Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zaterdag 6 november 2021

Carnaval : Vieringen in de 18e eeuw

Vanaf de 18e eeuw kennen we een grote opmars van het 'carnaval vieren'. 

Onder de invloed van het handelskapitalisme bereikte in Italië de zuiderse vorm van vastenavond, bekend onder de naam carnaval, een hoogtepunt. 
De belangrijkste Italiaanse carnavalsteden waren toen Venetië, Rome en Turijn. 

Terwijl in Aalst de hogere klasse zich distantieerde van het vastenavondgeweld, werd het carnaval in Venetië juist door de adel georganiseerd. 

Dit liet zich onder andere zien in de verkleedkledij
Waar men zich in Aalst tevreden stelde met dierenhuiden of versleten vrouwenkleren verkozen de Venetianen veelkleurige en pralerige kostuums uit de Commedia dell’arte. 

Ook de omgeving kan men natuurlijk niet vergelijken. De grauwe Aalsterse kroegen en slijkerige Middeleeuwse straatjes stonden in enorm contrast met het Venetiaanse casino, waar tijdens de carnavaldagen fortuinen werden verspeeld. 

Hét grootste verschil echter lag in het openbaar en commercieel karakter
Carnaval begon in Venetië altijd met een serie dansfeesten op de Piazza San Marco, die druk werden bijgewoond door zowel binnen- als buitenlandse toeristen. 
De plaatselijke handelaars kenden gouden tijden en toen men dat doorkreeg, volgde  een verschuiving van de datum naar een meer toeristvriendelijke periode. 
Al in de 17e eeuw werd het Venetiaans carnaval in de zomerkalender gezet, juist met het oog op zoveel mogelijk bezoekers, toeristen en … inkomsten.

Carnaval begon dus aan een Europese opmars maar Vastenavond bleef wel bestaan. 

De benamingen vastenavond en vastenavonddagen, die stammen uit de Middeleeuwen, duiden specifiek op de dagen rond Aswoensdag. 

Om deze feestelijke dagen van elkaar te onderscheiden creëerde men verschillende benamingen.
Vastenavondzondag, Mannekeszondag, Rendag, Vette zondag en zondag Quinquagesima zijn gekende benamingen voor de zondag voor vastenavond, de eerste van de vastenavonddagen. 

Cleen Vastenavond, Cleinen Vastenavond, Vetten Dinsdag of Vetten Dyssendach (Mardi Gras) wijzen dan weer op de dinsdag voor Aswoensdag. 

Groet Vastenavond, Groot Vastenavond of Sotternyensondag werd gebruikt om de vastenavondviering op de eerste zondag van de vasten, zondag Quadragesima, aan te duiden. 

De vastenavonddagen worden ook omschreven als de Smetsdage.
De week waarin de vastenavonddagen voorkomen, van zondag Quinquagesima tot zondag Quadragesima, wordt ook wel de Duivelsweke genoemd.

Verschillende benamingen dus, maar ook de duur van de vastenavonddagen varieerde doorheen de tijden.

In 1733 was het in Aalst de gewoonte dat men vanaf acht dagen voor vastenavond verkleed de stad op stelten zette. 
Maar, … niet iedereen was opgezet met de vastenavondtaferelen. 
In datzelfde jaar 1733 noteerden de Aalsterse paters Jezuïeten in hun verslagboek: "De gewoonte heeft zich hier vastgezet, heel en al belachelijk en elders niet gebruikelijk, namelijk dat acht dagen lang voor vastenavond, de gemaskerden in de stad rondlopen, allen voorzien met trommels".

Terwijl de burgerij vierde op chique bals achter de gevels van statige herenhuizen, trokken de jongeren van de minder gegoede klasse, als vanouds, verkleed de straat op. 
Ze waren gewapend met trompetten en trommels, maar ook met potten en pannen, lepels, ijzeren buizen, … kortom alles was lawaai kon maken. 
De decibels liepen hoog op, en soms gebeurde hetzelfde met de gemoederen. In het heetst van de strijd ontaardde dit straatlopen immers ook wel eens in scheld- en vechtpartijen tussen verschillende groepen.
Een vergelijking met de luide 'bosjmuziek' die tegenwoordig door de boxen knalt is natuurlijk gemakkelijk te maken.

De stedelijke overheid probeerde het fenomeen ‘geweld’ in te dijken met uitvoerige verbodsbepalingen. Het mag duidelijk zijn vastenavond als feest werd niet verboden maar de elementen die aanleiding gaven tot ongeregeldheden wel grondig werden aangepakt. 

Vanaf 1770 vermelden verordeningen steeds uitdrukkelijker de dagen waarop openbare dansfeesten en maskerades in het kader van vastenavond toegelaten of verboden werden en "het werpen met semelen, swartigheden ofte andersints te slaen met eenighe cortisaenstocken, vuyle blaesen, ofte eenige andere instrumententsy van houdt ofte yser".

Oilsjt zou Oilsjt echter niet zijn, en hoewel ‘Doemen voesj’ nog geen gekende uitspraak was toen, deden ze wel ‘voesj’ …

Groepen vastenavondvierders, sommigen gekleed in tonnen en met een blaasbalg, lantaarn, slachtkuip of emmer op het hoofd, droegen allerhande haard- en keukengerei met zich mee. De ene had een zoutvat aan de riem, de ander een handkan of een vuurtang, terwijl de in tonnen geklede figuren met een schuimspaan of een pollepel ketelmuziek produceerden. 

De verbodsbepalingen moesten dus duidelijk nog strenger. 

Omdat ook vlugschriften, volksliederen, feesten en betogingen werden ingezet in de politieke strijd die sinds de dood van de Habsburgse vorstin Maria-Theresia in onze streken woedde, deed de overheid er alles aan om volkse uitingen als vastenavond in te tomen of zelfs te verbieden. 

Aalst verbood het "draegen ofte lezen eenighe afdraegende injurieuse ofte andere faemroerende woorden, liedekens ofte pasquillen ofte doen eenige schimpachtige vertooningen".

Onder het bewind van de Franse revolutionairen werd in 1793 nog strenger opgetreden: het verkleden of maskeren, het organiseren of bijwonen van feesten of bal, het maken van muziek binnenshuis, in herbergen of op straat … Het werd allemaal niet meer toegestaan.

De teruggekeerde Habsburgers deden er nog een schepje bovenop en verboden in 1794 niet enkel al het voorgaande, maar ook elke danspartij of openbare vastenavondactiviteit.

Nog een paar jaar later – in 1797 – verbood de republikeinse wetgeving onder het nieuwe Franse bestuur zelfs elke publieke viering, …

In Aalst verschijnt het woord ‘carnaval’ pas in dit jaar en dat in het Frans gestelde vastenavondverordening onder het Franse Bewind. De verordening heeft het over “les jours de cette année destinés au divertissement, et connus sous le nom de Carnaval…".

Een verordening uitgevaardigd in het kanton Aalst, waar de vastenavonddagen "als naer gewoonte" gevierd werden, was zelfs strenger dan de departementale wet. 
Aan het "troups gewijs langs de straete te bollen, reepen ofte eenige andere spelen te exerceren ofte langs de selve te gaen met trommel, violen ofte eenige diesgelijke instrumenten" werd paal en perk gesteld.

Heel strenge maatregelen dus, en het vieren van vastenavond leek niet meer te kunnen ...



Bronnen 
 
- 'van oeveraal een betjen' ...  gaande van persoonlijk archief (oude spreekbeurten, ...), tot artikeltjes in de lokale pers (veel te veel en te gedefragmenteerd om op te noemen).
- gesprekken met 'kenners'
- MadeInAalst

Carnaval : Oorsprong van 'Vastelauved' en 'Carnaval'

"Vastelauved" en "Carnaval" ... twee begrippen die de meesten wel iets zeggen, maar waarvan vaak niet echt geweten is dat er een verschil bestaat tussen de twee. 
De geschiedenis van beide zal het ongetwijfeld iets duidelijker maken.

Het is al sedert het begin van de 10e eeuw dat er in de Nederlanden feesten georganiseerd werden in de vastenavondperiode.  Dit waren door de kloostergemeenschappen georganiseerde feesten ter gelegenheid van de overgang van winter naar lente.

Deze zogenaamde zottenfeesten (festum fatuorum, festum stultorum, festum hypodiaconorum), het ezelsfeest (festum asinorum) en het feest van de kinderbisschop (festum puerorum) waren eigenlijk gewoon eet- en drinkpartijen die zelfs verschillende dagen konden aanhouden. 

Het waren feesten te midden van ongekende overvloed, dewelke natuurlijk in groot contrast stonden met het aan het kloosterleven eigen simpele en godsvruchtige bestaan. 

De grauwe wintermaanden werden op die manier ingeruild voor de meer vruchtbare lentemaanden.

Waren dit dan ‘originele’ feesten met een puur katholieke oorsprong? 

Neen hoor, deze kerkelijke zottenfeesten hadden duidelijk de mosterd gehaald bij de nieuwjaarsvieringen uit de klassieke oudheid en  bevatten eveneens elementen uit de Germaans-Keltische vruchtbaarheidsrituelen. 

Het ‘omkeren van de bestaande orde’ bijvoorbeeld, en ‘het offeren van voedsel’.

Deze rituelen werden dus eigenlijk als ‘excuus’ of ‘uitleg’ aangehaald voor de bovengenoemde uitspattingen.

Als klassieke feesten kennen we onder andere de Kalendae, Saturnalia, Bacchanalia en Lupercalia
- De kalendae was in de Romeinse kalender de aanduiding voor de eerste dag van de maand. Uiteraard zien jullie meteen waar ons woord ‘kalender’ vandaan komt.

- De saturnalia was de Romeinse feestdag op de zonnewende van 21 december.

- De bacchanalia waren alle orgiën die georganiseerd werden in een heilig woud nabij Rome. Oorspronkelijk duurden deze feesten drie dagen per jaar, en waren ze uitsluitend voor vrouwen voorbehouden. Later werden ook mannen toegelaten en vonden de feesten vijf maal per maand plaats. Deze 'bijeenkomsten' werden gekenmerkt door dronkenschap, luidruchtige muziek, houten maskers en het dragen van schapen- en geitenvachten. 

- De Lupercalia, die steeds plaatsvonden in februari waren vruchtbaarheidsrituelen ter ere van Lupercus, de god van de vruchtbaarheid. 
Tijdens deze feesten deelden de mannen, verkleed in wolvenhuiden  (lupi) en andere offerdieren, slagen uit aan de vrouwen. Dit gebeurde met zogenaamde februa : riemen, gesneden uit vellen van offerdieren (meestal geiten). Het doel van dit ritueel was tweeledig: enerzijds het vruchtbaar maken van de vrouwen door hen te slaan met een 'levensroede' en anderzijds ook het bestraffen en reinigen van alle zonden en nalatigheden uit het voorbije jaar. 
Trouwens : het is ook uit dit gewelddadig ritueel dat de maand februari haar naam kreeg : de reinigings- of vruchtbaarheidsmaand.

Al deze feesten, waarbij vermommingen, rolverwisselingen en uitspattingen allerhande centraal stonden, hadden zich door de uitbreiding van het Romeinse Rijk over heel Gallië verspreid.

Andere typische kenmerken van de Nieuwjaars- en vruchtbaarheidsfeesten uit het begin van de 5e  eeuw die we tegenwoordig nog steeds kennen, zijn onder andere 

- ‘het bedelen met nieuwjaarswensen’ (vandaar onze ‘liefste meter, liefste peter’ met nieuwjaar),
- ’het vermommen als vrouw’ (onze ‘voil janet’), 
- ‘het geven van geschenken’ (we hebben voor iedereen wel wat in petto) en  
- 'het belachelijk maken van het hoogste gezag' (tja, daar hebben we tegenwoordig geen bepaalde dag voor nodig, dat doen we dagelijks zeker?).

Deze klassieke feesten waren in de middeleeuwen vooral in de streken van het Oost-Romeinse Rijk de grote inspiratiebron. 
In het Westen daarentegen was er meer invloed van de Germaans-Keltische tradities

De Germanen en de Kelten voerden hun vruchtbaarheidsrituelen logischerwijs uit bij het ontwaken van de natuur en alles speelde zich natuurlijk ook af in de natuur. Het waren dus het platteland en de bossen die tijdens deze overgangsperiode van winter naar zomer omgetoverd werden tot ‘feestzone’. 

De rituelen werden uitgevoerd door geheime Germaanse mannenbonden en waren een uitbeelding van de dode voorvaderen die offergaven gingen afhalen. In ruil voor de offers gaven ze vruchtbaarheid aan de bevolking en ze maakten van het moment gebruik om wetsovertreders te straffen.  

Ook deze rituelen gingen gepaard met geraas, ketelmuziek, drinkgelagen en zelfs een zeker 'steelrecht' wanneer het niet duidelijk was hoe en waar de offers zich bevonden. 
Door middel van het grote kabaal wilden ze de winterdemonen verjagen, die ze trouwens ook zelf gingen uitbeelden. 
Verkleed in goede geesten (de voorouders) en kwade geesten (de demonen) speelde men dan, gewapend met roosters, ketels, vorken, potten en pannen, hun strijd na.

Dat deze Germaans-Keltische gebruiken beschouwd worden als dé voorlopers van de eigenlijke Vastenavondvieringen is natuurlijk vooral het gevolg van enkele natuurgebruiken die later ook opduiken in heel wat laatmiddeleeuwse feesten die beschouwd worden als Vastenavond vieringen.

Tot zover de oorspronkelijke invloeden, nu terug nu naar de kerkelijke zottenfeesten.
 
- Als eerste waren er ‘de feesten van de ‘koorknapen’. 

Zij verkozen, meestal op de dag van de onnozele kinderen (28 december), een kinderbisschop (in kloosters een kinderabt). 
Soms gebeurde dat dit al op Sinterklaas (6 december), en de ‘heerschappij’ van de verkozene heerste in dat geval dan tot de dag van de onnozele kinderen (28 december). 

De verkiezing van deze spotbisschoppen kreeg zelfs een officieel tintje, want de verkozene kreeg een heuse mijter op het hoofd gezet en werd ook een staf in handen geduwd. 
Hij mocht zich dus 'tooien' met de uiterlijke kenmerken van een echte bisschop, al werden aan de mijter ook belletjes gehangen en eindigde de staf op een zotskolf (een stok met een kop op). 
Dat laatste doet jullie misschien onmiddellijk ook al denken aan de prinsenscepter die we tegenwoordig nog steeds kennen. 

De ‘bisschop’ gedroeg zich ook als een werkelijke bisschop wanneer hij de gebeden voorlas, wanneer hij werd bewierookt en wanneer hij zijn aanhang zegende. Daarenboven stelde hij ook een eigen kerkelijke hofhouding aan, bezat hij een eigen zangmeester en kon hij rekenen op de hulp van een ‘kapelaan’. 

Omdat er toch een nog groter onderscheid moest bestaan tussen ‘the real thing’ en dit schertsvertoon, verving men de wierook door brandende schoenzolen. Het wijwater werd urine, en de teksten werden voorgedragen in een onverstaanbaar brabbellatijn. De liederen tot slot werden gezongen met een overdreven hoge stem.

- Dit kinderfeest werd al snel overgenomen in alle rangen van de Kerk en was in de 13e en 14e eeuw reeds alom verspreid, wat echter niet door iedereen geapprecieerd werd. 

Zo wou de aartsbisschop van Salzburg in 1274 het feest volledig laten verbannen uit de kerken en de kloosters. Wat verboden is, wordt echter aantrekkelijk en ondanks de dreigingen bleef het feest dus toch bestaan.  Meer nog, men ging zelfs nog een stapje verder.  
Zo kwam het dat de bisschop omgekeerd op een ezel gezet werd en zo, met het hoofd naar de staart, de kerk rondgereden werd. 
Het altaar werd versierd met dierlijke uitwerpselen, die als hosties werden gezegend.

Heel lang mocht het zo echter allemaal niet blijven duren. 

In 1435 bepaalde een besluit van het Concilie van Bazel dat al deze schertsende en belachelijke vertoningen uit de kerken dienden te verdwijnen. Het besluit werd officieel gemaakt toen Frankrijk dit in 1438 in enkele kerkelijke wetten omzette.
 
Maar … verboden en dus aantrekkelijk … en zo kwam het dat tien jaar later, in 1445, bleek dat deze traditie nog steeds bestond en zelfs bijna niets aan populariteit had ingeboet. 
De faculteit theologie in Parijs schreef daarom een gepeperde protestbrief aan de bisschoppen en de kanunniken. Ze klaagden hierin de toestanden aan die nog steeds in menige kloostergemeenschap voorkwamen. 
“Priesters droegen maskers tijdens de eucharistieviering terwijl geestelijken dansten in het koor, verkleed als vrouwen, koppelaars en muzikanten. 
In plaats van psalmen werden liederen met schunnige teksten gezongen. 
Op het altaar vervingen zwarte pudding en vette worsten brood en wijn. 
Na de viering traden de feestvierders naar buiten en met wagens en karren werden processies nagebootst waarbij de geestelijken zich provocerend tot het publiek richtten. 
Men zong smerige liederen en vertoonde obscene gedragingen als naaktdansen”.
Klagen staat vrij natuurlijk, maar het was uiteraard allemaal maar een druppel op een hete plaat , men was nu immers juist goed ‘gelanceerd’. 

Het is vanaf de 14e eeuw dat deze kerkelijke zottenfeesten ook een meer wereldlijk karakter gingen vertonen en dus ook meer en meer naar de straat trokken.
De stadsbewoners, geïnspireerd door de tradities onder de plaatselijke scholieren, benutten maar al te graag het gebeuren om in aangepaste vormen mee te doen. Het werd dus op deze manier ook een ‘feest van het volk’.

Ook Aalst kende sinds de 15e eeuw het ‘Vastenavond vieren’

Het vastenavondfeest was dus een straatfeest geworden, een gelegenheid om verkleed en gemaskerd door de straten te kunnen dolen, de wereld even op zijn kop te zetten, ‘kafeiken in, kafeiken oit’ te gaan en ‘malkander te verwoiten en in malkanders zakken te schoiten”.  

Hoewel men doorheen de geschiedenis verschillende malen getracht heeft om Vastenavond, en (jammer dat het bestaat) ook het vastenavondgeweld, te laten verdwijnen, werd het feest in ‘ons Oilsjt’ steeds in ere gehouden. 
Van de organisatie van stoeten was echter (nog lang) geen sprake. 

De oudst gekende georganiseerde viering in Aalst vond plaats in 1432

Sinds dat jaar speelden de "ghesellen vander stede", "vander straten" of "van ghenouchtte" tijdens de vastenavonddagen toneel op verschillende podia in de stad. Deze spelen werden gesteund door de stedelijke overheid.
De gezelschappen waren samengesteld uit jongeren van de vijf wijken van de stad, eigenlijk de vijf straten die samenkomen op de Grote Markt: de Zoutstraat, de Nieuwstraat, de Kattestraat, de Molenstraat en de Pontstraat.

Op Vastenavond werd op de Grote Markt ook een steekspel georganiseerd. 
Het gebeuren werd 'in vele stede gepublieert ende uutgheroupen' en er kwam dus wel wat volk op af, waaronder ook een heel pak niet-Aalstenaars.

Zo'n middeleeuwse steekspelen kwamen in de Vastenavondperiode wel meer voor en waren eigenlijk een uitbeelding van het gevecht tussen de winter en de zomer.
Dat gebeurde uiteraard bij het begin van de lente, de overgangsperiode tussen beide seizoenen waarin het eigenlijk al te warm was voor de winter, maar nog te koud voor de zomer.

In de kerkelijke versie werd dit dan ‘de strijd tussen Vastenavond en de eigenlijke periode van vasten’.

Een geslaagd steekspel zou, door de grote aandacht die het gebeuren kreeg, het aanzien van de stad en haar burgerij verhogen en dus werd er heel veel moeite gedaan om alles zo vlot en aantrekkelijk mogelijk te maken.

Klinkt allemaal heel serieus, maar het evolueerde allemaal ook al snel naar wat ludiekere evenementen.

Naast de serieuze steekspelen werden na verloop van tijd immers ook spotvormen daarvan gehouden tijdens de stedelijke Vastenavond viering. 
Men bestreed elkaar op houten paarden, sleeën, schaatsen of boten, …
De gebruikelijke wapentuigen werden vervangen door vislijnen, palen, stokken of hooivorken als lans, en de schilden en helmen werden gemaakt van stro of riet.

Ook in de kunst werd het steekspel trouwens gebruikt als onderwerp.
Het bekendste voorbeeld hiervan is het schilderij 'De strijd tussen de vasten en Vastenavond' van Pieter Breugel (1559). Daarop is te zien dat een verdeelde dorpsgemeenschap enerzijds wel nog Vastenavond aan het vieren is, terwijl de de anderen de vasten reeds volgen. 

Er wordt trouwens met heel wat beelden gewerkt om het allemaal duidelijk te maken. 

Zo is er bijvoorbeeld een vetzak op een bierton of wijnvat te zien die met een – met vlees - vol geprikte spies uithaalt naar een magere, als non geklede vrouw. Deze laatste gebruikt dan op haar beurt een met vissen belegde broodplank als verdedigingswapen. 

‘Vastenavond’ wordt als aanvoerder naar voor geduwd door een groep dorpelingen, beladen met eten (ham, eieren, pannenkoeken en wafels).
‘De Vasten’ wordt daarentegen aangemoedigd door magere, sobere figuren met stokvissen, krakelingen en broodjes als vastenmaal.

Van de kunst naar de toneelspelers.

In 1435 "speelden in de esbattementen te vastelavonde de ghesellen van der strate van den stede omme den besten prijs". 
De stad schonk vijf kannen (ongeveer 4,5 liter) wijn als beloning voor het beste toneelstuk. 
Uiteraard dien ik niet te vernoemen dat men al heel wat achterovergeslagen had, vooraleer men de prijs al dan niet had gewonnen.

De toneelspelende jongerenverenigingen waren trouwens ‘erfgenamen’ van de Germaans-Keltische gezelschappen die in vorige eeuwen tijdens lentefeesten op het platteland heel wat amok maakten.
Het overvloedig gebruik van drank zorgde immers voor een beneveling van de hersenen, en dan is ‘ambras’ natuurlijk nooit ver weg. 

Naarmate deze ‘erfenis’ zich ook binnen de stadsmuren meer en meer ging voordoen, groeide bij de stadsoversten de schrik dat deze traditie wel eens een grote bedreiging zou kunnen worden voor de goede orde en de ordehandhaving  indien hier niet snel zou worden ingegrepen. 
Daarom probeerde het gezag de traditionele vastenavondrituelen wat in goede banen te leiden.

Men probeerde heel voorzichtig om de losse organisatievorm van de vieringen te vervangen door de oprichting van wijkverenigingen te stimuleren. 
Deze wijkgezelschappen werden trouwens, als zij aan bepaalde rechten en plichten voldeden, als rederijkerskamer erkend. 
Van een ‘ gevaarlijke bende’ wou men de 'losse bende' jongeren dus omvormen tot ‘dragers van de middeleeuwse stedelijke cultuur en burgermoraal’.

Het plezier werd een feit voor de hele bevolking, van hoog tot laag van rijk tot arm. 

Het opvallendste kenmerk van deze vieringen was 'de omgekeerde wereld' waarbij de bestaande orde tijdelijk op zijn kop gezet werd.

Men toonde eigenlijk hoe het niet meer zou mogen zijn na deze periode. 
Er werden spotheerschappijen ingesteld met een volledige hiërarchie, er werd schijnrecht gesproken, men vermomde zich, er was een stoet of een schijnprocessie waarbij deelnemers zich losbandig gedroegen, er werden al dan niet geparodieerde steekspelen georganiseerd, toneelstukken werden uitgevoerd, absurde toespraken uitgesproken en er werden schunnige gedichten gezongen.
En …‘uiteraard’ ging dit alles ook gepaard met overvloedig drank- en voedselverbruik.

Het kerkelijke element was dus nog zeker niet verdwenen, maar we zien wel dat de burgerij het feest overneemt en nog enkel burgers - vaak kinderen van notabelen - als kinderbisschop verkiezen. 
De kinderbisschop evolueert steeds meer tot heer, vorst, koning of keizer en de stedelijke vastenavondviering komt steeds meer op eigen poten te staan, zonder inmenging van de kerk.

Op 6 december 1474 kozen de leerlingen van "de queec schole" in de Kattestraat hun bisschop. Hij werd op een ezel naar de schoolkapel geleid waar hij een schertsmis opdroeg. 
Vervolgens reed hij door de stad, waarbij hij de toeschouwers geschenken gaf. 
De school kreeg voor de organisatie van het feest twee kannen wijn van de stedelijke overheid "up Sinte-Niclaeusdach, als de scholieren van deser stede huer feeste hielden van haren bisschop".

Gelijkaardige taferelen kende men ook bijvoorbeeld in Gent, in Tielt, Oudenaarde, Deinze en Rijsel. 

Het kerkelijke zottenfeest met later de verkiezing van een kinderbisschop op 11 november (Sint-Maarten), 6 december (Sint-Nikolaas) of 28 december (Dag van de onnozele kinderen) die geschenken uitdeelt, is meteen ook een antwoord op de vraag naar de herkomst van het feest van Sint-Maarten of Sint-Nikolaas. Deze feesten dragen alle kenmerken van de stedelijke vastenavondviering.
Het geven van geschenken bijvoorbeeld gaat terug op de offergaven uit de Germaans Keltische lenterituelen.

In de loop van de 16e en 17e eeuw verdwenen de georganiseerde vastenavondvieringen stilletjesaan terug uit het straatbeeld. 
De kerk nam steeds meer aanstoot aan de uitspattingen waarmee het volksfeest gepaard ging, hoewel zij dus eigenlijk zelf aan de oorsprong hiervan lagen, en legden beperkingen en verboden op. 

In Aalst verscheen de eerste verbodsbepaling in 1635

Het was verboden "te maecken, stroyen ofte singhen schimpachtige pasquillen, balaeden, refreynen ofte liedekens". 
Op 9 februari 1637 werden zelfs "vermommerijen ende mascaraden met trommelen" verboden.

In 1643 steunde de stad voor de laatste maal het volkstoneel op vastenavond. 
De rederijkerskamers Barbaristen en Catharinisten, de erfgenamen van de oude wijkverenigingen, ontvingen een vergoeding voor "het spelen van seker actien op den vastenavond, waerdeuren beledt is gheweest vele ongeregeltheden".


De begrippen ‘Carnaval’ en ‘Vastelauved’ worden tegenwoordig door mekaar gebruikt, maar het moet duidelijk zijn : ‘Carnaval’ is géén synoniem van ‘Vastenavond’. 

Het woord ‘Carnaval’, dat vandaag de dag trouwens steeds meer gebruikt wordt dan ‘vastenavond’ zou in Italië ontstaan zijn als benaming voor het feest dat gevierd werd tijdens de vastenavonddagen. 
Op die manier wou men het verschil aanduiden tussen het spontane en intieme feest van vastenavond en het grootschaligere, georganiseerde en gecommercialiseerde van carnaval.  

Hoewel het begrip ‘carnaval’ dus eigenlijk al ontstond in de 10e eeuw is het woord zelf veel recenter. 

‘Carnaval’ wordt in de Nederlandse taal pas op in 1673, in het tijdschrift 'Hollandse Mercurius' gebruikt. 
In Aalst verschijnt het woord zelfs pas in 1797 en dat in de in het Frans gestelde vastenavondverordening onder het Franse Bewind. De verordening heeft het over “les jours de cette année destinés au divertissement, et connus sous le nom de Carnaval…".

Voor de hele geschiedenis : 


Voor andere carnavalsartikels (keizer, prinsen, personen, verenigingen, winkels, ...) :  Carnaval


Bronnen
 
- 'van oeveraal een betjen' ...  gaande van persoonlijk archief (oude spreekbeurten, ...), tot artikeltjes in de lokale pers (veel te veel en te gedefragmenteerd om op te noemen).
- gesprekken met 'kenners'
- MadeInAalst

dinsdag 19 oktober 2021

Oscar Van Malder - Alkuone

Oscar Van Malder (°1927 - +27/10/2023) is één van de ereburgers van de stad sinds 27 november 2007. 
Maar wie was deze brave man eigenlijk? 


In 1957 startte Oscar Van Malder, leraar lichamelijke opvoeding en danser aan de dansschool van Elza Darciel, met een groep vendeliers (jongens) in de Aalsterse ‘vakschool’, het VTI. 
Vanaf 1969 werden ook meisjes toegelaten en werd ook het dansen iets belangrijker.

Oorspronkelijk was  de naam van de groep ‘Wolfsangel’ maar gezien er toen ook een militantenorganisatie was met dezelfde naam, en om misverstanden te vermijden, veranderde men wijselijk de naam naar ‘Alkuone’. 

De Alkuone is in de Griekse mythologie ‘de ijsvogel’, met zijn schitterende kleuren, sociaal, recht op zijn doel af, hoog en vrij in de wijde hemel. 
Het idee achter de keuze van deze vogel als naam was, dat men hoopte dat deze de groep een mooie en wereldwijde toekomst zou brengen.

Vandaag is Kunstgroep Alkuone vzw een artistieke groep met meer dan 150 leden, medewerkers en bestuursleden. 
De jongens en meisjes van Alkuone volgen dans-, trommel- en vlaggenles bij een dynamisch team van lesgevers en choreografen en de groep wordt ondersteund door een Raad van Bestuur en een Dagelijks Bestuur.

Hier een filmpje om de sfeer wat te kunnen scheppen.


Uit Alkuone ontstond in 1980 de groep Vredon die ook gelijkaardige dans- en vlaggenoptredens geeft en die zeker in een ander artikel aan bod komt.

De vereniging is ondertussen een echte ambassadeur geworden voor onze stad. 
In die hoedanigheid verzorgden zij al verschillende optredens in vrijwel alle hoeken van de wereld. Eén van de hoogtepunten was zeker de openingsceremonie van de Olympische Winterspelen in het Franse Albertville, in 1992. 

Maar is het enkel maar ‘wat’ met een vlag staan zwaaien en een dansje ‘plaçeren’?

Neen, natuurlijk niet!

Alkuone heeft tot doel om jonge mensen hun potentieel aan talenten en capaciteiten te helpen ontdekken, het hoofddoel dat de stichter ooit had en het doel dat men nog steeds voor ogen heeft. 
Zo kunnen ze een eigen persoonlijkheid ontwikkelen in een artistieke en vriendschappelijke omgeving. Alkuone doet dat door het aanbieden van dans, vlaggendans, vendelen en percussie.

Enneuh … ‘maar wat met een vlag zwaaien' wordt heel onderschat als je weet dat zo’n ding toch al gauw een viertal kilo weegt en je daar dus mee staat te jongleren in weer en wind (vooral de wind speelt natuurlijk veel parten).

Vendelen, ook bekend als vaandelzwaaien of vendelzwaaien, is een heuse sport waarbij behendigheid en lenigheid centraal staan. Vaandrig is de naam voor de vendelier, diegene die met de vlag zwaait.

De kledij zelf is ook traditioneel en hangt ook af van de groep of vereniging.

Vroeger werd er gewoon volkskledij gedragen. Een wit hemd , een grijze broek en voor de volwassenen een overhemd en een riem. 

Hier de groep tijdens een optreden op de pikkelingfeesten in Moorsel. 


Over het ontstaan van de sport bestaan grote discussies.
Sommige folkloristen beweren dat er al in de tijden vóór Christus gevendeld werd, anderen zeggen dat het gebruik pas rond de 15e eeuw is ontstaan. 
Ook de plaats waar het ontstaan is, is niet meteen bekend. Feit is dat de vaandel in Europa terechtgekomen is door de kruistochten naar het Heilige Land.

Bij vendelen heeft sierlijkheid de bovenhand in de bewegingen; de figuren vloeien als het ware in elkaar over en het lijkt allemaal zo gemakkelijk … Maar ... kan iedereen met eender welke stok zo’n toeren uithalen? 

Neen, natuurlijk niet. Behendigheid moet er zijn en moet verder uitgebouwd worden!

En er bestaan ook speciale werpstokken die specifiek ontworpen zijn om hoog te kunnen werpen. De vlag maakt dan een mooie draai in de lucht en komt terug beneden op een manier dat die gemakkelijker op te vangen is.

Het verschil met een gewone vendelstok is dat die werpstokken ongeveer de helft lichter zijn.
Ongeveer 2kg ipv 4-5kg. Ook het zwaartepunt ligt meer naar het midden van de stok zodat deze niet als een pijl naar beneden zou ‘schieten’.

Doordat een werpstok sneller valt, dient die uiteraard ook beter bestand te zijn tegen een stootje. De stok is daarom steeds in één stuk en volledig cilindrisch (niet conisch dus). Bij een eventuele breuk kan de houten stok gemakkelijk en relatief goedkoop vervangen worden. 

In de discipline hoogwerpen heeft Alkuone Aalst trouwens een wereldkampioen in zijn rangen. 
Het is Louis François die de wereldtitel binnenhaalde in Namen. Ook in de dames- en jongerencategorie werden er medailles binnengehaald.

Het WK Hoogwerpen werd in mei 2019 georganiseerd door de ‘Alfers Namurois’ en de 'Hoogwerpers van Aalst'. 

Het doel is om via verfijnde techniek en de kracht van de vendelier de vlag zo hoog mogelijk te krijgen. Ook het ontwerp en de stok van de vendel is een heel belangrijke factor. 
Er bestaan 4 categorieën : heren , dames, beloften meisjes en jongens met starthoogtes van 6 tot 8 meter”, aldus Alkuone.

Van uit Aalst trekken trouwens jaarlijks vendeliers van zowel Kunstgroep Alkuone en van Vredon naar deze competitie samen met de Hoogwerpers, waar ook delegaties uit Duitsland, Italië en Zwitserland zijn.

Louis François gooide maar liefst 13,8 meter en verlengde zo meteen zijn titel van wereldkampioen.


Femke Wouters won bij de dames met 9,5 meter opgevolgd door Barbara de Beer met 9,1 meter. Liese Gabriel haalde een mooie eerste plaats bij de beloften met 9,5 meter gevolgd door Lara Schockaert. Piet Callebaut van Hoogwerpers haalde een mooie 2e plaats bij de heren met 12,6 meter.

Tot zover het hoogwerpen, maar kan je met een werpstok ook ‘gewoon’ sierlijk vendelen? 

Ja hoor, maar het vraagt wel wat gewenning omdat je de stok moet vasthouden met één hand  tussen de eerste en tweede lus van de vlag. Bij sommige groepen die veel werpen nemen ze dit er graag bij. En doordat de stok veel lichter is is de drempel om met grote vlaggen te zwaaien ook kleiner.

Het vendelen wordt vaak gezien als een uiting van het gebed tussen goed en kwaad. 
Elke regio/vereniging heeft zo zijn eigen vendelgebed. 


Kunstgroep Alkuone brengt dans- en vlaggenspektakels op podia en pleinen in België over heel de wereld. Alkuone heeft voor het 50-jarig bestaan de titel 'Koninklijke Kunstgroep Alkuone' gekregen van Koning Albert II. 
Bovendien werd stichter Oscar Van Malder in 2007 'Ereburger van de Stad Aalst'
 
In 2010 is het werkjaar gestart met een reeks optredens op de World Expo in Shanghai te China waar ze samen met de Brusselse Ommegang een echt Belgisch spektakel brachten. 
Midden september trok een delegatie van Kunstgroep Alkuone naar de Wereldtentoonstelling in Shanghai. Samen met de edellieden van de Brusselse Ommegang, de dansers en muzikanten van Rondinella en de steltenlopers van Merchtem waren de Aalsterse vlaggenzwaaiers van Alkuone te gast voor de Brusselse dagen in het Belgisch paviljoen.

De 44 deelnemers brachten op het plein voor het paviljoen drie keer per dag een fragment van de bekende Brusselse Ommegang. 

Jaarlijks voeren meer dan 1400 figuranten op de Grote Markt van Brussel zo een historisch spektakel op dat teruggaat naar 1549 met het blijde intrede van Keizer Karel in de hoofdstad.

Voor de jongens en meisjes van Alkuone was het bezoek aan Shanghai een unieke ervaring. Niet alleen de prachtige, soms gedurfde paviljoenen op de Wereldtentoonstelling spraken tot de verbeelding, maar ook de kleurrijke drukte van de grootstad Shanghai kon hen bekoren.

Momenteel is Oscar Van Malder erevoorzitter van de kunstgroep.

In 2017 bestond de groep 60 jaar en Oscar Van Malder werd 90 !

Wie Aalst een beetje kent, kan het al raden : hoog tijd voor een nieuw bier, 'Den Oscar', genoemd naar de stichter van Alkuone (en dus niet naar de trainer van FC De Kampioenen).
 
Het Oscar-bier werd een lekker voorsmaakje op de festiviteiten. 
Het werd een zacht blond bier met een frisse, hoppige toets. Ideaal als aperitief, dessert, tussendoortje, ontbijt of slaapmutsje".

Tijdens de carnavalstoet van 2017 zagen we de vendeliers dat jaar trouwens ook al in actie. 
Niet als aparte groep maar als gasten bij ‘Lekken en Plekken’. 
De reden van dit gezamenlijk feestje was het 15 jarig bestaan van de carnavalsgroep, én ook het 60 jarig bestaan van de vendeliers, én de 90ste verjaardag van Oscar.
 

 "15 jaar LEP en 60 jaar Alkuone. We vieren feest met vlaggen en wimpels, dansen en zingen met veel gerommel op onze trommel" werd het thema en natuurlijk lieten ze hun kunsten ook daar zien alsof het niets was.

Het was trouwens zeker niet het eerste (noch het laatste) optreden van de groep tijdens carnaval. 
In 1978 mochten ze het publiek opwarmen ter gelegenheid van de 50ste stoet en in vroegere jaren was het zo dat zij steeds de stoet mochten openen met hun eigen act.


Op 3 december 2017 bezorgde de groep de stichter en erevoorzitter dé verrassing van zijn leven door met 90 vendeliers en trommelaars te verschijnen op het feest voor zijn 90ste verjaardag. 
Oscar beloofde toen om voor zijn 100e verjaardag zijn feest op de Heizel te geven zodat er genoeg plaats zou zijn voor 100 vendeliers!!

In september 2021 kwam er dan goed nieuws voor de vereniging. 
De droom van KSA Sint-Jozef Aalst en de Koninklijke Kunstgroep Alkuone werd realiteit want aan de Churchillsteenweg werden de nieuwe gezamenlijke lokalen geopend met ‘Churchill Fest’. Beide Aalsterse jeugdverenigingen waren reeds een tijdje op zoek naar een vaste stek, en aan die zoektocht kwam toen eindelijk een einde.


Burgemeester Christoph D’Haese kwam het gebouw plechtig openen. “Het is formidabel. Bijna dag op dag twee jaar geleden was ik hier ook te gast en werden de plannen voorgesteld. We hebben ons toe samen geschaard achter een bouwproject dat toen nog een verre droom was. Hier aan de Churchillsteenweg werd besloten dat een gezamenlijk gebouw voor de KSA en Alkuone de beste oplossing was”, zei de burgemeester. “Visie en goede wil kan bergen verzetten, dat is bij deze bewezen. Dit lokaal is veel meer dan beton en stenen. Het is een symbool voor de toekomst waar jullie samen de schouders zullen onder zetten.”

Alkuone telt momenteel 175 actieve leden, bezocht reeds 34 verschillende landen en bezit zo’n 1185 vlaggen. 

Op 27 oktober 2023 kwam het droevige nieuws : 'Aalst neemt afscheid van ereburger Oscar Van Malder

Met Oscar Van Malder verliest de stad haar laatste nog levende ereburger”, zegt burgemeester Christoph D’Haese . “Het was een man die Aalst op de internationale kaart plaatste met een unieke en historische kunstdiscipline. Onze gedachten gaan naar de familie en naasten van Oscar Van Malder en naar alle (oud-)leden van Alkuone. Ik ben er zeker van dat Oscars passie nog jaren zal verder leven in hun prachtige spektakels.




Bronnen

hoogwerpers.be
HLN 12/09/2021 – 14/09/2016 – 29/01/2017
foto Oscar bier : Rutger Lievens (HLN)
Goeiedagradio.be
Het Nieuwsblad 08/10/2010
alkuone.be (info en filmpje)
filmpjes via Youtube 

donderdag 14 oktober 2021

ZEH Kanunnik Michaël Ghijs - Schola Cantorum Cantate Domino

Z.E.H.  Kanunnik Michaël Ghijs werd geboren te Gent op 8 oktober 1933 en overleed in Aalst op 21 februari 2008. 


Hij werd bekend doordat hij maar liefst 45 jaar lang koorleider was van de ‘Schola Cantorum Cantate Domino’ van het Sint-Maartensinstituut in Aalst.

Een ‘schola cantorum’ was in de middeleeuwen het pauselijke zangkoor in de Rooms-Katholieke Kerk.
Het eerste koor met deze naam werd vermoedelijk opgericht in het jaar 334 door Paus Silvester I. 
Na negen jaar kwam er een einde aan dit koor en werden de taken overgenomen door de cantor. Pas in 590 werd de Schola heropgericht. 
Paus Gregorius I koos jongens en mannen met de beste stemmen uit voor zijn koor. Ook dit koor bestond negen jaar.

De zangcultuur in Rome sprak al gauw ook elders tot de verbeelding. Zo haalde keizer Karel de Grote wel eens een zanger uit Rome en door heel Europa werden sedertdien koren opgericht die vooral gregoriaanse muziek ten gehore brachten.

Van Rome naar Aalst nu.

Kort na zijn priesterwijding, op 23 mei 1959, werd Ghijs leerkracht godsdienst aan het Sint-Maarteninstituut (‘’t Klein College") te Aalst. Hij was een ietwat strenge maar toch heel graag geziene leraar en bleef dit doen tot aan zijn pensionering.


In 1960 stichtte hij een schoolkoor met leerlingen van het college, dat zou uitgroeien tot het ondertussen wereldberoemde knapenkoor ‘Schola Cantorum Cantate Domino’. 

Onder zijn leiding groeide het koor uit tot één van de betere koren in Europa en draagt het bovendien bij aan een positief imago van Aalst.
Het koor gaf ondertussen al voorstellingen in vele Europese steden maar ook in de Verenigde Staten, Egypte, India en Rusland kent men onze Aalsterse zangtalenten.

Er werden doorheen de jaren verschillende producties gemaakt onder dirigenten zoals Claudio Abbado, Pierre Bartholomée en Philippe Herreweghe. 

Ghijs was met de Schola Cantorum Cantate Domino ook verscheidene malen te gast in het Vaticaan, waar ze steeds in audiëntie werden ontvangen door paus Johannes Paulus II.

Vanaf 23 oktober 1993 was Ghijs zondagsmedepastoor van de Heilig Hartparochie in Aalst en van 1993 tot 1999 was hij ook dirigent van de Schola Cantorum van de Sint-Baafskathedraal in Gent (een schola cantorum die werd opgericht in 1928). Tegenwoordig treden zij op als gemengd volwassenenkoor en staan ze onder leiding van Filip Martens.

Tijdens de periode 1994 tot en met 1997 mochten Z.E.H. Ghijs en het koor de titel ’Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen’ dragen, een titel die werd toegekend door de Vlaamse Regering.
Bovendien werd het koor ook nog gelauwerd als cultureel ambassadeur van Europa wegens zijn dagelijkse culturele missie.

Dé grote verdienste van Ghijs was immers dat hij gedurende 48 jaar onophoudelijk jongeren van uiteenlopende afkomst in contact heeft gebracht met klassieke muziek. 
Laten we trouwens ook niet vergeten dat hij hiervoor geen enkele financiële vergoeding ontving.

Vele van zijn zangers bouwden na hun tienerjaren ook een professionele carrière uit in de wereld van de muziek.
Om er eentje te noemen : toen Jan De Wilde daar school liep, maakte ook hij deel uit van het koor (dat toen wel nog niet Cantate Domino heette).

Voor zijn verdiensten ontving Ghijs in 2002 van de bisschop van Gent de eretitel ‘Kanunnik van de Sint-Baafskathedraal’. 

Op 26 januari 2004 besliste de gemeenteraad hem ook het ereburgerschap van Aalst toe te kennen wegens zijn talrijke verdiensten. Dat dit wel degelijk een grote eer is, mag duidelijk blijken uit zijn mede-ereburgers Dirk Martens, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Louis Paul Boon, en ga zo maar door …

In 2005 ontving hij de onderscheiding van Commandeur in de Leopoldsorde. 


Michaël Ghijs was tevens erelid van Rotary Club Aalst NO.

Op de avond van 21 februari 2008 verliest hij op 74-jarige leeftijd het oneerlijke gevecht tegen kanker. 
Hij overlijdt nog vrij plots in het O.L.Vrouwziekenhuis te Aalst en de verslagenheid in en rond onze streek is enorm. Eén van onze geliefde stadsgenoten was niet meer …

Op 1 maart 2008 vond in een bomvolle Sint-Martinuskerk zijn begrafenis plaats, omkaderd door het ingetogen koorgezang… voor de laatste keer … van “zijn jongens”. 

De eredienst werd voorgegaan door de bisschop van Gent Luc Van Looy. Onder de priesters die de viering mee celebreerden was ook de broer van de overledene, Jozef Ghijs. Onder de prominente aanwezigen bevond zich onder andere de pauselijke nuntius in België.
Ook het koninklijk huis was vertegenwoordigd en dit door de kabinetschef van de koning, Jacques Van Ypersele de Strihou. 

Begraafplaats : Aalst-Centrum
Rij 19 rechts - grafnummer 47

De dood van Michaël wou niet zeggen dat het koor er ook mee ophield. 


Neen, enkele maanden na zijn dood wordt de leiding van het koor toevertrouwd aan de jonge David De Geest.

David mocht het koor dirigeren in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Bulgarije, Portugal, Mexico, Italië, het Vaticaan (audiëntie paus emeritus Benedictus XVI), Japan en Zuid-Korea. 

In België dirigeerde hij in BOZAR in het kader van europalia.china, en ook hij mocht meermaals voor de Koninklijke Familie optreden. 
Dat gebeurde onder andere in de Brusselse Kathedraal naar aanleiding van het 20-jarig overlijden van koning Boudewijn, en in het Koninklijk Kasteel van Ciergnon ter gelegenheid van de doopplechtigheid van prinses Eléonore. Ook de Eerste Communieviering van prinses Laetitia werd opgeluisterd door onze Aalsterse zangers.

Op 23 februari 2015 diende De Geest zijn ontslag. Hij stond gedurende 7 jaar aan de leiding van het koor.

David werd opgevolgd door Andries De Winter (°Dendermonde, 1978).

Andries werd op 10-jarige leeftijd lid van Cantate Domino waar hij de liefde voor koorzang, net zoals zo vele anderen, meekreeg van toenmalig dirigent en inspirator Kanunnik Michaël Ghijs. 
Hij leerde het religieuze en profane repertoire kennen van componisten uit alle tijdperken van de klassieke muziek en aan de academies van Denderhoutem, Meerbeke en Ninove volgde hij onder meer notenleer, trompet, piano, muziekgeschiedenis en algemene muziektheorie.

In 2000 behaalde hij het diploma van licentiaat in de Godsdienstwetenschappen aan de KULeuven. Tijdens zijn studies legde hij zich bij het vocaal ensemble Thamyris, o.l.v. Stratton Bull, toe op de studie van renaissance koormuziek waardoor zijn interesse voor oude muziek nog groter werd.

In september 2000 ging hij op zijn oude school aan de slag als godsdienstleraar, eerst in het TSO en nadien ook in het ASO.

Als oud-zanger van Cantate Domino en leraar aan het college bleef hij lange tijd actief bij het begeleiden van repetities en het ondersteunen van het koor waar nodig.
In januari 2011 werd hij dirigent van het Ninoofse amateurgezelschap Fenikskoor en samen met deze enthousiaste groep werden tal van concerten en projecten op poten gezet, met meer dan bevredigend resultaat.

Sinds het voorjaar van 2015 dirigeert hij Cantate Domino.

Gesteund door de zangers, oud-zangers en de hele structuur rond het koor, gaat hij terug naar de kern van het samen zingen, volledig in de geest van de stichter-bezieler Kanunnik Michaël Ghijs. De interesse voor koorzang, religieuze muziek en het plezier dat er aan te beleven valt doorgeven aan nieuwe generaties jongeren, blijft immers de hoofdbekommernis van Cantate Domino.

In 2020, ter gelegenheid van het 60 jarig bestaan van ‘Cantate Domino’ werd tijdens de carnavalsstoet hulde gebracht door de groep ‘Eirg’, iets wat ze trouwens met verve en overtuiging deden. 


800 knapen, 1.800 concerten, 45 landen … ode aan hen die onze stad zeker op de wereldkaart hebben gezet!


De voorbije zestig jaar brachten ze inderdaad meer dan 1.800 concerten in minstens 45 landen. De verjaardag van het koor werd gevierd met een groots jubelconcert op 3 mei. Het koor telt momenteel een 40-tal leden.

Naar jaarlijkse gewoonte luistert Cantate Domino nog steeds een mis op ter nagedachtenis van stichter Kanunnik Z.E.H. Michaël Ghijs 

Hier nog een afbeelding van de betreurde dirigent, zoals hij te zien was tijdens de stoet van 2020. 





Bronnen

cantadedomino.com
De Standaard 03/03/2008
persregiodender.be 14/05/2018
eigen info (SMI-TIS)

Isidoor Bauwens - Bauwensplein - Fabrieksplein - Botanikken Hof

Het Bauwensplein, op een steenworp van het station, is bij de Aalstenaars beter bekend als ‘den Bottanikken hof’.

Deze oude benaming dateert nog uit 1866 toen de stad hier een plantsoen aanlegde ter verfraaiing van de stationsomgeving. Het plein bleef, de benaming ook, hoewel er ondertussen al een Fabrieksplein was en een Bauwensplein is. Vergelijk een beetje met de fabrieken van Tereos die tot het einde der tijden 'den Amylum' zullen blijven genoemd worden. 


Isidoor Jozef Bauwens (°9/3/1855 - +9/10/1918) was op en top een geboren en getogen Aalstenaar en bovendien een erg veelzijdig man (zoals de meeste stadsgenoten zeker …)


Hij was de jongere broer van de Evarist (de ‘Vlaamse Jezuïet’) en van Gustaaf Bauwens en liep school aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna ging hij aan de Katholieke Universiteit Leuven studeren. 
Tijdens zijn studententijd was hij secretaris van het Taal- en Letterlievend Studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. 

Na schitterende studies en zijn promotie tot ‘doctor in de geneeskunde’ (Leuven, 1880) vestigde hij zich als arts in Aalst en kreeg al heel snel heel wat naambekendheid. 
Al heel snel stond hij heel hoog aangeschreven en had hij een uitgebreide praktijk.  De dokter bezocht zijn patiënten met paard en koets, steeds piekfijn uitgedost, en stond bekend om zijn uitstekende kennis. 

Hij werkte mee aan wetenschappelijke congressen en schreef verschillende erkende studies. Daar schreef hij bijvoorbeeld werken met de ronkende titels ‘Beschrijving van rouwplechtigheden bij de meeste volkeren’ (1888), ‘De lijkbehandeling bij de Christene volken’ (1892) en ‘Het alcoholisme’ (1900)

Hij was voorzitter of lid van praktisch alle verenigingen in het Aalsterse die begaan waren met kunst, toneel of om het even welke andere vorm van ‘cultuur’. 
In 1902 werd hij de eerste voorzitter van de 'Oost-Vlaamse oud-hoogstudentenbond' én de eerste van de 'katholieke Vlaamse oud-hoogstudentenbonden' die later in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging nog een belangrijke rol zouden spelen. 

Isidoor huwde met Maria De Cock.  

Hij werd ook politiek actief en was gedurende een aantal jaren gemeenteraadslid en schepen van onderwijs in Aalst. Uit die periode onthouden we vooral een opmerkelijke redevoering van hem waarin hij pleitte voor "gezonde en gemakkelijke straten, onderaardse goten, het kasseien der straten en voetpaden…" … iets wat tegenwoordig nog steeds brandend actueel is eigenlijk …

Tevens was hij literator en schreef voornamelijk toneelstukken, waaronder ‘Hertog Filips’ (een blijspel uit 1894), ‘Twee tijgerinnen’ (een treurspel uit 1897) en zijn meest gekende ‘Iwein van Aalst’ (historisch toneelstuk uit 1906).

Alsof dat nog niet genoeg was, was hij ook nog eens erevoorzitter van toneelgezelschap ‘Het Land van Riem’, luitenant-geneesheer van de brandweer van Aalst, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en dus ook nog voorzitter van het 'Oost-Vlaamse Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond'.

Hij schreef ook een "Nederlandsch Woordenboek en kunstwoordentolk der geneeskunde, heelkunde, artsenijibereidkunde en hulpwetenschappen, Meestal afleidend en vertalend, veelal verklarend en beschrijvend".
Althans, hij was er aan begonnen vol goede moed. 
Vijftigduizend (50 000 !) artikels werden voorzien en bij het begin van de oorlog in 1914 waren reeds 18 afleveringen verschenen. Dat stond gelijk met 864 pagina’s. 

De oorlog, ziekte en dood van Bauwens in 1918 maakten een einde aan dit groots opgezette project. Het haalde dus ‘maar’ de letter ‘D’ tot het woord ‘Didesmus’.

Hierbij een artikeltje naar aanleiding van zijn overlijden zoals het verscheen in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde. 


In Aalst werd het vroegere Fabrieksplaats naar hem vernoemd. 
De namen 'Fabriekstraat' en ‘Fabrieksplaats’ waren trouwens ontstaan door de toenmalige aanwezigheid van een tabaksfabriekje. 


De Fabrieksplaats lag, samen met de Vooruitgangstraat, op een vroeger eigendom van de familie Cumont-Declercq die in 1839 startte met een garentwijnderij in Aalst. De straat behoorde toe tot de aanleg van de stationswijk als verbinding van de vroegere Koophandelstraat en het vroegere Fabrieksplein.

Deze plaats werd door de stad aangekocht om er een openbaar plein en straat aan te leggen die zou uitlopen op het Stationsplein. 
Een eerste groenvoorziening werd voorzien in 1866, het plein werd geplaveid in 1870.

In 1914 werd een aanvraag gedaan tot het inrichten van een cinema in de gebouwen van de oude tabaksfabriek. 

In ‘Verscheurd Jeugdportret’ beschrijft onze Aalsterse schrijver L.P. Boon een hevige brand in de 'Cinema Botanique'. 
Hijzelf zou zich in de zaal bevonden hebben op het ogenblik van de brand. Echter, blijkbaar heeft zijn fantasie hier ook weer eventjes meegespeeld (zoals wel vaker gebeurde bij Louis) want er zijn geen duidelijke aanduidingen of getuigen te vinden van een mogelijke brand. 
Waarschijnlijk heeft het ergens anders wel degelijk gebrand, en heeft Louis dit geprojecteerd / geromantiseerd naar de bewuste cinema en zijn eigen leefwereld.

Het was op de Gemeenteraadszitting van 6 juni 1922 dat het voorstel geopperd werd om de Fabrieksplaats te herdopen naar de Isidoor Bauwensplaats. Tegelijkertijd werd ook voorgesteld om de Vooruitgangstraat in het vervolg de Gustaaf Papestraat te noemen.  De Vooruitgangstraat bleef de Vooruitgangstraat maar het was in 1927 dat de Fabrieksplaats wél officieel veranderd werd in het Bauwensplein. 

Het was in 1974 dat Oud schepen Gustaaf De Stobbeleer de aandacht vestigde op het bordje ‘Bauwensplein’. 

'Bauwens' ?
Eigenlijk een nietszeggende aanduiding omtrent de figuur naar wie het plein werd vernoemd. 
Terwijl andere straten en pleinen een volledige naam kregen (Dr. André Goffaertstraat, Dr. Karel De Moorstraat,…) moest deze dokter het doen met enkel de familienaam. 
De man verdiende beter, hoewel zijn naam enkel vrijwel nog de oudere Aalstenaars aansprak. 


In 2016 werd het pleintje volledig heraangelegd

Zowel het plein zelf als de rioleringen eronder waren meer dan dringend aan vernieuwing toe. 
Ook de Fabriekstraat en de Vooruitgangstraat werden toen volledig heraangelegd. 


In samenspraak met de buurt tekende de stad een ontwerp uit voor de heraanleg. Het ontwerp baseerde zich op de 19e -eeuwse visie van architect Jean-Pierre Cluysenaar, de man die trouwens ook instond voor de plannen van ons station. 

Het Bauwensplein lag eigenlijk op het snijpunt van 2 diagonaal lopende assen en dat bleef zo, ook na de werken. 
Het snijpunt werd opnieuw het midden van het plein, het bloemenperkje dat zich er bevond verdween, en ditmaal werd het plein verfraaid met een fontein als blikvanger. 

Symmetrie werd dus het sleutelwoord van het ontwerp. 

Rekening houdend met de bijnaam 'den botanikken hof' werd er een ietwat aparte groenaanleg uitgevoerd met een prairietuin.
Rond het middengedeelte met fontein kwamen 4 groenzones. 
Deze liggen iets hoger dan het plein zelf zodat men ook kan zitten op de keermuur of op de zitbanken.

Een prairietuin is een verzameling van vaste planten, bloembollen en grassen zoals deze voorkomen in Noord-Amerika. 
Daarbij werd ook in elk van de vier groenvakken één Magnoliaboom aangeplant met rondom hagen.


Magnolia’s dragen officieel de Nederlandse naam ‘beverboom’. Dit komt omdat vroeger gedacht werd dat de magnolia het lievelingsvoedsel was van de bever. Soms wordt de Magnolia ook ‘tulpenboom’ genoemd omdat de bloemen van een aantal magnolia’s wel wat weg hebben van het bekende bolgewas.

Enkele kenmerken van een prairietuin zijn dat hij het hele jaar door kleurrijk blijft, en waarbij de kleuren variëren met de seizoenen. Een dergelijke tuin is een ideale verblijfplaats voor bijen, vlinders en andere insecten en is bovendien onderhoudsarm. 
Enkel in maart dient er één maal gemaaid te worden, voor het overige is er nauwelijks onderhoud nodig.

“De aanleg van een prairietuin vergt héél specifieke groenkennis” zei toenmalig schepen Ann Van de Steen . “Daarom schakelen we een gespecialiseerde firma in voor het ontwerp en de aanleg van deze prairietuin. De vermoedelijke kostprijs wordt geraamd op 10.200 euro, exclusief hagen en bomen. Dit is duurder dan een klassieke groenzone met lage beplanting, maar deze meerkost wordt grotendeels gecompenseerd door het beperkte onderhoud dat de tuin vraagt.”


Ook voor de minder mobielen en voor kinderwagens werd het plein vlot toegankelijk. Om het plein meer ruimte te geven werd de verkeerslus errond doorgeknipt. 
De Cumontstraat, de Fabriekstraat en de Veldstraat werden éénrichtingsstraten waardoor er minder doorgaand verkeer en 'parkeerzoekverkeer' kwam in de buurt. Het aantal parkeerplaatsen bleef wel behouden, maar ze werden anders ingeplant.

Het plein zag er in elk geval na deze opfrisbeurt heel wat gezelliger uit. 

Jammer genoeg is de liefde voor de eigen stad niet bij iedereen even groot en laat men toch zomaar afval achter.
In april 2021 bijvoorbeeld - in het midden van de coronacrisis - deden het Statieplein en het Bauwensplein dienst als openbaar terras, en werd heel wat vuil achtergelaten. Het ging hier niet over één achtergelaten blikje, maar wel over zakken vol. 
Op het Esplanadeplein werd in diezelfde periode trouwens een hele zetel (!) achtergelaten (misschien omdat dat in dat jaar met carnaval niet kon).

In elk geval, als jullie nog eens aan 'den Botanikken Hof' voorbijkomen, denk dan eens aan Dokter Isidoor Bauwens, een groot man die het moet stellen met het naamplaatje 'Bauwens' ...



Bronnen

Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 18/01/1919
Aalst Nieuws 03/04/2016
HLN 03/03/2016
persregiodender.be 07/03/2016 – 09/12/2013
De Volksstem 08/06/1922
De Gazet van Aalst 16/11/1974
De Voorpost 15/11/1974
Foto 1975 Vlaamse Gemeenschap file 245798
Foto 2016 Goeiedag 30/03/2016
Postkaart Fabrieksplaats via MadeInAalst

vrijdag 1 oktober 2021

Prinsjen van Oilsjt : 2022 : Yvan De Boitselier

Het werd bij de beschrijving van vorig jaar al aangehaald, Aalst kende het jammere unicum voor de geschiedenis dat er geen prinsenverkiezing was voor 2021, en dat een prins een 'herkansing' kreeg om toch zijn jaar op een positieve manier te kunnen beleven.

21/09/2021 … een bevrijdende dag voor de Aalsterse carnavalswereld.
Nadat eerder al de carnavalswerkhallen werden opengesteld werd nu ook bekend gemaakt dat het stadsbestuur de inschrijvingsperiode voor de prinsenverkiezing van Aalst carnaval geopend heeft.

Het werd echter opnieuw een domper ... 

Gezien het virus ons bleef beheersen en er in de eerste helft van het jaar nog geen sprake was van horeca, eetfestijnen of andere groepsactiviteiten, én gezien ook ook andere steden en gemeenten het feestje afgelasten, én er daarenboven ook negatieve klanken kwamen van op federaal vlak, zag men ook een officiële organisatie van carnaval 2022 in het water vallen.

De prinsenverkiezing werd in elk geval al geannuleerd en prinsj Yvan ’20 zou dus opnieuw een jaartje mogen breien aan zijn ambtstermijn. Op een jammere manier dus, maar het was niet anders ...

Opnieuw geen carnaval dus ...?!?

Eigenlijk dus niet, maar ... Aalst zou Aalst niet zijn, mochten er geen oplossingen gezocht (en gevonden) worden. 

“De keuze om de stoet af te gelasten werd al een tijdje geleden gemaakt, maar er is nog steeds individuele vrijheid om er zelf iets van te maken", vertelde de burgemeester. "Er is ook een winterfoor en het is vakantieperiode. De stoet is afgeschaft, maar de horeca blijft open en er is ook geen verkleedverbod, dus we mogen en kunnen de mensen wel iets gunnen. De horeca komt uit een lastige periode, als zij op een authentieke en veilige manier iets willen organiseren, waarom niet. Zolang het maar kan en past binnen de veiligheidsvoorschriften."

Deze verklaring kwam er nadat enkele creatievelingen hadden opgeroepen tot een ‘kaffeekeskarnaval’.
Het waren Willy Berghman en Petra Verleysen die via de Facebookgroep ‘Wie goot er nor carnaval’ opriepen om het feestje toch te laten doorgaan, en de maar liefst 6000 leden van de groep zorgden ervoor dat heel wat horecazaken geïnteresseerd waren om mee te doen aan deze organisatie. 

Het stadsbestuur ging in overleg met de horeca-uitbaters en securitydiensten om het allemaal ‘binnen de lijntjes’ te proberen houden.. 
Alles diende uiteraard wel veilig te verlopen, en dus werden extra politieagenten ingezet die erop toe dienden te zien dat er niet te veel volk samengepropt in de cafés zat. 
“We willen de uitbaters en de feestvierders vrijheid geven, maar we moeten een evenwicht vinden tussen gezondheid, economie en veiligheid", aldus de burgervader.

En zo geschiedde ... Aalst kende een fantastische editie van het volksfeest en er werden geen abnormale incidenten vastgesteld. 
Dat het ‘speciaal’ werd, is wel het minste wat kan gezegd worden. 

Geen pompiers, geen elektronisch versterkte muziek en geen terrassen, maar er kwam wel een ‘kaffeikeskarnavalskoort’, een kaart waarop de drukte in de deelnemende café’s ‘in realtime’ kon opgevolgd worden (hoewel de ‘in real time’ soms wel wat haperde).
Er kwam een ‘kaffeikesprinsj’, ‘prinsj Sjalen’, die samen met de officiële prins ‘Yvan’ enkele honneurs waarnam. 

Yvan opende – in afwezigheid van de officiële instanties – zelf de Winterfoor en bezocht, samen met zijn entourage, het kerkhof waar ode werd gebracht aan de overleden karnavalisten. 

De reglementeringen werden ‘last minute’ toch nog versoepeld, waardoor een ‘raamverkoop’ wel mogelijk werd. Verder werd door de stad sanitair voorzien en werd de carnavalisten toegestaan het terras van hun geliefde ‘kaffeiken’ te bezoeken. Weliswaar werden de terrassen voorzien van witte stippen en strepen ... Binnen de lijntjes waren glazen toegestaan, erbuiten niet.

Hoewel de stad niets ‘organiseerde’, zorgde men toch voor de veiligheid van de deelnemers (sanitair, rode kruis, aanwezigheid politie, ...). 
Ook de winkeliers dachten aan hun veiligheid en timmerden meteen de etallagevensters dicht ... net zoals bij een ‘gewone’ karnaval dus. 

De Voil Janetten stapten een alternatieve stoet (‘op den boigank’ want er werden geen straten afgesloten), er werden maar liefst twee alternatieve ajuinworpen georganiseerd (eentje op de Grote Markt en eentje in de August Marcelstraat), en zelfs voor de popverbranding werd een oplossing gevonden door in beperkte kring een pop van de Zwisjelmoizen in brand gestoken werd. Dit was trouwens ook in 2021 al het geval. 
Een kopie van deze pop maakte, onder begeleiding van doedelzakmuziek en duizenden aanwezigen, dan nog een toertje rond de Grote Markt. Hendrik Daelman mocht zijn ‘Oilsjt goi stad van men droeimen’ kwelen vanop het balkon ... naast het stadhuis en zorgde daarmee voor een schitterende en waardige afsluiter van karnaval 2022.

Het werd allemaal, ondanks de regelgeving, oogluikend toegelaten ...
Dank dus zeker aan de burgemeester, die zich ook in een moeilijke positie bevond om alles toch ‘iet of wat’ volgens de regels te laten verlopen. 

Ook een grote dank aan Yvan, die met enkele akties en uitspraken de lont een beetje in (en ook uit!) het kruitvat trok en alles toch wat in een stroomversnelling bracht. Een beetje anarchie mag en moet …

En dank aan Yordi (kandidaat ’21 én ’22), om samen met Yvan mee te vieren ... Het mag duidelijk zijn dat hij een waardig kandidaat is voor volgend jaar !

En dank ook aan ... prinsj Sjalen.    

Want ja, da's ook weer typisch Aalst. 
Gezien er geen prinsenverkiezing was, werd in beperkte kring een 'kaffeikesprinsj' gekozen, die zou 'regeren' tijdens deze speciale editie van het volksfeest.  Yordi nam ook dit heel sportief op, tekende zelfs een affiche waarin hij verklaarde dat 'Sjalen' d''ieste kees' was ... wat dan weer de aanleiding was tot het prinsenkostuum van de nieuwe prins : een kostuum in de vorm van ... kaas (ieste 'kees' ...)

En hij kweet zich van zijn taak met verve ... Misschien ook een kandidaat om één van de komende jaren mee te dingen naar de 'echte' prinsentitel van onze stad? 

Het werd dus een karnaval om in het vet in de geschiedenisboeken te schrijven. 

2022 ... het jaar van het minicarnaval waar meer dan 25 000 bezoekers op af kwamen, 
2022 ... het jaar van een carnaval ‘uit de oude doos’ die duidelijk in de smaak viel bij jong en oud. 
2022 ... het jaar dat de carnavalisten het volksfeest zélf in handen hebben genomen

2022 ... ‘gralek plezant’ en onevenaarbaar!

 
--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---
 
Bronnen :
 
TV Oost 14/07/2021
Facebookpagina Yordi Ringoir
City Music – Ajoin Music interview 15/01/2019
Interview Pascal Maesschalck voor DRA TV
hbvl.be
Foto affiche Het Laatste Nieuws / lds /