Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 3 december 2019

Siesegem - -baan - -kouter - -beek

De benaming Siesegem komt van de Frankische benaming, naar de woonplaats van de familie Sigizo ('Sigizinga halm' = 'woning van de lieden van de Sigizo')

In dezelfde lijn vinden we in de buurt trouwens ook bijvoorbeeld 'Honeghem' en 'Raffelghem' die door respectievelijk de Merovingische landbouwers Huno en Ravilo werden bewerkt. Zij woonden er samen met hun gezin in schamele houten boerderijtjes, verspreid over het hele grondgebied.

Verschillende vuursteenvondsten uit het vroeg en midden mesolithicum wijzen er trouwens op dat deze oude beekvallei al in de prehistorie een verzamelpunt was van jagers. 
Zij trokken op de flanken van deze beekvallei hun tijdelijke kampen op om er onder andere vuurstenen werktuigen te vervaardigen. 
Archeologen vonden bij opgravingen trouwens nog een gebouw aan uit de late bronstijd.  
Rond deze zone werden ook verschillende kuilen ontdekt, die vermoedelijk dienden als opslagplaatsen voor voedsel. Enkele van deze kuilen leverden mooie vondsten op, zoals bijvoorbeeld grote fragmenten van handgemaakte potten.
Uit de Romeinse periode werd trouwens ook een crematiegraf opgegraven ... misschien was dit wel een voorbode van het huidige crematorium dat werd gebouwd op de Siesegem?

Hier een afbeelding met 'de Siesegem' ...


In het midden van de 13e eeuw werden onze streken geteisterd door de 'zwarte ziekte' (lepra) en er werd toen een leprozerie opgericht aan dewelke ook een begraafplaats en kapel waren verbonden. 

Een leprozerie (leprakolonie, melaatsenkolonie of leprozenhuis) is een inrichting voor lepralijders, waar zij geïsoleerd konden worden gehouden van de rest van de bevolking om te voorkomen dat anderen ook zouden worden besmet met lepra. 
Het was in de Middeleeuwen, vooral na de kruistochten, dat er overal in West Europa van deze inrichtingen werden gebouwd. Meestal 'ex muros' (buiten de stadsmuren) zoals dus ook hier in Aalst het geval was.
Deze leprozerie was gesitueerd op de plaats waar tegenwoordig het 'kasteel ter Muylem' ligt. Voordien heette dit kasteeltje trouwens 'Hof te Sieseghem'.

Meer over dit kasteeltje : HIER

De inrichting werd in 1566 gesloten omdat aan de ziekte, in onze streken althans - toen een eind was gekomen.

In 1350 heette de omgeving trouwens Zieseghem, in 1371 werd het Siegseghem en in 1379 Sieseghem.

Schaarbeke, de wijk 'ex muros', lag links van de Dender, waartegen de stadskern als het ware tegengedrukt wordt. Op haar beurt werd het gebied onderverdeeld in gehuchten of plaatsen zoals Onegem, Schoubroek, Kerrebroek, Paddenhoek en dus ook Siesegem. 

Bossen waren er op Schaarbeek maar weinig, maar dé boom  bij uitstek was de Linde. Het was trouwens onder 'de Linde', een groot examplaar, dat de voorvaderen recht spraken, trouwden en vergaderden. 
Vandaar ook de vele benamingen met de naam van die boom uiteraard : de Lindestraat, Lindeweg, kasteel Terlinden, herberg 'Het Lindeken' (1410), 't Goed 'ter Linden', de namen Van der Linden en Lindemans, jeugdhuis Ter Linden, en ga zo maar voor en ga zo maar verder;

Het is ook in deze omgeving dat er vele lugubere dingen zouden zijn gebeurd. Op de splitsing van de Oude Gentbaan en de Oudenaardse baan bevond zich immers de galg
Het was trouwens ook op de Oude Gentbaan dat Jan de Lichte werd aangehouden toen hij zich daar verschool in een holle lindeboom. 
Eind jaren '50 verdween deze boom. De galg is reeds verdwenen van in 1792, toen hij op bevel van de Fransen werd afgebroken.

In 1694 bestond er een gehucht '
de steentjes' (vandaar ook de 'Steenstraat', een deel van het vroegere 'Oonegemwegsken').
Dit leidde naar de twee Steentjes, dus gebouwen opgericht in steen, die de naam Kleine en Grote verdoemenis kregen ... maar dat is een ander verhaal natuurlijk. 

Meer over de Kleine Verdoemenis : HIER
Meer over de Grote Verdoemenis : HIER

In 1702 werd dan de Gentse Steenweg aangelegd, voordien was het op de - nu trouwens nog steeds bestaande - Oude Gentbaan dat de huifkarren over de stenen ratelden.

Voor de boeren en andere geïnteresseerden is het misschien wel interessant om te weten dat Schaarbeeke steeds als vruchtbare streek werd beschouwd. 
De praterij Schaarbeek telde in de tweede helft van de 18e eeuw maar liefst 475 bunders land, 81 bunder weide en 12 bunder bos. Een bunder is de oude benaming van een hectare en is de eenheid van oppervlakte van 100 bij 100 meter. De afkorting was 'b', tegenwoordig gebruiken we  dus 'ha'.

Vroeger werd op deze plaats ook hop geteeld maar deze verdween geleidelijk aan op het einde van de negentiende eeuw

De 'kouter' werd lang geleden trouwens geschreven als de 'cauter' .. zo vinden we in 'De Denderbode' van 25 juli 1858 : 'eenen koop tarwe, dry koopen ajuyn en eene koop Aerdappels op eene party land komende aen den Gentschen steenweg op Siesegem-cauter', en ook 'Zeven koopen aerdappels op Siesegem cauter aen de Groene wey, genaemd het Bylstuk'..

Heel aan het begin, bij de Gentse steenweg, stonden een drietal kleine villa's. Later ook nog een ander bouwwerk dat er half als een villa, maar eigenlijk nog meer als een kapel of bedehuis, uitzag. 
Er woonde een weinig spraakzaam oud dametje, Justine. Haar wens was om het bouwwerk na haar dood aan de kerk te schenken met als bedoeling er inderdaad een écht bedehuis van te maken.
Het was notaris De Vis die haar, als haar testamentuitvoerder, ten stelligste af heeft geraden om een echt bedehuis te laten bouwen, maar hij stemde uiteindelijk toch in met 'iets wat er op lijkt', terwijl het toch een bewoonbare villa zou 
blijven. Na haar dood is het gebouw echter nooit een bedehuis (bidkapel) geworden. De notaris verkocht het huis als 'villa'.  
Begin jaren '70 werden de drie villaatjes, met de 'bidkapelvilla' ('t kind moet een naam hebben, nietwaar) door het stadsbestuur aangeslagen om alles af te breken en de Sieseghemlaan te verbreden tot een betonnen weg die vanaf dan deel uitmaakt van de nieuwe ringlaan rond de stad.

Langsheen de Sieseghemlaan vinden we trouwens ook het ASZ (hospitaal) terug. De oorspronkelijke plannen voor een nieuw ziekenhuis dateerden reeds van in 1936. 

Van de ideeën over het oprichten van een intercommunaal gasthuis tot de perikelen voor de onteigening van de noodzakelijke gronden, allemaal zorgden ze ervoor dat de plannen serieus vertraagd werden. 

In 1978 werd bekend dat het nieuwe ziekenhuis er zou komen, en wel op de Siesegemkouter, aan de Siesegemlaan, achter de bestaande gebouwen van de Generale Bankmaatschappij. Het gebied van 16ha58a werd op het definitief gewestplan ingetekend als gebied voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen.

In 1981 stak men 'de mei', maar het zou nog tot 15 december 1989 duren alvorens het gebouw operationeel werd. 

De 'mei steken' is een traditie die toegepast wordt in de bouwsector. Wanneer in de bouw de nok van het dak is bereikt, wordt op dat ogenblik traditioneel op de ruwbouw een boompje geplaatst. Oorspronkelijk was dit in de zomer een berkenboompje en in de winter een dennenboompje. De soort boom heeft echter geen belang. 
Het boompje werd vroeger ook vaak versierd met (papieren) bloemen en linten. Na het planten, richten of steken van de 'mei' trakteert de bouwheer de bouwvakkers en moet er even niet gewerkt worden. De mei symboliseert een geslaagd werk voor de aannemer en een zegen over de woning voor de bewoners.

De oprichting van het complex vergde ruim 42000 vierkante meter delfwerk. Het gebouw is gefundeerd op 585 palen met een totale lengte van ongeveer 8000 meter. Naast de geprefabriceerde betonelementen voor de gevelopbouw werd nog ruim 11000 kubieke meter gewapend beton gebruikt.
In het gebouw is maar liefst 4000 kubieke meter metselwerk aanwezig. Het totale vloeroppervlak is ongeveer 26000 vierkante meter groot, en er werden ongeveer 1400 nieuwe deuren geplaatst in het complex.
Even klikken op het logo om de geschiedenis van het ASZ in detail te kunnen lezen. 

De Siesegembeek
ontspringt te Nieuwerkerken waar ze Edixveldebeek noemt.
Vervolgens volgt ze de grens van Aalst en Nieuwerkerken. Ze loopt aan 'het Sluisken' samen met de Hoezebeek en neemt vanaf daar dan ook deze naam over.

Vandaar gaat het verder langs de Posthoornstraat, Koolstraat en Dirk Martensstraat waar ze Meuleschettebeek of Kapellebeek genoemd werd. Die naam kreeg de beek daar naar de daar gevestigde kapel Meuleschette. 

Uiteindelijk mondt ze uit in de Dender in de omgeving van de Zwarte Hoekbrug. 

Later werd de ondergrondse bedding (in buizen) verlegd zodat ze langs de Dendermondsesteenweg loopt en voor de viaduct richting Dender gaat, en dus iets hogerop in de Dender uitmondt.

Er zijn in de loop der jaren heel wat problemen geweest met beken en afwateringskanalen. Heel regelmatig waren er dan ook overstromingen ...
Zo lezen we in een artikeltje uit 'Het Land van Aalst' van 1 februari 1891 : 

"op 't einde van d'ander week is eindelijk verschenen Meester den Dooi ... De Bergemeersen stonden overstroomd, d'Osbroeeken ook, op St Josefs-parochie de beek van Sieseghem liep ook over, ... 't Hofstade, te Lede, 't Erpe, te Burst overstrooming, Op Schaarbeek zijn er plaatsen waar ze moesten vluchten met de beesten ..."

Er gebeurde toen heel veel dat een belangrijke invloed had op deze beek.


Vele bouwwerken werden langs en op de beek geplaatst, zoals bijvoorbeeld de vele appartementsgebouwen die ergens in de jaren 60 gebouwd werden, de bouw van het gebouw van de afdeling Handel van het SMI in de vroege jaren 70, de toiletten van de lagere afdeling van het SMI, ... al deze constructies  hebben hun invloed gehad op de waterhuishouding van de beek.  

Zo blijkt maar al te duidelijk dat ook bouwwerken in de omgeving van een beek het grondwaterpeil grondig kunnen veranderen, waardoor er voor een bepaalde periode overstromingen schering en inslag zullen zijn, voor andere dan weer niet.

De laatste ingreep in het midden van de jaren 80 (de collectorwerken) heeft een beduidende verbetering als gevolg gehad. 

Dat de laagst gelegen punten nu nog wel eens onder water zou kunnen komen bij hevige regenval is helemaal niet abnormaal. De beek loopt tenslotte door buizen die onder druk kunnen komen te staan. 


Op de Siesegemkouter waren vroeger ook een paar windmolens gevestigd. 

Eén ervan was een houten graanwindmolen (staakmolen met open voet), die in de volksmond 'molen van Lier' werd genoemd. 
Deze korenmolen stond op het vroegere Molenhof Van Lierde, ter hoogte van de vroegere Merestraat en de Zadelbaan. 
Hij werd voor 1484 opgericht op de Ziezegemkouter en men noemde het domein dan ook 'het Meulevelt' (1670), ''t Meuleveldeken' (1691), 'het molenvelt, noordwaerts lancx den voetwegh die naer Aelst gaet' (Merestraat 1740).


Tijdens een hevige storm op zondag 9 november 1800 werd 'den snuyfmolen op den sieseghem, da's met de kap afgevlogen'.

Met de onderdelen van een eveneens gevallen staakmolen te Hekelem werd de molen opnieuw opgetrokken.

Rond 1890 had molenaar Van Lierde een vete met Heer Van Mossevelde van de naburige schorsmolen omdat er ook graan gemalen werd zonder dat deze hiervoor een vergunning had. Van Lier spande een proces in tegen Van Mossevelde maar verloor het proces.
Zijn opvolger werd zijn schoonzoon, Gustaaf Van Londerseel uit Nederhasselt. Hij verhuurde de molen echter aan Frans De Wolf (afkomstig van Molen De Wolf te Aalst) en deze maalde er nog negen jaar verder. De molen was echter niet verzorgd, en werd ook bouwvallig.

In 1911 werd de molen uiteindelijk gesloopt. De stukken werden openbaar verkocht door notaris Breckpot uit Aalst. 


De Van Mosseveldemolen (of 'molen van Van Mossevelde') was een achtzijdige stenen stellingmolen in de Merestraat 79, ongeveer recht over waar nu het ASZ zich bevindt. 
Hij werd in 1758 gebouwd als een 'Hollandse oliewindmolen' door Peter Mertens. Hij begon te bouwen in 1758 en de molen draaide voor het eerst in augustus 1759.
De molen werd verkocht en behoorde nadien toe aan de familie Daem van op de Gentse Steenweg. 

De molen veranderde nog verschillende keren van eigenaar en in 1865 volgden de generaties van de familie Van Mossevelde, van overgrootvader tot achterkleinzoon, elkaar op als eigenaar. De laatste eigenaar, Jozef, werkte er nog in de maalderij tot in 1947.


In 2004 werd de molen beschermd als monument, samen met de gekasseide oprit en ingewerkte molenstenen. 

In 2012 werd de molenromp aangekocht door gerechtsdeurwaarder Luc De Troyer, die het gebouw zou laten restaureren. Dit gebeurde in 2016-2018. De afbeelding hieronder toont hoe de molen er uitzag in 2010 (links) en hoe hij er tegenwoordig staat (rechts)


Geert Bourgois, Vlaams minister-president en Vlaams minister van Onroerend Erfgoed heeft in 2015 anderhalf miljoen vrijgemaakt voor de restauratie van een vijftal molens, waaronder ook de Mosseveldemolen, die hiervan 295 000 Euro mocht in ontvangst nemen.
De molen is tegenwoordig verbonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarders Luc De Troyer, Boudewijn Roeland en Patrick Dumortier (Merestraat 131).

Nog op de kouter bevindt zich trouwens een visvijver , de zogenaamde 'Visvijver Schelfhout', naar het gelijknamige bouwbedrijf dat er gevestigd was. 
Op oudere plannen van de streek is nog geen sprake van de vijver, omdat deze pas ontstaan is als kleiwinningsput van de SBA (SteenBakkerijen Aalst) die er gevestigd was vóór het gekende bedrijf 'Schelfhout'. 


De schouw van deze steenbakkerij was trouwens een 'landmark' tot ongeveer 2015. Hierbij een foto van de SBA anno 1978.


Het bouwbedrijf Schelfout is intussen een paar honderd meter opgeschoven om de bouw van het crematorium te kunnen starten.

Het was in augustus 2015 dat deze laatste hinderpaal voor de bouw van het crematorium werd geruimd. Het bedrijf Schelfhout kreeg toen de nodige vergunningen om zich elders te vestigen. 

En dat was meteen ook de definitieve 'go' voor de intercommunale Westlede, dat al 24 jaar probeert om een crematorium te bouwen op Aalsters grondgebied. Actiegroepen kregen ongelijk van het Oost-Vlaamse provinciebestuur. 

Er waren steeds maar meer en meer graafmachines te zien, onder meer rond de vijver, waar de nieuwe toegangsweg zou komen. Reeds op 22/8/2015 was de nieuwe toegangsweg al gedeeltelijk uitgegraven.


In oktober dan was er nog meer beweging op de Sieseghemkouter. Ook de aanleg van de nieuwe Merestraat kreeg er ondertussen immers een duidelijkere structuur.


De 'nieuwe Merestraat' was een voorbode voor heel ingrijpende werken in de buurt. Men zou immers een tunnel graven onder de kruispunten van de Gentsesteenweg en de Raffelgemstraat om het doorgaand verkeer vlotter te laten verlopen op de Boudewijnlaan. Ook een fietserstunnel behoorde tot de plannen.
Ondanks opnieuw heel wat buurtprotest kwam ook dat plan er toch van. 

In het najaar van 2015 starten de werken.

Ook in november 2015 werd bekend gemaakt dat de ondertussen stilgelegde bouw van het voorziene crematorium uiteindelijk zou (her)starten in april 2016. De werken waren eigenlijk al gedeeltelijk begonnen, zoals hierboven reeds vermeld, maar er werd (opnieuw) een half jaar vertraging opgelopen door de protesten van enkele actiecomités. 

Oorspronkelijk was er als locatie voor dit crematorium gekozen voor de Hoezekouter. Dat idee werd echter afgevoerd en de Siesegemkouter kwam in 'the picture'.
 
Ook deze potentiële ligging in de kouter stootte op heel wat weerstand van de buurtbewoners, maar op een vergadering van de Commissie voor leefmilieu en natuur, landbouw, visserij en plattelandsbeleid werd de aanleg van een crematorium reeds op 5 maart 2009 verdedigd door de toenmalige viceminister-president van de Vlaamse regering, dhr Dirk Van Mechelen : 

"Op het niveau van lopende planningsinitiatieven is mij ook bekend dat voor het gebied Siesegemkouter te Aalst door de stad zelf de oprichting van een crematorium wordt beoogd. 
Dit vraagt een herziening van de gewestelijke afbakenings-RUP van het regionaalstedelijk gebied Aalst. In dat RUP kreeg dit gebied immers de bestemming 'regionaal bedrijventerrein'. 
Op Vlaams niveau werd door mezelf ingestemd met een beperkte herziening van dit gewestelijk RUP, en dit met het oog op het eventueel mogelijk maken van een crematorium"

Men begon de werken en de opening van het crematorium werd voorzien in 2018. Er werd gerekend op 350 werkdagen, die zouden beginnen te lopen vanaf de eerste steenlegging. Met de bouw van het crematorium is een budget van 14 miljoen euro gemoeid. Volgens 'Westlede' eigenlijk toch wel een interessante 'belegging' als je ziet dat er jaarlijks zo'n 1600 mensen uit het arrondissement Aalst gecremeerd worden in Lochristi en Sint Niklaas.

Ondertussen, we schrijven mei 2016, was men reeds volop bezig aan de fietstunnel.
Op de foto is te zien dat men volop bezig is aan het dak van de tunnel. 


Op 9 december fietste Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts door de nieuwe fietstunnel ter gelegenheid van de opening van deze veilige link tussen Aalst en Nieuwerkerken. De opening van de tweede fietstunnel - onder het nieuw aangelegd stuk Merestraat - werd iets later gepland.

Door deze fietstunnels kunnen fietsers die van Nieuwerkerken de tunnel onder de Siesegemlaan uitkomen links afdraaien en zo (door de tweede fietstunnel) langs de garage Renault via de Merestraat naar Aalst. 
De opening van de tunnel kwam eventjes in het gedrang toen bleek dat een aantal personen het nodig vond om in het vers aangelegde pad te stappen en te fietsen. Aangezien de werf afgesloten was door hekkens, linten en waarschuwingsborden, was het zeker dat het hier om een vandalenstreek ging. 
De opening ging gewoon door, maar het fietspad werd tijdens de herstellingswerken wel weer eventjes afgesloten. 

De aanleg van de fietstunnel was meteen de eerste verwezenlijking in het project 'Ring Aalst'. 
Ook de overige werken aan de Ring zelf gingen goed vooruit. 
Vrachtwagens, betonmolens en enorme kranen reden constant af en aan.

Ook de bouw van het crematorium ging vooruit. Onderstaande foto uit december 2016 bewijst dat.


Alle werken gingen dus vlot vooruit en er werd steeds getracht de overlast voor de buurt tot een minimum te beperken. De ene keer lukte dat, een andere fase zorgde dan wel weer voor wat extra modder en wrevel.
Op onderstaand filmpje kan het allemaal een beetje gevolgd worden.


Uiteindelijk was het zover : de tunnel was af en werd op 16 september 2018 officieel ingelopen tijdens een 'Tunnelloop'.

Het werd een gezellige dag met tal van animaties maar het hoogtepunt bleef toch dat men eens door de tunnel zou kunnen lopen. 
Vanaf 8 oktober werd de tunnel dan ook opengesteld voor het gemotoriseerd verkeer.


Er werd een poll georganiseerd om een nieuwe naam te zoeken voor de tunnel en de Aalstenaars kozen voor :

- den Onderkroiper (45%)
- Keizer Kamieltunnel of Keizerstunnel (37%)
- Boudewijntunnel (8%)

Verder waren er nog 'Ringtunnel', Ajuintunnel' of 'de Konker' te horen maar die leken al op voorhand afgeschreven. 
Nu ja, de eerste drie trouwens ook, want we zijn nu al een hele tijd later, en er is nog steeds geen officiële naam voor de tunnel. 

Het autoverkeer werd dus toegelaten vanaf oktober 2018, maar er waren wel nog wat werken aan de rotondes aan de Gentsesteenweg en de Siesegemlaan, en ook de werken aan het verderop gelegen viaduct waren nog niet ten einde. 

Alles verliep echter verder zoals gepland en vooral langs de Boudewijnlaan is het verschil duidelijk merkbaar en is het nu rustiger en groener wonen. Het grootste deel van het verkeer verdwijnt immers in de tunnel. 


Ook voor het crematorium verliep alles zoals gepland. Het crematorium van Aalst (met een limiet van 3000 crematies per jaar) werd officieel geopend op 6 november 2018
Dat het een wel heel speciaal gebouw zou worden, werd ons uitgelegd tijdens de Openwervendag eerder dat jaar. 

Daar waar normaal gezien de ovens verstopt zijn in de kelders, is er in Aalst een mooie ruimte voorzien met veel licht. 
In de crematieruimte staan momenteel drie grote ovens. Er is echter nog een plaats voorzien om er nog een vierde bij te plaatsen. De zaal waar tot 600 personen de plechtigheid kunnen bijwonen is volledig uitgerust met grote videoschermen, en de bezoekers kunnen alles volgen door grote glasramen.


Heel wat vernieuwingen en veranderingen dus in wat eens zo'n rustige buurt was. 
Het crematorium is ondertussen al een tijdje functioneel en ook in de tunnel zijn al ontelbare auto's voorbijgereden.
Maar toch is in de buurt lang niet alles vredig en rustig nu. 

Er is intussen immers al heel wat buurtprotest gerezen tegen de nog verdere heraanleg van de Siesegemkouter. 
Het bouwen van het crematorium en het uitgraven van de tunnel hadden al heel wat voeten in de aarde, maar de plannen voor een groots opgezet gezondheidscentrum lijkt al helemaal te ver te gaan. De stad droomt er immers van om zorggerelateerde bedrijven aan te trekken en te huisvesten op de Siesegemkouter. 

Terwijl Californa prat gaat op zijn 'Silicon Valey', heeft Aalst grootse plannen om een 'Health & Care Valley' op te richten. 
Reeds onder het burgemeesterschap van Ilse Uyttersprot werd met de idee gespeeld om Aalst in de toekomst te kunnen profileren als zorgstad, en dit mede dank zij de twee ziekenhuizen (ASZ & OLV) die de stad rijk is.
Schepen van ruimtelijke ordening Caroline Verdoodt verdedigde het plan om ruimte te maken voor werkgelegenheid in de buurt. 

De bedoeling is dat de Health Hub een onderzoekscentrum wordt met internationale uitstraling op het gebied van medische technologie. Voorlopig is deze Health Hub gevestigd in de Capucienenlaan, maar men zou dus in dit gebied een heuse Health & Care Valley willen bouwen omdat daar meer plaats zal zijn om nieuwe bedrijven aan te trekken.

De stad Aalst heeft in april 2018 al eens een mouw moeten passen aan haar plannen met de Siesegemkouter. 
Sinds 2013 is de kouter herbestemd tot gemengd regionaal bedrijventerrein en de stad wil op de site van 36 hectare groot in een Health & Care-Valley voorzien met bedrijven die werken rond zorg en gezondheid. 
Een privéontwikkelaar, Cordeel Group nv, was de stad echter voor met het kopen van de gronden door de grondeigenaars aantrekkelijke prijzen aan te bieden. Op dit moment heeft Cordeel zo'n 82 procent van de site in bezit. Het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling (AGSA), de vastgoeddochter van de stad Aalst, heeft slechts twaalf procent in eigendom.

Er zat voor de stad dus niets anders op dan samen te werken met Cordeel. “We hebben met de projectontwikkelaar een overeenkomst afgesloten die de krijtlijnen voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Siesegem vastlegt”, zei AGSA-baas Gwen Vreven. “Kwaliteit, groen, werkgelegenheid en zorgeconomie staan daarbij centraal. Bedrijven actief in de zorg en gezondheid zullen zich kunnen vestigen in het gebied. Onze overeenkomst bevat alle afspraken die nodig zijn om de ontwikkeling van het bedrijventerrein op te starten.

In de gemeenteraad werd een onteigeningsmachtiging goedgekeurd, die de stad een stok achter de deur bood. Het project bleef echter niet zonder kritiek. Groen is tegen de ontwikkeling van de Siesegemkouter in het algemeen. “Het extra verkeer dat de verdere ontwikkeling met zich meebrengt, zal een verkeersinfarct veroorzaken in de omgeving”, zegt Groen-lijsttrekker Lander Wantens. “Moderniseer en gebruik eerst de bestaande industriegebieden vooraleer nieuwe open, groene ruimte te betonneren.”

Ook de actiegroep Red de Erpe- en Siesegemkouter reageert misnoegd. “Voor de ontwikkeling van 36 hectare Siesegemkouter naar industriegrond kan de winst dertig à veertig euro per vierkante meter bedragen, wat neerkomt op 12,5 miljoen euro voor de stad of de ontwikkelaar. Dit gaat niet om gezondheid, maar om winst.

'Groen Aalst' haalt aan dat volgens sommige politici de Siesegemkouter zou gelegen zijn binnen de stad. 
Echter vergeten ze blijkbaar wel, dat ze zelf jaren geleden nog op hun communiezieltje hebben verklaard dat de Siesegemlaan de absolute grens van de stad zou zijn, en dat de stad zeker niet zou worden uitgebreid aan de overzijde ervan. 

Aalst zou Aalst niet zijn en er werd een creatieve oplossing gevonden om die belofte (eigenlijk een verplichting) te kunnen omzeilen : men maakt van de Siesegemkouter gewoon 'stedelijk gebied' ... en klaar is Kees. 
Het was trouwens al van 1969 geleden dat er op de gemeenteraad  beslist werd om de Siesegemkouter niet langer als industriezone te laten gelden. 

Maar ... Weg dus met deze beslissing en we draaien alles terug om ...

Op 20/2/2019 werd door de stad op een infovergadering meer uitleg gegeven. 

Daar was te horen dat de ontwikkeling in twee fases zou verlopen. 
Op dat ogenblik liep de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor fase 1a (het noordelijke gedeelte). Aan het einde van het jaar zouden de infrastructuurwerken hiervoor starten, waaronder ook de aanleg van nieuwe wegen. 
In 2020 zou dan de aanvraag voor fase 1b volgen zodat tegen 2021  ten noorden van de Siesegembeek (die wel blijft behouden) de eerste bedrijfskavels zouden kunnen worden ingevuld. En als deze fase voor 3/4 afgerond zou zijn, zou men starten men met de ontwikkeling van de zuidelijke Siesegemkouter.


Het onderstaande plan geeft het concrete ontwerp voor het gehele bedrijventerrein weer.

Tot zover de theorie en de plannen. De vergunning voor de wegen- en infrastructuurwerken stoot echter opnieuw op enkele bezwaarschriften. Het was nu aan de deputatie van Oost Vlaanderen om te beslissen of er een vergunning zou worden verleend.

In mei 2021 werd dan een uitspraak gedaan.

Na een jarenlange verbeten strijd van de leden van het Siesegemcomité, dat al 20 jaar het dossier verdedigt, kreeg het comité gelijk van de rechter. 
Die vernietigde de vergunning. 
Luc De Vriendt van het comité was tevreden: "De rechter geeft hier een signaal mee naar de overheid toe. Hij zegt in feite: stop met uw eigen wetten te creëren. We hopen dat hiermee de poort is opengezet om een onderzoek te doen naar de effecten van zo'n bedrijventerrein op het milieu."


Het gevolg van deze uitspraak was dat de bouw van een bedrijventerrein op de Siesegemkouter minstens volledig zou moeten worden herbegonnen, en dit te beginnen met een grondig en zorgvuldig milieu-effectenonderzoek. Of, 'dat de stad uiteindelijk zou afzien van een bedrijventerrein op deze locatie' was natuurlijk de hoop van het actiecomité.
Een ander belangrijk gevolg was dat de reeds aan de gang zijnde werken moesten gestaakt worden en dat er ook geen gebruik meer mocht gemaakt worden van de onwettig aangelegde toegangswegen. 
Een groot probleem dus voor het op onwettige wijze geherlocaliseerde Schelfhout dat enkel bereikbaar is via dergelijke 'onwettige wegen'.

Dus ... geen 'zorgstad' volgens de rechter. Case closed?

Neen hoor ...  het stadsbestuur van Aalst tekende beroep aan tegen de deze vernietiging. 
“Alles wordt nu ook in gereedheid gebracht om een nieuwe vergunningsaanvraag in te dienen, ditmaal bij de provincie”, zegt burgemeester Christoph D’Haese

Dus ... wel 'zorgstad' volgens de burgemeester. Case closed?

Alle discussies in de buurt waren dus verdwenen ? 

Neen hoor! En het ging zelfs al niet meer over de ontwikkeling van dit nieuwe bedrijventerrein.

In januari 2022 zette de Vlaamse regering op voorstel van Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir een volgende stap richting de realisatie van een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) in Aalst. 
In de startnota voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP), dat nodig is om dit project mogelijk te maken, werden nog 5 mogelijke locaties weerhouden.
Het gaat om twee woonuitbreidingsgebieden (Horebekeveld en Biekorfstraat), de voormalige bedrijfssite Gates (Erembodegem) en ... de bedrijventerreinen Siesegemkouter Noord en Zuid ...

Maar ... U raadt het al ... Dit voorstel stuit op hevige tegenstand van de bewoners. 

Op deze vijf locaties ziet men het Forensisch Psychiatrisch Centrum liever niet komen en er is dus hevig protest van buurtbewoners, die zich opnieuw groeperen in protestgroepen. 

De forensische psychologie is een vorm van toegepaste psychologie die zich toespitst op het gedrag van criminelen, maar ook op de behandeling van de slachtoffers. 


Forensische psychologie speelt zich dus af in de wereld van politie en justitie, en dergelijk 'gevaar' ziet de buurt liever niet.

Het stadsbestuur van Aalst deed zelf voorlopig nog geen uitspraak over de toekomstige locatie. De publieke raadpleging door de Vlaamse overheid loopt af op 15 april 2022 en tegen dan zal de stad met een officieel standpunt komen laat burgemeester Christoph D'Haese weten. 

Hij bevestigt trouwens nogmaals dat de eerder genomen beslissingen over de Aalsterse Siesegemkouter sowieso zullen worden uitgevoerd. 
Volgens hem komt het zogenaamde 'Health & Care Valley' er dus zeker. 

Na de reeds verwezenlijkte grote werken (bouw van het ASZ, bouw van het Crematorium, tunnelwerken, ...) blijven er dus nog steeds twee belangrijke dossiers open.
Over zowel 'de zorgstad' als het 'psychiatrisch centrum' moet het verdict nog vallen. 

De actiegroepen houden hun hart vast ...

Laat ons voorlopig dus nog wat genieten van de natuur die er nog is. 
Hier een beeldje van de Siesegemkouter tijdens 'het gouden uur' (zonsondergang)



Bronnen

vlaamsbouwmeester.be (plan Crematorium)
so.lva.be/aalst-siesegemkouter-crematorium-0
Het Nieuwsblad 8/8/2015 - 26/4/2018 - 06/09/2018
Het Laatste Nieuws 07/11/2015 - 26/11/2015 - 20/02/2019 - 24/09/2019  - 22/12/2016
dbnl.org
vrt nws 12/05/2021
groenaalst.be
vrt.be/vrtnws/nl/201/09/06
docs.vlaamsparlement.be
de Gazet van Aalst 9 juli 1960 (via aalst.courant.nu)
De Voorpost 6 oktober 1978 (via aalst.courant.nu)
molenechos.org
TV Oost 15/03/2022
foto's tunnel gww-bouw.be
filmpje vooruitgang Wegen en verkeer
filmpje rit Leo Goeman
De Denderbode 16/01/1881
Windmolens van Aalst - J Van Overstraeten
Van Mosseveldemolen foto : Donald Vandenbulcke, 5/9/2010
foto SBA : Schollaert André (via madeinaalst
foto gouden uur : blog gundiscover.be
eigen foto's crematorium / tunnel
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost Vlaanderen, kultureel jaarboek voor de prov. O.VL.

maandag 2 december 2019

T'NT - Al wie da ni springt

Tony Swings en Tom Vermeir waren de twee mannen achter de groep T‘NT. 
De naam zou kunnen komen van T(ony) eN T(om) maar dat is niet zo. De eigenlijke naamsverklaring is 'Teen 'N Tander').
Ze wonen beiden in Aalst waar ze opgroeiden en van kleinsaf deel uitmaakten van het carnavalsmilieu. Tony werd in 1999 Prinsj Carnaval van de stad Aalst, een titel die niet voor iedereen is weggelegd. Tom volgde in 2004.

"Al wi da ni springt" werd geschreven en vooral gezien als een manier om Tom bekend te maken bij het publiek dat regelmatig carnavalfuiven afschuimt. Tot hun grote verbazing werd het liedje de carnavalhit van Aalst en ondertussen zelfs ook nog van andere carnavalsteden.
Dankzij Luk Alloo en TV6 kreeg het bescheiden hitje de nodige duw om door te breken in heel Vlaanderen. Tony en Tom kregen een ‘contract’ en mochten ‘Al wie da ni springt’ de hitparades inzingen, weliswaar dan in een Nederlandstalige in plaats van een Oilsjterse versie ...
De muziek werd ooit geschreven door ‘Katastroof’ ("Ikkekannekik") de covertekst komt van Dirk Van de Velde (beter gekend als ‘de Foef, prins 1997)

Ze mochten zelfs hun hit ten gehore brengen bij Tien Om Te Zien, en behaalden er zelfs de nummer 1 gedurende 8 weken.

T'NT scoorde met hun hit :

- 19 weken vermelding in de hitparade.
- 10 weken in de top 10 (inclusief 3 weken Top 5).
- Wekenlang nummer één in de Vlaamse top 10.
- 8 weken nummer één in Tien Om Te Zien.

In de Officiële 'top aller tijden', gebaseerd op de scores van de Hitparade sinds de jaren 50 staat T'NT maar liefst op de 844ste plaats met 665 Punten!

Eigenlijk is 'Al Wie Da Nie Springt' dus één van de grotere Vlaamse Hits ooit

Jammer genoeg kon het feestje niet blijven duren. Omwille van de nogal expliciete tekst, waar blijkbaar nogal wat aanstoot werd aangenomen, werd het liedje gebannen van vele radio stations, die zich niet wilden mengen in de ‘homo-discussies’. Ook mocht het lied niet meer gespeeld worden op fuiven zoals bijvoorbeeld ‘de foute party’ van Q-Music.  Joe FM deed echter nog straffer. De hit werd zelfs gebannen uit hun eigen Carnavals top 100 ...

In 2013 werd zelfs een Facebookpagina in het leven geroepen om steun te betuigen aan deze 'boycot' : Wij willen T'NT op de Foute Party!

Ondertussen is hun eerste gouden plaat, ondanks alles, wel een feit.
En sedert in 2019 de Foute 128 op Q music veranderde naar de foute 528 heeft ook ‘Al wie da ni …’ toch een plaatsje veroverd.
Van plaats 266 in 2019 naar 158 in 2010 !
Wie weet binnenkort in de echte top … en met optreden in de studio of in de grote zaal ?

Rudolf Hecke (ex-Pop in Wonderland) schreef mee aan de opvolger van "Al wie da ni springt":
"Alles uit (behalve het licht)" stond een aantal weken in de Vlaamse top 10.

Later volgden nog ‘De Tieten Van Ons Madam’ (op de tonen van 'tulpen uit Amsterdam'), ‘Geef Me De Vijf’ ('oh what a night'), en ‘Het Clublied’ in 2002 ('weir emmen e clubken opgericht, ver mensjen me e lielek gezicht).

In zowel België als in Nederland werd ‘al wie da ni ...’ gecovered, onder andere door respectievelijk "Dynamite" en door de "G Boys" 

Hierbij de Oilsjterse - originele - versie : 


Bijna vanzelfsprekend werd het lied ook opgepikt in voetbalmiddens, waar het gebruikt werd in versies als ‘Al wie da ni springt, is Buffalo’, ‘..., is FCB’, '... is een rat', enzovoort.
Ook de politiek bleef niet achter met onder andere 'al wie da ni springt is N-VA'.



Hierbij de - uiteraard beste - versie van de Oilsjterse Iendracht-voetbalsupporters : 'al wie da ni springt, es gièn Ajoin' :


Dat het niet enkel in carnavals- en voetbalmiddens hoeft te blijven, maar ook op 'serieuze' aangelegenheden kan gebruikt worden, bewijst de politie van Gent. Die gebruikte de titel onder andere om te waarschuwen voor de Facebookrage die mensen vraagt om van bruggen te springen. Hierbij een print screen van hun website : 

Bronnen

website politie Gent
eendrachtaalstsfeer (via Youtube voor de 'voetbalversie' van 'al wie da ni springt')
YouTube - originele versie van 'al wie da ni springt')
muzikum.eu
muziekweb.eu

Philemon Colinet - Kanunik Colinet

Philemon Colinet is geboren op 02-03-1853 in Aalst, zoon van Felix Joannes Colinet en Maria Theresia Jolie.
Hij is overleden op 03-11-1917 in Sleidinge, 64 jaar oud. 
Philemon was van gewone, bescheiden afkomst. Zijn vader was smid en winkelier, zijn moeder was breister.
Hij onderbrak zijn basisopleiding al vrij snel maar studeerde allerhande wetenschappen zonder leermeester en begon zijn loopbaan als leraar in het lager en middelbaar onderwijs.

Zijn begaafdheid was enkele personen opgevallen en dank zij hen kon hij naar het Groot Seminarie in Gent waar hij in 1882 tot priester werd gewijd.

De bisschop van Gent waardeerde de begaafdheid van zijn leerling zodanig dat hij hem naar de Leuvense universiteit stuurde om er oosterse talen te gaan studeren.
Philemon werd daar één van de geliefdste leerlingen van Monseigneur Charles Joseph de Harlez, een Belgisch oriëntalist en rooms-katholiek priester. 
De Harlez was ook één van de ondersteuners van priester Adolf Daens in zijn strijd voor de christendemocratie. Hij werd huisprelaat van de paus, erekanunnik van de Luikse kathedraal en werd lid van de 'Académie royale de Belgique'.

Op aanraden van de Harlez bezocht Philemon de grootste buitenlandse universiteiten en keerde later naar Leuven terug als docent in het Sanskriet. Het Sanskriet (of Oudindiaas) is een Indo-Arische taal en tevens de heilige en literaire taal van het brahmanisme, het boedhisme, het jaïnisme en het hindoeïsme. Het is de taal van de grote klassieke literatuur van het Indiase subcontinent, waar zij nog steeds door een aantal brahmanenfamilies en bepaalde hindoeïstische sekten wordt gebruikt. Het is niet zozeer een volkstaal, maar wel een cultuurtaal die altijd gehoord heeft bij een zekere sociale elite.. 

Philemon promoveerde er in 1884 tot Doctor in de Oosterse Talen. 

Na verdere studies In Berlijn en Parijs werd hij de assistent van de Harlez. 

Ondertussen had de Harlez samen met Colinet en enkele leerlingen het tijdschrift “Le Muséon” opgericht. Na het overlijden van le Harlez kwam zijn leerstoel aan Philemon toe evenals het bestuur over het tijdschrift.
Hij kreeg zijn benoeming tot geaggregeerd professor (1887), buitengewoon professor (1889), professor ordinarius (1892).
Hij begon zich toe te leggen op de taalwetenschap en kreeg de leergang in de Vergelijkende Spraakkunst toegewezen.
Over deze studie verscheen in 1892 een essay van zijn hand “Essai sur la formation de quelques racines Indo-Européennes”. 

Na zijn kennis van het Sanskriet bestudeerde hij ook nog de oud Germaanse dialecten zoals Gotisch, oud hoog Duits, oud Saksisch en Noors.
Na enkele bezoeken aan Parijs waar hij het Laboratorium van Rousselot bezocht stichtte hij in Leuven eveneens een Laboratorium voor de Fonetiek.

Na het overlijden van Monseigneur de Groutars nam Philemon zijn leerstoel Grieks over.
Naast het eerder genoemde tijdschrift “Le Muséon” stichtte hij in 1896 een tweede tijdschrift “De Leuvensche Bijdragen” dit zou het tijdschrift worden van de Nederlandse Filologie.


Colinet was een bezig man, hij gaf colleges in het Pâli, Sanskriet, Grieks, Oud Germaans, Oud Nederlands, Oud Slavisch, vergelijkende taalwetenschap, fonetiek, vergelijkende letterkunde en Vlaamse dialectkunde, was uitgever van twee tijdschriften, leverde bijdragen voor andere tijdschriften en congressen, daarenboven hield hij nog debatten over de Geschiedenis der godsdiensten en de Hervorming der Humaniora. 

Colinet heeft eveneens een groot aandeel gehad in de oprichting van de afdeling Germaanse Filologie aan de universiteit van Leuven.

Steeds geïnteresseerd in taal maakte hij een fonetische en historische ontleding van “Het dialect van Aalst” dat een standaardwerk is geworden voor alle Nederlandse dialectologen. 

Het is een zeer uitgebreid werk geworden en handelt over vormleer, klankleer, woordenschat en tekst.
Veel dialectsprekers vinden hun eigen dialect 'speciaal' en 'totaal anders' dan dat van de buurgemeenten, maar Aalstenaars mogen terecht zeggen dat hun eigen taal wel degelijk opmerkelijk is. Hoewel Aalst de tweede belangrijkste stad in Oost-Vlaanderen is, is het dialect volbloed Brabants. Het markantste verschijnsel in de Denderstreek is de zogenaamde mouillering ('natmaking') van medeklinkers (zoals bijvoorbeeld in 'madja of a badje'). De mouillering klinkt alsof er na de medeklinker nog een 'j' wordt toegevoegd (kindj, geldj, ...)

Enkel van zijn bekende werken zijn o.a: 

'De quantiteit der vocaal a in het Aelsters dialect'
'Les doctrines philosophiques et religieuses de la Bhagavadgita'
'La nature du monde supérieur dans le Rig Veda'
'La magie moderne et les théories religionnistes'
'Philosophie ou histoires des religions' 


Als onderscheiding kreeg hij de titel van Ridder in de Leopoldsorde en op 13 december 1947 werd door de gemeenteraad besloten de doorsteek “Meiboom, verbindende de Korte Zoutstraat met de Kalfstraat” de benaming te geven van Kanunnik Colinetstraat.

Bronnen

biografischportaal.nl/persoon/14845315
alu.kuleuven.be
knack.be 1053461

donderdag 21 november 2019

Het Ezelspleintje - Volksplein : een sportief, kunstig en muzikaal hoekje

De geschiedenis rond ‘het Ezelspleintje’ begint eigenlijk heel sportief met ‘voetbal’.

Rond 1890 werd er voor het eerst voetbal gespeeld in België. Het duurde echter tot de eeuwwisseling
vooraleer deze nieuwe sport in Aalst in ploegverband tot leven kwam. In 1900 werd Alost F.C. opgericht, maar na 4 jaar hielden zij er al mee op. Van 1904 tot 1913 speelde er aan de Puiteput een tweede ploeg: Sporting, in roodgroene uitrusting. 
Ondertussen had in 1908 ook de voetbalploeg Steun Geeft Moed het leven gezien. Zij speelden hun eerste matchen op het toenmalige Ezelsplein. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was het echter ook meteen gedaan met de voetbalambities en werd de club opgedoekt.

Daarmee zijn we uiteindelijk wel aanbeland op het Ezelsplein, of moeten we zeggen de Ezelspleinen?
In voorgaande paragraaf staat wel degelijk 'toenmalige' Ezelsplein, want er kan namelijk gesproken worden van het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Ezelsplein. 

Het ‘oude’ Ezelsplein was te situeren op de huidige Sinte-Annalaan, vóór de aanleg van de buurt einde jaren ’20.
Rechtover café Den Appel (aan het begin van de laan) had vanaf 1908 de nieuw opgerichte voetbalafdeling van ‘Steun Geeft Moed’ zijn voetbalveld. Zich omkleden deden de spelers in … café Den Appel. Het gaat hier dus voor alle duidelijkheid niet over het Ezelsplein waar wij het nu kennen !

Na de uitbreiding van de buurt en de verbreding van de Sinte-Annalaan werd de naam Ezelsplein van toepassing op de Volksplaats. Nog steeds spreken de buurtbewoners daar over hun Ezelsplein, maar wanneer de vraag gesteld wordt waar die naam precies vandaan komt, volgt er meestal geen antwoord.
Sommigen verwijzen naar de in 1930 gebouwde kloosterschool en het zogezegde lagere niveau van onderwijs dat er gegeven werd, maar deze verklaring is verre van historisch bewezen. Minder vergezocht – maar daarom niet juister – is de veronderstelling dat de naam Ezelsplein verwijst naar de verkoop van ezels die daar zou hebben plaatsgevonden.

Een derde - meest aanvaardbare - verklaring werd ooit aangereikt door Karel Baert, directeur 3de departement van de stad Aalst. Volgens hem zouden de Aalstenaars net die naam - Ezelsplein - gekozen hebben als tegenreactie op de van hogerhand opgelegde ‘verheven’ straatnamen als Naarstigheid-, Welvaart-, Spaarzaamheid-, Volksverheffing- en Vooruitzichtstraat. Het tegendraadse karakter van de Aalstenaar zorgde ervoor dat pal in het midden van die nieuwe buurt met al die ‘deugdelijke’ namen geen Volksplaats maar een Ezelsplein ontstond. Ook Jan Louies, Aalstkenner bij uitstek - wijst in die zin op bepaalde ironische karaktertrekken van de Aalsterse volksmens.

Het was in 1952 dat door een aantal laatstejaarsstudenten van het Sint-Jozefscollege de Algemene Kultuur en Sportvereniging Black Boys opgericht werd. Er werd bewust gekozen voor een ongewone naam en aparte kleding (zwart) om concurrentie te vermijden. Initieel werd er naast deelname aan sportactiviteiten (zoals voetbal en atletiek) ook aan culturele uitstappen gedaan.

Twee van de stichters speelden in 1953-‘54 basketbal bij Okapi Aalst en zo kwam deze sport meer onder hun aandacht. Het was voor deze nieuwe sportvereniging gemakkelijker om een basketploeg (5 spelers) op te richten dan een voetbalploeg (11spelers) en zo werd in 1953 een basketbalafdeling
gesticht die vanuit de Belgische Basketbalbond het stamnummer 785 meekreeg.

In 1954 werd met veel enthousiasme en weinig ervaring gestart in de provinciale reeksen. De thuismatchen vonden plaats op het plein in het stadspark terwijl de verplaatsingen gebeurden per fiets, met de trein en occasioneel met de wagen.
Nieuwe spelers sloten zich aan, de club kende een grote uitbreiding en  op het Volksplein was ondertussen een nieuw basketbalplein aangelegd … dus werden voortaan daar de thuismatchen gespeeld.

Hellas-internationaal René Steurbaut werd trainer van de ploeg en baatte nadien met zijn echtgenote café 'De Limberg' uit op het Volksplein, waar de matchen nog eens mondeling en uitvoerig werden overgedaan. De achterkeuken deed dienst als kleedkamer.

Toen Steurbaut vertrok, verdween echter meteen ook dit clublokaal. Gelukkig konden de spelers rekenen op Valere D’Herde. Hij had op de Sinte-Annalaan een wasserij. Deze wasserij werd gebruikt als kleedkamer, als opslagruimte voor de materialen én als restaurant voor de mosselsoupers. Omkleden, stockeren én eten … het gebeurde dus allemaal tussen de wasmachines, droogzwierders en strijkplanken.

Speciaal voor Okapi legde het stadsbestuur toen in het stadspark een speelveld aan. Daarna verhuisden ze naar de Hopmarkt. BBC Okapi werd iets vroeger dan de Black Boys opgericht: in 1949, maar daarover meer in een ander artikel.

Midden de jaren ‘70 speelden de teams afwisselend in eerste en tweede klasse om uiteindelijk in het seizoen 1976–1977 allebei in eerste aan te treden. De rivaliteit tussen Okapi en de Black Boys was op zijn Aalsters: tijdens een derby werd er duchtig over en weer geroepen en verweten, maar na de wedstrijd verbroederde men aan de toog, en die ‘nabesprekingen’ konden wel een tijdje duren.

De financiële impact van deelname in de hoogste klassen groeide de Black Boys echter boven het hoofd en de club werd na het seizoen 1978-1979 ontbonden.

Op 7 december 1984 lezen we in de Nieuwe Gazet Van Aalst dat door het wegvallen van het kaatsterrein aan het Astridpark, een nieuw, geschikter, plein zou worden aangelegd op het Volksplein. Kostenplaatje : 200 000 Belgische Frankskes.

De kaatsers waren trouwens een waar fenomeen in die jaren. Iedereen ging supporteren en kende de regels dan ook van binnen en van buiten. Ook na de kaatsing werd er uiteraard nog veel nagepraat in de naburige café’s.

Het ‘professionele’ sportleven op het Ezelspleintje verdween in de loop der jaren een beetje, en maakte ook plaats voor andere activiteiten. Circus, rommelmarkten, vuurwerk, kindercarnaval, …   

De laatste jaren is er ook meer plaats en ruimte voor ‘kunst’.

In 2014 ging kunstenaar Stephen Verstraete (uit Gent) aan de slag in de buurt. Hij maakte 3 sculpturen met een metalen hoorn, waarop je je eigen MP3-speler kon inpluggen en muziek afspelen op het plein. 

Dit werk was echter geen lang leven beschoren want alle boxen werden al heel snel vernield door adrenalinekicks zoekende jongeren.

In 2017 kwam er een nieuw initiatief van artieste Katrien Vanderlinden. Op 12 september begon ze eraan … Ze schilderde kleurrijke vormen, die geïnspireerd zijn door speelgoedblokken, op de ondergrond van het plein.

Katrien is blijkbaar een bijzonder creatief beestje want ze heeft achter de schermen al haar strepen verdiend als regisseur en art director bij onder andere Studio Brussel en Canvas.

Deze job combineert ze met het maken van ‘Wonderwalls’, unieke gepersonaliseerde muurschilderingen. Toen deze uit Overijse afkomstige artieste, in 2015 in een nieuw huis ging wonen, wilde ze de nieuwe kamers mooi inrichten, maar vond niet onmiddellijk leuk en betaalbaar behang.
Dus stak ze zelf de handen uit de mouwen, en schilderde de muren in een eigen, originele stijl. Dat sloeg zo aan dat het meteen resulteerde in haar eigen muurschilderbedrijfje.

Katrien is dus een handige dame die van aanpakken weet, en ondertussen (2017) bleek ze dus ook de ideale vrouw te zijn om Wonen.tv elke week te voorzien van een simpele maar creatieve oplossing voor een klein klusprobleempje.

De door een blokkendoos geïnspireerde creatie toont verschillende kleuren en vormen die in elkaar passen. Op die manier worden ideeën gegeven om naast het basket ook andere spelletjes te spelen.

Het kunstwerk kan het beste bekeken worden ‘van bovenaf’. Het is zo opgesteld dat er vooral vanuit de lucht een symmetrie ontstaat tussen de verschillende vormen. ‘Van bovenaf’ wil uiteraard zeggen dat dit moet gebeuren met een drone, maar dat is volgens de artieste geen enkel probleem gezien de drones tegenwoordig erg in de smaak vallen van de jeugd.

Voor wie geen drone bezit, hier een beeldje van het plein vanuit de lucht ... links hoe het vroeger was, rechts hoe het nu is ...

En hier een filmpje over ‘the making of’ …

Op 27 september kwamen de spelers van 'den Okapi' het plein inspelen. 

Begin juni 2020 was het werk trouwens aan een opknapbeurt toe. Het ‘Donkeysquare hypercourt’ kreeg een fris laagje verf want na een paar jaar waren de felle kleuren van het stukje straatkunst al afgesleten. Het waren de ‘dienst jeugd’, ‘Buurtwildt’ en ‘Minor-Ndako’ die enkele jonge Aalstenaars bereid vonden om gedurende drie dagen de handen uit de mouwen te steken en het pleintje opnieuw wat ‘bij te kleuren’. 
Of je nu voor of tegen bent, het is in elk geval een kleurrijke bedoening geworden daar op het Ezelspleintje …

Tegenwoordig staan er trouwens ook 16 boekenuitleenkastjes in de wijk St Anna, onder meer dus ook aan het pleintje. 
De buren dienden bij de stad via de oproep ‘Mijn Buurtidee’ hun voorstel in en de stad vond het leuk. Elke kast kreeg een peter of meter die bewaakt of er nog genoeg boeken in de kast staan. ‘Neem een boek, geef een boek’, dat is het systeem”, zeggen Liv en Jozefien, twee van de initiatiefnemers. “Op die manier hebben we toch een fijne wijkbib in de Sint-Annawijk.”

Bij het openingsmoment in augustus 2019 kwam onder meer actrice Joke Devynck voorlezen voor de kinderen uit de buurt.


Het Ezelsplantjen is natuurlijk in de buurt ook gekend omwille zijn multiculturele samenleving. Heel wat nationaliteiten zijn er ondertussen vertegenwoordigd en de 'kleurrijke' is dus niet enkel meer terug te vinden op de ondergrond van het plein, maar is ook duidelijk te zien aan een groot deel van de inwoners.
Dat mag ook blijken uit een carnavalshitje van de Prinsjengarde, waar men het heeft over de 'Hoetsies' en de 'Toetsies'. Blijkaar is het Ezelspleintje dan toch een ideale vakantiebestemming ?



Bronnen :

Filmpje verven: biensoigné.org
Muziek filmpje verven: filiplackovic.bandcamp.com
Docplayer.nl/13995197-erfgoednieuws uit Aalst
dezeen.com
designboom.com/art/vanderlinden
HLN 14/08/2019 - 03/06/2020
foto Katrien : Facebook Katrien
Filmpje 't Eizelsplantjen : ikke
Muziek filmpje 't Eizelsplantjen : cd de Prinsjengarde

dinsdag 19 november 2019

Bontwerkers, pelliones of peltiers

Bont is volgens de definitie een gevilde zachtbehaarde dierenhuid, gelooid met behoud van de haren. Bont is dus een gevilde en gelooide vacht of pels, maar de termen pels en bont worden ook wel gebruikt voor kledingstukken van bont.

Bont wordt, vanwege zijn isolerende kwaliteit, onder andere gebruikt voor het maken of voeren van onder meer kleding, dekbedden, schoeisel en handtassen. Bont kan worden gemaakt van het vel van wilde dieren, van voor het vlees geslachte dieren of van speciaal daarvoor gefokte dieren.

Echt bont is naast een eerste levensbehoefte in extreem koude gebieden ook een luxeproduct in onze contreien. De kwaliteit overstijgt ruim die van synthetisch of imitatiebont, zowel wat het warmtebehoud als levensduur betreft. De productie is de laatste jaren gestegen van 25 miljoen naar 60 miljoen pelzen per jaar (wereldwijd).

Het is trouwens niet geweten of de Aalsterse inbreng tijdens de carnavalsdagen daar iets mee te maken heeft.

Reeds in 1487 is er in het land van Aalst sprake van de 'gheswoorne ende proviseurs van Sinte Barbelen gulde', maar niets wijst er op dat de gilde toen al een rederijkerskamer was.

Er zijn 2 reglementen uit respectievelijk 1539 en 1541 bekend. In het eerste (16 oktober 1539) wordt niet gerept over rederijkersactiviteiten. De Barbaristen vormden toen een louter religieuze 'gulde' verbonden aan de nering van de bontwerkers. 
Het reglement van 7 april 1541 (n.s.) is een uitbreiding van het vorige reglement en houdt een erkenning van de 'gulde' als rederijkerskamer in: 'Item ende want 't selve gulde in verleden tyden gheweest es eene camere van rethoriquen… zo es hemlieden gheconsentheert te moghen spelen in 't rethoricque'. Er wordt echter niet gezegd dat de 'gulde' voorheen ook als kamer erkend was, in tegenstelling tot de 'guldebroeders van Sinte Katherine, binnen dese stede van oudts ghecostumeert… te spelene', waarvan de voorrang in het reglement uitdrukkelijk bevestigd wordt. De kamer wordt pas in 1545 voor het eerst in de stadsrekeningen vermeld. De kamer nam deel aan de wedstrijd georganiseerd door De Corenbloem in Brussel in 1562. In 1566 werden de stedelijke subsidies geschrapt. Na de troebelen wordt ze heropgericht, zonder dat ze echter toelagen van de stad krijgt.
In 1632 werd een broederschap van de H. Barbara opgericht, waaraan de kamer verbonden was. 

Het gebruik van het woord bont voor pels is ontstaan tijdens de middeleeuwen, waarmee men toen één specifieke en ook de meest aangewende pelssoort uit die tijd benoemde, namelijk de pels van buik en flanken van de gewone eekhoorn (Sciurus vulgaris) in zijn vele bonte kleurfases.

Uit het velgedeelte van buik (altijd wit) en flanken (variërend volgens zomervacht - rood, wintervacht – grijs/grauw of melanisme - zwart) werd grauw, rood en zwart bontwerk en schoonwerk vervaardigd.

Ook in het Frans heeft men tijdens de middeleeuwen het woord vair (van het Latijn varius), ook vairon, voor eekhoornpels van buik en flanken in gebruik genomen. Eenzelfde ontstaan als voor het begrip bont, namelijk variante kleuren.
Echter is in het Frans het courante gebruik van dat woord vair gebleven bij de pels van eekhoorn en nooit veralgemeend. Het is nu zelfs helemaal opnieuw in onbruik geraakt.

Het ruggedeelte van het eekhoornvel werd bijna altijd afzonderlijk verwerkt en werd grauwwerk (ook roodwerk en zwartwerk) genoemd. In sommige steden kan ook nog wel eens een Grauwwerkersstraat teruggevonden worden, echter niet in Aalst.
Een pas gevild vel wordt in zijn ruwe toestand gedeeltelijk ontvet, opgespannen en gedroogd om verkoopbaar te zijn. De vacht is de beharing van een vel, die door de band genomen bestaat uit schutharen, dikkere kroonharen als ondersteuning van de vacht, en een fijne, zachte onderwol. Sommige zoogdieren (runderen, paarden, kortharige geitensoorten enz.) hebben geen onderwol, enkel schuthaar.

De benaming bont of pels wordt tegenwoordig zowel voor het gelooide dierenvel als voor de kledingstukken die daaruit vervaardigd zijn, gebruikt. Een dierenvel dat verhandeld wordt voor het maken van bont of pels bestaat uit het gelooide of bereide volledige vel, bestaande uit huid en vacht tezamen.

Gelooide losse vellen of gesorteerde bundels van kwalitatief gelijke vellen worden pelterijen genoemd in de handel. De term pelterijen kan ook verwijzen naar halffabrikaten die voorbereid zijn om in diverse pelsen of bont verwerkt kunnen worden. Halffabrikaten bestaan uit een reeks gesorteerde, bij elkaar passende vellen of uit bijeen gesorteerd, gerecupereerd snijafval (zoals het afgesneden vel van poten, koppen, kelen, oksels, onderruggen) van vellen. Die zijn reeds aaneengestikt in een bepaalde vorm, klaar om in een kledingstuk of een andere pelsvorm te worden verwerkt. Die halffabrikaten worden bodies of nappen genoemd, naargelang hun vorm of grootte.

Onder huid verstaat men in de handel een ruw vel van grotere dieren (zoals rund, paard) die ingezouten, nat, worden verhandeld. In de bont- of pelshandel spreekt men dus niet over huiden, maar over vellen zoals konijnenvellen, vossenvellen en schapenvellen. Ook de Europese regelgeving maakt duidelijk een onderscheid tussen huiden en vellen

Links een pelswerker die witte buikvachtjes van eekhoorns aan elkaar naait.
Rechts naait een collega bontvoering aan de heuk. De ellestok en schaar liggen op tafel.

Vanaf de jaren 60 zijn de protesten tegen het dragen van bont aanzienlijk toegenomen. Een overgrote meerderheid is tegen het gebruik van bont. Tegenstanders vinden het onethisch dat zoveel dieren worden gedood enkel en alleen maar om van hun pels kleding te kunnen maken. Tevens is er in toenemende mate berichtgeving over het levend villen van dieren en andere erbarmelijke omstandigheden. Deze industrie is diverse malen in het nieuws geweest vanwege het levend villen van de wasbeerhonden, vooral in China. Ook de massale slachtingen van de zeehondlen zijn beelden die op ons netvlies gebrand blijven.

De ophef hierover heeft ertoe geleid dat een groot aantal lidstaten van de Europese Unie tijdens de Landbouwraad heeft aangegeven deze mistoestanden op Europees niveau aan te willen pakken.

Internationaal keert dierenrechtenorganisatie PETA zich tegen de bonthandel en het gebruik van bont, en een groeiend aantal merken en winkelketens verklaart geen bont of enkel imitatiebont in de collectie te nemen.

Een van pels(en) gemaakt product, bijvoorbeeld een bontjas of -muts, wordt pelswerk of pelterij genoemd. Een bekend bontproduct is de pelsmuts of oesjanka. Deze wordt voornamelijk geproduceerd in het Russische Astrachan.

In 2010 werden in Europa zo'n 30 miljoen nertsen, twee miljoen vossen en 100.000 wasbeerhonden gefokt voor hun pels. In Europa worden de meeste pelsdieren gefokt in Denemarken, Finland en Nederland.

Bronnen :

dicolatin.com
dbnl.org
hetwoudderverwachting.nl/bontwerker.html
Wikipedia - geraadpleegd op 19/11/2019