Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zondag 2 juni 2019

De Borse van Amsterdam

In 1391 schonk het stadsbestuur een stuk grond, ten Westen van de Grote Markt, links van het schepenhuis, aan de Gilde van de Vrije Vleeshouwers om er een Vleeshuis op te richten.

In 1629 zagen de beenhouwers zich evenwel verplicht het pand te verlaten, omdat het gebouw (alsook enkele aanpalende woningen) werd gesloopt omdat het marktplein te klein was geworden. De beenhouwers zouden dan ook vanaf dit ogenblik met hun kraam op de Grote Markt staan.

Op de vrij gekomen plaats werd wel reeds in 1630 een nieuw, maar ondiep gebouw, opgetrokken met ondermeer afbraakstenen van de vroegere bouw.

1630 of 1633, het kan aanleiding geven tot discussie, maar feit is dat men beide jaartallen terugvond bij de restauratie van 1908.

Het werd een fraai Laat-Renaissance gebouw in bak- en zandsteen dat zou dienen als Politiewacht (Corps de Garde), Leenhof en Wezenkamer. Inderdaad, de Borse Van Amsterdam was ooit ook een weeshuis.


De gevel is voorzien van 11 vensters met kruismonelen en rust op een open galerij met 12 zuilen verbonden door rondbogen.  Boven elke zuil is een cartouche aangebracht met wapenschilden.  Uiterst links, hoek Nieuwstraat, vinden we het schild terug van burggraaf Vilain XIIII, burgemeester van Aalst, later schepen te Gent.  De derde cartouche vertoont het blazoen van Keizer Karel.  De middelste cartouche draagt het jaartal 1630, begin van de nieuwbouw.  De overige wapenschilden behoren toe aan baljuws en schepenen van de stad.

Boven het eerste verdiep werden later vier topgevels in barokstijl aangebracht, omringd door zware volutes.  In het midden staat een houten torentje met gotische peervorm

De eerste naam was het 'nieuwerck', de nieuwbouw van de stad Aalst dus, het nieuwe stedelijke administratieve centrum als het ware.

De hoofdwacht (politie) was er gevestigd, er en ook de wezenkamer zetelde er. Er werd ook recht gesproken en de vonnissen werden er uitgesproken door het leenhof.

In 1663 kocht de Rederijkerskamer van de Heilige Barbara (De Barbaristen) de zaal van de Wezenmeesters.  De toren kreeg toen de naam van Barbaratoren.

Ondertussen was het gebouw dringend aan herstelling toe.  In 1683 werd het torentje afgebroken.

In de loop der tijden werd het gebouw regelmatig bezet door voorbijtrekkende legers wat steeds noodlottig was : beschadiging, vernieling, brand (in 1743), het gebouw bleef niets bespaard,, totdat het uiteindelijk verwoest werd door Engelse soldaten die er gekazerneerd waren

De zolders van de toenmalige 'Barbarakamer'  werden tussen 1786 en 1792 gebruikt door Jean-Louis De Wolf voor de opslag van zijn hop- en moutvoorraad..... een beetje de voorloper dus van de latere mouterij De Wolf-Cosyns

In 1788 was het herberg 'De Vetzak' en pas in 1829 komen we de naam 'Borse van Amsterdam' tegen.
Judocus Van Vaerenbergh, die er reeds waard is, koopt het gebouw 'genaamd herberg De Borse van Amsterdam'. In een verkoopsovereenkomst heeft men het in 1863 over de 'afspanning' De Borse van Amsterdam, maar een echte afspanning, met paardenstallen voor de afgespannen dieren, was het natuurlijk niet.

Deze foto toont de eerste pagina van de akte : 
Transcriptie : 

Jaar duizend achthonderdnegenen twintig, den eenen
twintigsten Maart, ten zes uren namiddag.
In de herberg genaamd de borze van Amsterdam, bewoond
bij sieur Judocus Van Varenbergh, op de grote markt te Aalst, noordwijk.
Voor ons Cornelius Evit, koninklijken notaris ter verblijfplaats
van Aalst, noordwijk, derde arrondissement der provintie
oostvlaanderen en in de tegenwoordigheid der nagenoemde
getuigen is gekompareerd in persoon de heer Franciscus
Xaverius De Vilander, burgemeester der stad Aalst
en aldaar wonagtig , handelende in zijne gezegde hoeda-
nigheid van Burgemeester en als ten einde deze, zoo
hij verklaart, gedelegueerd van wegens den regeringsraad
dezer Stad Aalst.
Welke komparant heeft gezegd dat hij agtervolgende
de verworvene bemagting verleend bij zijn majesteits
besluit de dato vierentwingsten Juny achttienhonderd
achtentwintig over …….deze stad Aalst
begeert te verkoopen een huis, erve, en dependentien zoo
het zelve gestaan en gelegen is binnen de stad Aalst, op
de groote markt, breeder uitgedrukt in het kohier van
lasten hier na beroepen.
Gevolgelijk heeft de komparant ons ter hand ge-
steld, eerst kopij of afschrift eener maandelijksche
voordragt aan zijne Exciellentie den heer minister
van binnenlandsche zaken, ……verzoeken om
folio een

In de 19de eeuw omvatte de 'Borse van Amsterdam' slechts de rechterhelft van het gebouw. De linkerhelft was toen nog steeds stadseigendom en politiewachthuis. 
In 1855 was er reeds een hotel met 6 kamers.  
Omstreeks 1863 werd het gebouw dan gedeeltelijk aangekocht door een vereniging om er een “Cercle Catholique” op te richtenPas in 1898 kocht de 'Cercle' het volledige gebouw.

De naam ‘Borse Van Amsterdam’ verwijst naar de ligging van en de stopplaatsen van de postkoetsen op de handelsroute Rijsel-Amsterdam (Zoutstraat-Kattestraat)

Beide delen van de Borse zijn trouwens niet even groot: het stadsdeel is ongeveer 42% van de breedte, het rechterdeel, toen eigendom van J.B. Gheeraerdts, 58%.

Bovendien schiet dat perceel nog een behoorlijk stuk in de diepte, achter 4 huizen van de Kattestraat.


Raar dat de reclamekaart een kleiner stuk toont dan de werkelijkheid. Dit was waarschijnlijk omdat het mooier oogde met de twee geveltoppen in plaats van twee en een stukje van een derde.

De 12 wapenschilden boven de pilaren, tussen de bogen, werden in 1930 gerestaureerd. De schilden tonen de wapens van de leden van het magistraat. Uiterst links, vinden wij het wapen van burgemeester de Vilain (1630) vervolgens de schilden van zijn schepenen Piersonne, Croy, Le Boiteulx, Colins, Vaerewyck, De Wilde en De Smet. Ook het blazoen van de Spaanse koning Philips IV is aangebracht.

In 1908 werden de restauratiewerken uitgevoerd :  de Barbaratoren werd heropgebouwd volgens plannen van stadsarchitect Jules Goethals. De oorspronkelijke toren werd reeds eind 17de eeuw afgebroken. De huidige toren werd afgewerkt in 1909!


Op bovenstaande foto uit 1913 ziet men onder de gaanderij van de Katholieke Kring op de Grote Markt (Borse) een reclamebordje hangen van Kaiserquell Pilsner. 


Dergelijke blikken bordjes (51 X71 cm), met hun lichtblauwe achtergrond en gouden letters, zijn nu gegeerde verzamelobjecten. 
In datzelfde jaar 1913 maakte de uitbater van De Katholieke Kring in de krant eenmalig reclame voor deze pils. 


De Borse was een etablissement waar gegoede burgers (met name de conservatieve tegenstrevers van priester Daens) vergaderden.
Naast Pilsner uit Pilsen had men er ook trappist uit… Tilburg (nu La Trappe)! De kasboeken van dit behoudsgezinde bolwerk bleven bewaard. In juni 1910 duikt daarin voor ’t eerst Pilsner op: 195 flessen worden aangekocht (tegenover 166 flessen pale ale en 50 flessen stout).

De Ersten Pilsen Actien Brauerei in de stad Pilsen was er fier op niet Tsjechisch, maar Duits te zijn. Om in het nationalistische Duitsland haar bier te kunnen slijten - Dresden ligt niet zover van Pilsen – gaf de brouwerij in 1909 haar pils dan ook een oerduitse naam: Kaiserquell. 

Meteen een prik naar hun inspirator en concurrent Urquell, die zich als Tsjechisch profileerde in het toen tweetalige Pilsen, dat deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk. Na de nederlaag van dit rijk en de val van zijn keizer Karel I in 1918, was de merknaam Kaiserquell niet meer zo cool (ook de Duitse Kaiser was toen uiteraard niet meer hip) en drong een herbronning zich op bij de Duitsgezinde brouwerij. 
Hun pils kreeg een nieuwe naam: Gambrinus, naar de oorspronkelijke benaming van de brouwerij, die sinds de oprichting in 1869 Urquell, de uitvinder van de Pilsner, bekampte. Maar Gambrinus fusionneerde met Urquell in 1932 en werd na WO II door het communistische Tsjecho-Slowakije genationaliseerd. De merknaam bestaat echter nog altijd. De Gambrinus van nu is een lichtamberkleurige, moutige en zacht bittere… Tsjechische pils.

De gegoede Aalstenaar verteerde er in die maand ook nog 8 tonnen (van ongeveer 160 liter) gewoon bier van de katholiek Rochus De Gheest (de latere brouwerij Safir) en 7 tonnen Leuvens. Maar de maand daarop, in juli 1910, werden er twee ‘fûts’ (van 51 liter) Pilsner aangekocht. Zo een presvat, dat vanbinnen gepekt was met een soort boomhars, hield het bier op druk, in tegenstelling tot de houten tonnen met het plaatselijk bier. Het heldere, parelende lage gistingsbier was een verfijnd importproduct!
In 1914 was het uiteraard gedaan met de Duitse invoer: exit Kaiserquell!

Er dook dan ook meteen een nieuw fenomeen op in De Borse Van Amsterdam: de flessen ‘special’ (genre Palm) deden er hun intrede. Het gewone bier moest gehaald worden waar er in deze schaarse tijden voorraad was: eens een ton bij Brouwerij Hermans (Appels), dan weer bij Torrekens (Aaigem), of Burny (Aalst), terwijl ook Brouwerij De Gheest er nog leverde.

Na ‘den Grooten Oorlog’ deden de ‘bockskens’ hun intrede. Later kwamen de – plaatselijke - pilsen terug met aan de vooravond van de tweede wereldoorlog Bergenbier, Safir en Golden Tiger als luxeproducten.

Na de tweede wereldoorlog, in 1949, werd het gebouw grondig gerestaureerd en vernieuwd.

De Borse van Amsterdam wordt sinds 1994 uitgebaat door Patrick en Annemie Cuvelier - Sallet 
Het restaurant mag zich sinds enkele jaren ook vermeld zien in de Michelin gids. 

Chef Patrick is heel tevreden. Het eten dat uit de keuken komt, mag nog zo lekker zijn, en mag er nog zo goed uitzien, als het niet geserveerd wordt naar behoren, zullen we ook geen punten krijgen. 

De Borse van Amsterdam heeft in de Michelingids een vermelding. De Bib Gourmand gaat over een menu met een prijs beneden de 35 €. Zij hebben een menu van 34 € waar je steeds kan kiezen uit drie voorgerechten en drie hoofdgerechten. De chef ziet er steeds op toe dat er altijd gevogelte, vis of vlees bijstaat, en de menu's worden afgewisseld met seizoensgebonden ingrediënten…

en … er is een gezellig terras met zicht op de markt en het belfort.


In 2023 waren er enkele hardnekkige geruchten te horen : 'De Borse stopt ermee' ... 

'Fake news' meldden de eigenaars heel snel, hoewel het nieuws geen volledige 'kwakkel' blijkt. 

De Borse van Amsterdam, gerund door Annemie Sallet en Patrick Cuvelier, zal open blijven tot zolang ze geen geschikte opvolger gevonden hebben.

Het koppel verklaart nog steeds met dezelfde passie voort te werken, maar ze willen stilletjesaan van het leven genieten en aan hun gezondheid denken. 

Hoewel Annemie oorspronkelijk dacht dat ze het maximaal tien jaar zouden volhouden, zijn ze nu bijna dertig jaar verder en geloven ze steevast dat ze geschikte opvolgers zullen vinden om deze prachtige zaak verder te runnen.


Bronnen

borsevanamsterdam.be
Het Nieuwsblad 6/11/2012
MadeinAalst
inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/60

vrijdag 31 mei 2019

Hieronymus of Jerome Duquesnoy de oudere - Sint Martinuskerk - Sacramentstoren

Wat is de link tussen het Brusselse ‘Manneken Pis’ en onze Sint Marinuskerk ?
Wel, ... Hieronymus Duquesnoy De Oudere neemt deze taak volledig voor zijn rekening.

Hiëronymus of 'Jerome' Duquesnoy de Oudere, (1570? - 1641) was een Zuid-Nederlands (Vlaams) beeldhouwer. 
Hij trouwde in 1595 en vestigde zich toen in Brussel, waar hij hofbeeldhouwer werd van Albrecht en Isabella.  
Hij maakte voornamelijk werken voor het paleis en de tuinen, maar ook kerkmeubilair na de beeldenstorm van 1566. Door de beeldenstorm waren er namelijk enorm veel beelden en sculpturen die dringend moesten hersteld of vervangen worden. 

Een voorbeeld van zijn buitengewone kunstwerken, kan men zien in de Sint-Martinuskerk van Aalst. Daar is, in de koorommegang - ongeveer ter hoogte van het altaar - een door hem gebeeldhouwde sacramentstoren opgesteld (gebouwd in 1604). 
Een gelijkaardige toren in de Sint Jacobskerk in Gent wordt trouwens ook aan hem toegeschreven.

Sacramentstorens zijn kleinschalige (?) architecturale constructies in een kerkgebouw die dienst doen als tabernakels. De middelste toren bevat het eigenlijke tabernakel. Achter de vergulde deuren worden de geconsacreerde hosties bewaard, die symbool zijn van Gods aanwezigheid. Dit is voor Christenen dan ook een heilige plaats. 
Meestal wordt om die reden dan ook steeds een godslamp aangestoken in de buurt van het tabernakel. 

De Sint-Martinuskerk in Aalst liet reeds een eerste sacramentstoren bouwen rond 1550. Deze werd grotendeels verwoest tijdens de Beeldenstorm van 1566. Er is nog een restant van deze eerste toren bewaard gebleven in de winterkapel van de kerk. De huidige sacramentstoren van Aalst werd gebouwd in 1604. Daarmee bezit Aalst een van de jongste sacramentstorens van Vlaanderen.


De stenen toren in het koor van de Sint Martinuskerk dateert dus uit 1604, is ongeveer 8 meter hoog en 3,3 meter breed, en werd gebouwd voor het bewaren van hosties.
De toren is opgebouwd en werd prachtig versierd met niet minder dan 38 beelden en talrijke reliëfs.

Het laat-renaissancistische kunstwerk staat links van het hoogaltaar en bestaat uit drie torens, waarvan de middelste de hoogste is en het tabernakel bevat waar de hosties inzitten.
De toren is rijkelijk versierd met beelden en geeft een kleurrijke indruk door de grote verscheidenheid aan materialen. De vele beeldjes hebben allen een verschillende symboliek en een specifiek verhaal te vertellen. Het kunstwerk is zeldzaam is zijn soort aangezien er tijdens de Beeldenstorm veel sacramentstorens werden verwoest.

Tijdens de restauratiewerken van de toren in 2018 werd trouwens ontdekt dat de beelden oorspronkelijk niet wit waren. Men ontdekte dat ze vroeger onder andere felroze oren hadden, alsook blozende wangen en donkerbruine wenkbrauwen.
De beelden waren meerkleurig geschilderd, enkelen werden tot soms maar liefst 9 keer overschilderd door de eeuwen heen. Op andere beelden werden elementen in bladgoud en uitgewerkte schaduwpartijen teruggevonden.
De vondsten worden verder onderzocht door het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium.

De restauratiewerken waren het gevolg van het feit dat de kerk (en dus ook de beelden) in de loop van de eeuwen heel wat meegemaakt hebben. Onderdelen werden afgebroken, en bij sommige beelden ontbraken dus hoofden of ledematen. Zo bijvoorbeeld ook het hoofd van Jezus Christus op het albasten centrale reliëf van het Laatste Avondmaal dat zich centraal in de sacramentstoren bevindt.  Op oudere foto's van rond 1947 stond het hoofd nog stevig vast, maar rond de tweede helft van de 20ste eeuw is het jammerlijk verdwenen. Op basis van oude foto's kon het hoofd echter gerestaureerd worden, en dus heeft het beeld sedert begin september 2018 opnieuw een hoofd.

Duquesnoy heeft echter niet enkel dit prachtige werk op zijn palmares staan. Een ander bekend werk van Jerome is 'Manneken Pis', het bronzen beeld van een plassend jongetje in het centrum van Brussel.

In 1619 besloten de Brusselse autoriteiten de bestaande fontein van Manneken-Pis te renoveren: de zuil, het waterbekken en het beeldje werden vervangen. Ze plaatsten een bestelling bij de toen beroemde beeldhouwer Hiëronymus Duquesnoy, voor het maken van een nieuw Manneken-Pis in brons.
De kunstenaar gaf een barokke interpretatie aan het thema van het plassende jongetje. In de Grieks- Romeinse oudheid was het trouwens niet uitzonderlijk dat Cupido, de god van de liefde, werd afgebeeld als een naakt jongetje (al dan niet met vleugels) dat stond te plassen. Tussen de 15de en de 18de eeuw was de figuur van de urinerende Putto (‘jongetje’) een populair thema in de kunst. In Europa werden daarrond vaak fonteinen gebouwd

Voor het Warandepark van het Koudenbergpaleis maakt hij een Maria Magdalena, die later door een kopie werd vervangen (het origineel berust in de collectie van het Gemeentelijk Museum het Broodhuis).

En in de Onze Lieve Vrouw van Goede Hoop in Vilvoorde bevindt zich een marmeren epitaaf van Henricus van Bronchorst (+1629), die ook het werk zou zijn van Hieronymus.

Jerome Duquesnoy de Oudere is de vader van Frans en Hiëronymus Dusquesnoy de Jonge, en was de hofbeeldhouwer van Albrecht van Oostenrijk.

Hier nog een detail  van de sacramentstoren in de Sint Martinuskerk



Bronnen

Gidsbeurt erfgoeddag 2016
eigen foto's  
Géraldine Patigny, "Une vie archivée: Jérôme Duquesnoy le Vieux, sculpteur bruxellois sous les archiducs Albert et Isabelle", in: Annales d'Histoire de l'Art et d'Archéologie, 2015, p. 167-175
Luc Robijns, Inventaris van het kunstpatrimonium, De Sint Martinuskerk te Aalst (Gent, 1980)
kerknet.be/parochie-aalst-linkeroever/artikel/restauratie-sacramentstoren-de-sint-martinuskerk-aalst





Dirk Martens - Drukker en uitgever

Dirk Martens (°Aalst, 1446 of 1447, + Aalst, 28 mei 1534) was een Vlaamse drukker en uitgever.

Afhankelijk van de bron, treft men voor de naam de volgende schrijfwijze aan: Dierick Martens, Dirk Martens, Thierry Martens of nog Theodorico Martino (latijnse naam).
Te midden van de Grote Markt, met zijn rug naar het imposante Belfort, staat het bronzen standbeeld van Dirk Martens. 

Het beeld is in de volksmond beter bekend als 'de zwette maan' omdat het brons doorheen de jaren zwart (eigenlijk groen) is gekleurd.
Over het standbeeld is onderaan dit artikel meer te vinden, maar eerst eens de persoon achter dit beeld nader bekijken... Dirk Martens ...

Dirk was de zoon van een poortersfamilie.

Een Poorter is een historische benaming voor een burger die zich het recht verworven had om binnen de poorten van een plaats met stadsrechten te wonen. Men kreeg dit poorterrecht of burgerschap door zich laten registreren bij een magistraat van de stad.

De etymologische oorsprong van 'poorter' ligt niet bij het woord 'poort' maar bij het Latijnse woord portus, wat 'haven' betekent. In de Vroege Middeleeuwen ontstonden de eerste steden namelijk als kleine handelsposten nabij adellijke burchten en kastelen. De handelaren die in deze, later ommuurde, nederzettingen woonden waren de voorlopers van de latere burgerij.

Er diende voor het verkrijgen van burgerrechten een zekere som geld te worden betaald, men bewees daarmee dat men niet armlastig was en in eigen onderhoud kon voorzien. Er waren religieuze beperkingen en in tal van steden konden Joden tot aan de Franse Revolutie geen burger worden. Ook moest er een eed worden afgelegd. 

De stad was omringd door een stadsmuur en een gracht en bood daarmee een zekere mate van veiligheid en bescherming aan haar burgers (poorters). 's Avonds tegen donker werden de stadspoorten gesloten door de poortbewaker. De sleutels van de stad werden bij een burgemeester ingeleverd en de volgende dag weer opgehaald. De gehele burgerij van een stad wordt soms poorterij genoemd.

Een buitenpoorter of hagepoorter daarentegen was iemand die de burgerrechten van een stad genoot, maar buiten het gebied van deze stad woonde. Deze status was gekend over de hele Nederlanden, maar vooral in Vlaanderen. Wat het begrip precies inhield, kon van stad tot stad wat variëren.

Ook om het buitenpoorterschap te kunnen verkrijgen, diende men poortersgeld te betalen. Anderzijds werd men dan wel vrijgesteld van belasting aan de heer van het gebied waarin men woonde. Bijvoorbeeld het recht van de heer om bij overlijden het beste stuk grond te kiezen uit de erfenis. De buitenpoorter viel niet onder de wetgeving van de plaatselijke heer, maar onder de wettelijke regelingen van de stad waarvan hij het buitenpoorterschap had.

Het buitenpoorterschap werd niet door de kinderen overgeërfd.

In de Nederlanden verdwenen de voorrechten na de Franse invasie en afschaffing van het Ancien Régime in 1794-1795.

De jonge Dirk kreeg een basisopleiding bij de paters Wilhelmieten te Aalst en trok nadien naar Venetië. Hier vervolmaakte hij zich bij een oudere landgenoot, de leraar, musicus, humanist en drukker Gerardus de Lisa, die in het Venetiaanse huwde en er bleef werken.

In 1473 keerde hij terug naar Aalst en stichtte hij een atelier waar drie werken werden gepubliceerd, die bekend zouden worden als de oudste gedateerde Zuid-Nederlandse drukken. 
Zijn atelier zou tevens bekend worden als een belangrijke plaats voor de ontwikkeling van het humanistische culturele leven. 

Het enige volledig bewaarde exemplaar in Belgisch bezit van het oudst gedateerde boek draagt de titel 'Speculum conversionis peccatorum' (Een spiegel van de bekering van de zondaars) en is van de hand van de Limburgse kartuizer Dionysius van Rijckel (1402/3 – 1471). 

Het werd in Aalst gedrukt door Dirk Martens in samenwerking met de Duitser Jan van Westfalen. 
De boekdrukkunst was toen nog geen 20 jaar oud. 

Van dit eerste gedrukte boek uit onze gewesten is er in België zelf maar één volledig exemplaar bewaard. Het bevindt zich in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, een onderzoeksgroep van de Universiteit Antwerpen.


Het boekje is niet groot, er ontbreekt een titelpagina en het telt slechts 28 bladzijden. 
De gegevens over de plaats en het jaar van uitgave bevinden zich achteraan in het boek, in de zogenaamde colofon. 
Daarin komen de namen van Dirk Martens en Jan van Westfalen niet voor, maar door vergelijking met andere drukwerken konden onderzoekers in de vorige eeuw de drukkers identificeren. 
Het boekje maakt deel uit van een interessante verzamelband die vijf zeer vroege drukwerkjes bevat. Daaronder nog drie andere uitgaven die Dirk Martens in Aalst op de markt bracht in 1473–1474. Deze verzamelband is een eersterangsbron voor onze kennis van de start van de boekdrukkunst in ons land.
Omdat het boek licht gehavend was, besliste men het te restaureren. 
Door de behandeling ziet het boek er opnieuw bijzonder fris uit en dit meer dan een half millennium nadat het van de pers kwam. De universiteitsbibliotheek greep de gelegenheid aan om dit bijzondere boek integraal te digitaliseren. Vanaf nu kan iedereen het boek doorbladeren zonder het papieren exemplaar te moeten manipuleren. 



De drukkersstiel die hij in Venetië geleerd had, beoefende hij tussen 1492 en 1529 afwisselend in Aalst, Antwerpen en Leuven. In totaal zijn er maar liefst 250 drukwerken bekend. 

In Antwerpen en Leuven werd Martens’ atelier een waar centrum van cultureel leven, waar auteurs en correctoren verbleven, waar nieuws en teksten werden uitgewisseld en vooral, waar een echte vriendenkring ontstond.

In Leuven ging zijn aandacht vooral naar het talenonderricht en de student. 
Hij streefde er steeds naar om goedkope, aangenaam leesbare maar vooral ook wetenschappelijk goed verantwoorde edities op de markt te brengen. Hij maakte het boek betaalbaar, en hij ijverde meteen ook voor modernere methodes in het onderricht, waarbij een functionele typografie heel belangrijk was. 
Hij zorgde er ook voor zichzelf een studentikoos imago te geven. Enerzijds als de idealistische ploeterende Vlaming die de academiebevolking het beste van het beste aanbiedt op bescheiden wijze en hierbij enkel aanspraak maakt op een eenvoudige boterham. Anderzijds als de gulle compagnon die serieus werkt maar ook een goed glas wijn niet zal afwijzen. 

Dat hij graag een glaasje dronk mag blijken uit het feit dat hij bijvoorbeeld in een voorwoord vraagt om hem te vergeven als er ergens een drukfout in de tekst zou geslopen zijn. 
Het zou dan niet zijn fout zijn maar wel die van Gambrinus (God van de drank). Dit wijst er op dat Dirk ook wel eens een glaasje achteroversloeg voor of tijdens de arbeid.

Daarnaast was er ook de gelovige Dirk die ijverde voor een christendom dat een oog en een hart had voor al wat menselijk is

Hij vond het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen boeken konden lezen, want tot dan toe was dit een privilege dat enkel voorbehouden was aan de rijken

Dirk profiteerde eigenlijk van de bloei van de universiteit van Leuven door gretig reclame te maken bij hen voor zijn drukkerij. Zo verklaart hij zelf in een soort reclameboodschap: "We doen ons uiterste best U kennis en beschaving bij te brengen, door er voor te zorgen dat uit deze werkplaats U boeken bereiken, die bovendien zo min mogelijk fouten bevatten..."

Na een kortstondige vennootschap met Johan van Westfalen, verdwijnt elk spoor van Martens tot 1486. Wel vinden we in Spanje een Teodorico Aleman, gespecialiseerd in boekenimport, die steeds met Martens wordt geïdentificeerd.

Van 1486 tot 1492 specialiseerde hij zich in een tweede Aalsterse atelier, in brevierdruk, een genre dat hoge technische eisen stelt.

Een brevier of breviarium (van het Latijn brevis, kort) is het boek dat de gebeden bevat die een geestelijke van de Katholieke Kerk dagelijks moet bidden. Ook de Anglicaanse Kerk en de Lutheraanse gebruiken hun eigen brevier.

Het brevier van de Katholieke Kerk werd Breviarium Romanum genoemd tot aan de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie. Sedertdien spreekt men niet meer van brevier maar van de 'liturgie van de gebedstijden' of de Liturgia Horarum.

Hij is het die, na voorafgaande experimenten gespreid over 25 jaar, in 1516 de eerste volledig Griekse tekst drukte, die in onze streken verscheen.

Van zijn persen verscheen in hetzelfde jaar de eerste uitgave van één der belangrijkste monumenten van de wereldliteratuur, de Utopia van Thomas Moore. 
De naam 'Utopia' blijft in Aalst trouwens verder leven in de stadsbibliotheek die deze naam kreeg.
In de geest van Plato’s Politeia beschrijft de latere kanselier van Engeland hierin een denkbeeldige staat met ideale sociale toestanden. 
Martens verzorgde in 1521 een volledige Homerosuitgave, voor zijn tijd een prestatie van eerste orde. Hij zorgde voor een Hebreeuws woordenboek en herwerkte een klassiek Latijn-Nederlands woordenboek. 
Hij gaf Colombus’ verhaal uit van de ontdekking van de Nieuwe Wereld, alsook verschillende geschriften van zoveel gekende humanisten, maar bovenal maakte hij zich verdienstelijk als uitgever van de jonge Erasmus. Levenslang zouden beiden de dikste vrienden blijven en samenwerken voor de verspreiding van het humanisme.

De belangrijkheid van Dirk Martens ligt bij ons dus eigenlijk minder in het feit dat hij de eerste drukker was, maar wel in zijn belang voor de evolutie van het culturele leven.
Hij voerde, als één van de baanbrekers van het humanisme in de Nederlanden, immers niet enkel een nieuwe techniek in, maar de kennis die hij in Venetië opdeed was ook een levenskunst, en zijn betekenis voor de doorbraak daarvan is even belangrijk als die van de technicus. 

In 1529 trok Martens zich voorgoed terug uit de zaken en vond een verdiende rust in het convent der paters Wilhelmieten op de Houtmarkt op 2 mei 1534. Hij liet vier kinderen na: Petrus, Suzanna, Bernarda en Barbara.

Barbara huwde met Servaes van Sassen van Diest, die het drukkers- en uitgeversbedrijf van Martens in 1529 overnam.


Tijdens de verovering van Aalst door de Geuzen, 50 jaar na Martens' dood, ging zijn hele archief in de vlammen op. In 2004 kon de Koninklijke Bibliotheek voor iets minder dan 100.000 euro op een veiling in Londen een van Martens' eerste drukken aankopen, de Praedicamenta van Aristoteles.

Maar laten we "onzen Dirk" zelf aan het woord met een greep uit sommige voor- en nawoorden van zijn uitgaven.

"Al wat mij aan tijd rest naast mijn professionele activiteit, besteed ik het liefst aan het bevorderen van de cultuur. 
Van zodra ik zag hoe sommigen de schoonste jaren van de jeugd aan het verpesten waren in gecompliceerde en stijve grammaticaregels, heb ik me aan het uitgeven gezet van het Gespreksboekje - een geschikt werkje om zich de dagelijkse taalvaardigheid eigen te maken. Ik heb het op vele plaatsen gecorrigeerd en uitgebreid, zodat men niet moet denken dat in deze editie niets nieuws te vinden is. Door de stroeve grammaticaregels worden velen immers afgeschrikt om talen te leren en/of te gebruiken. En toch, zonder deze regels loopt alles mank. De beste manier om een taal te leren is ze spreken. ".

"De meeste drukkers dragen hun werk op, hetzij aan grote heren, hetzij aan hun beste vrienden. Voor mij die niets méér verlang dan de studies aan deze zo bloeiende universiteit, zoveel ik kan, nog te stimuleren, is het uitgemaakt dat ik al mijn publicaties opdraag aan u, de mij zo dierbare jeugd".

"Daar ik bij mezelf overlegde dat niet iedereen in staat is zich een zware boekband aan te schaffen en dat ook als men het kan, het onpraktisch is die overal mee te sleuren, heb ik getracht eveneens op dit punt de studenten tegemoet te komen.  We hebben dit boek tot een pocket gereduceerd, opdat men het gemakkelijker zou kunnen meenemen en het als een onafscheidelijke gezel de studenten zal vergezellen, thuis, in de vrije tijd of op reis, als ze luieren of als ze wandelen gaan".

"Dirk Martens van Aalst groet U, studenten, en geeft U zijn typografische zegen (salutem, et typographicam benedictionem). 
Hoewel ik geweldig opgelet heb bij de correctie, zo zelfs dat ik allebei m’n ogen gebruikt heb, en onder het werk zelfs ettelijke malen Bacchus ervoor verwaarloosd heb, was toch niet te vermijden dat enkele zetfouten mij ontgaan zijn. De verbeteringen daarvan volgen hier".

"Maar toch zullen geen moeilijkheden mij beletten te ijveren voor ’t nut van het algemeen, zolang de geest van de wijn deze mijne ledematen bestuurt. Nuchter of zat, ik zal volhouden en als het profijt van mijn arbeid mij niet gegund zal zijn, dan zal ik toch dit genoegen smaken dat ik gezorgd heb voor de studerende jeugd".

"En zie, terwijl wij naar hartelust praatten, was Dirk naar hartelust aan het drinken, en werkte intussen flink door, zonder daarbij echter zuinig te zijn met zijn verhalen. Hij sprak, of moet ik zeggen : brulde er tussen door in vrijwel alle talen : in het Duits, Frans, Italiaans en Latijn. Je zou zeggen dat een man uit het apostolisch tijdperk weer opgestaan was. Hij zou zelfs met een polyglot als Hieronymus kunnen wedijveren, zo niet in bevalligheid van spraak, dan toch in veelheid van talen" (Fragment uit een brief van Maarten van Dorp aan Erasmus, 14 juli 1518. Hierin spreekt Dorpius over "Theodorico nostro, Bacchi mystae" onze Dirk, geïnitieerde van Bacchus).

"Ook ik, al oud wordend, na heel mijn leven zo gezwoegd te hebben zo vergrijsd en gerimpeld, ik stel één ding boven alles : godsvrucht, goed wetend dat geen geleerdheid God behagen kan als die er niet bij komt. Zij tilt ons boven onze ruzies uit en stelt ons in staat met heel ons hart Christus te beminnen, de redder van de hele mensheid, en alle mensen als onze broeders".

Dirk Martens is fysiek dus niet meer aanwezig in Aalst, maar zijn naam blijft wel alom aanwezig.

We kennen de Dirk Martensstraat, er is de taverne Dirk Martens, de campus van de Katholieke Hogeschool werd vernoemd naar hem, er bestaat een koffielikeur  'Dirk Martens' en sportievelingen kunnen al geruime tijd de 'Dirk Martens Corrida' meelopen, er was een speelgoedwinkel 'Dirk Martens' in de Lange Zoutstraat en een serviceblub 'Lions Club Aalst Dirk Martens',  ...

Allemaal kleine tekenen die verwijzen naar een grote naam. 
Het gekendste is natuurlijk het standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt. 

Op de plaats waar Napoleon I de vrijheidsboom had geplant, werd op 6 juli 1856, in het bijzijn van de Hertogen van Brabant, het standbeeld van Dirk Martens onthuld. Dit was trouwens meteen ook het eerste 'echte standbeeld' dat Aalst had sinds de Belgische onafhankelijkheid.


Ht was tijdens de gemeenteraadszitting van 14 juni 1851 dat besloten werd om een geldsom te voorzien voor het plaatsen van een beeld. 
De inhuldiging van het nieuwe spoorwegstation en het monument zouden moeten samenvallen.

Er werd een wedstrijd uitgeschreven onder de Belgische beeldhouwers en het was het ontwerp van de hand van beeldhouwer Jean Geefs dat won. Jean Geefs was afkomstig uit een geslacht dat maar liefst 8 beeldhouwers telde. 
In 1854 was hij klaar met het boetseerwerk van Dirk Martens. Omdat er echter geen portret van de drukker beschikbaar was, creëerde hij een personnage in middeleeuwse universitaire toga, dat eigenlijk refereert naar de meermaals geportretteerde Thomas More.

Deze afbeelding zou gebruikt zijn voor het ontwerp van zijn standbeeld.
Het is een tekening van Hans Holbein de Jongere en stelt dus eigenlijk Thomas More voor.
Ik heb deze gevonden in de catalogus van een tentoonstelling met tekeningen uit de verzameling van de Britse koningin Elizabeth II die plaats had ter gelegenheid van Europalia 1973 (het ‘Dirk Martensjaar’).
De gelaatstrekken van het standbeeld van Dirk Martens zouden een interpretatie zijn van de gezichten van Thomas Morus én Desiderius Erasmus, beide bekenden en geestegenoten van ‘onzen’ Dirk. 

Het beeld werd bij Vittoz te Parijs in brons gegoten door de firma Julien., en het kreeg daar trouwens ook een 'gouden medaille' op een internationale tentoonstelling. 
In juni 1856 kwam het beeld aan te Aalst en op 2 juli werd het op zijn voetstuk gezt.

Het werd een 13 meter hoog standbeeld en het was op 6 juli 1856, inderdaad samen met de opening van de spoorlijn Brussel-Gent en de opening van ons stationsgebouw, dat de hertog en hertogin van Brabant (de latere Leopold II en zijn vrouw) het beeld kwamen inhuldigen. 
101 kanonschoten betekenden het begin van een stoet koetsen naar de Grote Markt. Aan het einde van de Molenstraat stond een triomfbood. Volgens de pers waren er 25000 à 30000 aanwezigen bij dit evenement. 

De drukkersgezellen vierden op die dag de inhuldiging van hun vlag, en het feest ging gepaard met vuurwerk en feestverlichting,  banketten en bals ... maar ook een brooduitdeling aan de kansarme Aalstenaars stond op het programma.
Op dat ogenblik was het monument trouwens nog niet omringd door een hek.

Nog even naar de beeltenis van Dirk Martens : op de originele grafsteen van Martens (die bewaard wordt in de Sint-Martinuskerk) is enkel een gestileerd gezicht te zien. 


Er kan daar enkel uit aflgeleid worden dat Dirk Martens geen baard had en ook niet graatmager was, maar voor het overige tasten we dus volledig in het duister ....

In 2005 eindigde hij op nr. 36 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg.

In november 2015 kende de gemeenteraad officieel het ereburgerschap toe aan Dirk Martens.

Daarmee is de Aalsterse drukker en uitgever de negende ereburger van Aalst. 
De onmiddellijke aanleiding voor het ereburgerschap was de 500ste verjaardag van de uitgave door Dirk Martens van het wereldvermaarde boek Utopia van Thomas More. 
Vele Aalstenaren waren op dat moment eigenlijk verwonderd dat hij nog niet op het lijstje van de ereburgers stond. 
Volgens schepen van erfgoed Karim Van Overmeire wou men echter geen inflatie van ereburgers creëren, en kon men enkel aanspraak maken op deze titel, indien men écht iets betekend heeft voor de stad. 

Dirk Martens is niet alleen belangrijk als een van de eerste drukkers van de Nederlanden, maar ook als verspreider van humanistische ideeën. Vandaar dat hij deze titel zeker verdient. Zowel het Dirk Martenscomité als de stad Aalst organiseerden doorheen het jaar activiteiten om Dirk Martens en de druk van Utopia te herdenken en hij kreeg ook een plaatsje in de nieuwe bibliotheek 'Utopia' die in 2018 de deuren opende. 
Zo is er ondermeer deze drukpers van hem te zien … 


Ook verscheen er reeds een postzegel ter ere van Dirk Martens. Hierop is hij te zien in zijn atelier : 


Op 27 augustus 2018 werd een aanvang genomen met de restauratie van de sokkel van de 'Zwette maan'.
In de arduinen sokkel waren de tekstplaten in de loop der jaren onleesbaar geworden, en werden ze al eens vervangen door nieuwe. In de huidige nieuwe plaat werd de tekst handmatig ingekapt, wat een heus monnikenwerk was'.

De inscripties op het standbeeld luiden: 

"Theodorico Martino Alostano qui primus artem typographicam in Belgium induxit constitutis deinceps in urbe patria Antverpiae et Lovanii officinis et qui non solum excundendis Latinis graecis herbraicis allisque libris sed scribendo etiam et in academia lovaniensi docendo famae immortalitatern meritus est. SPQA Ex aere cum publico tum collato PP. MDCCCLVI"

"Theodo. Martin. excudebat sacra ancora ne tempestatum vis auferat, ancora sacra, que mentem figas, est lacienda tibi"

"Onder de regering van Leopold I, koning der Belgen, P. De Decker, minister van het inwendige, E.De Jaeger, gouverneur der provincie, G. De Gheest, burgemeester"

De tekst werd dus in ere hersteld, maar het beeld zelf zou zwart-groen blijven. Deze natuurlijke kleur komt door de natuurlijke verandering van een bronzen beeld in buitenomgeving, en is dus geen gevaar voor schade.
De steigers die bijna een heel jaar rond het standbeeld stonden, werden verwijderd op 6/8/2019

Wie tijdens de covidperiode (2020-2022) de Grote Markt te Aalst bezocht heeft, heeft het wel gemerkt ... Zelfs Dirk Martens gaf toen het goede voorbeeld in deze coronatijden, en draagt een mondmasker.


Hier een lijstje van alle Aalsterse ereburgers
Voor meer info, klik op hun naam en je wordt doorgestuurd naar de betrokken pagina : 

Bronnen

Wikipedia
persregiodender.be
Gidsbeurt tijdens erfgoeddag in 2016
Digitale kopie van het oudste in de Nederlanden (door Martens) gedrukte boek op Flandrica.be : Erfgoedbibliotheken online
faro.be/erfgoeddag/nieuws/bladeren-door-het-oudste-boek-eerste-druk-van-dirk-martens-geconserveerd-en-digita
dirkmartenscomité.be/biografie/
dirkmartenscomité.be