Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label volksplaats. Alle posts tonen
Posts tonen met het label volksplaats. Alle posts tonen

donderdag 21 november 2019

Het Ezelspleintje - Volksplein : een sportief, kunstig en muzikaal hoekje

De geschiedenis rond ‘het Ezelspleintje’ begint eigenlijk heel sportief met ‘voetbal’.

Rond 1890 werd er voor het eerst voetbal gespeeld in België. Het duurde echter tot de eeuwwisseling
vooraleer deze nieuwe sport in Aalst in ploegverband tot leven kwam. In 1900 werd Alost F.C. opgericht, maar na 4 jaar hielden zij er al mee op. Van 1904 tot 1913 speelde er aan de Puiteput een tweede ploeg: Sporting, in roodgroene uitrusting. 
Ondertussen had in 1908 ook de voetbalploeg Steun Geeft Moed het leven gezien. Zij speelden hun eerste matchen op het toenmalige Ezelsplein. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was het echter ook meteen gedaan met de voetbalambities en werd de club opgedoekt.

Daarmee zijn we uiteindelijk wel aanbeland op het Ezelsplein, of moeten we zeggen de Ezelspleinen?
In voorgaande paragraaf staat wel degelijk 'toenmalige' Ezelsplein, want er kan namelijk gesproken worden van het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Ezelsplein. 

Het ‘oude’ Ezelsplein was te situeren op de huidige Sinte-Annalaan, vóór de aanleg van de buurt einde jaren ’20.
Rechtover café Den Appel (aan het begin van de laan) had vanaf 1908 de nieuw opgerichte voetbalafdeling van ‘Steun Geeft Moed’ zijn voetbalveld. Zich omkleden deden de spelers in … café Den Appel. Het gaat hier dus voor alle duidelijkheid niet over het Ezelsplein waar wij het nu kennen !

Na de uitbreiding van de buurt en de verbreding van de Sinte-Annalaan werd de naam Ezelsplein van toepassing op de Volksplaats. Nog steeds spreken de buurtbewoners daar over hun Ezelsplein, maar wanneer de vraag gesteld wordt waar die naam precies vandaan komt, volgt er meestal geen antwoord.
Sommigen verwijzen naar de in 1930 gebouwde kloosterschool en het zogezegde lagere niveau van onderwijs dat er gegeven werd, maar deze verklaring is verre van historisch bewezen. Minder vergezocht – maar daarom niet juister – is de veronderstelling dat de naam Ezelsplein verwijst naar de verkoop van ezels die daar zou hebben plaatsgevonden.

Een derde - meest aanvaardbare - verklaring werd ooit aangereikt door Karel Baert, directeur 3de departement van de stad Aalst. Volgens hem zouden de Aalstenaars net die naam - Ezelsplein - gekozen hebben als tegenreactie op de van hogerhand opgelegde ‘verheven’ straatnamen als Naarstigheid-, Welvaart-, Spaarzaamheid-, Volksverheffing- en Vooruitzichtstraat. Het tegendraadse karakter van de Aalstenaar zorgde ervoor dat pal in het midden van die nieuwe buurt met al die ‘deugdelijke’ namen geen Volksplaats maar een Ezelsplein ontstond. Ook Jan Louies, Aalstkenner bij uitstek - wijst in die zin op bepaalde ironische karaktertrekken van de Aalsterse volksmens.

Het was in 1952 dat door een aantal laatstejaarsstudenten van het Sint-Jozefscollege de Algemene Kultuur en Sportvereniging Black Boys opgericht werd. Er werd bewust gekozen voor een ongewone naam en aparte kleding (zwart) om concurrentie te vermijden. Initieel werd er naast deelname aan sportactiviteiten (zoals voetbal en atletiek) ook aan culturele uitstappen gedaan.

Twee van de stichters speelden in 1953-‘54 basketbal bij Okapi Aalst en zo kwam deze sport meer onder hun aandacht. Het was voor deze nieuwe sportvereniging gemakkelijker om een basketploeg (5 spelers) op te richten dan een voetbalploeg (11spelers) en zo werd in 1953 een basketbalafdeling
gesticht die vanuit de Belgische Basketbalbond het stamnummer 785 meekreeg.

In 1954 werd met veel enthousiasme en weinig ervaring gestart in de provinciale reeksen. De thuismatchen vonden plaats op het plein in het stadspark terwijl de verplaatsingen gebeurden per fiets, met de trein en occasioneel met de wagen.
Nieuwe spelers sloten zich aan, de club kende een grote uitbreiding en  op het Volksplein was ondertussen een nieuw basketbalplein aangelegd … dus werden voortaan daar de thuismatchen gespeeld.

Hellas-internationaal René Steurbaut werd trainer van de ploeg en baatte nadien met zijn echtgenote café 'De Limberg' uit op het Volksplein, waar de matchen nog eens mondeling en uitvoerig werden overgedaan. De achterkeuken deed dienst als kleedkamer.

Toen Steurbaut vertrok, verdween echter meteen ook dit clublokaal. Gelukkig konden de spelers rekenen op Valere D’Herde. Hij had op de Sinte-Annalaan een wasserij. Deze wasserij werd gebruikt als kleedkamer, als opslagruimte voor de materialen én als restaurant voor de mosselsoupers. Omkleden, stockeren én eten … het gebeurde dus allemaal tussen de wasmachines, droogzwierders en strijkplanken.

Speciaal voor Okapi legde het stadsbestuur toen in het stadspark een speelveld aan. Daarna verhuisden ze naar de Hopmarkt. BBC Okapi werd iets vroeger dan de Black Boys opgericht: in 1949, maar daarover meer in een ander artikel.

Midden de jaren ‘70 speelden de teams afwisselend in eerste en tweede klasse om uiteindelijk in het seizoen 1976–1977 allebei in eerste aan te treden. De rivaliteit tussen Okapi en de Black Boys was op zijn Aalsters: tijdens een derby werd er duchtig over en weer geroepen en verweten, maar na de wedstrijd verbroederde men aan de toog, en die ‘nabesprekingen’ konden wel een tijdje duren.

De financiële impact van deelname in de hoogste klassen groeide de Black Boys echter boven het hoofd en de club werd na het seizoen 1978-1979 ontbonden.

Op 7 december 1984 lezen we in de Nieuwe Gazet Van Aalst dat door het wegvallen van het kaatsterrein aan het Astridpark, een nieuw, geschikter, plein zou worden aangelegd op het Volksplein. Kostenplaatje : 200 000 Belgische Frankskes.

De kaatsers waren trouwens een waar fenomeen in die jaren. Iedereen ging supporteren en kende de regels dan ook van binnen en van buiten. Ook na de kaatsing werd er uiteraard nog veel nagepraat in de naburige café’s.

Het ‘professionele’ sportleven op het Ezelspleintje verdween in de loop der jaren een beetje, en maakte ook plaats voor andere activiteiten. Circus, rommelmarkten, vuurwerk, kindercarnaval, …   

De laatste jaren is er ook meer plaats en ruimte voor ‘kunst’.

In 2014 ging kunstenaar Stephen Verstraete (uit Gent) aan de slag in de buurt. Hij maakte 3 sculpturen met een metalen hoorn, waarop je je eigen MP3-speler kon inpluggen en muziek afspelen op het plein. 

Dit werk was echter geen lang leven beschoren want alle boxen werden al heel snel vernield door adrenalinekicks zoekende jongeren.

In 2017 kwam er een nieuw initiatief van artieste Katrien Vanderlinden. Op 12 september begon ze eraan … Ze schilderde kleurrijke vormen, die geïnspireerd zijn door speelgoedblokken, op de ondergrond van het plein.

Katrien is blijkbaar een bijzonder creatief beestje want ze heeft achter de schermen al haar strepen verdiend als regisseur en art director bij onder andere Studio Brussel en Canvas.

Deze job combineert ze met het maken van ‘Wonderwalls’, unieke gepersonaliseerde muurschilderingen. Toen deze uit Overijse afkomstige artieste, in 2015 in een nieuw huis ging wonen, wilde ze de nieuwe kamers mooi inrichten, maar vond niet onmiddellijk leuk en betaalbaar behang.
Dus stak ze zelf de handen uit de mouwen, en schilderde de muren in een eigen, originele stijl. Dat sloeg zo aan dat het meteen resulteerde in haar eigen muurschilderbedrijfje.

Katrien is dus een handige dame die van aanpakken weet, en ondertussen (2017) bleek ze dus ook de ideale vrouw te zijn om Wonen.tv elke week te voorzien van een simpele maar creatieve oplossing voor een klein klusprobleempje.

De door een blokkendoos geïnspireerde creatie toont verschillende kleuren en vormen die in elkaar passen. Op die manier worden ideeën gegeven om naast het basket ook andere spelletjes te spelen.

Het kunstwerk kan het beste bekeken worden ‘van bovenaf’. Het is zo opgesteld dat er vooral vanuit de lucht een symmetrie ontstaat tussen de verschillende vormen. ‘Van bovenaf’ wil uiteraard zeggen dat dit moet gebeuren met een drone, maar dat is volgens de artieste geen enkel probleem gezien de drones tegenwoordig erg in de smaak vallen van de jeugd.

Voor wie geen drone bezit, hier een beeldje van het plein vanuit de lucht ... links hoe het vroeger was, rechts hoe het nu is ...

En hier een filmpje over ‘the making of’ …

Op 27 september kwamen de spelers van 'den Okapi' het plein inspelen. 

Begin juni 2020 was het werk trouwens aan een opknapbeurt toe. Het ‘Donkeysquare hypercourt’ kreeg een fris laagje verf want na een paar jaar waren de felle kleuren van het stukje straatkunst al afgesleten. Het waren de ‘dienst jeugd’, ‘Buurtwildt’ en ‘Minor-Ndako’ die enkele jonge Aalstenaars bereid vonden om gedurende drie dagen de handen uit de mouwen te steken en het pleintje opnieuw wat ‘bij te kleuren’. 
Of je nu voor of tegen bent, het is in elk geval een kleurrijke bedoening geworden daar op het Ezelspleintje …

Tegenwoordig staan er trouwens ook 16 boekenuitleenkastjes in de wijk St Anna, onder meer dus ook aan het pleintje. 
De buren dienden bij de stad via de oproep ‘Mijn Buurtidee’ hun voorstel in en de stad vond het leuk. Elke kast kreeg een peter of meter die bewaakt of er nog genoeg boeken in de kast staan. ‘Neem een boek, geef een boek’, dat is het systeem”, zeggen Liv en Jozefien, twee van de initiatiefnemers. “Op die manier hebben we toch een fijne wijkbib in de Sint-Annawijk.”

Bij het openingsmoment in augustus 2019 kwam onder meer actrice Joke Devynck voorlezen voor de kinderen uit de buurt.


Het Ezelsplantjen is natuurlijk in de buurt ook gekend omwille zijn multiculturele samenleving. Heel wat nationaliteiten zijn er ondertussen vertegenwoordigd en de 'kleurrijke' is dus niet enkel meer terug te vinden op de ondergrond van het plein, maar is ook duidelijk te zien aan een groot deel van de inwoners.
Dat mag ook blijken uit een carnavalshitje van de Prinsjengarde, waar men het heeft over de 'Hoetsies' en de 'Toetsies'. Blijkaar is het Ezelspleintje dan toch een ideale vakantiebestemming ?



Bronnen :

Filmpje verven: biensoigné.org
Muziek filmpje verven: filiplackovic.bandcamp.com
Docplayer.nl/13995197-erfgoednieuws uit Aalst
dezeen.com
designboom.com/art/vanderlinden
HLN 14/08/2019 - 03/06/2020
foto Katrien : Facebook Katrien
Filmpje 't Eizelsplantjen : ikke
Muziek filmpje 't Eizelsplantjen : cd de Prinsjengarde

zaterdag 24 augustus 2019

De Clarissen

In september 2009 verlieten de laatste vier zusters Arme Klaren hun slotklooster aan de Sint-Annalaan. 

De Clarissen - buitenkant klooster - gedeelte van de kerk in1980
foto Schollaert A.

Hier een luchtfoto van de St Annalaan, waarop toch te zien is dat het hier over een tamelijk groot gebouw ging. Moet ergens eind jaren '80, begin jaren '90 zijn. 


Met het vertrek van zusters Francoise, Clarisse, Agnes en Pia werd een punt gezet achter een meer dan 150-jarige aanwezigheid van de zusters Arme Klaren Clarissen in Aalst.
Ze verhuisden naar het klooster aan het Sint-Elisabethplein in Gent.

Het klooster kreeg hierdoor ook een nieuwe bestemming.

Een aantal liefdadigheidsorganisaties kregen er onderdak. Het klooster werd echter nog een laatste keer opengesteld tijdens de erfgoeddagen alvorens de verbouwingen begonnen.


De Clarissen betrokken hun klooster aan de Sint-Annalaan in 1932. Het klooster bestond uit 2 delen: een buitenklooster en een binnenklooster. Er waren dan logischerwijs ook twee soorten zusters: buitenzusters en binnenzusters.

Bij hun intrede konden zusters kiezen tot welke groep ze wilden behoren. De buitenzusters stonden nog in - weliswaar miniem - contact met de buitenwereld (bijvoorbeeld voor ontvangst van bezoekers), terwijl de binnenzusters er een nog meer afgezonderd leven op nahielden.

Het onderscheid tussen beide delen was ook duidelijk zichtbaar aan de vloer: tegels voor het buitenklooster (op de foto links) en planken voor het binnenklooster (op de foto rechts).


Eten deden de zusters in een heel sobere refter, uiteraard zonder enige aankleding of versiering. Gewoon : tafels, stoelen en muren ...


De zusters mochten slechts heel beperkt bezoek ontvangen. Dit kon in een speciaal daarvoor ingerichte ontvangstruimte. De zusters en de bezoekers werden strikt van elkaar gescheiden. Tot voor de hervormingen na het Tweede Vaticaans Concilie gebeurde dit zelfs door middel van traliewerk.
Eventuele geschenken en giften moesten dan ook door middel van een speciaal systeem (een speciale draaideur) worden doorgegeven (te zien op de foto rechts)


In 1891 verscheen de encycliek Rerum Novarum. Zij die destijds door de maatschappij aan de rand werden gedrukt, en bij de zusters hun nood kwamen klaren en opbeuring zoeken, hebben nu hun bonden en optochten, 1 mei en Rerum Novarum (op Hemelvaartsdag).
De bezoekers van de kapel en het klooster zijn vooral mensen die lijden onder allerlei kwalen en de zusters om gebed komen vragen.
Van trouwlustigen nemen ze graag eieren aan en in ruil daarvoor bidden ze om zon op hun trouwdag.  Later zou blijken dat er zelfs altijd voor goed weer gebeden wordt … als er maar eieren zijn.

In het geval dat er een man het gebouw zou moeten betreden (biechtvader, aalmoezenier, onderhoud, leveringen, …) was er een speciale 'mannenalarmbel' voorzien. Als die te horen was, wisten de zusters dat ze in hun kamers moesten blijven tot het alarm werd opgeheven, en de 'kust weer veilig was'. Hier een foto van het bewuste 'alarm'


De kamertjes waren heel sober en zonder enige luxe. Ze waren gelegen in lange gangen. De kamers waren heel sober doordat de meubels tot een minimum beperkt werden, en er geen persoonlijke bezittingen (zoals foto's, …) aanwezig mochten zijn.  Hier een foto van de gang met de kamertjes.


De zusters konden via een intern belsysteem worden opgeroepen. Het belsysteem werkte met een soort morsetekens, (lange en korte piepen). Elke zuster had een eigen code, waardoor meteen duidelijk was wie werd opgeroepen. 


Een belangrijke bezigheid van de zusters was het maken van hosties. Zo had men
de hostie-bakkerij, en de hostie drogerij.


Het bed van de zusters had een bijzondere vormgeving van het hoofdeinde dat ervoor moest zorgen dat de zusters ook tijdens het slapen niet konden worden afgeleid. Vergelijk dit een beetje met de oogkleppen van een paard, waardoor enkel rechtdoor kan worden gekeken.


In een aparte gebedsruimte vonden de gebeden plaats en vierden de zusters de eucharistie. De klapdeurtjes zorgden voor een verbinding met de kapel. Zo konden de zusters de mis volgen zonder het slot te moeten verlaten.


Gebeden werd er natuurlijk op ongemakkelijke bankjes.


De buiten- en binnentuin lagen er naar het einde toe ook wat troosteloos bij. Door hun hoge leeftijd konden de zusters de tuinen maar moeilijk onderhouden.
Hier een fotootje van de binnentuin.

De algemene leiding lag in handen van moeder overste. Alle toestemmingen moesten via haar gaan. Hier een foto van haar bureel … in de dezelfde lijn als de aankleding van het hele gebouw, … heel heel minimalistisch en simpel.


In het klooster is anno 2019 een wijkgezondheidscentrum met huisartsen, verpleegsters en kiné, en maatschappelijk medewerker maar men kan er ook terecht voor advies ivm meer bewegen en gezonde voeding. Daarnaast is ook Karavanserai gevestigd in het gebouw. Karavanserai is een uniek samenwoningsproject voor studenten en jonge vluchtelingen in Aalst.


In een deel van het vroegere klooster hebben ze een moderne en aangename woonentiteit gebouwd met 11 studio’s en een extra gemeenschappelijke leefruimte. De studio’s worden verhuurd aan jonge vluchtelingen en studenten of andere jonge mensen die bereid zijn om voor deze  groep jongeren iets te betekenen.

Hier geef ik nog even de geschiedenis mee van de Clarissen in België : 


Ermentrudis, een Keulse jonkvrouw, die als begijn te Brugge leeft, sticht nog tijdens het leven van de H.Clara een clarissenklooster in deze stad. In 1260 krijgt ze van paus Alexander IV de toelating om na Brugge nog tien andere clarissenkloosters op te richten in Vlaanderen, Frankrijk en Duitsland. Zo ontstaan in onze streken Langemarkt, Ieper, Gentbrugge, Werken dat verhuist naar Petegem en St. Omaars. Van deze kloosters is Petegem, ook Beaulieu genoemd, veruit het meest bekende.
Tot op vandaag zijn nog enkele resten te bezichtigen: het gastenkwartier met klein rondeel, het kapelaansgebouw en het poorthuis.

In 1345 wordt vanuit Keulen en Neuss een clarissenklooster gesticht te Brussel. Dit clarissenklooster heeft grote invloed binnen de religieuze wereld en de burgerij van de stad. Tot op vandaag bestaan nog het kerkgebouw en de gebouwen van bakkerij en brouwerij. In 2000 waren de restauratiewerken, door de stad Brussel ondernomen, voltooid en worden algemeen betiteld als de mooist geslaagde renovatie van de stad. Alleen het interieur van het kerkgebouw, in 1989 volledig door brand verwoest, is nog aan restauratie toe.

Vóór 1263 volgen deze kloosters de Regel van paus Innocentius IV die hij in 1247 aan de H. Clara oplegt. De Regel, die de H.Clara zelf schrijft, wordt door Innocentius IV pas goedgekeurd in 1253. Zo ontstaat er een zeer complexe situatie. De ongeveer 130 kloosters, die na de dood van Clara haar leven navolgen, onderhouden of de Regel van Innocentius IV of de Regel van de H.Clara.

Om aan deze juridische onduidelijkheid een einde te maken schrijft paus Urbanus IV in 1263 een nieuwe Regel voor de clarissen.. In zijn Regel schrapt hij echter de meest fundamentele peilers van de clarissenspiritualiteit nl. het verbod bezit te hebben buiten de omheining van het klooster en de curia pastoralis van de clarissen door de minderbroeders. Dit brengt mee dat, niettegenstaande het aandringen van opeenvolgende pausen om de Regel van Urbanus IV aan te nemen, heel wat clarissenkloosters de Regel van de H.Clara blijven onderhouden.

Dit is de sleutel tot de twee verschillende ‘soorten’ clarissen. De Arme Klaren onderhouden de Regel van Clara (of Eerste regel) en de Rijke Klaren, de Regel van Urbanus (of Tweede Regel), die hen toelaat te leven van hun bezittingen. Deze eerste kloosters zijn in onze streken blijven bestaan tot aan de afschaffing van keizer Jozef II , einde XVIII eeuw. De clarissenkloosters die vanaf de XVde eeuw in Vlaanderen ontstaan zijn geen stichtingen meer vanuit de groep van Ermertrudis.
Nu ontstaan ze door vrome juffrouwen, die gesteund worden door de plaatselijke minderbroeders en financieel geholpen door adellijke personen. Zo komt in 1455 Antwerpen tot stand, in 1494 Hoogstraten, in 1501 Mechelen en in 1513 Leuven.

Allen worden door de respectievelijke pauselijke stichtingsbullen verplicht voor de vorming aan te leunen bij het clarissenklooster van Trier (Urbanisten). Maar onder de invloed van de plaatselijke minderbroeders-observanten, die de oorspronkelijke Regel van Franciscus zijn toegedaan, aanvaarden Antwerpen en Mechelen de Regel van de H.Clara, Hoogstraten en Leuven, integendeel blijven die van Urbanus getrouw!

Al deze kloosters verdwijnen tijdens de Franse Revolutie. Maar het ranke kapelgebouw van het Mechelse klooster verrijst nog langs de Melaan tussen de gebouwen van het Scheppersinstituut. De ruïnes van het Leuvense klooster liggen gedeeltelijk onder het Ladeuzeplein en werden nog eens blootgelegd bij het uitgraven van de ondergrondse parking in 1988.

Onder het impuls van zr. Coleta Boëllet komt in dezelfde eeuw binnen de clarissenorde in Bourgondië een opvallende terugkeer naar de Regel van Clara tot stand. Door de tegenpaus van Avignon, Benedictus XIII, aangesteld tot hervormster van de clarissenorde, sticht zij vele nieuwe kloosters, o.a. ook te Gent in 1442. Om aan het naleven van de Regel van de H.Clara een juridisch statuut te geven ontwerpt zr. Coleta Constituties, die door paus Eugenius IV in 1434 zijn goedgekeurd. In 1447 sterft zr. Coleta te Gent. Na haar dood zet haar clarissenklooster van Gent de geplande stichtingen verder waaronder in 1479 te Brugge. Veel later komt in 1628 ook Doornik tot stand. De clarissenkloosters van deze observantie worden voortaan "Clarissen-Coletinen" genoemd. Zr. Coleta wordt pas in 1807 heilig verklaard.

In een volgende periode worden heel wat kloosters van Grauwzusters, die tot de Reguliere Tertiarissen van de Franciscaanse Orde behoren, door minderbroeders-recoletten hervormd tot clarissenkloosters. Slechts twee ervan hebben hun sporen in de geschiedenis nagelaten. In 1631 ontstaat vanuit de Grauwzusters te Geraardsbergen een Rijke Klaren klooster, dat spoedig naar Gent verhuist en waarvan de gebouwen na de Franse Revolutie aangekocht zijn door de minderbroeders-franciscanen.

Het ander bekend gebleven klooster is dat van Brussel. In 1501 treden de Grauwzusters toe tot de clarissentak van de Coletinen. Een Bulle van paus Alexander VI bevestigt deze overgang. Maar het is vooral door het intreden van het nichtje Anna van de grote Vondel dat dit klooster zijn bekendheid verwerft. Vondel had een grote affiniteit met de tedere, sterke en aanlokkelijke figuur van Clara en schreef een gedichten-cyclus voor zijn nicht claris.

Het begint met de "Lofzang op S.Clara" gevolgd door de "Lofzang van S. Agnes" en eindigt met een lovende verwijzing naar S.Franciscus en S. Clara in de "Maagdenpalm voor Margarite Kuilis". Ook zijn epos over Johannes de Doper draagt hij in 1672 op aan zijn nichtje, zuster Anna.
Het Brusselse Coletinen klooster wordt na de Franse Revolutie herhaaldelijk verkocht tot het in 2002 aan een zekere renovatie toe is. Verscholen achter het Alhambra aan het Brouckèreplein krijgt het eindelijk de nodige aandacht vanwege de stedenbouwcommissie. Pronkstuk van het klooster is een brandglasraam en verder zijn er nog de bepleisterde dwarsbalken en de witte draagstenen tot op heden bewaard gebleven.

Na de onafhankelijkheid van België in 1830 kent de tak van de clarissen-coletinen in Vlaanderen een grote bloei. Twee coletinen kloosters, Brugge en Gent, wisten door het stichten van een kleuterschooltje clandestien te overleven tijdens de woelige perioden van de Oostenrijkse, Franse en Nederlandse overheersing.

De kloostergemeenschap van de clarissen te Aalst werd gesticht in 1856 (en de zusters van Aalst sloten in 2007 aan bij de gemeenschap te Gent)

Bronnen:

clarissen.be
info tijdens erfgoeddag 2009
eigen foto's
luchtfoto madeinAalst

Kasteel Ter Muylem - Gentsesteenweg 380

In 1895-1897 werd het kasteeltje Van Muylem opgericht op de plaats waar voorheen de leprozerij van Aalst gelegen was. In het begin heette dit ‘nieuwe’ kasteelje het "Hof te Siesegem".


Sommigen vermelden dit kasteeltje ook m als ‘het kasteeltje der kleine verdoemenis’, maar dit bevond zich aan de Paddenhoek. 
Meer info over het de kleine verdoemenis : HIER klikken.

Het kasteel aan de Gentsesteenweg toont een invloed van Art Nouveau en van Vlaamse neorenaissance. 

Het gebouw werd dus opgetrokken in 1897, door de familie Van Muylem.

Willem Van Muylem (Aalst 1856-1938) was deurwaarder met ambtswoning in de Nieuwstraat 31.
Het kasteeltje werd door hem opgericht op grond aangekocht op 12-12-1895.
Na zijn dood werd het gebouw door de erfgenamen verkocht aan Alexander Van Gysegem. Dit gebeurde op 08-10-1938.

In de verkoopakte stond de eigendom vermeld als "Hof te Siesegem".
In de jaren '50 werd het bewoond door de familie Haentjens.

In de kantlijn : Van Muylem is een naam uit het Middelnederlands en komt voort van ‘mule’: muil, bek, snuit. Het werd gebruikt als bijnaam voor iemand met een grote mond of voor een roddelaar.  

Toepasselijk voor een deurwaarder ? 🤔 


Op 09-01-1976 kwam het kasteeltje in bezit van de familie De Clippel uit Erembodegem.

Tegenwoordig is het voormalige boerderijtje van het kasteel (dus niet het kasteel!) de woonst van huidig burgemeester, Christoph D'Haese.
Tijdens de opnames van het programma 'Komen Eten', waaraan de burgervader in 2014 - glansrijk - deelnam, kon ook de rest van Vlaanderen een blik werpen op het interieur van het gebouw. 

De gebouwen zelf bestaan uit een allegaartje van neostijlen.

Het hoofdgebouw met torentje is in de gebruikelijke villastijl van omstreeks 1900 opgetrokken: overwegend gele baksteen, met lagen rode baksteen en Art-Nouveau-elementen in de blinde bogen; gedeeltelijk natuurleien, grotendeels kunstleien. De voegen zijn rood en het houtwerk van ramen en dakgoot helgroen geschilderd.

Een gedeelte van de achtergevel is in neo-renaissencestijl opgetrokken. Het is één bouwlaag hoog, met twee dakkapellen. Hierbij werd gebruik gemaakt van recuperatiemateriaal, o.a. in de twee kruisramen, de dakkapellen, die van natuursteen zijn, en twee barokke medaillons.

Tussen deze gevel en het Art-Nouveau-gedeelte is een klein “Rubenspoortje” aangebracht, met ovale oculus. Het bijgebouw is opgetrokken in een vereenvoudigde neo-Vlaamse Renaissancestijl.

Het interieur bevat waardevolle elementen: vermoedelijk werd er overvloedig gebruik gemaakt van recuperatiemateriaal.

Het is met tuin, bijgebouwen en omgeving, beschermd als monument en sinds 1981 ook als stadszicht.


Ook in de ‘Oorlogskronieken der stad Aalst 1914-1918’ - Petrus Van Nuffel wordt het kasteeltje vernoemd.
  Hier een passage uit het boek, waar het kasteeltje een rol toebedeeld krijgt, in het 'schoon oud-Vlaamsch'.

Bezijden den Gentschensteenweg, ter wijk Siesegem, staat het buitengoed van deurwaarder Van Muylem, een eigendom van ongeveer twee hectaren, met muren rondomhenen, - een peiselijk nest, waar kunst en poëzij oekeren. 
Op het dak van het kasteel verheft zich een toren, die de omliggende uitgestrekte vlakte beheerscht, - gansch geschikt om te dienen als verkenningspost en verschansing. 

De bewoner zat rustig in den tuin, wanneer men hem verwittigde, dat een Duitsche patroelje binnen gekomen was. Hij ging zien en bevond zich voor een luitenant, een onderofficier, een korporaal en acht soldaten. De officier groette en zei, in de Fransche taal, dat hij het buitengoed kwam bezetten, ten einde aldaar een post in te richten. 

- Indien ge dit recht hebt, mijnheer, antwoordde de eigenaar, kan ik mij daar niet tegen verzetten.
De luitenant uitte eene verontschuldiging voor den last, dien hij berokkenen moest : de oorlogs-noodzakelijkheid eischte het.
- Zijn er soldaten ten uwent ?
- Neen.
- Hebt gij wapens?
- Neen.
- Open deuren en vensters. 


M. Van Muylem gehoorzaamde. Wanneer de woning doorloopen en doorzocht was, gaf de overste bevel een verkenningspunt te maken langsheen de omheining, met het hout, hetwelk in eene afhankelijkheid gevonden werd. De soldaten zaagden de takken van de boomen, die het uitzicht op den steenweg belemmerden; twee manschappen werden op de groote baan gesteld, twee aan den uitgang van het kasteel, twee bleven in den verkenningspost en de overigen doorsnuffelden den hof. Nadien sprak de officier: 

- Ik verbied u, aan de soldaten bier of likeur te geven. Heden avond, ten 6 uur, ben ik terug.
Hij vertrok en kwam s'avonds weer, Dan vertelde hij. De luitenant was in het burgerlijk leven leeraar aan de Hoogeschool van Kiel; Duitschland had de oorlog niet gewild; hij was hem door de omstandigheden opgedrongen; de krijg zou niet lang duren; de Belgen hadden dapper hun plicht gekweten; feitelijk aanzag Duitschland ons niet voor vijanden; er kon hoegenaamd geen spraak zijn van aanhechting: de Congo, dat was wat anders ! wellicht zou men ons de kolonie afkoopen. Ten slotte vroeg hij nog: 

- Hebt gij u van de soldaten te beklagen ?
- Neen, antwoordde M. Van Muylem.
- Het groot leger zal hier binnen eenige dagen voorbijtrekken. Alsdan moeten wij u verlaten. Intusschen zult ge nooit beter bewaakt, nooit veiliger geweest zijn.

Tot morgen. 

Een weinig later legden zich zes soldaten in de voorkamer van het gedoen te slapen. De overigen bleven op wacht.
De dag ging tenden.
Het werd een mooie zachte Septemberavond.
In den omtrek ademde alles vrome piëteit.


De boomen werpen lange schaduwen in het geel-groen gers. In het peilloos diep der oneindelijkheid doezelt alles weg in wuivende wazige allengerhand uitdunnende nevels, in trillende deemstering. 't Zinkend zonnelicht spat nog eenige druppelkens goud in den fluweelen blauwen mantel; en tusschen de gerren der bosselkens spelen tallenkante klaarten van oranjegloed. Verre, stadswaarts, jubelen, door het wijd, de preludes van den beiaard .... 

M. Van Muylem zat op een hofbank, naast een lang perk van geurende violetten, doorstippeld met heliotroop. Een soldaat kwam een fosfoortje vragen om zijn pijp te doen branden. Hij nam neven den eigenaar plaats en keuvelde: dat hij boomteelt-overste was in den omtrek van Hannover; dat hij hoopte dat de oorlog niet lang zou duren. Na een poos sprak hij opnieuw, en zijn stem beefde; in zijn blikken vol melancolie glinsterden tranen; hij tuurde strak in de verte, in de stervende zonneschemering; en hij sprak van zijn vrouw, en hij weende om zijn kinderen ....
De avond verdween met de omgeving in de maskerade van den nacht. De roode boorden, die de ondergaande zon aan de wolken schilderde, zijn losgerocht en in een andere wereld weggeslonken. Ommendom slaap alles bladstil, in wervelschaduw. Alopeens valt een zware slag van klokkenbrons uit de steenen monden des kerktorens van Nieuwerkerken, die rijzekens nog iets van z'n stompheid laat zien. 

Alleen de schildwachten waakten. Edoch ook op den bewoner had de slaap geen vat, en, ter legerstede uitgestrekt, in de lezing van een boek, verbeidde hij den morgenstond.

De daggodin glom in volle luister aan de kim en verlichtte boomen, bloemparken en struikgewas. De vergulde weerhanen van het kasteel schaaierden met zilver-geel licht, vloeiend opaal. 

Tusschen 4 en 5 uur weerklonken plotseling, onder het venster, twee geweerschoten. Onmiddellijk daarna verscheen de hovenier op de stoep van het kasteel, daar hij murmelde 

- Een Duitsch heeft zich gezelfmoord. Dáár, op den grond, daár ligt hij .... 

M. Van Muylem had het voorgevoel van iets onheilvoorspellend.
Hij naderde.
Op den grond lag de soldaat, die, voor eenige uren, weende bij het herdenken van gade en kinderen, - het dijbeen doorschoten; de tanden vast op elkander gesloten; de blikken star open; het wezen doodsbleek
Men hief hem op.

Al de soldaten waren bijeen en spraken onder elkander met gedempte stem. Voorafgegaan van den onderofficier, die den revolver in de hand geklemd hield, doorstaken ze met hun bajonetten struiken en heesters ... Hoopten zij den dader, den plichtige te ontdekken ? .... Ongetwijfeld .... Zij vonden natuurlijk niets. Alsdan werd een krijger uitgezonden, die weldra met den luitenant terugkwam: 

- Was ist hier los ? Wat gebeurt hier ?
De soldaat gaf eenige woorden uitleg. Maar op dit oogenblik trad een Duitsch toe, die zijn post aan de poort verliet, en riep
- Der kerl hat sich selbst geschossen !
De officier deed de soldaat naderen. Deze kwam, en, de hand aan den pinhelm, vertelde hij, dat hij zeer wel gezien had wat er voorgevallen was: dat zijn wapenmakker eerst een schot in de lucht zond
en vervolgens het geweer op zich zelf richtte ... Hij had hem zien schieten; hij had het zéér goed gezien.
Daarna keerde zich de luitenant tot M. Van Muylem, en vroeg hem in de Duitsche taal:
- Waar is uw witten hond ?' Doe eens uw witten hond komen.
- Padruga !
De groote hazewind, zacht als fluweel en glinsterend van witheid, naderde met lichten en edelen tred; hij plaatste zich naast zijn meester en stak streelend den fijnen spitsen kop onder diens arm.
- Wat wilt ge van Padruga ?
Maar reeds had het beest de vleiende hand gelost; en de grond doorsnuffelend, begon het met de voorpooten te krabben. Een Duitscher, die Padruga, bereids eenige stonden te voren, had zien wroeten op de plaats waar den gekwetste gelegen had, duwde den hazewind weg en verwijdde met zijn zakmes de opening in den grond; hij stak er de hand in en bracht den kogel te voorschijn, die het been van den soldaat doorboord had. Hij gaf het projectiel aan den officier. Deze onderzocht het met argusoog en moest zich overtuigen, dat het nen kogel van een Duitsch geweer was. Hij richtte eenige woorden tot zijn manschappen en liet hen gaan. Vervolgens sprak hij tot M. Van Muylem, in de Fransche taal
- Vous avez là une bien jolie bête, bien intelligente. 

Hij groette op krijgsmanier en vertrok met zijn rijwiel.
Later, wanneer het voorwendsel der franc-tireurs ter verontschuldiging ingeroepen werd voor de jammerlijke maatregelen door de pinhelmen tegen onschuldige lieden genomen, dàn eerst begreep de eigenaar aan welk groot gevaar hij en de zijnen ontsnapt was; dàn besefte hij welke erkentenis hij den schoonen hazewind, die den Duitschen kogel teruggevonden had, verschuldigd was. Onze lezers zullen wellicht vragen wat er van Padruga gewerd, wanneer M. Van Muylem, eenige dagen later,verplicht was zijn eigendom te verlaten ? Het kasteel werd daarop deerlijk gehavend door kogels en bommen, en de inwoners moesten het ontvluchten. Verscheidene weken nadien, wanneer het buitengoed door de Duitschers verlaten was, lag er alles vernield. De hond was meegevoerd. Godweet naar welk slagveld leidde hem zijn nieuwen meester" ... Of werd hij wellicht door, een menschlievende ziel ingenomen ? ... Misschien is hij dood ? ... 't Is niet geweten. Maar men denkt nog immer met weemoed aan de edele trouwe Padruga ... 

Den 8 September werd pak en zak gemaakt. Major Hildebrand was reeds tusschen middernacht en 1 uur vertrokken; de andere officieren volgden tusschen 3 en 6 uur; de doctor en de veearts verlieten hun logement rond 6 uur; paarden en ruiters trokken weg om 7 1/2 uur. Gedurende heel den morgen was het in de Molenstraat en de Vaartstraat een onafgebroken optocht van Duitsche troepen; tweemaal zag men een vliegtuig, hetwelk aan de soldaten teekens gaf. In den namiddag keerde dezelfde horde in de stad weer, met 84 boeren, die van vermoeinis neervielen; men zei dat deze ongelukkigen te Lebbeke voor de troepen geplaatst waren. Een officier, bij name Baerth, van het 3e bataljon reserve-infanterie, regiment 31, die goed Fransch sprak, eischte de haver en het hooi op; hij moest ook brood en vleesch hebben voor zijn mannen en beloofde, bloem te zullen geven in verwisseling met brood. Deze troepen namen een Chineesch of Japaneesch ambassadeur, die in auto de stad doorreed, gevangen. In den valavond hoorde men meer bijzonderheden over de inname van Dendermonde: een Aalstenaar, die vandaar kwam, had in de puinen zeven verkoolde lijken gezien, en in de smeulende straten veel honden en menigen plunderaar; hij was een klein huisje binnengetrokken, hetwelk onaangeraakt bleef en waarin hij een zieltogenden mensch vond; op de deur was met krijt geschreven: Gùte Leute. De Duitsche kolonel Bervoets, die het afbranden van Dendermonde bestuurde, had zes woningen aangeduid, die moesten gespaard worden. De Duitsche chef, in de verwoeste stad begraven, zou een graaf von Fürstenberg zijn. Er werd ook verzekerd, dat Amerika aan de Duitschers bevel gegeven had, hun troepen binst de acht dagen uit België te trekken.

Den Etrimo

Iedere Aalstenaar kent ze wel : de twee blokken die de ‘skyline’ van de wijk Sint Anna ‘sieren’...
Op de foto hieronder (1975) een duidelijk zicht op de twee Etrimoblokken, links in het midden het kasteel Terlinden, het jeugdhuis Terlinden, en daarvoor de Raffelgemschool (met de toen nog groengeverfde containers)


De vernoemde blokken kent iedereen dus wel … De ‘bewogen’ geschiedenis eromtrent misschien iets minder 

We beginnen zoals de sprookjes heel lang geleden ...  jammer genoeg zou blijken dat het niet zo gelukkig eindigde …

Het domein ‘Terlinden’ (kasteel en omliggende gronden) werd in 1913 verkocht aan de familie Leon Geerinckx die er drie generaties zouden blijven.
Ze lieten meteen een nieuw hoofdgebouw optrekken in neotraditionele stijl met aanpassing van de twee zijvleugels uit 1775 en het poortgebouw. Het smeedijzeren hek aan de ingang van de dreef was voorheen te Parijs gekocht op de Wereldtentoonstelling van 1889. 

Leon Geerinckx die het kasteel volledig vernieuwde, had vier zonen.
Eén van hen, Luitenant Jacques Geerinckx, geboren te Aalst in 1913, vervoegde in W.O. II in de herfst van 1942 de Belgische Inlichtendienst te Londen. Hij keerde terug naar België als geheim agent. Bij de dropping per parachute op 14 mei 1943 boven het Luxemburgse Soy ging het mis met zijn parachute en vond hij een dramatische dood.
Na de oorlog werd hem postuum een belangrijke Britse onderscheiding toegekend. 

Op 23 maart 1954 werd het plein palend aan de Terlindendreef / Boudewijnlaan / Sylvain Van der Guchtstraat naar hem genoemd als “square Jacques Geerrinckx”. 

De drie andere zonen erfden het kasteel en het domein en verkochten het op 17 mei 1965 aan de "Societé d'Etudes et de Réalisations Immobilières”.

Jean Florian Collin van deze Brusselse bouwgigant had een bouwplan voor de bouw van maar liefst zeven flatgebouwen van 12 verdiepingen.

Twee ervan werden uiteindelijk vrij snel gerealiseerd, de andere 5 bleven (misschien gelukkig maar) steken in het gerechtelijk concordaat dat Etrimo in 1970 diende aan te vragen, alhoewel Etrimo in 1969 verspreid over Vlaanderen nog 2000 appartementen verkocht had.

De kwalijke reputatie van Etrimo met betrekking tot de flauwe kwaliteit van de appartementen, de lelijke architectuur, en daarbovenop nog eens de concurrentie van andere bouwheren, deden Etrimo in 1970 de das om.

1200 Gezinnen in Vlaanderen, die een appartement op plan hadden gekocht, werden de dupe van dit faillissement (maar zijn later gelukkig wel schadeloos gesteld).
Ex miljardair Jean Florian Collin stierf, na verkoop van al zijn bezittingen, in 1985 in Frankrijk.

Van de oorspronkelijke 7,5 hectare kasteel en moerassige groene oase, vol beken en vijvertjes, keerden in 1978 ca. 2 hectare terug naar de stad. De twee flatgebouwen hadden een zware tol geëist, maar ‘sieren’ nog steeds de ‘skyline’ van de Sint Annaparochie.

Uit bovenstaande kan meteen ook de naamsverklaring van ‘den Etrimo’ gehaald worden ...

Gevonden ? ...

Wel, Etrimo was de naam van de bouwfirma die deze blokken gezet heeft, en is eigenlijk een afkorting van de firmanaam : Société d'ETudes et de Réalisations IMmObilières,

Maar ... terug naar het begin nu …

In de jaren ‘50 en ‘60 domineren enerzijds de NV Amelinckx en anderzijds de NV Etrimo de markt van de appartementsbouw.

De NV Amelinckx werd opgericht door Frank Amelinckx, en dit voor de verhuur en verkoop van appartementen in Vlaanderen en rond de streek van Leuven.

De NV Etrimo (1932-1971), opgericht door Jean-Florian Colin, werkte hoofdzakelijk in en rond Brussel en in Vlaanderen.
Jean Florian was architect, projectontwikkelaar, burgemeester en kasteelheer van het Waalse dorpje
Faulx-les-Tombes, alsook mecenas van de Brusselse PVV..

Oorspronkelijk bouwde de firma moderne appartementsgebouwen in de Art déco stijl.

Na de Tweede Wereldoorlog (vooral vanaf de jaren ’50) startte het bedrijf dan met de bouw van typische woonkazernes in het Brusselse, maar ook hier en daar in Vlaanderen, en dus ook in Aalst. Op haar hoogtepunt werden er jaarlijks maar liefst meer dan 2.000 appartementen gebouwd.
Het zakencijfer ging van 0 (1948) naar 2 miljard BEF in 1969.

In de jaren zestig koopt de aannemer Amelinckx de NV Etrimo op en kent in de jaren daaropvolgend een enorme ‘boom’.

Na de economische crisis ontstaan er overal in de stadsrand gebouwen die werden ontwikkeld door bouwbedrijven zoals Amelinckx/Etrimo. Er werd toen vooral gewerkt met 'verkoop-op-plan', waarbij toekomstige eigenaars al een stuk betalen, waarna de bouw pas wordt aangevat.

Tijdens het jaar 1966 werden in België maar liefst  200 000 vierkante meter appartementen aan hun kopers afgeleverd. De Etrimo ondernemers hebben 70 000 kubieke meter beton gestort, hetzij 90 treinen van elk 40 wagons, 7000 ton staal verbruikt, 17600 deuren werden geplaatst. De totale oppervlakte van de ramen bedroeg 46000 vierkante meter, het glaswerk 48 000 vierkante meter. Het geheel van de gebouwde terrassen overschreed een lengte van 20 kilometer (!)

Het aanbod werd echter zo groot dat de prijzen met maar liefst  30 tot 40% de dieperik ingegaan zijn, ...met alle gevolgen van dien voor de bouwheren ...  
Financiële problemen en faillissementen loerden om elke hoek.

Deze prijsdaling duurde niet zo lang. 2 - 3 jaar later was alles weer het oude, maar ze betekende intussen wel de doodsteek voor verschillende firma’s.

De firma Etrimo zou op 14 januari 1971 in vereffening gaan na heel wat problemen en miserie. 1200 Gedupeerde kopers van onafgewerkte appartementen waren het gevolg. Deze mensen werden – gelukkig maar – later wel schadeloos gesteld.
De NV Amelinckx wordt verkocht aan de firma Blijweert dat op zijn beurt begin jaren tachtig failliet gaat.

Terug naar “den Etrimo” in Aalst nu …

In De Gazet van Aalst van 2 december 1965 vinden we volgende aankondiging terug. De verkoop van de appartementen neemt een start.


In De Gazet van Aalst | 1966 | 12 februari 1966 | pagina 8 is het dan zover : de aankondiging van de nieuwe buildings :

De nieuwe appartementsgebouwen zijn gelegen vlak bij de Boudewijnlaan, rondom het kasteel Terlinden. Het residentiële karakter van de bestaande wijk zal er op de gelukkige wijze harmonisch door worden voltooid.
Van de ongeveer 6 hectare beschikbare oppervlakte zal er nauwelijks een halve worden bebouwd. Bijna 5,5 hectare blijven voorzien voor grasvelden, bloemperken, groen omrande parking, wandelpaden en speelplaatsen.

De appartementen worden gebouwd volgens de ‘Etrimo-formule S 63’, sleutel op de deur.

Volledig afgewerkt en ingericht, voorzien van centrale verwarming, beantwoorden zij aan de laatste eisen inzake hygiëne en comfort. Elk appartement beschikt over een volledig uitgeruste badkamer met automatische koud- en warmwaterverdeling.

De rationeel ontworpen keuken is de droom van elke huisvrouw. Bijzondere aandacht werd besteed aan de livings : hun ruime afmetingen en bestudeerde indeling zijn een waarborg voor huiselijke gezelligheid. De slaapkamers zijn gemakkelijk te onderhouden en comfortabel. Brede vensters zorgen er rijkelijk voor licht en lucht. Een groot terras voltooit het appartement : hier zult U ten volle kunnen genieten van de zon; het wordt uw privé-solarium.

- Maximum financiering (80 % en méér) uitsluitend gebaseerd op het maandelijks gezinsinkomen, en terugbetaalbaar als een eenvoudige huishuur.

- Vergeet ook niet dat de aankoop van een appartement één van de veiligste en meest renderende geldbeleggingen van het ogenblik is : verhuring en opbrengst gewaarborgd!

... en de nodige reclame uit datzelfde jaar :


In Vies Oilsjt van 1 december 1976 (10 jaar later, en heel wat ervaringen rijker) lezen we dan toch een ander verhaal :

Wie ooit mocht erover denken te verhuizen en zich in het gezellig gewapend beton van de Etrimo-appartementen te nestelen, vergroot zeker zijn kansen om zijn hals of andere ledematen te breken.

Om zich van de eerste toren naar het park te begeven, kan men een ijzeren trap gebruiken … als men tenminste goed oplet. De trap is zo stijl, en zo glad als het regent, dat het voor heel wat mensen levensgevaarlijk is.
Op enkele jaren vielen hier reeds verscheidene mensen waaronder ’n bejaarde vrouw die met de hulpdienst 900 naar het ziekenhuis overgebracht diende te worden. Een paar maanden geleden is de jonggehuwde Ronny Veillefon aan de gevolgen van een val overleden !

Een voorstel van een paar bewoners, kort nadien, om de bewuste trap af te sluiten werd verworpen.

Niet erg positieve berichtgeving dus.

Feit is dat men het in deze bouwwerken niet altijd even nauw nam met de (veiligheids-) voorschriften.

De bouwfirma's hadden toen helemaal geen goede naam.

In de gebouwen was er meestal geen thermische isolatie, geen ventilatie, de stalen leidingen begonnen te lekken, en ook de brandveiligheid was ronduit abominabel of zelfs volledig ontbrekend.

In sommige gebouwen weigerden verzekeringsmaatschappijen zelfs om nog tussen te komen wegens gebrekkig onderhoud, en kwamen de vastgoedprijzen in vrije val terecht.

Hier nog een beeldje van de blokken uit 1976 (zicht van op de St Apoloniastraat:


Na uitvoering van hun bouwprojecten verkocht de N.V. Etrimo in 1978 het kasteel en het park voor de som van 3,4 miljoen frank aan de stad Aalst die het park openstelde voor het publiek. De oppervlakte bedroeg toen nog ongeveer 2 ha.

Het kasteel werd ingericht als regionaal “ Centrum voor Economie en Middenstand”, en ook de diensten van Landbouw werden er ondergebracht. Tevens was tot 1 juni 2009 de Kamer van Koophandel-VOKA daar gevestigd.

Het Terlindenkasteel is sinds 2 juli 1987 een beschermd monument, maar is nu in particuliere handen (en tegelijkertijd ook in verval aan het geraken jammer genoeg).

Vastgoedmakelaars gespecialiseerd in de verkoop van appartementen & woningen op plan kregen al snel na het succes van deze ‘speciale’ formule heel veel vragen en opmerkingen over de werkwijze en mogelijke risico’s bij een ‘aankoop op plan’.

Gebaseerd op de Franse Wet van 3 januari 1967, die de kopers van te bouwen woongelegenheden beschermde, werd in 1969 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd om de kopers van sociale woningen beter te kunnen beschermen in de toekomst.

De toenmalige Minister van Huisvesting, Gustave Breyne, diende het wetsontwerp in.

De goedkeuring ervan ondervond - logischerwijs - aanvankelijk veel tegenwind van bouwondernemers, promotoren en werkgeversorganisaties.

Zij beschouwden de voorgelegde tekst als een aanslag op hun contractuele vrijheid, een belemmering van de vrije markt en een blokkage van de woningbouwsector.

De wilskracht van Gustave Breyne was echter heel groot en de wet werd uiteindelijk in plenaire zitting zowel in de Senaat als in de Kamer bij eenparigheid van stemmen goedgekeurd.

De Koning voerde de wet uit op 21 oktober 1971.

Door de invoering van deze wet werden een aantal beperkingen ingebouwd die voor de koper een aantal interessante waarborgen inhouden, maar waardoor de aankoop van een nieuw te bouwen goed op een aantal vlakken sterk verschilt van de aankoop van een bestaand vastgoed.

De Wet Breyne zorgde aanvankelijk voor een grotere bescherming van de kleine eigenaars. Ze werden beter geïnformeerd bij het afsluiten van de overeenkomst, werden onmiddellijk eigenaar van het gekochte goed en betaalden niet meer dan wat reeds was uitgevoerd. Geen voorschotten dus voor dingen die er later niet blijken te zijn of slechts half afgewerkt worden.

Gezien de haast echter waarmee deze Wet Breyne tot stand was gekomen, bevatte die toch nog een aantal onvolkomenheden, die al gauw niet alleen bekritiseerd werden door promotoren, architecten en notarissen maar ook door de verbruikersverenigingen en de rechtsleer.

Het zou echter nog tot 1993 duren vooraleer een wijziging werd doorgevoerd, die de wet maakt tot wat hij heden ten dage is.


Voor wat betreft de firma Etrimo zelf : ook daar werd nog lang over gepraat en geschreven.

Hierbij een artikel uit het Belgisch Staatsblad van 21/11/2007 :

Rechtbank van koophandel te Brussel
Concordaat in gerechtelijk akkoord met afstand van boedel
Op bevel van 5 november 2007 van de heer Alain Berlinblau, afgevaardigde-rechter van het concordaat in gerechtelijk akkoord van de NV Etudes et Travaux immobiliers, afgekort : Etrimo, gehomologeerd bij vonnis van 14 januari 1971, bedrijfsnummer 0405.767.034, met maatschappelijke zetel vroeger gevestigd te 1000 Brussel, Hertogstraat 49, wordt de vergadering van de schuldeisers bijeengeroepen op woensdag 5 december 2007, om 14 uur, in zaal A van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, te 1000 Brussel, met aan de dagorde :

1. Opgave en afsluiting van de rekeningen van de vereffening.
2. Afsluiting van het concordaat.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de vereffenaar, (get.) Jean-
Pierre Vander Borght.

En in het staatsblad van 25/10/2013 werd dan de definitieve ‘ambtshalve doorhaling’ genoteerd :

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O.,MIDDENSTAND EN ENERGIE
[C − 2013/205806]

Lijst van ondernemingen die het onderwerp zijn geweest van een ambtshalve doorhaling in de Kruispuntbank van Ondernemingen Als u vragen hebt, kunt u de website van de FOD Economie (www.economie.fgov.be) raadplegen of de helpdesk van de Kruispuntbank van Ondernemingen (02-277 64 00) contacteren.

Overeenkomstig artikel 25bis, paragraaf 1, 1ste alinea, 4° van de Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, werd in de Kruispuntbank van Ondernemingen overgegaan tot de ambtshalve schrapping van de volgende ondernemingen :
....
Ambtshalve doorhaling ingaande vanaf 20/07/2013

Ond. Nr. 0405.767.034 - SOCIÉTÉ D’ETUDES ET DE RÉALISATIONS IMMOBILIÈRES


Gezien de ouderdom van de blokken, dringt een grondige renovatie zich meer en meer op.

Een collectieve renovatie van woonblokken is echter niet zo eenvoudig. Zeker al niet als deze woonblokken daarenboven beheerd worden door een vereniging van mede-eigenaars waarbij 80% akkoord moet gaan met een ingreep aan de gemene delen.
Een heel pak van de gebouwen die in de jaren '60 en '70 opgetrokken werden beginnen steeds meer te lijden onder de tand des tijds, en dringende akties zijn dus meer dan nodig.

Om de problematiek scherp te stellen maakt men verschillende casestudies.
De Etrimo gebouwen in Zellik bijvoorbeeld.

De aannemer Etrimo heeft, zoals al gemeld in voorgaande info, in de jaren '60 en '70 meer dan 14.000 appartementen gebouwd, voornamelijk in de rand van Brussel. Deze appartementsblokken vertonen onderling heel weinig verschillen waardoor ze een dankbaar studieobject vormen en de resultaten eenvoudig opschaalbaar zijn.

Aan de hand van verschillende onderzoeksprojecten en studentenprojecten werden diverse facetten uitgelicht. Zo wordt het KB rond brandveiligheid toegepast op het gebouw, werd daglichttoetreding bestudeerd, en is ook de impact van potentiële koudebruggen nagekeken.

Heel wat veranderingen dus voor de bewoners, maar uiteindelijk komt het enkel maar ten goede aan de leefbaarheid, en wat meer is, ook aan de veiligheid.

Twee blokken, voor de ene een stukje nostalgie, voor de ander een doorn in het oog, die zorgen voor de typische ‘skyline’ van de Sint Annaparochie … en die dus voor heel wat commotie gezorgd hebben in het verleden …

In oktober 2023 was er eventjes lichte paniek toen op een tijdspanne van 1 week maar liefst twee keer brand werd gemeld in de gebouwen. Twee keer in een verschillende 'blok', maar twee keer op de 11e verdieping. Beide branden werden gecatalogeerd als 'niet verdacht'.


 Bronnen :

- Theunis Katrien, "De zoektocht naar een Belgisch woonproject, 1965-1975. Toenaderingen tussen ontwerpers en overheid in de praktijk van het private wonen", onuitg. doctoraatsverhandeling, KULeuven, 2008, p. 95-96.
- Hennaut, Eric; Liessens, Liliane, "Collin, Jean-Florian", in: Van Loo, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003, pp. 215-216.
- Landbergh Vastgoed: Door Jef Van Cauwenberghe - 7 januari 2016 : landbergh.be
- tpr.be/logging/logpdf.php?file=content/1983/1983-89
- Consumentenbescherming in de bouwsector: werk aan de winkel of opdracht volbracht? : Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-12, Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’ Ingediend door Steffie Lippens
- De Gazet van Aalst | 1966 | 12 februari 1966 | pagina 8
- Vies Oilsjt | 1976 | 1 december 1976 | pagina 14
- Belgisch Staatsblad van 21/11/2007
- Belgisch Staatsblad van 25/10/2013
- aankondiging Etrimo1 :    De Gazet van Aalst |  1965 | 2 december 1965 | pagina 2 
- aankondiging Etrimo2 :    De Gazet van Aalst| 1966| 7 april 1966|pagina 2
- foto Etrimo : Immoproxio.be
- foto Etrimo St Apoloniastraat : MadeinAalst / Schollaert A.