele malen dat ze haar verhaal uitgebreid vertelde aan wie het maar wou horen, werd de “schuldige” als “de zwarte kat” bestempeld, een verwijtnaam dus voor Delphine. 

De Van Cauwenberghs waren hier uiteraard zeer boos over, want gezien de vele roddels die de ronde deden over Delphine, was de link met deze benaming uiteraard zeer snel gelegd en voelden ze zich rechtstreeks geviseerd.

De 'nieuwe naam' - een karaktertrek van Delphine? -  zou ook op de gevel geklad zijn door misnoegd personeel. 'Oilsjteneers' zijn immers gekend als ‘rechtuit’ en een dergelijke wraakactie zou dus zeker niet ondenkbaar zijn. 
Delphine was, zoals reeds vermeld, immers wel gekend als vriendelijk voor de klanten maar ze zou helemaal niet sympathiek overkomen bij haar personeel.
‘Ze bezag hen uit de hoogte’ en behandelde hen slecht. 

Echter, ... men kan eigenlijk moeilijk van personeel spreken. Eén weduwe kwam eenmaal in de week als schoonmaakster, en dat was het zo een beetje. In de weekends en met de karnaval- en kermisdagen kwamen de zus en haar echtgenoot ter versterking, en ook wel eens een garçon.
Dus een dergelijke wraakactie van 'het personeel' lijkt wel tamelijk onwaarschijnlijk. 

Korte tijd nadat de naam gegeven was, werd deze in boogvorm op de beide cafévensters geschilderd. Dit was zeker nog het geval tot rond 1945, toen werden de vensterramen in het groen en later in het rood geverfd. Op de gevel zelf was toen echter geen naam aangebracht. 
Officieel was het nog altijd 'L'Alliance' maar iedereen kende het café beter onder de nieuwe naam 'Zwarte Kat'.


De ‘kat’ is trouwens een veelvuldig voorkomende naam in benamingen te Aalst en onmiddellijke omgeving. 
Denken we bijvoorbeeld ook aan de Kattestraat (sedert 1291, een rijksweg met kasseien wegdek dat niet geasfalteerd mag worden), de Kattewijk (‘de Kat’ genoemd – de schilder Valerius De Saedeleer werd er in 1867 geboren), de Kattepoort (1397, één van de vijf stadspoorten), de Kattestraatbrug (onder de poort over de stadsgracht die in 1793 gedempt werd), de Kattevest of Kattestraatvest (1457) en de Kattestraatsteenweg (1728). 

Met het woord ‘kat’ in deze benamingen wordt dus niet noodzakelijk het welgekende huisdier bedoeld. Een ‘katte’ was immers ook de benaming van een omheining tussen twee stadspoorten, bestaande uit houten palen die met vlechtwerk verbonden waren.

Van waar de naam 'De Kat' dus exact komt? Da's even gissen ... 

Maar wat wel zeker is, is dat de naam ook op de hoes van een plaat verschijnt die in de jaren '50 werd uitgegeven (door Decca). 


Op die hoes stond de tekst ‘L’orgue du Chat Noir d’Alost’, en sindsdien hebben we dus een volledige zekerheid dat dit de naam van het orgel geworden was.  Het orgel dat voordien reeds een 10-tal jaren had gespeeld 'zonder naam'. 

Het was dus door rechtstreeks (of onrechtstreeks) toedoen van de nieuwe eigenaar dat het orgel een naam kreeg, die later ook op het café zelf overging.

We beseffen het misschien niet altijd even goed, maar op dit orgel werden ook carnavalshits gespeeld, die nu nog steeds, zij het dan in een iets andere versie, gekend en bemind zijn. 

In 1957 bijvoorbeeld werd Don Marco Prins Carnaval in Aalst. Het was de schuilnaam voor de jonge Marcel Henninck, want toen was het nog gebruikelijk dat prinsen niet hun echte naam gebruikten. Naar aanleiding van de verkiezing tot prins werd voor het eerst in de geschiedenis van Aalst Carnaval een liedje uitgebracht dat overal en altijd afgespeeld kon worden, op elpee.  

Het liedje kreeg de weinig originele titel "Prins Karnaval" en werd gecomponeerd voor het ons ondertussen reeds bekende dansorgel.  De opnames werden op plaat geperst en  vanaf 1957 kon het liedje overal gedraaid worden. 
De naam van de elpee waar het nummer op terechtkwam, verwijst naar het intussen verdwenen orgel: "L'Orgue Du Chat Noir D'Alost – Valses Célèbres / Marches Célèbres Vol. 1".

Luister .... 


En ... herkend?

Ja hoor, het oude liedje uit 1957 doet nu nog altijd een belletje rinkelen in Aalst, zeker bij de doorwinterde sportliefhebbers. De klassieke orgelmuziek diende immers als basis voor het overbekende supporterslied van "Eendracht Aalst". 
Het was kandidaat-Prins Carnaval Johny De Mol die die nieuwe versie uitbracht in 1972 als "Iendracht Veroit". 
Het nummer is echter pas heel bekend geworden bij het grote publiek in de versie van Keizer Kamiel Sergant uit 1991. 
De melodie is onmiskenbaar dezelfde als die van het liedje uit 1957. En zo leeft de oudste carnavalshit zelfs zoveel jaren later nog steeds verder. 

Hier nog een beetje orgelmuziek van het befaamde orgel, in een arrangement van August Schollaert. 
We horen : Potpourri N° 2
B2a  Frou-Frou : Written-By – H. Chateau
B2b  La Valse Dans L'ombre : Written-By – Burne
B2c  On N'a Pas Tous Les Jours Vignt Ans : Written-By – L. Raiter
B2d  Marguerite : Written-By – Velsien
B2e  Elle A Perdu Son Pantalon : Written-By – Paoli
B2f  La Matchiche : Written-By – Ch. Borel-Clerc

Victor Carael zou vanaf juli 1958 tot eind 1962 de eigenaar worden, het café wordt vermeld onder de naam “De Zwarte Kat, met zijn prachtig orgel bekend van de grammofoonplaten”. 

De ingang van het café was toen overigens al veranderd. Er was een portaal aangebracht dat in de rode verf was gezet. Vele cafés hadden toen rood- met wit schrijnwerk gezien dit de kleuren van brouwerij De Zeeberg waren. In 1962 was naam L’Alliance reeds van de ramen verdwenen. De zijdeur naar de bovenverdieping was er nog steeds tot in 1975.

In juli 1968, de naam was toen ook officieel al veranderd naar “De Zwarte Kat”, was het jammer genoeg gedaan met de muziek en werd het café gesloten.

Urbain De Pues is de man die het leegstaande café in 1975 overnam van brouwerij De Zeeberg en is waarschijnlijk meteen ook de laatste persoon die het orgel nog in het café heeft zien staan. 
Hij huurde van brouwerij Zeeberg en was ook niet op de hoogte van wie de vorige uitbaters waren. 
Die had hij immers nooit gezien, maar ‘de grote madame’ die er woonde zou op de ene of andere manier familie geweest zijn.  
Eén van de eigenaars was in elk geval Guy Vanderhaegen, kleinzoon van Schotte (kasteel aan Sint-Job waar HIER alles over terug te vinden is). 

Urbain wou zo snel mogelijke een nieuwe zaak openen en het oude café werd door architect Herwig van Holsbeeck, met veel oranje kleuren, omgebouwd tot nieuw modern café. 
Naar de vraag wat er met het orgel diende te gebeuren antwoordde Urbain zonder beter weten in “Wat heb je met de rest gedaan?" ... en het werd dus “Afvoeren met de container”. 

Orgels waren ‘uit den tijd’ en muziek werd gespeeld vanop de jukebox of via bandopnemers die achter de bar bediend werden. 
Jaren later kwam hij toch tot het besef wat hij gedaan had. 

De schroothandelaar, Daniël Dageraedt, bleek echter toevallig ook een groot orgelliefhebber te zijn. Hij redde het "Orgel van de Zwarte Kat" en ook andere instrumenten van de vernietiging. Hij bouwde zo een collectie uit in Koksijde en hield er een klein orgelmuseum open. 

De collectie in Koksijde is later verhuisd naar een museum in Brugge, waar er meer buitenlandse toeristen kwamen. 
Toen Daniël stierf, werd het museum gesloten en was het orgel niet meer te vinden.

De Zwitserse veilingmeester Retronio Breitenmoser heeft in de jaren '90 een deal gesloten met en heeft de collectie verkocht aan een Japans privémuseum dat orgels opkocht. Ze werden vanuit Brugge rechtstreeks naar daar verzonden in 1989.

“De Zwarte Kat” zou daar echter nooit zijn aangekomen. 

Is het daar bij aankomst ergens verloren geraakt in één of ander pakhuis? 
Of is het er écht nooit aangekomen en zou de container waarin het orgel zat op zee verloren zijn gegaan? 
Dat laatste was eigenlijk al bijna onmiddellijk uit te sluiten, want andere orgels van hetzelfde lot waren wel goed terecht gekomen. Enkel twee exemplaren zouden verloren gegaan zijn. 

Eén van de laatste berichten over het orgel was dat het in Japan bij de eigenaar van een vishotel gevonden zou zijn, 9000 kilometer verwijderd van Aalst.  

De brave man kocht het op een veiling, vermoedelijk dus van de Japanse zakenman die het 30 jaar geleden had gekocht. De nieuwe eigenaar heeft het orgel in zijn living gezet. Hotelgasten kunnen er een bezoekje reserveren om naar de Aalsterse orgelmuziek te luisteren.
Het speelt dus nog maar zou in vrij slechte staat verkeren. 

De eigenaar van het vishotel laat weten dat hij het orgel eventueel wel wil verkopen aan geïnteresseerden als die een goede prijs bieden, een bedrag plakt hij er niet op. Er zou interesse zijn van Vlaamse én Nederlandse orgelverzamelaars. 

Gezien de zoektocht en het mysterie rond het orgel groot is, blijkt dat vrijwel alle berichten die verschijnen door liefhebbers worden verwijderd om geen stormloop te creëren wanneer her meer informatie of een verkoopsprijs zouden opduiken. De eigenaar of eventuele kopers lijken het dus zeker liever niet in de aandacht te stellen.

Ergens is het dus misschien te hopen dat er bij de Stad Aalst steun en financiering kan gevonden worden om het orgel terug te brengen 🤞
Het is immers Aalsters erfgoed ...

Het orgel dat tijdens W.O. II aangekocht werd voor 35.000 fr. inbegrepen het grote repertoire boekmuziek, werd rond 1988 op een waarde van maar liefst 8 á 9 miljoen Belgische frank geschat!
Een nieuwe schatting zal uiteraard afhangen van de staat waarin het instrument zich nog bevindt.

Urbain was eigenaar van het café tot hij rond 1980 dit op zijn beurt over laat aan een garçon die bij hem werkte. Deze heeft het café open gehouden tot 1986. 

Taverne De Zwarte Kat werd gestart in 1986, door Pierre Van Geit, een ex-voetballer, die reeds verschillende gelijkaardige zaken uitgebaat had. 
Pierre nam binnenhuisarchitect Jan De Neve onder de arm voor de renovatiewerken en binnenhuisarchitectuur. 

In 1994 werd het café eigendom van Steven en Annick, en zij kregen er meteen een mooi zicht op het oudste schepenhuis der Nederlanden bij. Hier nog een fotootje uit 2008.


Deze taverne zou dus blijven bestaan tot in oktober 2022.

Helemaal los van dit verhaal toch nog even vermelden dat er vroeger ook wel eens sprake was van een 'Orgue à chats' (ofte 'kattenorgel'). 

Een dergelijk kattenorgel (of kattenpiano) is een hypothetisch muziekinstrument dat bestaat uit een reeks dozen waarin katten zijn ingesloten, gerangschikt in volgorde van bereik. De staart van elke kat is bevestigd aan een klaviertoets. Als er op een toets gedrukt wordt, miauwt de corresponderende kat van de pijn. 


Een paar van deze instrumenten worden genoemd in de literatuur van de 16e tot de 18e eeuw. Zo zou het oudste kattenorgel uitgevonden zijn in 1549.
Ook werd het beschreven door Jean-Baptiste Weckerlin in 'Nouveau Musiciana', een verzameling uittreksels uit zeldzame of bizarre werken, anekdotes, brieven, enz. over muziek en musici, die werd gepubliceerd in 1890.

Er is dus wel het één en ander geschreven over dergelijke 'orgels', maar er is nooit een bewijs gevonden dat er ook ooit één is gebouwd ... Gelukkig maar ...

Terug naar Aalst nu. 

Steven en Annick besloten om in 2022 de zaak te verhuizen naar het hoekhuis ‘Den Draeck’ aan de Grote Markt. Deze verhuis betekent trouwens dat er opnieuw intrek genomen wordt in een historisch belangrijk gebouw. 
Het huis is reeds in 1409 gekend als "De Draeck". Het rust op één enkele zuil (tegenwoordig gebetonneerd) met kapiteel van hetzelfde type als de zuilen in de kelder van het Schepenhuis. Oorspronkelijk vertrok hier een onderaardse gang onder de Grote Markt naar het oud stadhuis. 
Voor ‘Mister Minit’ vond men er de goudzaak "De Meersman", gesticht in 1870. En nu dus ‘Steven’ …

Het was nu of nooit”, zegt hij. "Ik kan maar liefst veertig mensen binnen zetten en daar bovenop nog bijna zestig op het terras in de Kerkstraat en op de Grote Markt"
Het heeft vrijdag 14/10/2022 de deuren geopend.

Wat er met 'De Zwarte Kat' gaat gebeuren, is momenteel nog niet gekend. Hopelijk blijft de naam wel voortleven in een eventueel volgende zaak, want na zo'n lijdensweg (vooral van het orgel dan) zou het jammer zijn dat deze naam uit de stad zou verdwijnen.  Tenzij het orgel zelf terug op zou duiken natuurlijk ... 

Als slot nog een paar platenhoesjes van het befaamde orgel ... Voor de lekkernijen en een drankje moet u dus vanaf nu bij Steven zijn en niet meer in 'De Zwarte Kat'!







Bronnen

Inventaris.onroerendefgoed
Orgelaalst.wordpress.com
kroatie.org/index voor omrekeningenmet met index
Muziek du chat noir d'Alost vol II - Potpourri via Youtube Keimi
Muziek 'Iendracht Veroit' van het orgel via Youtube Keimi
HLN 13/10/2022
vrt.be 12/06/2021 - 14/07/2021
dezwartekat.be

zaterdag 8 oktober 2022

PRINSEN CARNAVAL AALST - OVERZICHT

'Prinsj zejje ver 't leiven', een uitdrukking die in Aalst nog steeds de waarheid blijkt te zijn.

De oud-prinsen worden er nog altijd even hartelijk verwelkomd, en ze worden dan vaak ook aangesproken met 'prinsj', hoewel het vaak al 'x' jaren geleden is dat zij 'regeerden' over de stad tijdens de carnavalsdriedaagse.

De eerste prins kwam er in 1953, maar er was toen nog geen sprake van een verkiezing. Het is pas een jaar later, in 1954 dat de traditie om de prins te kiezen, werd ingevoerd.

Hierbij een lijstje van de personen die het reeds tot prins schopten in 'ons Oilsjterse stee'.

Mochten jullie over info / krantenartikelen beschikken die de artikels nog kunnen vervolledigen, dan mogen jullie die altijd doormailen naar oilsjtgoistad@outlook.be  … 
Aanvullende info over prinsen en de kiezingen, zijn altijd meer dan welkom!
Waarvoor alvast dank !

Door hieronder op het jaar of op de naam van de prins te klikken, wordt je automatisch getransporteerd naar het jaar / de prins van je keuze …




2018      :              Alex De Kegel
2017      :              Raf Sidorski
2016      :              Dennis De Wolf 
2015      :              Joeri Mens ‘Den Joe’
2014      :              Werner Kinoo  
2013      :              Peter “Den Board”
2012      :              Stephanie Daeleman 
2011      :              Kristof De Vos
2010      :              Chris Boone "Den Boein"

2009      :              Jurgen Cooman
2008      :              Kenny D'Hondt
2007      :              Klaus Gabrio
2006      :              Michel Picqeuer
2005      :              Bart De Nys 
2004      :              Tom Vermeir "Tommeken"
2003      :              Chris Baeten "Den Baal"
2002      :              Wim Delclef
2001      :              Gary Van Overstraeten
2000      :              Bart Van De Neste

1999      :              Tony Swings
1998      :              Yves Van Den Bremt "Den Bremt"
1997      :              Dirk Van De Velde "De Foef”
1996      :              Christiaan Van Vaerenbergh "Kris"
1995      :              Christophe Troch "Kristof"
1994      :              Werner Kinoo
1993      :              Peter Vereecken
1992      :              Pascal Solomé
1991      :              Michel Heck "Michelleken"
1990      :              Kris De Poorter

1989      :              Frank Van Rijmenant
1988      :              Maurice De Smedt
1987      :              Paul Kinoo "Popoll" (+2010)
1986      :              Patrick De Neve
1985      :              Freddy Neirinckx "Loeken Tatjen"
1984      :              Eddy Van Gijsegem "Goebby"
1983      :              André Marcoen "Balou" (+2014)
1982      :              Jean-Pierre Timmerman "Jempi"
1981      :              Stefaan Vinck (+1999)
1980      :              Paul De Wever (+) "Polle Keipernaugel" (+1999)

1979      :              Enrico Leclair
1978      :              Michel Cleemput
1977      :              Edy De Neve (+2016)
1976      :              Johny Cooman
1975      :              Robert Van Den Berghe “Bob”
1974      :              Antoine Van Der Heyden
1973      :              Michel Cleemput
1972      :              Jackie D'Herde (+1983)
1971      :              Michel Cleemput
1970      :              Jean-Paul De Boitselier (+1998)

1969      :              Lucien Peirlinck "Luc" (+2020)
1968      :              Kamiel Sergant (+2021)
1967      :              Jean-Paul De Boitselier (+1998)
1966      :              Kamiel Sergant (+2021)
1965      :              Simon D'Hondt (+2002)
1964      :              Hendrik Arijs (+2023)
1963      :              Kamiel Sergant "Don Camillo" (+2021)
1962      :              Karel De Nayer (+2016)
1961      :              Karel De Nayer (+2016)
1960      :              Louis Van Pollelbergh "Sir Orlandy (+1993)

1959      :              Robert Waterschoot "Signor Karnavalosta (+2012)
1958      :              Robert Waterschoot "Senor Alostina" (+2012)
1957      :              Marcel Henninck "Don Marco" (+1989)
1956      :              Frans De Boitselier "Graaf Van Aalst" (+1962)
1955      :              Frans De Boitselier "Don Juan" (+1962)
1954      :              Frans De Boitselier "Mister Dancy" (+1962)
1953      :              Robert Renoncourt ‘Kakelaki’(+1961)



Bronnen

Alle info is afkomstig uit de lokale pers (zie vermeldingen in of onder de artikels voor de bron), en zelf bij mekaar gesprokkelde info (live tv, persoonlijke aanwezigheid op prinsenkiezingen, …).
Mocht de bron ontbreken, weet dat de meeste informatie in de artikels over de 'oudere' verkiezingen te vinden is in de krantenartikelen die raadpleegbaar zijn via het digitaal krantenarchief van de stad Aalst.
Bij de 'nieuwere' verkiezingen (vanaf 1985) was ik er steeds zelf bij om verslag te maken, 
en de laatste jaren is ook de livestream van TV Oost een bron voor een live verslag op de avond van de verkiezingen zelf.

Prinsjen van Oilsjt : 2023 : Yordi Ringoir 'Yordi van de Veirkemert'

In een vorig artikel (HIER) werd reeds beschreven hoe de nieuwe prinsj van Oilsjt 'wreed afgezien' heeft om eindelijk de scepter te kunnen zwaaien. 
Omwille van 'geen carnaval' in 2021, noch in 2022, was er ook 'geen prins' die beide jaren. 
Nu ja, het was wel prins Yvan (2020) die zijn regeerperiode verlengd zag, en er was ook een 'kaffeikesprinsj' (de Sjalen) in 2022, maar het was toch geen normale gang van zaken. 

Yordi Ringoir stond beide jaren klaar om de scepter over te nemen van Yvan, maar zag zich belemmerd door de pandemie die de hele wereld (en dus ook Aalst) in zijn greep hield.

2023 zou dus een nieuwe poging worden, en dit keer is het wel gelukt !

Wie is de nieuwe prins nu eigenlijk? 

Yordi is geen onbekende in de carnavalswereld, en zijn omgeving is daar zeker een grote katalysator in geweest.  
Sinds heel jonge leeftijd werd hij als ‘jongen van de Veirkemert’ als het ware in het wereldje ‘gesmeten’, 

Hij groeide op aan de 'Veirkemert'. Niet ver van de carnavalswerkhallen dus, en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij daar dan ook vaak terug te vinden was. 
Daarenboven houden zijn ouders in de buurt ook 'Café Melody' open, een café dat met carnaval ook steeds één van de trekpleisters is voor het plezier. 

Zijn jeugdidolen? De prinsen carnaval en de ajuinboer. 
In de vriendenboekjes van vroeger schreef hij bij 'wat wil ik later worden?' steevast 'prins carnaval Aalst'. 

De eerste ajuinboer, Albert Verbestel, heeft hij nooit zelf gekend, daar is hij iets te jong voor, maar toch fascineerde deze persoon hem enorm. Yordi had trouwens jarenlang ook de reserve 'ajuinboerhoed' van Albert in zijn kast staan. 

De carnavalstoon was dus gezet en dus kwam het échte carnavalswerk aan de beurt. 

In 1999 werd Tony Swings prins carnaval en laat dat nu net de neef zijn van Yordi. Yordi mocht dus toen al eens proeven van het prinsenpodium en mocht meedansen op de achtergrond (samen met neef Jens). 

De figuur van de ajuinboer zorgde trouwens voor nog meer carnavalsmicrobe want als 9-jarig jongetje mocht Jordy met de toenmalige ajuinboer Fons als 'klein ajuinboertje' meestappen in de stoet van 2000. 

Yordi sloot zich aan bij akv Drolleg en is nu al verschillende jaren lid van de Zieke Zjieratten-Twiekierenniet. Hij werkte ondertussen echter ook mee met Dest-Goe Schief. 

Ook zijn tekentalent bleef niet onbekend.
Nadat hij al affiches gemaakt had voor enkele arendprinsen, maakte hij ook een affiche voor de campagne 'drinkt iene mei op stammenei', een campagne om het cafébezoek tijdens carnaval te promoten. 

In 2019 werd zijn ontwerp gekozen als de winnaar voor de carnavalsaffiche.

Carnavalisten ‘zijn gebeten van carnaval’, dat is geweten, en vandaar kwam ook het idee om zijn affiche te maken.
Het werd een Voil Jannet die in een ajuin bijt, twee symbolen die Aalst moeten karakteriseren.

Eigenlijk was het één van de enige jaren dat er niet onmiddellijk commotie ontstond over ‘de affiche’, hét gespreksonderwerp bij de Oilsjteneer elk jaar. Het mocht dus duidelijk zijn dat dit ontwerp wel gesmaakt werd door de meeste stadsgenoten.
 
Ook in 2006 had hij trouwens al eens deelgenomen aan de wedstrijd, maar toen zonder succes.
Deze poging werd wel een dubbele … de niet verkozen affiche ging naar ‘De Jefkes’ en werd gebruikt als kleurplaat voor de 50ste editie van hun kindercarnaval. Op die manier heeft hij toch wel ergens 'gewonnen'.
 
Yordi ontwierp echter niet enkel de Aalsterse carnavalsaffiche van 2019, neen ook in Sint Truiden kennen ze ondertussen zijn tekentalenten. Ook de carnavalsaffiche daar werd dat jaar immers ontworpen door onze tekenende Aalstenaar.

Het zijn trouwens niet enkel carnavalsaffiches die in zijn portfolio staan. Hij tekende ook tal van andere logo’s, karikaturen en posters, waaronder een mooie poster als eerbetoon aan Kamiel Sergant die overleed in juni 2021. 
Ook de vermoorde Ilse werd geëerd met een prachtige tekening, een huilende ajuin met bolletjessjaal. 

‘Meester Yordi’ (°22/11/1991) is kleuterleider van beroep en kan rekenen op heel wat steun van zijn collega’s van de stedelijke basisschool 't Hofje in Hofstade.
 
Eén kandidaat dus maar, maar dat is geen unicum, want ook prinsj Kristof en prinsj Stephanie werden in hun jaar zonder tegenstand verkozen.  

Zonder tegenstand wil uiteraard niet zeggen 'zonder show' en dus mocht Yordi op zaterdag 08/10/2022 aantreden op de Grote Markt om het beste van zichzelf te geven en te bewijzen dat ook hij het prinsschap wel degelijk waard is. 

Alles leek zonder problemen te verlopen, natuurlijk was er commentaar en kritiek op het feit dat er nog steeds geen zaal is, en dat het evenement buiten zou moeten gebeuren, en dat het kon regenen, en ... en ... en ...   maar de uiteindelijke aanloop leek voor de meeste carnavalisten toch goed te verlopen. 

Maar ... Aalst zou Aalst niet zijn, mochten er toch ook geen negatieve stemmingmakerij mee gemoeid zijn. Enkele dagen voor de show werd op social media een foto rondgestuurd van een 'donker, klein, armtierig podium'. De bijhorende vraag of dàt het enige was wat de stad wou doen voor carnaval werd gretig gedeeld en becommentarieerd.  Uiteindelijk bleek het echter allemaal weer een scheet in een fles, want het podium was er eentje van maar liefst 12x10x7 meter ... Een reuzenpodium dus, en op de eerder verschenen foto's ontbrak dan ook nog eens de aankleding, die echt wel fantastisch werd.

Eindelijk was het dan zover.   Het feestje zou doorgaan voor een volgelopen Grote Markt. Volgens de politie waren er ongeveer 4500 carnavalisten aanwezig, volgens de organisatoren ... ook. 
Er kan dus zeker van een groot succes gesproken worden. 

De nieuwe prinsenkiezing werd meteen ook de vuurdoop van Wendy Wauters, de nieuwe voorzitster van het feestcomité. Aan haar dus ook de eer om het geheel in te leiden.

Ze merkte op dat het een 'Feestje voor carnaval' was 'en dus, den Oilsjteneer verklidtj em'.  Want inderdaad, het was opmerkelijk hoeveel carnavalisten er zich verkleed hadden, hoewel dit feestje toch echt wel 'buiten de carnavalsperiode' viel. 

Op korte tijd werd de Grote Markt mooi aangekleed en de horeca 'trok oon ien zjiel'.
De nieuwe huisstijl was overal aanwezig en het mocht verder ook blijken : 'Onzjier es nen Oilsjteneer', want zelfs voor oktober konden we rekenen op heel goed weer.

Prinsj Sjalen, de kaffeekescarnavalsprins, mocht de show openen en stuurde een sms'je naar Yordi om te vragen waar 'm bleef. Uiteindelijk belde hij 'm op en de 'kandidaat-prins' (we spreken op dit ogenblik officieel inderdaad nog over 'kandidaat') beloofde onmiddellijk af te komen. 
Dat gebeurde ook, en onder begeleiding van 'Vel en Gamel' en de majoretten werdYordi onder tromgeroffel naar de markt gebracht.

Er werd een a capellaversie gebracht van ' Oilsjt viert carnaval', en dit als eerbetoon aan overleden carnavalisten, Ilse, Keizer Kamiel, Cyriel, Nicole,...

Ook Wendy van 't feestcomité kwam opnieuw 'e woerdeken plasseiren' en heette iedereen welkom. Ze meldde ook dat de avond niet door haar maar wel door twee presentatoren aan mekaar gepraat zou worden : Tommeken en De Floeren

Er werd begonnen met  een optreden van de Sjalen met zijn hit 'd' ieste Kees', en de toon was meteen goed gezet.
Na dit optreden volgde de prijsuitreiking van de stoet van 2020. 
De Schoitkitten, Krejeis en Possensje, elk met hun respectievelijke dans, kregen een Oorkonde overhandigd uit handen van de burgemeester.

Ook '50 joor Gilles' werd uitgesteld gevierd met veel belgerinkel en bezemgezwaai. Ook zij kregen een oorkonde uit handen van den Dozje.

Daarna volgde de 'kennisproef'.  Sedert dit jaar wordt deze trouwens gehouden via een nieuw concept. 

Geïnspireerd op het TV-spel Switch, diende Yordi van plaats 5 naar plaats 1 te gaan door het oplossen van vragen. Mocht dit niet lukken ... Tja, dan zou er 'nog een jaarke Yvan' moeten volgen zeker ...

Herman Schelfaut, 'generool' van de Lodderoeigen, mocht de spits afbijten door de prins een vraag voor te leggen. Hij vroeg om vijf groepen op te noemen van voor 1990, maar het mochten niet LOD of de Zieke Zjieratten zijn. 
Yordi antwoordde correct en mocht van nummer 5 naar nummer 4 schuiven. 

Bram de Baere werd de volgende vragensteller. Hij vroeg wie in 1988 de affiche met het silhouet van een voil Jannet ontwierp. 
Het antwoord, Jef van den Steen, was correct en dus ging het naar nummertje 3.

Wendy Wauters van het feestcomité zei dat dat feestcomité reeds sinds 1919 bestaat, en vroeg zich af hoeveel voorzitters er ondertussen al geweest zijn?
Yordi kon hier geen antwoord op geven en dus ging het terug naar af.

Volgens onze burgemeester werd 'Tomorrowland' eigenlijk uitgevonden op de Grote Markt, met de plaatsing van de pompiers tijdens carnaval. Er was echter één jaar dat er geen pompiers op de markt mochten staan. De vraag: in welk jaar?
De '1999' van Yordi was een goed antwoord en dus gingen we opnieuw naar nummer 4.

Gary, prinsj van 2001, vroeg om de namen te noemen van 5 voormalige prinsen die aan ''t stad werken (gemeenteraad inbegrepen)
Het vlotte antwoord Peter (den Board), Pascal (Salami), Raf (Sidorski), Bart van den Neste en Kris 'Kaffeklasj' zorgde opnieuw voor een plaatsje vooruit. 

Veerle Sergant, dochter van de keizer, vroeg om de kleuren de Kamillekes te noemen.
'Blauw en oranje' was het goede antwoord, en Yordi mocht opnieuw een plaatsje opschuiven. 

Mama Yordi vroeg wie de bezieler was van Hoge Vestenkermis, en met het antwoord 'Albert verbestel' schoof Yordi door naar het nummer 1 ... Een succesvolle kennisronde dus, maar ... 
Volgens de jury werd de naam 'Verbestel' verkeerd uitgesproken, en diende onze sympathieke kandidaat terug te verhuizen naar het nummer 5 om het hele parcours opnieuw af te leggen. 
Iedereen weet natuurlijk dat dit puur was om tijd te rekken, want anders zou de avond te snel vooruit gegaan zijn, en konden niet alle vragenstellers hun 'ding' doen. 

Het was nu de beurt aan Elsie, de tante van Yordi. Zij vroeg wie de ongekroonde keizer van de voorrondes van prins carnaval was, en dat kon maar één man zijn ... Adolf Ottoy

Hilde Sergant, ook een dochter van de keizer, vroeg welk lied niet van 'pa' was en dat bleek 
''t flotjeskonseir' te zijn.

Marc de Bruecker van De Sjatrellen mocht dé vraag stellen waarmee Yordi op het nummer 1 kon geraken. Hij vroeg wie de vastelauvedpop in 2020 maakte.
'De Melkmoilen' kwam er vlotjes uit, en Yordi voegde er nog aan toe dat het eigenlijk wel hilarisch was dat de pop toen maar niet in brand wou schieten, en dat prinsj Kenny (voorzitter van deze AKV) er sindsdien wel al goed mee gepest is geweest ... 

Yordi stond dus eindelijk op het nummer 1 ... de vaste (kennis-) proef was dus geslaagd ... 

Na dit soms ludieke momentje kwamen zowel de Prinsjengarde als de Prinsjencaemere aan bod met een medley van grote carnavalsklassiekers. 
Het optreden van de Prinsjencaemere werd afgesloten met een campagne voor Mil' 25, die dus in dat jaar opnieuw een gooi wil doen naar de prinsentitel.

Prinsj Yvan dan, en hij bedankte iedereen uitvoerig voor het respect en de vriendschap... 
Zijn afscheidslied op de tonen van Elton John's 'Candle in the wind, omgedoopt tot het Aalsterse 'de prinsjelekke kandeleer bloizek vanauved oit ', werd een heel emotioneel moment waarin hij een overzichtje gaf van wat er de laatste jaren zoal gebeurd is, en waarin hij iedereen bedankte dat hij 'eren prinsj mocht zen'

Ook hij kreeg een Oorkonde en blommeken van Wendy en Dozje, en van zijn sleppendraugers kreeg hij daarenboven nog drie kaders, een voor elk jaar dat hij prins was, 20-21 & 22, hoewel er aan de volgorde van overhandigen toch iets scheelde.
Er werd bekend gemaakt dat hij lid zou worden van de Prinsenkamer en de daad werd bij het woord gevoegd.. Uit de klederen van de prins stappen en kostuum aantrekken, waarna het ritueel afgewerkt werd met de overhandiging van de hoed van de 'caemere'.

Yvan is uiteindelijk maar liefst 980 dagen prins geweest (na één keer verkozen te zijn) ... Noteer en onthoud dit zeker als U aan Aalsterse quizzen wil deelnemen.

De show van Yordi dan ... 

Deze zou verlopen onder het motto 'Van de veirkemert nor de groeite Mert - De Wittekop van ''t melodieken'

Het verhaal van de prins begon heel swingend met 'Dag carnaval', waarin hij bezong hoe hij carnaval beleefde 'van veren ons moeder eer roit'
In een eerste sketch beschreef Yordi de buurt waarin hij opgroeide, met onder andere de gekende Bazaar Maria d'Hondt. 

Er volgde een knappe medley waarin een hele resem Vlaamse klassiekers omgetoverd werden tot Aalsterse carnavalsliedjes. 

Bart kaells 'hou je van zeilen' werd ''Nen Oilsjtersen bazaar", over het 'smoiten me stoeiten' aan ''t stad.
'Zeg' ns meisje' bracht ons even terug naar de Flora
'Hij speelde accordeon' werd 'Oi voeltj em Napoeleon', een liedje opgedragen aan onze burgervader.
'Zomersproetjes' werd 'Zoek nen troeten'
'Mooi 't Leven is mooi' werd vertaald als 'Traug' t leiven goot traug'
'Mooi is het leven'  werd 'Da goot iet geiven', met de sjampetter in de gemindtjerood

De liedjes werden telkens met aangepast kostuum gebracht, een heus verkleedwerkje van de nieuwbakken prins en zijn dansers.

Ook de 'Nieuwe huisstijl' werd even op de korrel genomen bij 'Ieneg in zen soert'.
Enig in zijn soort, dat is immers het minste wat kan gezegd worden van dat Oilsjters DNA

'Zondagmeired va carnaval' beschreef carnaval van aan de vorming van de stoet op de Veirkemert tot de passerende stoet met prins, Gilles en groepen... Genieten van de sfeer, 'niks goot boeven Oilsjt op deizen dag'. ...

Er werd bevestigd dat 'ons carnavalsmicroebe steirker es as ieder welke ander microbe op de wereld', en Yordi en de jonges van de veirkemert werden vergast op een staande ovatie ... Nu ja, het kon ook niet anders wegens 'geen zitplaatsen', maar toch ... Een dik verdiend applaus klonk over de Grote Markt. 

Yordi vertelde trouwens dat de primeur van de show al op donderdag gegeven was voor de kleutertjes ... 'zijn' kleutertjes van ''t Hofje' in Hofstade.

Na de mooi in elkaar gebokste show was dan het ogenblik gekomen voor de plechtige proclamatie.
De burgemeester vroeg een daverend applaus voor de nieuwe prins, iets wat zonder problemen gegeven werd, en bezorgde hem het Prinsenlint.
Van Wendy (feestcomité)  kreeg hij 'nen blommekee' en van Yvan ten slotte... de scepter met de gevleugelde woorden 'Goi zetj na prinsj carnaval'

Terwijl vrienden en familie hem uitbundig feliciteerden weerklonk nogmaals zijn 'dag carnaval'

Vele carnavalisten doken daarna nog de nacht in... Aalst had na twee moeilijke jaren eindelijk een nieuwe prins en vooruitzichten op een nieuwe carnaval... Carnaval 2023.

Yordi wil carnaval uitdragen naar de jeugd en wil het' ambacht ' verder laten leven. Carnaval is niet zomaar een feestje, het is 'een proces van samenwerking' en meteen de daad bij het woord voegende, gaf hij reeds op dinsdag een show voor 'zijn kleutertjes', zijn 'fans van het eerste uur'. 
Hopelijk zit er daar ook (minstens) één toekomstige kandidaat-prinsj tussen. Aan enthousiasme zal het daar zeker niet ontbreken.

vrijdag 9 september 2022

Ambachten : ploters, leerlooiers, wit- en zwartledertauwers, dobberers, huidenvetters, kordewaniers, grauw-/wild-/lamwerkers

Het is algemeen geweten, dierenhuiden vormen al sedert het begin van de mensheid een heel belangrijke grondstof. Reeds in de prehistorie werden warme bontmantels gemaakt van de harige diersoorten, maar ook de huiden van de minder behaarde dieren waren zeker niet minder belangrijk.
Uit huiden van runderen of paarden bijvoorbeeld, werden grote lappen gesneden die dienden om er tenten van te maken, en met een beetje meer detailwerk kon men er trouwens ook schoeisel, beurzen, riemen of paardentuig van maken. 



... lederen schoenen ... okay, maar een lederen voetbal ... daar had men nog niet van gehoord ...


Huiden van herten, schapen en geiten waren gekend om hun soepelheid en daar maakte men dan vooral handschoenen, handtassen en lichtere pantoffels van. 
En als het schapenvel - met de wol er nog aan - binnenstebuiten gedragen werd, verkreeg men een 'mouton retourné', dé ideale bescherming tegen winterweer. 

Heel handig allemaal, maar, net zoals alle andere natuurlijke producten, waren deze huiden natuurlijk ook onderhevig aan bederf. 
Om de stevigheid en elasticiteit te kunnen garanderen, moet men ze dus gaan behandelen en waterdicht maken. 

Sommige archeologische vondsten wijzen op het feit dat huiden werden geschraapt of gesneden, of dat men ze reinigde met plantaardige producten en een flinke laag vet er bovenop. 


De houdbaarheid van deze vette huiden was natuurlijk nog steeds beperkt, maar men kon dan toch een tijdje 'droog' door het leven.

Er kwam schot in de zaak bij de komst van de Romeinen in onze streken, want zij brachten de kunst van het behandelen van dierenvellen met tannine mee. 
Deze tannine werden gewonnen uit de schors van eiken en maken een chemische verbinding waardoor de stoffen zich fixeren aan de eiwitten van de huid en op die manier weerstand gaan bieden aan bacteriën en andere stoffen die de huiden zouden vernietigen. 
De naam 'tannine' komt trouwens van het Latijnse 'tannare', wat staat voor 'looien'.

We kennen 'tannine' trouwens ook omdat deze van invloed zijn op de smaak, kleur en structuur van onder andere wijn en thee. Ook daar bindt het product zich aan eiwitten met als gevolg dat deze gefixeerd worden. Een slok sterke thee of tanninerijke wijn of een hapje galappel bijvoorbeeld, doet de mond stroever worden; het doet de mond samentrekken. 
De eiwitten van het wangslijmvlies in de mondholte worden namelijk licht gefixeerd. 

In 'De Koornbloem' van 5 juni 1927 staat trouwens ook vermeld dat tannine tevens een heel nuttig bestanddeel van de hop (en dus van het bier) is, net ook omwille van de eiwitbinding :
"Het tannine oefent geen invloed op den smaak, maar verzekert de houdbaarheid van het bier doordat de eiwitstoffen bij het koken neerslaan. Tannine werkt ook bederfwerend en werkt het klaren in de hand, doordat de vischlijm van het klaarsel gecoagieleerd wordt. Bier zonder tannine zou niet te klaren zijn". 
Het looien van leer berust dus eigenlijk op hetzelfde principe.

De Romeinen verdwenen, en met hen ook deze techniek die echter terug naar boven kwam in de jaren 900, de Vroege Middeleeuwen.
In vele Middeleeuwse steden, zoals ook in Aalst, werden verwerkende bedrijven opgericht die de buitenkant van dieren omtoverden tot allerlei gebruiksvoorwerpen. 

En zo komen we dan ook terecht bij onze ‘tauwers’ (of ‘touwers’). 

Het woord vindt haar oorsprong in het Engelse ‘tawing’, wat een term is voor het behandelen van huiden zonder tanninen. Het verwerken van de huiden gebeurde met allerlei andere plantaardige of minerale producten, en werden nadien grondig ingevet. 

In Vlaamse middeleeuwse teksten komt het ‘tauwen’ voor als onderdeel van de beschrijving van beroepsgroepen als de witledertouwers of de zwartledertouwers. 
Het ‘tauwen’ verwijst dus naar de oude vorm van bewerken waabij nog niet met de tanninen uit eikenschors, run, werd gewerkt. 

In latere teksten over zwartledertouwers, is echter duidelijk dat het daar dan wel ineens gaat over het omvormen van runder- en paardenvellen tot leer door het gebruik van eikenschors. 

Zij ‘tauwden’ dus eigenlijk niet, maar deden wel aan het Engelse ‘tanning’, wat in het Vlaams als ‘looien’ moet worden vertaald. Door de tanninen kregen de huiden daarbij een donkere kleur, ‘a tan’ in het Engels.

De bewerkers van het witte leer (van schapen, geiten, herten, reeën, honden of ander ‘haarloos’ wild) bleven in de ontwikkeling van hun ambacht varianten van het tauwen aanhouden, want 'tanning' of 'looien' zou de witte huiden enkel maar donker en stug maken, wat geen concurrentievoordeel zou opleveren ten opzichte van de runderhuiden. 

Deze opdeling in zwart en wit leer is trouwens niet het enige onderscheid binnen het vellenverwerkende ambachten.  Neen, ook de vele stappen in het bedrijf kregen in de loop der tijd aparte beroepsnamen. 

Zo waren er ploters leerlooiers, wit- en zwartledertouwers, dobberers huidenvetters, kordewaniers, en daarnaast ook nog de daarvan afhankelijke lieden zoals schoenmakers, handschoenmakers, beurzenmakers, riemmakers en nog meer makers van allerlei eindproducten. 

Ik bespreek er enkele kort ...
- Het ruwere werk was voor de ploters die de runder- en paardenhuiden ontblootten (‘ontploten’) en ontdeden van bloed, oppervlakkige huid, vet, en ander spul dat het behandelen en voortbestaan van de huiden zou kunnen belemmeren. 

- Het verwerken van de runder- en paardenvellen was dan de taak van de leerlooiers

- Een witledertauwer was een looier van witleder, waarvoor schapen en geiten de belangrijkste leveranciers waren, en waar bijvoorbeeld ook zeemvellen van werden gemaakt. 
Deze ambachtslieden werden ook wel eens 'lijnen cleyders', 'weschers' of 'bleickers' genoemd.
 
- Een zwartledertauwer was dan logischerwijs een looier van zwartleder, dat vooral in de schoenmakerij werd gebruikt. 
Zij werden ook wel ‘Swartledertauweren’ of zwartenlederdauwers (met –dauwer in plaats van –touwer) genoemd. 

- De dobberers en de huidenvetters waren de lieden die het gelooide leer insmeerden voor verder gebruik. Terwijl de huidevetters zich bezig hielden met de runderhuiden, werkten de dobberers aan de voorbereiding van de geiten- en schapenhuiden. 
Eén vertegenwoordiger van de dobberers, één van de huidevetters en drie van de kordewaniers stonden samen met een deken trouwens in voor het goedkeuren van de waren alvorens ze op de markt mochten verschijnen. 
    
- Kordewaniers / cordewaniers komt van het middelnederlandse corduanier, wat eigenlijk een afleiding is van ‘cordouanier’, ‘celui qui fabrique des chaussures’. Deze term verwijst op zijn beurt naar het Spaanse Cordoba, waar in Moorse tijden het bewerken van het witte leer tot een verfijnde activiteit was ontwikkeld. 
Een kordewanier is eigenlijk een schoenmaker die werkt met bokken- of geitenleer. Zo wordt ook gesproken over de ‘coeyinscoemakere, die met runderleer werkt’.
Naast de kordewaniers (die schoenen maakten uit nieuw leder), waren er ook nog de oude schoenmakers (die schoenen maakten uit oud leder) en de lappers (die schoenen herstelden).

- Grauwwerkers, wildwerkers en fourreurs of lamwerkers stonden daarnaast en hielden zich bezig met het verwerken van gejaagde pels of het bereiden van de huiden van jonge schapen, waarvan het buikvel in de vorm van perkament een kostbaar product was. 

De grauwwerkers bewerkten specifiek eekhoornpelzen (vair) van matige tot zeer hoge kwaliteit die werden aangevoerd vanuit Oost-Europa en de Russische gebieden. De grijsblauwe/grauwe kleur van die pelsen gaf dan ook meteen de naam aan het ambacht.
De wildwerkers bewerkten logischerwijze de huiden van wild
De lamwerkers hielden het dan bij de lamsvellen …

Het woord ‘fourreur’ komt trouwens van het franse fourreur; marchand de fourrure, wat hetzelfde is als een bontwerker of bonthandelaar.

 

Maar hoe ging dat nu allemaal in zijn werk

Het proces om van een bloederige runderhuid een stevig paar schoenen, een zadel, een messchede of een paar knielappen te maken, vergde in de middeleeuwen tijd, moeite en vooral ook kennis van zaken, en brengt ons, onder andere, naar de zwartlederbewerkers

Het begon uiteraard allemaal bij de slachter die, na het dier te hebben gedood, de huid van het kadaver stroopte.
Dat gebeurde via een grote overlangse snede door het buikvel heen, en ging vervolgens naar de hals en de poten toe. Ook het vel van de kop bleef behouden en werd via een snede vanuit de mondhoeken van het dier opengewerkt. 
De aangesneden stukken waren de dunste delen van het vel en die werden na het looien weggesneden van het rugvel. 
Dat rugvel zou het dikste en meest kwaliteitsvolle leer leveren, en mocht dus zeker niet worden beschadigd tijdens het productieproces. Er moest dus met de grootste omzichtigheid worden omgesprongen. 


Het leer van poten, kop en buik ging natuurlijk ook niet verloren. Dat werd gebruikt voor producten die minder kwaliteit vereisten.

De slachter liet een deel van de voorhoofdschedel met de hoorns aan het vel vastzitten en verhandelde dit zo aan de leerlooier. Deze kon dan zien hoe oud het geslachte dier geworden was. 
De hoorns vertonen aan de basis immers richels die een soort jaarringen vormen, een beetje vergelijkbaar met de ringen in de stam van een boom. Een oud dier kon dus gemakkelijk van een jong beest onderscheiden worden, en dat vertelde natuurlijk ook al veel over de kwaliteit van de huid, en uiteindelijk ook van het leer. 

De vellen dienden niet onmiddellijk verwerkt worden. Soms kon de looierij de aanvoer van nieuwe materialen eventjes niet aan en moest er eventjes gewacht worden om verder te kunnen werken. De huiden die reeds ‘in productie’ waren, hadden immers hun tijd nodig om echt leer te worden, en dat duurde soms meer dan een jaar.
Men kon ze gemakkelijk bewaren door ze in te strijken met zout.   

Nadat er groen licht kon gegeven worden voor de productie, was de eerste stap het verwijderen van de hoorns en de schedelfragmenten die nog vastzaten aan de huiden. 
Als dat gebeurd was, kon men beginnen aan het wassen van de huiden, waarna die ondergedompeld werden in een kuip vol in water opgeloste ongebluste kalk. 


Dit agressieve goedje tastte de buiten- en binnenlaag van het vel aan en liet tegelijk toe vlees-, haar- en andere resten makkelijk van het vel te schrapen. 
Dat wegschrapen gebeurde met lange, gebogen schraapijzers waarmee men de huiden kon bewerken nadat die over een bolle balk waren gehangen 

Het weghalen van een deel van de huid zorgde trouwens niet voor problemen want het looien richtte zich enkel en alleen op de stevige structuur binnenin het vel, en niet op het zachte weefsel van de binnen- en buitenkant. 
Voor dit ‘wassen en kalken’ bestond er een ook een minder agressief alternatief: de runderhuiden onderdompelen in een bad van hondenpoep en vogelkak (!). 

Na de voorbereiding van de vellen startte het eigenlijke looiproces. De vellen werden onder water gezet in een kuip gevuld met eikenschors. 


Men maakte daarna een soort van lasagne waarbij het ene rundervel werd gescheiden van het volgende door een laag schors. Uit die schors kwamen dan de looistoffen vrij, de zogenaamde tannine.
Die zorgden ervoor dat het rundervel bestand werd tegen bacteriële afbraak en na afloop makkelijk weer en wind kon doorstaan. 
Tijdens het looien kon het nodig zijn om de vellen van bad te wisselen. De tannine raakte na verloop van tijd immers uitgewerkt en dan dreigde verrotting. 

Na minimaal negen maanden, en vaak pas na meer dan een jaar, werden de vellen uit de kuipen gehaald en gedroogd. 


Na het looien was het leer stug en strak en daarom moeilijk verder te bewerken. De oplossing was het te ‘vetten’, waardoor het materiaal weer soepel werd en makkelijker kon worden behandeld. Hiervoor werden enkel plantaardige of dierlijke producten gebruikt. 

Na de zwartledertauwers gaan we natuurlijk ook even langs bij de witledertauwers, want deze bewerkers volgden een andere werkwijze.

De huiden van schapen, geiten en andere dieren zonder een al te dik vel, werden ingezameld, maar dat gebeurde niet via het vleeshuis (slachthuis), zoals voor de runderhuiden, omdat kleinvee vaak nog thuis werd geslacht. 


Er werd dus een stapje overgeslagen en het ging rechtstreeks naar looierij waar de vellen ontdaan werden van de hoorns (indien nog aanwezig). 
Zowel het haar als de binnen- en buitenkant van het vel werden – na een verblijf in een kalkbad - vervolgens weggehaald door het te schrapen.. 

De behandeling daarna gebeurde hier niet met eikenschors maar wel met een reeks andere producten, waarvan aluin het belangrijkste was. 
Gezien de afvalproducten van aluin archeologisch niet op te sporen zijn, in tegenstelling tot eikenschors, zijn het dus vooral de hoornpitten die de archeologen wijzen op de activiteiten van de witledertouwers op een bepaalde site.


Het witte leer werd vaak gekleurd en daarvoor dienden de kleurstoffen verwarmd worden. Dit gebeurde in oventjes.
In oorsprong werd dit witleer vaak gebruikt voor het vervaardigen van zemen. 
Het waren voornamelijk de huiden van gemzen die hiervoor dienden.  
Tegenwoordig worden deze zemen echter steeds vaker van synthetische stoffen gemaakt. 
 
Het is aannemelijk dat de zwart- en witledertouwers zich oorspronkelijk op hetzelfde terrein bevonden.
Toen de eerste groep echter overging op het gebruik van eikenschors was dat echter niet langer mogelijk. De witte vellen mochten immers in geen geval met dit sterk kleurende goedje, dat overal rondslingerde, in aanraking komen. Anders was het witte leer niet langer wit.

Leerlooien is een stilletjes aan wegkwijnend beroep aan het worden in België. 

Landen die tegenwoordig wel nog bekend zijn om hun lederlooierijen zijn onder andere: Italië, Spanje, Engeland, Frankrijk, Turkije, Marokko, India en Pakistan. 

China is een grote opkomende producent, hoewel daar (net als in India en Pakistan) wel wordt gewerkt onder zeer bedenkelijke condities, waar het milieu en de arbeidskrachten zeer onder lijden. 
In Europa worden de looierijen zeer streng gecontroleerd op, onder andere, milieueisen, wat wel een duurder product tot gevolg heeft.

In Aalst kenden we vooral de leerlooierij van de familie Schotte, nog steeds bekend van het ‘Kasteel van Regelsbrugge’. 
Meer over die looierij, het leerlooien in het algemeen en alles over de familie Schotte kan je HIER meer terugvinden. 
 

Bronnen

MNW (Middelnederlandsch Woordenboek)
Foto's brabantinbeelden.nl/verhalen/van-huid-tot-leer-leerfabriek-regouin
leerambacht.be/op-bezoek-bij-de-looierij/
Foto schoen hobourgonje.jimdofree.com
Tekening voetbal
De Krook - 'Een leerrijk boek' - via oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/ROEV/1099/ROEV1099-001.pdf