Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht pierre cornelis. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht pierre cornelis. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

vrijdag 2 februari 2024

Alfred Kelders

2020 … Het feestcomité blies maar liefst 100 kaarsjes uit. 

De allereerste voorzitter van deze vereniging was een politicus. We hebben het over toenmalig schepen van openbare werken Valery De Valckeneer. 
De eerste feestdirecteur werd Alfred Kelders, en het is over deze man dat dit artikeltje gaat. 


Alfred Kelders
… van waar moeten we hem moeten kennen? 

Wel, erg goed gekend in Aalst is zijn buste, die zich bevindt in de Kattestraat. En er is ook het vroegere Keizersstraatje (tussen de Nieuwstraat en de Ridderstraat) dat ondertussen naar hem is vernoemd. 

Alfred Kelders (°21/10/1874 - +27/11/1956) wordt samen met Felix De Loose en Gustaaf De Stobbeleir wel eens ‘de vader’ of ‘grondlegger van het moderne Aalsterse carnaval’ genoemd. 
Op 19 februari 1920 was het immers dit trio dat het Feestcomité boven de doopvont hield.

Uiteraard heeft niemand van deze drie carnaval echt ‘uitgevonden’ … dat is immers een fenomeen waar we enkele eeuwen terug voor moeten gaan … Neen, maar zij waren wel de initiatiefnemers om opnieuw een cavalcade in te richten. Het was logisch dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog geen stoeten waren, maar het waren deze drie die na de oorlog opnieuw de draad van plezier oppikten en het initiatief namen om het begrip ‘carnavalsstoet’ opnieuw onder de mensen te brengen. 

Kleine Alfred kreeg reeds van jongsafaan de bijnaam ‘Fred Kassoi’. 
Deze naam had hij eigenlijk te danken aan zijn vader Petrus, ofte ‘Pie Kassoi’. 

In 2018 werd de 90ste stoet gelopen, en dat ging niet onopgemerkt voorbij. Onder andere voor de kleine groep ‘Liejp’ die deze viering uitwerkte als stoetthema. 

Hun aankondiging : “Merci Fred Kassoi! Dankzè a loeipen weir al 90 kiër deer alle weir en windj …Pakt eir paraplieken mor bè d'hand

Een afbeelding van Alfred, de Stopnoilekes en de reuzen Iwein en Lauretta sierden dat jaar de affiche van Liejp. 

Over 'De Stopnoilekes' is HIER meer terug te vinden. 
Over de reuzen 'Iwein en Lauretta' staat HIER meer informatie.

Benieuwd uiteraard naar wat 2028 zal brengen … 

De eerste tekenen van ‘commercieel’ en ‘communicatief gevoel vinden we bij zijn aansluiting bij het ‘Koninklijk letter- en toneelkundig gezelschap voor taal en vrijheid’. Dat gebeurde in 1892.

Het gezelschap was gevestigd in het Liberale lokaal ‘De Graaf van Egmond’ en Alfred zou er meewerken aan maar liefst 35 vertoningen (25 als acteur). 

Het ‘commerciële en leidinggevende’ kwam echter stilletjesaan naar boven en vanaf 1905 stond hij in voor het regisseren. 

Na meer dan 100 stukken te hebben geregisseerd, stopte hij als regisseur. We schrijven 1934. De vereniging organiseerde nog een viering als afscheid, en het was Gustaaf De Stobbeleir die hem dankte voor zijn 42 jarig lidmaatschap bij het gezelschap. 
Alfred kreeg ‘het gulden erediploma van het nationaal toneelverbond’ overhandigd.

Het was een afscheid dat nog een vervolg kreeg want van 1936 tot 1955 werd hij er verantwoordelijke voor de regie. Hij werd in september 1936 trouwens aangesteld als nieuwe voorzitter van ‘Voor taal en vrijheid’ en volgde daarmee Richard De Stobbeleer op. 

Alfred Kelders werd als ‘commerçant’ ook bekend door zijn ‘Wolwasserij Alfred Kelders – Meganck’ 

‘De handel’ was hem niet vreemd, gezien hij reeds mee ingestapt was in de beenhouwerij van zijn vader. 
Toch zocht hij naar nieuwe uitdagingen, en startte hij in 1895 een eigen matrassenwinkel

Deze was gevestigd in de Bisschopstraat (tegenwoordig Werfplein), en verhuisde nadien naar de Leopoldstraat 23 (tegenwoordig Kattestraat). 
De matrassen werden vervaardigd in de fabriek in de Onderwijsstraat 5.

Reclameboodschap zoals deze verscheen in 'Het Land van Aelst' in 1896.


Reclametekst zoals deze verscheen in ‘De Dendergalm’ van 22 augustus 1897

Ingang der klassen – Belangrijk bericht aan de moeders van familie …
Alvorens uwe matraswol te koopen voor uw kostgangers, bezoekt eerst het Magazijn van Alfred Kelders, Bisschopstraat nr2 (tegen de St Annabrug), waar ge altijd een grooten keus van goede en zuivere gewasschen en ongewasschen matraswol (inlandsch – levend geschoren) zult vinden. 
Met komt met de stalen ten huize zoo wel binnen als buiten de stad. 
Prijzen tegen alle concurrentie te beginnen van 1,50 fr tot 4 fr den kilo. 
In voorgenoemd magazijn zijn ook alle soorten van witte en gekleurde schaap- en lammersvellen te bekomen. 
Alsook vellen dienstig voor gareelmakers en schutsvellen voor smeden. 
Aan het huis zijn zeer goede matraskloppers verbonden. 
Men handelt in ’t groot en in ’t klein. 
Verzekerd gewicht en spoedige bediening. 
NB Vermindering voor matraskloppers

In 1902 zette Alfred zich enorm in voor de middenstand van de stad, en stichtte hij op 16 september van dat jaar ‘Het syndicaat der verenigde vleeshouwers van Aalst’. 

Na amper enkele weken telde dit syndicaat reeds een 40-tal leden en werd men dus ook wat serieuzer gehouden. 
Enkele belangrijke beslissingen konden toen worden doorgevoerd, onder andere de verplichte zondagsrust voor haar leden. Men slaagde er ook in om als groep nier- en slachtvet en huiden te verpachten. 

Alfred werd ondervoorzitter van het syndicaat en was gedurende 28 jaar secretaris van de organisatie.

Dat Alfred een bezige bij was, mag blijken uit het feit dat nog in 1902 hij ook aan de basis lag van de Onpartijdige Bond van Neringdoeners en Ambachtslieden. 
Later werd dit omgedoopt tot de ‘Middenstandsbond van Aalst en omstreken’.

Deze vereniging stond in voor het organiseren van diverse festiviteiten met als enige doel promotie te maken voor de stad en zo veel mogelijk volk naar ‘ons Oilsjt’ te lokken.

Als promotiemiddel was er het blaadje ‘Burgersbelang’ dat belangeloos reklame maakte voor alle geplande festiviteiten. Daarbij hoorden bijvoorbeeld de Rubenscantate (in 1909), de Beiaardfeesten, en ga zo maar door.

In 1911 organiseerde de stad Aalst een tentoonstelling van plaatselijke ambachts- en nijverheidsartikelen in het Belfort. Alfred Kelders was toen één van de gewaardeerde deelnemers met producten als schapenvellen, kaatsballen en paardenhaar

Het reeds eerder genoemde syndicaat bleek heel succesvol te zijn en vanuit deze organisatie was Alfred tijdens de Eerste Wereldoorlog beheerder van maar liefst vijftien beenhouwerijen. 
Deze werden samen met enkele collega’s uitgebaat om de burgers van voedsel te kunnen voorzien.

Uiteindelijk werd Alfred ere-secretaris van het syndicaat.

Alfred werd ook penningmeester van ‘Aalst-Voorwaarts’, een onderafdeling van deze Middenstandsbond. Later zou deze afdeling het ontstaan van het eerste Feestcomité.

Het was immers na een bezoek van enkele leden van Aalst-Voorwaarts aan het carnaval in Binche, dat het idee ontstond om ook in onze stad een dergelijke carnavalsviering te kunnen organiseren. 
Zo werd op 8 juni 1913 een eerste carnavalsstoet georganiseerd. Ja, U leest het goed … In juni … we spreken dan ook van het Zomercarnaval.

De datum maakt al duidelijk dat het initiatief het jaar daarop niet meer kon herhaald worden omwille van de oorlog. 
Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van de macht in onze stad, en voor veel georganiseerd plezier was er echt geen plaats. 

Geen carnaval meer, maar Alfred bleef wel bezig.

Zo werd hij ook de drijvende kracht achter ‘Caritas’.  Dit was een Aalsterse vereniging die zich ontfermde over de vrouwen die achterbleven in de oorlog terwijl de mannen naar het front trokken. Vaak kwamen deze laatsten immers niet meer terug … vermist of gesneuveld.

En het was voor deze vrouwen en wezen dat hij zich inzette. Elk jaar in de maand augustus werd er een dag georganiseerd waarop soep en ingezamelde kledij werden verdeeld onder deze vrouwen en kinderen en 'Caritas' organiseerde toneelstukken, revues en concerten ter afleiding van de noodlijdenden in die zwarte periode.

In de kelders van het Belfort vonden de voedsel- en goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats. Gezien veel producten van Amerikaanse bodem kwamen, was de naam ‘Amerikaanse winkel’ al gauw in algemeen gebruik. 

Het stedelijke voedingskomiteit slaagde er trouwens in om gedurende de hele oorlogsperiode de bevolking te blijven voorzien van graan, melk, rijst, zeep, kleding en chocolade. 

Vanaf 1916 werd hier ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd. Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie. 

In de Winter van 1917 werd in de Graaf van Egmont en in het buurhuis ‘Liénart’ een ‘Soldatenheim’ opgericht.  
Zo’n soldatenheim (of soldatenhuis) was eigenlijk een ontspannings- en ontmoetingsplek voor de Duitse militairen. 

Het hoofdkwartier van de Duitse troepen werd gevestigd in het ‘Hotel du Comte de Flandre’ op het Statieplein. 

De opvolger van ‘Von Meyer’,  general Jurg, richtte een Etappenkommandatur in in het huis Liénart op de Grote Markt. 

De familie Liénart was samen met zijn familie reeds gevlucht voor het aankomende geweld, en had de sleutel van het huis toevertrouwd aan zijn bediende, Charles. Toen deze vernam dat de Duitsers daar hun Kommandatur gingen inrichten, verkocht hij nog heel gauw de heel goed gevulde wijnkelder van de familie aan Camiel Van Hecke. Op die manier zouden de ongeveer 1000 flessen tenminste de oorlog nog overleven … ware het niet dat Camiel ze al heel snel doorverkocht … aan de Duitsers. 

In 1919 werd klacht ingediend over de inbezitname door de Duitsers. De klacht luidde ‘Huiselijken diefstal en verheling’.

Ook in de Lange Zoutstraat was trouwens zo’n Soldatenheim gevestigd.

Na de Eerste Wereldoorlog – Aalst was toen een arme stad aan de Dender, deels verwoest door de nietsontziende oorlog - ging Alfred dan toch verder met het idee om de feestelijkheden in de stad wat beter te organiseren.

Aalst had een grauwe periode achter de rug en er was dringend iemand of ‘iets’ nodig om de stad terug wat nieuw leven in te helpen blazen.

Het eerste wat gebeurde was het oprichten van  het Stedelijk Feestcomité, waarin alle politieke partijen vertegenwoordigd werden.

Dit comité moest in eerste instantie alle vaderlandslievende plechtigheden organiseren, maar deze opdracht werd daarna uitgebreid tot ‘de organisatie van alle officiële stadsfeesten’. 

Gezien de vereniging Aalst-Voorwaarts (de onpartijdige bond van de neringdoeners en ambachtslieden) reeds ervaringen had opgedaan met het organiseren van feesten, vormden zij de kern van het Feestcomité. 

Het eerste Feestcomité stond onder het voorzitterschap van schepen Valery De Valckeneer, maar het was duidelijk dat Alfred Kelders de échte drijvende kracht was. Hij werd dan ook aangesteld als feestdirecteur. Gustaaf De Stobbeleir (schatbewaarder) en Felix De Loose (secretaris) stonden hem bij en samen vormden ze de ‘harde kern’ van het Comité.

Hier een foto uit 1950.


Staand van links naar rechts: ?, Van de Perre, Benoni Ringoir, ?, Florent Vinck. 
Zittend van links naar rechts: Karel Van den Bossche, Alfred Kelders, Laurent De Wolf, Alfons Berghman, Gustaaf De Stobbeleir.

De leden van Aalst-Voorwaarts en Alfred Kelders zagen nu hun kans om via het Feestcomité toch officiële carnavalsfeesten te kunnen organiseren in Aalst. 

In 1921 werden zware gesprekken gevoerd met burgemeester De Hert en dienstdoend burgemeester Van Opdenbosch over de organisatie van het carnaval
De stad, vooral op aandringen van De Hert dan, ging akkoord en het Feestcomité mocht in 1923 de eerste officiële, door de stad gefinancierde, Aalsterse carnavalstoet organiseren.

Na het overlijden van burgemeester De Hert echter, was de toekomst voor het Aalsters carnaval eventjes heel onduidelijk. 
De opvolger, burgemeester Leopold Van Opdenbosch, was immers geen voorstander van carnaval en dreigde ermee om alles te annuleren. 
Drie dagen voor carnaval dat jaar (1925) konden Alfred, Felix De Loose, enkele zelfstandigen en foorkramers Aalst toch bekomen dat het feestje kon doorgaan.

Carnaval kreeg het etiket van een ‘armencarnaval’ te zijn. In Venetië bijvoorbeeld, moest je chique en rijkelijk verkleed zijn om te mogen deelnemen aan de prachtige stoeten. In Aalst volstond een ‘voorschot’, een lampekap en een ‘voegelmoit me ne gedroeigden herink’ eigenlijk al.  

Hoe volkser hoe beter … en zo wordt iedereen meteen ook gelijk gesteld voor de wet. 
Van rijk naar arm, en omgekeerd … Geen verschil … 

Nog in het carnavalsmilieu werd Alfred samen met Gust De Man in 1927 ook nog stichter van 'de Ware Gilles'.

In letterlijk elk naslagwerk over carnaval komt zijn naam voor. Hij leidde ook jaarlijks de verpachting van de standplaatsen voor de winterfoor, hij reisde het hele land door om ook niet-Aalsterse groepen onder contract te leggen en hij hield nauwe contacten met andere carnavalssteden

Hij werd ondertussen ook 'de ziel van de middenstandsbeweging in Aalst' genoemd, en hij bleef maar verderdoen. 
Zo nam hij samen met enkele handelaars in 1929 het initiatief om een handelsdekenij op te richten. 

De eerste ‘dekenij Kattestraat’ was geboren en de eerste Aalsterse braderij aldaar werd dus georganiseerd door deken Jozef Arijs, secretaris Pierre De Winter en onze Alfred.

Alfred nam later het ‘dekenschap’ over en zou later ook benoemd worden tot eredeken.

In 1930 veranderde Alfred, wegens besparingen, de stadskleuren van drie (rood-wit-geel) naar twee kleuren (rood-wit). 
De brave man had hiermee, eigenlijk zonder het te beseffen, trouwens een fout van vroeger goed gemaakt. 

De stadskleuren rood-wit ontstonden immers al in de 14e eeuw. De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.

Het was in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd. Bij de lijkplechtigheden van Keizer Karel V te Antwerpen, 21 januari 1559, waren dan ook trompetters van de keizer aanwezig in geel fluweel, afgeboord met wit en rood.

Die besparingsmaatregel was maar van korte duur en tot op de dag van vandaag zijn de stadskleuren opnieuw rood-wit-geel. Meer over de stadskleuren kan u HIER terugvinden.
 

Onder meer door zijn vlotte en open communicatie groeide Aalst uit tot dé carnavals- en handelsstad bij uitstek, en het was Albert D’Haese, voorzitter van het Feestcomité en schepen van openbare werken in 1934, die voor het eerst de naam ‘vader van het Aalsterse carnaval’ in de mond nam.

Hij omschreef Alfred verder als "een duivel die 't al doet, die 't al bereddert" en nog als "goedlachs, rond en joviaal, maar met een temperament om den duivel zelf uit de hel te halen".

Dat het feestcomité meer dan ‘carnaval’ betekende voor de stad, mag blijken uit het feit dat er nog een hele hoop andere activiteiten hun opwachting maakten. 

Zo werd de reclamestoet ingevoerd in 1924, was er een eerste Handelsfoor in 1926, kwam er een Bloemenstoet in 1929, spraken we van de Eeuwfeesten in 1930, de lichtstoet in 1933 en de onthulling van het Koningin Astridmonument in 1938.

Naast de organisatie was hij ook woordvoerder van het Feestcomité naar de pers toe.

Eventjes terug naar zijn eigen zaak nu. Het bleef immers niet bij zijn matrassenwinkel, want in 1920 werd er een onderzoek van commodo en incommodo opgesteld voor de oprichting van een stapelplaats voor schapenvellen. 

Het ging steeds maar verder en na zijn huwelijk werd zijn ondertussen heel uitgebreide zaak omgedoopt tot ‘Wolwasserij Alfred Kelders-Meganck’, gespecialiseerd in het reinigen van wol dat bestemd was voor de spinnerijen en voor het vullen van matrassen. 

'Alfred Kelders – Meganck' liet in 1931 een gloednieuwe fabriek bouwen op een perceel hooiland gelegen aan de Saskaai (tegenwoordig Van Wambekekaai) en werd kadastraal geregistreerd onder sectie A, perceelnummer 1361a2/2bis. 

De wolwasserij had een perceelsoppervlakte van 6a80ca en bevond zich naast het hoge magazijn met opschrift “G.R.” (Glucoseries Réunies). 
In hoeverre de fabriek aan de Onderwijsstraat in gebruik bleef, heb ik jammer genoeg niet kunnen terugvinden.

De hoofdactiviteit van de onderneming bestond uit het reinigen van wol bestemd voor de spinnerijen en voor het vullen van matrassen, maar daarnaast werden ook schapenvellen ontwold en produceerde men dekens uit paardenharen, alsook matrassen. 

In 1936 werd het onbebouwde deel van het perceel verkocht, waardoor het fabrieksareaal inkromp tot 5a70ca. 

Alfred was een ‘commercant’… en een liberaal met een doorleeft sociaal engagement, dat is al duidelijk gebleken door vorige informatie.
 
Gedurende 20-30 jaar zette hij kleine advertenties in de lokale kranten, uitvoerig reclame makend voor zijn zaak. 
In 1940 echter verscheen er een bericht dat Alfred Kelders zijn matrassenwinkel sloot wegens omstandigheden.
Deze ‘omstandigheden’ waren natuurlijk de gekende ‘oorlogsomstandigheden’. 

De boel sluiten deed hij ongetwijfeld omdat hij anders verplicht zou worden om matrassen te fabriceren voor het Duitse leger, iets wat vaak voorkwam tijdens de oorlog. 

Net na de oorlog werd de naam van de persoonlijke onderneming gewijzigd in ‘Alfred Kelders – Meganck en Zoon’, en een tiental jaren later, op 30 augustus 1956, nam deze zoon, Frits Kelders – Arye, het bedrijf volledig over. 

Alfred zelf nam in november 1949, wegens gezondheidsredenen, ontslag als eestbestuurder, maar bleef wel nog lid van het feestcomité. 
Tot carnaval 1950 bekleedde hij nog steeds een belangrijke rol in de organisatie van carnaval. 

Na zijn definitief afscheid en overlijden in 1956 werden de administratieve taken overgenomen door Henri Van de Perre. 

Alfred zelf kreeg nog de eer om een Nominetje toegewezen te krijgen. 



De wolwasserij ‘Alfred Kelders – Meganck en Zoon’ werd ondertussen volledig ingesloten door de bedrijfsgebouwen van het latere ‘Amylum’ (ca. 1960), en de activiteiten werden tenslotte in 1964 stopgezet.

Hier een afbeelding van de wolwasserij in 1960. We zien hierbij de gebouwen van de firma, bijna volledig omringd door de gebouwen van 'Glucoserie Réunies'.


Het gebouw werd in 1964 ongewijzigd doorverkocht aan de 'N.V. Glucoseries Réunies Ancienne Firme Blieck et Callebaut Frères’ (nu ‘Tereos’, maar toch nog altijd beter gekend als ‘den Amylum’). 

Intussen werd de wolwasserij volledig afgebroken om plaats te maken voor de verdere uitbreidingen en aanpassingswerken van Amylum en Tereos.

Van dit bedrijf is tegenwoordig niets meer over.

Het is al eens vernoemd geweest, maar in 1950 kreeg Alfred het ereburgerschap van de stad en dat was dus niet enkel voor zijn carnavalsengagement … 
Neen, Alfred heeft, zoals hierboven uitvoerig beschreven, veel meer gedaan voor onze stad.

Het ereburgerschap was dan ook geen ‘plotse’ beslissing in 1950.
Neen, er werd al lang gepalaverd (Aalst zou anders Aalst niet zijn) over de toekenning van deze titel. 

Het was reeds in 1939 dat burgemeester Alfred Nichels voorstelde om Kelders de titel ‘Ereburger’ te bezorgen, en dat omdat hij er gedurende 20 jaar als feestbestuurder voor gezorgd had dat de stad en haar handelaars er financieel op vooruit gegaan waren door zijn toedoen.

Hier Albert helemaal links, met aan zijn zijde De Stobbeleir en in het midden de burgemeester.


Op dit initiatief kwam er echter protest vanuit de oppositie. Zij claimden dat het Ereburgerschap enkel maar aan kunstenaars en wetenschappers kon en mocht opgedragen worden. 

Ze erkenden wel dat de stad Alfred Kelders dankbaar moest zijn, maar dat dit op een andere manier getoond moest worden. Kelders werd in die periode dus geen ereburger, maar de stad zou wel hulde aan hem brengen, wegens bewezen diensten aan de stad.

Die hulde kwam er in 1945 tijdens het feest ter ere van het Ereburgerschap van Captain Bill Fairbairn

Captain Fairbairn was bij de bevrijding in 1945 de eerste die de stad binnenkwam met zijn regiment en als blijk van dank en erkentelijkheid mocht hij tijdens het bevrijdingsfeest Vreugde voor de Vrede het Ereburgerschap ontvangen. 

Over deze 'captain' is HIER meer te lezen. 

Samen met de nieuwe Ereburger, werd ook Alfred Kelders als feestbestuurder van het Stedelijk Feestcomité gehuldigd. De kranten uitten achteraf kritiek op het gezamenlijk huldigen van Captain Fairbairn en Alfred Kelders, te meer omdat Alfred niet echt een ereburgerschap kreeg, terwijl de stad wel de indruk had gewekt dat er twee Ereburgers gehuldigd werden.

In 1950 werd Alfred Kelders dan uiteindelijk toch door de stad benoemd als Ereburger, als grondlegger van het moderne carnaval en medestichter van het Feestcomité

Albert overleed op 28 november 1956 op 82-jarige leeftijd. 

Op zijn begrafenis namen verschillende prominenten het woord, waaronder burgemeester De Bunne en Feestcomitévoorzitter Arthur Cornelis. 

Cornelis omschreef hem als "een onvermoeibare werker, bekwaam organisator die steeds paraat was om de moeilijkste taken op zich te nemen en tot een goed einde te brengen. Bezield met de gedachte steeds nieuwe mogelijkheden te scheppen om nering en tering te doen bloeien in onze stad, was onze vriend Alfred voor alles de man van het karnaval. Hij was het die de eerste carnavalstoet inrichtte en deze van jaar tot jaar, rijker en schoner wist te maken. Voor zijn karnaval heeft hij geleefd en hieraan wijdde hij steeds zijn beste krachten

Op 10 januari 1978 werd het Alfred Kelders-Comité opgericht door een 8-tal bewoners van de Kattestraat. Het doel van dit comité was het plaatsen van een gedenkteken voor Alfred Kelders, medeoprichter en ere-deken van de dekenij Kattestraat.

Dat gedenkteken werd op 4 oktober 1978, in aanwezigheid van de burgemeester, ingehuldigd. Het monument, een bas-reliëf, werd ontworpen door Alfons Huylebroeck en het werd voorlopig achter het Belfort geplaatst.

Op de dag van de inhuldiging was er ook een afvaardiging van de dekenij Molenstraat aanwezig. Zij lieten zich opmerken door het feit dat ze een soort schrijn meedroegen op hun schouders. Hierop stond volgende tekst : “In plaats van onze kat te sturen, zoals sommige prinsen wel eens doen, wensen wij aan onze geburen honderd jaar en veel geluk en poen’. 

Later werd het geplaatst op het pleintje achter de gerestaureerde kapel in de Kattestraat en het vond uiteindelijk zijn definitieve plaats op de hoek van de Peperstraat en de Kattestraat.


Begin de jaren 2010 verdween het monument even uit de Kattestraat, doordat het moest wijken voor een nieuw woonblok. 

In 2015 werd het monument van Alfred Kelders echter opnieuw in de Kattestraat geplaatst.  ‘Zijn’ Kattestraat, waar hij ooit zoveel voor betekende.

Men zou zich de vraag kunnen stellen of carnaval in Aalst wel een kans zou hebben gekregen zonder zijn onnavolgbare inspanningen. 

Het lijkt er sterk op dat hij tijdens het interbellum meer bereikte dan de vijf eeuwen traditie dia aan 'Aalst Carnaval' voorafgingen.

Bronnen

HLN 6/5/1934 - 15/02/2020
De Gazet van Aalst 14/12/1961 – 20/01/1962 – 3/9/1959
Voor taal en vrijheid 12/11/1922
De Voorpost 23/05/1989 – 3/2/1978 – carnavalsuitgave 1978
De Streekkrant 30/10/2013
Foto eerste Feestcomité : Stadsarchief Aalst (Van den Bossche K.)
Carnavalslintje.be
users.telenet.be/wim.beelaert/vastenavond/geschiedenis04b.html
Over bouwen en verbouwen, de textielnijverheid arrondissement Aalst, Mainz K (2001)
Aalst; industrie en samenleving. Het eiland Chipka. S.l., s.n., s. d., p. 18)
Het Land van Aelst 21/06/1896 (reclame Alfred)
Foto wolwasserij Alfred Kelders – Meganck & Zoon : Industrie en samenleving, het eiland Chipka, M.Verleysen
Voor Allen 10/02/1978
Foto 1939 : Mediabank madeinaalst

zaterdag 25 september 2021

Gaston Van der Elst

05 juli 2020 … “De Eendracht-familie wordt in rouw gedompeld bij het overlijden van clubicoon Gaston Van Der Elst (84). Vorige zomer genoot hij nog met volle teugen van onze Expo 100 en zijn portret aan de Wall of Fame. Veel sterkte aan de familie en vrienden! Rust zacht, Gaston. #EA1919

Het werd deze aankondiging op de website van Eendracht Aalst die de stad in rouw dompelde. Gaston Van Der Elst (°23/06/1936) was niet meer.



Gaston werd bekend als sympathieke uitbater van café-feestzaal-sportlokaal ‘De Koornbloem’ die hij gedurende 50 jaar heeft uitgebaat. 
Over 'De Koornbloem' is HIER meer te lezen. 

Maar er is meer. 
Gaston was bij het sportpubliek ook gekend als voetballer ... en wat voor eentje. 

Zo dribbelde hij in 1961 Eendracht Aalst mee naar eerste klasse en speelde ook mee in de berucht geworden wedstrijd tegen Standard (toen niet de spelers maar wel scheidsrechter Arthur Blavier de hoofdrol speelde). 
Gaston Van Der Elst schopte het tot speler van Anderlecht, waar hij er onder andere Michel Verschueren als ‘physical trainer’ had en kwam later terug naar onze stad als trainer van Eendracht Aalst. 

Gaston was van Mijlbeek. Reeds op heel jonge leeftijd had hij de voetbalmicrobe te pakken en begon te voetballen in de Bergemeersestraat. Op enkele meters van het ouderlijke huis lag immers het voetbalveld, waar het clubje ‘White Star’ speelde. 
Bij de rust van de wedstrijd slopen hij en zijn vrienden binnen, en trapten toen op de ballen die op het veld waren blijven liggen. 

Zijn moeder was niet echt overtuigd bij het woord ‘voetbal’ en Gaston stootte op een ‘njet’. 
Vader was wel een sportminnend man en gaf wel zijn goedkeuring en zegen. 
Uiteindelijk is zijn moeder dan toch één van zijn grootste supporters geworden. 

In 1947 tekende Gaston zijn lidkaart bij Eendracht Aalst. Hij was toen pas elf jaar oud, maar men zag in hem wel toekomst. Hij mocht dan ook al heel snel meespelen in de A-ploeg waarmee hij het kampioenschap van Oost Vlaanderen won met een doelpuntengemiddelde van 126 voor en 6 tegen. Gaston zelf scoorde maar liefst 58 keer. 

In de jeugdploegen van Eendracht speelden toen maar liefst tien jongens van uit de buurt. Ze gingen te voet naar de trainingen en hadden toen maar weinig begeleiding. 
In het jaar 1950 begon hij aan zijn laatste seizoen als cadet en werd meteen overgeheveld naar het scholierenelftal. 
Na 2 jaar kwam echter het grote moment : op de leeftijd van 16 jaar en 3 maanden debuteerde Gaston bij ‘Den Iendracht’. 


Clubicoon Adolf De Buck was Eendracht Aalst 26 jaar lang trouw gebleven en besliste na het seizoen 1955-1956 om, na 600 wedstrijden, een punt achter zijn carrière te zetten. Met Gaston Van der Elst werd dus al heel snel een waardige opvolger gevonden en maakte een nieuw Aalsters jong talent zijn opwachting. Het daaropvolgende seizoen werd Eendracht kampioen, waardoor het promoveerde naar tweede klasse.

Onze Gaston kon echter nog meer. Zijn voetbaltalent bracht hem ook in de militaire ploeg en hij hij mocht ook meespelen als B international. 
Ook daar werd hij heel succesvol. Hij was tijdens de match tegen Luxemburg trouwens de enige Belgische speller die geen kritiek te slikken kreeg. 
Hij was bepalend tijdens het eerste doelpunt en maakte zelf het tweede, maar werd voor het overige te weinig aangespeeld door zijn ploegmaten. 
In de kranten verscheen : “Alles bij elkaar was Gaston Van der Elst, die nochtans met Eendracht Aalst in derde nationale speelt, de beste Belg in Luxemburg …”

In het seizoen 60-61 werden ze kampioen in tweede klasse. In de toenmalige ploeg was heel wat talent aanwezig. Er waren bijvoorbeeld Karel Voogt en Dolf De Buck, twee echte ‘krakken’. Voogt kwam toen terug uit Italië waar hij bij Messina speelde.


Het was niet allemaal rozengeur en maneschijn, want ook Gaston bleef niet gespaard van blessures
Op zijn 23 jaar heft hij toen gedurende maar liefst 18 maanden niet kunnen spelen. Al de gewrichtsbanden van de linker knie waren af.  
Het was Michel Verschueren, de latere manager van Anderlecht, die hem er toen doorgehaald heeft en na een lange lijdensweg kon hij daarna toch weer spelen voor Eendracht. 
Michel Verschueren dook er op als fysiek trainer van Aalst dat toen getraind werd door Rik Geertsen. en introduceerde er nieuwe trainingstechnieken. Zo liet hij de spelers met bijvoorbeeld zakjes zand van 10 kg de tribunes op en af lopen. De keepers warden getraind in een zandbak. Het was afzien maar er waren opvallend weinig kwetsuren en de spelers waren echt wel fit.

Vanwege zijn onophoudelijke inzet en zijn … euh … grote gestalte werd hij wel eens ‘de Asterix van den Eendracht’ genoemd. 

Het seizoen ’61-’62 was een jaar dat in de geschiedenisboeken terecht zou komen, en Gaston stond toen op de eerste rij. 
De match van Eendracht tegen Standard werd overschaduwd door heel wat akkefietjes. 

Aalst stond in de rangschikking vooraan na zes goede matchen, maar toen gebeurde het. 
Scheidsrechter Blavier zag al in de beginfase van de match een aantal grove fouten van Standard door de vingers. 
Een eigenlijk banaal duel tussen Aalstenaar Willy Bellon en Standard-speler Léon Semmeling hitste het publiek op en de sfeer was meteen te snijden, zowel naast als op het veld. 
Even later kreeg Jan Van Poelvoorde een brute elleboogstoot. Hij diende een tiental minute op adem te komen, en toen hij terug op het veld stond moest hij jook nog eens een trap in het kruis incasseren. 
Hij was razend, rende naar scheidsrechter Blavier en protesteerde nogal hevig. 
Blavier reageerde kortaf met “Dehors!”. 
Exit Jan Van Poelvoorde dus en Den Iendracht moest verder met 10. 
Na het doelpunt van Semmeling, net na de rust, mocht ook Jan’s broer Antoine gaan douchen. 
Volgens Blavier had Antoine nagetrapt. 
Het slachtoffer van dienst, Istvan Sztani, schreeuwde het uit van de pijn, hoewel hij achteraf wel toegaf dat het commedie was. 
Daar had EA natuurlijk niets aan, en dus moesten ze verder met 9. 

Het was echter nog niet alles. In de 60ste minuut kon ook spits Albert Mayama gaan douchen, … ook al voor protest ...  
In de 71ste minuut was het genoeg geweest voor kapitein Gaston Van der Elst en besliste hij om met zijn ploegmaats het veld te verlaten. 
Het razende publiek bestormde het terrein en bekogelde Blavier met aardkluiten. Rijkswacht en politie hadden alle moeite van de wereld om de gemoederen te bedaren. De match herstartte wel nog, maar eindigde niet. 
De Aalstenaars Van der Elst, Willy Plas en Lajos Balogh blesseerden zich (zogezegd) in het slot en trokken richting kleedkamer. Er stonden toen dus nog maar 5 spelers op het veld en Blavier diende de wedstrijd stop te zetten bij 0-3. 

Het Pierre Cornelisstadion kolkte van woede. Het rapport Blavier was vernietigend met wekenlange schorsing voor de spelers en 15 maanden schorsing van Michel Verschueren, volgens Blavier de aanstoker van de feiten. De zaak heeft Aalst jarenlang heel veel schade toegebracht en is trouwens nu nog steeds ‘talk of the town’.
Aalst zou de straf niet overleven en zakte al na 2 seizoenen opnieuw naar 2e nationale. 

In 1964 werd Gaston getransfereerd naar Anderlecht, waar hij samen met Trappeniers, Heylens, Plaskie, Verbiest, Cornelis, Hanon, Jurion, Devriendt, Stockman, Van Himst en Puis het goede weer mocht maken. 
Gaston was nummer 15 en zat meestal op de bank. 

Jammer om te moeten vermelden maar Gaston werd ook ‘bekend’ omwille van een omkopingsaffaire
Het zat zo. Aalst moest winnen van Charleroi om zijn vel te kunnen redden.  Ze stonden voorlaatste op één punt van Namen, met nog 5 matchen te gaan. 
Na de eerste helft stond Aalst op kop met 0-3 maar tijdens de ruxt verklaarde Charleroi speller-trainer Piccinin dat hij omgekocht was. 
Gaston had immers, in opdracht van de keeper van de reserves – die trouwens van Charleroi kwam – iets geregeld voor den Eendracht, zonder dat hij daar een cent heeft aan verdiend. Het was clubliefde maar hij  werd wel geschorst voor drie jaar. 


Na 15 maanden werd de schorsing, gelukkig voor hem, herbekeken en hij ging terug naar Aalst. Wel nam hij nog drie man van de reserveploeg van Anderlecht mee naar Aalst dat opnieuw kampioen werd.

Op zijn 32ste werd hij trainer van Grimbergen, de ploeg van Michel Verschueren. Na drie jaar werd hij trainer van Denderleeuw, waar hij de bescheiden ploeg in een mum van tijd naar derde klasse wist te laten promoveren. 
Nog eens drie jaar later kwam hij terug ‘naar huis’ en werd trainer van Aalst, dat was in het seizoen van 1975-1976. 
Gaston bleef er trainer tot oktober 1978 en werd opgevolgd door Henk Houwaart.

Gaston ruilde de voetbalschoenen voor de horeca en vanaf midden jaren tachtig werd hij één van de meest besproken en geliefde cafébazen van Aalst. Op sommige dagen, zoals Carnaval, kon je zowel in het café vooraan, en in de zaal achteraan met moeite binnen. Men stond zelfs tot buiten om toch maar de sfeer te kunnen opsnuiven.

Iedereen wilde bij Van der Elst zijn. 

De week voor Carnaval werd zijn café door het personeel van de brouwerij Safir, leeg gemaakt en voorzien van oud meubilair. 
Het mocht echter niet baten, en met spijt in het hart moest Gaston, net zoals zoveel andere cafébazen, in 2002 toch besluiten om zijn café dicht te houden tijdens de carnavalsdagen. 
De kosten liepen te hoog op, de schade was vaak niet meer te overzien. 

Zijn café-feestzaal 'De Koornbloem' (elke Aalstenaar kent de zaak echter als 'Van der Elst' bleef heel succesvol tot hij er in 2010 zijn laatste pint tapte. 

Een jaar later belandde hij in het ziekenhuis met een hartaanval.
Wat de uiteindelijke oorzaak was, is niet geweten. Hij reed voor z’n plezier zonder te forceren maar viel en geraakt in coma. Hij lag 6 weken in de kliniek en sindsdien droeg hij een pacemaker.

Na zijn carrière als voetballer bleef hij de sport wel nog van dichtbij volgen. 

Gaston werd geopereerd aan zijn hart, en met de Harva-ploeg, de vereniging voor hartpatiënten van het Onze Lieve Vrouwziekenhuis uit Aalst, reed hij bij geregelde tijdstippen mee om zijn gezondheid op peil te houden, maar ook om de vele goede doelen te steunen.

Gaston stond vooral bekend om zijn vriendelijkheid. Overal waar je hem tegen het lijf liep, geen seconde was hem teveel om een babbeltje te slaan, of even te poseren voor de foto. 

Hier is hij nog te zien bij de inhuldiging van The Wall aan de nieuwe staantribune in het Pierre Cornelisstadion


Gaston Van Der Elst was een van de beste voetballers die ooit bij Eendracht Aalst en Anderlecht heeft gespeeld. Burgemeester Christoph D’Haese omschreef het bij de afscheidsplechtigheid zo: 

Aalst vergeet je nooit, Gaston. Hierboven resideren reeds een aantal Aalsterse grootheden die ons de jongste jaren zijn ontvallen. De fine fleur van de Keizerlijke Stede zal Gaston Van Der Elst ongetwijfeld welkom heten, wie weet een ‘matchke’ voetbal spelen en herinneringen ophalen aan de toog van het Eeuwige Leven. En wij hier, we zullen hem ongelooflijk hard missen. Vaarwel Gaston, en bedankt voor alles.

Op de begraafplaats mocht het publiek vaarwel zeggen. Een lange rij kwam hun steun betuigen aan de familie.

 ‘Broske’ was één van de beste Aalsterse voetballers ooit en zijn schoenmaatje 38 stond dan ook in schril contrast met de grootsheid van deze man. 

Met een verwijzing naar clubicoon Gaston Van der Elst kreeg een tweede nagelnieuw woonblok van De Volkswoningen op 13/10/2021 een naam om u tegen te zeggen ... inderdaad ... Gaston ziet zijn naam vereeuwigd in een gebouw.
Het pand ligt in de Bredestraat op enkele stappen van het Pierre Cornelisstadion en wordt op zaterdag 23 oktober officieel ingehuldigd, in aanwezigheid van de familie van Gaston.

Na “Molly 9” in Park De Blieck, genoemd naar gewezen Eendracht-speelster Vanessa Molly, krijgen we met “Gaston 11” dus een volgende link tussen de rijkgevulde clubgeschiedenis en de woonwijk rondom het stadion.

Vlak voor de zomer organiseerde de club een online poll met alle grote namen uit de Selectie van de Eeuw. Gaston Van der Elst kreeg met voorsprong de meeste stemmen.


Bronnen

HLN 05/07/2020
De Voorpost 25/07/1975
facebookpagina DRA
eendracht-aalst.be
foto KOS/RLA (HLN 13/07/2020)

dinsdag 27 oktober 2020

Wijk 8 : Mijlbeek / Rozen / Arend / Wijngaardveld

Afbakening: Moorselbaan, Josse Ringoirkaai - Pierre Corneliskaai - Victor Bocquéstraat (Dender), Wijngaardveld, De Kluizen, Rozendreef 


Gezien de grote oppervlakte van ‘rechteroever’ heb ik dit gesplitst in twee aparte delen. Eigenlijk valt dus ook dit deel, samen met wijk 8, volledig onder de naam ‘Mijlbeek’

Het deel in dit artikel is het meest noordelijke, vanaf de Moorselbaan bekeken (meer info over het zuidelijke deel is te vinden bij wijk 9).

Mijlbeek was lange tijd gekend als “de coté” van het werkvolk.
Over de Dender komt men via de Sint Annabrug en de Nieuwbrugstraat in het gebied met de oude arbeiders- en industriewijken van Aalst-rechteroever. Dit stadsdeel wordt Mijlbeek genoemd. 
Over het verbindingspunt tussen het stadscentrum en rechteroever, de St Annabrug, is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/02/sint-annabrug.html

De naam ‘Mijlbeek’ werd voor het eerste vermeld in een charter van 1110 (abdij van Vorst) en verweess naar de Mijlbeek die in het Kravaalbos ontspringt en het hele gebied doorkruist. 
Het woord ‘Mijl’ zou verwijzen naar een sompig, stinkend stuk land, en ‘beek’ … tja, waarschijnlijk de grote oorzaak van dat sompige land. 

Net zoals Schaarbeek en Nieuwerkerken vormde Mijlbeek sinds de 16de eeuw een groot gehucht ‘extra muros’ (= buiten de stadsmuren). 
Het gehucht omvatte het volledige gebied van aan de Dender tot aan de grenzen van Herdersem, Moorsel en Erembodegem en stond toen bekend als ‘Praterye Mylbeke’ (naast ‘Praterye Schaarbeek’ en Nieuwerkerken dus). 
Het was een gebied dat werd samengesteld door aan elkaar grenzende lenen en heerlijkheden die om beheersredenen samensmolten tot één geheel. 
De bewoners van de ‘Praterye’ waren buitenpoorters van de stad. Aan het hoofd stond een Prater, eigenlijk een soort veldwachter, die waakte over de veldvruchten, koornrenten inde en schadelijke dieren bestreed. Mijlbeek was in die periode het toeleveringsgebied voor landbouwproducten naar Aalst.

Een buitenpoorter of hagepoorter was iemand die wel de burgerrechten van een stad genoot, maar buiten het gebied van deze stad woonde. 

Om het buitenpoorterschap te kunnen verkrijgen, diende men poortersgeld te betalen. Anderzijds werd men dan wel vrijgesteld van belasting aan de heer van het gebied waarin men woonde. Bijvoorbeeld het recht van de heer om bij overlijden het beste stuk grond te kiezen uit de erfenis. De buitenpoorter viel niet onder de wetgeving van de plaatselijke heer, maar onder de wettelijke regelingen van de stad waarvan hij het buitenpoorterschap had.

Het buitenpoorterschap werd niet door de kinderen overgeërfd.

In de loop van de 19de eeuw kende Mijlbeek een echte transformatie. De aanleg van de spoorweg Brussel - Aalst - Gent (1856) door de wijk Mijlbeek zette de industrialisatie in gang. De rechteroever van de Dender werd de slaap- en verblijfsplaats voor de arbeiders. 
Verder weg van alle ‘fabrieksgeweld’ richtten de fabriekseigenaren en andere gegoeden hun kasteeltjes op.

Aan het einde van de 19de eeuw werd de nood aan materiële en geestelijke ondersteuning van de bevolking te groot. 
De straten werden verhard in 1878 en de eerste scholen werden opgericht. Dé grote urbanisatie vond echter plaats in 1902 met de aanleg van de Albertlaan en het begin van de bouw van de kerk en de pastorie, Mijlbeek telt dan 5000 inwoners.

Er was reeds van vóór de Eerste Wereldoorlog sprake van de nood aan een nieuwe parochie “over de Dender” te Aalst, met o.a. de Hertshage, de Bredestraat en de Ouden Dendermondsesteenweg als gebied.  Dat gebied op de rechteroever van de Dender omvatte een grote arbeiderswijk en een aantal boerderijen, die wat afgelegen lagen van de O.-L.-Vrouwkerk van Mijlbeek, van de dekenale Sint-Martinuskerk en van de Sint-Jozefskerk.

De oorlog van 1914-1918 trad als een spelbreker op om die nieuwe parochie te stichten, maar de toenmalige deken van Aalst, Kanunnik Roelandts, beloofde toen een kapel ter ere van het Heilig Hart te bouwen, indien Aalst van vernieling gespaard zou blijven.
Na de oorlog achtte de bisschoppelijke overheid de tijd gekomen om op de rechteroever van de Dender, over de Zwarte Hoekbrug, de nieuwe parochie op te richten, die toegewijd zou worden aan het Heilig Hart van Jezus.   

In de Volksstem van 15/03/1921 stond een ietwat‘rare’ melding.
Tussen het "Programma der Katholieke Partij voor de gemeentekiezingen te Aalst in 1921" stond er een artikel met als titel  "Stichting ener parochiale kerk, te Mijlbeke" 

Nochtans werd de kerk van Mijlbeke al in 1903 ingewijd? Mysterie ? Fout van de krant? 

Neen hoor, de melding in het programma van de Katholieke Partij in 1923 is gemakkelijk te verklaren. 
Het ging immers niet over de reeds gekende Kerk van Mijlbeek (het OLV Bijstand), maar over de H. Hartkerk.
Mijlbeek is immers geen - zoals zo dikwijls verkeerd gebruikt - "parochie’, maar wel een stadsdeel. Vandaar de ietwat verwarrende tekst. 

Bij koninklijk besluit van 8 december 1925 werd de nieuwe parochiekerk erkend en op 10 maart 1926 werd E.H. Renatus Kockuyt als pastoor benoemd.  Hij fungeerde voorlopig “zonder kerk” vanuit de dekenale kerk van Sint-Martinus.

Oorspronkelijk strekte de parochie zich uit over een grondgebied dat ten noorden werd begrensd door de huidige deelgemeente Herdersem, ten oosten door de Waelestraat, de Botermelkstraat en de Binnenstraat, ten zuiden door de Moorselbaan en ten westen door de Dender.
Op 24 juni 1986, bij de oprichting van de Sint-Paulusparochie, werd het grondgebied iets verkleind: enkele straten van de parochie werden gevoegd bij het werkgebied van de Onze O.-L.-Vrouw-Bijstandparochie en vormden zo de Sint-Paulusparochie, nl. het Bosveld met heel de nieuwe wijk van sociale woningen ‘Horebekeveld’ en de Dompelstraat.
Op dat ogenblik telde de Heilig Hartparochie ± 6.000 inwoners.

Dichtbij de kerk bevindt zich het voetbalstadion Pierre Cornelis van voetbalclub Eendracht-Aalst.

Over ‘den Iendracht’ is HIER meer te lezen.     
Over ‘Pierre Cornelis’ is HIER meer te lezen.  

Keizer Kamiel bezong het reeds lang geleden :

Van oon St-Job tot oon de keirk van Moilebeik
Lootn d’ajoinen noeit eir ploeg nie in de steik
Komt insj nor ’t ploin, dor moeje zoin
Oon ’t  Hoileg Hert, speltj, Wit en zwert

Het terrein, en de huidige ligging, hebben voor de stad al voor heel wat kopzorgen gezorgd. Men zou willen investeren in een nieuw stadion, op een andere locatie, maar dat heeft heel wat politieke en financiële voeten in de aarde. Het ongenoegen van de supporterskernen wordt er niet minder op, en de frustraties lopen hoog op. Dit is en blijft blijkbaar een werkje van lange adem, hoewel er in 2020 blijkbaar toch wel enkele lichtpuntjes zouden te zien zijn in dit duistere dossier.

De Heilig-Hartparochie wordt thans middendoor gesneden door de Aalsterse Ring.  De kerk staat juist vóór het kruispunt tussen de Ring (Heilig-Hartlaan) en de Bredestraat.

Het rond punt net aan het viaduct wordt sedert September 2013 versierd (volgens sommigen ‘ontsierd’) door een groot ‘Neuzeke’.
Het ‘Neuzeke’ is een werk van kunstenaar Patrick Van Caeckenbergh. 
‘De rode neus is het symbool van carnaval, wat verweven zit in de Aalsterse identiteit’, zegt de kunstenaar. ‘Het belichaamt wat in Aalst leeft. De rode neus heeft een diameter van drie meter en rust op een arduinen sokkel met een hek rond. Dat is een verwijzing naar het ijzerwerk rond het standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt.’ 
Om het Het Neusje in te huldigen, organiseerde de stad samen met Netwerk, het centrum voor hedendaagse kunst, een kunstwandeling langs drie werken van Van Caeckenbergh. Het werk kostte in totaal 94.000 euro, integraal betaald door de stad.

De rivier vormde gedurende eeuwen de industriële as van de stad. De laatste decennia vertrokken de meeste fabrieken en stonden de gebouwen te verkrotten. Deze leegstand en de daarmee gelijklopende verwaarlozing van de rechteroever wil men nu een halt toeroepen door impulsen te geven voor een nieuwe stadsontwikkeling. 
Nieuwe technieken, en dus ook nieuwe industrie staken de kop op. 
Zo strekt zich tussen de Zwarte-Hoekbrug en de gemeente Herdersem een belangrijke industriezone ‘Wijngaardveld’ uit.
Over de Zwarte Hoekbrug is HIER meer te lezen.  

Op de site van de Hertshage zoals deze buurt vroeger werd genoemd, bouwde men van 1895 tot 1899 aan een nieuw ziekenhuis, het St Elisabethziekenhuis, ter vervanging van het oude en te kleine hospitaal van de Oude Vismarkt. 

Over dit ‘St Elisabethziekenhuis’ is HIER meer te lezen.  
Over de ‘Dokter De Moorstraat’ waar het grootste gedeelte van het ziekenhuis was opgetrokken, is HIER meer te lezen.    

Niet zo heel lang geleden werden twee nieuwbouwwijken opgetrokken op de gronden van het inmiddels verhuisde OCMW-hospitaal. 

Het was de bedoeling om nog meer kleine appartementsblokken in te planten. Daar werd van afgezien er er werd beslist om de wijk aantrekkelijker te maken door het aanleggen van sportpleinen en het bouwen van een polyvalent buurthuis. 
Ook de Lazaretstraat ligt op de vroegere terreinen van het OCMW. Het kapelletje aan de ingang was vroeger in gebruik als lijkenhuisje. 

De Gasthuisstraat en Borluutstraat liggen in elkaars verlengde en lopen de helling af naar de Dender. 

Deze buurt ligt op een hoogte en was vroeger een strategische plek die de grens vormde tussen het Duitse Keizerrijk en het Franse Koninkrijk. In het begin van de 12de eeuw werd hier een veldslag uitgevochten waarbij Diederik van den Elzas (Graaf van Vlaanderen) als overwinnaar uit het strijdperk kwam en Aalst zijn stadsrechten gaf. 

De Borluutstraat werd genoemd naar de man die de aanvoerder van de Fransen in de slag bij de Hertshage, Willem Clito, met een lans de dood indreef en daarbij zelf door een bijlslag werd geveld. Op die manier heeft hij op heldhaftige wijze bijgedragen tot de zelfstandigheid van Aalst en Vlaanderen. 

Over deze slag om Hertshaeghe is HIER meer te lezen.   

De Houtkaai wordt gedomineerd door een rond gebouw dat dateert van de jaren '50 en dat dienst deed als vismijn, dit ter vervanging van de vismarkt die op de Werf plaats vond tot 1940. De moeilijkheden bij de funderingswerken liepen vertragingen op omdat de bedding van de Oude Dender er onder loopt.
Over de vismijn(en) in Aalst is HIER meer terug te vinden.  

De Josse Ringoirkaai brengt ons terug naar de Sint-Annabrug en is genoemd naar een verzetsstrijder die in een Duits concentratiekamp is gestorven. De herenhuizen en het vetersfabriek van Ringoir werden tijdens de Tweede Wereldoorlog plat gebombardeerd. 

De Moorselbaan telde lange tijd twee paardenbeenhouwers rechtover elkaar. Een paardenhoofd boven één van de poorten getuigt nog steeds van de aanwezigheid van één daarvan. 
Wie beenhouwer zegt, zegt natuurlijk ook ‘slachthuis’.
Het oude slachthuis werd geopend in 1861. Door de snelle stadsuitbreiding kwam het echter al gauw pal in de bewoning te liggen. Natuurlijk kwam hierop commentaar van de bevolking die het slachthuis liever kwijt dan rijk was. Toch werd pas in mei 1973 het nieuw stedelijk slachthuis aan de Albrechtlaan in gebruik genomen.

Eveneens op de Moorselbaan (tegenwoordig ter hoogte van huisnummer 54) was er de als ‘’t Fort’ gekende ’ingang Backaert’, met in de buurt ook een cinema en een haringrokerij. 
Het was een doodlopende steeg van ongeveer 70 meter lang.

De ‘Ingang Backaert’ werd genoemd naar Marie Backaert. In 1935 bevonden zich hier 21 huizen waarvan ongeveer de helft verdween voor het uitbreken van de oorlog. De vrijgekomen gronden werden opgenomen in de verkaveling en aanlegging van de Slotstraat. 

Enkele andere gekende ‘ingangen’ in Aalst zijn:   ingang Callebaut (Binnenstraat), impasse D’Haeseleer (Binnenstraat), ingang Klein Begijnhof (Binnenstraat), impasse Ganzeman (Korte Binnenstraat), impasse Gits (Oude Dendermondsesteenweg), koer Wuytens (Moorselbaan) en ingang Backaert (Moorselbaan).

Op rechteroever, waar toch veel arbeiders woonden, werden tijdens de 19de eeuw verschillende van deze ingangen of beluiken gebouwd. Deze werden ondermeer door de fabriekseigenaars zelf gebouwd om zo het werkvolk goedkoop en dichtbij de werkvloer te kunnen huisvesten. 
Dergelijke ‘ingangen’ werden gebouwd om op zo’n klein mogelijke oppervlakte zoveel mogelijk mensen (arbeiders) te laten wonen. Toiletten waren gemeenschappelijk en de watervoorziening en een degelijke verluchting waren er vaak helemaal niet.

In de ingang ‘Klein Begijnhof’, die begon in de Binnenstraat, en eindigde in de Slotsttraat werd het allerlaatste huisje in 1974 onbewoonbaar verklaard. De bewoner verhuisde en het huisje aan huisnummer 6 verdween, samen met het slachthuis in 1975. Tegenwoordig vinden we daar de Moskee Kevser Camii.

De Albrechtlaan was vroeger een rustige dreef van aan de Brusselse steenweg tot aan de kerk, met in het midden een dubbele rij kastanjebomen en een wandelpad met aan weerszijden smalle rijstroken. Nu maakt deze laan deel uit van de drukke ring rond Aalst en staat alles jammer genoeg in het teken van koning auto.

Na WOI volgde een hele zwarte bladzijde voor de buurt. Aan de rand van de stad werden barakken opgebouwd die dienst moesten doen als noodwoningen voor de noodlijdende bevolking. Men beschouwde dita ls een ‘tijdelijke situatie’ en dus schonk men weinig (té weinig!) aandacht aan voorzieningen zoals rioleringen en sanitair. 
Er waren nog van die barakken in Aalst, maar die van Mijlbeek waren wellicht de beruchtste.
Pas in februari 1952 werd aangevangen met de sloop van de nog resterende barakken, en het was pas in 1960 dat ook de laatste twee werden afgebroken.

Over deze barakken, ook wel ‘fort Chambrol’ genaamd, kunnen jullie HIER meer lezen. 
 
De parochie omvat tegenwoordig nog twee sociale wijken: Park De Blieck en Sint-Elisabethwijk (site Oud Hospitaal).

Waar de Hoveniersstraat eindigt en men de Binnenstraat of de Moorselbaan op gaat, situeert zich volgens de Schrijver LP Boon de geboortegrond van enkele actoren uit 'De Zwarte Hand' (een Belgische verzetsbeweging tijdens WOII).
Om burgers moed te geven kalkten ze de letter V (van victorie) op de gevels van huizen, om aan te geven dat de bezetter nog niet definitief had gewonnen.
In deze buurt wapperden vroeger dan ook rode vlaggen op de Dag van de Arbeid. 

De Faluintjesstreek is ondermeer gekend vanwege de snijbloementeelt. Sedert 1959 konden kwekers terecht in Veiling Flora S.V., vanaf 17 april 1961 was deze gevestigd in de hallen aan de Albrechtlaan.
Over de ‘Flora’ is HIER meer te lezen.    

Op de hoek van de Kloosterstraat (de huidige Leopoldlaan) met de Moorselbaan was het politiekantoor van Petrus Van Nuffel gevestigd. Hij is vooral gekend vanwege zijn geschiedkundige werken over Aalst en het Aalsterse.

Begin jaren ’60 van de 20ste eeuw werden zowel de Leopoldlaan als de Heilig Hartlaan volwaardige lanen. 
Met de bouw van de brug over de Dender en de spoorweg en de aansluiting tussen de Boudewijnlaan en de Dendermondsesteenweg eind jaren ’70 werd de Ringlaan vervolledigd tot op het niveau waarin hij zich vandaag bevindt.

De ‘Rozen’ dan. In 1952 werd op de gemeenteraad het aanleggen van een nieuw Kerkhof te Aalst goedgekeurd. Het Kerkhof zou zich bevinden daar waar tegenwoordig de sportterreinen van ‘Ten Rozen’ zijn. 
Drukker Teurrekens uit de Vrijheidstraat was iets te voorbarig en zette het alvast op een stadsplan uit die periode, maar … het Kerkhof is er nooit gekomen. 
Men had ontdekt dat de ondergrond heel vochtig was, en de plannen voor dit Kerkhof … vielen meteen in het water. 

Over deze buurt valt uiteraard nog enorm veel meer te vertellen, en ik zal deze inleiding dan ook regelmatig updaten.
 
Hieronder nog een overzichtje van alle straten in deze buurt.  Voor diegene waar een link staat : klik er gerust op, het is een link naar meer uitleg over deze bepaalde straat.
 
Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Achterweg - Ajuinenstraat - Albrechtlaan - Arendstraat - Arendsveld - Bevrijdingsstraat - Binnenstraat - Boekweitstraat - Bolleweg - Boomgaardstraat - Borluutstraat - Bosveld - Botermelkstraat - Braambesstraat - Brakelstraat - Bredestraat - Brouwerijstraat - Clara 't Roenstraat - Distelstraat - Dokter De Moorstraat - Dompelstraat - Doornstraat - Doornveld - Draaiersstraat - Dresselweg - Drie Sleutelsstraat - Drie Veldenweg - Eendrachtstraat - Eglantierstraat - Fonteinstraat - Frans Breckpotwijk - Gasthuisstraat - Gefusilleerdenstraat - Geldhofstraat - Goudbloemstraat - Gouden Leeuwstraat - Graanveld - Groenstraat - Guido Gezellestraat - Hammestraat - Haverveld - Heidestraat - Heilig Hartlaan - Henri Matthieustraat - Hertshage - Het Spieken - Het Walleken - Hoenderveld - Hoge Steenberg - Hoogveld - Hopstraat - Horebekeveld - Hospitaalstraat - Houtkaai - Ingang Backaert - Jan Bijlstraat - Jan De Windtstraat - Jan Jeliestraat - Jasmijnstraat - Josse Ringoirkaai - Jozef Borremanstraat - Keienberg - Klaproosstraat - Klaverstraat - Koolzaadstraat - Korenbloemstraat - Korte Binnenstraat - Korte Moutstraat - Krekelstraat - Kroonstraat - Kruisveldstraat - Landbouwersstraat  - Larewei - Lazaretstraat - Leenlaan - Leopoldlaan - Liefdadigheidstraat - Liinvogelstraat - Lijnzaadstraat - Lion d'Orweg - Losweg - Louis De Rijckestraat - Louise Mayartstraat - Mijlbekelaan - Nedersteenberg - Nieuwbrugstraat - Noordstraat - Oscar Debunnestraat - Oude Abdijstraat - Oude Dendermondse steenweg - Ouden Dendermondse steenweg - Paardendries - Paddenvijverstraat - Park De Blieck - Petrus Van Nuffelstraat - Pierre Corneliskaai - Pieter Daensstraat - Pieter De Bruynestraat - Politieke Gevangenenstraat - Polydoor De Paepestraat - Popperodedries - Prinsenveld - Rapenstraat - Rederijkersplein - Revalidatiecentrum - Rijgerstraat - Rozendreef - Rozenweg - Salaartsbos - Schabbekensstraat - Schendelbeekhofstraat - Schuttersstraat - Sint Ursmaarstraat - Sint Vincentiusstraat - Sinte Gudulastraat - Sinte-Barbarastraat - Sint-Hubertusstraat - Slotstraat - Spoelstraat - t Spieken - Tiende Vrijstraat - Tramstraat - Tulpstraat - Twee Hagenstraat - Verbrandhofstraat - Victor Bocquéstraat - Violettestraat - Weverijstraat - Wijnenput - Wijngaardveld - Wolvenveld - Zavelbaan - Zegepraalstraat - Zesbunderstraat      



Bronnen

padro.dekenaataalst.be
Geschiedenis der straten van Aalst – Jos Ghysens
Foto ingang Backaert via ‘Delcampe’
Bronnen zoals aangegeven in de verschillende artikels die gelinkt zijn.

donderdag 1 oktober 2020

Feestcomité

Iedereen kent ze wel … De in blauwe jassen gehulde mensen die tijdens de carnavalsstoet alles in goede banen trachten te leiden. Soms te voet, soms met een brommertje, maar ze malen die dagen heel wat kilometers af.
 
Het Stedelijk Feestcomité (verder afgekort als F.C.) werd na WOI opgericht met de bedoeling om samen met het College van Burgemeester en Schepenen alle feestelijkheden in de stad Aalst te kunnen organiseren en coördineren. Het F.C. is een adviesraad, wat wil zeggen dat ze adviezen formuleren aan het College dat de eindbeslissingen neemt. In tegenstelling echter tot de meeste andere adviesraden, is het F.C. in het Aalsterse geval tegelijkertijd ook een organiserend comité. Ze zijn met andere woorden ook op het terrein aanwezig en nemen ook eigen beslissingen.
 
De leden van het Feestcomité worden aangeduid via de gemeenteraad … Via de politieke weg dus, en het is net dat wat sommigen al vele jaren tegen de borst stuit.
 
In 1902, toen er van het F.C. helemaal nog geen sprake was, werden de onpartijdige middenstandsorganisatie en haar afdeling Aalst-Voorwaarts opgericht.  
Zij organiseerden verschillende campagnes en evenementen om mensen naar de Aalsterse winkels te lokken en kunnen dus eigenlijk ook al wat beschouwd worden als een eerste versie van een feestcomité;
 
In navolging van Aalst-Voorwaarts werd op 19 februari 1920 de Stedelijke Commissie der Openbare Feestelijkheden opgericht, al waren de toenmalige leden officieus reeds actief geweest op de Sint-Maartensfoor van 9 november 1919.
 
Bij de oprichting bestond het Feestcomité aanvankelijk uit een kerncomité van amper drie personen: Alfred Kelders, Felix De Loose en Gustaaf De Stobbeleir.
 
In eerste instantie stonden enkel Aalst-Kermis, de 21 juli-viering en de Sint-Maartensfeesten op de agenda, maar één van de eerste officiële taken werd het organiseren van een bloemenstoet.
 
Om de Aalsterse middenstand te kunnen steunen, wou men ook al vlug overgaan tot het inrichten van een heuse carnavalstoet. Iets dergelijks zou veel volk naar de stad brengen, en waar volk is, kan worden verkocht.
Al gauw werd het drukker en drukker voor de drie ‘pioniers’ en het kerncomité werd uitgebreid met partijafgevaardigden van de verschillende politieke partijen uit de stadscoalitie van toen.
Het eerste feestcomité kwam zo onder voorzitterschap te staan van de schepen van Openbare Werken Valery De Valckeneer.
Alfred Kelders werd feestdirecteur, Felix De Loose secretaris en Gustaaf De Stobbeleir schatbewaarder.
 
Het was door wat inspiratie op te doen na een bezoek aan de carnavalsstoet in Binche dat de stad Aalst en het F.C. het ineens erg zag zitten om in 1922 ook van start te gaan met het plannen van een grote carnavalsviering in 1923.
Onder leiding van Alfred Kelders wou men absoluut het begrip ‘carnaval’ verder uitbouwen tot ‘iets groots’.
 
In januari 1923 maakten het Studiecomité van Openbare Feestelijkheden een lijst bekend met de verenigingen voor de eerste carnavalstoet van 11 februari.
Feestdirecteur Alfred Kelders, secretaris Felix De Loose, schatbewaarder Gustaaf De Stobbeleir en leden Kamiel Guns, Florent Vinck, Jozef Chevalier, Hector Cornand, Triphon De Smet, Achiel De Stobbeleir, Domien Gijsens, Mauritz Schouppe, Kamiel Van Den Bossche, Emiel Van Lierde en Gustaaf Van Nuffel kregen echter onverwachts tegenwind van burgemeester De Hert en enkele gemeenteraadsleden.
 
Wat was er gebeurd?
 
Er zou tijdens de carnavalsstoet voor 5 000 Frank prijzengeld uitgereikt worden. De burgemeester was echter niet aanwezig op de vergadering waarop dit beslist was en protesteerde hevig tegen deze beslissing.
 
Schepen De Windt, die wel aanwezig was op die bewuste vergadering,  en dus ook wist van deze beslissing, had deze persoonlijk in naam van het schepencollege goedgekeurd.
De procedures werden dus niet gevolgd, en de burgemeester verklaarde het idee van het prijzengeld voorlopig nietig.
Nadat de voorgestelde premies goedgekeurd werden door de afdeling ‘Financiën’ van de stad, werd het voorstel alsnog goedgekeurd op 23 januari 1923.
 
Het was gemeenteraadslid Lode De Smet die zijn nek uitgestoken had voor deze beslissing. Op de gemeenteraad overtuigde hij immers alle aanwezigen met zijn verklaring
 
door ieder jaar de organisatie te verbeteren en aan te passen, door telkens nieuwe en frisse ideeën naar voor te brengen, door publiciteit te maken en door het bevorderen van het gebruik van de tram en de ijzeren weg zal de cavalcade een bron van inkomsten zijn voor de Stad Aalst en voor alle Aalstenaars".
 
Financieel was dus alles in orde en organisatorisch verliep ook alles gesmeerd zodat op zondag 11 februari 1923 de eerste door de stad georganiseerde stoet door de straten van Aalst kon trekken.
 
Voor de vijfde editie kwam men met nieuwe ideeën op de proppen om meer toeschouwers te kunnen aantrekken. Vooral Alfred Kelders bleek de drijvende kracht in het Feestcomité. Hij bezocht verschillende carnavalsverenigingen in België om er contacten te leggen en afspraken te maken.
 
Vanaf 1926 werd een handelsbeurs georganiseerd die, samen met de winterfoor, de belangrijkste bron van inkomsten zou worden om carnaval te kunnen financieren en de toelage van de stad te kunnen optrekken.
 
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er – logischerwijs - geen carnavalsstoeten georganiseerd.
Het feestcomité bleef echter wel bestaan. 
Hier een groepsfoto uit 1945 met de toenmalige leden :


Het grote succes van de stoet was natuurlijk jammer genoeg wat tenietgedaan door de oorlogsjaren en i
n 1950 telde men nog maar vier Aalsterse groepen (de Jacquetten, de Exentrieken, Kunst en Vermaak en de Ware Gilles).
Marcel De Bisschop schreef als stimulans een originaliteitsprijs uit voor de Aalsterse groepen en Henri Van de Perre, penningmeester van het Feestcomité, maakte reclame voor de Aalstenaars om deel te nemen aan de stoet.
 
Het feestcomité dacht er al in 1951 aan om in Aalst een prins carnaval aan te stellen.
Een soort feestleider aan wie voor de duur van de festiviteiten het symbolische burgemeesterschap zou worden verleend.

Het plan viel in goede aarde en ter gelegenheid van de vijfentwintigste officiële stoet kon het feestcomité in 1953 de eerste prins aanstellen, … Robert Renoncourt, voorzitter van de Exentrieken.

De man kreeg de titel Kakalaki I omdat hij in zijn stoffenhandel de kakistoffen steevast als kakalaki-stoffen benoemde.
Er kwam onmiddellijk kritiek omdat de titel van prins carnaval door het feestcomité werd uitgereikt zonder inspraak.

Pierre De Winter drong in naam van de Aalsterse carnavalisten aan om een verkiezing te organiseren en op voorstel van Gustaaf De Stobbeleir organiseerde het Verbond der Vaderlandslievende Verenigingen in 1954 de eerste echte prinsenverkiezing in zaal Madelon op de Grote Markt.

Frans De Boitselier werd op deze manier dus de eerste verkozen Aalsterse prins.
 
Ondertussen hadden de Aalsterse groepen zich verenigd in de Vereniging der Aalsterse Komische Groepen. Deze vereniging overhandigde een 12-puntenprogramma aan het F.C. en vroeg naar meer inspraak, een betere samenwerking en een vlottere communicatie tussen de organisatoren en carnavalsgroepen.
Er werd niet veel gehoor gegeven aan deze vragen en de vereniging verdween al heel snel uit de geschiedenisboeken.
 
In 1959 richtte voorzitter Gilbert Claus een speciale 'Werkgroep voor carnaval' op om nieuwe initiatieven en evenementen toe te kunnen voegen aan de traditie van carnaval. Uit deze denktank ontstonden het Driekoningenfeest, de Ajuinenworp en de Verbranding van Vastelauved.
Nog later werden daar de herdenking van de overleden carnavalisten, de rondgang in de rusthuizen, enz aan toegevoegd.
 
Over het tot stand komen van de Ajuinworp is HIER meer te lezen.

In 1961 werd de organisatie van de prinsenverkiezing volledig overgenomen door het F.C.. De wedstrijd veranderde hierdoor van de traditionele kostuumwedstrijd naar een wedstrijd waarbij ook de spraakvaardigheid en spitsvondigheid van de kandidaten belangrijker werd.
 
Enkele jaren later, in 1968, verenigden de Aalsterse groepen zich opnieuw in het Aalsters Karnaval Verbond.
Zij eisten een stoet die enkel uit Aalsterse groepen zou bestaan.
Het Feestcomité stond ook achter deze vraag, en zo kwam het dat de stoet van 1969 22 Aalsterse groepen en 12 fanfares telde.
De stoet zou vanaf dit ogenblik exclusief voorbehouden worden voor Aalsterse groepen.

Kamiel Sergant, voorzitter van het AKV, was daarenboven van mening dat Aalsterse groepen niks te zoeken hadden in stoeten van andere steden. Volgens Kamiel hadden de groepen meer dan genoeg met de subsidies die ze kregen van de stad Aalst, waardoor ze niet meer moesten deelnemen aan andere stoeten. Feestcomité-voorzitter Frans Wauters deelde in 1978 deze mening en er werd een verbod opgelegd aan de Aalsterse groepen om nog deel te nemen aan de zogenaamde ‘buitenstoeten’.
 
Marcel De Bisschop, toenmalig schepen van Feestelijkheden, kon zich echter helemaal niet vinden in de nieuwe regel en zette het F.C. zwaar onder druk om deze regel opnieuw te schrappen.
Het conflict escalleerde en Kamiel Sergant nam ontslag bij het AKV.
 
Marcel De Bisschop zei later dat het dankzij de PVV was dat de Aalsterse groepen hun vrijheid terug gekregen hadden. Frans Wauters voelde zich hierdoor zwaar op zijn tenen getrapt en kreeg daarbij ook openlijk steun van zijn partijgenoten Gracienne Van Nieuwenborgh en Roger D'Hondt. Hij voelde zich echter totaal niet meer gesteund door de overige leden van het schepencollege. Er was iets ‘gebroken’.
 
Tot 1971 was het zo dat het steeds een schepen was die werd voorgedragen als voorzitter. In dat jaar werd beslist om dit niet meer te doen, waardoor Fons Singelijn kon verkozen worden. 

In 1974 was er opnieuw wat 'riezje en krakiejl' in verband met het FC. 

Onder de titel 'De 11 juli-viering, het feestcomité en het schepencollege : een klucht' haalde men het feit aan dat er dat jaar, evenals het jaar ervoor trouwens, geen 11 juliviering geprogrammeerd stond. Het enige wat er te doen was in Aalst was een kaatswedstrijd op de Houtmarkt, ... tussen twee Waalse ploegen; 
Het schepencollege had de opdracht om het feest ter gelegenheid van de Vlaamse feestdag te organiseren pas aan het begin van de maand doorgespeeld naar het Feestcomité. Veel te weinig tijd dus voor deze mensen om nog iets deftigs op poten te kunnen zetten. 

In 1984 werden de statuten opnieuw gewijzigd en werd het zo dat de schepen van feestelijkheden automatisch voorzitter werd van de adviesraad. De secretaris zou dan sowieso lid zijn van het administratief personeel van de stad. 

Het F.C. keerde in 1985 een beetje terug naar de oorsprong van het ‘promotie voeren’ om de bevolking naar Aalst te lokken en ook de middenstand te steunen.
In dat jaar voerden ze een heuse promotiecampagne met een autobus. De prijs die men betaalde voor een oude legerbus, kwam lager uit dan een hele trits aanplakborden zouden kosten. Vermits het comité ook zelf instond voor het vervoer, moesten ook daar geen kosten aan verspeeld worden.
Op die manier ging men de Aalsterse activiteiten ook promoten in de deel- en buurgemeenten.
Het was echter maar van korte duur want amper een paar weken later botste de bus op de gevel van een huis. Einde legerbus … einde promotiecampagne …
 
In 1989 veranderde men dit nogmaals de procedures en werd het opnieuw de gewoonte dat de voorzitter geen lid was van het schepencollege.

In 2001 werd de ‘Werkgroep Carnavalshallen’ opgedoekt en werd beslist dat het Feestcomité het beheer en de coördinatie van de carnavalswerkhallen aan de Hoge Vesten voortaan voor haar rekening zou nemen.
 
Ter gelegenheid van de 75ste stoet verscheen in 2003 volgend nominetje van het Feestcomité.
 


In 2008, ter gelegenheid van de 80ste stoet, werd Charlotje voorgesteld.
Deze levensgrote ajuin in de kleuren van de stad was een ontwerp van Gert Schatteman, die ook lid is van het feestcomité. Dat zelfde jaar werd ook de nieuwe versiering aan het Aalsterse station voorgesteld als het resultaat van een brainstormingsessie.
 
De stiksters, decorbouwers en ververs hebben weken werk gestopt in de mascotte en de stationsversiering. "Het is dus niet de bedoeling om deze mooie kunstwerken alleen dit jaar te gebruiken. De ontwerpen zijn zo goed gelukt dat de Aalstenaars nog jaren plezier zullen hebben aan Charlotje en het aangeklede station", aldus nog Nicole Ringoir, toenmalig voorzitster van het F.C..
 
Het jaar daarop, in 2009 liet het F.C. toch een klein steekje vallen toen Gert Schatteman de affichewedstrijd won. Deze winnende affiche bleek immers niet reglementair want er stond nergens vermeld dat het om de 81ste stoet ging, iets wat volgens het reglement een verplichte vermelding moest zijn. Dit werd niet opgemerkt door het Feestcomité noch het schepencollege en dus stond er dat jaar niet op de affiche vermeld over de hoeveelste stoet het ging.
 
De graag geziene en immer sympathieke voorzitster kon eigenlijk reeds in 2007 al haar afscheid aankondigen, maar de twee tegenkandidaten, Pierre van Acker en Dolf Ottoey trokken zich al voor de stemming terug, waardoor ‘ons Nicolleken’ nog wat kon/mocht/moest blijven.


Nadat zij het 18 jaar volgehouden had als voorzitter van het Feestcomité, volgde in 2013 het einde van een lange 'carrière' als voorzitster. Ze bleef wel nog 'aan de macht' tijdens dat jaar zodat 'den diensjt organizausje' nog kon blijven functioneren en carnaval van dat jaar nog werd voorbereid onder haar vleugels. Daarna volgde het begin van een woelige periode in de geschiedenis van het 'Fiejstkommetoit'.
 
In 2013 was het Christophe Troch (beter gekend als ‘de Floeren’) die werd aangesteld als voorzitter. Het zou een kort voorzitterschap worden want na 2 jaar hield hij het voor bekeken wegens ‘professionele redenen’.
 
"De stoet is altijd een beetje anarchie, maar het is goed dat we die anarchie een beetje begeleiden”, werd een belangrijke uitspraak naar aanleiding van het steeds maar later wordende aankomstuur van de stoet.
Om een vlotte doorstroming te kunnen bevorderen, schafte de stad de limiet voor het aantal ingeschreven groepen af. "
De groepen zouden zich ook compacter opstellen en kortere optredens geven om tijd te kunnen winnen. Daarom zullen ze ook niet meer aangekondigd worden op de Grote Markt, maar in voortgaande beweging en aansluitend voorbijtrekken. Op het traject zouden ook controleposten met sluizen geplaatst worden om groepen die zich niet aan de regels houden uit de stoet te weren.
 
In oktober 2015 verscheen het nieuws dat Open VLD op de eerstvolgende gemeenteraad een voorstel zou indienen om een einde te maken aan de politieke samenstelling van de adviesraad Feestcomité.
 
Het huidige Feestcomité is samengesteld op basis van de heersende politieke machtsverhoudingen en volgens Jean-Jacques De Gucht verhindert dergelijke structuur de onafhankelijke werking als adviesorgaan.

"De samenstelling van het Feestcomité maakt dat de aanbevelingen steeds op maat zijn van de meerderheid. Enkel door een politiek neutrale samenstelling in te voeren, garanderen we dat aan de huidige meerderheid kritische aanbevelingen kunnen worden gedaan. Een bijkomende bekommernis is dat de samenstelling nu maakt dat de werking van het Feestcomité te wensen overlaat", klonk het.
 
"De jeugdraad, de economische raad, ... die hebben allemaal geen politieke samenstelling meer", ging ook gemeenteraadslid Bart Van den Neste  verder. "en zo hoort het ook: een adviesraad moet in alle onafhankelijkheid dossiers onderzoeken en objectieve adviezen afleveren. De regels veranderen, kan pas vanaf volgende legislatuur, maar men kan nu al een intentieverklaring tekenen."

De opvolger van Christophe, Kenneth Van Lierde, hield het na één jaar al voor bekeken.
 
Het was een publiek geheim dat hij deze beslissing nam uit onvrede over het Stadsbestuur, dat inging tegen het Feestcomité en aan ‘vriendjespolitiek’ zou doen.
Het spreekwoordelijke ‘druppeltje’ was het feit dat in dat jaar de carnavalsgroep van de broer van onze burgemeester (’t Reigert) werd aangeduid om voor de pop te zorgen tijdens de popverbranding.
Het werd een welles-nietes spelletje maar voorzitter Kenneth besloot om een verontwaardigde brief te schrijven naar het stadsbestuur. De stad gaf toe en het ontwerpen van de pop werd toegekend aan ‘Beschomt’, maar er was iets gebroken ... exit Kenneth.
 
Binnen de politieke partijen werd het duidelijk dat de structuur van het Feestcomité veranderd moest worden, waarbij een apolitiek Feestcomité werd geopperd.
 
Dirk Verleysen, beter bekend onder zijn ‘koosnaampje’ ‘de sjampetter’ was de enige kandidaat om Kenneth op te volgen, waarna hij toch met veel enthousiasme gekozen werd tot de nieuwe voorzitter.

Hij wou in de eerste plaats zorgen voor een vlotte doorstart van het comité en dit om continuïteit binnen het comité te kunnen blijven garanderen. 

Het bleef eventjes stil omtrent het voorstel om de politiek te weren uit de feestbeslissingen, maar begin 2019 werd er in de wandelgangen toch opnieuw gefluisterd dat het stadsbestuur alsnog van plan zou zijn om het Feestcomité van 43 naar 21 leden terug te brengen én los te koppelen van de politiek. 
Men zou ook het Feestcomité willen hervormen en aanvullen met experten.

De leden van het Feestcomité dreigden hierop uit protest te staken met carnaval, maar dit kon vermeden worden.
Voormalig schepen van feestellijkheden, Ilse Uyttersprot, bedaarde de gemoederen een beetje en beweerde dat er nog niets beslist was. Ze benadrukte ook fel het enorme werk dat het comité altijd al verzet heeft en nog steeds verzet.
 
Uiteindelijk kwam in juli 2019 het nieuws dat er geen inkrimping zou komen van het Feestcomité, maar dat ze wel meer beroep zouden doen op experts bij het nemen van bepaalde beslissingen. Dat zouden mensen zijn die meer expertise hebben in bijvoorbeeld ‘affiches’.
 
Wel werd geopperd dat het wel eens mogelijk zou zijn dat de naam ‘Feestcomité’ zou verdwijnen.

Het feestcomité lag onder vuur, en dat was natuurlijk een goede reden om ook hen uit te beelden tijdens de stoet.
De groep “’t Beste Van De Stoet” speelde handig in op de situatie en trok door de Aalsterse straten met een apenkooi met apen, dierenverzorgers, apennootjes en bananen. Het feestcomité was immers een bedreigde soort geworden.
Wat in het Aalsters dan weer als “bedroigd soert” klinkt.


En aan het wzc Mijlbeek stond ineens een groep 'gele hesjes - ik protesteer tegen gehalveer'' die protesteerde tegen de halvering van het aantal leden van het F.C. De groep deelde ook affiches uit met de data van de 'afscheidstoernee' die het F.C. zou houden. Het werd uiteindelijk een leuke dag vol muziek en sketches in aanwezigheid van Prinsj Bart.
 
Van de vernoemde 'problemen' was niet echt veel te merken in het eerste kwartaal van 2020, het jaar dat het Feestcomité zijn 100ste verjaardag vierde.
In de stadsfeestzaal werd er op 15 februari een drink georganiseerd en voorzitter Dirk Verleysen verkondigde met trots dat er zonder carnavalisten en zonder groepen, simpelweg geen carnaval bestaat maar dat het Feestcomité hier toch ook zijn rol in gespeeld heeft.
 
Zonder het Feestcomité was er geen carnaval geweest hoe we het nu kennen, was er nog steeds een kostuumwedstrijd in plaats van een prinsenverkiezing, was er nog steeds een stoet met groepen van buiten Aalst en hadden we nooit een Driekoningenfeest, een ajuinenworp en een popverbranding gekend! Feestcomité, bedankt, 100 keer bedankt!”, waarop enkele ‘monumenten’ uit de geschiedenis zoals Enrico Le Clair en Nicole Ringoir in de bloemetjes werden gezet.
 
Burgemeester Christoph D’Haese bevestigde via een videoboodschap dat er het afgelopen jaar heel wat onduidelijkheid bestond over de toekomst van het Feestcomité, maar bevestigde ‘we gaan er nog wat jaren bijdoen’. Hij kon er op deze avond niet bijzijn omdat hij aanwezig was op de première van de musical ‘Daens’
 
Toch ook enige beroering over de affiche van 2020 die werd ontworpen door de 16-jarige Staf De Koninck.
 
De affiche was reeds vooraf in de media verschenen, wegens ‘niet geselecteerd’ door het Feestcomité maar wel geschikt voor het illustreren van een artikeljte ‘het sproeksken van d’affisj’ op de Facebookpagina van ‘Ajuintje’. 
Het Feestcomité had 8 affiches uit de ingestuurde ontwerpen gekozen, maar blijkbaar had het schepencollege 3 andere affiches ontvangen van de dienst communicatie. 
Hierdoor koos het college voor een affiche, die niet geadviseerd werd door het Feestcomité waardoor deze laatsten zich natuurlijk 'gepasseerd' voelden.
 
Werner Kinoo, die reeds 2 maal prins van Aalst was, maar die eerder dat jaar naast de overwinning greep, zou in de toekomst misschien wel voor wat extra vuur gaan zorgen als het nieuwe lid van het Feestcomité. Hij was reeds eerder actief in de adviesraad maar werd nu ook effectief lid en men hoopt hem als 'notoir carnavalist en carnavalkenner'  goed te kunnen gebruiken voor het aanbrengen en laten uitvoeren van nieuwe ideetjes.
 
Later in 2020, de coronacrisis was toen in volle gang, liet het Aalsterse Feestcomité weten dat men ideeën in verband met het afgelaste carnaval 2021 zeker wil mee bekijken.
Zij lieten weten dat ze zelf ook bezig zijn met het uitwerken van alternatieven, en willen ook andere meningen meenemen naar de adviesraad in verband met deze crisissituatie. Het afgelaten van de stoet was immers niet meer gebeurd sedert de oorlogsjaren. 
Speciale feiten vragen dan ook om speciale initiatieven natuurlijk.
 
Op 29/9/2020 verklaarde ex-prins Frank Van Rymenant op zijn FaceBookpagina :
 
Nor het schentj es het Fiejstcomitei ontbonnen, en bestoot dus vanaf naa nemiejr. 
Triesteg ver de enkelingen die er altoid stonden op elk evenement van Sintje Merten, resthoizen en Vastelauved. 
Met dank aan den einzelganger en mediagoile abzjaar, en via wel ingelichte bron me dienen abzjaar zou het ni voor zèn. Wordt vervolgd”.
 
Het bericht werd druk gedeeld via sociale media en werd vol ongeloof becommentarieerd.
Ongeloof ook trouwens in de eerste plaats bij verschillende leden van het Feestcomité zelf, die niets hiervan zouden vernomen hebben.
Het bericht werd beantwoord door Feestcomité-voorzitter Dirk met : “Wanneer het verspreiden van fake-news het enige is waar ze mee bezig zijn …” en nog diezelfde avond werd door de burgemeester tijdens de gemeenteraad bevestigd dat het feestcomité in elk geval blijft bestaan.
 
Een kwakkel van jewelste dus ? 
Of toch 'Waar rook is, is vuur' ?
 
Het zou jammer zijn na 100 jaar …

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd …

Wat al sneller een vervolgverhaal kreeg, was het bericht op 20 maart 2022 dat Dirk Verleysen voortaan in de gemeenteraad zou zetelen en het Feestcomité dus moet verlaten. Men kan immers niet beide functies combineren. 
Gezien Caroline Verdoodt de politiek vaarwel zei en Maarten Blommaert schepen werd in haar plaats, was het de eerste opvolger, Dirk dus, die de functie van gemeenteraadslid zou opnemen.

Hij verklaarde : “Ik heb mij 9 jaar met hart en ziel ingezet voor het Feestcomité en carnaval, waarvan 6 als voorzitter. Het was dus geen makkelijke beslissing. Gelukkig is de opvolging in het Feestcomité verzekerd: er is meer dan genoeg talent om mijn plaats in te nemen. Ik zal de belangen van Aalst en van carnaval nu verder verdedigen met een ander petje, dat van gemeenteraadslid. Ik ben en blijf de Sjampetter
 
Exit Dirk dus ... 

Op 10/07/2022 kwam er witte rook uit de schouw. 

Voor het eerst sinds het afscheid van Nicole Ringoir komt er opnieuw een vrouw aan het roer van het Feestcomité in Aalst. Dirk Verleysen gaf de fakkel door aan Wendy Wauters (48), schooldirectrice in Haaltert en zot van carnaval.

Zij beleefde haar Vuurdoop in oktober dat jaar, toen Yordi zijn prinsentitel eindelijk mocht ontvangen. 

Hier nog even een lijstje met de voorzitters die het Feestcomité tot hiertoe kende :
 
2022- ...           Wendy Wauters

2016-2022       Dirk Verleysen
2015-2016       Kenneth Van Lierde
2014-2015       Christophe Troch
1995-2013       Nicole Ringoir
1989-1994       Odilon Mortier
1989-1989       Frans Wauters
1984-1988       Juliaan Vinck
1977-1983       Frans Wauters
1976-1976       André Dooms
1971-1975       Alfons Singelijn
1959-1970       Gilbert Claus
1954-1958       Arthur Cornelis
1948-1953       L. De Wolf
1946-1947       Alfons Berghman
1934-1934       Cesar Haelterman
1933-1933       Albert D'Haese
1928-1932       Alfons Bastiaens
1926-1927       Louis De Smedt
1925-1925       August Marcel
1923-1924       Albert De Windt
1919-1922       Valery De Valckeneer


Wie meer wil te weten komen over Alfred Kelders, kan HIER terecht. 

Voor alles omtrent carnaval klik je HIER


Bronnen :
 
Aalsters Accent 8/1/1985
De Voorpost 9/8/1985
Het Nieuwsblad 4/12/2001 – 22/10/2015
Persregiodender.be 13/1/2020
HLN 15/1/2019 - 3/6/2019 – 3/7/2919 – 16/2/2020 – 29/9/2016 - 20/03/2022
GVA 28/1/2008
Voor Allen 15/6/1974
Groepsfoto 1945 via MadeInAalst
De Morgen 9/1/2014
Radio2.be/oost-vlaanderen 16/1/2019
immatrerieelerfgoed.be
boekenventje.be
toyota-forklifts.be/over-toyota/nieuws/carnaval-aalst/
De Standaard 14/9/2007
aalstcarnaval.be