Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zaterdag 27 april 2019

Het belfortcomplex - den tettentoeren

Het belfort op de Grote Markt is een heel gekend referentiepunt in onze stad, en een geliefd fotomomentje bij de toeristen.


In tegenstelling echter tot wat velen denken bestaat 'het belfort', zoals wij het geheel noemen, niet uit één stuk, maar wel uit 3 afzonderlijke gebouwen, zijnde het oud schepenhuis, de belforttoren en het gebiedshuisje.

Het oud schepenhuis, ook wel 'den Ouden Steen' genoemd, werd in 1225 gebouwd, en is vermoedelijk het oudst bewaarde schepenhuis van de Nederlanden.
Het was in dit gebouw dat de bestuurders van de stad hun werk deden. Het schepenhuis groeide later uit tot een onderdeel van het Belfort. 

Het oorspronkelijke huis werd in Leedse zandsteen gebouwd in 1225, dus in de vroeg gotiek. 
Het onderste deel van de achtergevel is romaans (± 1230). 

Het Schepenhuis wordt beschouwd als oudst bewaarde in zijn soort in de Nederlanden, hoewel het verschillende malen verwoest en herbouwd is. Zo werd het gebouw in 1360 grotendeels vernield tijdens een Gentse opstand onder leiding van Lodewijk van Male. Enkel de noord- en de oostgevel bleven toen nog bewaard.

Het gebouw werd wederopgebouwd in 1407 door Jan De Hase (de westgevel) en Jan Van Goeteghem (de zuid- ofte voorgevel).
Het is trouwens dezelfde Jan Van Goeteghem die dat zelfde jaar ook startte met de bouw van de belforttoren. Deze zou in 1460 voltooid worden door Jan d'Otter.

Tot in 1650 had het Schepenhuis ook een altaar, waar dagelijks de mis werd gelezen. In 1652 werd de dagelijkse mis op het schepenhuis volledig afgeschaft. 

Het oude schepenhuis was met het oude Landhuis ernaast verbonden door een galerij die werd afgebroken in 1776.

De functie van 'stadhuis' werd behouden tot in het begin van de 19e eeuw. Na de inlijving van onze gewesten door Frankrijk verhuisde het stadhuis naar het iets verderop gelegen Landhuis. 
In de tweede helft van de 19e eeuw bevonden zich nog de muziekschool en de tekenacademie in het gebouw, en daarna deed het nog verder dienst als stadsmuseum (tot 1970) en stedelijk archief (van 1938 tot 1970)

Het gelijkvloers van het Schepenhuis wordt ook wel eens de Ridderzaal genoemd. Het volledig gerestaureerde schepenhuis werd plechtig geopend op 4 december 1981. 
De gemeenteraad vergaderde er voor het eerst op 15 december 1981.


Het gebiedshuisje of Bretesk : het vooruitspringende laatgotische gebouwtje, dateert uit 1474 en was de plaats van waaruit de stadhouder (de baljuw) de wetten afkondigde voor het volk dat op de Grote Markt verzamelde. 

Vijf beelden uit de 19e eeuw sieren bovenaan deze gevel: het beeld van gerechtigheid : 'vrouwe Justitia', Dirk Heer Van Aalst, schilder Pieter Coecke van Aelst, keizer Karel V en Cornelius De Schrijver (Latijns dichter).

Na het gebruik als proclamatieplaats deed het huisje later nog dienst als kwartier voor legerofficieren, als politiebureau, bureau van de burgerwacht, en na WO II was ook de dienst Toerisme er gehuisvest.

De kelder (crypte) van het gebouw deed dienst als gevangenis en politiepost. 
Tegenwoordig vinden er tentoonstellingen plaats. Het gebouwtje werd voor het eerst opengesteld voor het publiek in 1981, naar aanleiding van een tentoonstelling van beeldende kunsten, ingericht door de dienst cultuur.

De belforttoren  of 'Tettentoeren' dateert uit 1407 (afgewerkt in 1460) en dankt zijn elegantie aan de achthoekige toren met opengewerkte gaanderij. 

De sierlijke belforttoren van 43.60 meter hoog, werd in 1999 opgenomen op de lijst van werelderfgoed van UNESCO en herbergt één van de oudste beiaarden van ons land. De nog werkende beiaard herinnert nog steeds elk kwartier aan de eeuwenoude aanwezigheid van dit prachtige gebouw op de Grote Markt. De beiaardier moet trouwens 136 trappen beklimmen om de beiaard te bespelen. Meer info over deze beiaard is trouwens HIER te lezen.

Op de voorzijde van het gebouw staan twee beelden die de graven van Vlaanderen en van Aalst voorstellen. Daartussen hangt een zonnewijzer uit 1600.

De zonnewijzer tussen de twee beelden was aanvankelijk zo oud als de belforttoren zelf.
In 1600 werd echter een nieuwe zonnewijzer gemaakt die 80 jaar later door Jan Lippery opnieuw verguld werd.

In de nacht van Aalst-kermis op 7 juli 1879 brandde een gedeelte van het gebouw af tijdens een vuurwerk. De voorgevel, het fronton, het torentje en het belfort werden hersteld en de beiaardklokken werden hergoten en het aantal werd meteen uitgebreid van 38 naar 52.

De restauratie van de belforttoren werd het eerst aangepakt, maar de zonnewijzers werden niet meer aangebracht. De heropbouw van de voorgevel gebeurde pas in 1886.

Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van de macht in onze stad. 

In de kelders van het Belfort vonden toen voedsel- en goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats. Gezien veel producten van Amerikaanse bodem kwamen, was de naam ‘Amerikaanse winkel’ al gauw in algemeen gebruik. 
Het stedelijke voedingskomiteit slaagde er trouwens in om gedurende de hele oorlogsperiode de bevolking te blijven voorzien van graan, melk, rijst, zeep, kleding en chocolade. 

Vanaf 1916 werd hier ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd. Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie. 

De oorlog woedde hevig, maar het gebouwencomplex is niet getroffen geweest, zodat het nog steeds in dezelfde toestand kan blijven bestaan.

Tot eind jaren '60 bezat de Aalsterse belforttoren nog een ‘klassiek’ uurwerk, met neogotische cijfers zoals we op de meeste plaatsen te zien krijgen.  Eigenlijk niets speciaals dus, ... tot in de jaren '60 de klassieke wijzerplaat vervangen werd door een meer eigentijdse versie … met halve bollen.

Deze versie bezorgde het gebouw, eigenlijk ongewild, meteen de bijnaam "Tettentoeren", en deze zal blijven voortleven tot heden.
Trouwens, voor de liefhebbers van het ‘Oilsjters’ : Een tettengaraasj of een tettengariel is een beha.

De oude wijzerplaten zijn echter niet verloren gegaan. Ze bevinden zich in het Oud Hospitaal (weliswaar op zolder).

Ook de wijzers zelf zijn niet verloren, deze bevinden zich tegenwoordig in Mere, bij de heer Van Stijvendael, pompier en caféuitbater. Hij heeft die van de aannemer kunnen kopen want "ze waren toch voor het oud ijzer bedoeld"

De moderne wijzerplaat werd in 1964 gekozen omdat ze soberder zou passen bij de toren.
Bij het bouwen van de toren in de 15de eeuw was er immers nog geen horloge.

De voorgevel van het belfort bevat het opschrift 'Nec spe, nec metu', een herinnering aan de inhuldiging van Philips II als Graaf van Aalst (1555) die deze spreuk tot de zijne had gemaakt.


Dit werd door vele Aalstenaars meteen beschouwd als een nieuw stadsmotto, en ze maakten er in de diactvorm 'nie speilen, nie meidoeng' van.


De datum in het midden van de spreuk, 1200, zou verwijzen naar de veronderstelde bouwdatum van het schepenhuis, maar deze zou dan later bijgesteld worden naar 1225...

Onder het gebouw werden kelders aangelegd die als folterkamers gebruikt werden. Hier werd trouwens ook de bende van Jan de Lichte berecht.
Alle circa 130 aangehoudenen werden toen naar Aalst overgebracht en gevangen gezet, sommigen werden opgesloten in het Belfort, maar omdat de gevangenissen te klein waren werd eveneens gebruik gemaakt van de Barbaracaemere ende Catharinacaemere.

Verblijf in de gevangenis werd trouwens niet beschouwd als straf, het was een verblijfplaats waar men wachtte op het komende onderzoek, de ondervraging, de uitspraak van het eventuele proces en uitvoering van de opgelegde straf.

Ijzeren deur van de gevangenis in het belfort

Om een ideetje te geven over gang van zaken toen : er werd bij de verdachten een zogenaamd scherp-examen afgelegd.
Dit Scherp-examen gebeurde met behulp van foltering in de kelders van het Belfort.
Gebruikte middelen waren onder andere duimschroeven (verbrijzelden het duimgewricht) en Spaanse laarzen (verbrijzelden het scheenbeen).

Bekentenissen die afgelegd werden in de folterkamer waren niet rechtsgeldig, en om die reden moest de verdachte zijn bekentenis dan later opnieuw afleggen buiten de folterkamer, in de rechtbank, nadat door de rechters eerst gevraagd werd of de bekentenis niet werd afgelegd onder druk van de folteringen.
Slechts weinigen durfden het echter aan om het tegendeel te beweren.
Immers, als de bekentenis ingetrokken of gewijzigd werd begon de hele procedure opnieuw, van voren af aan.  

Dit unieke complex kreeg ondertussen een meer hedendaagse culturele bestemming, als vergaderruimte of tentoonstellingsruimte. De gemeenteraadszittingen vinden er sedert de jaren 1980 opnieuw plaats en sedert 2018 is het belfort op bepaalde momenten ook opgengesteld voor het publiek.

Een beeld van ons “Belfort”, door de ogen van een Amerikaans kunstenaar. 

In “Vanished Towers and Chimes of Flanders” uit 1916 geeft de auteur en illustrator, George Wharton Edwards, ons een nogal ongewoon beeld van het Belfort. 

Edwards studeerde te Antwerpen en Parijs, in 1912 verhuisde hij naar Greenwich, Connecticut. 
Waarschijnlijk heeft hij het Belfort in het echt gezien en getekend, nog voor het uitbreken van wereldoorlog I. Hij ging hij ervan uit dat het Belfort na de inname door de Duitsers was vernield. 
Ook de Sint-Martinuskerk was volgens hem door de Duitsers volledig vernield.

Vandaar “Vanished” of “Verdwenen” in de titel van zijn boek. 


De Koleirengeivers hadden in 1965 een carnavalliedje over 't belfort en de zwerte maan (op de melodie van 'Geef mij maar Amsterdam'):

Refrein:
in Oilsjt zen schoein gebaan
't belfort en de zwerte maan
ziet den toeren dor na stoon
't hangen twellef baalen oon
ze zen zu dik en rond
't wooter komt in anne mond
waair een willen gienen bicht
ziet, ons baalen zen verlicht
es da na gien schoein zicht

Strofe:
Onzen toeren heit wel bollen
Mor a heit giene korsei
De stad oi ni genoeg kredieten
Aal heer zengen zen gon rollen
En heere portomonei
Es toe, ze zitten zonder pieten
Onzen toeren stoot e dor na bloeit
Domei toeinen zen bollen nog zu groeit


Bij de restauratie in 1992 was de benaming 'Tettentoeren' een groot argument voor het behoud van de beroemde / beruchte wijzerplaten met hun specifieke 'vrouwelijke vormen'.

Ook het feit dat de 'nieuwe' wijzerplaten ondertussen, na 40 jaar, deel uit maakten van het monument zou maken dat het dus gewoonweg niet kón dat deze wijzerplaat (en met deze ook de benaming) zou verdwijnen … en dus bleef de wijzerplaat maar.

Ook het bronzen standbeeld van Dirk Martens werd toen trouwens niet opgekuist bij de restauratie, eigenlijk om dezelfde reden : omdat hij dan 'De Zwarte Maan' niet meer zou zijn. Enkel de sokkel werd opgekuist.

Dat het belfort een grondige opkuisbeurt nodig heeft, dat is zeker. Dat dat veel centjes zal kosten, dat is ook zeker. In 2019 werd werk gemaakt van een subsidiedossier dat ingediend werd bij het FoCi (Fonds voor Culturele Infrastructuur. Toen haalde het dossier het niet, maar een nieuwe poging in 2021 bleek wel succesvol te zijn. 
Het dossier was een gevolg van het beleidsplan dat meer aandacht vroeg voor het historische karakter van onze stad. Enkele belangrijke gebouwen en plaatsen zouden worden opengesteld voor het grote publiek, maar daarvoor is het natuurlijk nodig dat dat op een veilige manier kan. Veilig = restauratie = centjes ...

De totale kost volgens het dossier loopt op tot 2,4 miljoen €. Een grote som die zal gebruikt worden voor bouwkundige werken, technieken, duurzaamheids- en toegankelijkheidswerken en - misschien zelfs het belangrijkste punt - veiligheid. 

Met deze subsidie zouden het belfort en het gebiedshuisje ingericht kunnen worden zodat ze het hele jaar door toegankelijk zouden kunnen zijn voor het publiek. 
Begin 2022 kwam dan het goede nieuws dat er in elk geval al 1,1 miljoen € Vlaamse subsidies voorzien worden. 

Soit, tegen eind 2024 zouden we in Aalst moeten kunnen beschikken over een 'familievriendelijk' belfort waar de verhalen over Iwein van Aalst en Jan De Lichte opnieuw tot leven kunnen komen. 

Dat den ‘Tettentoeren’ een geliefkoosd onderwerp is in carnavalsmiddens, bewijzen de talrijke liedjes die het gebouw beschreven en beschrijven.  Zo was er ‘Den Tettentoeren’ van Prins Antoine.


As kleine gast wiste’k nog van dieje goeien aven peerdentram,
Kinjerkopkes in de stroten,
Weir ginken elk joor nor de foeir, soms in regen, soms in smoeir,
Weir kosten ons tén al nie loten.
Mé ons dobbel zondagsprei, nor de zwontjes van Barrez,
Giejl daugen zwieren en plezieren,
Boisen en de carroussel, was ver ons aliejn van tel
Om vastelauved mei te vieren.

Ref : En door rond diejen aven tettentoeren,
Door kan iejn ieder van op oon
Door es nen Oilsjteneer verloeren,
En es den toid nog bleiven stoon.

Voil Janetten van weliejr, zaugde vroeger kiejr op kiejr,
Mé carnaval de mert afdwoilen,
Mé vizosje of tettemoesj, eu voil kostum, een kinjerkoesj
Da zal in Oilsjt toch noeit verdwoinen.
Op ieder’n hoek stond miejneg kraum, ‘k rappeleir mé giejne naumm,
Vol sgerregossen en me boelink
Och, getj nog as ge’t goe beziet kraumen iejte mond en friet.
En zu vindj ieder toch zén goestink.

Refrein

Ver een appel en een oi, want onze spoorceng stond opzoi,
Trokken weir van ’t iejn not ’t ander
Recht nor de boizen en de risp, het loenapark de kakkewalk,
Alted in groepkes be malkander.
Ik em er ten nie op geletj ‘k smoeirde d’iejste sigaret,
En ’t keirmislief een beiske geiven.
Och dovan emme’k toch giejn spoit, niemand mokt me eu verwoit,
We zén makander traa gebleiven.

Refrein

No aal die joren as ge’t wist, voele’k me toch carnavalist
En ‘k zeg da zonder ’t oeverdroiven
De vraa woor da’k e ben getraad verdientj eu standbeldj in pier gaad,
Och, zu lupt somwoil te koiven
‘k Ben van mé leven in mé kot, wa doene’k foitelek toch zot
Zo da nog iemand apprecieiren
Die microeb van ’t carnaval zitj teigewordeg oeveral
En dades nie te likwideiren

Refrein

En ondertussen heeft ook prins Werner zijn eigen ‘Tettentoerenlied’ uitgebracht.   Het lied verscheen op de CD ‘Oilsjt de max’ van 1998 (volume 2).  Hierbij de woorden :

Refrein:
En oon den tettentoeren
Ge moetj allensj ni groin
Stoot er weir iet te gebeiren
Ziet de peiremeiles droin
Alles is omklidj
Giejl ons stad es omgebaad
En da lotj zeiker de kliejren
Van 'n Oilsjteneer ni kaat
Het bistjen da komt boeven
En ied'riejn weit et aal
Want den toid es oongebroeken
Ver et Oilsjters Carnaval

Florken en Florisken
Kommen oit eire slaup
De zoemer es gepasseirt
En ze emmen giejne vauk
Er kliejren zen gestreiken
Ze doeng ze weir isj oon
Want 't es toid
Ze gon ver droi daugen op de boon

In d'hallen wertj
De leste and geleid
De leste loedjes weigen zwoorst
Da wertj altиd gezeit
Aga nog ewa verven
En ier en door een striejp
Mor as ze boiten roin
Ten is alles wel geriejd

Refrein

Monjen oon e stik
Es doorveir noig geweirkt
En iederiejn die doeget toch
Oit de grond van zen ert
En da de stoet ier
Elk joor verdrom passeirt
Iet ieneg es
Da wetj iederiejn die et krejeirt
As ze passeiren madam of meniejr
Plasjt tein isj in eir annen
En doet da tein kiejr ver kiejr
Apprecieirt wa ze tein doeng
En leift mei in de ban
Want 't zen toch koensjtweirken
Wa niemand ons nie nodoeng kaan

Refrein 

Me Carnaval Me Carnaval Me Carnaval
Me Carnaval Me Carnaval Me Carnaval 
Me Carnaval





Als afsluitertje hier nog een raadseltje, .. “ver d’echte Oilsjteneers’ :



Wie springt er oeiger as den tettentoeren ?



.

.

.

.

.





Nieje ?   Nimand ?



.

.

.

.

.



Awel ...  Iederiejn hé, want den tettentoeren kan ni springen 


Bronnen

Historiek der oude straten - P. Van Nuffel
Geschiedenis der straten van Aalst - Ghysens J. 
visit-aalst.be
inventaris.onroerenderfgoed.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.