Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 21 april 2020

Magda Paepe - Jan Borms : 'Doe mee'


Sedert midden jaren ’70 kon men op zondagmorgen de beentjes strekken en meeturnen met het BRT programma ‘Doe mee’.
Twee Aalstenaars lagen hier mee aan de basis en zorgden er onder andere ook voor dat ‘turnen’ in Aalst steeds een belangrijke plaats in de sport- en ontspanningswereld heeft ingenomen.

Het programma werd uitgezonden op zondagmorgen om 9u00 en  werd herhaald op zaterdag om 14u00. Dat echter niet iedereen akkoord was met het vroege zondaguur, kan gelezen worden in een opiniestukje van 14 maart 1980 :

(BRT tv) Bent u wakker op zondagmorgen? 
Bent u fit genoeg om te turnen op de muziek van ‘Doe mee’? 
Kan u volgen als even later een hoogst interessant programma herhaald wordt? 
Kan u genoeg belangstelling opbrengen voor ‘Konfrontatie’ of ‘Open school’?  
Ik niet, ik wil zoetjes wakker worden en ik heb er een gloeiende hekel aan mijn zondagse pistoletjes op te eten bij Joos Florquin. 
Dat de BRT ons alsjeblief gerust laat en al die uiterst boeiende programma’s, want dat zijn ze, op een schappelijk uur uitzendt

Doe mee’, het BRT-programma met 'tips en tricks' om gezond en fit te leven bevatte onder meer oordeelkundig samengestelde recepten en vertrouwelijke gesprekken met een arts. 
Hun uitgangspunt was dat men het leven niet kan verlengen, maar integendeel wel kan verkorten en dit door onder meer het verwaarlozen van de zogenaamde ‘risicofactoren’
Deze risicofactoren onder controle houden betekent onder andere een degelijk ‘algemeen menselijk prestatievermogen’ opbouwen dat ruimer te zien is dan enkel een ‘lichamelijke prestatie’.

Ook dat laatste (ook wel eens physical fitness genoemd) is op zijn beurt ook ruimer te zien dan enkel maar ‘vrij zijn van ziektes’.
  

De band met het publiek was bijzonder goed, en de kijkcijfers logen er dan ook niet om. Toen de eerste aflevering werd uitgezonden kon men rekenen op 'amper' 35 000 dapperen, aan het eind van het jaar waren dat er al 250 000!

De vijf presentatoren (op onderstaande foto van links naar rechts) Myriam Saels, Magda Paepe, Jan Borms, Johny Voners en Kris Smet, turnden, kookten, en gaven gezondheidstips dat het een lieve lust was.
De drie rubrieken bestonden uit 10 minuutjes turnen met Magda en Jan, 10 minuten in de pot roeren met Myriam Saels en een begrijpelijk dokterspraatje met afwisselend een huisarts, een kinderdokter, een psychiater en een cursus EHBO van het Rode Kruis dat aan elkaar werd gepraat door Kris Smet.

Johny Voners speelde er met plezier en overtuiging ‘het slechte voorbeeld’. Hij was eigenlijk ook een beetje de vreemde eend in de bijt, want hij wist eigenlijk niets af van turnen of koken. Hij was het dan ook regelmatig (gespeeld of echt?) oneens met de raadgevingen van de dokters. 
Wat men hem zeker niet kon verwijten was wel zijn ongelooflijke bereidwilligheid en strijdvaardigheid. 
Iemand nodig met een gebroken been voor de EHBO cursus? 
-> Johny lag al te kermen. 
Iemand nodig om te kijkers te tonen hoe ‘stijf’ sommigen onder ons hier rondlopen? 
-> Johny stond al te trappelen van ongeduld, wel is waar zonder warming-up ...
Iemand nodig om te tonen hoe men best niet in de zetel zit?
-> Johny lag al krampachtig zijn best te doen om toch maar zo diep mogelijk in de kussens te duiken...

En terwijl een boekweitkoek gepromoot werd als zijnde ‘gezonde voeding’ wou Johny het eerder hebben over ‘een klont boter en een goed stuk spek’...  
Laat het nu net Johny Voners zijn die zijn televisie carrière verder zette en later wereldberoemd zou worden door zijn 'dagschotels' in F.C. De Kampioenen' …

Dat de kijker wel degelijk meedeed, bewezen de talrijke lezersbrieven met nuttige wenken, bedenkingen, maar ook opmerkingen als het wat te moeilijk of te technisch werd.

Een goede gezondheid wou men dus bereiken door middel van een bewegend leven, een kwalitatief goede en evenwichtige voeding en een mentale en fysische gezondheid.

Vooral bij het ‘bewegend leven’ werden Magda en Jan betrokken.
Onder de vorm van enkele gymoefeningen poogden zij de kijker te sensibiliseren en hen bovendien op een concrete en aangename manier te helpen door duidelijke instructies te geven.

Magda Paepe en Jan Borms, beiden dus bekend van het programma ‘Doe mee’ zijn beiden geboren in Aalst, in volle oorlogsjaren.

Magda Paepe is de kleindochter van kunstenaar Cyriel Poep, gewezen voorzitter van de Bond voor
Oud-leerlingen van de Academie voor Schone kunsten te Aalst (B.O.L.A.S.K.A.).

Magda is geboren op 28 december 1943 en is in Aalst zeker geen onbekende. Haar ouders hadden een klerenwinkel in de Koolstraat.
Ze is oud-leerlinge van de ‘Dames Van Maria’, beter gekend als ‘De Dams’.  Het grootste deel van haar vrije tijd bracht ze door bij de scouts (gidsen) en bij de balletschool, maar vooral ook bij de ‘Turnkring Aalst’.  
Haar latere studiekeuze bleek dan ook helemaal geen verrassing te zijn : het werd ... LO Sportkot Leuven.


De eerste drie jaren moest ze ‘bij de nonnen’ les volgen. Het werd een toffe maar fysiek zeer zware tijd. Het pendelen tussen Aalst en Brussel maakte dat er eigenlijk enkel kon gestudeerd worden tijdens de weekends, in de vakantie en tijdens de blok.

Ze studeerde af als licentiaat-geaggregeerde HSO lichamelijke opvoeding aan de KUL in 1963. 
Tijdens diezelfde zomer trok ze naar Canada waar ze samen met Valeer Stijnen de colleges en demonstraties van professor Bottu mocht ‘opvrolijken’ met proeven aan de toestellen en ritmische gymnastiek. De professor was naar Canada getrokken om er zijn ‘Scandinave dynamique’ te prediken, een 'nieuwe' soort gymnastiek die hij ook vereeuwigde in een boek.

Na deze twee maanden werd ze opnieuw aan ‘De Dames van Maria’ verbonden, dit keer als turnlerares, en dat zou ze 34 jaar gemotiveerd volhouden.

Intussen was Magda ook gelukkig getrouwd met Jan Borms (1969) en kwamen er ook twee dochters, Kim en Jutta. In 1972 verbleef het jonge gezinnetje gedurende vier maanden in Zuid Afrika.
Jan werkte er als gastdocent, zijzelf kon genieten van haar tweede zwangerschap. 

Ze bleef nog 15 jaar actief in de Turnkring en 10 jaar in de balletschool.

De presentaties in het TV familieprogramma Doe Mee (wat ze gedurende 8 jaar meepresenteerde) werden onvergetelijke ervaringen …

Toen de studerende dochters meer aandacht opeisten stopte ze echter alle nevenactiviteiten en bleef alleen actief met lesgeven op school en tennis na de school.
Op 1 januari 1998 heeft ze er een streep onder getrokken. Van een ‘Kimback’ was toen nog geen sprake en de spreekwoordelijke streep mocht dan ook als definitief einde van de carrière worden beschouwd.

Dank zij de T.B.S. uitstapregeling op 55 jaar begon het zalige leven na de school onder het motto “alles mag, niets moet”. Er kwamen nieuwe uitdagingen zoals antiekrestauratie, bloemensierkunst, gastronomie, tuinieren, Portugees studeren enz.
Het koppel bleef trouw aan skiën, tennis, aerobics, nog meer en verder reizen, de V.S., Canada, Australië, China, Brazilië, Nieuw-Zeeland, India, Zuid Afrika, Namibië, Vietnam, Cambodia, Thailand, Laos, Hawai, Cuba….

Op de eerste plaats wordt er nu genoten van de kinderen en de kleinkinderen.
Kim is psychiater, woont in Kleine Spouwen (Limburg), is gehuwd met Peter Van Lint, gastro-enteroloog, en heeft 4 kindjes (Pepijn, Kato, Dauwe en Mare).
Jutta, die in 2003 Expeditie Robinson won, heeft een eigen praktijk van holistische geneeskunde thuis in Tielrode. Ze huwde op 08/08/2008 met de neef van Hugo Offeciers, Edwin Van Muylder, ostheopaat en acupuncturist. In 2010 kregen ze hun eerste kindje, Merel.

Jan Borms volgde na zijn humaniora H.I.L.O. aan de RUG. Zoekend naar een leeropdracht begon hij
in Aalst als bijzonder leraar turnen in het Stedelijk Lager Onderwijs.
Jan woonde op de Boudewijnlaan, en de buren konden dus wel eens meegenieten als hij aan het trainen was.

Daarna werd hij werkleider va het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding aan de VUB, voornamelijk in de sector ‘Menselijke biometrie en bewegingsontleding’.

In 1963 vertelde hij wat zijn eigenlijke taak was als ‘turnleraar’.

In het beginsel bestaat mijn werk erin de aspiranten – jongens van 13 tot 16 jaar – en de grotere turners de technische aspecten van de turnoefeningen aan te leren.
Bovendien houd ik mij bezig met de conditietrraining. Het is immers gebleken dat de opvoering van de techniek bij een turner niet mogelijk is zonder een passende power-training. om de kracht te ontwikkelen moeten er bijkomende oefeningen verricht worden.
Voor jongens onder de 16 jaar is die training echter volstrekt uit den boze. De nog niet tot volle ontwikkeling gekomen spieren worden door de krachtoefeningen gehypertrophieerd, zodoende dat ze vaak daardoor in hun groei geremd worden. Zo zullen bijvoorbeeld oefeningen met gewichten, die bij volwassenen heilzame gevolgen hebben en de spierkracht verhogen, een schadelijk gevolg hebben voor jongens van minder dan 16 jaar
."


In 1964 mocht de toen 23 jarige Jan, licentiaat in de lichamelijke opvoeding’ als ‘fullbright fellow’ tijdens een studieverblijf van 9 maanden aan verscheidene universiteiten van de staat Oregon (US) research verrichten.

Prof. dr. Jan Borms was in zijn professionele carrière onder meer 
- emeritus hoogleraar aan de Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie van de Vrije Universiteit Brussel, 
- vakgroepvoorzitter en hoofd van de wetenschappelijk eenheid BIOM, 
- Past Founding President van de 'International Society for the Advancement of Kinanthropometry' , 
- verkozen Fellow van de 'American Academy of Physical Education' , 
- fellow, 
- bestuurslid of gewoon lid van vele andere wetenschappelijke genootschappen waaronder het American College of Sports Medicine.


De turnzaal op het Vredeplein heeft hij letterlijk en figuurlijk uit de grond helpen stampen. Het is ook in die periode dat hij aktief is gaan werken in de Stedelijke Turnkring.
En het is ook daar dat hij zijn toekomstige vrouw, Magda, leerde kennen. 
In 1969 huwde het koppel.

Als lid van het Komitee der Turnfederaties was Jan ook betrokken bij het organisatiekomitee voor een rondreis van een Japanse keurturnploeg in 1972. 
Op vraag van de Erembodegemse sportjournalist Louis De Pelsmaeker, bekommentarieerde hij er de demonstratie, en dit vooral omwille van de technische kant van de oefeningen. Hij leerde er veel mensen kennen en kwam in de greep van het mediagebeuren.

Nog later sprak Lambert Van De Sijpe, een streekgenoot uit de Faluintjes, hen aan met de vraag of ze niets voelden voor een gezinsprogramma op TV.
Het sprak het koppel aan, en ze voelden zeker wat voor het concept ‘gezinsgymnastiek’. 

Het koppel nam toen ook het initiatief om Paula Semer (de toenmalige ‘leading lady’ van de televisie) te kontakteren, die hen prompt uitnodigde voor een gesprek.
Intussen, we schrijven december 1973, trad Magda samen met Mevrouw P. Van De Velde op in het TV programma ‘Stress bij de werkende en thuisblijvende vrouw’, een onderdeel van het programma ‘Alledag’.

De besprekingen over een nieuw programma evolueerden gunstig. In de afdeling ‘wetenschappelijke en nuttige programma’s’ kwam de uitzending ‘Doe Mee’ tot stand. In 1974 werden twee proefopnamen gemaakt, die echter niet werden uitgezonden, ofschoon men er toch blijkbaar wel degelijk in geloofde.

Er werd nog wat gefine-tuned en met een nieuwe ploeg, onder leiding van Nic Bal, verscheen het programma dan uiteindelijk toch op het kleine scherm.

Naast ‘Doe mee’ waren ze eveneens betrokken - als een hobby – bij nog enkele andere televisie en radioprogramma’s zoals 'Telegym', 'Gezondheidsmagazine', 'Radioconditietips', …

In 1978 ontving Jan de wetenschappelijke Van Clé prijs en later werd hij bekroond met de 1989 'Philip Noel Baker Research Award' (ICSSPE, Unesco).

Hij was oprichter en hoofdredacteur van de eerste gezondheidsnieuwsbrief in België BodyTalk, Series Editor van de internationaal befaamde Karger reeks 'Medicine and Sport Sciences' en was eveneens chairman van de 'Editorial Board van de International Council of Sport Science and Physical Education' (Status A organisatie bij Unesco en IOC)...
Schrijf dat allemaal eens op je naamkaartje :-) 

Jan was ook gedurende 25 jaar commentator voor de BRT en voor Eurosport van de belangrijkste internationale turncompetities, waaronder wereldkampioenschappen en 6 Olympische Spelen. In totaal nam hij deel aan een duizendtal TV en radioprogramma's.

In oktober 1981 verscheen in een artikel volgende opinie over doping :

Na de Olympische spelen van 1988 verscheen in de krant dat Jan Borms, voorzitter van Turnkring Aalst en leraar lichamelijke opvoeding, voor de BRT televisie in Seoel aanwezig was om deskundige commentaar te geven bij het onderdeel turnen.
Commentaar die door de vele kijkers hoog werd gewaardeerd, met een ‘10’ om het in turntermen te zeggen”.

In 1989, tijdens de uitzending van het Wereldkampioenschap turnen’  in Stuttgart stond hij er zelfs alleen voor.  Louis de Pelsmaeker mocht thuisblijven en mocht luisteren naar ‘de specialist’. 
Jaren later mocht ook journalist Carl Huybrechts niet mee naar de Olympische Spelen in Los Angeles. In een interview verklaarde hij ‘Het is duidelijk dat het feit dat ik niet naar LA mag een uiting is van desappreciatie. Gewoon het feit om door de hoofdredacteur niet in de ploeg te worden opgenomen om naar Los Angeles te gaan is echter een ontgoocheling. Vooral omdat er wel iemand bij is die met de sportredactie niets te maken heeft (en die laatste was, inderdaad …)

Zijn carrière, waartoe ook de Turnkring behoorde (de eerste stappen zette hij reeds vanaf 1959 als trainer in het kunstturnen), was meer dan een gewone hobby in termen van tijd, inzet, engagement en toewijding. 
Zijn droom dat de stad Aalst uiteindelijk ook zou kunnen beschikken over een volledig uitgeruste turnhal is intussen werkelijkheid geworden met de opening in het najaar van 2016 op de site Schotte.

https://www.turnkringaalst.be/
De Turnkring Aalst, die het levenslicht zag in 1946 is ondertussen ‘Koninlijke Turnkring Aalst’ geworden. 

Het turnen in de vereniging in een eerste periode -van de stichting tot het begin van de zestiger jaren- onderscheidde zich van meet af aan van de schoolse lichamelijke opvoeding, onder meer door het zogenoemde toestel turnen, waarbij vooral het sportieve element opviel.

Het doorgedreven zogenaamde "Olympisch turnen" deed z’n intrede in de jaren ‘60. Enige jonge ambitieuze trainers (Jan Borms, Magda Paepe, Cor Van der Goeten) voerden zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de trainingen gevoelig op. Het resultaat liet niet lang op zich wachten. 
Op enkele jaren tijd veroverde de kring meer dan 30 regionale en nationale titels. Het absolute hoogtepunt was 1964 met 4 nationale jeugdtitels en de trofee van de sportverdienste van de stad Aalst.

Vandaag staat de koninklijke turnkring open voor zowel recreatieve gymnasten als voor gymnastiek op competitieniveau (tumbling en acro).

Magda en Jan ...
Een koppel dus dat heel veel betekende 
voor de Aalsterse (en nationale en internationale) turnwereld !

Meer info over de turnkring : HIER 


Bronnen :

Viering Jan Borms (via turnkringaalst.be)
HLN 11/1963 (via turnkringaalst.be)
HLN 1977 (via turnkringaalst.be)
HLN 9/1967 (via turnkringaalst.be)
Aalsters Nieuw Magazine van februari 1976 (via turnkringaalst.be)
Teletop januari 1980 (via turnkringaalst.be)
‘Telegym’, BRT 1981, Magda Paepe en Jan Borms
KUL : prom64.one
De Voorpost 11/11/1988
delcampe.be
ronnydeschepper.com (interview Carl Huybrechts) 6/7/2016
Dag Allemaal oktober 1989

donderdag 16 april 2020

Yvonne Wauters - Roosje Heikant

Yvonne Wauters was reeds in haar jonge jaren te zien in Tienerklanken en onder het pseudoniem Roosje Heikant nam ze een plaat op bij Decca. 
Zij is geboren te Aalst op 12 december 1952 en overleed onverwachts op 16 maart 2015.


Op de hoes van haar singletje 'De Drinkebroer', dat uitkwam eind jaren '60 staat een jonge, knappe, maar een misschien toch een beetje droevig kijkende Yvonne. 
Droevig kijken moest ze echter zeker niet doen, want 'De Drinkebroer' haalde in november 1968 zelfs plaats 3 in de hitparade. 
Nummer 1 was toen 'My little lady' van The Tremeloes. Nummer 2 was 'Les bicyclettes de Belzise' van Engelbert Humperdinck. Net achter haar vonden we Heintje met 'Heidschi Bumbeidschi' en De Domino's met 'Michaela'. 

In de Gazet van Aalst vinden we die dag terug  'Wat gaan we nu meemaken? Zal (ons) Roosje nu meteen de groten komen bedreigen met haar liedje? Het is best mogelijk. Te meer omdat zij kan rekenen op de steun van de plaatselijke fans. En die zijn er met trosjes …"


Verder kunnen we lezen dat 'elke rechtgeaarde Aalstenaar in dit meisje onze 16-jarige Yvonne Wauters herkende … in onvervalste stijl, die ook de Zangeres zonder Naam aankleeft, weet dit debutantje ons van meet af aan te overtuigen. Het is helemaal geen verwijt dat zij het in 'smartlappen' zoekt. Ge moet het maar kunnen ... En zij kan het!'

Op de B-kant van het plaatje stond ‘Kleine Peter’. Een lied dat al eerder werd uitgebracht (1962) en dat later ook terecht kwam op de lp 'Vergeten Pareltjes, volume 7' en uitkwam in 2003 bij Silver Star. Zij mag daar pronken met haar lied naast onder andere Bobbejaan Schoepen, Bob Scholte, Jef Burm, Lily Castel en Marcel Hellemans … om er maar enkele te noemen.


In een interview over haar zangcarrière in het Laatste Nieuws vertelde ze in 2012 het volgende:

"Indertijd bood platenmaatschappij Decca mij op 18-jarige leeftijd een platencontract aan. Samen met mij hadden ook Samantha, Liliane St-Pierre, Ann Christy en Rita De Neve een platencontract gekregen. 
Die platenmaatschappij had mijn artiestennaam gekozen, 'Roosje Heikant' werd het. Ik was al gelukkig dat ik mocht zingen, dat is nu eenmaal wat ik doodgraag doe", aldus Yvonne, die tijdens dat interview The French Song van Lucille Star haar lievelingsnummer noemde.


In tegenstelling tot haar generatiegenoten bij platenmaatschappij Decca had zij niet de grote carrière.

Als Roosje Heikant had ze een contract van vijf jaar, maar ze moest vroegtijdig stoppen met een professionele zangcarrière. Haar toenmalige lief en latere man was jaloers, en dat betekende meteen het einde van de ‘carrière’. Maar ze is wel  altijd blijven zingen. De liedjes van Lucille Starr en Petula Clarck, uit de jaren 50 en 60: dat waren háár liedjes.


Yvonne groeide uit tot een bekende volkszangeres in Aalst. Het maakte haar totaal niet uit wie haar publiek was of waar ze optrad, als ze maar kon zingen. Ze was dan ook een zeer graag geziene gast in onder meer buurthuis De Brug, maar eigenlijk overal in Aalst stond ze tijdens de weekends wel ergens nog op een podium. 
Zelfs wanneer een buurtvereniging haar vroeg om op te treden tijdens een barbecue voor dertig mensen, dan stond Yvonne daar omdat ze dat graag deed.


Ze was steeds recht voor de raap, en kwam in opstand als er iets verkeerd liep in de sociale appartementsblok aan Ten Rozen waar ze woonde.


Zo klaagde ze in juli 2014 het feit aan dat de omgeving van de woonblokken er vies, vuil en vooral gevaarlijk bijlag tijdens de werken. De bewoners, waaronder dus ook Yvonne, zegden te snappen dat je geen werken kan uitvoeren zonder er iet of wat last van te hebben. "De werken moeten gebeuren, daar staan we allemaal achter. Maar ik ben bijvoorbeeld niet zo goed meer te been en voor mij is het echt een probleem om tussen de plassen heen naar de auto te stappen. Ik heb echt schrik om te vallen", vertelde Yvonne Wauters toen aan de pers. 
Door de werken moesten alle wagens immers een eind verderop geparkeerd worden en dat veroorzaakte natuurlijk problemen.
Opstandig langs de ene kant dus, maar als ze je graag had, dan ging ze zeker voor je door een vuur.


Haar kinderen erfden haar muzikale genen. Zoon Dirk Van de Velde - in het carnavals milieu beter bekend als 'De Foef' - schopte het tot prins carnaval in 1997 en is, net als zijn moeder toen, een drukbezet artiest. 
Dirk is een graag geziene zanger, ook bij de porteplum boys, en stelde zich in 2015 in eerste instantie opnieuw kandidaat voor het prinsschap van de stad. Hij trok zich toen terug, maar schreef zich samen met zijn broer Kris wel in voor 'The voice van Vlaanderen'. Ze deden samen hun auditie en jurylid Jos Van Oosterwijck was enthousiast. Toch zou dit avontuur niet uitdraaien op een overwinning.
Dirk blijft wel heel populair en slaagde er zelfs in om tijdens de 'corona Lock down' van 2020 elke dag een concert te brengen vanuit zijn veranda … elke dag opnieuw ongeveer een uur …

Op 16 maart 2015 kwam het droevige nieuws dat de Aalsterse volkszangeres op 62-jarige leeftijd plots overleden was. Ze werd in haar appartement gevonden door haar zoon nadat ze het weekend ervoor zou geklaagd hebben over hartklachten.. Ze had inspuitingen gekregen en maandagochtend was er een controlebezoek gepland. Zoon Kris ging langs bij zijn moeder maar ze deed niet meer open.

Dat ze Muziek hoog in het vaandel droeg, was ook duidelijk aanwezig op haar bidprentje waar boven haar naam en artiestennaam ook een micro afgebeeld stond.  
Hierbij - als afsluiter - nog even haar grootste hit 'De Drinkebroer' 


Bronnen :

De Gazet van Aalst 9/11/1968
muziekarchief.be
discogs.com
HLN 2012 18/5/2015
YouTube 'Ton K' 

Duivekeetstraat

Op het Meuleschetteveld (meer info over de Meuleschettewijk HIER) stond vroeger de ‘Hoeve ter Meuleschetten’, ook ‘de Duyve Keete’ genoemd. In 1671 behoorde ze toen aan ‘mijnheere van Maasdam’ dus aan een du Bosch van het kasteel van Overhamme.
‘De Keete’ was het leen dat over 70 are eigen grond beschikte.

In de Middeleeuwen was het slechts uitzonderlijk toegelaten om duiven te houden. Het ‘duivenmelken’ behoorde dan ook tot de ‘heerlijke rechten’.
Duifhuizen trof men dus alleen aan op de goederen van de landheer en op de hofsteden van abdijen en kloosters.

Al vroeg werden hier dus duiven gehouden, men spreekt al over ‘het Duyfkensvelt’ in 1634, over ‘de Duyveceet’ in 1711 en over het ‘Duyfhuysvelt’ in 1751.
De Duyfkensveldwegel was in 1845 een kruiwagenweg van 1 meter breed en 325 meter lang.

De ‘duyvenkeet’ werd een ‘landmark’ en werd gebruikt om gemakkelijker aan t duiden waar iets zich bevond. Zo vinden we in april 1847 bijvoorbeeld “een land te koop, gelegen te Aelst-Schaerbeke, omtrent de Duyvenkeet …
In 1896 sprak men dan al over ‘de Duivekeetstraat’ hoewel het nog tot 1932 zou duren vooralleer de naamgeving officieel werd.
In die periode werden de duiven vaak ondergebracht in gemetselde gebouwtjes zoals bijvoorbeeld in de ‘Duivenhoeve’ te Koksijde. Zo telde de achthoekige duiventoren van Lo (1710) maar liefst 1132 hokjes.

Op andere plaatsen werd een toren van de omwalling ingericht als duiventoren : zo bijvoorbeeld 'de Vleet' in Hummelgem (Steenokkerzeel) en 'de Zeventorentjes' te Assebroek.

De romaanse duiventorentjes waren rond, de gotische vierkant en de latere exemplaren waren zes-of achthoekig. Soms waren ze gebouwd boven de monumentale inrijpoorten van de Hofstede zoals in het ‘Hof te Wakkere’ te Hofstade bij Aalst (verdwenen in 1955).


Een dergelijjke toren was meestal een symbool van supperioriteit. Er was dan ook een stoffelijk voordeel aan verbonden. Er was immers een regeling bepaald in de pachtakte waardoor de Heer en de pachter ieder de helft van de jonge duiven kreeg. Daarvoor moest de pachter ze in de winter wel blijven voeden. ‘s Zomers zochten de duiven zelf hun kost in de omliggende velden, wat natuurlijk niet echt in de smaak viel van de omringende boeren die een deel van hun zaaisel verloren zagen gaan.
De mest werd door de pachter gebruikt in de tuin en op het veld, vooral op het vlasland.

Na de troebelen van de zestiende eeuw ging het voorrecht te loor, en het houden van duiven (wat dan mogelijk was voor iedereen) werd een echte plaag. Daarom verschenen in de zeventiende en achttiende eeuw ordonnanties die “verboden dat niemant duyvencoten oft velteladden en houde” indien hij niet beschikte over minstens 9 bunder land (dit is meer dan 10 hectare).  Het houden van duiven werd dus opnieuw een monopolie voor de grootgrondbezitters.

De duiveketen waren iets minder monumentaal dan de middeleeuwse duiventorens. Een vierkant hok in timmerwerk met lemen wanden en een strodak, staande op de grond of op vier houten pijlers. 

Een dergelijk gebouwtje moet te midden van de ‘Duyvekeet van Meuleschette’ hebben gestaan, en ook het ‘Hof te Raffelghem’ bezat een duyvekeet in 1765.

In het begin van de 20ste eeuw was de huidige Duivekeetstraat een blinde steeg die eindigde bij een haag. Daarachter lag een sompige weide waar de Siesegembeek doorliep. Het voorste deel van de weg was toen net breed genoeg om een kar door te laten, het laatste deel was nog steeds een voetweg.
In dit straatje stonden enkele huisjes.
Voor de tweede wereldoorlog werd begonnen met het moderniseren van deze wijk.

De Duivekeetstraat kreeg zijn naam officieel in 1932. De 17de-eeuwse herberg 'de Duyve Keete' was de inspiratiebron voor de naamgeving, die dus eigenlijk teruggaat naar de originele 'keete'. 

In 1938 werd beslist om een Duivekeetwijk aan te leggen, ondermeer door de uitbouw van een nieuw plantsoen en nieuwe straten richting Gentsestraat en Koolstraat die werden ontworpen door architect L. Breydel. Dat was trouwens de man die gedurende de eerste wereldoorlog ook al het plan voor het grote stadspark had getekend. 
De oorlog stak hier echter een stokje voor en het was pas na de tragische meidagen van 1940 dat het puin van de zwaar geteisterde Molenstraat naar het huidige Astridpark werd overgebracht om er de moerassige bodem te verharden en dan men definitief kon aanvangen met de aanleg van 'het nieuw kwartier'.

Deze nieuwe wijk gelegen tussen de Gentsestraat, Gentse steenweg, Schoolstraat en Koolstraat bezat een uitgestrektheid van ongeveer 8,5 ha. 
Het verkeer zou vergemakkelijkt worden en het nieuwe parkje zou een open ruimte creëren, wat voor de talrijke buurtbewoners een verademing zou zijn. Meteen werd ook komaf gemaakt met een aantal krotwoningen in de buurt die bij aanhoudende regens steeds onder water liepen door de overstromende Siesegembeek.

De Duivekeetstraat is tot op vandaag nog steeds gekend omwille van de aanwezigheid van het ‘klein parksken’ dat men vroeger wel eens ‘het Klein Parkje der Duivekeetstraat’ of ‘het Duivekeetpark’ noemde.
Meer over dit parkje is HIER terug te vinden.

Het kaarthuisje in het park werd pas in mei 1948 opgericht door aannemer Keppens uit Lede voor de prijs van 89.543 franken.
Meer over de kaartershuisjes in Aalst is HIER terug te vinden.

In 2019 werd onder de noemer ‘maximale vergroening van de stad en de binnenstad’ onderzocht of er in de Vrijheidstraat en Duivekeetstraat in Aalst boomvakken kunnen worden aangelegd. Onderzoek van het terrein en de ondergrond (ligging van nutsleidingen) wees uit dat er in de Vrijheidstraat twee boomvakken en in de Duivekeetstraat vijf boomvakken kunnen worden aangebracht. Dit zou zorgen voor meer en permanente vergroening van deze straten, en dit zonder (of met minimaal) verlies van parkeermogelijkheden.

Onrechtstreeks heeft de Duivekeetstraat ook gezorgd voor de legende en ‘het lieken’ van Mie Sigaret.
Heel onrechtstreeks eigenlijk, maar wel de moeite om het eens te lezen.

Het gezin De Coster-Van Impe uit Mere kwam naar Aalst wonen in 1901.
De man kwam kort daarop in een klooster van Mere terecht.
Victorine Van Impe en haar 28-jarige dochter Delfine bleven in Aalst, gedomicilieerd in de Duivekeetstraat, maar ze belandden in een huisje van de Ingang Borreman aan het Windmolenstraatje. 

Dochter Delfine leed enerzijds aan godsdienstwaanzin, maar anderzijds ‘kon ze drinken gelijk een Polak en roken gelijk een Turk’ waar dan ook haar bijnaam ‘Mie Sigaret’ van aan de oorprong lag.
Zonder middelen van bestaan (ze was eigenlijk kantwerkster) leefde zij ‘van ontucht’.

In januari 1904 gaf ‘Mie Sigaret’ haar moeder als vermist op. De buren in de Ingang Borreman kloegen van stank en op 5 mei werd in het keldertje van het arbeidershuisje het reeds maanden in ontbinding zijnde lichaam van de moeder gevonden.
Met een bot houwmes waren beide benen - die spoorloos bleken -afgehakt. Het kapmes werd bebloed teruggevonden bij een voddenkoopman aan wie 'Mie' het verkocht had.

Zij zelf werd uiteindelijk in Oostende teruggevonden, werd aangehouden en werd met de trein naar Aalst terug gevoerd.

Meer dan duizend nieuwsgierigen stonden aan het station. Ze werd in een politievoertuig naar de plaats van de misdaad gebracht, waar alweer een massa opgezweepte nieuwsgierigen bijeengestroomd was. Een maand later werd ze ontoerekeningsvatbaar bevonden en opgenomen in het krankzinnigengesticht van Bergen. Daar overleed ze op 20 april 1920. Ze zou eerder onaangedaan in de dievenkar gezeten hebben, en ze was zelfs opgekleed met haar hoed met pluimen, zoals het liedje duidelijk maakt.

            Sigaret zat in de koesj

            Mè ploimen op heer moesj
            Ze dei heer moejer doeid
            Z’hei ze mè e mes vermoeird
            Sigaret zat in de koesj
            Mè ploimen op heer moesj
            En de koesj reid voesj.


De Duivekeetstraat werd in de volksmond ook wel eens de ‘rue de pizjoon de kabardoesj’ genoemd, onder meer door haar 'ontuchtig' leven.

Eén van Aalsters bekendste (beruchtste?) frituren bevond zich op huisnummer 11.
In de jaren 1960-1970 was hier immers 'Frituur Arthur' gevestigd.
Men betaalde er 14 frank voor friet met 6 stukjes stoverij of een grote zure cornichon.

Nadien was daar ' De Vettigen Delper' gevestigd.
En ge zetj van Oilsjt als je in De Vettigen Delper volgende conversaties hebt meegemaakt :

Vraag  van een klant: 'Wildje de mayonnaise apoort doeng?'
Antwoord.: 'Nienek, azzek doormee moen beginnen!'

Vraag : ‘Ver moi e groeit pak me stoeveroi astemblief
Antwoord : ‘’k en em gien groeite pakken, da zen hier allemool dezelste

Die ene persoon die ooit naar een ‘veggieburger’ gevraagd heeft, hebben ze naar het schijnt trouwens nooit meer teruggevonden ... :-) 

Daarna kwam er nog de cafés Den JP en d’Uitvlucht, , maar die waren jammer genoeg geen lang leven beschoren.


Bronnen

De Gazet van Aalst 30/12/1972 - 6/1/1973 – 17/7/1947
De Denderbode 8/5/1904 – 19/6/1904 - 4/4/1847 – 26/7/1896
HLN 19/11/2019

woensdag 15 april 2020

Johannes Nepomucenus (ook Johannes van Nepomuk)

Johannes Nepomucenus (Tsjechisch: Jan Nepomucký), is geboren in 1348 in Pomuk-West-Bohemen, en stierf in Praag op 20 maart 1393).

Hij was een priester en martelaar en is een rooms-katholieke heilige.

Een beeld van de heilige Johannes van Nepomuk kan men vaak terugvinden op of naast een brug.
In België vinden we hem onder andere terug in Brugge, Kortrijk en Malmedy en in Aalst staat hij aan de Houtmarkt.  


Vaak wordt hij afgebeeld met één hand op de mond (symbool van het biechtgeheim), in de andere hand draagt hij een kruis of palmtak (die duiden op een marteldood).

De krans rond zijn hoofd draagt vijf sterren die duiden op de vijf letters van de uitspraak ‘tacui’ (Latijns voor "Ik heb gezwegen").

Hieronder volgt een verklaring van deze symbolen en van het feit waarom nu net deze heilige aan de bruggen geplaatst wordt.

Op vele bruggen stonden vroeger kapelletjes of nissen met een beeldje van de heilige aan wie de brug was gewijd. Deze heilige moest waken over de veiligheid van de schippers, en moest de brug ook behoeden voor eventuele instortingen.

De beeldjes of de kapelletjes hadden, naast dit religieuze, ook vaak een praktisch doel.

In veel gevallen duidden zij immers de plaats aan waar de veilige vaargeul onder de brug liep zodat de schippers zich niet vast konden varen.
De buurtbewoners zorgden ook voor kaarsen die 's avonds in de nis werden ontstoken, waardoor het ook dan voor de schippers veilig was om door te varen.

En natuurlijk … waar geloof was, was er ook volksgeloof, dé bron bij uitstek van verschillende sages en legendes.
Er zouden zich onder bruggen heksen en allerlei boze geesten verschuilen, en dat werd dan ook vaak de aanleiding om een beeld van de brugheilige op of bij de brug te plaatsen als afweermiddel voor ‘het kwade’.

De heilige Johannes van Nepomuk is de belangrijkste brugheilige in katholiek West en Midden Europa.
De feestdag van deze heilige, de patroon van de biechtvaders, valt op 16 mei.

Naast het feit dat hij aanroepen wordt als patroonheilige van de biechtvaders, vraagt men hem ook om bijstand bij grote droogte, bij laster of valse aanklacht.

Waarom deze ítems zo belangrijk zijn, komen jullie nu te weten …

De H. Joannes had nauwelijks het levenslicht gezien toen hij reeds een hoogst gevaarlijke ziekte bleek te hebben. Zijn ouders namen toen hun toevlucht tot Maria, en hij werd door haar krachten  van de dood bespaard. Het gevolg hiervan was dat de kleine Joannes uit dankbaarheid een grote vereerder werd van de H. Maagd en zich ook ten dienste wou gaan stellen voor de bevolking.

De ouders van Nepomuk moeten ook redelijk welvarend geweest zijn, want Johannes kon studeren aan het plaatselijke klooster, later in Praag en nog later zelfs aan de universiteit van Padua.

In 1380 werd hij pastoor van de Sint-Gallusparochie in Praag.

Zijn leven als bescheiden en diepgelovig mens trok de aandacht van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en hij werd al snel aangesteld als predikant van de Tynkerk in de Praagse binnenstad.
Ten slotte werd hij in 1387 vicaris-generaal van de bisschop in Praag. Hij preekte van dan af ook herhaaldelijk in de Domkerk en door zijn wijze en intelligente preken kwamen de mensen van heinde en verre naar hem luisteren.

Zijn optreden ontsnapte niet aan de aandacht van de toenmalige koning Wenceslaus IV van Bohemen.

Wenceslaus die van 1378 tot 1400 ook Rooms-Koning was, was toentertijd gevreesd door zijn tiranniek optreden tegenover iedereen die het niet met hem eens was. Om Johannes aan zich te binden bood hij hem een betrekking aan aan het hof. Johannes weigerde dit aanbod en de daarmee samenhangende privileges maar aanvaarde wel het ambt van persoonlijke biechtvader van de echtgenote van de koning, koningin, Sophia van Beieren.

Op een dag werd aan de tafel van de koning een bedorven kuiken opgediend, wat natuurlijk zeer tegen de zin van de vorst was. Hij gaf toen woedend de opdracht om de kok aan het spit te steken en levend te verbranden.
Johannes verzette zich hiertegen en werd in de kerker geworpen, terwijl de kok ter dood werd gebracht.

Ondertussen verdacht Wenceslas, die de moeilijkheden met de Boheemse adel maar niet meester kon worden, zijn vrouw van oneerbare betrekkingen en liet hij ook haar gevangen zetten.
Haar biechtvader Nepomuk zocht haar daar op en nam haar de biecht af.

Na een van die bezoeken eiste de koning dat hij hem zou vertellen wat de koningin hem bij de biecht had toevertrouwd maar Johannes weigerde dit resoluut omdat het biechtgeheim heilig was.
Zelfs na verschillende folteringen bleef bij zijn weigering om meer informatie te geven, waarop Wenceslas hem aan handen en voeten gebonden over de brug van de rivier de Moldau liet gooien.

Nadien zou de bisschop van Praag hierover een brief hebben geschreven naar Paus Bonifatius IX: "Nadat men zijn rechter- en linkerzij zozeer verbrand had dat hij in feite al ten dode was opgeschreven, werd doctor Johannes, mijn beste vicaris, openlijk door de straten van de stad naar de Moldau gesleept. 
Terwijl zijn handen op zijn rug werden vastgemaakt, bond men hem - als ware hij een wagenwiel - met zijn hoofd aan zijn voeten; in zijn mond zette men een stuk hout rechtop zodat deze wreed werd opengescheurd. Zo hebben ze hem naar beneden gegooid en verdronken."

Deze moord gaf meteen aanleiding tot verschillende getuigenissen over ‘wonderen’ die worden toegeschreven aan Nepomuk.

Een eerste is dat de rivier zou zijn drooggevallen op het moment dat het lichaam van de martelaar het water raakte. Boven de brug werden bovendien lichtende stralen waargenomen. Dit is een versie die weinig geciteerd wordt.

Een ander - meer populair - verhaal vertelt dat het gruwelijk verminkte lichaam van de geestelijke 's nachts zou zijn komen bovendrijven, omgeven door vijf blinkende sterren.

De toegestroomde mensen herkenden hun geliefde priester en predikant. Ze haalden hem uit het water en legden hem op de oever. 's Anderendaags stroomden duizenden mensen toe en droegen zijn lichaam onder rouwbeklag naar de domkerk.
Vooral de armen van de stad konden maar geen afscheid nemen van de persoon die voor hen altijd geweest was als een liefhebbende vader. Koning Wenceslaus gaf nog de opdracht het lijk op een onbekende plaats te begraven, maar er hing daar zo'n geur van heiligheid dat hij al snel werd ontdekt.

Het beeld van Johannes Nepomucenus was het eerste dat in 1683 op de Praagse Karelsbrug werd geïnstalleerd op de plaats waar hij volgens de overlevering in de Moldau zou zijn gegooid.
Dat gebeurde aan de achtste pijler als men van de Altstadtertorne komt. 
Op de rijkelijk versierde pijlers vindt men naast zijn beeld trouwens ook nog 27 andere beelden van mannelijke en vrouwelijke heiligen.

Eeuwenlang al komen bedevaarders naar deze brug om de heilige eer te bewijzen.
Vooral uit Bohemen, Moravië en Hongarije komen tussen 16 en 24 mei nog steeds pelgrims samen. Vaak dient het gewone verkeer over de brug gestaakt te worden. Bij een bezoek aan Praag is het trouwens een aanrader om de gidsen vol enthousiasme en overgave te horen vertellen over 'hun' Johannes.

Toen bleek dat bij het openen van zijn graf in 1719 zijn tong ongeschonden bewaard was gebleven, werd de verering in heel West Europa nog groter.
Johannes werd in 1729 zelfs heilig verklaard door paus Benedictus XIII. 


Onder plechtig vertoon werd het hoog-barokke praalgraf bijgezet in de Domkerk te Praag. Daar wordt hij sindsdien door de gelovigen vereerd en velen verkregen van hem uit de hemel het wonder waarom ze hem smeekten.

Hij is dus de patroon van Bohemen, van biechtvaders, priesters, schippers, molenaars, van het biechtgeheim, van het zwijgen, van waterbedreigingen en van bruggen.

In Aalst werd het beeld ook op een brug geplaatst, namelijk in 1777 op de brug aan de overwalling van de ‘sterrevesten’, wallen die trouwens bleven bestaan na het slopen van de poorten. De naam sterrevesten komt van de zogenaamde 'sterheren', het (Wilhelmieten-) klooster waar nu het Volkshuis staat, en waar Dirk Martens begraven werd. 

De Sansculotten gooiden het beeld echter in het water en pas na 15 jaar kwam het beeld terug op het voetstuk. Voor historici een heel belangrijk gebeuren aangezien dat het de plaats aangeeft waar zich vroeger de Sterrevesten bevonden en waar de Ponstraatpoort toegang gaf naar het hertogdom Brabant. De Sterrevesten was het geheel van sloten rond de stadsomwalling .

In 1871 gaf Joannes zijn naam aan de St Janstraat.

In 1875 is er een discussie over herstellingswerken aan het beeld. Volgens ‘t Verbond zou men daar geen 1800 franken mogen aan besteden. ‘De groote Johannes Népomucenus is immers een heilige, welke ‘t liberalismus van zynen tyd moedig gegeesseld heeft”.

Dat deze heilige ook heel veel bewondering kreeg in Aalst mag blijken uit de viering van zijn feestdag op 16 mei 1876. 

Ter gelegenheid des feestdags van den H. Joannes-Nepomucenus zal, in den davond van Dynsdag 16 mei aenstaende, eene algemeene verlichting plaets hebben in de wyk der Houtmerkt en aenpalende straten. Een vuerwerk zal om 8 ½ ure afgeschoten en door de opstyging van eenen luchtbal gevolgd worden”.

Het was echter niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zo werd in 1876 ook slijk geworpen op het standbeeld. Dit vandalenwerk werd ‘door al de liberalen van Aalst als eene schanddaal aanzien, en de vurigste wensch van al onze vrienden is, dat de plichtigen opgezocht en door ‘t gerecht gestraft worden’.

Dat (onder andere) dit beeld ook betrokken zou geraken tijdens de verkiezingen van  20 oktober 1907, lijkt misschien raar.  Het verkiezingscomité besloot toen echter om in de nacht van 19 op 20 oktober alle kerken, kapellen, bidplaatsen, het beeld van den H. Joannes Nepomucenus, al de heiligenbeelden hier en daar aan de huizen bewaakt moesten worden, teneinde te beletten dat de katholieken heiligschennis zouden plegen en daarna de liberalen hiervan zouden beschuldigen.

In 1908 werd het beeld herschilderd, ‘en heel de Houtmerkt met al de straten daarrond heeft die herstelling bijzonder genoegen gedaan’ volgens de Volksstam van 26 september dat jaar.

Hier een foto uit 1924.

Hier een beeldje van de Houtmarkt in 1926, vanuit een andere hoek. Achteraan zien we ‘Huis De Vos’, wat trouwens nog steeds bestaat.
En deze foto dateert van de jaren ’30-’40. De kaatsbaan is hier heel duidelijk te zien. Meer uitleg over het 'kaatsen' in Aalst : HIER  
Een andere vernieling van het standbeeld vond plaats tijdens de tweede wereldoorlog. In een boek van Petrus Van Nuffel lezen we : “Een Duitscher was in het been getroffen geweest en liet, in het drankhuis, een grooten plas bloed na; de ruiten waren stuk geschoten en de kogels hadden de boomen der Houtmarkt doorboord; een der arduinen vazen, op de pijlers der omheining van het standbeeld van den H. Joannes Nepomucenus, werd verbrijzeld; de achtergebleven rijwielen bleven ons volk ten buit

In 1953 ontsnapte het beeld niet aan een aprilgrap. Volgens de pers zou een enorme betonnen balk naar de wereldtentoonstelling vervoerd worden en bij de doortocht in Aalst zou het standbeeld verplaatst moeten worden.
Het vermoedelijke uur van aankomst van het 42 meter lange gevaarte op de Grote Markt werd op elf uur gezet. Wegens de lengte moesten de verkeerstekens op de Markt verwijderd worden. Het zou trouwens heel lang kunnen duren vooralleer het gevaarte de draai kon maken aan de Houtmarkt.

Uiteraard kwam heel veel volk afgezakt naar de Markt en de Houtmarkt, maar daar vingen ze uiteraard allemaal bot.
Het toerisme, dat een steeds grotere vorm van inkomsten betekende voor de stad bleef ondertussen stijgen in belang.
Onze stad werd aangeprezen in lovende folders en schitterende afiches, maar het eerste wat men in Aalst eigenlijk zag als men van Brussel kwam, was het ‘monument van Joannes’ … bestreken met tientallen lagen verf die het onderschrift onleesbaar maakten, ‘verslenste’ bloemen en twee afgedankte lantaarnpalen in een verzakt hek.

In 1955 werd hier reeds de aandacht op gevestigd door de Vereniging van Aalsters Kultuurschoon, en alle ogen werden gericht op het stadsbestuur om de zaak (letterlijk) op te knappen.
De klachten hadden effect en het beeld werd hersteld en ook lichtjes verplaatst.

Het vernieuwde beeld werd heropgericht tussen de bomen, omgeven met groen en bloemen en werd op 11 november 1961 plechtig onthuld door burgemeester Blanckaert en schepen van openbare werken Claus.

Het beeld in laat-barok op een halfcirkelvormig voetstuk met vlammende toortsen en bladslingers, dat eerst met de rug naar het kaatsplein / parking gekeerd stond, werd naast 'verplaatst' ook omgedraaid en kon toen ineens de kaatsers bewonderen.

Hier een (kranten-) foto uit 1984
Op 21 augustus 1989 begon men aan de nieuwe werken ter herinrichting van de Houtmarkt. Alle verhardingen werden vernieuwd, alle boord- en kantstenen werden herplaatst, de parking langs het kaatsplein werd geherkasseid en het standbeeld kreeg een nieuwe verharding.
Ook de groeninfrastructuur rond het kaatsplein werd grondig herbekeken en aangepast.

Bronnen :

brugselegenden.blogspot.com/2014/11/de-legende-van-johannes-nepomucenus.html
nepomukboxmeer.nl      
heiligen.net  
‘De Duitschers te Aalst’ - Petrus van Nuffel :    
De Denderbode 11/4/1875 – 7/5/1876 – 20/9/1907
Het Verbond van Aelst 4/6/1875
De Werkman 10/5/1878
De Volksstem 26/9/1908
De Gazet van Aalst 30/3/1958 – 14/5/1960 – 4/11/1960
De Voorpost 15/6/1984 – 15/9/1989
oude-postkaarten.com/foto.asp?oud=49
religión.wikia.org
foto Houtmarkt kaatsplein : MadeInAalst
foto Houtmarkt 1926 : MadeInAalst