Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zondag 8 november 2020

Nationaal Brandweermuseum - Privat Fire Brigade

Een bezoekje aan het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem was zeker de moeite waard, want het herbergde een enorme verzameling aan brandweeritems die uniek is in binnen- en buitenland. Het was zelfs het grootste brandweermuseum van de BeNeLux, en dit terwijl vele Aalstenaars er zelfs het bestaan niet van kenden. 

Een collectie glimmende brandweervoertuigen, een heel grote verzameling van blusmaterialen, en een indrukwekkend gerestaureerd beeld van Roger Lambert uit Nivelles waren de pronkstukken in dit museum.

Bij een bezoek kreeg je ook uitgebreide info en boeiende verhalen te horen over het ontstaan van de vzw Private Fire Brigade, de verschillende ontmoetingen met brandweerlui uit binnen- en buitenland, de restauratie van het wagenpark, de ruilbeurzen en de geschiedenis van elk museumobject. De leden van de vzw waren zowel brandweermannen, ex-brandweermannen en burgers. Ze kwamen uit alle uithoeken van België.

De Privat Fire Brigade vzw werd in 1993 opgericht met als doel het restaureren van voertuigen van hulpdiensten voor verhuur, gebruik  voor demonstraties, deelname aan publicataire en andere manifestaties. 
De motivatie om de vzw op te richten was (en is nog steeds) afgedankte brandweervoertuigen redden van de schroothoop door ze te restaureren en te conserveren.

Gaandeweg werd doorheen de jaren een enorme collectie historische interventievoertuigen en -materialen aangelegd. De collectie groeide uit tot één van de grootste (misschien zelfs de grootste) collecties brandweererfgoed ter wereld.


Na vele jaren van restauratie en verzamelen van oud brandweermateriaal, wilden de vrijwilligers deze vergane glorie nieuw leven inblazen. Het werd tijd voor een Brandweermuseum in ons land. Na heel wat overleg konden vrijwilligers met de collectie hun intrek genomen in het huidige pand in Erembodegem.

De collectie bestrijkt een tijdspanne van 200 jaar, vertrekkend dus van de periode van Napoleon (1815) tot 2015, het moment van de uniformisering van het materiaal en de oprichting van de Brandweerzones. Naast de collectie over de brandweer, beschikt het museum in een aparte vleugel over een grote verzameling ziekenwagens en toebehoren voor dringende geneeskundige hulpverlening in België.

Het museum bleef jammer niet gespaard van enkele diefstallen
Michel vertelde dat men er zelfs ooit vandoor is gegaan met stuurwielen …

De brigade bezat ook nog een loods in Zelzate, waar vooral voertuigen stonden die nog moesten gerestaureerd worden of waarvoor nog geen plaatsje in het museum kon worden vrijgemaakt. 
Ook deze bleef niet gespaard van inbraak. 
Het is niet zo dat er wagens verdwenen, maar er werden wel foto’s en filmpjes gedeeld en om deze te kunnen maken had men zich zonder toelating ingang verschaft in het depot. 
De laatste inbrekers hebben er trouwens vuur gestookt en hebben er blijkbaar overnacht.
Inbraak en vandalisme dus. 

In April 2013 kwam de nieuwste aanwinst van het museum even in het nieuws. 
Een eeuwenoude brandweerstoompomp verhuisde toen van het Stedelijk Museum naar het Brandweermuseum. 

De antieke stoompomp, die eind jaren 1800 gebouwd werd, was het laatste grote museumstuk van de brandweer dat nog niet tentoongesteld stond in het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem. 
De pomp in kwestie was de allereerste mechanisch aangedreven stoompomp van de Aalsterse brandweer. Ze werd van 1904 tot en met de laatste oorlogsjaren gebruikt om branden te blussen. Nadien werden voor die taak motorisch aangedreven bluspompen gebruikt. 


Toen de machine in onbruik raakte, werd beslist om ze tentoon te stellen in de brandweerkazerne in de Vrijheidsstraat. Daarna stond ze bijna veertig jaar in het Stedelijk Museum in Aalst. Toen het Stedelijk Museum verbouwd werd, was er geen plaats meer om het antieke toestel tentoon te stellen. 
Het verdween dan maar enkele jaren in een opbergruimte. 

Vanaf dan werd de bluspomp tentoongesteld in het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem, waarvan Michel Van der Straeten de bezieler was. 
De verhuis werd zeker geen sinecure: omdat de deur van het Stedelijke Museum veel te smal was, moest de machine deels worden gedemonteerd: de wielen, de wielassen en enkele stoombuizen werden tijdelijk losgemaakt en nadien opnieuw bevestigd. Drie mannen van het Nationaal Brandweermuseum, onder wie Michel, waren hiermee vier uur zoet. De stoompomp is vanaf nu in langdurige bruikleen van het Brandweermuseum, maar blijft wel bezit van de stad Aalst.

Een ‘bekende ladderwagen’ dan … Op 22 mei 1967 woedde de felle brand in het warenhuis Innovation in Brussel. Ook de ladderwagen die toen bij de bluswerken werd ingezet, kon je bewonderen in het museum. 

In mei 2015 verscheen er dan wel minder goed nieuws in de pers. 
Een nieuwe taks op onroerend erfgoed kost het museum 11.000 euro per jaar. ‘We vrezen voor het voortbestaan’, klonk het bij de medewerkers 
Wat de toekomst dus zal brengen, is nog even koffiedik kijken. Het is natuurlijk te hopen dat alle inspanningen niet tevergeefs waren, en dat we nog lang kunnen genieten van dit deeltje geschiedenis.

Het museum was iedere tweede en vierde zondag van de maand gratis toegankelijk, maar op aanvraag kon je er ook op andere dagen terecht voor een georganiseerd (groeps-) bezoek. 
Het museum stelde ook zijn deuren open voor scholen. Kinderen konden er op een speelse manier kennis maken met alle aspecten van de tot de verbeelding sprekende vurige wereld van de brandweer. 

De vzw Privat Fire Brigade heeft ook in 2018 klacht moeten indienen. Ditmaal tegen 'urban explorers' die waren binnengedrongen in hun loods in Zelzate. Daar stonden volgens de explorers een 90-tal oude brandweervoertuigen 'te verkommeren'. 
Het was Urban explorer Anthony Clauws die een filmpje online zette waarin te zien was hoe hij een 'verlaten' loods in Zelzate binnenging vol antieke brandweervoertuigen. 
"Het is een oude loods of brandweerkazerne. Vermoedelijk zijn het allemaal oude brandweerauto's die in beslag zijn genomen en vernield. We staan in de silo en overal rondom ons staan oude brandweerauto's. Het is duidelijk dat dit verlaten is", zei de jongen in de camera …   Foutje dus … maar daar kon men natuurlijk niet mee lachen.

Eerder had een bende kinderen uit de buurt al sleutels gestolen van de wagens. Er waren ook opnieuw vernielingen en vandalisme aangebracht … maar … mensen zijn soms zo dom om hun initialen achter te laten in de loods en zijn dus traceerbaar …

Alles hierboven staat in de verleden tijd beschreven?

Inderdaad …
Na de doemberichten van de hoog oplopende kosten en het feit dat men deze lasten in Aalst niet meer zou kunnen dragen, was het in november 2020 écht zo ver. 

Na 30 jaar verhuisde het brandweermuseum van Aalst naar Weelde Depot, het vroegere militaire domein in Ravels. 

De immens grote collectie krijgt onderdak in hal 6 van Weelde Depot.
Maar liefst 180 brandweerwagens, meer dan 200 kostuums en 150 helmen, 200 straalpijpen en 400 brandblussers zullen er een nieuw onderkomen vinden. 

De collectie behoorde dus toe aan de Privat Fire Brigade van Michel Vanderstraeten.
De stad betaalde een huurtoelage aan de Privat Fire Brigade, maar besliste om die toelage stop te zetten, wat Michel Vanderstraeten voor de onmogelijke taak stelde om de huur van de loods te blijven betalen.

Over alle partijgrenzen heen groeide het besef dat de stad Aalst niet kon blijven betalen voor de huisvesting van deze collectie, hoe waardevol ze ook was”, zei schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire. “De huidige huisvesting was ook nooit anders bedoeld dan als noodoplossing. Op een bedrijventerrein hoort economische activiteit thuis en een oude loods is nog geen museum. De Private Fire Brigade had begrip voor dit standpunt en wist dat ze naar een structurele oplossing moesten gaan

Verschillende mogelijkheden werden onderzocht en uiteindelijk bereikte de vzw Private Fire Brigade een overeenkomst met de Brandweervereniging Vlaanderen, de overkoepeling van alle brandweerzones in Vlaanderen.  Zij zouden de collectie overnemen.


Onder meer de 180 oude brandweerwagens, de blustoestellen, de kostuums, … Het moest allemaal mee. Aangezien sommige wagens niet meer konden rijden, werden op zaterdag en zondag 7 en 8/11/2020 reeds een 50-tal wagens op diepladers geladen om nadien in een colonne naar de nieuwe locatie vervoerd te worden.

Voor de operatie kreeg Brandweervereniging Vlaanderen, dat de collectie heeft overgenomen, assistentie van de Civiele Bescherming, bedrijven en heel wat vrijwilligers. 
Het was dus op zijn minst een uniek gezicht op de Vlaamse snelwegen en de kleinere wegen rond Turnhout.

De colonne die zowel zaterdag als zondag voorbij denderde, toonde meer dan 100 jaar brandweergeschiedenis.

Ook de grote brandweerverzameling van de Mechelse brandweer die een paar geleden naar Aalst verhuisde, wordt meegenomen naar de Kempen.
In totaal moeten op die manier 133 brandweervoertuigen verhuisd worden. Tegen het einde van het jaar moet alles overgebracht zijn.

De Brandweervereniging Vlaanderen is eigenlijk de logische eigenaar van de collectie, het gaat tenslotte om hún erfgoed.
De zorg zal in de toekomst niet langer bij een kleine groep van de vzw liggen, maar bij het geheel van brandweerkorpsen van Vlaanderen. Een grotere vereniging beschikt daarenboven over een netwerk en de draagkracht om de collectie te behouden en op termijn misschien zelfs te evolueren naar een volwaardig museum.
De nieuwe locatie in Weelde is dubbel zo groot, wat in elk geval goed nieuws is voor de vzw, die er over veel meer plaats zal kunnen beschikken om alles netjes uit te stallen.

Een jammere verhuis dus voor Aalst, en ook een beetje een gemiste kans, want vele Aalstenaars wisten zelfs niet dat dit museum bestond … en nu is het te laat om het te gaan bewonderen natuurlijk.

Niet bezocht?
Bekijk onderstaand filmpje dan zeker (filmpje is uit 2017)


En nog een paar beeldjes van het museum binnen en ook (vooral) van buiten ... de wagens die nog te herstellen zijn, of die gebruikt worden voor wisselstukken.

Persoonlijk dank ik Michel en de medewerkers nog eens voor de extra openstelling van het museum tijdens de nationale wandeldag van wandelsportvereniging De Kadees in 2017 en voor de informatie en leuke samenwerking die we hadden gedurende de voorbereidingen ervan.
Tijdens deze wandeldag werd het museum op mijn vraag immers een extra dag opengesteld voor de enthousiaste wandelaars.
Over de wandelclub is HIER meer te lezen. 

In Aalst zal het dan misschien niet meer zijn, maar hopelijk kunnen we binnenkort opnieuw genieten van dergelijk interessant museum in het Antwerpse.
We kunnen er misschien allemaal eens heengaan met de caravan ? 😉




Bronnen

Nationaal Brandweermuseum, met dank aan Michel
brandweermuseum.be
eigen foto's 2016
HLN 28/10/2020 - 7/11/2020
filmpje via Youtube Fireforum Awards 2017 C01  
filmpje 2 via Youtube brandweerspotter 13   
rtv.be
foto’s verhuis via HLN Peter Vanderveken / Marc De Roeck / 
foto’s vrt.be

WIJKEN EN BUURTEN : OVERZICHT

In deze blog deel ik onze stad op in 9 wijken / buurten. 
Door op de naam de klikken, wordt een gedetailleerde uitleg gegeven over de gekozen buurt, alsook een volledig stratenoverzicht ... 
Daar zijn ook links te vinden naar artikels die gedetailleerder ingaan op bepaalde onderwerpen (personen, gebouwen, gebeurtenissen);

Dat zijn :

LINKEROEVER


RECHTEROEVER


Op een plannetje geeft dit dan ongeveer het volgende (sommige straten lopen over twee of meerdere gebieden, deze staan onder het gebied waar het meest oppervlakte ingenomen wordt) :



zaterdag 7 november 2020

Wijk 1 : Aalst Centrum

Afbakening: Alfred Nichelstraat, Houtmarkt, Zonnestraat, Keizersplein, Vredeplein, Vrijheidstraat, Esplanadestraat, Vaartstraat, Dender, Leo Gheeraerdtslaan
(gebied binnen de Wallenring)



Tijdens de Romeinse overheersing was deze streek een zeer vruchtbaar landbouwgebied met verspreide boerderijen en een lokaal tempeltje. Van 'Aalst' als stad was er dus nog bijlange geen sprake. Ook de omringende dorpen bestonden dus helemaal nog niet.

De oudste vermelding van Aalst vinden we in een lijst uit 868-869 van de verschillende bezittingen van de abdij van Lobbes in Henegouwen. Hierin werd de ‘villa quae dicitur Alost’ (het domein dat Aalst genoemd wordt) vermeld als een landbouwdomein dat uitgebaat werd ten behoeve van de abdij. 
Dit domein bestond uit twee delen: de hoofdhoeve die rechtstreeks afhing van Lobbes en een aantal kleinere boerderijtjes die verplichtingen in natura en arbeid hadden tegenover het hoofdhof. 
De centrale hoeve met watermolen en mouterij lag aan de Dender, ongeveer waar zich nu de Oude Vismarkt en het Oud-Hospitaal bevinden. Dit is meteen ook de oudste kern van de latere stad. 

Rondom dit domein, dat later omgracht werd, vestigden zich gaandeweg steeds meer mensen. Bij gevaar kon men zich immers terugtrekken binnen een relatief veilige omgeving, en ook de mogelijkheid tot handeldrijven trok velen aan.

Stilletjesaan groeide hier een nederzetting.
Verschillende losse boerderijen werden samengevoegd tot een dorp en tenslotte werd het geheel een omwald stadje. 
Het was in deze periode dat ook een kleine kerk gebouwd werd, wat de latere Sint-Martinuskerk zou worden, en dat het lokale marktplein (de huidige Oude Vismarkt) aan belang won. 
Deze groei in de elfde en twaalfde eeuw kwam vooral door de toename van de landbouwproductie en een sterke aangroei van de bevolking. Ook de ligging aan de Dender en de weg Brugge-Keulen had een belangrijke invloed op de commerciële activiteiten.

De verdedigingsgrachten en omwallingen werden uitgebreid en de impact van deze bouwwerken zien we zelfs nu nog in het stratenpatroon rond het Oud-Hospitaal en de Sint-Martinuskerk. De cirkelvormige structuur is er duidelijk terug te vinden: van het Volderstraatje, de Klapstraat en het (ondertussen verdwenen) Walgrachtstraatje naar de Lange Zoutstraat en de Molenstraat om zo terug aan te sluiten bij de Oude Vismarkt. 

De gracht rond de oudste stadskern was 15 meter breed en 4,5 meter diep. Er werden sporen van deze wal en gracht teruggevonden bij de bouw van een nieuwe schoolvleugel in het Sint-Jozefscollege, bij de heraanleg van de Grote Markt en bij de bouw van een winkelpand in de Molenstraat.

In de twaalfde eeuw werd de nederzetting uitgebreid langs de oever van de Dender tot voorbij de latere Pontstraat. Maar Aalst bleef groeien en barstte op het einde van de twaalfde eeuw als het ware uit zijn voegen. 
Een nieuwe stadsversterking werd opgericht en er kwam ook een gloednieuw marktplein, de huidige Grote Markt. Ook startte men met de bouw van het Schepenhuis. 
Hierover is HIER meer te lezen. 

De nieuwe dertiende-eeuwse stadsomwalling bestond uit een gracht met daarachter een gekanteelde muur met uitspringende muurtorens en poortgebouwen ter hoogte van de belangrijkste wegen. Aalst had nu zijn definitieve vorm gekregen en zou tot de negentiende eeuw binnen deze wallen blijven. 
In de stad was er vanaf de dertiende eeuw een verschuiving merkbaar van het economische hart van de Werf en de Vismarkt naar de Grote Markt, op politiek vlak van de Burcht op de Denderoever tegenover het Oud-Hospitaal naar het Belfort. De Sint-Martinuskerk bleef behouden als religieuze kern. 

De stad Aalst veranderde in de tweede helft van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw geleidelijk aan.
Verscheidene kloosters en tuinen verdwenen en moesten plaats ruimen voor de opkomende industrie en voor huizen voor de steeds maar toenemende bevolking. Die groeide van 6.000 in 1570 naar 11.000 in 1800, een stijging van maar liefst tachtig procent (!)
De welvaart nam toe – weliswaar vooral voor de gegoede klasse – en er werden belangrijke openbare werken uitgevoerd. 

Toch trad Aalst niet buiten de middeleeuwse grenzen. Op de gedempte vesten verschenen wel markten of straten, maar daarbuiten werd – behalve op het huidige  Keizersplein – nog niet gebouwd. De grootte van de stad bleef tussen pakweg 1580 en 1830 praktisch onveranderd. 

Door het steeds maar toenemende belang van de handel tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw werden verschillende van de oude marktpleinen binnen de stad te klein. 
In die periode ontstonden de Graanmarkt (op de plaats van het voormalige kapucijnenklooster), de Varkensmarkt (was vroeger op de Grote Markt) en de Houtmarkt (was eveneens op de Grote Markt, verhuisde naar het einde van de Pontstraat, gedeeltelijk op de gevlakte vesten, gedeeltelijk op het beluik van het voormalige Wilhelmietenklooster). 
De Karmelietenvesten werden in 1761 geëffend en dertig jaar later verschenen de eerste van de statige woningen die tegenwoordig nog steeds te bewonderen zijn op het Keizersplein. 

Tussen 1836 en 1847 werden de resterende oude stadsvesten deels overwelfd en deels opgevuld.
De laatste waren de Sterrevesten en het Peerdewater aan de Houtmarkt. Op de gevulde grachten begon men nu ook effectief te bouwen en zo ontstonden de Zonnestraat, de Hoge Vesten, de Vrijheidstraat en de Esplanadestraat. 

Vanaf dan manifesteerde Aalst zich voorgoed buiten de eeuwenoude wallen en de start was gegeven voor een volledige bebouwing van de binnenstad

Hoewel er altijd gezegd geweest was dat men het bureelgebouw van de Filatelure du Canal (later gebruikt als Postgebouw) zou behouden, bleek dat in 2010 niet waar te zijn. 
In stilte werd een sloopvergunning afgeleverd en kon men beginnen met de sloop van het historische pand. De hele gevel langs de voorkant zou plaats maken voor het nieuw administratief centrum. Het pakhuis aan de achterkant (tegen de Vaarstraat) bleef wel behouden. Dit laatste gebouw staat trouwens op de lijst van het onroerend erfgoed. Men wou ook de voorgevel sparen gezien het een waardevol object is, maar aan die vraag werd dus niet beantwoord.

Hiermee verdween een vertrouwd zicht in Aalst, wat zeker ook bij de Vereniging voor Aalsters Kultuurschoon niet in goede aarde viel. 

Eerder al verdwenen de oude fabriek uit 1860, de kaarderij uit 1883 (kant Nijverheidstraat) en de turbinezaal uit 1912 (Vaartstraat).
Er was toen nog geen definitief plan voor een nieuwbouw, maar toch moest het huidige reeds plaats maken ...  voor een ‘zoveelste’ appartementsgebouw of zoals in de wandelgangen klinkt voor een mooie vervanger zoals een stadhuis met ‘standing’?
… het werd dat laatste, en hoewel de meningen uiteraard verschillend zijn (smaken en kleuren weetjewel) is  het toch een mooi en praktisch gebouw geworden. 

Terwijl men nu aan het dromen is van een ‘zorgzone’ aan de Siesegemlaan, kende men vroeger reeds de ‘zorgstraat’ : de Kattestraat met het meisjes-  en jongensweeshuis, en het oudevrouwen en -mannentehuis.
Meer daarover is te lezen in volgende artikels :
Jongensweeshuis/oudmannenhuis : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat.html

Kattestraat – Zorgstraat – Meisjesweeshuis/ oudvrouwenhuis : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat_8.html

Kattestraat – Zorgstraat – De Heilige Geestkapel : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat-de-heilige.html
Over de Kattestraat in het algemeen is HIER meer te lezen.   : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/de-kattestraat.html
Over het begijnhof is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/het-begijnhof.html

Over de Pontstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/de-pontstraat.html
Over de Stoofstraat is HIER meer te lezen.    https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/stoofstraat-de-middeleeuwse-stoven.html

Over de vismarkt is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/de-stedelijke-vismijnen-van-aalst.html

Over de Sluierstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/het-sluierstraatje.html

Over de Werf is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/08/de-werfkapel.html

Over de Windmolenstraat is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/05/windmolenstraat-de-molens.html

Over de Zwarte Zustersstraat is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/01/de-zwarte-zusters-van-st-augustinus.html

Over het cultureel centrum in de Molenstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/cultureel-centrum-de-werf.html


Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Alfred Keldersstraat - Alfred Nichelsstraat - Anna Snelstraat - Begijnhof - Boterstraat - Burchtstraat - Centrumpark parktuin Schelfhout - De Coninckstraat - De Ridderstraat - Désiré De Wolfstraat - Esplanadeplein - Esplanadestraat - Graanmarkt - Grote Markt - Hopmarkt - Houtmarkt - Ingang Levionois - Kattestraat - Keizersplein - Kerkstraat - Klapstraat - Korte Nieuwstraat - Korte Zoutstraat - Lange Zoutstraat - Louis D'Haeseleerstraat - Molenstraat - Nieuwstraat - Onderwijsstraat - Onze Lieve Vrouwstraat - Oude Vismarkt - Oudstrijdersplein - Passage Pieter van Aelst - Peperstraat - Pontstraat - Priester Daensplein - Rozemarijnstraat - Sint Jorisstraat - Sint Martensplein - Sluierstraat - Sterherenstraat - Stoofstraat - t Maegelijnplein - Vaartstraat - Van Langenhovestraat - Van Wambekekaai - Voldersstraat - Vredeplein - Vrijheidstraat - Werf - Werfplein - Windmolenstraat - Zeebergkaai - Zonnestraat - Zwarte Zustersstraat      

Bronnen

Bronnen zoals vermeld in de gelinkte artikels





Wijk 2 : Watertorenwijk

Afbakening: Parklaan, Rond punt Haring, Leo De Béthunelaan, Sint-Jobstraat, Kalfstraat, Zonnestraat, Houtmarkt (zoals trouwens ook gebruikt wordt door Ruimtelijke Ordening)



In 1893 stond de buurt rond de huidige Sint-Camielstraat gekend als 'De Congo'. In De Denderbode van 23 juni omschreef men het als "een waar mestplein, het ene mesthoopje ligt bijna neven het ander en verspreidt een onverdraaglijke stank van afval en verrotting”. 

De Postweg werd in 1900 veranderd in Sint-Camielstraat, naar de Sint-Camilliusschool. Deze school werd in 1896 genoemd naar de patroonheilige van Camille Liénart, de zoon van de financierder van deze jongensschool. 

Zeker sedert 1815 is de Geraardsbergsestraat gekend onder deze benaming. In 1925 werd fietsenfabriek De Brauwer (gekend van onder andere Cycles Nerva, Fanny, Mylord) er opgericht. Deze bleef tot 1965 actief.

In de afspanning 'In den Haring', net buiten het stadscentrum gelegen, werden de paarden van de reizigers “afgespannen” en verzorgd. Zowel stedelingen als bezoekers konden er ook terecht om er gewoon iets te drinken. De naam van deze in 1953 afgebroken afspanning wordt nog steeds gebruikt voor het rondpunt bij het binnenrijden van Aalst.
Laat het dus duidelijk zijn dat deze benaming niets te maken heeft met een eventueel vroeger aanwezige visvijver of dergelijke. 

De naam Eikstraat kwam er na een beslissing van het schepencollege van 22 december 1932.

Na de Tweede Wereldoorlog werden straten (nieuwe en reeds bestaande) in vele gevallen genoemd naar personen of gebeurtenissen die van belang waren tijdens de oorlog. Zo werd in 1946 een stuk grond aan de Watertorenstraat omgevormd tot Hugo Lefèvrestraat, naar de politieagent die tijdens de oorlog werd aangehouden en overleed in een Duits concentratiekamp in 1945.

De vroegere Schorrestraat (gekend sedert 1711) werd omstreeks 1879 omgevormd tot Scherreveldstraat.

In 1871 werd in het verlengde van de Hoogstraat de Sint-Janstraat aangelegd.
Deze maakte dus de verbinding tussen de Zonnestraat en de Felix De Hertstraat. 

De Louis-Paul Boonstraat is eigenlijk een gedeelte van de Sint-Camielstraat dat sedert september 1979 ingericht werd als woonerf. Dergelijk woonerf zou kinderen de kans moeten geven op straat te spelen, en om meer groen in de stad te krijgen, en de straat verkeersarm of –vrij te maken. Vanwege van het sociale karakter van de werken van Boon werd geopteerd om hem te eren met een straat in een volkse wijk in het Aalsterse stadscentrum.

Zoals meerdere straten binnen deze wijk kreeg ook de Osbroekstraat op het einde van de jaren ‘20 van vorige eeuw haar definitieve naam.

Anna Snel, het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid van de stad Aalst woonde hier tot 1937. 

Het kerkhof dat momenteel gebruikt wordt, werd in februari 1867 ingewijd. Het oude – aan de Dendermondsesteenweg gelegen – kerkhof werd hierdoor vervangen. 

Over de kerkhoven in Aalst is HIER meer te lezen.

De Diepestraat (die aanvankelijk gekend was als de Hollestraat) kreeg die naam omdat het hier om een door de natuur gevormde straat of weg ging. Deze lag in 1878 nog een meter dieper dan de omliggende velden, en had dus wel eens te kampen met een ongevraagd modderbad. In 1933 werden er door de S.M. Goedkope Woningen voor Gewest Aalst 25 huizen gebouwd.

De eerste watertoren werd in 1927 in gebruik genomen.

Eén van de er rond aangelegde straten werd de Watertorenstraat genoemd. De inhuldiging van de watertoren in juli 1927 ging gepaard met allerhande feestelijkheden, zoals het opstijgen van een luchtballon op de Albrechtlaan.

Kranten uit die periode zoals De Volksstem geven een verdere kijk op de watertoren zelf.

Alles bij elkaar had het bouwwerk 556.000 frank gekost. Onder leiding van de Gentse ingenieur Lamont hadden 20 arbeiders aan de 40 meter hoge toren gewerkt. Het waterreservoir had met zijn hoogte van acht meter en diameter van 15 meter een inhoud van 800 kubieke meter en wie van de begane grond tot het reservoir wou geraken moest ongeveer 200 treden nemen. Op 14 september 1927 waren er reeds 1250 abonnementen die samen gemiddeld 650 kubieke meter water per dag verbruikten. De prijs van het water bedroeg 2,25 frank per kubieke meter.

De huidige watertoren werd eind jaren ’50 gebouwd ter vervanging van de verouderde toren. Meteen werd ook de opslagcapaciteit verhoogd om zo aan de toegenomen vraag naar water te kunnen voldoen. 

Sedert eind 2016 is de watertoren prachtig verlicht. Het ontwerp hiervoor werd gemaakt door de Franse lichtarchitect Guilllaume Joel.

Het grootste deel van deze regio valt ook onder de zogenaamde ‘Ajuinkouter’.
Hierover is HIER meer te lezen.

Dé grote trekpleister van deze wijk is natuurlijk het stadspark. 
Over het park is HIER veel meer te lezen.

Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Acaciastraat - August Marcelstraat - Burgemeestersplein - De Vilanderstraat - Diepestraat - Dokter André Goffaertsstraat - Eikstraat - Erembodegemstraat - Eugeen Bosteelsstraat - Eversweg - Felix de Hertstraat - Frans Blanckaertdreef - Frédéric Van der Nootstraat - Geraardsbergsestraat - Herman De Vosstraat - Hoezekouterdreef - Hoezestraat - Hugo Lefèvrestraat - Ijzerenwegstraat - Kareelstraat - Kerkhof - Kerkhoflaan - Kleine Hoezekouter - Korte Sint Janstraat - Leo de Béthunelaan - Lokerenveldstraat - Louis Paul Boonstraat - Maanstraat - Marcel De Bisschopstraat - Osbroekstraat - Parklaan - Scherreveldstraat - Sint Janstraat - Sint Jobstraat - Sint Kamielstraat - Spechtmeersstraat - Stadspark - Stefaan De Jonghestraat - Watertorenstraat - Zavelput     

Bronnen

zoals vermeld in de artikels waar naar gelinkt wordt

dinsdag 3 november 2020

Wijk 3 : Omgeving Keizershallen

Afbakening: Capucienenlaan, Arbeidstraat, Keizersplein, Kanunnik Colinetplein, Kalfstraat, St-Jobstraat


Tot 1667 bestond het huidige Keizersplein uit de middeleeuwse stadsomwalling (stenen stadsmuur met omgrachting) waarbij het centrum langs deze zone enkel toegankelijk was via de zoutstraatpoort en de nieuwstraatpoort.

De Franse maarschalk-generaal Turenne belegerde, in opdracht van de Franse Koning, de stad Aalst in 1667, omdat de stad weigerde zich te onderwerpen aan het Franse gezag.
Toen Aalst uiteindelijk moest zwichten voor de legerovermacht van Turenne, liet hij de hele stad plunderen. 
Uit frustratie vanwege het hevige verzet door de Aalstenaars en de blaam door de Franse Koning vanwege zijn hevige verliezen, liet hij alle stadsmuren slopen en alle verdedigingsgrachten (wallen) dempen. Zo werd meteen ons Middeleeuws erfgoed een kopje kleiner gemaakt.

Het waren trouwens de Aalstenaars zelf die deze taak moesten uitvoeren.
Zo ontstond ondermeer de huidige brede straat, de Kastanjevesten, die tegenwoordig Keizersplein wordt genoemd.

Op 17 mei 1810 bezocht Keizer Napoleon de stad Aalst en liet een vrijheidsboom planten op de Grote Markt. Dit gebeurde op de plaats waar thans het standbeeld van Dirk Martens staat. 
Ter gelegenheid van de huldiging van keizer Napoleon Bonaparte verkreeg het Keizersplein zijn uiteindelijke benaming, namelijk het keizersplein ofte keizerlijk plein.

Het al in 1892 goedgekeurde rechtlijningsplan voor de Sint-Jobsteeg werd pas in 1910 uitgevoerd. Tegelijkertijd met de verbreding en het rechttrekken van de steeg werd ook een nieuwe naam gekozen: de Arbeidstraat.

Nadat ook de Beekveldstraat in 1900 recht getrokken was, werden er vanaf 1902 huizen gebouwd. De gebouwen van de voormalige sa Filterie Impériale d’Alost boden vanaf 1973 onderdak aan de Keizershallen, een grote evenementenhal met nabijgelegen parking.

Over de Keizershallen is HIER meer te lezen. 

Na de afbraak van de Keizershallen werden de terreinen in gebruik genomen als parkeerzone, dewelke nu nog steeds plaats biedt aan honderden auto's. 
Aan de achterzijde van de voormalige hallen verrees in 1998 het nieuwe Politiehuis dat plaatst biedt aan de agenten van de Lokale Politie Aalst. Omwille van de speciale architectuur wordt dit politiehuis ook wel eens 'het glazen kot' genoemd.

In 1927 ontstond de Gustaaf Papestraat, genoemd naar de Aalsterse muziekleraar en organisator van ondermeer de Rubenscantate en de Passie- en Mariaspelen.

De Kalfstraat bleef tot pakweg 1930 een buurtweg, hoewel er reeds in 1874 toestemming werd verleend tot het verbreden. Brouwerij De Gheest was daar gevestigd.

Op de onderstaande foto (uit 1931 - zicht vanaf de Zonnestraat), zien we nog de prachtige dubbele bomenrij.

Deze werd volledig weggedaan voor de werken die begonnen eind 2013, en die voltooid werden in 2014.
Ondertussen moesten de zieke en scheefgegroeide, esdoorns vervangen worden door nieuwe bomen. 

Het plein is wettelijk beschermd als stadszicht en biedt ook plaats aan de standbeelden van koning Boudewijn en koningin Astrid die, elk vanuit hun hoekje het aankomende verkeer verwelkomen.

Reeds vanaf 1476 is de Nieuwbeekstraat met zekerheid onder die naam bekend. Van 1930 tot 1967 konden jongens er in de Stedelijke Lagere Jongensschool terecht in lokalen die “naar de moderne voorschriften der opvoedkunde en de schoolhygiëne” waren opgevat.

Het Kanunnik Colinetplein ontstond eind jaren ’40 bij het verwezenlijken van de doorsteek van de Korte Zoutstraat naar de Kalfstraat. Philemon Colinet was een priester-taalkundige die in 1880 hoogleraar Oosterse taal- en letterkunde werd aan de Leuvense universiteit. Van 1961 tot 1998 was het Aalsterse politiecommissariaat hier gevestigd, in de buurt van waar afspanning De Meiboom had gestaan.

Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Arbeidstraat - Beekveldstraat - Capucienenlaan - Frans Roucelstraat - Gustaaf Papestraat - Kalfstraat - Kanunnik Colinetstraat - Kapiteintjesstraat - Keizersplein - Nieuwbeekstraat

Bronnen

Zoals vermeld in de vernoemde artikels

maandag 2 november 2020

Wijk 4 : 't Klein Parksken - Koningin Astridpark

Afbakening: Capucienenlaan, Sinte-Annalaan, Meuleschettestraat, Bert Van Hoorickstraat, Vredeplein, Arbeidstraat

Het oorspronkelijk Duivekeetpark, het huidige Koningin Astridpark, kreeg zijn definitieve naam in 1948. De motivering voor de naamsverandering was het levendig houden van de herdenking aan de geliefde Koningin Astrid. 

De Duivekeetstraat kreeg zijn naam officieel in 1932. 
De 17de-eeuwse herberg 'De Duyve Keete' was de inspiratiebron voor deze naam. 

Meer uitleg over de Duivekeetstraat is HIER te vinden.    

In 1938 werd beslist om een Duivekeetwijk aan te leggen, ondermeer door de uitbouw van een nieuw plantsoen en de aanleg van nieuwe straten richting Gentsestraat en Koolstraat. Deze werden ontworpen door L. Breydel. 
Dit nieuw kwartier gelegen tussen de Gentsestraat, Gentsesteenweg, Schoolstraat en Koolstraat bezat een uitgestrektheid van ongeveer 8,5 ha. 

Het verkeer zou vergemakkelijkt worden en het nieuwe parkje zou een open ruimte creëren, wat voor de talrijke buurtbewoners een verademing zou zijn. Meteen werd ook komaf gemaakt met een aantal krotwoningen in de buurt, die bij aanhoudende regens steeds onder water liepen en voor problemen zorgden door de overstromende Siesegembeek. 

Het kaarthuisje in het park werd pas in mei 1948 opgericht door aannemer Keppens uit Lede en dit voor de prijs van 89.543 Belgische frankskes.

Over de kaartershuisjes in Aalst is HIER meer te vinden. 
 
Het park zelf werd in 1939 verder aangelegd, en een jaar later werd de vijver uitgegraven.
Over het Koningin Astridpark (of het ‘klein parksken’) staat HIER meer te lezen. 

In één van de oudere straten uit de buurt, de Steenstraat (1901) werden in 1923 16 huizen gebouwd door de S.M. Goedkope Woningen. Net zoals in de aanpalende wijken werden toen (na Wereldoorlog I) diverse initiatieven genomen om de woningnood te lenigen.

De in 1911 geopende Middelbare en Hogere Technische School (het huidige VTI) zorgde ervoor dat de Klottestraat vanaf 1929 bekend zou staan als de Vakschoolstraat

De Koolstraat kwam er in 1856. Deze straat liep richting de Kolenmarkt (het huidige Esplanadeplein) maar de naam heeft er dus niets mee te maken (Koolstraat = van de groenten / Kolenmarkt = van de verbrandingsmiddelen)

In 1903-1904 werden er de tramsporen voor de lijn Asse-Aalst-Oordegem aangelegd. De loskaai en rangeerhalte voor de trams aan de Gentsesteenweg en het begin van de Koolstraat werden, na een vraag hiertoe vanwege het Aalsterse stadsbestuur, in 1947 door de NMBS afgeschaft.

De Koolstraat was reeds in 1910 dichter bebouwd dan de Dirk Martensstraat. Ongeveer twee derde van de bewoners waren arbeiders.
De Koolstraat zou toen ook de straat worden met de meeste herbergen (5).

De Weggevoerdenstraat is net zoals de Verastenstraat (vroeger : de Verlengde Spaarzaamheidstraat) ontstaan na Wereldoorlog II als eerbetoon voor oorlogsslachtoffers, in dit geval zowel de politieke gevangen, de dwangarbeiders, de gedeporteerden en de verasten van de beide wereldoorlogen. 

De oudste vermelding van de Gentsestraat dateert reeds uit 1796. 
In 1942 had men plannen om deze straat om te dopen tot Van Arteveldestraat, maar dat is er uiteindelijk nooit van gekomen. 

Tot een aantal jaar geleden reden hier vrachtwagens geladen met gerst de poort van De Wolf-Cosyns binnen en buiten. Dit bedrijf was jarenlang één van de belangrijkste Belgische mouterijen, ondermeer gericht op de export voor brouwerijen, stokerijen, voedingsbedrijven, ... De meesten onder ons kunnen zich nog levendig de doordringende geur herinneren die (vooral bij warm en drukkend weer) over de stad hing.
Over De Wolf-Cosyns is HIER meer te lezen. 
 
Sedert 1923 is de Vlaanderenstraat de thuisbasis van het Feestpaleis dat aanvankelijk naast en cinema ook een schouwburg was.

Hofstede Het Wit Huys (1711) gaf vanaf de 19de eeuw zijn naam aan de straat waarin ze gelegen was: de Withuisstraat.


Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Afspanningsstraat - Bert Van Hoorickstraat - Duivekeetstraat - Gentsestraat - Ingang De Prez - Ingang Jelie - Karel Van de Woestijnestraat - Klein Parksken - Koningin Astrid Park - Koolstraat - Marktweg - Molendreef - Posthoornstraat – Puiteput - Regelsbruggestraat - Sluisken - Steenstraat - Vakschoolstraat - Verastenstraat - Vlaanderenstraat - Weggevoerdenstraat - Withuisstraat      

Bronnen

Zoals vermeld in de desbetreffende artikels

Wijk 5 : Volksplaats / Terlinden / Siesegem / Kerrebroek

Afbakening: Gentse Steenweg, Siesegem, Boudewijnlaan,  Sint Annalaan, Ledebaan, Kerrebroek, Honegem, Pieter Benoitstraat


De wijk Schaerbeek situeert zich tegenwoordig rond het kasteel Terlinden, dus zowat tussen Gentsesteenweg, Welvaartstraat, Honegem en Kerrebroek.

Over het kasteel Terlinden is HIER meer te lezen, dat werd trouwens ook het kasteel der Grote verdoemenis genoemd.    

Wie ‘grote’ zegt, zegt natuurlijk ook kleine, en dus kan de uitleg over het Kasteel der Kleine Verdoemenis HIER gevonden worden.  

Op administratief gebried echter strekte de praterij Schaarbeek zich vroeger uit over zowat de gehele linkeroever van de Dender buiten de stadswallen, dus zowel den Haring en Osbroek als Sint-Job, Sint-Anna en Stationswijk.

Het ontstaan van de buurt rond de Volksplaats, waar ik het hier over heb, voert ons helemaal terug naar de middeleeuwen toen dit gebied dus slechts een onderdeel was van de praterij Schaarbeek, dat samen met de andere praterijen Mijlbeek en Nieuwerkerken en de stad Aalst zelf het schependom van Aalst uitmaakten. 

Een prater was in het ancien regime in Vlaanderen een beamte in dienst van een lands- of dorpsheer. In Brabant werd dit ambt 'preter' genoemd. De eigenaar van een 'heerlijkheid' mocht een prater aanstellen . Enkele van zijn taken waren het 'te weddeboden liggen' en het schutten van de dieren van deze heerlijkheid. Het ambt kon ook een leen zijn, dan was het een erfelijk ambt.  Het woord prater komt van het Latijn 'praetoriani Militaris' ofte 'sterke arm van de wet'. Na het oude regime werd het ambt omgedoopt tot 'veldwachter'. 

In 1802 was landmeter Petrus Martinus Marianus Rymbaut klaar met zijn land- en kaartboek van Schaerbeke, opgesteld in opdracht van de stad. Hij verdeelde toen ‘Schaarbeek’ in drie wijken: ‘den Dender, de Nieuwbeke en de Vaerd’. 

De buurt rondom het latere Volksplein (Ezelsplein) lag in de laatste wijk, meer bepaald in de gehuchten Schaubrouk en Groot Beekveld. 

De buurt bestond bijna uitsluitend uit landbouwgrond

Enkel op de Gentse Steenweg stonden enkele huizen waaronder de zeventiende-eeuwse afspanning ‘Sinte-Anna’, de achttiende-eeuwse hoeve en latere herberg ’’t Quaet Rocklijf’ en verder nog enkele hoeven langs de Lindenstraat, aan de Puiteput en de Ledebaan.

In 1841 werd iedere gemeente verplicht om een inventaris aan te maken van alle officiële buurtwegen. 

In de Atlas der Buurtwegen uit 1845 is er zo sprake van de Sint-Annalos, de Schaubroeklos, het Eenegemwegsken en het Beekveldwegsken. 

Een los is een niet-openbare weg die toegang geeft tot een stuk land.

Het zou tot het midden van de negentiende eeuw duren vooraleer er in Aalst voor het eerst een hele wijk werd gepland en aangelegd en dit dan ook nog eens buiten de stadswallen en vesten. 

De naam Koolstraat komt van de groenten (Koeilstoot), terwijl de benaming Koolmarkt of Kolenmarkt (Koelemert = Esplanadeplein) van houtskool afkomstig is.

De Koolstraat telde in het begin (1856) slechts 8 huizen.Na de verbreding van de straat in 1866 en de aanleg van de Dirk Martensstraat eind negentiende eeuw trok men begin twintigste eeuw een tramspoor tot aan de Gentse Steenweg. 

De buurtwegen tussen de Koolstraat en de Sint-Annaweg kregen in 1901 een heuse straatnaam (Klottestraat en Steenstraat), en net voor de Eerste Wereldoorlog ontstonden er ook straten tussen de Meuleschettestraat, Dirk Martensstraat en Ledebaan met als doel extra woongelegenheid te creëren. Ze werden genoemd naar beroemde Aalstenaars zoals Pieter Coecke, Jan-Baptist Wellekens, Joseph François Kluyskens, Cornelius De Schrijver, Romaan De Visschere, Guilielmus Caudron, Jozef Meganck, Vilain XIIII en Valerius De Saedeleer. 

Reeds in 1910 dacht de toenmalige schepen van financiën, Romain Moyersoen aan een ring rond Aalst. In zijn concept had hij een stad voor ogen van 50.000 inwoners, een aantal dat klein-Aalst overigens nooit zou halen. 

Het eerste gedeelte zou de Brusselsesteenweg verbinden met de Gentse Steenweg, en dit via de nieuwe wijk rond het Burgemeestersplein. De uitvoering van het geplande stadspark en de Parklaan kwam in een stroomversnelling door de Eerste Wereldoorlog waar men de voor de aanleg tewerkgestelde arbeiders wou behoeden van tewerkstelling in Duitsland. 

Over het stadspark is HIER meer te lezen 

 De daarbij aansluitende lanen, de Leo de Béthunelaan en de Capucienenlaan, ‘die de grote baan van Brussel en Oostende’ zouden verbinden werden eveneens reeds voor de Eerste Wereldoorlog gepland maar pas in 1931 gerealiseerd.

Ook voor de woonwijk tussen de Gentse Steenweg en de Ledebaan werd reeds in 1912 een eerste ontwerp van rechtlijnigingen goedgekeurd door de gemeenteraad.

De Eerste Wereldoorlog betekende een eerste vertraging. Pas in oktober 1923 werd het definitief plan goedgekeurd.

In september 1927 was men klaar met het algemeen rooiingsplan voor de buurt: de noodzakelijke onteigeningen en de verwezenlijking van de plannen konden een aanvang nemen. Na de eerste onteigeningen in de Volksverheffingstraat bleef echter elke beslissing voor tien jaar achterwege, grotendeels te wijten aan de crisis van de jaren ’30. Het onteigeningsproces zou zelfs nog tot het midden van de jaren ‘40 aanslepen. 

Burgemeester Frans Blanckaert kon op 12 april 1959 het eerste gedeelte van de Boudewijnlaan inhuldigen samen met de Sinte-Annakring en een handbalplein gelegen aan de noodkerk.

De openstelling van het tweede deel met de overbrugging van de Dender en het rangeerstation Kerrebroek zou pas in 1977 volgen.

Op de gemeenteraadszitting van 3 januari 1927 kregen vele straten een naam, ook het middenplein en alle omringende straten. Er werd onder andere gekozen voor Sinte-Annalaan, Asserendries en Volksplaats. 

 

Daaromheen de straten die de bewoners elke dag zouden doen herinneren aan deugden zoals de Naarstigheidstraat, Spaarzaamheidstraat, Vooruitzichtstraat en Volksverheffingsstraat. 

In 1930 kwamen daar nog de Welvaartstraat en de Bedrijvigheidstraat bij. 

De namen Roklijf en Korte Lindenstraat (gekend als Lindenstraat-Blok of in de volksmond Krokkellijf) werden toegekend in 1931. 

In 1938 besliste het stadsbestuur om de Verlengde Volksverheffingstraat en Verlengde Vooruitzichtstraat af te schaffen en op te nemen in de bestaande Vooruitzichtsstraat en Volksverheffingstraat. 

Naast 'Schaarbeek' waren er vroeger ook nog andere gekende namen voor deze wijk. Zo sprak men , alluderend op het grote aantal Duitsgezinden in de buurt, tijdens de jaren '40 over de Hitlerwijk. En na de bevrijding van Aalst over de Stalinlaan (er is zelfs een kortstondige officiële hernoeming van de laan geweest). Op vraag van sommige inwoners werd medio 1949 weer de oorspronkelijke benaming ingevoerd.

De Boudewijnlaan kreeg haar naam eind 1951, toen nog enkel voor het gedeelte van de Terlindendreef tot de Ledebaan. Het was een eerbetoon aan koning Boudewijn die dat jaar de troon besteeg. 

De woningnood in Aalst was na de Eerste Wereldoorlog zo mogelijk nog groter dan voordien. Het tekort aan huizen verdubbelde tot bijna 2.000. Eén van de oorzaken was dat er tijdens de bezetting nauwelijks nog huizen gebouwd waren. Dé belangrijkste reden echter, was de enorme bevolkings- en gezinstoename tussen 1920 en 1930.

Het Koning Albertfonds (KAF) was aan het einde van de Eerste Wereldoorlog begonnen met het fabriceren van houten barakken om de hoogste woningnood in de verwoeste delen van West-Vlaanderen te lenigen.Vanaf de jaren ‘20 werden die overgeplaatst naar fabriekssteden zoals Aalst. Op advies van het KAF kwamen ze vooral terecht aan ringlanen.

Eind 1923 kwamen er een vijftal van die barakken op de Sint-Annaweg (vanaf 1927 Sinte-Annalaan) in de buurt van de latere Arme Klaren en 22 in de Vooruitzichtstraat tussen de Volksverheffingstraat en de Bedrijvigheidstraat. Het 'Houten Dorp' was geboren.

Deze barakken hadden geen vloer en stonden dus gewoon op de aarde. De pleinen waar deze werden opgetrokken waren namelijk nog niet geplaveid. Je kan je dus levendig voorstellen wat een toestanden men daar aantrof bij hevige regenval.
 
Dat was onder andere ook de plaats waar August De Man woonde. August is de stichter van De Ware Gilles. Hij was voorzitter van De Ware Gilles van 1922 tot 1971 en werd in 1948 verkozen tot lid van het Feestcomité. August was afkomstig uit de Volksverheffingstraat. Naast zijn inzet voor het Aalsterse carnaval, stond August ook bekend als verdediger van de arbeidsbelangen. August De Man heeft in zijn leven verschillende beroepen uitgevoerd; zo werkte hij o.a. in brouwerij De Geest en een schoenenfabriek in de August Marcelstraat. August was naast stichter van de Ware Gilles ook ongeveer 20 jaar lid van het Feestcomité, als afgevaardigde van de partij BSP. August was steeds in de weer en hielp o.a. mee op de Handelsbeurs. 
Na het opdoeken van zijn carnavalsgroep De Ware Gilles, werd 'Gust' De Man ere-voorzitter van de nieuwe Gilles-groep De Aalsterse Gilles.
 
Eind 1928 werden alle barakken samen met hun inwoners verplaatst naar de Bergemeersen, en 'De Samenwerkende Maatschappij voor Goedkope Woningen gewest Aalst' kon er 'deftige huizen' beginnen bouwen. 
Deze maatschappij, opgericht eind 1920, had de bouw, de verkoop en de verhuur van goedkope woningen en woonvertrekken tot doel. Voorzitter Romain Moyersoen verzamelde in de beheerraad naast burgemeester Felix De Hert ook enkele belangrijke industriëlen uit die tijd zoals daar zijn :Leon Geerinckx en Eugeen Moens de Hase. 
 
Reeds in 1921 bouwde de maatschappij 88 woningen op rechteroever. Vier jaar later richtten ze 102 woningen op in de Sinte-Annalaan en de Naarstigheidstraat.
Meteen werd een onderscheid gemaakt: aan de laan zelf kwamen de burgerswoningen, de werkmanswoningen zou men terugvinden in de straat. 
 
Aan de andere zijde van de Sinte-Annalaan verschenen er in 1927 tussen de Vakschoolstraat en de Steenstraat 38 kleine huisjes. Twee jaar later waren de Volksverheffingstraat en de Spaarzaamheidstraat aan de beurt met 39 werkmanswoningen, in 1930 gevolgd door een tweede reeks burgerswoningen aan de Sinte-Annalaan en werkmanswoningen in de Vooruitzichtstraat. Verderop verrezen 82 werkmanswoningen in de Welvaartstraat, de Oude Gentbaan en Roklijf. Laatste in de reeks van werkmanswoningen opgetrokken voor de Tweede Wereldoorlog waren de Korte Lindenstraat en de Welvaartstraat. Hier en daar werden de monotone rijen werkmanshuizen doorbroken door er enkele te voorzien van dakkapellen die de mogelijkheid boden om op de verdieping een derde kamer te maken. 
 
In de nieuwe buurt waar voorheen zo goed als geen huizen stonden, verschenen op amper zes jaar tijd maar liefst 375 ‘goedkope’ woningen tegenover amper enkele tientallen gebouwd door particulieren.
Zoals altijd en overal het geval is geweest, werden ook in de buurt rond de Volksplaats allerhande plaatsen van welluidende volkse plaatsbenamingen voorzien. Van sommige van die namen kon de herkomst vlug achterhaald worden, bij andere was dit iets moeilijker.
 
De Boelvaar Poef, gekend uit de boeken van Louis Paul Boon, is zo’n voorbeeld van een volkse plaatsbenaming waar niet echt een eensluidende verklaring voor kon teruggevonden worden.
Uit de omschrijvingen van de schrijver geraakt men er niet echt veel wijzer uit : men heeft dus de keuze uit: de Boudewijnlaan, de Gentsestraat, het einde van de Oude Gentbaan (één van de eerste sociale woonstraten), de Gentse Steenweg richting Vijf Huizen, de Erpestraat, de omgeving van de kapel van Sint-Apolonia en de Sinte-Annalaan. Ook de Capcienenlaan is een goede kanshebber.  
 
De Twiehaug is een plaatsbenaming voor de Sinte-Annalaan ter hoogte van de Vakschoolstraat, genoemd naar de twee hagen die er oorspronkelijk stonden. Reeds in 1911 was daar het speelplein van de Katholieke Turn- en Sportkring ‘Steun Geeft Moed’ gevestigd.
 
En terwijl we toch bezig zijn met oude plaatsbenamingen … Wie kent er de ‘Puiteput’ niet ?
 
Waar wij nu de Bert Van Hoorinck- en de Meuleschettestraat kennen, liep ooit een voetweg, net breed genoeg om te dienen als ‘leewech voor eene coe met een zeele’. (een ‘leidweg’ om een koe met een touw langs te leiden)
Deze voetweg ging van de Gentsestraat tot aan de Puytenput, waar ook de Leedsche Heirbaan, de Klottestraat (nu gedeeltelijk Sinte Annalaan en Vakschool-straat) en de “Kwade straat” (V. De Saedeleerstraat) samenkwamen.
 
Op enkele hoeven en de afspanning ‘In ‘t Puytenlaweit’ (begin Ledebaan) na, viel er nagenoeg geen bebouwing te bespeuren.  
Enkel een met eendenkroos bedekte vijver, die dienst deed als drinkput voor het vee op de meersen van de Asscherendries, langs beide zijden van de Leedsche Heirbaan.
Veel puitenlawijt of kikkergebrul dus, dat wel …
 
Toen in het begin van de 20ste eeuw het huidige stratenplan gevormd werd, werd de kikkerpoel Puytenput gedicht met allerlei afval. Het geheel werd ook bedekt met een aslaag en bij de heraanleg van de Ledebaan in 1947 kwamen daar nog kasseistenen bovenop.
 
De Puytenput bleef echter voortbestaan, en de sompige, modderige ondergrond weerhield de jeugd niet om er een voetbalterrein aan te leggen.
De Puytenput bleef als toponiem bewaard en blijft voortbestaan in, onder andere, het clublied van Eendracht Aalst, dat overigens zijn eerste speelveld had op de plek waar zich nu de VTI-sporthal bevindt.
 
Van oon de Poitepit tot oon de groeite Mert,
roepen aal d’ajoinen ‘viva wit en zwert”
 
Die plek in het VTI noemt men trouwens nog altijd ‘de Puiteput’.
 
Wie van op de Gentse Steenweg de Sinte-Annalaan in rijdt, merkt rechts vooraan een reeks huizen op die vroeger bekend stonden onder de naam ‘de roet van Anneikes’.
In 1905 liet Edmond Anné er 17 huizen bouwen en hoewel er reeds verschillende verbouwd werden en een andere gevel of een ander dak kregen, is die ‘roet’ in essentie nog steeds dezelfde als pakweg 100 jaar geleden.

En daarmee zijn we uiteindelijk aanbeland op het Ezelsplein, of moeten we zeggen de Ezelspleinen? 
Er zou namelijk gesproken kunnen worden van het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Ezelsplein. 
Het ‘oude’ Ezelsplein zou te situeren zijn op de huidige Sinte-Annalaan, vóór de aanleg van de buurt einde jaren ’20. 
 
Rechtover café Den Appel (aan het begin van de laan) zou vanaf 1908 de nieuw opgerichte voetbalafdeling van ‘Steun Geeft Moed’ zijn voetbalveld gehad hebben. Zich omkleden deden de spelers in … café Den Appel. 
Over ‘den Appel’ en de legendarische cafébaas is HIERmeer te lezen.  

Na de uitbreiding van de buurt en de verbreding van de Sinte-Annalaan werd de naam Ezelsplein van toepassing op de Volksplaats. Nog steeds spreken de buurtbewoners daar over hun Ezelsplein, maar wanneer de vraag gesteld wordt waar die naam precies vandaan komt, volgt er meestal geen antwoord. Sommigen verwijzen naar de in 1930 gebouwde kloosterschool en het zogezegde lagere niveau van onderwijs dat er gegeven werd, maar deze verklaring is verre van historisch bewezen. Minder vergezocht – maar daarom niet juister – is de veronderstelling dat de naam Ezelsplein verwijst naar de verkoop van ezels.
 
Een derde mogelijke verklaring werd ooit beschreven door Karel Baert, directeur 3de departement van de stad Aalst. Volgens hem zouden de Aalstenaars net die naam - Ezelsplein - gekozen hebben als tegenreactie op de van hogerhand opgelegde ‘verheven’ straatnamen als Naarstigheid-, Welvaart-, Spaarzaamheid-, Volksverheffing- en Vooruitzichtstraat. Het tegendraadse karakter van de Aalstenaar zorgde ervoor dat pal in het midden van die nieuwe buurt met al die ‘deugdelijke’ namen geen Volksplaats maar een Ezelsplein ontstond. Ook Jan Louies wijst in die zin op bepaalde ironische karaktertrekken van de Aalsterse volksmens.
 
Over het Ezelspleintje is HIER meer te lezen.   
Over de Kloosterschool (‘t ‘schoolke van Sint Anna’) is HIER meer te lezen.  
 
In de Vooruitzichtstraat, bijna op de hoek met de Volksverheffingstraat, stond jarenlang een boom waarvan vermoed wordt dat het de Doornboom of het Doornboompje betreft. 
In een advertentie voor de Houten Dorp-kermis van 1949 werden grote feesten aangekondigd ter gelegenheid van de 300-ste verjaardag van de legende van het Doornboompje. 
 
Behalve dat er een kapelletje in die boom hing en dat de bliksem er ooit eens was ingeslagen, kon geen bijkomende informatie omtrent een legende rond die boom achterhaald worden. 
Bij wegenwerken in de Vooruitzichtstraat zou de aannemer de uitgeholde, in twee gesplitste boom per ongeluk verwijderd hebben. Zoals alle uitgeholde bomen in de streek stond ook deze gekend als ‘den boom van Jan de Lichte’, de beroemde en beruchte achttiende-eeuwse rover.
 
Over Jan de Lichte is HIER meer terug te vinden.    l
 
Op Roklijf, tussen de Boudewijnlaan en de Welvaartstraat, waar lange tijd een kaartershuisje heeft gestaan, sprak men tijdens de jaren ’30 van de Luien Hoek. Het was immers daar dat de werklozen – die tweemaal daags dienden te stempelen – na hun namiddagcontrole samenkwamen en wat rondhingen. Ook op deze plaats was een wielerpiste. De helling van die piste is trouwens nog steeds terug te vinden in het landschap.
 
Meer info over de wielerpistes (‘velodromen’ genoemd) HIER.    
Meer info over de kaartershuisjes HIER.     

Onder andere in Aalst werden er na de tweede wereldoorlog heel wat inspanningen gedaan om de sportbeoefening te democratiseren en voor iedereen toegankelijk te maken. Het belangrijkste middel dat hiertoe werd aangewend was zonder twijfel de realisatie van een eenvoudige maar uitgebreide openluchtinfrastructuur. Op tal van plaatsen in de stad werden er met eenvoudige middelen kaatsterreinen, basketbalterreinen, handbal- en voetbalterreinen aangelegd.

Zo ook op 'onze' Volksplaats. 

Deze politiek luidde voor Aalst tijdens de zestiger en begin zeventiger jaren een enorme bloei op sportgebied in. In vrijwel elke sporttak die hiervoor werd opgenoemd, had de stad wel één of twee clubs in eerste klasse spelen.
Elke club kon natuurlijk op de buitenterreintjes jongeren rekruteren en ze opleiden tot waardevolle elementen voor hun team. Op sommige van die terreinen ontstonden nieuwe sportclubs, die zich soms ontwikkelden tot clubs met nationale faam.  Sport werd als het ware aan huis besteld, en iedereen wou van de partij zijn. 
 
Vele van deze sportploegjes, die er hun ontstaan en grote doorbraak gekend hebben, verhuisden nadien naar een betere (?) sportaccommodatie, maar stierven na enkele jaren een stille dood. Enkele voorbeelden hiervan  zijn de Aalsterse basketbalvereniging Black Boys,, die aan het Ezelspleintje een steile opgang maakten, en dan noodgedwongen  verhuisden naar een zaal aan de Pierre Corneliskaai. Daar kon zelfs een heuse eerste klasse derby Okapi Aalst - Black Boys gespeeld worden. Kort nadien echter ging het niet goed meer, en dienden ze er mee op te houden. 
Op 7 december 1984 lezen we in de Nieuwe Gazet Van Aalst dat door het wegvallen van het kaatsterrein aan het Astridpark, een nieuw, geschikter, plein zou worden aangelegd op het Volksplein. Kostenplaatje : 200 000 Belgische Frankskes.
 
De kaatsers waren trouwens een waar fenomeen.. Men ging massaal supporteren en zelfs de allerkleinsten kenden de regels van binnen en van buiten. 
Maar er was ook plaats voor ander amusement. De hondenclub kwam er vaak oefenen, en ook vond er regelmatig wel eens een openluchtconcert plaats. Ook op nationale feestdagen was het plein 'the place to be'. Zo werd er een vuurwerk afgestoken, en werden de bewoners verzocht de vlaggen buiten te hangen.  
Dat het er in de buurt van het Volksplein echter niet altijd even gemoedelijk aan toe ging, vinden we terug in een artikel uit de Gazette van Aelst van 19 januari 1974 (p 9)
 
>> Het Volksplein, daar in de oude voorstad van Louis Paul Boon, is altijd  een proper plein geweest. De huizen errond netjes en verzorgd. Een goede buurtgemeenschap.  Maar iemand die al dan niet de woordvoerster is van de publieke opinie van de bewoners aan het Volksplein is zich komen beklagen
Altijd bereid tot dienstvaardigheid - dat is geen monopolie van de politiekers - hebben wij de klacht aangehoord, ten gerieve van degenen die er kunnen aan verhelpen. Hallo wijkagent ...
De klacht : Ja mijnheer en al die madammekens van die appartementen uit de omgeving, al die madammekens die een hondje hebben, komen 's avonds eens een wandeling maken langsheen ons Volksplein. Wat ze thuis niet mogen doen, daarvoor is 't plein goed. Ge kunt u voorstellen hoe plezierig dat is, als ge eens over 't plein stapt. En 't is of er den duivel mee gemoeid is. Al dat poeder van de drogist, het helpt niet. Ze denken zeer dat ons volksplein een publieke honden-WC is; Wilde dat ne keer in de Gazet zetten. Stel u voor dat die madammekens met hun honden naar de koer van 't Landhuis gaan ... <<
 
Erger nog is natuurlijk de criminaliteit. Zo werd er in oktober 1975 een inbraak gepleegd in de Sint Annaschool aan het Volksplein, 'mijn' schoolke, waar ik mijn peuterjaren heb doorgebracht nota bene. De dieven drongen de lokalen binnen, en doorsnuffelden alle klassen, lessenaars en burelen werden opengebroken. De Voorpost van 17 oktober bericht dat talrijke voorwerpen en geld werden gestolen. Ik zelf ben me van niets meer bewust, maar ik kan me wel voorstellen dat dit een traumatische belevenis moet geweest zijn je klas zo aan te treffen na het weekend (hoewel de juffen en de nonnekes het wel goed zullen verborgen hebben voor de kleintjes).
Het gaat echter van kwaad naar erger. In de omliggende straten zijn er de jongste jaren al enkele razzia's geweest, en in sommige garageboxen gebeuren vaak rare dingen die het daglicht beter niet zouden zien.
Dit zou trouwens ook een verklaring kunnen zijn van de schoenen die bij het binnenkomen in de wijk aan de electriciteitsdraden hangen.
Over dit misterie is HIER meer te lezen.     

Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Abbeelstraat - Asserendries - Bedrijvigheidstraat - Biekorfstraat - Boudewijnlaan - Cesar Haeltermanstraat  - Eegdeken  - Erpestraat  - Expostraat - Gentse steenweg - Irisstraat  - Kerrebroekstraat - Korte Lindenstraat - Korte Vooruitzichtstraat - Kreupelveldstraat - Kriekenlaan - Ledebaan - Lindenstraat - Merestraat - Naarstigheidstraat – Oliemolen - Onegem - Oude Gentbaan - Oude Heerbaan – Paddenhoek - Park en kasteel Terlinden - Paternosterstraat - Peter Benoitstraat - Raffelgemstraat - Reinaertdreef  - Roklijf  - Siesegemlaan - Sinte Annalaan  - Sinte Apoloniastraat - Spaarzaamheidstraat - Square Jacques Geerinckx - Sylvain Van Der Guchtlaan  - Terlindendreef - Terlindenstraat  - Varenlaan  - Vilainstraat  - Volksplaats - Volksverheffingstraat  - Vooruitzichtstraat - Wateringen - Welvaartstraat - Zeeldraaierstraat     

 

Bronnen :
 
- Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 4010, Aalst, Lindestraat, Gentsesteenweg, Naarstigheidstraat, Schaarbeek .
- Delporte R.. 1993: Architectuur in de provincie. Realisaties in Oost-Vlaanderen 1963-1993, Gent, 101.
- D'Huyvetter C., de Longie B. & Eeman M. met medewerking van Linters A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5N1 (A-G), Brussel - Gent.
- Van Der Veken B. 2007: Triphon De Smet interbellumstadsbouwmeester van Aalst, onuitgegeven verhandeling Universiteit Gent, Vakgroep Kunstwetenschappen.
- aalst.courant.nu : Gazette van Aelst van 19 januari 1974 (p 9) / De Voorpost van 3 april 1992 (p 3)
- Archief van het Land van Aalst nr 12986 uit het jaar 1649; de pastoor van Erpe Cornelius Huysmans verheft de praterij van Mijlbeek na aankoop van Louis de Vremde.
- Van Twembeke, J. De Heerlijkheden van het Land van Aalst ; Uitgegeven door het geschiedkundig tijdschrift "Het Land van Aalst".
- Andere bronvermeldingen zoals vermeld in de artikels waarvan sprake