Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

woensdag 22 mei 2019

De Aalsterse reuzen : geschiedenis en overzicht

=== Overzicht van de Aalsterse reuzen, met link naar meer uitleg, staat onderaan deze tekst ===

De reuzen hebben in de geschiedenis van het Aalsterse carnaval altijd al een heel belangrijk deel uitgemaakt van de optochten. Men is van de overtuiging dat één van de eerste reuzen, die van Dirk, zoon van Iwein, graaf van Aalst, zou geweest zijn, maar dit kon tot hiertoe jammer genoeg niet gestaafd worden met documenten. 

Wat zeker is :

Vanaf 1492 ging jaarlijks de H. Sacramentsprocessie uit in Aalst met Aalst Kermis. De Sint-Jorisvrienden verschenen in deze processie steeds met hun eigen reus, dewelke in 1447 zelfs op kosten van de stad hersteld werd, waarna hij regelmatig ook deelnam aan de ‘grotere’ optochten in Aalst. 

Later kwamen daar ook twee reuzenkinderen bij: een jongen en een meisje. 

In 1536 werd in Aalst een nieuw reus gemaakt door Olivier Boccaert. Dit exemplaar moest de vorige vervangen, die kapot in 'den blauwen toren' lag. De blauwe toren was gelegen waar de Zonnestraat zich momenteel bevindt.
De zonnestraat werd namelijk aangelegd op het gedeelte van de oude omwalling waarvan de "Blauwe Toren" van 1395 tot 1667 deel uitmaakte. 
Op de "Soutstraetvesten, (1791) of "Rue des Remparts" (1818), gedempt in 1836, opende men in 1839 deze straat. De eerste huizen behoorden aan de gegoede burgerij.

Het hoofd van deze bewuste reus was van hout, het lichaam en de armen waren gemaakt van wijmen. De kleren van de reus waren in het rood, zwart en groen en het beeld was ongeveer 3 meter hoog.

In 1539 werd de reus gekleed door Hendrik Van der Meeren en ook deze reus werd, net als zijn voorganger, bewaard in den Blauwen Toren. 

In 1582 vielen de Geuzen de stad Aalst binnen, waardoor de reuzen uit de processies dienden te verdwijnen. Tijdens de kermisdagen werden ze wel nog van stal gehaald, en één voor één kwamen ze toen naar buiten, onder begeleiding van een trommelaar. 

Er werden nieuwe reuzen gemaakt in 1672. De hoofden van deze reuzen (kinderen) zijn te zien in het Stedelijk Museum van Aalst.

Door het jammerlijk verdwijnen van de stoeten in Aalst, verdwenen meteen ook de reuzen. Er werden wel nog enkele kleine optochten georganiseerd, ter gelegenheid van bepaalde feesten, maar deze waren veel kleinschaliger en bijlange niet te vergelijken met de huidige Aalsterse stoeten. In deze kleinere stoeten waren soms nog wel reuzen te zien, zoals bijvoorbeeld tijdens de stoet van 'Polydoor en Polydoorken'. 

Voor nieuwe stadsreuzen was het wachten tot de oprichting van het Stedelijk Feestcomité en het officieel organiseren van carnaval alvorens ze opnieuw hun opwachting konden maken. 

In 1828 werd de opdracht gegeven voor het maken van een Aalsters reuzenpaar. In de jaren nadien zouden nog verschillende reuzen het reuzenpaar vervoegen. 

Tegenwoordig komen de reuzen enkel maar naar buiten ter gelegenheid van Aalst Carnaval, maar aanvankelijk gebeurde dit dus ook steeds bij de opening van Aalst Kermis op de 1ste zondag van juli.
Hierbij een volledig overzicht van wat in Aalst zoals voorbijkwam als reus.  

De vaste begeleiders van onze reuzen zijn De Stopnoilekes, over wie HIER meer info kan teruggevonden worden.

Voor meer info, klik op de reus van je keuze !


De Aalsterse reuzen : De Stopnoilekes / Paul Backaert

Deze vereniging begeleid al jaren de reuzen van Aalst. zijnde Iwein van Aelst en Lauretta, Ons Paula, Floreken en Florisken, en Kamiel. Zij doen dit op de maten van trommelmuziek, die de reuzen doorheen de stoet begeleidt.

Half jaren 80 zorgden de heren Paul Backaert en Maurice Coppens ervoor dat de, toen verwaarloosde, stadsreuzen Iwein en Lauretta gered en opgeknapt konden worden.


De 2 enthousiase carnavalisten hadden beiden hun roots bij 'AKV De Berkes van Sint-Anna', en in 1985 stichtten ze hun eigen groep, De Stopnoillekes.


In eerste instantie was dit een losse groep maar het jaar erna schreven ze zich ook in als AKV.
Ze vielen meteen op en haalden een mooie negende plaats, alsook de toen befaamde ''Amylumprijs"
Tijdens deze stoet deelden ze pamfletten uit om de stiefmoederlijke behandeling van de reuzen aan de kaak te stellen. Dit had jammer genoeg niet het gewenste effect, en als ludieke protestaktie steelden ze toen de reuzen te koop tijdens een tentoonstellling in het belfort.
Het duurde echter nog een jaar toen ze met hun onderwerp 'vogelverschrikkers' in de prijzen vielen (prijs Willy Van Mossevelde) dat ze de nodige aandacht kregen voor de verloedering van de stadsreuzen.

Maurice haakte enkele jaren geleden al af als het op gebied van 'stoeten' aankomt. Hij zei de groep vaarwel na het afwerken van de reus van de fietsende Kamiel. Een slepende, fatale, ziekte van zijn vrouw was de aanleiding tot het soppen Zijn vrouw ontwierp trouwens ook de overbekende rood-geel gestreepte plunjes, naar het voorbeel van de reuzenbegeleiders zoals ze afgebeeld stonden op oude carnavalsaffiches.  

Paul was een bekend beeldhouwer in de streek en maakte reeds enkele carnavalskoppen. Van hem was bekend dat hij de hectische stad liefst ontvluchtte (vandaar ook dat hij de rust opzocht van het landelijke Wieze), maar dat hij toch de carnavalsmicrobe niet kon onderdrukken, en zich jaarlijks dan toch eens onderdompelde in het feestgewoel. 'Een carnavalshart tem je immers niet zomaar'.


Paul (°26/06/'46) is onverwacht overleden op 25 april 2018, en dit ten gevolge van een hartaderbreuk.

De man was hét uitgangbord van De Stopnoillekes, en liep steeds heel fier mee in de stoet, voor, naast of achter zijn reuzen. Bij het bouwen van nieuwe reuzen wordt trouwens altijd met oog voor detail en ook voor Aalsterse geschiedenis gewerkt. In 2015 verscheen op de cover van het eerste 'Chipka' magazine trouwens de foto van Paul.

Tijdens de stoet van 2019 waren de Stopnoilekes trouwens twee maal te zien. Eén maal in de échte versie, en één maal in de versie van de groep Beschomt, die enkele Aalsterse hoogtepunten, waaronder de Stopnoilekes, in de verf zetten.


Hieronder de lijst van de officiële reuzen, die heden ten dage nog steeds meestappen in de stoet.
Er zijn er natuurlijk ook al heel wat verdwenen doorheen de jaren.
Een lijst en link met beschrijvingen naar deze verdwenen figuren, of reuzen 'buiten categorie', is HIER te vinden.



De reuzen : Iwein van Aelst en Lauretta

Iwein van Aalst was net als zijn broer Boudewijn III van Gent, Peer van Vlaanderen en advocaat van de Sint-Pietersabdij van Gent. Beiden waren ze de zonen van Boudewijn II van Gent. In 1127 ontnam hij de bezittingen van zijn nichtje Beatrice en werd heer van Aalst. Hij noemde zich later zelfs “comes Alostanus” of graaf van Aalst. Hij werd vermoord op 8 augustus 1145. Zijn weduwe Lauretta van de Elzas, dochter van de graaf van Vlaanderen, overleed als non te Vorst rond 1175. Warlop somde een lijst op van de bezittingen van Iwein van Aalst. Naast Aalst had hij ook Waas, Drongen, Deinze en Ruiselede en was hij ook leenman van Liedekerke. Verder bezat hij gronden en rechten te Ronse, Deelstreep Brugge, Westvleteren, Ieper, Bikschote, Langemark, Komen, Veurne, Pollinkhove, Horebeke en Tourcoing.

Ons Paula en haar kinderen Floreken en Florisken :

Ons Paula beeldt de traditionele Aalsterse Voil Jeannet uit met haar korset en vogelkooi met haring (corsé en voegelmoit mé nen hérink). 
In 1992 is Ons Paula, de Voil Jeanet, bevallen van Floreken en Florisken.

Keizer Kamiel

Kamiel Sergant is als carnavalkeizer en zanger van carnavalsliedjes de bezieler van Carnaval Aalst. Sergant werd drie maal, in 1963, 1966 en 1968 verkozen tot Prins Carnaval. In 1969 kreeg hij daarom de eretitel “keizer”.

 Op vraag van de Stad Aalst werd door De Tettemoesjen en De Stopnoillekes een reus gemaakt naar aanleiding van zijn 30 jaar keizerschap.

De Aalsterse reuzen : 2017 : De Lieë van Possensje (buiten categorie)

Het feestje kon blijkbaar niet op in 2017. Alles moet altijd breder, langer en blijkbaar dus ook ... hoger. Na de passage van de burgemeester-reus (gemaakt door Lotjonslos) was er ook nog Possensje die ook al met een eigen reus kwam opdraven.

Dit keer in de gedaante van een leeuw. 


Voor deze stoet koos de groep als onderwerp : In ’t hol van de liee (in het hol van de leeuw). 
Extra uitleg: "Verkiezingen komen dichter, en achter de schermen zijn de partijen al volop bezig met hun programma samen te stellen. Als echte krijgers vechten ze voor elk idee en gezicht die ze daarin kunnen gebruiken. Maar waar vind je dikwijls nog de beste gedachten ? Juist, in ‘t hol van de leeuw … HAKAAAAA!"

... En een Hakaaaaaa werd het. De groep had een enorm leuk concept, en de combinatie van muziek, uitbeeldingen, en dans behaalde dan ook zonder enige discussie de eerste plaats.

De leeuw was indrukwekkend, en torende hoog boven de stad uit.

Hebben ‘Lotjonslos’ en ‘Possensje’ dit jaar (2017) een reuzentraditie gestart ? Gaan we nu elk jaar groepen zien torenhoge figuren maken ? De tijd zal het uitwijzen …

Beide groepen 'pakten groots uit', maar de échte reuzen zullen toch nog steeds die blijven van de Stopnoilekes ...

De Aalsterse reuzen : 2017 : Dozje (buiten categorie)

Het is te betwijfelen dat deze ooit als ‘officiële’ reus zal aanschouwd worden, maar in 2017 kwam de carnavalsgroep ‘Lotjonslos’ ook met een heuse ‘reus’ aandraven.

Het onderwerp van de groep dit jaar was : 't go rap' en in de verdere uitleg gaven ze volgende mee :

"1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 ,43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50."

Een raadsel dus voor de vele Aalstenaars die moesten afwachten tot en met de stoet om te weten te komen wat die cijfertjes nu eigenlijk wouden zeggen. 

Bleek dat de 50 het aantal levensjaren van de burgemeester – Christoph D’Haese / Dozje – waren.

Twee vliegen in één klap dus, want naast de 50e verjaardag van de burgemeester, werd ook meteen de 55e verjaardag van de groep zelf gevierd.

Met 33 man op de wagen, die een aandoenlijk verjaardagslied ten gehore brachten voor de burgemeester, en maar liefst 20 begeleiders, zag men de groep dit jaar zeker afkomen van ver.

Enkel de paar overhangende kabels die onze stad nog rijk is, zorgden voor wat vertraging, want het gevaarte moest enkele metertjes zakken, om eronder te kunnen …

Op maandag was het een doortocht in mineur, gezien de figuranten niet aanwezig waren door de gietende regen, maar de passage tijdens de zondagsstoet mag dus toch zeker ‘memorabel’ genoemd worden.
De groep had geopperd voor een plaatsje in de top 3, maar het werd uiteindelijk een 5e plaats.

De Aalsterse reuzen : 2000 : Keizer Kamiel Sergant

Na de geboorte van 'Floreken' en 'Florisken' was het wachten tot het jaar 2000 om een nieuwe reus op het Aalsterse volk los te laten. 

Het werd een eerbetoon aan keizer Kamiel, en werd meteen ook hét pronkstuk uit de collectie : een gigantische Kamiel, rijdend op een driewieler, en dat ter ere van het 30 jarig keizerschap.

Nu de Keizer en zijn Kamillekes er niet meer 'live' bij zijn in de stoet, komt de reus zelfs nog meer tot zijn recht, hoewel de laatste jaren blijkbaar toch wel wat beter werk kan gemaakt worden van een poetsbeurt na de stoet.

Aan de prachtige fiets, het kostuum en de mechaniek hing wel een stevig prijskaartje, maar dankzij een collecte van carnavalisten en steun van de stad werd maar liefst 1 miljoen BEF (25 000 EUR) ingezameld. 

"Schrik maar niet van dat bedrag", knikte Paul Backaert, voorzitter van de Stopnoilekes. "Het was een gigantisch werk. We hebben dat ontwerp vooraf wel 100 keer besproken op café!" 

"Om die reus te maken sloten we een overeenkomst met een bevriende groep, de Tettemoesjen", zegt Paul in 'Chipka' van januari 2015. "Wij kregen hun plekje in de hallen en namen hun huurkosten dat jaar over. Zij stapten met ons mee in de stoet. 
We hebben de Tettemoesjen dat jaar gered van het faillissement! (lacht) Maar het was een zware tijd. Na het werk in de hallen, zaten we soms tot 3 – 4 uur in de kantine. En om 7 uur moest ik er alweer uit om te gaan werken voor een advocaat in Dendermonde. Ik was toen 50 jaar, nu zou dat misschien niet meer gaan. Maar toch, je wordt niet moe als je iets met je goesting doet."

Ondertussen is Paul Backaert jammer genoeg overleden, en zijn De Tettemoesjen ook ter ziele gegaan.

De reus werd niet officieel gedoopt, en gaat de stoet in onder begeleiding van de Stopnoilekes, samen met de andere Aalsterse reuzen.



Bronnen

Chipka januari 2015 
reuzeninvlaanderen.be
eigen foto 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)

De Aalsterse reuzen : 1992 : Floreken en Florisken

Iedereen heeft ze wel al eens zien ronddollen tijdens de stoet. Sedert 1992 amuseren ze de aanwezige toeschouwers tijdens de carnavalsstoet met hun grappen en grollen. Rondrijden met een karretje, met een fietsje, … een 'klapke gaan doen' met het aanwezige publiek ... niets is hen te dol …


De beherende organisatie ligt net als bij de andere reuzen bij De Stopnoillekes (reuzengilde)

Maar ... hoe komen deze figuurtjes nu eigenlijk terecht in de stoet?

Wel, de Voil Jeanet Paula is in 1992 bevallen van Floreken (man) en Florisken (vrouw), en de baby'tjes mochten natuurlijk ook meteen mee in de stoet.  
De twee reusjes zijn niet gedoopt.

De reusjes maken dus, samen met moeder 'Paula, deel uit van een reuzenfamilie

Zowel Floreken als Florisken worden gedragen door 1 drager. 'Dragen' is eigenlijk niet het juiste woord, want uiteindelijk gaat het enkel over een hoofd.

De dansende reusjes worden begeleid door de muzikanten van De Stopnoilekes. De begeleiders dragen een geelrood uniform en spelen steeds dezelfde muziek.  Ze gaan enkel uit in de eigen stad.

Er zijn geen andere rituelen verbonden aan deze reuzen.

Tijdens de maandagstoet in 2017 was het enthousiasme van de twee reusjes uitzonderlijk groot, ondanks de bijna onmenselijke weersomstandigheden. Terwijl de begeleiders en het toch aanwezige publiek, wijselijk gingen schuilen in openstaande garages, bleven zij de mensen entertainen, en dansen ... 
De leuze van carnaval 2017 : #oilsjtpositief werd door die twee zeker heel goed opgevolgd.


Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)

De Aalsterse reuzen : 1988 : Ons Paula

'Ons Paula' dan … 
De volledige naam van deze reus (reuzin) is eigenlijk : Voil Jeanet Paula

Het geslacht ... tja, hoewel een 'voil jeannet' eigenlijk een man is die zich de kleren van de vrouw aanmeet, is dit toch een échte vrouw !

In 1988 brachten De Stopnoillekes een ode aan de typische carnavalsfiguur die toen jammer genoeg uit het straatbeeld aan het verdwijnen was : de Voil Jeannet. Het is vandaag misschien opnieuw moeilijk voor te stellen, maar in de jaren ’80 waren de Voil Jeannetten bijna helemaal uit ons Carnavalsbeeld verdwenen.

Zo zag reus Paula eigenlijk het levenslicht. Het ontwerp van deze nieuwe reus, en tegelijk ook het eerbetoon aan de 'voil jeannetten' leverde De Stopnoillekes het voorstel van de stad op, om zich om te vormen tot de officiële beheerders van de Aalsterse reuzen. 
Voortaan zou de groep dan ook een vast contract krijgen om jaarlijks de stoet te openen en ze krijgen daar dan ook een vaste geldprijs voor.

'Ons Paula' is genoemd naar Paula D’Hondt, een toendertijd een zeer succesvolle Aalsterse politica. De vis in het vogelkooitje kreeg dan weer de naam ‘Jantje’ mee, wat een verwijzing is naar Jan Dooms, voormalig diensthoofd van de dienst Feestelijkheden. 

De bedoeling was oorspronkelijk om vanaf dan om de twee jaar een nieuwe reus te ontwerpen, maar dit idee bleek iets te hoog gegrepen.

Deze reus maakt trouwens deel uit van een heuse reuzenfamilie, gezien 'Ons Paula' ook twee kinderen heeft 'Floreken' en 'Florisken'.

De reus staat op wieltjes, wordt gerold, en wordt daarbei begeleid door de begeleidingsgroep 'De Stopnoilekes', steeds heel herkenbaar aan het geel-rode uniform. 



Bronnen

reuzeninvlaanderen.be 
LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag)
foto : eigen foto zondagsstoet 2019

De Aalsterse reuzen : 1982 : Staaf of ‘Stobbeleir’


Reus Staaf (of Gustaaf) werd op initiatief van De Aalsterse Gilles gemaakt als teken van erkentelijkheid aan hun voorzitter Gustaaf De Stobbeleir.



De Stobbeleir (15/08/1900 - 13/02/1985) was handelaar in olieproducten. In 1926 werd hij gemeenteraadslid van Aalst en van 1935 tot 1947 was hij schepen. Hij was ook een korte tijd waarnemend burgemeester.



In 1949 werd hij verkozen tot liberaal senator voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde, in 1950 werd hij gecoöpteerd senator en vanaf 1954 was hij opnieuw verkozen voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde, een mandaat dat hij vervulde tot in 1956.

In 1961 wilde hij zich opnieuw kandidaat voor de senaat stellen, maar de liberale partij weigerde dit. Hij presenteerde zich dan maar met een scheurlijst en ontnam hierdoor een zetel aan de liberalen, zonder zelf verkozen te zijn.



Tot zover de politieke carrière … 

De Stobbeleir was echter ook een gerenommeerd carnavalist, en heeft dan ook heel veel betekend voor het Aalsterse carnaval.



In 1922 stichtte hij mee het Stedelijk Feestcomité en werd hij er benoemd tot schatbewaarder.

Met dit Feestcomité lag hij trouwens mee aan de basis van de eerste officiële carnavalstoet in 1923. Samen met Alfred Kelders en Felix De Loose opende hij deze eerste editie.



Gedurende vele jaren zou Gustaaf aan de kop van de stoet meelopen samen met de andere hoogwaardigheidsbekleders. Later werd hij ook nog tot ere-lid van het Feestcomité benoemd.

In 1955 nam hij ontslag als penningmeester van het Feestcomité.



In 1954 werd op zijn initiatief ook voor het eerste een prins carnaval verkozen. Gustaaf organiseerde met het Verbond van Vaderlandslievende Verenigingen de prinsenverkiezing, dit gebeurde toen immers nog niet door het Feestcomité. 


Hij was het ook, die deze eerste prinsenverkiezingen tot 1960 presenteerde. 


In 1971 dreigde er jammer genoeg een einde te komen aan de Gilles-traditie in Aalst.

Gustaaf deed er echter alles aan om deze traditie toch nog in ere te houden en stapte sindsdien zelf mee aan het hoofd van de Gilles in de stoet, en met succes ...

De Stobbeleir was van 1971 tot 1982 voorzitter van De Aalsterse Gilles. Hij zette zich in als promotor van de Gilles en trad mee op met de groep op het Driekoningenfeest en de Prinsenverkiezing.

Ondanks zijn leeftijd, bleef hij steeds onvermoeibaar meedansen met de Gilles.

Op 81-jarige leeftijd gaf hij de fakkel door aan Urbain D'Haese.  

De Aalsterse Gilles werden sinds 1978 (de reus werd plechtig ingehuldigd op 28 januari 1978) in de stoet vergezeld door Reus Gustaaf, een reus die dus gemaakt werd als eerbetoon aan 'Staaf'. 


In 2009 liep de reus Gustaaf niet meer mee in de stoet, want hij was beschadigd geraakt en de Gilles konden de kosten voor de nodige herstellingen niet betalen.

De kop van de reus werd wel gerenoveerd en werd in 2011 onder luid applaus voorgesteld.  Deze kop is dus wel bewaard gebleven en is nog steeds eigendom van de Gilles.


‘Stobbeleir’ werd ontworpen door Fons Huylebroeck en was een voorstelling van Gustaaf in rok, met grijze hoed en witte strik. De reus was ongeveer 4 meter hoog.

De Aalsterse reuzen : 1978 : Gaston en Leo (buiten categorie)

Dit is een ‘specialleke’... niet echt een officiële reus, verre van … maar wel even het vermelden waard. 

In 1978 ontwierp het AKV, met medewerking van De Zwanzers, Aaft ons vast en De Kamillekes, twee reuzen in de gedaante van de populaire tv-figuren Gaston Berghmans en Leo Martin. 

Deze reuzen werden gemaakt in opdracht van de toenmalige B.R.T., die de poppen zou gebruikten ter gelegenheid van het 25-jarige jubileumfeest in Oostende.

Het feest werd door maar liefst 20.000 mensen bezocht en de reuzen waren er dan ook natuurlijk een publiekstrekker, en meteen ook een goede reclame voor de stad Aalst.

In 1979 werden de reuzen op het binnenhof van het Oud-Hospitaal gezet ter gelegenheid van de tentoonstelling 'De tijd van Carnaval', die liep van 16 februari tot 5 maart. Ook daar heel wat bezoekers.

Hun optreden was dus maar éénmalig, ze zijn ook niet mee geweest in de stoet, en er zullen nog maar weinig mensen zijn die zich deze reuzen kunnen herinneren.

Ik heb hiervan jammer genoeg dan ook geen fotomateriaal gevonden.

De Aalsterse reuzen : 1968 : Hopduivel


De Hopduivel, of ook Hopduvel genoemd, was een reus die in de periode van 1968 tot 1971 in de Aalsterse straten te zien was tijdens de stoet. 


De Hopduvel stond symbool voor de rukwinden die eind augustus en begin september veel schade konden veroorzaken aan de hopvelden, en alle andere problemen waarmee hoptelers te maken konden krijgen. 

De oorsprong van dit gebruik om de Hopduivel hiervoor aansprakelijk te stellen, komt oorspronkelijk uit Griekenland, waar men, net als op andere plaatsen in het oosten, vele winden beschouwde als individuele godheden.


De hopduvel deed dus zijn intrede in de folklore, en het bestuur van de tuinwijk 'Hof Zomergem' besloot dan ook om een eigen reus te maken. Hof Zomergem was in die tijd gelegen tussen de hopvelden, die het centrum vormden van de hopteelt in Aalst. 


Deze reus ging dus mee in de stoet vanaf 1968, maar was daarvoor echter reeds te zien tijdens de Hopfeesten van de wijk Hof Zomergem - Immerzeel, die steeds begin september plaatsvonden.

In 1968 werd dus uitgepakt tijdens de Aalsterse carnavalstoet en Hof Zomergem kreeg hiervoor zelfs de eerste prijs in de categorie 'reuzen'.

De Hopduvelfeesten in Asse zijn een traditioneel eerbetoon aan de hopteelt. Duizenden mensen uit deze regio leefden destijds van de kweek van de hopbelletjes en die traditie wordt dan ook tweejaarlijks verder gekoesterd in Asse met een stoet, verkleedpartijen en een driedaags feest.

In Aalst is, mede door de grote verstedelijking, de hopcultuur een beetje in de vergeethoek aan het geraken, en dat waar we vroeger als draaischijf voor Belgie en zelfs voor de rest van de wereld fungeerden. 


Bronnen


Foto : De Gazette van Aelst 3/9/1966

De Aalsterse reuzen : 1967 : Vosse Kilo

"Ge zetj van Oilsjt as ge den Oilsjtersen 'super bloedgeiver' nog etj weiten meigoon in de stoet".  

Vosse Kilo werd inderdaad als reus meegedragen in de stoet. Het beeld was opgedragen aan Frans Breckpot.

Maar wie was Frans Breckpot?


Frans werd op 6 maart 1893 geboren in Aalst onder de naam Franciscus Bombeeck, genoemd naar zijn ongehuwde moeder Maria Bombeeck. 
Pas toen Maria in 1894 trouwde met Henricus Breckpot, werd de familienaam van Frans aangepast naar Breckpot. 

Een eerste anekdote komt uit zijn militaire dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Frans verkocht toen ooit zijn 'dienstpaard' voor 150 Frank, terwijl hij aan zijn majoor vertelde dat het dier jammerlijk gestorven was. 

Bij zijn terugkomst na W.O. I liet Frans voor de eerste keer bloed aftappen. Dat deed hij daarna 2 tot 3-maal per maand, zonder dat dit zijn gezondheid aantastte. 
Hij bleef dit doen en tijdens de Duitse bezetting ten tijden van W.O. II vestigde hij zelfs een record van 800 tot 900 gram bloed per dag. 

Frans groeide uit tot een echte volksfiguur in Aalst en hij werd echt beroemd als bloedgever.
In totaal gaf hij maar liefst 1 058 keer (ofte 522,5 liter!) bloed en mocht zich de wereldkampioen bloedgeven noemen. 

Daardoor werd hij ook wel eens de "bloedkoe voor dringende gevallen" genoemd.

In de volksmond werd vaak beweerd dat Frans dikwijls dronken was en dat hij de vele liters bier kon omzetten in bloed van eerste kwaliteit. 
Men beweerde dus eigenlijk dat hij bier in bloed kon omzetten, wat in feite nog straffer was dan een ander bekend persoon die water in wijn zou kunnen veranderen …  

Ook ging al snel het verhaal rond dat iedereen die in het Hospitaal bloed kreeg van hem zat werd maar uiteraard was dit maar een fabeltje. 
De enige zekere was dat hij wel ‘kampioen bloedgeven’ was, en ... dat hij vaak wel eens een pintje te veel op had. 

Dat laatste kwam natuurlijk door de beloning die hij kreeg voor zijn bloedgeven.

Van brouwerij 'De Gheest' kreeg hij immers vaten bier, een aantal dat overeenkwam met het totaal aantal liter bloed dat hij gegeven had. 

Vosse Kilo was ook een trouwe supporter van voetbalclub Eendracht Aalst en hij zorgde ook voor het rondbrengen van de affiches voor het criterium in de cafés, waar hij natuurlijk ook wel eens ééntje mee dronk. 

Onze beroemde bloedgever was ook actief binnen het carnavalsmilieu. Zo maakte hij deel uit van de groep 'Aalst-attracties', een groep die meeliep in de eerste stoet van 1923.

Een bekend figuur dus in het Aalsterse en dus meteen ook een goede reden om hem uit te gaan beelden.
Een eerste versie van deze reus ging in 1965, met de groep De Lachers, mee in de stoet.

Naar aanleiding van het toenmalige BRT-televisieprogramma 'Op De Man Af', dat in 1966 hulde bracht aan Frans, besloten De Lachers hierop een nieuwe en grotere reus van Vosse Kilo te maken.

De nieuwe reus, nu ook in het bezit van een grote bierton, werd voor het eerst voorgesteld in datzelfde televisieprogramma en werd officieel in het bevolkingsregister van Aalst ingeschreven tijdens het Driekoningenfeest op 7 januari 1967. Zo werd de reus dan ook meteen officieel een stadsreus


De kop werd ontworpen en geboetseerd door beeldhouwer Jef Van den Steen en het lichaam werd dus gemaakt door de carnavalsgroep De Lachers. 

Tijdens de stoeten van 1967 en 1968 werd hij gevolgd door de échte Vosse Kilo, Frans Breckpot, gezeten in een open wagen.

In 1967 behaalde de groep de 1ste prijs bij de Aalsterse wagengroepen. In 1968 deden ze mee buiten competitie.
Het laatste optreden van reus Vosse Kilo was een reuzenstoet in 1968 waarin heel wat Belgische reuzen meeliepen. 
Na deze stoet boden De Lachers hun reus aan bij de stad voor de prijs van 35 000 frank (ongeveer 867 euro). De stad had echter geen interesse in de reus, waardoor deze meteen ook uit de stoet verdween. 

Het werd dus een kortstondige maar memorabele 'reuzencarrière' voor de man.

De reus werd gebouwd op een gewone personenwagen en woog maar liefst 350 kilogram. 
De pop was uitschuifbaar en kon variëren van 4,5 tot 6,5 meter in de hoogte, afhankelijk van de omstandigheden. 
Het hoofd was 90 centimeter hoog en zijn overjas bestond uit maar liefst 25 meter stof.
De sjaal, in schots geruite stof, was 6 meter lang en de wandelstok 4 meter.

De reus ging doorheen de jaren jammer genoeg kapot en enkel de kop kon worden bewaard. Deze bevindt zich momenteel nog steeds in het Stedelijk Museum van Aalst.


Frans was een vaartkapoen (iemand die de schepen hielp lossen). 
Hij had dus wel een inkomen wanneer er schepen toekwamen, maar in de slechtere periodes had hij vaak geen geld. Gelukkig was hij erg geliefd in de stad, waardoor hij dan gratis voedsel en kledij kreeg. 
Frans, die 115 kilo woog, droeg steeds een alpinomuts, een lange sjaal en pantoffels. Hij zag er misschien wel een gemoedelijk man uit, maar toch had hij wel eens een aanvaring met de Zusters in het ziekenhuis.

Tijdens zijn laatste levensjaren was Frans trouwens een beetje de schrik geworden van vele kinderen. Zwaaiend met zijn wandelstok, slingerde hij hen vaak verwijten naar het hoofd. Dagelijks wandelde hij van rusthuis Sint-Lieven in de Dr. De Moorstraat, waar hij verbleef, naar de winkel van De Lil in de Nieuwstraat. Daar zette hij zich voor de winkel, om de voorbijgangers te bekijken.

De man werd verschillende keren gehuldigd door de stad voor het redden van ontelbare levens.

- In 1934 kreeg hij het ereteken van 2e klas van het Rode Kruis, omdat hij reeds 70 maal bloed had laten afnemen. 

- In 1936 ontving Frans opnieuw een medaille van het Rode Kruis, deze keer omdat hij al meer dan 150 keer bloed gegeven had
Dat feit werd op 25 oktober van datzelfde jaar ook nog gevierd door de Bond der Vuurkruisers en de inwoners van de Geraardsbergsestraat en Sint-Jobstraat. Het feest ging door in het lokaal Leon Bombeeck in de Geraardsbergsestraat. 

- In 1945 werd opnieuw hulde gebracht aan Frans, omdat hij reeds 600 maal bloed gegeven had in een tijdsspanne van 23 jaar. 

- In juli 1955 werd aan de Watertoren een heuse optocht georganiseerd. Het Aalsters stadsbestuur, het Ministerie van Volksgezondheid en het Rode Kruis stonden in voor de organisatie van de huldiging. 
Breckpot werd er ontvangen bij burgemeester De Bunne, en kreeg er het plaket van de stad overhandigd. 

Een hele resem huldigingen dus … Hij zou in totaal meer dan 15 keer gehuldigd worden voor zijn prestaties als bloedgever en oud-strijder. 

Op 1 oktober 1956 werd hij nogmaals ontvangen op het Aalsterse stadhuis. In de Gazet van Aalst riep men daarop op om de man niet steeds éénmalig te huldigen, maar om hem te benoemen tot ereburger van Aalst. Zover kwam het uiteindelijk niet.

In 1964 besliste Frans dat het genoeg was en dat het hoog tijd was om te te stoppen met bloed geven. Hij werd geen ereburger van de stad Aalst maar werd wel benoemd tot 'ereburger van het Bloedtransfusiecentrum Louis Steens' in Brussel.

Er werd voor Frans een lied gemaakt op de muziek van 'Venez Saint Nicholas', van de hand van Theo Van Gijseghem en Jan Beeckman. 

Ter'n es gien Oilsjteneer die Kilo ni 'n kaan.
A es zu populair as onze zwerte man.
Van Moilebeik tot Sint Job kenne ze zenne kop.
Kilo de Vos es door, ge zieget on zen oor.

refrein:
En hee van toid tot toid insj bloed vandoen,
ge moetj doveir gien moeitje doen,
vroaget on Frans onze kampioen, kampioen.

Ne gielen dag arrond is Kilo op de boon.
Va weirken werd'n te moei, heiget noeit ni gedoon.
Mo ne goeie pot bier, drinkten hei me plezier.
Op tien kommet ni oon, Kilo lotj ze ni stoon.

Me karnaval dreig Frans de reizen in de stoet.
We moeten 't ierlijk zeggen, Kilo dei da goed.
A danst'nder me alhier, a spronk er me langstoor.
'"t Es Kilo"; riep ied'rien, "ge zieget on zen oor".

De Vos heit bloet gegeiven na al joore lank.
En vè dad eidel weirk verdintjen onzen dank.
Het was hem al geloijk,
ver eirem of ver roik.
In da mensjelievend sport heit'n 't wereldrecord.

Merci, merci Kilo de Vos,
Giel Oilsjt bedankt Kilo de Vos, onze Vos.

... en ook in de 'wereldberoemde' hit 'Weir zen jonges van de Veirkemert' wordt er een strofe geweid aan hem : 

In 't bloed geiven is Vosse Kilo kampioen 
E aagt er na mè op want hès na toch in zèn pesjoeng 
En omdat 'n in zèn leven zuveil mensjen hei geredtj 
Heit den teivei zèn liters bloed in bier na omgezetj

Ook werd een sigarenbandje uitgebracht met een afbeelding van Frans in de stoet.

Het was echter nog niet definitief gedaan met het uitbeelden van Frans. 

In 2006 stond Vosse Kilo op de wagen van Steirk. Zij beeldden toen het thema '1000 jaar Aalst' uit.

In 2008 beeldde de Brosselkeire een Aalsters zandsculpturenfestival uit. Eén van de zandsculpturen was de zwarte man en op zijn sokkel plaatse de Brosselkeire de namen van enkele overleden Aalstenaars, waaronder ook 'Vosse Kilo'.

In 2015 werd hij door 'De Moikes' geëerd en mocht hij samen in het gezelschap van Dolfken den trommeleer, Poesjkapelle en Zwet Lowieken verschijnen op de befaamde aftelkalender. 
Er werden bij die gelegenheid ook 'linjekes' uitgebracht met deze vier 'figuren'.


In de stoet van 2019 werd hij trouwens nog eens ten tonele gedragen, en was hij te zien bij de groep 'Lekken en Plekken'.


Ook 'Beschomt' had toen een eigen versie van de bloedgever in petto. 



Over de andere reuzen die Aalst rijk is/was, is HIER meer te vinden
Over Poesjkapelle is HIER meer te vinden
Over Zwet Lowieken is HIER meer te vinden
Over Dolfken den trommeleir is HIER meer te vinden


Bronnen

Catawiki 
archief 'De Lachers' 
De Gazette van Aalst, 08/11/1958 - 4/03/1965 – 5/01/1967 – 2/02/1967 - 08/11/1958 (foto)
MadeInDenderland 
HLN 
De Moikes
Foto's : MadeInAalst en eigen foto

De Aalsterse reuzen : 1956 : Kantiniere Madelon


De Cantinière Madelon werd in 1956 aangekocht door Edmond Steleman, voorzitter van De Oude Garde. De reuzin verwees naar het Franse vrijheidssymbool Madelon.


De reuzin ging samen met de andere reus van De Oude Garde, Philippus, mee in de stoet tot in 1976.


Van deze reuzin heb ik jammer genoeg ook geen foto.  Wel de geschiedenis van de cantinières zelf :


‘Les cantinières militaires’ zo staat het officieel in de Grand Larousse Encyclopedie.

Aangesteld door de 'conseil', volgen ze het corps en assisteren ze in fantasierijk uniform het regime bij revues en defilés.Wie de cantinières niet kent, vraagt zich af wat men zich hierbij moet voorstellen.


De cantinières staan de Koninklijk Harmonie van de Oude Garde bij. Zij zijn de dames die de harmonie vergezellen, in passende outfit waarbij een tonnetje met cognac niet mag ontbreken. Hun taak bestaat er uit de dorstigen te laven.Naar jaarlijkse gewoonten zijn het de cantinières met de Oude Garde die de vooropening van carnaval na de raadzitting plechtig inzetten, alsook op de dinsdag van carnaval gaan ze de voil jeanettenstoet vooraf. Het idee om een ‘marketentster’ bij de Oude Garde in te voeren ging ooit uit van Antoinette De Deken, echtgenote van Louis Van Hover.


Het begon ooit allemaal op carnavaldinsdag 1951. 


Wanneer zij op het feest verscheen in een lang kleed met licht blauwe revers en gele boorden, rode epauletten, rode manchetten en met een soldaten muts of een ‘bonnet de police’ op het hoofd met de letters O.G. als kenteken.Het kostuum had ze oorsponkelijk afgekeken van een reclamebord van de stokerij ‘Dumont de Chassart’, toen gelegen aan het Burgemeestersplein te Aalst. De eerste ‘cantinière’ was hierbij een feit. 


Er werd beslist dat zij voortaan de muziek van de Oude Garde bij de optochten zou vergezellen. In 1952, op de vooravond van Carnaval’ stapte Antoinette voor de eerste maal mee op met de Oude Garde. 

Op dinsdag van Vastenavond, kreeg zij in de Graaf van Egmont van voorzitter Edmond Steleman een ‘tonneken’ cadeau met het opschrift ‘ Oude Garde Cantinière 1951-1952’met daarbij een medaille als dank voor de bewezen diensten. Sindsdien werd de verkiezing van een cantinière in de schoot van de Harmonie een jaarlijkse traditie en gewoonte.


Om de soms hevige verkiezingsstrijd en felle na-ijver te vermijden duidt het bestuur vooraf de nieuwe cantinière aan. De voorkeur gaat in het algemeen naar de echtgenote of het lief van een muzikant.

Sinds carnaval '52 is deze verkiezing een jaarlijks weerkerende gebeurtenis waarbij het 'tonnetje' voor de cantinière haar vast attribuut werd. Zo overhandigt de vorige cantinière het gebruikelijke tonneken aan de nieuwe verkozene, en kleedt ze haar met de traditionele mantel.

De cantinière plaatst de muts op het hoofd, waarbij de feestvierders een toost uitbrengen. De harmonie speelt terwijl het lied ‘La Madelon’ terwijl de ex-cantinières een eresaluut geven. In de loop der jaren evolueerde het kostuum meer in ‘Napoleon-stijl’, met als hoofdkleuren rood, wit en blauw, waarbij wat fantasie en het artistieke een belangrijke rol spelen.


Twee eeuwen lang was de Oude Garde een typisch mannenclubje, maar door de jaren heen spelen er nu ook enkele vrouwen mee. Uitsluitend voor vrouwen is echter wel de functie van de cantinière weggelegd. Tussen de cantinières treffen we als meest bekende naam die van voormalig burgemeester Annie De Maght aan. 
Zij werd cantinière in 1980. 
Cantinière ben je, net als prins trouwens, voor het leven. 


2009 was echter een turbulent jaar voor DOGA en zijn cantinières, waardoor deze laatsten besloten zich gedeeltelijk af te scheuren. Zo gaat de Koninklijke Harmonie nu met wat minder 'cantinières van de Oude Garde' door het leven.

Daarnaast bestaat er nu een nieuwe vereniging die zich de 'cantinières van d'aa garde' noemen.

Beiden stelden dit jaar elk een nieuwe cantinière aan.