Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

donderdag 16 april 2020

Yvonne Wauters - Roosje Heikant

Yvonne Wauters was reeds in haar jonge jaren te zien in Tienerklanken en onder het pseudoniem Roosje Heikant nam ze een plaat op bij Decca. 
Zij is geboren te Aalst op 12 december 1952 en overleed onverwachts op 16 maart 2015.


Op de hoes van haar singletje 'De Drinkebroer', dat uitkwam eind jaren '60 staat een jonge, knappe, maar een misschien toch een beetje droevig kijkende Yvonne. 
Droevig kijken moest ze echter zeker niet doen, want 'De Drinkebroer' haalde in november 1968 zelfs plaats 3 in de hitparade. 
Nummer 1 was toen 'My little lady' van The Tremeloes. Nummer 2 was 'Les bicyclettes de Belzise' van Engelbert Humperdinck. Net achter haar vonden we Heintje met 'Heidschi Bumbeidschi' en De Domino's met 'Michaela'. 

In de Gazet van Aalst vinden we die dag terug  'Wat gaan we nu meemaken? Zal (ons) Roosje nu meteen de groten komen bedreigen met haar liedje? Het is best mogelijk. Te meer omdat zij kan rekenen op de steun van de plaatselijke fans. En die zijn er met trosjes …"


Verder kunnen we lezen dat 'elke rechtgeaarde Aalstenaar in dit meisje onze 16-jarige Yvonne Wauters herkende … in onvervalste stijl, die ook de Zangeres zonder Naam aankleeft, weet dit debutantje ons van meet af aan te overtuigen. Het is helemaal geen verwijt dat zij het in 'smartlappen' zoekt. Ge moet het maar kunnen ... En zij kan het!'

Op de B-kant van het plaatje stond ‘Kleine Peter’. Een lied dat al eerder werd uitgebracht (1962) en dat later ook terecht kwam op de lp 'Vergeten Pareltjes, volume 7' en uitkwam in 2003 bij Silver Star. Zij mag daar pronken met haar lied naast onder andere Bobbejaan Schoepen, Bob Scholte, Jef Burm, Lily Castel en Marcel Hellemans … om er maar enkele te noemen.


In een interview over haar zangcarrière in het Laatste Nieuws vertelde ze in 2012 het volgende:

"Indertijd bood platenmaatschappij Decca mij op 18-jarige leeftijd een platencontract aan. Samen met mij hadden ook Samantha, Liliane St-Pierre, Ann Christy en Rita De Neve een platencontract gekregen. 
Die platenmaatschappij had mijn artiestennaam gekozen, 'Roosje Heikant' werd het. Ik was al gelukkig dat ik mocht zingen, dat is nu eenmaal wat ik doodgraag doe", aldus Yvonne, die tijdens dat interview The French Song van Lucille Star haar lievelingsnummer noemde.


In tegenstelling tot haar generatiegenoten bij platenmaatschappij Decca had zij niet de grote carrière.

Als Roosje Heikant had ze een contract van vijf jaar, maar ze moest vroegtijdig stoppen met een professionele zangcarrière. Haar toenmalige lief en latere man was jaloers, en dat betekende meteen het einde van de ‘carrière’. Maar ze is wel  altijd blijven zingen. De liedjes van Lucille Starr en Petula Clarck, uit de jaren 50 en 60: dat waren háár liedjes.


Yvonne groeide uit tot een bekende volkszangeres in Aalst. Het maakte haar totaal niet uit wie haar publiek was of waar ze optrad, als ze maar kon zingen. Ze was dan ook een zeer graag geziene gast in onder meer buurthuis De Brug, maar eigenlijk overal in Aalst stond ze tijdens de weekends wel ergens nog op een podium. 
Zelfs wanneer een buurtvereniging haar vroeg om op te treden tijdens een barbecue voor dertig mensen, dan stond Yvonne daar omdat ze dat graag deed.


Ze was steeds recht voor de raap, en kwam in opstand als er iets verkeerd liep in de sociale appartementsblok aan Ten Rozen waar ze woonde.


Zo klaagde ze in juli 2014 het feit aan dat de omgeving van de woonblokken er vies, vuil en vooral gevaarlijk bijlag tijdens de werken. De bewoners, waaronder dus ook Yvonne, zegden te snappen dat je geen werken kan uitvoeren zonder er iet of wat last van te hebben. "De werken moeten gebeuren, daar staan we allemaal achter. Maar ik ben bijvoorbeeld niet zo goed meer te been en voor mij is het echt een probleem om tussen de plassen heen naar de auto te stappen. Ik heb echt schrik om te vallen", vertelde Yvonne Wauters toen aan de pers. 
Door de werken moesten alle wagens immers een eind verderop geparkeerd worden en dat veroorzaakte natuurlijk problemen.
Opstandig langs de ene kant dus, maar als ze je graag had, dan ging ze zeker voor je door een vuur.


Haar kinderen erfden haar muzikale genen. Zoon Dirk Van de Velde - in het carnavals milieu beter bekend als 'De Foef' - schopte het tot prins carnaval in 1997 en is, net als zijn moeder toen, een drukbezet artiest. 
Dirk is een graag geziene zanger, ook bij de porteplum boys, en stelde zich in 2015 in eerste instantie opnieuw kandidaat voor het prinsschap van de stad. Hij trok zich toen terug, maar schreef zich samen met zijn broer Kris wel in voor 'The voice van Vlaanderen'. Ze deden samen hun auditie en jurylid Jos Van Oosterwijck was enthousiast. Toch zou dit avontuur niet uitdraaien op een overwinning.
Dirk blijft wel heel populair en slaagde er zelfs in om tijdens de 'corona Lock down' van 2020 elke dag een concert te brengen vanuit zijn veranda … elke dag opnieuw ongeveer een uur …

Op 16 maart 2015 kwam het droevige nieuws dat de Aalsterse volkszangeres op 62-jarige leeftijd plots overleden was. Ze werd in haar appartement gevonden door haar zoon nadat ze het weekend ervoor zou geklaagd hebben over hartklachten.. Ze had inspuitingen gekregen en maandagochtend was er een controlebezoek gepland. Zoon Kris ging langs bij zijn moeder maar ze deed niet meer open.

Dat ze Muziek hoog in het vaandel droeg, was ook duidelijk aanwezig op haar bidprentje waar boven haar naam en artiestennaam ook een micro afgebeeld stond.  
Hierbij - als afsluiter - nog even haar grootste hit 'De Drinkebroer' 


Bronnen :

De Gazet van Aalst 9/11/1968
muziekarchief.be
discogs.com
HLN 2012 18/5/2015
YouTube 'Ton K' 

Duivekeetstraat

Op het Meuleschetteveld (meer info over de Meuleschettewijk HIER) stond vroeger de ‘Hoeve ter Meuleschetten’, ook ‘de Duyve Keete’ genoemd. In 1671 behoorde ze toen aan ‘mijnheere van Maasdam’ dus aan een du Bosch van het kasteel van Overhamme.
‘De Keete’ was het leen dat over 70 are eigen grond beschikte.

In de Middeleeuwen was het slechts uitzonderlijk toegelaten om duiven te houden. Het ‘duivenmelken’ behoorde dan ook tot de ‘heerlijke rechten’.
Duifhuizen trof men dus alleen aan op de goederen van de landheer en op de hofsteden van abdijen en kloosters.

Al vroeg werden hier dus duiven gehouden, men spreekt al over ‘het Duyfkensvelt’ in 1634, over ‘de Duyveceet’ in 1711 en over het ‘Duyfhuysvelt’ in 1751.
De Duyfkensveldwegel was in 1845 een kruiwagenweg van 1 meter breed en 325 meter lang.

De ‘duyvenkeet’ werd een ‘landmark’ en werd gebruikt om gemakkelijker aan t duiden waar iets zich bevond. Zo vinden we in april 1847 bijvoorbeeld “een land te koop, gelegen te Aelst-Schaerbeke, omtrent de Duyvenkeet …
In 1896 sprak men dan al over ‘de Duivekeetstraat’ hoewel het nog tot 1932 zou duren vooralleer de naamgeving officieel werd.
In die periode werden de duiven vaak ondergebracht in gemetselde gebouwtjes zoals bijvoorbeeld in de ‘Duivenhoeve’ te Koksijde. Zo telde de achthoekige duiventoren van Lo (1710) maar liefst 1132 hokjes.

Op andere plaatsen werd een toren van de omwalling ingericht als duiventoren : zo bijvoorbeeld 'de Vleet' in Hummelgem (Steenokkerzeel) en 'de Zeventorentjes' te Assebroek.

De romaanse duiventorentjes waren rond, de gotische vierkant en de latere exemplaren waren zes-of achthoekig. Soms waren ze gebouwd boven de monumentale inrijpoorten van de Hofstede zoals in het ‘Hof te Wakkere’ te Hofstade bij Aalst (verdwenen in 1955).


Een dergelijjke toren was meestal een symbool van supperioriteit. Er was dan ook een stoffelijk voordeel aan verbonden. Er was immers een regeling bepaald in de pachtakte waardoor de Heer en de pachter ieder de helft van de jonge duiven kreeg. Daarvoor moest de pachter ze in de winter wel blijven voeden. ‘s Zomers zochten de duiven zelf hun kost in de omliggende velden, wat natuurlijk niet echt in de smaak viel van de omringende boeren die een deel van hun zaaisel verloren zagen gaan.
De mest werd door de pachter gebruikt in de tuin en op het veld, vooral op het vlasland.

Na de troebelen van de zestiende eeuw ging het voorrecht te loor, en het houden van duiven (wat dan mogelijk was voor iedereen) werd een echte plaag. Daarom verschenen in de zeventiende en achttiende eeuw ordonnanties die “verboden dat niemant duyvencoten oft velteladden en houde” indien hij niet beschikte over minstens 9 bunder land (dit is meer dan 10 hectare).  Het houden van duiven werd dus opnieuw een monopolie voor de grootgrondbezitters.

De duiveketen waren iets minder monumentaal dan de middeleeuwse duiventorens. Een vierkant hok in timmerwerk met lemen wanden en een strodak, staande op de grond of op vier houten pijlers. 

Een dergelijk gebouwtje moet te midden van de ‘Duyvekeet van Meuleschette’ hebben gestaan, en ook het ‘Hof te Raffelghem’ bezat een duyvekeet in 1765.

In het begin van de 20ste eeuw was de huidige Duivekeetstraat een blinde steeg die eindigde bij een haag. Daarachter lag een sompige weide waar de Siesegembeek doorliep. Het voorste deel van de weg was toen net breed genoeg om een kar door te laten, het laatste deel was nog steeds een voetweg.
In dit straatje stonden enkele huisjes.
Voor de tweede wereldoorlog werd begonnen met het moderniseren van deze wijk.

De Duivekeetstraat kreeg zijn naam officieel in 1932. De 17de-eeuwse herberg 'de Duyve Keete' was de inspiratiebron voor de naamgeving, die dus eigenlijk teruggaat naar de originele 'keete'. 

In 1938 werd beslist om een Duivekeetwijk aan te leggen, ondermeer door de uitbouw van een nieuw plantsoen en nieuwe straten richting Gentsestraat en Koolstraat die werden ontworpen door architect L. Breydel. Dat was trouwens de man die gedurende de eerste wereldoorlog ook al het plan voor het grote stadspark had getekend. 
De oorlog stak hier echter een stokje voor en het was pas na de tragische meidagen van 1940 dat het puin van de zwaar geteisterde Molenstraat naar het huidige Astridpark werd overgebracht om er de moerassige bodem te verharden en dan men definitief kon aanvangen met de aanleg van 'het nieuw kwartier'.

Deze nieuwe wijk gelegen tussen de Gentsestraat, Gentse steenweg, Schoolstraat en Koolstraat bezat een uitgestrektheid van ongeveer 8,5 ha. 
Het verkeer zou vergemakkelijkt worden en het nieuwe parkje zou een open ruimte creëren, wat voor de talrijke buurtbewoners een verademing zou zijn. Meteen werd ook komaf gemaakt met een aantal krotwoningen in de buurt die bij aanhoudende regens steeds onder water liepen door de overstromende Siesegembeek.

De Duivekeetstraat is tot op vandaag nog steeds gekend omwille van de aanwezigheid van het ‘klein parksken’ dat men vroeger wel eens ‘het Klein Parkje der Duivekeetstraat’ of ‘het Duivekeetpark’ noemde.
Meer over dit parkje is HIER terug te vinden.

Het kaarthuisje in het park werd pas in mei 1948 opgericht door aannemer Keppens uit Lede voor de prijs van 89.543 franken.
Meer over de kaartershuisjes in Aalst is HIER terug te vinden.

In 2019 werd onder de noemer ‘maximale vergroening van de stad en de binnenstad’ onderzocht of er in de Vrijheidstraat en Duivekeetstraat in Aalst boomvakken kunnen worden aangelegd. Onderzoek van het terrein en de ondergrond (ligging van nutsleidingen) wees uit dat er in de Vrijheidstraat twee boomvakken en in de Duivekeetstraat vijf boomvakken kunnen worden aangebracht. Dit zou zorgen voor meer en permanente vergroening van deze straten, en dit zonder (of met minimaal) verlies van parkeermogelijkheden.

Onrechtstreeks heeft de Duivekeetstraat ook gezorgd voor de legende en ‘het lieken’ van Mie Sigaret.
Heel onrechtstreeks eigenlijk, maar wel de moeite om het eens te lezen.

Het gezin De Coster-Van Impe uit Mere kwam naar Aalst wonen in 1901.
De man kwam kort daarop in een klooster van Mere terecht.
Victorine Van Impe en haar 28-jarige dochter Delfine bleven in Aalst, gedomicilieerd in de Duivekeetstraat, maar ze belandden in een huisje van de Ingang Borreman aan het Windmolenstraatje. 

Dochter Delfine leed enerzijds aan godsdienstwaanzin, maar anderzijds ‘kon ze drinken gelijk een Polak en roken gelijk een Turk’ waar dan ook haar bijnaam ‘Mie Sigaret’ van aan de oorprong lag.
Zonder middelen van bestaan (ze was eigenlijk kantwerkster) leefde zij ‘van ontucht’.

In januari 1904 gaf ‘Mie Sigaret’ haar moeder als vermist op. De buren in de Ingang Borreman kloegen van stank en op 5 mei werd in het keldertje van het arbeidershuisje het reeds maanden in ontbinding zijnde lichaam van de moeder gevonden.
Met een bot houwmes waren beide benen - die spoorloos bleken -afgehakt. Het kapmes werd bebloed teruggevonden bij een voddenkoopman aan wie 'Mie' het verkocht had.

Zij zelf werd uiteindelijk in Oostende teruggevonden, werd aangehouden en werd met de trein naar Aalst terug gevoerd.

Meer dan duizend nieuwsgierigen stonden aan het station. Ze werd in een politievoertuig naar de plaats van de misdaad gebracht, waar alweer een massa opgezweepte nieuwsgierigen bijeengestroomd was. Een maand later werd ze ontoerekeningsvatbaar bevonden en opgenomen in het krankzinnigengesticht van Bergen. Daar overleed ze op 20 april 1920. Ze zou eerder onaangedaan in de dievenkar gezeten hebben, en ze was zelfs opgekleed met haar hoed met pluimen, zoals het liedje duidelijk maakt.

            Sigaret zat in de koesj

            Mè ploimen op heer moesj
            Ze dei heer moejer doeid
            Z’hei ze mè e mes vermoeird
            Sigaret zat in de koesj
            Mè ploimen op heer moesj
            En de koesj reid voesj.


De Duivekeetstraat werd in de volksmond ook wel eens de ‘rue de pizjoon de kabardoesj’ genoemd, onder meer door haar 'ontuchtig' leven.

Eén van Aalsters bekendste (beruchtste?) frituren bevond zich op huisnummer 11.
In de jaren 1960-1970 was hier immers 'Frituur Arthur' gevestigd.
Men betaalde er 14 frank voor friet met 6 stukjes stoverij of een grote zure cornichon.

Nadien was daar ' De Vettigen Delper' gevestigd.
En ge zetj van Oilsjt als je in De Vettigen Delper volgende conversaties hebt meegemaakt :

Vraag  van een klant: 'Wildje de mayonnaise apoort doeng?'
Antwoord.: 'Nienek, azzek doormee moen beginnen!'

Vraag : ‘Ver moi e groeit pak me stoeveroi astemblief
Antwoord : ‘’k en em gien groeite pakken, da zen hier allemool dezelste

Die ene persoon die ooit naar een ‘veggieburger’ gevraagd heeft, hebben ze naar het schijnt trouwens nooit meer teruggevonden ... :-) 

Daarna kwam er nog de cafés Den JP en d’Uitvlucht, , maar die waren jammer genoeg geen lang leven beschoren.


Bronnen

De Gazet van Aalst 30/12/1972 - 6/1/1973 – 17/7/1947
De Denderbode 8/5/1904 – 19/6/1904 - 4/4/1847 – 26/7/1896
HLN 19/11/2019

woensdag 15 april 2020

Johannes Nepomucenus (ook Johannes van Nepomuk)

Johannes Nepomucenus (Tsjechisch: Jan Nepomucký), is geboren in 1348 in Pomuk-West-Bohemen, en stierf in Praag op 20 maart 1393).

Hij was een priester en martelaar en is een rooms-katholieke heilige.

Een beeld van de heilige Johannes van Nepomuk kan men vaak terugvinden op of naast een brug.
In België vinden we hem onder andere terug in Brugge, Kortrijk en Malmedy en in Aalst staat hij aan de Houtmarkt.  


Vaak wordt hij afgebeeld met één hand op de mond (symbool van het biechtgeheim), in de andere hand draagt hij een kruis of palmtak (die duiden op een marteldood).

De krans rond zijn hoofd draagt vijf sterren die duiden op de vijf letters van de uitspraak ‘tacui’ (Latijns voor "Ik heb gezwegen").

Hieronder volgt een verklaring van deze symbolen en van het feit waarom nu net deze heilige aan de bruggen geplaatst wordt.

Op vele bruggen stonden vroeger kapelletjes of nissen met een beeldje van de heilige aan wie de brug was gewijd. Deze heilige moest waken over de veiligheid van de schippers, en moest de brug ook behoeden voor eventuele instortingen.

De beeldjes of de kapelletjes hadden, naast dit religieuze, ook vaak een praktisch doel.

In veel gevallen duidden zij immers de plaats aan waar de veilige vaargeul onder de brug liep zodat de schippers zich niet vast konden varen.
De buurtbewoners zorgden ook voor kaarsen die 's avonds in de nis werden ontstoken, waardoor het ook dan voor de schippers veilig was om door te varen.

En natuurlijk … waar geloof was, was er ook volksgeloof, dé bron bij uitstek van verschillende sages en legendes.
Er zouden zich onder bruggen heksen en allerlei boze geesten verschuilen, en dat werd dan ook vaak de aanleiding om een beeld van de brugheilige op of bij de brug te plaatsen als afweermiddel voor ‘het kwade’.

De heilige Johannes van Nepomuk is de belangrijkste brugheilige in katholiek West en Midden Europa.
De feestdag van deze heilige, de patroon van de biechtvaders, valt op 16 mei.

Naast het feit dat hij aanroepen wordt als patroonheilige van de biechtvaders, vraagt men hem ook om bijstand bij grote droogte, bij laster of valse aanklacht.

Waarom deze ítems zo belangrijk zijn, komen jullie nu te weten …

De H. Joannes had nauwelijks het levenslicht gezien toen hij reeds een hoogst gevaarlijke ziekte bleek te hebben. Zijn ouders namen toen hun toevlucht tot Maria, en hij werd door haar krachten  van de dood bespaard. Het gevolg hiervan was dat de kleine Joannes uit dankbaarheid een grote vereerder werd van de H. Maagd en zich ook ten dienste wou gaan stellen voor de bevolking.

De ouders van Nepomuk moeten ook redelijk welvarend geweest zijn, want Johannes kon studeren aan het plaatselijke klooster, later in Praag en nog later zelfs aan de universiteit van Padua.

In 1380 werd hij pastoor van de Sint-Gallusparochie in Praag.

Zijn leven als bescheiden en diepgelovig mens trok de aandacht van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en hij werd al snel aangesteld als predikant van de Tynkerk in de Praagse binnenstad.
Ten slotte werd hij in 1387 vicaris-generaal van de bisschop in Praag. Hij preekte van dan af ook herhaaldelijk in de Domkerk en door zijn wijze en intelligente preken kwamen de mensen van heinde en verre naar hem luisteren.

Zijn optreden ontsnapte niet aan de aandacht van de toenmalige koning Wenceslaus IV van Bohemen.

Wenceslaus die van 1378 tot 1400 ook Rooms-Koning was, was toentertijd gevreesd door zijn tiranniek optreden tegenover iedereen die het niet met hem eens was. Om Johannes aan zich te binden bood hij hem een betrekking aan aan het hof. Johannes weigerde dit aanbod en de daarmee samenhangende privileges maar aanvaarde wel het ambt van persoonlijke biechtvader van de echtgenote van de koning, koningin, Sophia van Beieren.

Op een dag werd aan de tafel van de koning een bedorven kuiken opgediend, wat natuurlijk zeer tegen de zin van de vorst was. Hij gaf toen woedend de opdracht om de kok aan het spit te steken en levend te verbranden.
Johannes verzette zich hiertegen en werd in de kerker geworpen, terwijl de kok ter dood werd gebracht.

Ondertussen verdacht Wenceslas, die de moeilijkheden met de Boheemse adel maar niet meester kon worden, zijn vrouw van oneerbare betrekkingen en liet hij ook haar gevangen zetten.
Haar biechtvader Nepomuk zocht haar daar op en nam haar de biecht af.

Na een van die bezoeken eiste de koning dat hij hem zou vertellen wat de koningin hem bij de biecht had toevertrouwd maar Johannes weigerde dit resoluut omdat het biechtgeheim heilig was.
Zelfs na verschillende folteringen bleef bij zijn weigering om meer informatie te geven, waarop Wenceslas hem aan handen en voeten gebonden over de brug van de rivier de Moldau liet gooien.

Nadien zou de bisschop van Praag hierover een brief hebben geschreven naar Paus Bonifatius IX: "Nadat men zijn rechter- en linkerzij zozeer verbrand had dat hij in feite al ten dode was opgeschreven, werd doctor Johannes, mijn beste vicaris, openlijk door de straten van de stad naar de Moldau gesleept. 
Terwijl zijn handen op zijn rug werden vastgemaakt, bond men hem - als ware hij een wagenwiel - met zijn hoofd aan zijn voeten; in zijn mond zette men een stuk hout rechtop zodat deze wreed werd opengescheurd. Zo hebben ze hem naar beneden gegooid en verdronken."

Deze moord gaf meteen aanleiding tot verschillende getuigenissen over ‘wonderen’ die worden toegeschreven aan Nepomuk.

Een eerste is dat de rivier zou zijn drooggevallen op het moment dat het lichaam van de martelaar het water raakte. Boven de brug werden bovendien lichtende stralen waargenomen. Dit is een versie die weinig geciteerd wordt.

Een ander - meer populair - verhaal vertelt dat het gruwelijk verminkte lichaam van de geestelijke 's nachts zou zijn komen bovendrijven, omgeven door vijf blinkende sterren.

De toegestroomde mensen herkenden hun geliefde priester en predikant. Ze haalden hem uit het water en legden hem op de oever. 's Anderendaags stroomden duizenden mensen toe en droegen zijn lichaam onder rouwbeklag naar de domkerk.
Vooral de armen van de stad konden maar geen afscheid nemen van de persoon die voor hen altijd geweest was als een liefhebbende vader. Koning Wenceslaus gaf nog de opdracht het lijk op een onbekende plaats te begraven, maar er hing daar zo'n geur van heiligheid dat hij al snel werd ontdekt.

Het beeld van Johannes Nepomucenus was het eerste dat in 1683 op de Praagse Karelsbrug werd geïnstalleerd op de plaats waar hij volgens de overlevering in de Moldau zou zijn gegooid.
Dat gebeurde aan de achtste pijler als men van de Altstadtertorne komt. 
Op de rijkelijk versierde pijlers vindt men naast zijn beeld trouwens ook nog 27 andere beelden van mannelijke en vrouwelijke heiligen.

Eeuwenlang al komen bedevaarders naar deze brug om de heilige eer te bewijzen.
Vooral uit Bohemen, Moravië en Hongarije komen tussen 16 en 24 mei nog steeds pelgrims samen. Vaak dient het gewone verkeer over de brug gestaakt te worden. Bij een bezoek aan Praag is het trouwens een aanrader om de gidsen vol enthousiasme en overgave te horen vertellen over 'hun' Johannes.

Toen bleek dat bij het openen van zijn graf in 1719 zijn tong ongeschonden bewaard was gebleven, werd de verering in heel West Europa nog groter.
Johannes werd in 1729 zelfs heilig verklaard door paus Benedictus XIII. 


Onder plechtig vertoon werd het hoog-barokke praalgraf bijgezet in de Domkerk te Praag. Daar wordt hij sindsdien door de gelovigen vereerd en velen verkregen van hem uit de hemel het wonder waarom ze hem smeekten.

Hij is dus de patroon van Bohemen, van biechtvaders, priesters, schippers, molenaars, van het biechtgeheim, van het zwijgen, van waterbedreigingen en van bruggen.

In Aalst werd het beeld ook op een brug geplaatst, namelijk in 1777 op de brug aan de overwalling van de ‘sterrevesten’, wallen die trouwens bleven bestaan na het slopen van de poorten. De naam sterrevesten komt van de zogenaamde 'sterheren', het (Wilhelmieten-) klooster waar nu het Volkshuis staat, en waar Dirk Martens begraven werd. 

De Sansculotten gooiden het beeld echter in het water en pas na 15 jaar kwam het beeld terug op het voetstuk. Voor historici een heel belangrijk gebeuren aangezien dat het de plaats aangeeft waar zich vroeger de Sterrevesten bevonden en waar de Ponstraatpoort toegang gaf naar het hertogdom Brabant. De Sterrevesten was het geheel van sloten rond de stadsomwalling .

In 1871 gaf Joannes zijn naam aan de St Janstraat.

In 1875 is er een discussie over herstellingswerken aan het beeld. Volgens ‘t Verbond zou men daar geen 1800 franken mogen aan besteden. ‘De groote Johannes Népomucenus is immers een heilige, welke ‘t liberalismus van zynen tyd moedig gegeesseld heeft”.

Dat deze heilige ook heel veel bewondering kreeg in Aalst mag blijken uit de viering van zijn feestdag op 16 mei 1876. 

Ter gelegenheid des feestdags van den H. Joannes-Nepomucenus zal, in den davond van Dynsdag 16 mei aenstaende, eene algemeene verlichting plaets hebben in de wyk der Houtmerkt en aenpalende straten. Een vuerwerk zal om 8 ½ ure afgeschoten en door de opstyging van eenen luchtbal gevolgd worden”.

Het was echter niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zo werd in 1876 ook slijk geworpen op het standbeeld. Dit vandalenwerk werd ‘door al de liberalen van Aalst als eene schanddaal aanzien, en de vurigste wensch van al onze vrienden is, dat de plichtigen opgezocht en door ‘t gerecht gestraft worden’.

Dat (onder andere) dit beeld ook betrokken zou geraken tijdens de verkiezingen van  20 oktober 1907, lijkt misschien raar.  Het verkiezingscomité besloot toen echter om in de nacht van 19 op 20 oktober alle kerken, kapellen, bidplaatsen, het beeld van den H. Joannes Nepomucenus, al de heiligenbeelden hier en daar aan de huizen bewaakt moesten worden, teneinde te beletten dat de katholieken heiligschennis zouden plegen en daarna de liberalen hiervan zouden beschuldigen.

In 1908 werd het beeld herschilderd, ‘en heel de Houtmerkt met al de straten daarrond heeft die herstelling bijzonder genoegen gedaan’ volgens de Volksstam van 26 september dat jaar.

Hier een foto uit 1924.

Hier een beeldje van de Houtmarkt in 1926, vanuit een andere hoek. Achteraan zien we ‘Huis De Vos’, wat trouwens nog steeds bestaat.
En deze foto dateert van de jaren ’30-’40. De kaatsbaan is hier heel duidelijk te zien. Meer uitleg over het 'kaatsen' in Aalst : HIER  
Een andere vernieling van het standbeeld vond plaats tijdens de tweede wereldoorlog. In een boek van Petrus Van Nuffel lezen we : “Een Duitscher was in het been getroffen geweest en liet, in het drankhuis, een grooten plas bloed na; de ruiten waren stuk geschoten en de kogels hadden de boomen der Houtmarkt doorboord; een der arduinen vazen, op de pijlers der omheining van het standbeeld van den H. Joannes Nepomucenus, werd verbrijzeld; de achtergebleven rijwielen bleven ons volk ten buit

In 1953 ontsnapte het beeld niet aan een aprilgrap. Volgens de pers zou een enorme betonnen balk naar de wereldtentoonstelling vervoerd worden en bij de doortocht in Aalst zou het standbeeld verplaatst moeten worden.
Het vermoedelijke uur van aankomst van het 42 meter lange gevaarte op de Grote Markt werd op elf uur gezet. Wegens de lengte moesten de verkeerstekens op de Markt verwijderd worden. Het zou trouwens heel lang kunnen duren vooralleer het gevaarte de draai kon maken aan de Houtmarkt.

Uiteraard kwam heel veel volk afgezakt naar de Markt en de Houtmarkt, maar daar vingen ze uiteraard allemaal bot.
Het toerisme, dat een steeds grotere vorm van inkomsten betekende voor de stad bleef ondertussen stijgen in belang.
Onze stad werd aangeprezen in lovende folders en schitterende afiches, maar het eerste wat men in Aalst eigenlijk zag als men van Brussel kwam, was het ‘monument van Joannes’ … bestreken met tientallen lagen verf die het onderschrift onleesbaar maakten, ‘verslenste’ bloemen en twee afgedankte lantaarnpalen in een verzakt hek.

In 1955 werd hier reeds de aandacht op gevestigd door de Vereniging van Aalsters Kultuurschoon, en alle ogen werden gericht op het stadsbestuur om de zaak (letterlijk) op te knappen.
De klachten hadden effect en het beeld werd hersteld en ook lichtjes verplaatst.

Het vernieuwde beeld werd heropgericht tussen de bomen, omgeven met groen en bloemen en werd op 11 november 1961 plechtig onthuld door burgemeester Blanckaert en schepen van openbare werken Claus.

Het beeld in laat-barok op een halfcirkelvormig voetstuk met vlammende toortsen en bladslingers, dat eerst met de rug naar het kaatsplein / parking gekeerd stond, werd naast 'verplaatst' ook omgedraaid en kon toen ineens de kaatsers bewonderen.

Hier een (kranten-) foto uit 1984
Op 21 augustus 1989 begon men aan de nieuwe werken ter herinrichting van de Houtmarkt. Alle verhardingen werden vernieuwd, alle boord- en kantstenen werden herplaatst, de parking langs het kaatsplein werd geherkasseid en het standbeeld kreeg een nieuwe verharding.
Ook de groeninfrastructuur rond het kaatsplein werd grondig herbekeken en aangepast.

Bronnen :

brugselegenden.blogspot.com/2014/11/de-legende-van-johannes-nepomucenus.html
nepomukboxmeer.nl      
heiligen.net  
‘De Duitschers te Aalst’ - Petrus van Nuffel :    
De Denderbode 11/4/1875 – 7/5/1876 – 20/9/1907
Het Verbond van Aelst 4/6/1875
De Werkman 10/5/1878
De Volksstem 26/9/1908
De Gazet van Aalst 30/3/1958 – 14/5/1960 – 4/11/1960
De Voorpost 15/6/1984 – 15/9/1989
oude-postkaarten.com/foto.asp?oud=49
religión.wikia.org
foto Houtmarkt kaatsplein : MadeInAalst
foto Houtmarkt 1926 : MadeInAalst

The King's - The King's Club


The Kings Club, beroemd (of eerder berucht?) in Aalst was een dansclub die sinds 1967 zijn stek had op de Hopmarkt 25. 
De Kings werd opgestart door Maurits Van Renterghem en was lange tijd een heel populaire discotheek voor de Aalsterse jeugd.
In de beginjaren werd er voornamelijk 'popcorn'-muziek gespeeld, maar doorheen de jaren evolueerde dat naar disco, funk, new beat, new wave en de meer hedendaagse clubmuziek. Doorheen de verschillende genres door was men het echter over één ding volmondig eens : de zaak had een sublieme geluidsinstallatie en een perfecte akoestiek. Heel wat stadsgenoten hebben dan ook heel goede herinneringen aan 'De Kings'


De zaak werd in 1988 overgenomen door Rudy Van den Borre, die er al sedert 1975 bekend was als portier. 
Mede-eigenaar werd Jean-Paul Moreels
Ze bouwden verder op het bestaande succes en de zaak kreeg nog meer bekendheid in en rond Aalst.  Door overlast kwamen er echter ook steeds meer en meer negatieve berichten in de pers.
Vechtpartijen en druggebruik waren er schering en inslag en de politiecombis hadden dan ook geen gps nodig om hun weg te vinden naar de zaak.

De club was ondertussen geëvalueerd naar een 'afterclub' waar de bezoekers voornamelijk na de sluiting van de andere horecazaken in de stad naartoe kwamen.
Het gebeurde dan ook meer dan één keer dat klanten (vaak steeds dezelfde :-) ) op zaterdagmorgen naar buiten werden gehaald om hun auto te gaan verplaatsen voor de aankomende marktkramers.
Als ze niet op tijd waren konden ze hun auto dan terugvinden tussen de kramen en moesten ze nog langer wachten om te kunnen vertrekken … of ze vonden 'm helemaal niet meer terug omdat hij weggesleept was.
Dat was echter niets in vergelijking met de strafbare feiten waarvoor de zaak steeds meer en meer verantwoordelijk werd gesteld.

Omwille van overlast sloot het stadsbestuur enkele keren het pand, maar The Kings krabbelde telkens weer overeind. 

Al van toen de Club bestaat, zijn er eigenlijk constant discussies geweest omtrent het openhouden ervan. De Kings heeft sedert de opening een niet al te goede naam opgebouwd, en zeker al niet in politiemiddens. De vaste bezoekers kunnen echter geen slecht woord bedenken over hún club. 
Enkele commentaren van bezoekers : 


- Het is waar wat ze zeggen: je blijft aan de dansvloer plakken  Ik vond het veel verbeterd buiten vroeger met hun nieuw deurbeleid. Spijtig dat het nu weer toe is en naar wat ik al gehoord heb zal het een tijdje duren voor ze weer kunnen opengaan. Ze hebben het op de King's gemunt. Ze willen het kost wat kost toe. Ik zou dit persoonlijk heel spijtig vinden …

- Ga daar al een paar jaar naartoe en de grove verhalen wat betreft rellen enzo heb ik persoonlijk nog niet meegemaakt.

De zaak zag zich voortdurend geconfronteerd met problemen. Zo werden de uitbaters in 1999 en 2000 veroordeeld wegens geluidsoverlast.
Vechtpartijen en drugsgebruik bleven er echter schering en inslag en i
n het jaar 2000 moest de politie opnieuw uitrukken na een bommelding. Het bleek echter vals alarm te zijn en de feestvierende carnavalisten (het voorval gebeurde namelijk op carnavalszondag) konden verder vieren.   

In 2001 werden enkele Italiaanse casanova's die de aanwezige meisjes lastigvielen buitengewipt door de portier. Zij probeerden echter wraak te nemen en wouden hem met hun camionette overrijden. De portier bleef ongedeerd, het portaal van de dancing werd echter zwaar beschadigd.
De twee italianen verschenen voor de correctionele rechtbank en werden veroordeeld tot het betalen van 20 000 frank en twee maanden voorwaardelijke opsluiting.

Hoewel de uitbaters steeds hun uiterste best deden om de overlast tot een minimum te herleiden, bleef de zaak op enorme tegenstand van de buurt geconfronteerd. Men zag liever dat de zaak zou vertrekken, zo bleek onder andere uit de verslagen van een buurtvergadering in 2003.

Nog geen jaar later, we schrijven dus 2004, viel de politie opnieuw binnen voor een controle. 9 Personen werden toen aangehouden, waarvan 6 wegens het dealen en bezit van drugs. Op de dansvloer vond de politie toen ongeveer 5 gram speed, 82 XTC pillen en nog enkele andere verdovende middelen.

Het bleef op en af gaan, steeds met dreiging tot sluiting in het achterhoofd maar wel als dreiging voor als het verkeerd zou blijven gaan.

In maart 2007 was er opnieuw een razzia, en de club werd dit keer zelfs voor enkele maanden gesloten door burgemeester Ilse Uyttersprot.  Op 10 juli 2007 meldde Het Laatste Nieuws hierover het volgende :

"De omstreden dancing The Kings op de Hopmarkt heropent op 15 juli de deuren. De dancing werd vier maanden geleden door burgemeester Ilse Uyttersprot gesloten na een politierazzia. Daarbij werden toen onder andere drugs gevonden. 

Op vraag van de uitbaters Rudy Van den Borre en Jean-Paul Moreels vond dinsdagavond een gesprek plaats met de burgemeester en afgevaardigden van de lokale politie en de preventiedienst. De uitbaters stellen voor om de zaak om 10 uur te sluiten. 'Vroeger bleven we open tot de laatste klant buiten ging', vertelt Van de Borre. 'The Kings bestaat 40 jaar. Ze stond bekend als afterclub.'
De dancing neemt ook nieuwe, gediplomeerde portiers in dienst. 'We vragen voor hen toelating tot fouilleren naar wapens', zegt Rudy. 'Fouilleren naar drugs blijft een bevoegdheid die is voorbehouden aan de lokale politie. Het is voor ons dan ook moeilijk na te gaan wanneer iemand met drugs de zaak binnenkomt. Nu, we zijn allerminst gediend met drugsgebruik.'

Alle partners beschouwden het gesprek als een correcte en constructieve gedachtewisseling. 'We gaan de voorstellen analyseren', beklemtoonde de burgemeester.
'We hebben er enkele aan toegevoegd, en volgende week houden we een tweede gespreksronde. Het is de bedoeling van bij de opening op een solide basis en met een onderlinge goede verstandhouding te beginnen”.

Op 15 juli 2007 heropende de zaak dus maar op 6 november van datzelfde jaar moest Rudy wel nog voor de correctionele rechtbank van Dendermonde verschijnen.
Na ruim dertig jaar de stadsdancing Kings aan de Hopmarkt in Aalst te hebben uitgebaat, werd hij (hij was toen 64) beticht van het ter beschikking stellen van zijn dancing als een lokaal voor dealers en drugsgebruikers. Zowel de zaak als de uitbater werden echter vrijgesproken, nadat de rechter vond dat hij niet kon besluiten dat de beklaagden zich schuldig hadden gemaakt.

Het sluitingsuur werd gewijzigd en elke verdachte stap van de bezoekers zou worden gerapporteerd aan de politie. Kleding en handbagage van de bezoekers zouden in de toekomst ook worden gecontroleerd door een bewakingsbedrijf.
Deze afspraken werden in het begin wel nageleefd, maar na een tijdje begon men toch te zien dat er opnieuw 'licht' omgesprongen werd met de gemaakte deal, dat buurtbewoners opnieuw overlast rapporteerden en dat er ook opnieuw drugs in beslag werden genomen bij controles.

In 2008 was het hek opnieuw van de dam : ‘Razzia in the Kings club, 80% positief geteste mensen op maandag. Spijtige zaak!’ : Kings terug gesloten. Op 1 december 2008 werd er door de Kings Club opnieuw beroep aangetekend tegen de beslissing.
Kings Re-open 28 maart 2009.
En zo ging het spelletje ‘open-dicht’ nog enkele keren verder.

Op zaterdag 31 mei 2014 vierden Rudy Van den Borre en Lyliane De Schryver hun gouden huwelijksverjaardag. Zij huwden op 30 mei 1964 voor schepen Lucien Van Sinay te Aalst.

Rudy en Lyliane leerden elkaar al op zeer vroege leeftijd kennen want ze zaten samen in de 1ste kleuterklas. Het was nog wel even wachten tot de vonk oversloeg in dancing Monopole.
En dan 30 mei 1964 was het zover: ze gaven elkaar het ja-woord in het stadhuis van Aalst  en beloofden elkaar trouw in aanwezigheid van schepen Lucien Van Sinay en van nonkel Marcel en nonkel Edmond die als getuigen optraden.

Rudy, die op de huwelijksakte als elektrieker staat ingeschreven, werd uitbater van dancing The Kings en Lyliane, die op het moment van het huwelijk magazijnierster was, nam de zorg voor het huishouden op zich. En natuurlijk voor de kinderen, want ze kregen 2 dochters: Iris en Cindy
Rudy en Lyliane wonen reeds hun hele leven hier in Aalst en de familie breidde ook uit met 5 kleinkinderen: Daphne en Lars van Iris, Jill, Jana en Jani van Cindy
Zorgen voor de kleinkinderen, achter de schermen helpen in de Kings met de boekhouding, beschouwt Rudy als zijn hobby.
De woning van Rudy en Lyliane moet wel “spic-en-span” zijn, want Lyliane heeft kuisen als  hobby .

Rudy overleed echter kort na 'de jubilee' in de nacht van 17 op 18 november 2014 en meteen werd de toekomst van de zaak onzeker. Het was immers duidelijk dat Rudy, die de laatste jaren bekend stond als 'chef des huizes', altijd de drijvende kracht was achter de zaak. Elke nacht nam hij plaats aan de hoek van de toog om de kassa van 'zijn' club nauwlettend in het oog te kunnen houden.

Bekende ‘resident’ DJ’s van de King’s Club waren :
CekezZ (The Kings Club)
Vince! (The Kings Club / Club Two)     http://www.djvince.org/site/
Dennis (The Kings Club)
JP (The Kings Club / Club Two)

De muziekstijl ? Afterclubmuziek / vangers muziek, geflipte, gestoorde, flash muziek. Zwevende deuntjes.

Ooit is er zelfs eens 'gestunt' door de bekende Eddy Wally er te laten optreden. De ambiance was enorm, daar kan ik persoonlijk van mee getuigen, maar dat was natuurlijk niet echt de muziekstijl die men er gewoon was.
Volgens enkele ‘vaste gasten’ was het leukste het meemaken van 's morgens tot 's namiddags, dan zag je verschillende soorten volk binnen- en buitenkomen.

Ondanks het overlijden van Rudy ging men toch verder met de zaak.
Tijdens een inval van de lokale en de gerechtelijke politie op 7 juni 2015 werd de kwalijke reputatie echter nogmaals bevestigd: twee op de drie aanwezigen waren toen onder invloed van drugs. "De cijfers waren hallucinant en een krachtig signaal is nodig", zei burgemeester Christoph D'Haese, en hij wou meteen ook een voorbeeld stellen door de club voor 5 maand te sluiten.

Tijdens deze laatste razzia waren maar liefst 40 van de 59 klanten onder invloed van drugs en nog eens tien onder hen weigerden een drugstest. Ook een personeelslid testte positief. "De hele zaak lag het vol met pillen en lege zakjes drugs", bevestigt een politiebron. "Sommigen probeerden hun drugs zelfs nog te verbergen, maar dat lukte niet." 
De burgemeester bevestigde de grote hoeveelheid drugs. "Wiet, cocaïne, xtc, hasj en nog een heleboel lege verpakkingen werden aangetroffen", verklaarde hij. "Bovendien bevestigde deze inval de signalen die de verkeersdienst van de politie al geruime tijd opving. 
Tijdens weekendacties verklaarden zij die achter het stuur onder invloed van drugs werden betrapt dat ze naar The King's gingen of van deze discotheek kwamen. De zaak heeft een grote aantrekkingskracht op drugstoeristen. 

Druggebruik en drugshandel wil ik niet tolereren. In het verleden kreeg de uitbater al meerdere kansen om de situatie te verbeteren." 
The King's kreeg de voorbije jaren - toen nog onder burgemeester Ilse Uyttersprot, al enkele keren een sluiting opgelegd, maar de discotheek overleefde verrassend elke actie.


Na deze sluiting werd het sluitingsuur opnieuw verlegd. Het werd 7u 's morgens ('s zaterdags om 6u) waardoor het niet echt meer aanschouwd werd als een 'afterclub'.

Een jaar later wou de burgemeester de zaak opnieuw laten sluiten, maar werd hiervoor teruggefloten door de Raad van State. In de ondergrondse Hopmarktparking werd een drugsdealer gesignaleerd waarvan één van de klanten betrapt werd met drugs in The Kings. De burgemeester vond dit een bewijs van drugshandel in de zaak, de Raad van State vond dit niet en zag dus geen reden voor een nieuwe sluiting.
Wie wel sloot, waren de buren van club 'The Tube'. Na 8 jaar zagen de uitbaters het niet meer zitten want ook zij moesten blijven opboksen tegen de drugsperikelen. De laatste twee jaar kon men er ook financieel niet meer aan uit en besloot men om er mee op te houden.

In de jaren 70, 80 en 90 was de Hopmarkt hét hart van het uitgaansleven van Aalst met legendarische danscafés als Backstage, Melrose en vaste waarde sinds jaar en dag: The King's Club of kortweg dus 'The King's'. Het ziet er echter naar uit dat er in de toekomst op de Hopmarkt enkel nog in zaal Cinema - een fuifzaal van de stad Aalst - gefeest zal worden.


De drie bovenstaande gebouwen - Frituur Wil Frit, club The Tube en The King's -  behoren ondertussen helemaal tot het verleden.
In januari 2019 werd immers bekend gemaakt dat een bouwaanvraag ingediend werd voor het bouwen van luxeappartementen en een handelsruimte.

Op 4 oktober 2019 komt dan de bevestiging dat ‘The Kings’ inderdaad plaats zal maken voor iets nieuws.
De vergunning werd afgeleverd door de stad en de gebouwen verdwijnen dus volledig, de naam zal echter nog een stukje verder blijven leven in ‘Le Roi’ …

Ook de frituur ‘Wilfrit’ en club 'The Tube' verdwijnen hierdoor.
Over Wil-Frit is HIER meer te lezen.

Het is Renovera Projectontwikkeling die het nieuws aankondigt op haar Facebook-pagina. “The Kings wordt Le Roi. En het is dus zeker niet enkel de naam die zal veranderen. De 4 luxeappartementen van maar liefst 170 m2 en een handelsruimte zijn een ontwerp van architect Tom Lierman.

In juni 2020 starten de afbraakwerken van enkele van de 'monumenten' van de Aalsterse horeca.
Doel is om te kunnen bouwen vanaf 1 september. De oplevering van 'Le Roi' is voorzien voor 360 werkdagen. De werken zullen dus naar schatting tot februari 2022 duren.

Wil Frit verhuist de frituur naar een gebouw naast café 'De Post' (hoek Hopmarkt - Korte Nieuwstraat) want volgens de planningen is er geen plaats voor een frituur of andere horeca in het gebouw 'Le Roi'. Dat zou niet passen voor de uitstraling van het gebouw.

'Het is overal hetzelfde liedje' is in Aalst wel eens te horen … Er is niks meer voor de jeugd om uit te gaan.  Er wordt van alles afgebroken en er komen appartementen in de plaats.

'The king is dead' …    'Aalst is dood' … ?


Bronnen

thekingsclub.be/
Aalst.TV van 18/11/2014
HLN 10/07/2007 – 11/01/2019 - 04/10/2019 - 28/4/2020
Het Nieuwsblad 30/8/2004 - 25/6/2016 - 27/6/2015
De Standaard 4/12/2008
goeiedag.be 11/2/2016
Foto nieuw project : Renovera Projectontwikkeling

dinsdag 14 april 2020

Keizersplein 12-16 / hespenhandel en ijsfabriek

Aan het Keizersplein, huisnummer 12-16 moeten jullie maar eens zoeken naar een overblijfseltje uit lang vervlogen tijden ... er is er nog eentje, da’s zeker …

Hier eerst een plannetje met de besproken huisnummers, zodat het wat gemakkelijker is om te kunnen oriënteren. 


We beginnen met de geschiedenis van huisnummer 12.


Aan de linkerzijde van deze woning stond vroeger een fabriek met loods, die toebehoorde aan de familie Moereels. Dit alles werd afgebroken in 2010-2011. 

Deze fabriek was vroeger een gevestigde waarde in de regio. Het bedrijf ontstond voor de Tweede Wereldoorlog en sloot de deuren in de jaren zeventig.

In Aalst en omstreken leverden ze klompen waterijs aan waarmee cafés, viswinkels en slagerijen hun goederen destijds koelden, gezien er toen nog geen elektrische koeltogen bestonden. Er moest dus ook op geregelde basis een nieuwe bestelling van ijsblokken geplaatst worden.

In de jaren '60 was het de weduwe die nog steeds ijs fabriceerde in de hangars, en er was ook een stockageplaats voorzien voor de ijsbrikken. Deze brikken hadden de afmetingen 100 x 25 x 25.

Om deze brikken te verplaatsen of te breken werd er gebruik gemaakt van een ijspiek.


Het bier in de cafés lag in 'ijskasten' (grote frigoboxen) waar natuurlijk altijd ijs moest bijgevuld worden om de temperatuur te kunnen behouden. Er werd ook ijs gelegd op de (houten) tonnen. Nieuw ijs halen was ook een gebeurtenis op zich, dat gebeurde toen in een juten zak, vaak op de fiets, want tja ... koelwagens bestonden er immers ook nog altijd niet.

De zaak werd gesloten in de jaren 70.
Mevrouw Moreels is overleden op een mooie leeftijd van meer dan 90 jaar.

Eerst was er sprake dat de kledingzaak ‘Zara’ de terreinen zou overnemen, maar de initiële bouwplannen werden in 2010 door de stad afgekeurd omdat in het nieuwe complex geen woningen zouden werden geïntegreerd. In 2011 bouwt de onderneming Van Gestel er een nieuw complex. Op de gelijkvloerse verdieping is plaats voor twee winkelruimtes met een bovenverdieping. De tweede verdieping maakt plaats voor drie appartementen.
De beschikbare ruimtes worden verhuurd.

Het ijsfabriek komt ook even ter sprake in een verhandeling van Lancelot Van De Putte (Universiteit Gent / Faculteit Letteren en Wijsbegeerte) met als titel : ‘Het verzet in Erpe-Mere tijdens de tweede wereldoorlog’

>>> Met z’n zevenen zijn ze met behulp van zware koorden van de ijsfabriek van Moereels te Aalst dan kunnen ontsnappen <<<

Het bedrijventerrein liep aan de achterkant ook door naar de Korte Nieuwstraat, waar leveranciers gemakkelijk terechtkonden.

De fabriek werd dus afgebroken, maar de poort (nummer 16) moest wel behouden blijven omdat het een beschermd monument is.

Op het adres Keizersplein 12 is momenteel restaurant ‘’t Klein Herenhuis’ gevestigd.

Het ingangetje van de Hespenhandel was dus eigenlijk het steegje dat de toegang tot deze ijsfabriek was.




Keizersplein 14 : Dit burgerhuis met lijstgevel dateert uit de periode 1810-1820.

De gecementeerde lijstgevel wordt gemarkeerd door onversierde hoekpijlers en vernieuwde poortvleugels. De gelijkvloerse verdieping is uitgewerkt met imitatiebanden. De vensters op de eerste verdieping zijn omlijst door vlakke pilasters en boven de poort zijn aan weerszijden van het venster de penanten uitgewerkt met twee pilasters. In 1997 werd het pand beschermd als monument. In 2000 werd het deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpszicht. Het gebouw huisvestte tot 8 januari 2013 de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën. De diensten zijn in het kader van een centralisatieproject verhuisd naar het FAC in de Dr. A. Sierensstraat te Aalst. De verkoopprocedure voor het gebouw werd opgestart.


Keizersplein 16 : Dit is de eigenlijke poort, en meteen ook het enige overblijfsel van zowel de hespenhandel als van de ijsfabriek. De 19de-eeuwse, arduinen rondboogpoort is gevat tussen gladde Toscaanse pilasters en heeft een onversierd hoofdgestel.


Deze rondboogpoort gelegen rechtover de Handelschool (gebouwd in 1912) hoorde bij de spekslagerij-hespenhandel van Flovel, die in een aanpalend herenhuis in de Nieuwstraat woonde (nu de Standaard Boekhandel). In 1910 diende Flovel een bouwaanvraag in voor het bouwen van een inrijpoort op het Keizersplein. Bovenaan deze poort, dat officieel het nummer 16 draagt, werd in grote letters ‘Hespenhandel’ aangebracht met daaronder in het midden in kleine letters ‘CF’ als verwijzing naar de toenmalige eigenaar”, zegt de vereniging die zich inzet voor het erfgoed van Aalst.


Deze poort is wettelijk beschermd sinds 23 oktober 1997 en is tevens onderdeel van een beschermd stadsgezicht. Even werd gevreesd dat de poort het zou begeven onder de werken in een aanpalend gebouw, dat vroeger eigendom was van het Ministerie van Financiën, maar deze vrees bleek uiteindelijk onterecht. De poort zelf maakt op dit ogenblik deel uit van een winkelcomplex in de Nieuwstraat, die uitgebaat wordt door de firma’s JBC en Torfs.”

In 1997 werd deze poort dus beschermd als monument, en die poort zou later blijken, zal jammer genoeg misschien ook het enige zijn wat overblijft van dit gebouw.
Hier nog een foto van de binnenzijde van het pand genomen.


In augustus 2019 wordt namelijk bekend gemaakt dat De Standaard Boekhandel een volledig nieuw gebouw zal neerpoten in de Nieuwstraat (nummer 38). In dit pand woonde in het begin van de 20ste eeuw dus hespenhandelaar Cyriel Flovel. Blijkbaar zijn de buitenmuren niet degelijk meer, en staan ze bol van het vocht.  Een volledig nieuwe voorgevel dus, maar wel met behoud van het uitzicht. 


Men zou de gevel herbouwen zoals vroeger, en enkel natuurlijke materialen gebruiken. Dit bericht werd al gauw ook weer tegengesproken en de gevel zou moeten behouden blijven in de staat die hij is.  Dit leek dus opnieuw een ‘wordt vervolgd’- verhaal te worden, waar het laatste woord zeker nog niet over gezegd zal zijn. 


Op 15 september 2019 komt het volgende bericht in de pers: 'Het schepencollege van Aalst heeft de bouwvergunning voor de afbraak van De Standaard Boekhandel in de Nieuwstraat geweigerd!'
Een voorlopig einde dus van deze discussie?
Gevel staat op instorten maar men mag dan toch niet afbreken?
Als men toch gaat afbreken, wie garandeert dan dat deze in originele staat terugkomt?

Nog geen jaar later, we schrijven juli 2020 heeft de stad dan toch de vergunning afgeleverd voor het slopen van het pand en het oprichten van een nieuwbouw voor de boekenzaak.
Het gelijkvloers en de eerste verdieping zullen worden ingericht als winkel.
Het behoud van de huidige voorgevel is technisch niet mogelijk meer, maar men zal wel de bestaande raamomlijstingen en ossenogen behouden, zodat het historisch karakter van het gebouw toch behouden zal blijven.
Gezien de bestaande gebreken weggewerkt zouden worden, maakte de stad zich sterk dat het historische karakter van het gebouw na de werken nog beter zou uitkomen in het straatbeeld.

Op 7 mei 2022 was het dan zover : de opening van de vernieuwde boekenwinkel was een feit. 

En zelfs de kritikasters moesten het toegeven : het resultaat mag er zeker zijn, met onder andere de gekende koperen ‘ossenogen’ op de dakverdieping nog steeds als eyecatcher. 
In de zomermaanden volgden er nog pleisterwerken aan de voorgevel, maar de winkel was wel alweer open. 
Binnenin is er ook veel veranderd. Met een trap of lift bereik je nu de eerste verdieping vol literatuur en zeteltjes aan het raam. Eerder een opstelling die je in een grootstad als Gent of Brussel verwacht, maar nu dus ook in Aalst ... 

En ... het erfgoed is er nog steeds ...

Bronnen

vvakaalst.weebly.com
HLN 1/8/2019 - 28/7/2020
erfgoedcel inventaris.onroerenderfgoed.be