Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label volksfiguren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label volksfiguren. Alle posts tonen

woensdag 15 mei 2019

Den orgelman : den Oeleschoiter en Angeliksken

De orgelman, Domien Bogaert (bijgenaamd den oeileschoiter), en zijn echtgenote en vaste muziekcompagnon Angélique Ardaens (19/3/1866) , waren het meest populaire duo Aalsterse straatmuzikanten.

Domien was een stofverver uit Lede. 
Rond 1890 kwam hij naar Aalst, en woonde hij gedurende een korte tijd aan de Ledeweg. In 1891 werd hij echter uit het Aalsterse bevolkingsregister verwijderd, omdat hij op dat moment in Wallonië verbleef. 

Op 24 juli 1891 trouwde hij met Maria De Smet en het koppel vestigde zich aan de Hoge Vesten 53. Domien was ondertussen veranderd van 'metier' en verdiende nu de kost als horlogemakersgast. Zijn vrouw stierf in 1912, waarna hij reeds na enkele maanden hertrouwde met Angèlica Ardaens, die in Aalst bekend stond als 'Angeliksken, de bedelaarster'. 

Domien trok in bij Angelique in in haar woonplaats 'Den Hieten Oeven' (de St Jobsteeg, huidige Arbeidstraat), maar het echtpaar woonde daarna nog op verschillende plaatsen in Aalst. 
In 1925 verhuisden ze naar de St Annaweg in één van de zogeheten 'Zeiven Hoizekes', waarna ze bij de aanleg van de St Annalaan uiteindelijk verhuisden naar de barakken in de buurt van de kerk van Mijlbeek (zie ook 'fort Chambrol').  Tussendoor woonde het koppel ook nog in het Uilenpoortje in de Peperstraat.

Het was in de tijd dat de radio zijn intrede nog moest maken, en er van platen, cd's en usb's dus nog geen sprake was. De mensen moesten voor hun dosis musiek uitwijken naar de markten, kermissen en jaarmarkten. In Aalst waren 'the places to be' zo de Hopmarkt, de kiosk op de Grote Markt en de Oude Schouwburg. 
Om een centje bij te verdienen, besloot het paar om ook een muzikaal duo te vormen. De twee schuimden de markten en herbergen af, om er te bedelen in ruil voor hun muziek. Domien leerde zichzelf trommel spelen, waarbij hij al vlug 'den truk te pakken had', en zeer behendig met zijn trommelstokken kon omgaan.
Hij sloeg de trommelstokken ook graag tegen elkaar en dikwijls zat hij dan met zijn zitvlak op zijn wandelstok. Terwijl ze musiceerden, riepen de kinderen van op straat: ‘oeileschoiter’, iets waarvan Domien zeer boos werd.

’s Zondags gingen ze steeds bedelen aan de St Martinus- en de St Jozefskerk. Na hun 'kerkbezoek' gingen ze dan verder naar de cafés van de stad. 
Zij draaide aan een versleten handorgeltje en hij begeleidde haar met zijn trommel. Na het optreden ging Angelique dan rond om geld op te halen.

Over dit curieus koppel werd ook een liedje gemaakt:

Den oeljeschoijter en Angélique
ne fellen boijter, ne voegelschrik
trokken tesaumen gezwindj verboij
van woor ze kwamen, da wisten zoij.
Den oeljeschoijter en Angélique
ne fellen boijter, ne voegelschrik
Trokken te saumen de bossen in
Om te genieten van zoete min.

Maar van waar nu zijn bijnaam 'den oeileschoiter' ?

Nen Oeileschoiter’ of ‘(h)oeljeschoiter’ betekent letterlijk (steenkool)schijter, maar het woord is allicht een verbastering van hoeienschoiter (hoedenschijter). 

Domien sloeg met zijn trommelstokken ooit eens op de kneukels van Angélique toen ze in een herberg naar zijn goesting niet genoeg geld had opgehaald. De klanten hadden plaatsvervangende schaamte en terwijl Domien naar de koer was, deed iemand zijn gevoeg in zijn hoed.
Nadien zeiden ze: ‘Amai Doming, g’hetj in annnen hoed gescheiten’.
Vandaar ‘hoeien schoiter’, ‘hoiljeschoiter’ of ‘oeileschoiter.’


In 1925 werkten ze mee aan de publiciteit van een nieuw merk aperitief ‘Angélique’ - “qui donne la force et le courage” – van een likeurzaak uit de Arbeidsstraat. Zij stonden op de fles afgebeeld als “les deux musicos les plus réputés du pays d’Alost”.


Domien overleed op 21 mei 1927 in de barakken van 'Fort Chambrol' (Mijlbeek).
Angelique overleed op 29 december 1936 in het Oud Vrouwenhuis in de Kattestraat.


Ook in 2006 werd opnieuw een biertje genoemd naar Angeliksken. 
Ter gelegenheid van het project 'Vrouwen brouwen', brouwden de vrouwelijke leden van de Zythos-vereniging Objectieve ProefAjuinen (OPA) het bier 'Cuvée Angelique'. 

Het bier wordt gebrouwen in brouwerij De Glazen Toren (Erpe-Mere) en op het etiket van het bier staan, hoe kan het ook anders, Angelique en Domien afgebeeld.







Bronnen

http://www.museuminzicht.be
Jan Louies 
'Het Aalsters volksleven' - Jos Ghysens : foto affiche
Website 'De Glazen Toren'

Juliaan Boelens - de ajuinworp

Op zondag 17/1/2016 werd Aalst overschaduwd door de dood van de "uitvinder" van de Ajoinworp en de Gouden ajoin.
Juliaan "Jul(es)" Boelens overleed op 91-jarige leeftijd. 
Alweer een carnavalist in hart en nieren die het feestje vanaf nu ‘hierboven’ zal verder vieren.

Gezien de Maandagstoet ‘in de Jaren stillekes’ te weinig volk aantrok, wilde Juliaan daar iets aan veranderen.

Hij zat toen in het Feestcomité, en de leden merkten toen op dat de mensen op maandag niet meer naar de stoet kwamen kijken. Deuren bleven gesloten, en men nam de moeite gewoon niet meer om nog buiten te komen voor de festiviteiten.

Hij bedacht in 1958 dus de Ajuinworp om terug meer volk te lokken naar de stoet op carnavalsmaandag, en zijn ideetje groeide uiteindelijk uit tot een onvervalste traditie.

Hij zorgde er namelijk voor dat er weer ‘ iets te doen was’, zodat de mensen ook nog bleven staan om te kijken naar de stoet die passeerde.

Het eerste jaar (1958), toen de worp voor de eerste keer werd georganiseerd, stonden er een 100 mensen op de Grote Markt.

Het jaar daarop waren dat er al tussen de 200 en de 300, en als je tegenwoordig naar de ajuinworp wil gaan, en je nog een plaatsje kan bemachtigen, mag je je gelukkig prijzen.

De ajuinworp, met de gouden ajuin als hoofdprijs, brengt tegenwoordig immers een heuse volkstoeloop teweeg, en zowel jong als oud doen er hun uiterste best om met de hoofdprijs te gaan lopen, hoewel natuurlijk niemand weet wie de ‘winnende ajuin’ het publiek in zal gooien, en waar deze uiteindelijk zal terecht komen. 

Juliaan volgde ‘zijn’ ajuinworp de laatste jaren in alle stilte en sereniteit vanop de achtergrond.

Hij werd nauwelijks nog opgemerkt, maar uiteraard keek hij heel trots vanuit de feestzaal van het stadhuis nog steeds toe, hoe de prins en de burgemeester de ajuintjes het publiek in gooiden, luid ‘Ajoin! Ajoin!’ brullend.

Karnaval zonder de ajuinworp is ondertussen zoals een Jeannet zonder hare haring, of zoals een kermis zonder Delforge, maar wie weet nog wie of wat er aan de oorsprong lag van dit evenement.


In 2013 bestond de ajuinworp exact 55 jaar en AKV De Zwiejtzoel'n besloot om de ‘uitvinder’ toen een onvergetelijke carnaval met een praalwagen en beeltenis van hem te bezorgen. 
Die dag zorgde de AKV ervoor dat de – toen twee - ajuinboeren en de uitvinder van de Ajuinworp in de kijker gezet werden, en ze gooiden maar liefst 15.000 ajuintjes in het publiek. 
De zussen Isabelle en Caroline Claessens van de gelijknamige juwelierszaak schonken toen een juweel ter waarde van 500 EUR aan de ‘vinder’ van de winnende ajuin.

Op de doop van de wagen was Juliaan trouwens heel emotioneel. Het deed hem natuurlijk iets. ‘Ze’ waren hem niet vergeten.

De ajuinboeren liepen toen het hele parcours mee, Juliaan kwam er echter pas bij op de Grote Markt, want hij was tamelijk slecht te been. 

Hier een filmpje van de bewuste stoet, 
gemaakt door CarnavalAalstKoentje : 

Er was afgesproken dat Juliaan net voor de Grote Markt op één van de wagens zou klimmen en dan de apotheose van de stoet vanop de wagen zou kunnen meemaken, maar hij geraakte niet op het trapje van de wagen, want dat bleek nét iets te hoog te zijn. Hij probeerde en probeerde, en werd er serieus nerveus van, want hij wou dit dolgraag meemaken, maar het lukte écht niet. 

Uiteindelijk is hij met een van de medewerkers van de Zwietzoel’n aan de arm te voet over de Grote Markt gestapt, voor de carnavalswagens uit.

Het publiek stond wat verdwaasd te kijken, ... Wie is die man die daar voor de groep loopt, maar al gauw bleek dat de man, die ondertussen ook bekend was van tal van bijeenkomsten van de Aalsterse oud-strijders, de Ajuinworp te hebben bedacht, ... iets wat velen vergeten waren of zelfs niet wisten. Uiteraard moest hij daarna nog tal van interviews geven.

Tijdens de worp van 2015 was ook premier Michel aanwezig tijdens de worp. Hij waagde zich toen zelfs aan een paar woordjes Oilsjters, en maakte naar hartelust selfies met de aanwezige carnavalisten. 

In 2016 werd het dus een hele speciale ajuinworp , ... voor de eerste maal in de geschiedenis zonder een glunderende Juliaan.

Juliaan was ook actief als lid van de sportraad en actief bestuurslid van de Aalsterse Vaderlandslievende Verenigingen.

Hij was nog goed bij de pinken voor zijn leeftijd en was ook volledig mee met de sociale media. Een groot carnavalist die regelmatig nog iets poste op zijn Facebookpagina, waardoor we allemaal weer 'bij' waren.



Bronnen

Facebook Juliaan Boelens
HLN 
De Streekkrant 
Eigen info

vrijdag 26 april 2019

Ludovic De Mesmaecker - Jezus van Hofstade


Ge zetj van Oilsjt as ge jezus uit Hofstade 
blootvoets en met grijze baard, op zijne velo zag rondrijden ...

Vele Oilsjteneers hebben hem ooit wel zien voorbijrijden met zijn fiets, hij was gekend in elke Aalsterse wijk.


In café De Gele Limonade kwam hij in de jaren '80 zijn zelfgemaakt appelsap opdrinken. Het was een van de weinige cafés waar hij dat mocht doen. Daarvoor kwam hij ook in CSV 't Fabrieksken, in de Wellekesstraat, waar hij eveneens welkom was. 


Hij liep winter en zomer in short en op sandalen en kwam de zaterdag, tegen de middag, per fiets naar de groentemarkt om er de resten te vragen of op te rapen. Achteraan op zijn fiets stond steeds een grote kartonnen doos waarop iets geschreven stond in de aard van "De boodschap : ....' of "Jezus is ......", …


Ludovic woonde in een krot van een boerderijtje, tussen de rommel. Een stoof had hij zelf gefabriceerd door een constructie van grote VDM frituurolievaten.

Slapen deed hij op de grond met een doek over hem, en als het te koud was, zette hij een zelfgemaakt masker op, zodat 'zijnen asem zijn gezicht verwarmde'. 


Hij zei herhaaldelijk dat hij getraceerd werd door de staatsveiligheid en door allerlei rare individuen gezocht werd. Zo is er eens een hele scène geweest bij electrohandel 'De Ridder' (Naarstigheidstraat) omdat hij een radiootje wou kopen. Hij betrouwde het echter niet dat er batterijen inzaten, want dat zouden volgens hem de geknipte objecten geweest zijn om hem te kunnen bespionneren. Gezien er in die tijd nog geen internetradio bestond, en usb of cd-rom al helemaal niet bestonden, is hij onverrichter zake terug moeten keren ...


Als hij iets opschreef, deed hij dat in een krabbeltaaltje dat voor Esperanto moest doorgaan. Volgens hem was het Esperanto, de taal van de toekomst, maar eigenlijk was het een onverstaanbaar taaltje dat enkel hij kon ontcijferen.


Hij woonde tot begin jaren '60 in de Caudronstraat 2. De eigenares was een oude juffrouw en hij woonde boven de garagepoort. Hij deed er allerlei klusjes in ruil voor de huurprijs, en heeft er gewoond tot de dood van de eigenares.
Daarna woonde hij op het Volksplein (nr 1). Op het plein herstelde hij een oude lijnbus, waarin hij later ging wonen als kluizenaar. Dat was dan ergens tussen Erpe en Lede aan de Keiberg in een bosje.


In die tijd is hij ook nog een tijdje lid geweest van judo club Hirano-Kwai die op dat ogenblik haar lokalen had op de St. Annalaan.


Hij had toen al afwijkende gedachten en was vooral bezig met Oosterse religies (Hindoeïsme). 
Eind jaren '70 verscheen er een reportage van hem in Humo ('De Christus van Hofstade') en hij is ook ooit eens ten tonele verschenen in een reportage op tv. 

Hij woonde ook nog in Hofstade in de Kortehoekstraat in een vervallen boerderijtje, en in Moorsel op 't Steven (aan de meisjesschool).
Zijn laatste woonplaats was op de Oude Dendermondsesteenweg, waar hij enkele jaren geleden (2013-2014?) gestorven is van ontbering.

Zwert Lowieken

Ge zetj van Oilsjt as ge Zwert Lowieken 'rook' afkommen ... "


Zijn echte naam was Louis De Meersman (° Aalst 1920, + Aalst 1985)


Louis was afkomstig van 't Kerrebroek, en was reeds van bij de geboorte verlamd aan de benen . Hij verplaatste zich in een driewielig gehandicapten wagentje, waarvan het voorwiel via een tandwiel en ketting manueel aangedreven werd, met handgrepen die tegelijkertijd dienst deden als stuur.
Op zijn wagentje was een houten bak geïnstalleerd waarin zijn koopwaar ten toon lag: schoenblink, veters, handborstels, naaigaren enz... 

Louis was een grote liefhebber van wielerwedstrijden en ging zelfs tot Ninove en Geraardsbergen naar wedstrijden kijken.

Wanneer hij ergens binnen ging liet hij zich uit zijn wagentje glijden en sleepte zich alleen op de macht in zijn armen naar een stoel, waarop hij zonder hulp plaats nam. 

Hij was in die tijd overal bekend en geliefd. Hierin zou een paar jaar later echter een grote verandering komen ..
Tussen zijn 25e en 30e jaar werd hij een tiran voor zijn ouders en zus, verteerde het geld van zijn ouders, werkte niet meer en dreef het zover dat na de dood van één van zijn ouders de ander zich verhangen heeft.
Van toen af aan ging het helemaal bergaf en de erfenis van een paar werkhuisjes op Kerrebroek smolten weg als sneeuw voor de zon. 

Iedere normale burger begon hem te mijden omdat hij veelal dronken was en ook nog zijn behoeftes deed in zijn karretje. Hij hield zich nog alleen op met mensen op de rand van de maatschappij die hem duldden omdat hij toch nog kon trakteren van zijn invalidengeld en van het verzekeringsgeld dat hij trok van auto's die hem op de openbare weg aanreden. 

Zwet Lowieken (of ook wel eens 'Voile Louis') zat natuurlijk altijd in zijn invalidenwagentje, zijn zeer vuil kostuum was zijn kenmerk, alsook lange ongeknipte neusharen, meestal snot en kwijl rond zijn neus en mond, en een grote vuile zakdoek die half uit één van zijn broekzakken stak.

Vaak sprak hij kinderen aan met de vraag (eerder bevel) om hem voort te helpen of om hem te helpen de stoep op en af te rijden, maar meestal gingen die snel lopen van schrik !

Waarna er dan uiteraard een hele scheldtirade volgde …

Tot zijn beperkte vriendenkring behoorden ook Poesjkapelle en Sneeuwwitje (een ander randfiguur van aan de Vijfhuizen waar hij nog een tijdje mee heeft samengewoond).

Zijn zus, die in de Meuleschettestraat woonde, weigerde om hem nog binnen te laten sinds die tijd.
Uit protest plaste hij dan vanuit zijn wagentje op haar deur.

Hij werd in januari 1985 aangereden op de Gentse Steenweg en overleed ter plaatse aan de opgelopen verwondingen.

Zwet Lowieken is, net als Poesjkapelle, een vaak uitgebeeld figuur tijdens de carnavalsdagen. Van 'het koppel' werd trouwens ook een lied gemaakt. Klik en luister : 


Poesjkapelle

"Ge zetj van Oilsjt, as ge Poesjkapelle nog verweiten etj ...😎 "


De vrouw die in de Aalsterse overlevering zal blijven verder leven als "Poesjkapelle" werd geboren als Catharina Alfonsina Van den Steen te Aalst op 6-6-1904. Zij was de dochter van landbouwer Carolus Louis (° Aalst 9-8-1869) en twijnster Eva Düren (Rheinbreitbach, Duitsland 17-11-1875).

Als tiener maakte ze dus W.O.I. mee als dochter van een Duitse moeder.

Zij woonde op verscheidene plaatsen in de stad maar haar laatste woonplaats was aan de Dendermondsesteenweg 112, komende van Aalst, een paar huizen voor de konker op de linkerkant.
Anno 1975 is zij weduwe Verleysen.

Ze was ook steeds op tocht of op zoek naar haar man en zoon (schaliedekkers van beroep maar ze waren nog beter gekend als zeer zware drinkers, hoewel ze beiden maar een pennelat breed waren). 

Op dat ogenblik woonden ze ergens rond de Vismarkt, en ze was dan al gekend als een zeer kwaaie. Wanneer ze eindelijk haar familie terug gevonden had, werden die onder begeleiding van veel lawaai en meppen naar huis gejaagd.

De laatste jaren, geplaagd door jicht, gebruikte zij twee bezemstelen om zich te verplaatsen, en nog later toen de ziekte verergerd was liep zij bijna tot tegen de grond gebukt rond op twee halve bezemstelen.

Zij was steeds op ronde in ’t stad en trok dikwijls de aandacht door haar eigenaardige gedragingen. Ze schold iedereen uit en bedreigde met één van haar stokken diegenen die haar niet de nodige aandacht gaven als zij om hulp vroeg.

Poesjkapelle zat dikwijls op haren "delper" aan de Dendermondsesteenweg, halve bruine nylon kniekousen aan, dan 2 of 3 lagen kleed en/of onderkleed, dan ne voile "veschoeijt", iets op haar hoofd wat moest doorgaan voor een hoofddoek, maar was dikwijls alleen maar een grote zakdoek. Onaangename geuren verwelkomden de voorbijgangers, die ze steevast aansprak en vaak begon te verwijten.

Rond 1984 werd zij opgenomen in het rustoord van Sint Lieven waar zij vier jaar later zou komen te overlijden.

Poesjkapelle is, samen met 'Zwert Lowieken' een fenomeen in het Aalsterse. Je kan er van op aan dat ze elk jaar minstens een paar keer uitgebeeld worden tijdens de karnavalstoet. Geniet even mee van volgend liedje over Poesjkapel en 'hare maat' Zwert Lowieken :