Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht pierre cornelis. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht pierre cornelis. Sorteren op datum Alle posts tonen

vrijdag 17 mei 2019

Pierre Cornelis - Pierre Cornelisstadion


Pierre (Petrus) Cornelis (1889-1945) was een Aalsters fabriekbestuurder, liberaal gemeenteraadslid en voormalig schepen van de stad Aalst. Maar het bekendst is hij als ex-voorzitter van Eendracht Aalst. 
Pierre Cornelis studeerde aan de Staatsmiddelbare Jongensschool te Aalst en werd regent, werkte zich verder op en trad in juni 1914 in dienst bij de Glucoserie Hyacinthe Leclercq. Daar werd hij uiteindelijk ook directeur.

Hij was liberaal gemeenteraadslid in 1932 en werd twee jaar later kortstondig schepen van onderwijs, een taak die hij buitengewoon goed behartigde en heropnam in 1939. 
Hij had een grote invloed op het stedelijk onderwijs. 
Onder zijn schepenambt werd op 09-04-1939 dan ook de eerste steen gelegd van het huidige Koninklijk Atheneum.

Pierre was in Aalst en de regio een welbekende en graag geziene figuur. Naast zijn politieke en industriele activiteiten vond hij nog de tijd voor cultuur en sport.
Hij was stichter van het Aalstersche Kunstenaarsgilde, dat met medewerking van Aalsterse nijveraars de plaatselijke kunstschilders finacieel steunde. Het wereldje van de kunstschilders was hem zeker niet onbekend, Valerius de Saedeleer was trouwens zijn schoonbroer.

Pierre was ook stichter en voorzitter van de Bond der Oud-Leerlingen van de Staatsmiddelbare School. Niet minder populair was hij, terug in de sportmiddens, als voorzitter van de voetbalclub Eendracht Aalst, en dit gedurende een periode van vijftien jaar.

Zeer dramatisch waren de omstandigheden waarin hij om het leven kwam.
Tijdens de laatste oorlog oefende hij het ambt uit van schepen van ravitaillering. 
Hij nam zijn verantwoordelijkheid op en zorgde voor de regelmatige bevoorrading van de burgers, steunde het verzet en bleef niet onverschillig voor de werkweigeraars en onderduikers. 

Door zijn functie kwam hij regelmatig in contact met de bezettende overheid, wat een aanleiding werd voor een lastercampagne tijdens de bevrijding: zijn goede naam en eer werden besmeurd.

Vanuit een bepaalde hoek werd hem verraad en collaboratie verweten. Het is echter nooit zwart op wit bewezen dat hij zich tot zulke praktijken zou hebben geleend.
Toch zal hij deze leugenachtige campagne met zijn leven bekopen. 

In de nacht van 15 op 16 mei 1945 werd hij in zijn woning, Dirk Martensstraat 71, lafhartig neergeschoten door leden van een communistisch gezinde vermeende weerstandsgroep. De vier daders werden in 1948 zwaar veroordeeld, één ervan kreeg de doodstraf.

Hierbij een foto van het graf van Pierre 
Eén jaar na de dood van Cornelis werd de Boudewijnkaai omgedoopt tot Pierre Corneliskaai.

Petrus trouwde met Amanda De Saedeleer. Amanda is geboren op 11-03-1889 in Aalst. Amanda is overleden op 25-02-1967 in Aalst, St.Elisabeth-ziekenhuis, 77 jaar oud.

Bert Van Hoorick over de zaak Cornelis uit 'in tegenstroom' p204/205:

Woensdag 16 mei - ik ben pas 16 dagen thuis - wordt Aalst opgeschud door een gerucht dat als een vuurtje onder de bevolking loopt:schepen Pierre Cornelis is gisterenavond vermoord.

Enkele dagen voordien stond hij vermeld op een aanplakbrief waarin de aanhouding werd geëist van tien bij name genoemde ingezetenen van de stad die als 'collaborateurs' vernoemd, desnoods aan de volkswoede zouden overgeleverd worden.

Dinsdag laat op de avond - zo wordt vernomen - hebben drie onbekenden zich aan de woning van de liberale schepen aangeboden, zogezegd als agenten van de Staatsveiligheid.

Mevrouw Cornelis laat hen binnen maar haar man is niet thuis, hij is naar zijn wekelijkse vergadering van 'Eendracht-Aalst', de voetbalclub waarvan hij voorzitter is. Maar de drie gewapende mannen geloven haar niet en terwijl een van hen de toegangspoort van het herenhuis bewaakt, stormen de anderen de trappen op, naar de eerste verdieping.

Op hetzelfde ogenblik stapt schepen Cornelis zijn woning binnen en wordt een stengun op hem gericht.'Zijt gij Cornelis?' wordt hem nog gevraagd, want die mannen kennen hem niet eens.

'Ja, dat ben ik,'zegt hij en op slag wordt hij neergeschoten.

De drie onbekenden zijn dan weggevlucht, maar een van hen is nog even op zijn stappen teruggekeerd om de zieltogende Cornelis van zijn portefeuille te beroven.

Onder de burgers van de stad is de verontwaardiging algemeen.Ook de kommunistische Partij veroordeelt de moord op Cornelis en tijdens een spoedvergadering van de gemeenteraad wordt gewag gemaakt van een mogelijke politieke misdaad.

Wegens de vooraf op de muren aangebrachte aanplakbrief van het Onafhankelijksfront weegt een zware verdenking op leden van de harde kern van deze verzetsorganisatie.Hoewel het gerechtelijk onderzoek pas na vele maanden tot de aanhouding van de daders zal leiden, berokkent deze moord heel wat schade aan de, nochtans populaire, kommunistische Partij...

Natuurlijk kennen we allemaal het Pierre Cornelisstadion, het voetbalstadion van Eendracht Aalst dat dus de naam van deze bijzonder invloedrijke man draagt.
Het is sedert 1828 de thuishaven van 'onzen Iendracht'.
Het stadion telde 7500 plaatsen (4000 staanplaatsen + 3500 zitplaatsen). Dat werd later teruggebracht naar 4500, en nog later opnieuw bijgesteld naar 6294 plaatsen.

Het stadion is gelegen aan de Bredestraat, vlak bij de viaduct over de Dender, die meteen ook dienst doet als 'parking' tijdens de thuismatchen.
De volledig overdekte staantribunes bevinden zich langs één langszijde : tribune K voor de thuisploegen, tribune I voor de bezoekers, beide netjes gescheiden door 'bufferzone J' voor de neutrale supporters.
De overdekte zittribunes bevinden zich aan de andere lagnszijde : trubunes A,B,C,D en E bovenaan en G beneden. De tribunes B, C en D bestaan uit business seats en helemaal bovenaan bevinden zich ook nog enkele Skybox-seats.
Achter één van de doelen zijn er geen plaatsen voorzien. De andere breedtezijde wordt volledig ingenomen door de Europpatribune, die bestaat uit de tribune H onderaan (zitplaatsen achter het doel) en indoor business seats bovenaan.

Oorspronkelijk speelde Eendracht Aalst aan de 'Puiteput' (einde Sint Annalaan), en in 1928 verhuisde men naar de huidige locatie. Het stadion werd omgedoopt tot 'Pierre Cornelisstadion' na het overlijden van Pierre Cornelis, vijftien jaar voorzitter van de club. De verhuis van de 'Puiteput' naar de nieuwe locatie (aan de kerk van 't Heilig Hart) wordt trouwens ook bezongen in het alomgekende supporterslied van Kamiel Sergant : 'Van oon de Poitepit, tot oon het Hoilig Hert, ...'

Eendracht Aalst kende zijn gloriejaren in de jaren '90 en het stadion was dan vaak geheel bezet, met pieken van maar liefst 12000 supporters.
In de jaren '80 waaide een deel van de staantribune weg, die toen geheel moest vervangen worden..
Later werd deze tribune door toenmalig burgemeester Annie De Maght zelfs tijdelijjk gesloten omwille van de veiligheid.
De club viert in 2019 trouwens zijn 100-jarig bestaan, na een hele reeks van pieken en dalen.


Bronnen

Wikipedia 
'In tegenstroom' - Bert Van Hoorick
eendrachtaalst.be/
Foto graf : eigen foto

dinsdag 25 augustus 2020

De Zwartehoekbrug - Via Dolorosa

De Zwartehoekbrug is de naam van de brug over de Dender tussen de Denderstraat en de Nieuwbrugstraat in het centrum van de stad Aalst. De huidige brug, een hefbrug, is een van de drie beweegbare bruggen in het centrum van de stad.
Officieel is het Zwartehoekbrug (in 1 woord dus) maar dikwijls schrijft men ook wel Zwarte hoekbrug in 2 woorden.


De brug kreeg deze naam mee omdat er zich in de nabije omgeving heel wat rokende fabrieksschouwen bevonden en de neerdwarrelende roetdeeltjes zorgden voor een zwart laagje asse. Ook werden bergen steenkool opgeslagen achter het station en die zorgden bij hevige wind natuurlijk ook al voor een extra laagje.

Zwart? Van het roet? Van de schouwen?
Misschien moet men hier dan toch maar een naamsverandering overwegen naar ‘roetveeghoekbrug’ ?

In de geschiedenis kenden we drie types van bruggen :

- een draaibrug (1890-1940)
- een ophaalbrug (1941-1979)
- een hefbrug (sinds 1981)

We beginnen uiteraard met de oudste, de draaibrug.
In de periode 1863-1892 werd er enorm geïnvesteerd in kaaien en bruggen te Aalst.

De komst van de spoorlijn in Aalst trok het zwaartepunt van de stedenbouw naar de stationswijk en zijn omgeving. Na de afwerking van het stationskwartier ging de urbanisatie verder in het stadsgebied grenzend aan de spoorweg.
Door de rechttrekking van de Dender in 1863-1967 dienden de oevers van de nieuwe Dender aangepast te worden aan de nieuwe infrastructuur en dat leidde tot de aanleg van een reeks kaaien die de verbinding van de drie grote Denderbruggen mogelijk maakte.

Van noord naar zuid komt men als eerste de Boudewijnkaai (Pierre Corneliskaai vanaf 1946) tegen die verwezenlijkt werd in 1889. Daarop volgt de Josse Ringoirkaai, ter hoogte van de spoorweg, gevolgd door de Van Wambekekaai (aan de linkeroever) en de Frits de Wolfkaai (aan de rechteroever) die er respectievelijk in 1888 en 1891 kwamen.
De Leo Gheeraerdslaan tenslotte, maakte de verbinding met het tracé ter hoogte van de Brusselse steenweg.

De nieuwe, modernere kaaien kwamen de nijverheid uiteraard ten goede omdat het laden en lossen er nu veel gemakkelijker gemaakt werd.
De werken aan de kaaien waren echter maar een puzzelstukje in het grotere geheel van het project. Ook een aantal bruggen over de Dender werden immers mee opgenomen in het project.
Opnieuw van noord naar zuid spreken we dan van de Zwarte Hoekbrug die eerste gekruist worden. 

Deze draaibrug uit 1890 zou – zo zou later blijken - een woelige geschiedenis kennen.
Hier een beeld uit 1900


Op de stafkaart uit 1904  zien we voor het eerst de Zwartehoekbrug en ook is nu de Nieuwbrugstraat te zien (rara van waar zou die naam nu komen).


De brug steunde op beide oevers van het water, en werd tweemaal ondersteund door grote pilonen in het water zelf. Aan weerszijden was een strook voor voetgangers voorzien die tevens enkele centimeters verhoogd was. Hierdoor kon voetgangersverkeer op eenvoudige wijze gescheiden blijven van sneller doorgaand verkeer. Het profiel van de brug zou later aanpast moeten worden om het ook voor de tram mogelijk te maken om deze te gebruiken bij het oversteken van de Dender.

De bovenbouw van de brug beschrijft bij het openen en sluiten een boog. Dit heeft ook gevolgen voor de aansluiting tussen de landhoofden en de uiteinden van het brugdek: geen enkel deel van het brugdek mag tijdens het draaien het landhoofd raken. 


Voordat de brug kan worden opengedraaid, wordt deze losgemaakt door de vijzels waar het brugdek op rust, de zogenaamde opzetinrichting, omlaag te bewegen. In dichte toestand wordt de brug door deze vijzels vergrendeld.

Een draaibrug heeft als voordeel dat de mogelijkheid er is om zonder beperking in de doorvaart- en doorrijhoogte, toch de brug snel open en dicht te laten gaan. De breedte van de doorvaart kan wel iets beperkt(er) zijn.

In het midden van de 19e eeuw was Aalst een belangrijke schakel in de hophandel.

De hop werd vooraf besproken, toen de hop nog niet geplukt was. Dat laatste gebeurde in de maand september. Eerst werden de hopranken iets minder dan een halve meter van de grond afgesneden. De hopstaken werden met een speciale hefboom uitgetrokken. Nadien werden de hopranken van de staken afgestroopt. Vervolgens werden ze met een kruiwagen of een karretje naar huis gebracht. 
Na het plukken werden de hopbellen uitgegoten op de lattenzolder van de ast. Dit gebeurde met een aardappelmand van op een ladder.
De dikte van de laag was ongeveer dertig à vijftig cm. Onder de hopast werd een vuur aangemaakt met hout dat op het ijzeren rooster gelegd werd. Daarna werd er gestookt met cokes (lichtgrijze brokken).

In Aalst werden schepen met deze broodnodige cokes gelost aan de Zwartehoekbrug. Het gas werd uit de cokes gestookt voor de straatverlichting en met de warmte van deze cokes werd de hop verder gedroogd.
Een win-win situatie dus, zowel voor de handel als voor de veiligheid van de omgeving.
Het belang van de loskades was dus economisch gezien heel groot.

België was zeker geen voorloper wat de introductie van een tram in de steden betrof.
Die achterstand wekte heel wat ontevredenheid op bij de eigen bevolking. Getuige daarvan is een artikel uit Den Denderbode van 9 juli 1882, dat de jaloezie ten opzichte van onze noorderburen pijnlijk duidelijk maakt.
In tegenstelling tot de verouderde toestand van onze eigen wegen had men in Holland immers wel reeds geïnvesteerd in mobiliteit.
De tekst bespreekt slechts één punt: de kwestie der stoomtrams.
Deze uitvinding bracht ons buurland enorme vooruitgang want kleine gehuchten werden er via de stoomtram verbonden met de grotere spoorwegen. Op die manier kreeg het begrip afstand een heel nieuwe betekenis want binnen korte tijd kon men op die manier in alle uithoeken van het land geraken.

“De stoomtram is de ijzerenweg van het dorp en van de hofstee, juist gelijk de grootere lijn de ijzerenweg is van de stad en de fabriek”.

Wie niet meedeed, zou al snel achterop geraken en dus kwam er ook in Aalst een tramlijn.
Op 17 mei 1896 meldde de Denderbode al dat er snel werk zou gemaakt worden van de tramlijn Aalst-Oordegem, en er werd geopteerd om de tram te laten vertrekken op de Boudewijnkaai (de huidige Pierre Corneliskaai).
Het traject liep dan langs de Meuleschettekapel naar de Vijfhuizen, de Halfbunder in Erondegem, Papegem (Vlierzele) en Oordegem Dorp. De terminus was Oordegem statie. 
De eerste tram tussen Aalst en Oordegem reed op 1 mei 1904. 

Richting Asse liep het traject van de Boudewijnkaai over de Sint-Annabrug en de Dam opnieuw de Dender over via de Zeebergbrug naar Overhamme en zo naar Erembodegem Ronsevaal. Vervolgens ging het naar Hekelgem, waar hij de grens met de provincie Vlaams-Brabant overstak. Op 1 februari 1905 werd het deel tussen Aalst en Asse in gebruik genomen.

Tijdens WOI was Aalst van 27 september 1914 tot 11 november 1918 een stad onder Duitse bezetting.

'In tegenstelling tot steden als Brussel en Gent, is Aalst niet in één keer ingenomen', zegt schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire.
'Onze stad bleef wekenlang de inzet van gevechten tussen het Belgisch leger en de Duitse invaller. Dit leidde tot confrontaties in het midden van de stad, waarvan de meest tragische plaatsvond aan de rechteroever van de Dender op 26 en 27 september 1914.
Er volgden hevige gevechten, onder andere aan de Sint Annabrug en de Molenstraat waar er een artilleriebeschieting plaatsvond van anderhalf uur”.

Deze slag werd bekend als de ‘slag om Aalst’ en over de beelden van ‘The Desperate street fighting in Alost’ die hier gemaakt werd, is meer terug te vinden in het artikel over de Sint Annabrug.

Ook toen de oprukkende invalstroepen de Zwartehoekbrug probeerden in te nemen, botsten ze op Belgische verdedigers die zich hevig verweerden.
De aanvallers koelden hun paniek en frustraties af op de omwonenden. Ze staken huizen in brand, dwongen buurtbewoners om als levende schilden voor hen uit te lopen, en maakten mensen af met geweerschoten en bajonetsteken.
Zo'n 35 burgers kwamen daarbij om, waarvan 32 in de Drie Sleutelstraat en onmiddellijke omgeving.

100 jaar later, op 27 september 2014, werd het oorlogsmonument 'Via Dolorosa' (‘weg van het lijden’) aan de Zwarte Hoekbrug onthuld door burgemeester Christoph D'Haese. Ook schepen Mia De Brouwer en gemeenteraadslid David Coppens waren aanwezig.


De onmiddellijk na de oorlog herstelde brug deed uiteindelijk dienst tot in de tweede wereldoorlog wanneer ze, in 1940, door Belgische en Britse troepen volledig werd vernietigd om de oprukkende Duitsers te kunnen tegenhouden.
Hier zien we de vernielingen aan de draaibrug tijdens de meidagen van 1940.


Ook de Sint Martinuskerk, het hospitaal (waar trouwens de rode kruisvlag wapperde) en tal van andere, niet militaire doelen werden toen geraakt.

De Duitse bezetter liet de brug al heel snel vervangen door een metalen ophaalbrug die op een andere plaats werd gerecupereerd.
In 1946 kwam daar een verbod voor de stoomtram om de brug nog te gebruiken omdat het te gevaarlijk werd en vanaf 1947 mocht, met uitzondering van de bus, enkel nog maar vervoer kleiner dan 3,5 ton over de brug.


De Boudewijnkaai werd in datzelfde jaar '46 als eerbetoon voor Pierre Cornelis naar zijn naam herdoopt. Meer over Pierre Cornelis is HIER te lezen.

In de daaropvolgende jaren werd de brug heel vaak gesloten wegens dringende herstellingswerken.
De verankering, de beweegbare delen, de leuningen, het brugdek … er was altijd wel iets mis, en het veelvuldig afsluiten deed de bewoners van de Denderstraat als protest een zwarte vlag hijsen.

Reeds onmiddellijk na de oorlog had het Aalsterse stadsbestuur al aangedrongen op de vervanging van de brug, die trouwens maar één rijstrook had. Door het toenemende verkeer was het onmogelijk om het beurtelings autoverkeer op deze brug te kunnen handhaven, en de voetgangers beschikten daarenboven over een voetpad van amper 30 cm breed. Daarenboven werden de veelvuldige herstellingen de doodsteek voor de handelaars in de buurt die steeds maar minder volk in hun zaak zagen komen.

In 1950-1951 werd gevraagd om een oude brug uit Oudenaarde naar Aalst te laten overbrengen, maar het stadsbestuur viste er naast ... en de brug belandde in Ninove.

In tussentijd werden ook de plannen uitgewerkt voor een vaste oeververbinding ten noorden van de stad (de huidige ringbrug die de verbinding vormt tussen de Heilig Hartlaan en de Boudewijnlaan, ‘t viaduct zoals we zeggen).
Bovenop deze plannen bleef het stadsbestuur toch verder aandringen op een nieuwe Zwartehoekbrug om het centrumverkeer verder te kunnen ontlasten.

In 1965 lezen we volgend – niet alledaags – bericht in de Gazet van Aalst :

Onze fotograaf schoot deze niet alledaagse foto aan de (middeleeuwse) Zwartehoekbrug …
Twee autovoerders wilden tegelijkertijd over de smalle brug. Beiden blijkbaar met een sanguinisch temperament, want de ene wenste niet voor de andere te wachten. Met het gevolg dat beide voertuigen eerder onzacht met mekaar in aanraking kwamen.

Of het individualisme ten koste van de gemeenschap, in dit geval andere autovoerders, aan weerszijden van de brug die dan maar dienen geduld te oefenen tot het incident was bijgelegd en de brug werd vrijgemaakt.
Zedenles : wees een heer (of een dame) in ‘t verkeer …”

Nog meer miserie een jaartje later.
Door het uitvallen van de Sint Annabrug moest alle verkeer langs de Zwartehoekbrug en de Zeebergbrug geloodst worden. 
Gezien de Zwartehoekbrug echter zo smal was dat er telkens maar één richting tegelijk doorkon, ontstonden al gauw files van enkele honderden meter lang.
Een vervanging van deze, volgens sommige Aalstenaars ‘middeleeuwse’, brug drong zich op, … dringend ...
De brug werd op den duur ook ‘de brug der zuchten’ genoemd … “een brugje voor maximaal 5 ton en voor eenrichtingsverkeer. Zelfs in Pakistan zou men zo’n brug niet willen

Na veel getouwtrek, zoals we in Aalst wel al gewoon zijn, werd door de gemeenteraad van 30 september 1971 de princiepsbeslissing genomen om tot de bouw over te gaan van een nieuwe brug.
Op 31 augustus 1972 werd een motie gestemd met een ‘urgentieprogramma van staats openbare werken’ … het moest dus vooruit gaan.

Intussen kwam men ook al tot een akkoord voor het plaatsen van verkeerslichten en openbare verlichting.
Dat was al iets natuurlijk maar in de kranten bleef men toch schrijven dat wie onder het loodzware tegengewicht rijdt, vaak denkt aan zijn verzekeringsmaatschappij … en aan zijn leven. 
Men heeft het in de volksmond en in de pers niet enkel meer over een 'folkloristische stadsbrug' maar ook over een 'brug voor waaghalzen', een 'brug die thuis hoort in Bokrijk', en dergelijke.


De stad zou de werken uitvoeren met een toelage door het ministerie. Nadien zou de brug dan door de staat worden overgenomen. Anders dan de bestaande brug, want deze was stadseigendom, en dus waren ook alle extra kosten … voor de Aalstenaars.

De werken zouden in 1976 aanvangen, maar zoals zo dikwijls gebeurt bij dergelijke projecten, belandde het dossier in één of andere schuif. Pas in 1977 kwam er eindelijk schot in de zaak.
De overeenkomst met de staat werd goedgekeurd en de voorbereidende reken- en meetwerken konden worden gestart.

De geraamde kosten bedroegen 57 592 728 BEF en na goedkeuring van de gouverneur op 22/11/1978 kon dan de definitieve start worden gegeven voor het project ‘Zwartehoekbrug.
Het stadsaandeel van 22 332 405 frank werd verminderd met staatssubsidies, waardoor er uiteindelijk ‘maar’ 14,6 miljoen diende uitgegeven te worden.
 Hier nog een foto uit 1977 met zicht op de brug met zwevend brugwachtershuisje vanaf de P.Corneliskaai.

Als aanvangsdatum voor de werken werd 1 maart 1979 beslist en het ‘klusje’ zou geklaard moeten worden op 350 werkdagen.

Hier zien we het verwijderen van de oude Zwartehoekbrug om ze te vervangen door de nieuwe bredere en langere. Tevens werden de pijlers verwijderd zodat er een bredere doorgang ontstond. Zo kunnen bredere schepen tot net voor de sluis de haven van Aalst bereiken.
Om een betere bereikbaarheid van de brug te kunnen verzekeren, werden bij het begin van de Nieuwbrugstraat ook enkele woningen afgebroken.


Vooral de handelaars uit de Denderstraat en de Nieuwbrugstraat waren natuurlijk niet echt enthousiast met de vooruitzichten op bijna twee jaar lang werken voor hun deur … eerst waren er de herstellingen, nu was het de bouw van een nieuwe brug die zorgden voor onzekerheid.

Vooraleer de oude brug gesloopt werd, werd wel nog overeengekomen om een lichte voetgangersbrug te plaatsen die verbinding gaf tussen de Tramstraat en de pendelparking. Zo zouden tenminste de voetgangers zich al naar de overkant kunnen begeven zonder een ‘omwegske’ naar de Sint Annabrug te moeten maken.

De oude ophaalbrug kreeg een tweede leven in het nieuwe park dat nog moest worden aangelegd in de omgeving van het zwembad aan de Albrechtlaan.
Ze werd in 1993 gerenoveerd en kreeg ter herinnering een nieuwe plaats over de molenbeek in het park, waar ze tot op de dag van vandaag nog steeds te bewonderen is.

Dit stukje historisch patrimonium deed uiteindelijk bijna veertig jaar dienst.

De huidige brug werd uiteindelijk twee jaar later, op vrijdag 10 juli 1981 om 15u30,  in gebruik genomen. De opening gebeurde in aanwezigheid van de ministers Marc Galle en Jos Chabert.
In September van dat jaar werd het beheer overgedragen aan de staat.

De nieuweling werd een metalen hefbrug, waarvan de onderbouw bestaat uit twee kelderlandhoofden die op een boorplan gefundeerd zijn.

Het brugdek, bij een hefbrug ‘het val’ geheten, blijft altijd horizontaal en wordt verticaal omhoog gehesen om de scheepvaart doorgang te verlenen (met beperkte doorvaarthoogte).
In de torens die aan weerszijden zijn gebouwd, hangen contragewichten, die naar beneden zakken als het dek omhoog gebracht wordt.


Om te voorkomen dat het brugdek scheef omhoog getrokken wordt, met kans op klemmen en vastlopen, is er nog een systeem met rechthoudkabels aanwezig. Deze kabels lopen vanaf de punten van de torens naar beneden, over katrollen langs het brugdek naar de voet van de andere toren, waar ze zijn verankerd.

Het nadeel van hefbruggen is dat ze een beperking vormen in de doorvaarthoogte en vaak ook in de doorrijhoogte als de torens als portaal dwars over de weg of spoorlijn zijn uitgevoerd. Een basculebrug met kelder of draaibrug (zoals bijvoorbeeld de Zeebergbrug) heeft deze beperkingen niet.
De bovenbouw is in metaal en hangt aan vier heftorens, waarin zich ook de tegengewichten bevinden.
De brug heeft een lengte van 31.56 meter tussen de beide landhoofden.

Vooruitziend als we in Aalst altijd al geweest zijn, werd de brug toendertijd al ontworpen met het oog op de toekomstige herkalibrering van de Dender tot 1350 ton.
Ook was de brug uitgerust met videocamera’s die de scheepvaart en het autoverkeer vanuit een kajuit in het oog kunnen houden.

De nieuwe brug bestaat uit twee rijvakken van elk 3,5 meter breedte en voetpaden van 1,5 meter breed.
Alles bij mekaar kan de brug 5,3 meter hoog opgeheven worden.
Toen in 1990 bleek dat de verkeerssituatie tijdens de spitsuren toch nog niet ideaal te noemen was, werd beslist om in eerste instantie bij wijze van proef de Sint Anna en de Zwartehoekbrug niet meer te bedienen tussen 7u45 en 8u15 en tussen 17u00 en 17u30. De bruggen bleven dus ter beschikking van het werkverkeer en de scheepvaart moest zich hier maar naar schikken.

In 2010 In 2011 kreeg men langsheen een groot deel van het traject van de Dender te maken met wateroverlast.
In Aalst werden in het centrum van de stad de Sint-Annabrug en de Zwartehoekbrug omhooggetrokken wegens het hoge Denderpeil. Ook over de Denderbrug in deelgemeente Erembodegem kon er geen verkeer meer rijden tot het waterpeil normaliseerde.
Voor voetgangers en fietsers was het jaagpad naast de Dender afgesloten ter hoogte van de Zeebergbrug, richting Denderleeuw.

In 2012 onderging de hefbrug een grondige renovatie.
Ook deze brug kreeg het immers heel zwaar te verduren door het verkeer, en er waren ondertussen wel al een paar dingetjes toe aan dringende vervanging.
De werken uitstellen was echt geen oplossing meer. De stad moet door de zure appel heen. 'Het moet nu gebeuren, want nadien wordt er gewerkt aan de stationsomgeving. Zoiets kunnen we niet laten samenvallen’.
Tijdens de werken werd de brug uiteraard ook afgesloten voor voetgangers en fietsers. Dat was nodig om de constructie op haar hoogste stand te liften, zodat de werkzaamheden vlot konden worden uitgevoerd.
Vooral de voetgangers en fietsers voelden dit in de beentjes want er was namelijk nog geen voetgangersbrug, wat in de latere plannen voor de stationsomgeving wel werd voorzien.

Het wegdek en de voetpaden werden vernieuwd, alsook de elektrische installaties.
Het houten voetpad werd vernieuwd en de brug werd volledig gestraald en geschilderd. Ook de roestende leuningen werden vernieuwd. Tenslotte werd ook de oorspronkelijke groene kleur vervangen door witte.



In 2011 kwam er sportief nieuws in verband met de Dender.

De Big Jump is een internationale ecologische ludieke actie die jaarlijks plaats zou vinden om de povere waterkwaliteit van rivieren en waterlopen onder de aandacht van een breed publiek te brengen. Op verschillende plaatsen in Europa springen mensen op hetzelfde moment in rivieren, vijvers en kanalen om de vraag naar proper en gezond (zwem-)water kracht bij te zetten.
De actie ontstond in 2005 in Duitsland aan de oevers van de Elbe.
Men hoopte dat de rivier tegen 2015 zo proper zou zijn dat iedereen er weer veilig in zou kunnen zwemmen. Dit is namelijk ook de streefdatum die de "Europese Kaderrichtlijn Water" aan de EU-lidstaten oplegt om de waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in orde te brengen.
2015 leek natuurlijk wel een heel optimistisch idee, en dus is het zo dat we zelfs anno 2020 nog steeds de 'big jump' uitvoeren.

In 2011 werd het evenement al op meer dan 35 locaties in Belgie georganiseerd, waaronder voor de eerste keer ook in ons eigen Aalst.


Het werd een unieke kans om, na een sprong van de steiger van de jachthaven aan de Zwarte Hoekbrug, in de Dender te kunnen zwemmen. Een uur lang zwemmen, veilig begeleid door de brandweer, en met honderden enthousiaste kijklustigen aan de oevers.
In Aalst maken vele tientallen bekende en minder bekende mensen graag hun ‘Grote Plons’, en Aalst zou Aalst niet zijn mochten er zich velen al niet wage naan een verkleedpartijtje.
Ambiance verzekerd !

In 2019 konden we zelfs rekenen op de aanwezigheid van een heuse zeemeermin.
Sieglinde (Lindeland) gelooft oprecht in de schoonheid van onze wereld… alleen zijn we blijkbaar eventjes vergeten hoe we ervan kunnen genieten. We leggen onszelf en de anderen ontelbare regels op in de hoop te voldoen aan ideaalbeelden en komen heel vaak van een kale reis thuis, met zeer veel ongelukkige mensen als gevolg.


'Het vrij, speels, creatief, onbezonnen, schaamteloos genieten! Stil of luid, groot of klein, nors of vrolijk … wie je ook bent: het mag, het is oké. Want de wereld zou zo saai zijn als iedereen hetzelfde is!', dat is haar boodschap.
En dus nam de sympathieke Sieglinde ook deel aan dit hartverwarmende event.
Wie trouwens ooit een zeemeermin nodig zou hebben, of iemand om een area te komen zingen, of … of … (kijk even naar haar aanbod via haar website : https://www.lindeland.be/ )

2020 zou het jubileumjaar worden voor Aalst … 10 jaar Big Jump, maar het werd jammer genoeg … het Coronajaar en een … small jump.
Massa-evenementen waren verboden en zwemmen was totaal al niet meer aan de orde. Iedereen (mens en dier) werd opgeroepen om op 12 juli thuis alsnog mee te doen en in bad of in een voetbadje te springen voor proper water. 
Hoe zotter hoe beter”, vroegen de organisatoren. De foto’s en filmpjes werden dan gepost op Facebook, Instagram en Twitter met als hashtag: #bigjump2020

Wie spreekt over proper water, spreekt natuurlijk over aangepaste accommodaties.

Aan de Dender in Aalst werkt De Vlaamse Waterweg nv hiervoor momenteel een nieuwe stuw en sluis. Het jaagpad in het verlengde van de Louis Camustraat en de Zeebergbrug werd in functie van deze werken onderbroken, maar zal terug opengaan tegen eind 2020. 
Dankzij deze  nieuwe stuw en sluis kan wateroverlast vermeden worden en blijft de Dender ook in de toekomst bevaarbaar. Daarnaast komen er aangepaste oevers die over 100 meter natuurvriendelijk ingericht worden, een vispassage en een dienstgebouw.
De waterwegbeheerder voorziet in samenwerking met de stad ook een gloednieuwe fietsers- en voetgangersbrug.
De werken op het terrein gingen in maart 2015 van start en zullen normaal gezien tot en met 2021 duren.

Naast de Zwartehoekbrug ligt trouwens ook de jachthaven van Aalst, waar ‘zeelui’ steeds terecht kunnen voor één of meerdere overnachtingen, of zelfs voor langere verblijven.


De aangeboden faciliteiten zijn water, elektriciteit, toilet en douche, en wie aangemeerd is, wandelt op 5 minuutjes naar het prachtige stadscentrum.
De steiger werd vernieuwd in 2016 en werd ook aangepast voor de aanleg van kayaks.

Meer over de Sint Annabrug : HIER
Meer over de Zeebergbrug : HIER
Meer over de Dender : HIER

Bronnen :

Brug 1940 via MadeInAalst 
Brug 1977 via MadeInAalst 
Brug 1979 via MadeInAalst 
postkaart zwartehoekbrug via MadeInAalst
Brug jaren 60 via MadeInAalst 
verwoestingen aan de spoorwegemplacementen via MadeInAalst 
natuurenbos.be agenda 2020
erfgoedceldenderland.be
karimvanovermeire.be
foto Sieglinde : website  
foto Big Jump via FB De Aalsterse Klimaatkoepel
de Gazet van Aalst 31/7/1965
de Erfgoedkrant September 2014 / 5e jaargang, nummer 3
Voor Allen 3/9/1966 – 17/1/1970 – 12/8/1972
de Voorpost 17/7/1981 – 13/4/1990
aalst.n-va.be 27/9/2014
masterscriptie Stien Van Rompuy – 2010 – de invloed van technologie op het gebruik van de straat en haar beeld tussen 1834 en 1962
lhbvl.be 14/1/2011
mozaiek 3/4/2007 van mensen en dingen

vrijdag 6 maart 2020

Leerlooierij Schotte - Hippolyte Schotte

Leerlooierij Schotte is een voormalige leerlooierij die naast de Dender aan de zuidoostelijke rand van het centrum van de stad Aalst (op het grondgebied van de deelgemeente Erembodegem) lag.

Leerlooien is een werkwijze om van de huid van dieren leer te maken voor kleding, schoeisel of andere toepassingen. Door het looien worden de eiwitten in de huid onoplosbaar gemaakt.

Als eerste werden de huiden van het dier gevild. Een runderhuid weegt ongeveer 30 kg. Bij het villen bleven resten vlees op de huid achter. Was het leer bedoeld als materiaal voor schoeisel, dan werden de huiden eerst onthaard. Ze werden daartoe geweekt in kalkrijk water en daarna gesmart door ze over het smartblok te hangen om te broeien. Daarna werden de haren er af geschraapt. Op de binnenkant van de huid zaten er nog veel grote resten vlees aan die huid. Die resten werden er met een scherp mes afgesneden, het vlezen. De vlezer stond hierbij diep gebogen over een iets bolle stenen tafel.
Als bijproduct van het vlezen ontstond het lijmvlees. Dit werd verwerkt tot dierlijke lijm.

Als het vlezen gebeurd was, begon het eigenlijke looiproces. In een looierij stonden kuipen, ook wel laven genoemd, die half in de grond gegraven werden. Deze werden gemaakt van eikenhout. Nadat de kuipen met run, ook eek genoemd, gevuld waren, werden de huiden erin gehangen. 

Eek (of bark) is de gedroogde bast van een eik, die na toevoeging van water 'run' genoemd wordt. 
Al vanaf de middeleeuwen werd speciaal eikenhakhout geteeld, dat om de 10 tot 12 jaar in mei en juni gekapt werd, als de sapstroom het sterkst was. De schors werd vaak door de kinderen eerst van de stam losgeklopt en daarna afgeschild. De bast werd daarop gedroogd in eekschuren om vervolgens vermalen te worden in eek- of runmolens. Met water aangelengd was dat materiaal immers heel geschikt voor de leerlooierij.
Wanneer deze eruit kwamen en gedroogd waren, konden ze niet meer bederven. De huiden bleven lange tijd in de kuipen.

Voordat de huiden droog waren, werden ze eerst nog gekrabd, geschuurd en gewalst. Dit was allemaal ter afwerking. Het schuren en krabben zorgden ervoor dat het leer ging glanzen. Door het walsen werd het leer platter en gladder. Wanneer deze stappen doorlopen waren was het leer zo goed als klaar.

Na het looien werd het leer verder afgewerkt. De methode van afwerking was afhankelijk van de soort leer. Naast persen en invetten, bleken en drogen werd er ook gelakt en geperst. Verder behoren soms het splitten en het nalooien tot de bewerkingen. 
De klassieke methode bestond onder meer uit oliën met traan en persen met een wals. Overleer werd gerekt en ingesmeerd met een mengsel van traan en rundvet, waardoor het waterafstotend werd.

Ook de leerbewerking was aan ontwikkelingen onderhevig. Om te beginnen moest chroomgelooid leer geneutraliseerd worden met borax of natriumwaterstofcarbonaat. Vanaf rond 1850 werden synthetische kleurstoffen ontwikkeld en in 1907 kwamen enzymatische beitsen op de markt, waardoor het onhygiënische gebruik van hondenuitwerpselen en vogelmest, die tot dan toe gebruikt werden, overbodig werd. Er worden tegenwoordig vaak ook bestrijdingsmiddelen aan het leer toegevoegd, die bacteriegroei tegengaan of schimmelwerend zijn.

Niet al het leer was uiteindelijk hetzelfde. 

- Van de zeer mooie huiden werd meubelleer gemaakt. 
- Veel leer werd gebruikt voor het maken van schoenen. 
- Van rundleer dat gelooid werd als zoolleer werden de zolen en binnenzolen gemaakt. 
- Van mooi kalfsleer en fijn rundleer werden de schachten (het bovendeel van de schoen) gemaakt. 

Door de verschillende wijzen van looien kon men verschillende soorten leer bekomen. Door toevoeging van chemicaliën bepaalde men ook de technische eigenschappen die het leer later zou krijgen. 


Er worden drie soorten leer onderscheiden:

-  vetleer, wordt bereid door de gedroogde huid in te smeren met traan en rundvet, en vervolgens te bewerken met koperrood. Hierbij wordt de huid zwart. De vleeszijde wordt geblancheerd en vervolgens gekrispeld, wat het soepel slaan met behulp van een stuk gegroefd hout is. Vetleer is geschikt voor laarzen en werkschoenen

- grauwleer, wordt bereid door de vleeszijde te blancheren en te zuiveren met traan, waarna het geschikt is voor bruine schoenen

-  overleer, wordt bereid door de gelooide huiden op te spannen en gedurende twee weken in vers stromend water te houden. Hierna werden de huiden gedurende een week gekalkt in een kalkkuip, en daarna werden ze ontkalkt in vuil water. Vervolgens werden de huiden geschaafd en daarna nog bewerkt in een kuip. Hierna werd het leer benut voor schoenen of zadels

Het terrein van de voormalige leerlooierij van Schotte wordt omgeven door het Aalsterse stadspark, de natuurgebieden Osbroek en Gerstjens en de woonkern van Erembodegem. De Dender en de spoorverbinding Aalst-Brussel vormen de grens aan de oostkant van het terrein.

De leerlooierij werd opgericht door Pierre-Joseph Schotte in 1870 in de Aalsterse binnenstad en verhuisde naar Erembodegem in de jaren twintig. De looierij was een chroomleerlooierij; huiden van runderen werden er bewerkt tot leder voor producten als handtassen. In 1997 is het bedrijf failliet verklaard; sindsdien stond het vervuilde fabrieksterrein leeg en raakten de gebouwen vervallen. In 2013 is het grootste deel van de oude gebouwen gesloopt voor de bouw van een nieuw sportcomplex, waarover HIER meer.

De geschiedenis van de leerlooierij begint dus in 1870 toen Pierre-Joseph Schotte zijn eigen leerlooierij oprichtte. Deze was gevestigd in de huidige Alfred Nichelstraat. 
Hier een voorbeeldje van een brief met briefhoofd van PJ Schotte uit 1895
Tot 1900 legde Pierre-Joseph zich toe op het vervaardigen van paard-, pink- en tuigleder.

- Paardleer : hieronder verstaan we teugels, bit, kaakriem, …
- Pinkleer : leren hulsje (een soort vingerhoedje) dat bij het over de pink breien van netten ter bescherming gebruikt kan worden. Het over de pink breien is een bepaalde techniek, waarbij de pink de lus voor de te vormen maas open moet houden. 
- Tuigleer : is een omvangrijk begrip. Tot deze categorie behoren de ledersoorten met een natuurlijke nerf.

De ontwikkeling van chemische looimethodes en de toenemende mechanisering zorgden voor ingrijpende veranderingen in het productieproces van een leerlooierij. Het looien en de bijkomende bewerkingen van leder konden voortaan binnen één bedrijf gebeuren.

Toen rond 1900 het looien met chroomzouten werd geïntroduceerd, was Pierre-Joseph een van de eersten om deze nieuwe methode toe te passen. 
Hierbij zijn aanvraag tot het plaatsen van een stoommachine met plan van hoe Schotte er in 1909 uitzag.
Tevens begon hij met de fabricatie van boxkalf- en chroomlakleder. 
Hij vond ook een middel om naast zwart ook gekleurd lakleder te vervaardigen. 

Schotte overvleugelde na een tijd de hele ledernijverheid in het Aalsterse. 

In 1913 liet Pierre-Joseph zijn zonen Achille en Hippolyte, die hem al enkele jaren hielpen, officieel opnemen in de looierij. De leerlooierij Schotte heette voortaan ‘P.J. Schotte et Fils' en vormde een ‘maatschappij onder gezamenlijke naamsamenstelling'. 
Hier een foto van Achille met chauffeur en wagen voor zijn huisdeur : 

Het bedrijf floreerde en verkreeg bekendheid zowel in binnen- als buitenland. Zo viel het bedrijf erkenningen te eer op onder andere de Wereldtentoonstelling van 1913 in Gent. De leerlooierij evolueerde zo stilaan naar een exportgericht bedrijf.

Door de groei van het klantenbestand werd het toenmalige gebouw waar het bedrijf in gehuisvest was te klein. In 1921 liet Pierre-Joseph Schotte nieuwe fabrieksgebouwen optrekken op een terrein langs de Kapellekensbaan te Erembodegem aan de Dender, omdat de leerlooierij veel water nodig had, en naast de spoorlijn Brussel–Aalst. Het terrein was moerassig en werd daarom voor de bouw volledig opgehoogd met assen en puin.

Na de dood van zijn vader in 1924, Hippolyte was toen 39 jaar, nam hij  samen met zijn broer, de vrijgezel Achille, het bedrijf over. Ze veranderden de naam in P.V.B.A. Schotte frères en samen breidden ze de fabriek verder uit.
Door een verdere optimalisering van de machines en de uitbreiding van de fabriek kon Schotte zich sinds de jaren twintig ook toeleggen op de productie van boxkalfsleder en lakleder voor schoenen. Eind jaren twintig werd een commerciële dienst opgericht zodat ook de commerciële belangen van het bedrijf voortaan professioneel werden behartigd, zowel in binnen- als in het buitenland.

Hippolyte werkte zich naar de voorgrond en boerde goed met de leerlooierij.  


Hippolyte Schotte werd geboren in Aalst op 25 april 1885.

Hij was de 10de telg van Joseph Schotte en Amelie De Caestecker, de stichter van de leerlooierij Schotte te Aalst. 
Joseph Schotte had West-Vlaamse roots, hij was afkomstig van een Meulebeekse tak.

Hippolyte bezat dezelfde energie en doorzettingsvermogen als zijn vader en was dan ook vastberaden om zijn vader te helpen met de succesvolle uitbouw van de leerlooierij. 

In 1909 trouwde Hippolyte met de Brusselse Marguerite Terrier, ze kregen vier kinderen, twee zonen en twee dochters.


     - Lucie Schotte (°1914) de oudste dochter, trouwde de brouwer André Vanderhaeghen uit Geraardsbergen.
     - Joseph Schotte (°1916) overleed als jonge knaap op 24 november 1930. in Aalst.

     - Paul Schotte (°1917), bleef vrijgezel en samen met zijn vader en nonkel Achille bestuurde hij de leerlooierij. 
     - Yvonne Schotte (°1918), trouwde met Willy De Proost een industrieel uit Neigem-Ninove.

In 1930 koopt hij op de grens van Aalst met Nieuwerkerken het kasteel Regelsbrugge.  Het was een domein van 35 hectaren, het kasteel zelf telde meer dan 20 kamers, Hippolyte telde er 1,6 miljoen  BEF voor neer.  Het oude kasteel werd nagenoeg volledig afgebroken en heropgebouwd, enkel de torens bleven behouden.  


Meer over het kasteel van Regelsbrugge is HIER terug te vinden.

Schotte was ook een medevennoot van Arsène Goedertier in Plantexel, een bedrijf dat van 1928 tot 1934 palmolieplantages exploiteerde in de toenmalige kolonie Congo.




Bij de start in 1928 bleef Hippolyte eerder op de achtergrond, maar gaandeweg breidt hij zijn aandelenpositie uit en op het einde neemt hij het roer stevig in handen.

Arsene Goedertier is trouwens nog steeds één van de hoofdverdachten van de diefstal van de Rechtvaardige Rechters. 
In 1932 zat hij al niet meer in de raad van bestuur van Plantexel en volgens onderzoeker Christian Stickx zou hij tijdelijk het paneel van de Rechtvaardige Rechters en het paneel van Sint-Jan de Doper verstopt hebben. Hij zou dan het paneel van Sint-Jan de Doper in het bagagedepot van het Brusselse Noordstation gaan deponeren. Het paneel van de Rechtvaardige rechters zou hij gaan deponeren (volgens Christtian Stickx) in de Finisterraekerk.

Toeval of niet, het bedrijf ging overkop in het jaar van de beruchte diefstal van de Rechtvaardige Rechters.

Op 14 november 1934 wordt Plantexel failliet verklaard door de Rechtbank van Koophandel in Leopoldville, in Belgisch-Congo.

Het blijft eigenlijk een beetje gissen of Arsène voor zijn dood wel op de hoogte was van de uitspraak van de faling.  Vermoedelijk zal dit wel het geval geweest zijn, want hoewel de communicatiemiddelen in 1934 nog bijlange niet waren wat ze tegenwoordig zijn (er was toen nog geen sprake van Google, laat staan van Facebook, Twitter en andere), er bestonden wel al de telegram en de luchtpost en ook neef Emile Goedertier zat nog altijd in Congo.

Over de details van het faillissement zelf is weinig geweten, het dossier werd vernietigd door een brand in het gerechtshof in Brussel bij de uittocht van het Duitse leger op 3 september 1944
.
Het falen van Plantexel was in grote lijnen te wijten aan twee factoren:
Een eerste was dat de onervaren directeuren zich vergaloppeerden en teveel investeerden op te korte termijn, met betalingsmoeilijkheden tot gevolg. Een tweede reden was zeker ook dat het economisch klimaat niet meezat, er heerste namelijk een wereldwijde recessie.

Hippolyte had het faillissement echter zien aankomen en probeerde vooral om zijn eigen deel van de koek veilig te stellen. De faling zelf heeft hij niet kunnen (maar ook niet willen) tegenhouden.   
De plantages waren ondertussen verwilderd, maar wel nog waardevol en de infrastructuur was verwaarloosd, maar wel nog van goede kwaliteit. 
Hij was echter een man met een serieus doorzettingsvermogen, en hij had dus een plan.   Hij zou de meest waardevolle stukken van het failliete Plantexel zelf opkopen.  Daarom behield hij ook het kantoor in Brussel en bleef de bediende in dienst.

Met de leerlooierij in Erembodegem ging het veel beter. Om de aanvoer van grondstoffen voor de energievoorziening te verbeteren, diende Schotte in 1933 een aanvraag in bij de NMBS voor een private aansluiting op de spoorlijn Aalst-Brussel. Bij ministerieel besluit werd Schotte gemachtigd voor deze aansluiting. 


De firma had in 1935 ondertussen een veertigtal vertegenwoordigers in het buitenland in dienst (voornamelijk in Nederland, Frankrijk, Engeland en Duitsland, zijnde de belangrijkste afzetgebieden voor het leder van Schotte). 

In Congo duiken er ondertussen problemen op met de schuldeisers van Plantexel. Ze spannen een proces aan tegen Schotte en ze eisen dat hij de openstaande schulden betaalt.  Hierdoor loopt de verkoop van het failliete Plantexel behoorlijk wat vertraging op.

Een ander obstakel is de Moyaertclan. Ook zij hebben interesse in Plantexel en van Schotte moeten zij hoegenaamd niet weten.  Een eventuele samenwerking om het bedrijf te redden zat er dus niet in.
Hippolyte was echter sluw, hij leidt de Moyaerts om de tuin, door beroep te doen op een stroman, een helper: Cyprien Lepage.

Cyprien Lepage was afkomstig van het Waalse Sommethonne gelegen in de streek van Virton en  vertrekt in mei 1936 in opdracht van Schotte naar Congo.  Hij heeft als opdracht bij de verkoop van Plantexel de mooiste delen op te kopen en de Moyaerts zand in de ogen te strooien.  Het duurt tot in september 1936 eer het zover is, maar het opzet van Schotte en Lepage lukt. 

Op 20 september 1936 koopt Cyprien de plantage in Bashishombe en bijbehorende gebouwen op voor 208 160 frank.  Alles wordt ondergebracht in de vereniging H. Schotte -C. Lepage.   Cyprien zet zich met hart en ziel in voor de plantage, en met overdonderend succes! 
1936 wordt afgesloten met 2656 frank winst, en een jaar later, we schrijven 1937, is er al een winst van 29238 frank.

Op 15 februari 1938 werd de vennootschap Schotte-Lepage omgevormd tot een Congolese maatschappij, “Huileries du Kasai” in ‘t kort HUDUKA.  


Hiervoor werden 500 kapitaalsaandelen van 1000 frank en 200 stichteraandelen uitgegeven. 

Terug naar Erembodegem.

De schade die Schotte had opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef beperkt tot lichte materiële schade aan de fabrieksgebouwen. Er was wel heel wat materiaal verdwenen door diefstal of opeisingen. De meest opvallende verandering die de leerlooierij onderging tijdens de oorlog was dat Achille Schotte zich terugtrok uit de firma in 1943.

Naar aanleiding van dit vertrek werden de naam en de statuten van Schotte aangepast. Paul Schotte, zoon van Hippolyte Schotte, nam de plaats van Achille in en 'Schotte Frères' veranderde in 'H. Schotte et Fils'.

Na de oorlog echter verloor leerlooierij Schotte op korte tijd heel snel zijn twee belangrijke figuren.
In de nacht van 22 op 23 december 1950 overleed Hipoliet Schotte op zijn kasteel, omringd door zijn familie en naaste medewerkers. In juni was hij ziek geworden en ondanks zijn buitengewoon sterk gestel zou hij het toch niet overleven.
Dat zijn heengaan niet enkel voor de familie een onherstelbaar verlies betekende, lezen we in ‘Waarheid’ : Zijn heengaan is niet alleen een onherstelbaar verlies voor de zijnen, zijn vrienden, zijn kennissen, maar talrijke arme mensen en minbedeelden zullen zijn heengaan ten zeerste betreuren. Hij was een weldoener zoals er thans geen meer worden geboren …”

Hierbij een paar fragmenten uit de redevoering van Senator De Stobbeleir uitsprak op het kerkhof :

In de vijf laatste jaren heeft de stad Aalst het heengaan te betreuren van drie bij uitstek graag geziene figuren. Ik noem wijlen schepen Pierre Cornelis, wijlen dokter André Goffaerts en vandaag brengen wij de laatste afscheidsgroet aan de Heer en Vriend Hippoliet Schotte …”

“Samen met zijn vader en broers had hij met zijn ongeevenaarde wilskracht en zijn ruwe taaiheid de nodige kracht geput voor het vertevigen van de nijverheid die papa Schotte hier te Aalst in 1870 kwam oprichten. Nijverheid die zij zouden uitbouwen tot diegene die wij thans kennen en die wereldfaam verworven heeft.”
“Ondanks de hoge stand die hij bekleedde in onze samenleving, was hij de eenvoudige mens gebleven die door groot en klein geacht werd. Hij was de industrieel die kon leiden en bevelen en ook meewerken”.

Een graag gezien persoon en 'baas' dus, hetgeen ook zijn zoon Paul wou zijn. 
In 1955 echter kwam ook hij om het leven bij een verkeersongeval.

Tijdens zijn korte beleidsperiode had Paul geprobeerd om een aanzienlijke verjonging van het personeelsbestand door te voeren, naast een aantal moderniseringen. Paul Schotte had tijdens een studiereis naar de Verenigde Staten veel bijgeleerd zowel op technisch als op werkorganisatorisch vlak. Er werden nieuwe spuitmachines en een speciale ‘lakoven' voor het lakleder aangekocht.

In 1955 stopte Huduka de aktiviteiten, Schotte echter bleef verder bestaan.

In de jaren vijftig en zestig ging het nog goed met leerlooierij Schotte.
De economie was in volle opmars, en in die periode was er ook nog wederzijds respect tussen bazen en arbeiders. In Erembodegem werkte in elke familie tenminste één iemand in deze fabriek.
Ook mijn eigen grootvader (uit Erpe-Mere) heeft nog een tijd gewerkt voor Schotte.
Jammer genoeg bestaan er uit die tijden maar weinig of geen beelden.


Op Expo 58 in Brussel kreeg de Aalsterse leerlooierij een standje zodat zij haar producten kon voorstellen aan binnenlandse en buitenlandse bedrijven. 
In België had Schotte een duizendtal klanten: Belgische schoenfabrikanten, andere kapitaalkrachtige fabrikanten die grote partijen leder kochten en het Belgische leger. 
In het buitenland waren Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland nog steeds de belangrijkste afzetmarkten maar het bedrijf had ook klanten in Oostenrijk, Noorwegen, Zwitserland, Zweden, Congo, Venezuela, Argentinië en Brazilië.

Na het overlijden van Paul had de heer Joseph Wauters de functie van directeur-generaal van de firma overgenomen tot aan zijn pensioen in 1971. Hij werd opgevolgd door Guy Vanderhaegen, de neef van Paul Schotte. Bij de aanpassing van de volmachten kreeg echter ook de heer Jan Paduwat (directeur) het recht om ‘de maatschappelijke handtekening van de firma' te hanteren.

Midden jaren ’60 was de leerlooierij echter over haar hoogtepunt heen. Er werd nog winst gemaakt maar verschillende factoren zouden ertoe leiden dat er minder geproduceerd werd :

·        De sterke concurrentie van lagelonenlanden die eveneens hoogwaardig leder produceerden was heel groot. Geïmporteerd leder uit deze landen werd daarbovenop goedkoper verkocht op de markt, wat meteen de doodsteek betekende voor locale bedrijven.

·        Om rendabel te blijven en haar concurrentiepositie te behouden, moest leerlooierij Schotte enkele ingrijpende maatregelen te nemen. Zij konden zo minder ‘zuivere' huiden aanschaffen en moesten werken met al halfafgewerkte grondstoffen die goedkoper waren. Hierdoor slonken natuurlijk ook de activiteiten in de basisbewerking van de huiden.

·        De veroudering van het machinepark en veranderende modetrends speelden ook een rol. Er werden wel een aantal nieuwe machines aangekocht wat voor een stabilisering zorgde op korte termijn. Het nadeel hiervan voor de werkgeving was dat de machines doorgaans door één man bediend konden worden terwijl hiervoor vroeger tien arbeiders nodig waren.

·        Bovendien werd ook het leder afkomstig van schapenhuiden populair voor de fabricatie van schoenen waardoor de vraag naar het rundsleder dat Schotte produceerde terugviel.

·        De jaren ‘70 werden daarbovenop gekenmerkt door de economische crisis die zich ook liet voelen in de leerlooierij. Onder andere de energieprijzen stegen fors en de koopkracht ging sterk achteruit.

·        De meest doorwegende factor was echter de ingrijpende verstrenging van de milieuwetgeving. Lederindustrie is een zeer vervuilende industrietak. 
      Rond Schotte waren er veel klachten van geur- en lawaaihinder en waterverontreiniging. 
     
In 1971 bedroeg het dagelijkse waterverbruik van de leerlooierij zelfs evenveel als het verbruik van heel de stad Aalst. In de jaren '80 werd vastgesteld dat de Dender biologisch dood was door onder andere de lozingen van de verschillende fabrieken die naast de rivier lagen. In de jaren '90 werden strengere milieuwetten aangenomen die alle zwaar vervuilende lozingen verboden. De economische gevolgen voor Schotte waren nefast want zij mochten verschillende productieprocessen niet meer uitvoeren tenzij ze zelf een waterzuiveringsinstallatie bouwden op hun terrein, wat gezien de omstandigheden onbetaalbaar was

Tijdens de jaren '80 verdwenen dan ook nog vele schoenenfabrieken en lederspeciaalzaken van de markt omdat de kosten te hoog waren geworden. Schotte verloor zo verschillende klanten met een gebrek aan werk tot gevolg. Naast de strengere milieuwetgeving werd Schotte nog met andere problemen geconfronteerd in de jaren '90.
Zo was er de afschaffing van de Belgische dienstplicht in 1994 waardoor het leger niet langer massa's legerlaarzen nodig had.
Ten slotte werd de kredietlijn van Schotte steeds meer afgeslankt door de banken.

Het bedrijf ging in 1997 in faling en sloot de deuren aan de Kapellekensbaan. Bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel in Dendermonde dd. 2/2/1998 werd het faillissement uitgesproken.
De leerlooierij was dan 128 jaar actief geweest in Aalst.

De gebouwen van de leerlooierij Schotte maakten plaats maken voor een multifunctioneel sportcomplex. 

Dat dit echter heel wat voeten in de aarde heeft gehad, mag duidelijk zijn.
Als gevolg van de zware  industriële activiteiten was de bodem zwaar verontreinigd met zware metalen en is de opstart van een saneringsproject noodzakelijk gebleken. In de gebouwen was eveneens asbest aanwezig. Eerst moest ook die verwijderd worden en in augustus 2013 werd uiteindelijk begonnen met de afbraak van de panden.

Het merendeel van de oude gebouwen maakte plaats voor het sportcomplex maar de markante gebouwen naast de vroegere fabriekspoort werden wel behouden en gerenoveerd. Ook een gedeelte van de bakstenen muur langsheen de Kapellekensbaan en de schoorsteentorens bleven bewaard.


Schepen van Sport Ilse Uyttersprot wou de 'sportachterstand' van onze stad tegemoetkomen met de bouw van dit nieuwe complex. Er komt één groot gebouw, met daarin verschillende sportzalen. Naast basketball, volleyball en minivoetbalterreinen zijn  er ook een turnzaal en een zaal voor geveschtssporten, een groot terras aan de cafetaria en een sauna.

Eerst was er sprake dat het complex tegen eind 2015 zou afgewerkt zijn, maar begin van dat jaar bleek al dat dit een utopie zou zijn. Wel waren alle administratieve voorbereidingen al afgerond, en ook de site zelf was ondertussen al volledig gesanneerd.

Gezien er toch ongeveer een jaar nodig is om dergelijk project te verwezenlijken, werd het afwachten ... maar in elk geval was er voorruitgang ...

Alles over het nieuwe sportcomplex Schotte : HIER

Dat de gebouwen van Schotte hun charme bewezen hebben tot de laatste snik (lees : steen) bewijst de interesse van de zogenaamde 'urban explorers'. Dat zijn mensen die oude gebouwen langs binnen en buiten gaan fotograferen. 

Om dit blad uit het industriële Aalst om te draaien, en er een sportief hoofdstuk te verwelkomen, hierbij nog enkele fotootjes van deze zogenaamde ‘urbexers’ die de vervallen gebouwen van de eens zo belangrijke fabriek duidelijk in beeld brengen.
















Bronnen :

Histoire généalogique de la famille Schotte." door Malengrau
Goed, en waar schuilden de rechtvaardige rechters, Cristian Stickx, 2007
urbanexploration.nl
Solva.be
debinnenvaart.nl, dr Th.H.van Doorn, terminologie van riviervissers
lederhandel.be
Wikipedia
vaneyckvermist.blogspot.com/2009