Ook : Krijgsgevangenis / Cavaleriekazerne
/ Pupillensite / School voor troepskinderen
Aan de Graanmarkt werden in 1840
een Krijgsgevangenis en Cavaleriekazerne gebouwd op de terreinen van het na de
Franse Revolutie in 1806 afgebroken oude Zwarte Zusterhuis.
Over de geschiedenis van de
Zwarte Zusters kan HIER meer terug gevonden worden.
In 1859 werd deze militaire
gevangenis op zijn beurt in 1859 opgedoekt en de gebouwen, de bijgebouwen en de
terreinen werden aangepast voor gebruik als ‘Militaire School voor
Troepskinderen’.
In 1847 verwonderde Koning Leopold
I er zich gedurende een troepeninspectie dat hij in de kazernes de kinderen van
de militairen in lompen zag spelen. Die ‘verloren’ tijd kon beter besteed
worden aan opleidingen en hij besloot toen om de Oostenrijkse traditie van een
Korps Academie terug in ere te herstellen. De kinderen zouden hierdoor gegroepeerd
worden in één enkele schoolcompagnie.
Deze compagnie werd de ‘Compagnie
der Troepskinderen’ die in 1847 in Lier, in de kazerne Sion geïnstalleerd werd.
Aan het hoofd stond een kapitein en de compagnie bood plaats aan 700 jongens
tussen de 10 en 16 jaar oud. Het kader
van de compagnie was naast de Kapitein (compagniecommandant) verder nog samengessteld
met 2 luitenants, 2 onderluitenants, 1 sergeant-majoor, 8 sergeanten, 2 kwartiermeesters
(waarvan 1 met de graad van sergeant), 16 korporaals (voortkomende uit de troepenkinderen),
5 tamboers of hoornblazers (waarvan 4 voortkomende uit de troepenkinderen).
Ook werd een peletonsvrouw toegevoegd aan elk peleton. De taken van deze
vrouwen was om kleine herstellingen uit te voeren aan het linnen, de
boterhammen van de kinderen te smeren, om beurt instaan voor de afwas, …
Op 15 juni 1847 verscheen het
Koninklijke besluit n° 6297 dat het uniform bepaalde van de Compagnie van de
troepskinderen. Dit uniform werd getekend door de eerste compagniecommandant.
Hij haalde zijn inspiratie bij het uniform van de wezen van de stad Luik.
Het
uniform van de Troepskinderen werd bij Koninklijke besluit Nr 6297 samengesteld,
maar werd lichtjes gewijzigd in 1854. Het nieuwe uniform zag er als volgt uit :
- Donkerblauwe wollen heuplange
uniformjas, met kraag en schouderpatten in dezelfde kleur; scharlakenrood
versieringspat zonder schouderband. Een biesje in scharlakenrood laken was
gevestigd rond de kraag, de mouwversiersels, de schouder- en de zakspatten.
Goudbronzen knopen, met uitspringende gouddraad, in reliëf bedrukt met een L en erboven een kroon, conform met het model in gebruik.
- Vest uit donderblauw laken
met scharlaken bies.
- Broek in donkergrijs laken,
"Marengo" genoemd, versierd met een scharlakenrode bies gestikt in de
verticale buitennaad.
- Twee linnenbroeken, de ene
grijs, de andere wit.
- Muts, kepie genoemd,
"breed oplopende conische vorm, met romp in leder.— Donkerblauwe hoofdband
voor onderofficier, samengesteld uit vier geappliceerde stukken in scharlaken
rood laken.—Band in scharlakenrood laken. – Leren kwartiermuts, met wasdoek
bekleed. – Vizier uit vernist leder. – Stormband uit zwart vernist leder.
- Kraag in keperbinding.
- Handschoenen in gebreid zwaar
wit katoen.
- Witte wollen sokken.
- Rijgschoenen.
- Blauw flanellen borstrok, op
de borst gekruist en gesloten door middel van een dubbele rij zwarte knopen uit
been.
- Koppelriem uit buffelleer.
- Bajonethouder uit buffelleer
Een typische dagindeling zag er bij de leerlingen als volgt uit :
- wekken en inspectie aan bed om 5u30
- lichaamshygiene,
ziekenverslag en opruiming van de kamers van 5u30 tot 6u30
- ontbijt en speeltijd van 6u30
tot 7u00
- Les van 7u00 tot 10u00
- oefeningen, opleidingen voor
de tamboers en de hoornblazers van 10u00 tot 11u00
- het middagmaal én rust van
11u00 tot 11u30
- recreatieoefeninglen van
11u30 tot 12u30
- dan afhankelijk van de functie
muziek, dans, schermen en turnen van 12u30 tot 14u00
- rust van 14u00 tot 14u30
- les van 14u30 tot 16u30
- vieruurtje en speeltijd van
16u30 tot 17u30
- studie en muziek van 17u30
tot 18u30
- persoonlijk werk in de
studiezaal van 18u30 tot 20u00
- avondmaal om 20u00
- speeltijd tot het naar de
kamer gaan om 20u30
De pupillen konden ook gaan zwemmen, waarvan hierbij een bewijsstuk
Elke zondag en donderdag werd
een soldij betaald aan ieder kind van de vijf hoogste klassen. De oudste twee
klassen ontvingen 7 centimen per dag, de 2e en 3e klas 6
centimen en de 1ste 5 centimen.
De straffen voor het niet
naleven van de tuchtregels waren ook niet mals.
Onder de straffen vinden we
onder andere :
- het opknappen van bijkomende
karwijtjes voor het ontbreken op het appel, wederwoord en traagheid in de uitvoering
van de orders.
- kwartierarrest met bijkomende
taken tijdens de rustperiodes bij herhaling van de voorgaande fouten binnen de 3
maanden, bij onfatsoenlijkheid en herhaalde slordigheid in de klas of tijdens de
oefeningen
- het limiteren of afschaffen
van militaire wandelingen en uitvoeren van taken tijdens de uitgaansperiodes bij
dronkenschap, uitgaan zonder toelating, ontbreken op het avondappel,
buitenshuis slapen (voor de eerste keer)
- verblijf in de politiekamer bij
herhaling van voorgaande in een periode van 3 maanden, bij onbeschoftheid, bij
herhaalde luiheid, beledigingen, knokpartijen
- afhouding van een deel van de
soldij bij permanente onfatsoenlijkheid, slordige omgang met de uitrusting
en/of verlies van uitrustingsstukken
- verblijf in het cachot, op
water en brood bij het beledigen van een meerdere, bedreigingen, herhaald
slecht gedrag en bij herhaling van voorgaande feiten binnen de 3 maanden
- berisping, die steeds gepaard
ging met acht dagen cachot na het herhaaldelijk plegen van zware fouten en na
een groot aantal andere straffen
- voor de ergste gevallen ook
wegzending, de beslissing hiervoor werd genomen door de compagniecommandant en
de minister van oorlog en dit in geval het kind als onverbeterlijk werd
beschouwd.
In 1856 werd de naam veranderd
naar de ‘School der Troepskinderen’ en kwam ze onder het bevel te staan van een
hoofdofficier. Bij die gelegenheid ontving de school hoog bezoek van de Koning en
de Koninklijke Familie.
Uiteindelijk zou de school zich
in 1859 vestigen in de gebouwen van de oude gevangenis van Aalst, die volledig omgebouwd
werd voor deze nieuwe bestemming.
De werken gingen snel vooruit
en de School van de Troepskinderen kon reeds in 1860 vanuit Lier naar Aalst overgebracht
worden.
De School werd ingedeeld in zes
pelotons, over drie studiejaren en een hogere cursus. Aan het eerste peloton
werd een voorbereidende cursus toegevoegd. Het effectief van elk peloton mocht
ongeveer 50 kinderen bedragen. De kinderen werden over de drie studiejaren
verdeeld naargelang hun graad van opleiding. Ze konden enkel door de minister
van Oorlog tot de hogere cursus toegelaten worden.
Er werd een uniforme soldij van
5 centimes vastgelegd voor elk kind.
De 6 besten van ieder peleton
kregen 4 centimes per dag meer dan hun medeleerlingen.
Tijdens verlofperiodes was het
de kinderen verboden om ‘burgerkledij’ te dragen, en bij het terugkomen van verlof
mocht er geen snoep, gebak, zoetigheid of fruit meegebracht worden;
Verscheidene aanpassingen aan
het uniform van 1854 werden voorgesteld door Luitenantkolonel Dumoulin die
ongerust was over de late fysieke ontwikkeling van bepaalde leerlingen; hij
schreef dit toe aan de "compressie van de borst en de grote
bewegingshinder", veroorzaakt door het dragen van de uniformjas model
1854.
In 1860 werden de klompen en de
pantoffels ingevoerd voor de wintertenues binnen het kwartier en in juni 1862
de kepiekap, waarschijnlijk van zwart wasdoek, om hem te beschermen voor het
slechte weer.
In 1876 kreeg de School een
nieuw reglement. Artikel 1 specificeert dat de School van de Troepskinderen de
morele en militaire opleiding en opvoeding van de Troepskinderen tot doel had.
Dit om in de rekrutering van de lagere kaders van het leger te voorzien.
De School werd onderverdeeld in
pelotons van maximum veertig leerlingen. Het onderricht werd georganiseerd per
peloton. Ieder peloton werd bevolen door een officier leraar bijgestaan door
twee onderofficieren monitors.
1 hoger officier commandant, 1
bataljonsdokter, 1 officier betaalmeester leider van de lessen in de
administratie, 1 kapitein onderrichter speciaal belast met de professionele
opleiding van de onderofficieren en de Troepskinderen, 1 luitenant onderrichter
adjunct, 8 luitenants of onderluitenants pelotonscommandanten belast met de
morele en militaire opvoeding en met de wetenschappelijke en literaire
opleiding. Deze officieren gaven lessen in Frans, Vlaams, wiskunde,
aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen, enz. 1 aalmoezenier, 1 adjudant, 1
muziekchef, 1 sergeant-majoor, 1 sergeant kwartiermeester, 3 onderofficieren
leraren Vlaams, 2 onderofficieren monitors per peloton, ze nemen deel aan het
onderwijs en bewaken de studies, 1 dans- en gymnastiekleraar, 2 wapenmeesters,
1 chef van de huishouding, 1 conciërge, 1 korporaal klaroenspeler, 3
klaroenspelers, 6 korporaals belast met diverse taken, 1 eerste werkman
kleermaker, 1 eerste werkman schoenmaker, Een aantal soldaten voor het
uitvoeren van de karweien en de schoonmaak werkzaamheden.
Door het koninklijke besluit
van 12 november 1881 werd de School van de Troepskinderen beschouwd als een
korps van het leger. Daaruit volgde dat de formaliteiten, bij wet van 19 mei
1880 vereist om aan de vrijwilligers van alle categorieën de hoedanigheid van
militair te verzekeren, toepasselijk werden op de Troepskinderen als ze de
leeftijd bereikten waarop vrijwilligers in het leger konden opgenomen worden,
dit is op 14 jaar.
Om een definitieve breuk met
het verleden te maken zal de nieuwe militaire school van Aalst, die officieel
haar poorten opent 1883 vanaf dan de naam dragen van ‘Pupillenschool van het
Leger’.
Deze school is toegankelijk
voor zonen van militairen, ambtenaren of rechthebbenden van het Leger.
De Pupillenschool heeft als doel
een basisvorming te verstrekken aan de kinderen tot 16 jaar, om er goede
onderofficieren van te maken. Ze werden op deze manier klaargestoomd om de
boekhouding en de administratie van de compagnies te voeren, waarbij ook meer en
meer aandacht besteed zou worden aan de kennis van het Nederlands.
De leerlingen verlieten op hun
16 jaar deze school om vanaf dan ingelijfd te worden als beroepsvrijwilliger of
kandidaat onderofficieren en dit voor een minimumduur van acht jaar.
In 1884 werd op de hoek van de
Peperstraat en de Graanmarkt een bijkomend imposant gebouw opgetrokken dat zal dienen
als onderdak voor de onderofficieren. Op het gelijkvloers bevond zich een
infirmerie.
In 1886 werd de school
gereorganiseerd en werd ze opgesplitst in twee compagnies. De eerste compagnie
bestond uit leerlingen “pupillen” lager onderwijs (10-13 jaar) en werd behouden
in Aalst, terwijl de tweede compagnie, de oudere leerlingen tussen 13 en16
jaar, werd ondergebracht in de lokalen van de voormalige Staats-Normaalschool
voor meisjes te Namen. Zij zouden later ‘Cadetten’ genoemd worden.
Het lessenprogramma omvatte de
leerstof die onderricht werd in de eerste vier afdelingen van de cursussen en
regimentsscholen van de infanterie, d.w.z. dat de meest gevorderde Pupillen een
wetenschappelijke opleiding genoten die overeenkwam met deze van het derde
leerjaar van het middelbare staatsonderwijs.
Het programma van de praktische
beroepsopleiding omvatte :
- Leerschool van de soldaat,
bajonetgevecht,
- Leerschool van de Compagnie :
functies van jalonneur, gids, sectiechef en pelotonschef,
- Leerschool van het bataljon : zoals de
leerschool van de compagnie, met bovendien de functie van vaandeldrager,
- Praktische oefeningen over het gevecht op
niveau compagnie en bataljon,
- Veldwerken : loopgraven, schuilplaatsen,
legerkampwerken,
- Velddienst : kleine
toepassingsoefeningen over de compagnie en het bataljon in stationeringzone, in
de voorposten en in mars,
- De wachtdienst in garnizoen,
- Voorlopige reglementen over de opleiding van
de infanterie : Theorie over het schieten, voorbereidende schietoefeningen
(alleszins werd het schieten in verkorte schietstand niet onderricht aan de
Pupillen onder de 14 jaar), schatten van afstanden.
- Kennis van de klaroen - en trommelsignalen in
gebruik bij de infanterie,
- Gymnastiek, boksen, zwemmen, schermen (floret,
sabel en stok),
- Lessen notenleer, zangles. De Pupillen
leerling - klaroenblazer en deze die tot het muziekkorps behoren, evenals zij
die gekozen hebben voor deze diensten, ontvangen daarenboven ook lessen in het
muziekspelen.
Er zijn nog slechts twee
examens per jaar : het eerste op het einde van februari, het tweede op het
einde van het schooljaar. Er is geen sprake meer van speciale cursus. De
militaire opleiding moet zodanig zijn dat, bij het verlaten van de School, de
Pupil bekwaam is om de verschillende functies van onderofficier van de
infanterie uit te voeren.
In 1897 werd te Aalst de 50e
verjaardag gevierd van de stichting van de School voor Troepskinderen. Een grote
delegatie van de Vereniging woonde de feestelijkheden bij.
De Vereniging en de School
kwamen trouwens verschillende malen in contact met elkaar, onder andere
bijvoorbeeld in 1897, ter gelegenheid van het bezoek van alle leerlingen aan de
Wereldtentoonstelling te Brussel. In het Koninklijk Circus te Brussel werd door
de Vereniging een galavoorstelling georganiseerd waar de schoolmuziek een
daverend succes oogstte. Ook bij turn- en schermfeesten, gegeven door de School
van Aalst op de Grote Markt te Brussel, enz. waren zij graag geziene gasten. Hieronder een foto van het muziekkorps tijdens de schouwing van de troepen op de Grote Markt.
In de 19e eeuw
werden, naar voorbeeld van Frankrijk, meerdere pogingen ondernomen om het
openbaar onderwijs in te voeren maar een hevige schoolstrijd verhinderde de
katholieken en liberalen om tot een snelle beslissing te komen. In afwachting
hadden de Koninklijke Athenea ondertussen hun organisatie en programma’s wel al
gemoderniseerd.
Door de reorganisatie bevonden
zich alle Pupillen te Aalst, waar zij gegroepeerd zullen blijven tot augustus
1914. Op het tenue droegen allen nu de scharlaken boordjes, tot dan toe
gereserveerd voor de leerlingen van de 2e Compagnie. Een ander gevolg van de hergroepering was het
toekennen van een vaandel.
Dit vaandel vertoonde de nationale driekleur :
zwart (aan de vaandelstok), geel en rood, aan drie zijden afgezoomd met een
galon en goudfranjes, zonder opschrift. De houten vaandelstok was in het zwart
geschilderd, en droeg boven op een rechthoekige, vergulde sokkel uit messing
een Leeuw, onderaan was de vaandelstok voorzien van een draaghuls uit messing.
Aan weerszijden van de leeuwensokkel was de Franstalige leuze « L’Union fait la
Force » (Eendracht maakt Macht) aangebracht.
Tijdens wapenschouwingen werd
dit vaandel gedragen door de sergeant-majoor, hoofdmonitor. Hij had geen koppelgordel,
en droeg tijdens de defilés het vaandel op zijn schouder, in het midden van de
formatie. De Commandant van de School gaf aan dit vaandel dezelfde
eerbetuigingen als aan een regimentsvaandel.
In 1914 eindigde het schooljaar
voor de pupillen officieel op 31 juli. Zoals de vorige jaren werd het
afgesloten met een plechtige ceremonie, waaraan het volledige personeel van de
school deelnam en tijdens dewelke de « beloningen » werden uitgedeeld
(erekaarten, studiegetuigschriften voor de vierdejaars die met succes voor het
eindexamen van dat jaar waren geslaagd) en het voorlezen van de namen van die
leerlingen die palmen hadden behaald.
Na afloop van deze plechtigheid
mochten de burgerlijke leerlingen (die nog geen 16 jaar waren), hetzij de grote
meerderheid onder hen, de School verlaten voor de grote vakantie. Echter werden
de leerlingen die 16 jaar of meer waren, en die dus beroepsvrijwilligers waren
binnen de School gehouden. Hun ouders ontvingen een laconiek bericht van de
School, dat als volgt was opgesteld :
Mijnheer, Ik heb de eer u te
melden dat, gezien uw zoon 16 jaar oud is, de kolonel Schoolcommandant besloten
heeft zijn vertrek met vakantie uit te stellen tot nadere beslissing.
Aalst, 28 juli 1914 (get)
FLEMAL
Op 28 juli immers, rekening
houdend met de internationale toestand, plaatste de regering het leger op
versterkte vredesvoet, wat het oproepen inhield van de jongste drie
militieklassen. Door deze beslissing zou een groot gedeelte van de kaders zich
bij de eenheden voegen.
In de Pupillenschool ging men
over tot de evacuatie naar de gymnastiekzaal en de wapenzaal van al het
meubilair van de klassen, slaapzalen en eetzalen.
Op 1 augustus 1914, bij de mobilisatie, werden
de pupillen beroepsvrijwilligers om 9 uur verzameld op het schoolplein.
Kolonel
Delvaux de Fenffe, schoolcommandant, legde in zijn toespraak uit wat
mobilisatie was en spoorde de pupillen aan hun plicht te vervullen.
Op het einde van zijn toespraak
las de kolonel een schoolorder waarbij een twintigtal leerlingen (onder de
oudsten), rekening houdend met hun resultaten in het wetenschappelijk onderwijs
en in het militaire onderricht, tot korporaal werden benoemd.
Anderzijds werden een
veertigtal pupillen aangeduid als klerk of secretaris, om zich bij de commissies
van remonte te voegen voor de opeising van de paarden.
Vanaf 3 augustus vertrokken de
pupillen beroepsvrijwilligers op veldtocht, met hun pupillenuniform, en
ontvingen in de Legerdepot beenstukken, kogeltassen, rugzakken, enz. De oudsten moesten zich bij hun regiment voegen. De anderen
moesten naar Gent gaan, waar de vrijwilligersregimenten samengesteld werden.
Sommigen onder hen werden aangeduid om onderricht te geven aan de
dienstplichtigen van 1914, die onder de wapens waren geroepen en naar de
Opleidingscentra gestuurd. Die centra werden tamelijk snel naar Frankrijk
overgebracht.
De jonge pupillen, die
teruggestuurd waren naar hun familie en naar het burgerleven, werden tijdens de
oorlog aan hun lot overgelaten. Sommigen zullen zich nochtans bij het leger te
velde voegen als oorlogsvrijwilligers
De kazerne werd verlaten en werd
al heel snel ingenomen door de bezetter.
Bij de triomfantelijke
terugkeer van het leger “in het land”, na vier en een half jaar afwezigheid,
kon men de scholen van Pupillen (en Cadetten) eigenlijk als onbestaande
beschouwen.
Er bestond echter geen twijfel
over de nood aan deze scholen. Dergelijke militaire instellingen hebben altijd
bestaan en het leger heeft daarenboven altijd kaders nodig. Het is ook een feit dat de jonge mensen die het zelf
vormt altijd het beste voorbereid zullen zijn.
Anderzijds waren vele families
van oud-strijders in een benarde toestand terecht gekomen. Het was dus passend om
hen doeltreffend bij te staan in de opleiding van hun kinderen.
Gezien het grote aantal
kinderen dat aan deze voorwaarden voldeed, werd beslist tot de oprichting van zes scholen waarvan twee
basisscholen te Saffraanberg (Ne) en te Bouillon (Fr), twee middelbare scholen
in de vroegere pupillenschool te Aalst (Ne) en te Marneffe (Fr) en twee scholen
voor hoger middelbaar onderwijs (Cadettenscholen genoemd) te Namen (Ne en Fr). (*Ne = Nederlandstalig, Fr = Franstalig)
Omdat uit de oorlogservaring
bleek dat het uniform van de troepen te velde zo praktisch en zo weinig
opvallend mogelijk moest zijn, en gezien de tijdens de oorlog uitgeprobeerde
uniformen aan deze behoeften voldeden besloot de Minister van Landsverdediging
dat het uniform van alle wapens en diensten van het leger (behalve de
Rijkswacht, de compagnie torpedo's en het detachement torpedo's en mariniers)
van kaki kleur zou zijn en gelijkend op dat gebruikt tijdens de oorlog 6.
Het uniform van de leerlingen,
zowel pupillen als cadetten, was dus kaki. De uitgangskledij, op maat gemaakt,
was die van de onderofficieren.
Vanaf 1924 hadden senatoren de
regering al geïnterpelleerd om de afschaffing van de Pupillenscholen te eisen,
aanhalende dat, zonder rekening te houden met de kosten voor onderhoud van
pupillen en gebouwen, de Scholen voor pupillen en cadetten instellingen van een
ander tijdperk waren. … Onverdedigbaar uit pedagogisch standpunt want “men
specialiseert geen kinderen vanaf hun prille leeftijd”.
In september van hetzelfde jaar
besloot de Generale Staf van het leger dan ook al om sommige Pupillenscholen te
hergroeperen. Zo werden de Franstalige lagere scholen van Bouillon en Marneffe
overgebracht naar Saffraanberg.
Ten gevolge van de economische
crisis van de jaren 1930 kon het leger overgaan tot het rekruteren van degelijk personeel, voorzien van een stevige schoolbagage. Daarenboven toonden
statistieken sinds 1919 aan dat meer dan de helft van de pupillen om diverse redenen de
school verlaten hadden voordat ze 16 jaar waren. Vooraleer een
verbintenis te tekenen dus, wat voor de Staat zware kosten en een zuiver verlies
betekende.
Anderzijds overwegend dat het absoluut noodzakelijk was het budget
van Landsverdediging te beperken tot de werkelijk noodzakelijke uitgaven,
besloot de regering tot de afschaffing van de Pupillenscholen.
Met de wet van 7 november 1928,
inhoudend het gebruik van de talen in het leger, kondigde de regering af dat de
volledige opleiding van de soldaat in zijn moedertaal zou gebeuren. Daarom
moesten de soldaten gegroepeerd worden per taaleenheid waarvan de
belangrijkheid niet lager mocht zijn dan een compagnie of overeenstemmende
eenheid. Die eenheden moesten verenigd worden in het bataljonskader of in de
overeenstemmende groep van een zelfde taalregime, telkens hun aantal het zou
toelaten.
Deze wet moest toegepast worden
voor de militieklas van 1930.
Door een richtlijn van 2 mei
1930, werden de eenheden dan onderverdeeld in Vlaamse, Franstalige en gemengde
eenheden en er werd overgegaan tot de vertaling van de reglementen in het
Nederlands.
In 1932 verscheen een nieuwe
wet met betrekking tot het gebruik van de taal in het onderwijs. Gezien deze
wet het gebruik van de streektaal van de onderwijsinstelling in de onderwezen
lessen oplegde, bleek het noodzakelijk een oplossing te vinden om de
Nederlandstalige afdeling van de Cadettenschool over te hevelen naar de Vlaamse
regio. Verschillende oplossingen werden overwogen. De eerste weerhouden
oplossing was de overbrenging naar Aalst.
Op 26 maart 1933, verscheen een Koninklijke besluit 21 dat de
reorganisatie van de Cadettenscholen van het leger inhield. Het doel van de
school is steeds het verstrekken van de opvoeding en de opleiding aan bepaalde
jongeren om ze bekwaam te maken mee te doen aan de aanwerving voor het kader
van de officieren van het leger (in het bijzonder voor de Militaire
School).
De Cadettenscholen van het
leger moesten een Franstalige school omvatten gevestigd in Namen en een
Nederlandstalige school gevestigd in Aalst. In beide scholen moest de tweede
landstaal op grondige wijze onderwezen worden.
De keuze van de
Nederlandstalige school viel uiteindelijk op Saffraanberg (Sint-Truiden) waar
passende installaties vrijgemaakt waren door de afschaffing van de
Pupillenschool. Deze keuze werd geratificeerd door het koninklijke besluit van
16 juni 1934.
De Vlaamse Cadettenschool werd
overgebracht van Namen naar Saffraanberg in september 1933, voor de opening van
de lessen van het academische jaar 1933-1934.
Op 15 juli 1933 bracht de «
Courrier de l’Armée» verslag uit van een ontroerende afscheidsplechtigheid die plaats
had op 9 juli in het Koninklijk Legermuseum. De officiële vlag van de
Pupillenscholen werd overhandigd aan de heer Leconte, hoofdconservator. De vlag
kreeg zijn plaats in de reliekenkamer tussen de vlaggen en standaarden van de
veldtocht 1914-1918.
De school sluit haar deuren en
het gebouw staat een aantal jaar leeg.
Net zoals tijdens WOI namen de
Duitsers ook in WOII hun intrek in de kazerne te Aalst.
Eind 1940 herbergde de
Aalsterse kazerne een Duits garnizoen met Franse, Engelse en Belgische
gevangenen.
Na de bevrijding van 1944
werden er incivieken (= politiek onbetrouwbare personen ofte collaborateurs) geïnterneerd.
Tenslotte werd de kazerne in
1950 de zetel van het “Opleidingscentrum voor Geestelijke brancardiers en
verplegers”.
De gebouwen kregen daarna nog een
pak andere functies en na een paar verschillende invullingen nam de
Gerechtelijke Politie vanaf 1967 haar intrek in het vroegere schoolcomplex. In
het voorstel van het budget van Landsverdediging van 1972 vermeldde de minister
dat de oude kazerne aan de Graanmarkt te Aalst verlaten werd door de militaire
diensten en overgemaakt werd aan het ministerie van Openbare Werken
Er kwamen nog enkele andere invullingen
van het gebouw, zowel militair als burger, om uiteindelijk gerenoveerd te
worden als administratief complex van de gemeente Aalst gedurende de jaren 1990
De gerechtelijke politie
verhuisde in 2012 naar Dendermonde en de gebouwen aan de Graanmarkt werden
verkocht aan de stad Aalst.
Het was reeds in juli 1920 dat
de gedachte rees om, door het oprichten van een gedenksteen, de herinnering aan
de in de oorlog gesneuvelde makkers te vereeuwigen.
Een comité werd samengesteld,
inschrijvingen werden opgenomen en er werden feesten ingericht als fundraising.
In zeer korte tijd werd voldoende
kapitaal bijeen gekregen om rechtover de School te Aalst een prachtig monument
op te richten.
Het werd op 23 juli 1922 ingehuldigd, in een grootse
plechtigheid, vereerd door de aanwezigheid van Kroonprins Leopold.
Meer hierover is HIER terug te
vinden.
Het overschot van de
samengebrachte gelden diende om in de eetzaal van Aalst marmeren platen te
plaatsen, waarop in grote gouden letters de namen gebeiteld werden van de 163 makkers.
Er bleef zelfs nog genoeg geld over
om een prijs in het leven te roepen. Dat werd de « Prijs van het Monument »
welke ieder jaar aan de meest verdienstelijke leerling der Cadettenschool zou
verleend worden.
Later zouden de
gesneuvelde leerlingen van beide wereldoorlogen vermeld worden, zowel cadetten,
pupillen en troepskinderen van al de scholen. Dat gebeurde door twee extra platen die werden toegevoegd aan het reeds bestaande monument.
Op 21 juni 2018 was er in de
gebouwen de opening van de nieuwe stadsbibliotheek "Utopia”
en de "Academie voor
Podiumkunsten".
Daar waar de dagen er
tegenwoordig gevuld worden met muziek, lezen, leren, … was het vroeger wel een
beetje anders.
Het archeologisch onderzoek dat
op de voormalige Pupillenkazerne gevoerd werd, startte in de zomer van 2016.
Aanleiding van het onderzoek was de geplande bouw van een nieuwe bibliotheek en
academie voor podiumkunsten op deze locatie.
Een archeologisch vooronderzoek
dat werd uitgevoerd in december 2015 maakte immers reeds duidelijk dat deze
werken heel wat archeologische sporen dreigden te vernietigen.
Van deze plaats was immers – op
basis van historische bronnen – reeds geweten dat ze te situeren is binnen de
13de -eeuwse stadsomwalling en aanvankelijk vermoedelijk in gebruik was als tuingrond
en/of boomgaard.
Aan het einde van de 15de eeuw
vestigen de Zwarte Zusters zich op deze plaats om bijstand te verlenen bij de
verzorging van pestlijders.
Onder de Franse Republiek werd
dit klooster gesloten en de bezittingen werden als staatseigendom verkocht. De
gebouwen zelf bleven evenwel overeind tot 1880, zij het met een andere
bestemming: eerst als opslagplaats voor aangeslagen goederen van gesloten
kerken en kloosters, dan als deel van de militaire gevangenis en tenslotte als
onderdeel van de “Ecole des Pupilles de l’Armée”, kortweg Pupillenschool.
Tussen 1880 en 1907 worden de
voormalige kloostergebouwen dan afgebroken en vervangen door het gebouwcomplex van de
Pupillenschool zoals het er vandaag nog steeds gedeeltelijk staat.
Het onderzoek leverde
muurresten, kelders, beerputten en vloeren op die behoorden tot de
kloostergebouwen van de zusters. Ter hoogte van de kapel en in de kloostertuin
kwamen tevens begravingen tevoorschijn. Aan de achterzijde, tegen de
stadsomwalling aanleunend, trof men een opeenstapeling van tuinlagen aan, met
daarin verschillende afvalkuilen. Ook binnen het kloosterdomein werden deze
aangetroffen. Daarnaast werden ook enkele oudere grachten en greppels herkend
die mogelijk een oudere perceelsindeling voorstellen.
Het materiaal dat zich in de
afvalkuilen bevond, leverde een bijzondere blik op de materiële cultuur binnen
het klooster en dit met soms zeer verrassende resultaten. Naast voorwerpen die
in verband te brengen zijn met het religieuze leven, zijn er namelijk
verscheidene gebruiksvoorwerpen aangetroffen die eerder getuigen van een zekere
materiële welstand en van culinaire geneugten.
Een heel stuk geschiedenis dus in
deze buurt van Aalst … en heel veel is
hierover terug te vinden … in de bibliotheek die zich nu op deze plaats
bevindt.
Heel in het kort nog even de militaire
geschiedenis van dit gebouw :
Cavaleriekazerne &
Krijgsgevangenis (1840 – 1859)
Regiment der Gidsen – Escadron
Depot (→ Leuven 1859 – 1865)
1ste Regiment Grenadiers (1871
….) (gedeeltelijk)
School van de Troepskinderen –
later Pupillenschool (1860 – 1935)
Gevangenis voor incivieken
(1944 – 1950)
Opleidingscentrum (OC)
Geestelijke brancardiers en verplegers
(1950 – 1972)
O
nthaal & vorming
reservekader
…..
We schrijven intussen september 2020.
Het leger zou een militaire oefening willen organiseren in
Aalst. De pupillensite zou de uitverkoren plaats zijn.
Het is de gemotoriseerde brigade van Leopoldsburg die
samen met de Provinciecommando’s de oefening ‘Celtic Uprise’ zal uitvoeren.
Dit is een oefening in het kader van vrede ondersteunende
operaties en zal plaats vinden tussen 26 april en 7 mei 2021.
Bedoeling is om voor de oefening terreinen en gebouwen te
gebruiken om schuilplaatsen voor vluchtelingen, opslagplaatsen voor drugs,
smokkelwaar of wapens, enz te kunnen nabootsen. Ideaal zijn dus verlaten
loodsen, oude nutsgebouwen, …
Het idee stuit echter al vrij snel op politieke tegenstand
vanuit de hoek van ‘Groen Aalst’.
Volgens gemeenteraadslid Lander Wantens is het echt niet
aan de orde om een 400-tal militairen een oorlogssituatie te laten nabootsen in
het hart van een centrumstad als Aalst.
Daarenboven haalt hij aan dat de site aanschouwd dient te
worden als bouwkundig erfgoed en de historische waarde te groot is om ‘mee te
laten spelen’ door militairen.
Naast deze argumenten haalt hij ook aan dat deze oefening zeker voor hinder zal
zorgen in de stadd, zeker al voor de handelaars, de winkelende burgers en de
schoolgaande jeugd.
Wordt vervolgd ? Of wordt niet vervolgd ?
Feit is dat de site natuurlijk altijd al belangrijk geweest is in het oorlogsgebeuren
en dus eigenlijk wél het ideale kader zou zijn voor dergelijke oefening.
Ook eentje om op te
volgen dus …
Bronnen
belgiummilitary.wordpress.com
Het Belgisch militair vastgoed sinds 1830 – Ludo Michielsen
bel-memorial.org
rikcuypers.be
madeinaalst.be (foto's)
luckens.nl/achtergr_info/pupillen.html
rondleiding stadsgids 2005
Wikipedia
erfgoed.net/erfgoedobjecten/43
so-lva.be/aalst-graanmarkt-0