Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zondag 8 november 2020

Aalst : stadsvlag, leuze en wapenschild

Een vlag van een Vlaamse gemeente of provincie is steeds geregistreerd bij het 'register van gemeentewapens van de Vlaamse Heraldische Raad'.
De vlag behoort toe tot het publiek domein van een stad of gemeente en het gebruik ervan voor reclamedoeleinden is dan ook strikt verboden.
Volgens artikel 184 van het Vlaams strafrecht is misbruik of vervalsen van een vlag of zegel strafbaar met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar. 


De beschrijving van de vlag van Aalst, volgens ministerieel besluit van dinsdag 8 juli 1986, luidt als volgt:

'Drie even lange banen van rood, van wit en van geel, met op het wit een rood zwaard paalsgewijs geplaatst'.



De Aalsterse stadskleuren zijn eventjes veranderd geweest. In 1930 veranderde Alfred Kelders de kleuren wegens besparingen immers naar twee (rood wit). De Aalstenaars keken verwonderd op, en vroegen zich af waar in godsnaam men het gehaald had om de traditionele vlag zomaar ineens te veranderen. Maar … hier werd eigenlijk een 'fout' goedgemaakt.

De stadskleuren rood en wit waren immers reeds in de 14e eeuw de kleuren van Aalst, zonder dat daar echt een vlag aan verbonden was.
De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was immers rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.

Het was in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd. Bij de lijkplechtigheden van Keizer Karel V te Antwerpen, 21 januari 1559, waren immers trompetters van de keizer aanwezig in geel fluweel, afgeboord met wit en rood.
In dezelfde stoet gingen tweehonderd Duitse hellebardiers mee, die gekleed waren in rood, wit en geel. Hun hoofddeksel was geel, met een rode en een witte pluim. Zij hadden aan de ene voet een gele kous en aan de andere een rood-wit gespikkelde.

Het was dan ook op 8 september 1555 dat de oude Vlaamse tweekleur prijsgegeven werd voor de Spaanse driekleur van Filip II en dat onze eigen leuze plaats moest maken voor de Latijnse 'Nec Spe Nec Metu' (zie hieronder). Hoewel het op deze datum dus blijkbaar 'officieel' werd, zou de driekleur echter wel al vroeger bestaan hebben. In 1520 zou men immers deze kleuren al gebruikt hebben.

Toch bleef men de tweekleur trouw en werd deze later in eer hersteld. Zo werd bijvoorbeeld in de processie van OLV Hemelvaart in 1745 gebruik gemaakt van rood-wit gekleurde stokjes ('kermisstocken' genaamd), en dit in de aanwezigheid van Lodewijk XV de Dauphin en hofhouding.

In een tekst van 1791, berustend op het stadsarchief, beschrijft men vaandels van de vijf Aalsterse wijken. Er was dus nog geen echte stadsvlag, elke wijk had zijn eigen kleur :

- de Zoutstraat had toen een 'vlag van wit en groen',
- de Nieuwstraat had een 'op gouden grond een zwarte leeuw en het beeld van OLV Ter Nood, waaronder het stadswapen. In het midden het woord Nieuwstraete 1791, de boorden geel en violet)
- de Kattestraat 'op witten grond het beeld van de H. Antonius van Padua, boven zijn hoofd de H. Geest, daaronder een Dubbelen Arend met de keizerskroon, verder een kruis en twee wimpeltjes, waarop de wapens van Oostenrijk en het stadswapen, afgeboord met oranje en purper'
- de Molenstraat : 'op de ene zijde een medaillon, verbeeldende OLV van de Werf, met de woorden 'Pro deo et Maria', langs de andere zijde de wapens van Aalst en Vlaanderen met het woord Flandria, van weerskanten twee kleine vlagjes van rood en groen, in een bloemenkrans, de boord was rood-zwart-rood'.
- de Pontstraat : 'alles op witte grond, zonder boorden, de wapens van het Huis van Oostenrijk, de dubbele arend en de wapens der stad'

Het zou echter tot in 1873 duren vooraleer er echt sprake is van een stadsvlag.
Discussie echter of de drie kleuren wel heraldisch verantwoord zijn. In de heraldiek gelden immers enkele regeltjes en eentje daarvan is dat iedere kleur moet afgewisseld worden met een metaal. Als metalen gelden wit (zilver) en geel (goud). De samenvoeging van het wit en het geel zou dus tegen deze regel zondigen. De meeste andere steden hebben trouwens vlaggen met maar twee kleuren … Maar ja … Aalst is Aalst, en Aalst is dus (tja) … e specialleken ...

Wat in 1930 gebeurde (de wijziging van 3 naar 2 kleuren) was eigenlijk iets onwettigs. Het was immers niet de stedelijke feestcommissie die hiervoor bevoegd was, maar wel de gemeenteraad.

In Vlaanderen wordt een officieel wapen toegekend door de Vlaamse Regering, op advies van de Heraldische Raad.

De leuze dan. Het is ondertussen voorgoed uitgemaakt dat 'Nec Spec Nec Metu' (ook te zien op de belforttoren) niet de leuze is van onze stad, maar wel deze van Filip II, zoon van Karel V.

Karels zoon en opvolger Filips II werd immers in 1555 net als zijn vader hartelijk ontvangen te Aalst. Hij legde in dat jaar op de Grote Markt de grondwettelijke eed af als Graaf van Vlaanderen. Het was, in tegenstelling tot Karels intrede in 1550, een plechtigheid in mineur. Er werd gerouwd om Filips overleden grootmoeder Johanna.
Geen triomfbogen, toneelspelen of muziek dus, enkel het afleggen van de verplichte eed. En, hoewel in mineur, blijft deze plechtigheid tot op de dag van vandaag nog steeds zichtbaar in ons stadsbeeld. De lijfspreuk van Filips 'Nec spe nec metu' (noch hoop noch vrees) werd immers op de belforttoren aangebracht. 


In tegenstelling van wat soms gezegd wordt, verwijst deze spreuk dus niet naar de 'eigenzinnige' Aalstenaar, maar wel naar de onderdanigheid van de stad aan haar vorst'. In de nissen, boven de leuze, bevinden zich de beelden van een krijger en een poorter, symbolen van de macht en de vrijheid van het 'oude Aalst'. Het belfort staat trouwens als onderdeel van de belforten in Belgie en Frankrijk op de lijst van het UNESCO wereldcultuurerfgoed.
De leuze komt trouwens ook voor op de muntstukken die onder de regering van deze vorst werden geslagen.

Neen, de échte leuze van onze stad is en blijft deze van Iwein, heer van Aalst, uit de XIIe eeuw, en luidt 'Helpt God'. Deze spreuk is terug te vinden in de schoorsteenmantel van het Stedelijk Museum.


Het wapenschild van Aalst gaat qua vorm en uitzicht terug naar de stadszegel voor poorterszaken uit 1394. Toen Aalst begin 19e eeuw voor het eerst een officieel wapenschild aanvroeg bij de Hoge raad van Adel, baseerde men zich op dit zegel dat gemaakt werd door zilversmid Nicolaas Colijns.
Dit zegel toonde een soldaat (of ridder) met in de ene hand een banier met daarop heraldisch rechts een dubbelkoppige adelaar en heraldisch links de leeuw van Vlaanderen. Daartussenin een zwaard en in de andere hand een opgeheven zwaard.
De combinatie van de dubbelkoppige adelaar en de Vlaamse leeuw vond men trouwens al terug op de in Aalst geslagen munten uit de regering van graaf Lodewijk II van Nevers.

Je kan het wapenschild van onze stad bewonderen vanop de binnenkoer van het voormalige stadhuis, boven de poortdoorgang.


Deze wapens werden op 13 oktober 1819 aan Aalst toegekend door de Hoge raad van Adel, en werden door middel van Koninklijk Besluit bevestigd op 6 februari 1841. Dit wer per ministrieel besluit op 8 juli 1986 ook nog eens bevestigd.

Het tweede wapen (volgens Koninklijk Besluit van 6 februari 1841) had de volgende blazoenering : 

'Eenen zilveren schild met eenen rooden degen als eene staek geplaetst het spits opwaerts, vergezeld boven, ter regter zyde, van een schildeken van Vlaenderen, waervan het eerste met goud met eenen zwarten tweehoofdigen arend met uytgestrekte vleugels, met roode tond, bek een beenen,; het tweede van goud met eenen zwarten leeuw geklaeuwd en getongd met rood, den schild gedekt met eene gulden kroon'.

De laatste en officiële tekst (ministerieel besluit van 8 juli 1986) luidt: 

‘In zilver een zwaard van keel (rood), bovenaan vergezeld van twee schildjes, rechts in goud een dubbele adelaar van sabel (zwart), getongd, gebekt en gepoot van keel,
Links een leeuw van sabel, geklauwd en getongd van keel.
Het schild getopt met een kroon van goud met dertien parels, waarvan drie verheven.’

Het rechtopstaande rode zwaard, afkomstig uit de originele ridderafbeelding met zwaard, symboliseert de autonome rechtsmacht en militaire weerbaarheid van de stad.

De twee schildjes in het hoofd bij de punt van het zwaard, met keizerlijke adelaar en de leeuw van Vlaanderen, duiden op de horigheid van de graaf van Vlaanderen aan de Duitse keizer en de Franse koning. 


Het schild wordt gedekt door de traditionele, met dertien parels versierde gravenkroon uit de oude Katholieke Nederlanden, hetgeen herinnert aan de geschiedenis van de stad als hoofdstad van het Land van Aalst, dat een graafschap was. Het is een antieke gravenkroon, zoals nog gebruikt in een aantal wapens in Nederland en Belgie..

De rode kleur (keel) duidt op manhaftigheid, moed en opoffering en het zilveren veld wijst op onderdanigheid, trouwheid en schoonheid.
Het geel staat dan weer symbool van wijsheid en rijkdom.

De bovenstaande wapens werden voor het eerst getoond in de rol van wapens van Gaillard uit 1557.

Uit de krant Het Nieuwsblad van zaterdag 22 september 2007

Leeuw zonder wapenschild


AALST - Onbekenden rukten een stenen wapenschild uit de klauwen van één van de leeuwenbeelden aan de trappen van de zij-ingang van het Belfort. Het wapenschild werd door de uitbaters van café Coninck van Spagnien gevonden op het terras. Ze overhandigden het schild aan de wijkagent. Deze maakte het over aan de dienst Openbare Werken. Een herstelling wordt uitgevoerd.
Het is niet de eerste keer dat de sierleeuwen van het Belfort het mikpunt zijn van vandalen. Eerder verdween al de leeuw aan de hoofdingang. Deze werd vervangen door een metalen replica.
Als we even de wapenschilden van onze 'buren' bekijken vinden we ook daar de dubbelkoppige adelaar en leeuw terug : Geraardsbergen, Lierde, Ninove, ...

Hierbij nog enkele afbeeldingen van het wapenschild :

1. Het wapenschild op een politiebadge

2. Wapenschild in de 'Café Hag' albums ca. 1930

Bronnen

uw-adres.be/steden/aalst
heraldy-wiki.com/heraldrywiki/images/9/9a/Aalst1.pdf
'Herfstbloemen' - Petrus van Nuffel
De Gazet van Aalst 26/11/1966 (via aalst.courant.nu)
Wikipedia : 'heraldiek'
seniorennet.be/police_politie_insignes/

Deelgemeente : Baardegem

Baardegem ligt op de grens van Oost-Vlaanderen met Vlaams-Brabant en is wellicht de meest landelijke deelgemeente van Aalst.

Mooie landelijke gemeente, van 605 hectare en 1948 inwoners, met Brabantse historische achtergrond.

Baardegem noemt men samen met Herdersem, Meldert en Moorsel de "faluintjesgemeenten".
Jaarlijks op de laatste dinsdag van augustus , tijdens de Faubourgkermis, trekt hier een folkloristische stoet door de straten, wat gepaard gaat met het nodige volkse vertier in plaatselijke cafeetjes.

Voor het eerst vermeld in 1180 als "Bardenghien", vormde het tot 1258 samen met Meldert één parochie, afhankelijk van de Abdij van Affligem. 
Voornamelijk deze laatste, naast de abdij van Zwijveke (Dendermonde) en Ten Rozen (Aalst), bezat er een groot aantal gronden en enkele pachthoeven. In 1689 geplunderd en platgebrand door de Franse troepen. 
Pas tijdens de Franse Omwenteling gescheiden van het Hertogdom Brabant en gevoegd bij het Departement van de Schelde. De gemeente vertoont een slingerend stratentracé met enkele oude éénlaagse huisjes, grote hoeven, verbouwde hoevetjes en eenvoudige nieuwe bouw. Het landschap is hier ook een zeer belangrijk element: talrijke weilanden, bosjes, landerijen wisselen de bebouwing af.

De naam Baardegem komt van het Germaanse Bardingaheim. Dit betekent huis van de lieden van Bardo, het eerste huis van het dorp dus.

Baardegem en Meldert waren in de karolingische tijden gesitueerd in de Brabantgouw en later, tot het einde van de 18e eeuw in het kwartier Brussel in het hertogdom Brabant. 
Baardegem en Meldert behoorden in de Middeleeuwen tot het Hertogdom Brabant, in tegenstelling tot de andere faluintjesgemeenten Herdersem en Moorsel, die steeds tot het Graafschap Vlaanderen behoorden.
Baardegem werd op 1 januari 1977 samen met Meldert bij de stad Aalst gevoegd.

De prachtige Sint-Margarethakerk (deels laatromaans, deels vroeggotisch) met kleine barokkapel nodigt uit tot een bezoekje. In de schaduw van deze kerk staat het standbeeldje van Jan Frans Vonck als schooljongen. Hij was één van de leiders van de Brabantse omwenteling, politicoloog en advocaat.

Het dorp kende een jaarlijkse wielerwedstrijd, de Ronde van Baardegem, waarbij de wielrenners dwars door café "Maxens" rijden. Begin 2002 brandde het café echter volledig af, waarmee een lange traditie verloren ging. Café "Maxens" was gelegen aan het kruispunt van Opwijkstraat, Baardegem-Dorp en Seepscherf (vroeger Molenstraat).

Bezienswaardigheden

- De Sint-Margaretakerk

- De pastorie

- Het standbeeld van Jan Frans Vonck naast de kerk

- Station Baardegem

- het Kravaalbos

Jaarlijks wordt er eind augustus nog steeds de fabourgkermis gevierd. Voor de echte Baardegemenaars een heus evenement waarbij dinsdag het hoogtepunt vormt met stoet en vuurwerk.

De gemeente heeft een eigen scoutsbeweging, namelijk Scouts Sint-Margaretha Baardegem.

In Baardegem speelt de voetbalclub VJ Baardegem.


Bronnen

inventaris.onroerenderfgoed.be

Deelgemeente : Erembodegem

Erembodegem is de grootste deelgemeente van Aalst, en wordt wordt doormidden gesneden door de Dender. De linkeroever wordt de 'goeie kant' genoemd, de rechteroever ''t soert van oever 't woter'. 
Gemeente van 1187 hectare en 11.804 inwoners, gelegen aan de Dender en de E5-autoweg. Bekend sinds 1146 als "Erembaldengem". 
Eerste bevolkingsconcentratie aan de Dender en de Romeinse weg Elewijt-Asse-Wervik. Sinds 1227 een van 's graven propre dorpen, dat later in het bezit kwam van verscheidene families. De parochie (tot 1602 samen met Teralfene) stond onder patronaat van de abdij van Affligem. De funderingen van de oude kerk (platgebrand in 1582 en 1940) werden opgegraven in 1943 (koor uit de 13de eeuw).

Voorheen landbouwdorp, heden groeiende randstadgemeente met zeer hoge bevolkingsdichtheid en intens spoorforensisme (spoorweg Aalst-Geraardsbergen in 1855). 
Industrialisatie eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw. Drie recente industrieterreinen aan de E5-autoweg. 

Naast het centrum als eerste woongebied, onderscheidt zich Terjoden en Fonteinbos. Terjoden, aan de grens met Haaltert, vormde een vrij geïsoleerd kerkdorp, gescheiden van het centrum door de spoorweg Brussel-Gent en de E5-autosnelweg. Na de fusie van 1977 werd het gedeelte ten zuiden de spoorlijn Brussel-Kortrijk bij Haaltert gevoegd. Snel groeiende wijken Ronsevaal, Hoek en Roeveld. Geïsoleerd gelegen landelijke gehuchten Ressebeke, Ten Bos en Kluis. De Kapellemeersen aan de Dender lopen door in de Wellemeersen en vormen een interessant natuurgebied.

Het was tot eind 1976 een zelfstandige gemeente. De gemeente werd op 1 januari 1976 opgedeeld; het andere dorp in de toenmalige gemeente, Terjoden werd een deel van de fusiegemeente Haaltert

Bezienswaardigheden

- De kapel Onze-Lieve-Vrouw van Termuren maakte oorspronkelijk deel uit van het Hof ten Hale. In hét literaire werk bij uitstek van Louis Paul Boon ‘De Kapellekesbaan’ werd deze kapel vereeuwigd. 

- De Sint-Amanduskapel, een bedevaartsoord, geniet al van in de 14e eeuw heilzame krachten door de aanwezigheid van water uit de naburige bron. 
Een wandeling door 2 pareltjes van natuurgebieden zoals de Gerstjens en de Welle- en Kapellemeersen zijn zeker en vast een aanrader.

-  de Onze Lieve Vrouw Hemelvaartkerk.

Jaarlijks organiseert de levendige en creatieve handelsdekenij in het centrum een drukbezochte topdag.
Zij hebben hun eigen bier, Berghop, met Aalsterse hop gebrouwen. 
In Erembodegem werd vroeger veel hop geteeld. Een voorbeeld van een typisch Erembodegemse hopvariëteit is Loeren. Het is trouwens de hop die ook te zien is in het wapenschild van de gemeente.

In Erembodegem spelen de voetbalclubs FC Doggen Erembodegem en SK Erembodegem.

Er is ook een basketclub in Erembodegem, genaamd BBC Erembodegem. Vanaf november 2016 speelt Lindemans Aalst (Euromillions Volley League) zijn thuiswedstrijden in sportcomplex Schotte, op de site van de vroegere Leerlooierij Schotte.

Tafeltennisclub TTC. Erembodegem is met een zevental ploegen actief in diverse competities.

In Erembodegem zijn 3 muzikale verenigingen:

Koninklijke Harmonie Niets zonder Arbeid, Trouw en Eendracht
Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia
De Terjodenaren

3 toneelverenigingen:

Onder Den Toren
Tijl en Nele
Jongeren en Toneel in Erembodegem (JETIE)


Bronnen

inventaris.onroerenderfgoed.be

Deelgemeente : Gijzegem

Gijzegem is een middelgrote gemeente van 466 hectare en 2.581 inwoners, gelegen ten westen van de gekanaliseerde en de oude Dender. 
Belangrijke verkeerswegen doorkruisen de gemeente, namelijk de Steenweg op Aalst en de Dendermondse steenweg. 

Tot in 1644, zogenaamd "dienstmanschap", namelijk gemeente waar de heren zelf recht mochten spreken. De heerlijkheid is in 1399 in het bezit van Robert van Leeuwergem, 1421 bezit van de familie Godevaerts, eind 15de eeuw, deels in bezit van de familie Godevaerts en de familie Boccaert. Jan van Royen draagt het eerst de titel van heer van Gijzegem. Woongemeente voor pendelaars. Dorpskern waarrond villawijken waarvan de meest recente in het gebied ten noorden, tussen de Dender en de Steenweg op Dendermonde. Sociale wijk tussen de Driesstraat en de Kleine Driesstraat.

Het deeltje -gem is een Germaans woord dat zoveel betekent als 'huis van'. Gijzegem betekent dus 'Huis van Gijs' en dit was dus meteen ook het eerste huis van het dorp.

Tot eind 1976 was Gijzegem een zelfstandige gemeente, maar bij de grote fusie op 1 januari 1977 werd Gijzegem opgenomen in de stad Aalst.

Bekend is het Sint-Vincentiusinstituut van de Zusters a Paolo, deze congregatie is in 1818 gesticht door de Gijzegemse barones Elisabeth de Robiano. De oude refter van de school vormt een prachtig voorbeeld van art-deco (maar is jammer genoeg niet toegankelijk voor publiek). 
Wandelclub de Kadees heeft tijdens de winterwandeling in de refter vaak een controlepost. Een unieke gelegenheid om dit meesterlijk stukje kunst eens te komen bewonderen

Gijzegem telt ook verschillende scholen. Zo zijn er twee basisscholen en een school waar secundair onderwijs gegeven wordt, het Sint-Vincentius Instituut a Paulo dat richtingen uit ASO en TSO biedt. Het is een van de grootste scholen uit de omgeving met meer dan 1000 leerlingen.

Bezienswaardigheden

- De classicistische Sint-Martinuskerk uit 1772 met beschermd kerkorgel van de familie van Peteghem.

- Schandpaal, werd pas in 1960 ontdekt.

- Kasteel - het slot werd in 1614 verwoest en vervangen door een nieuw, dat in 1809 werd gemoderniseerd. Dit werd op zijn beurt in 1954 gesloopt en vervangen door en modern gebouw, dat aan het voorgaande herinnert. Van het oorspronkelijke landgoed van de familie Goubau, heren van Gijzegem en Mespelare, is enkel een schilderachtige hoeve, het Pachthof en de inrijpoort bewaard gebleven.

- Paters Oblaten van Maria - hoofdhuis en het scholastikaat gelegen in de Vereeckenstraat

- Moederhuis der Zusters van de H. Vincentius a Paulo gelegen in de Pachthofstraat, gesticht door Elisabeth de Robiano, barones le Candèle.

In Gijzegem speelt de voetbalclub KRC Gijzegem-Aalst. 


Bronnen

De Potter F-Broeckaert J : Geschiedenis van de gemeente der provincie Oost-Vlaanderen, Gent (1895), reeks V, dl.II

Deelgemeente : Herdersem

Herdersem telt ongeveer 2500 inwoners. 

Het is samen met Baardegem, Meldert en Moorsel een van de vier "Faluintjesgemeenten". 

Het grenst aan Aalst, Moorsel, Hofstade, Gijzegem en Wieze. Herdersem is vooral bekend door zijn zeer levendige Sint-Antoniusverering en -viering in het weekend omstreeks de feestdag van de H. Antonius abt (17 januari).

Naar alle waarschijnlijkheid was er in de zevende eeuw in Herdersem al bewoning. Het gebied werd beschermd door een versterking op de plaats Ham. Rond 868-869 duikt de naam Hardigisheim op in de bezittingenlijst van de abdij van Lobbes. De naam Hardigisheim betekent woonplaats van Hardigis of Harding. Herdersem maakte deel uit van het Graafschap Vlaanderen en kwam in de 11de eeuw in handen van de familie de Herdersem. Vanaf de 13de eeuw verandert de heerlijkheid een aantal keer van eigenaar tot ze in 1619 in het bezit komt van de familie Valdez. Hierdoor verkrijgt ze de titel van baronie.

Vanaf de 20ste eeuw werd landbouw minder en minder belangrijk in Herdersem en kwamen de eerste vormen van industrie op, waaronder een betoncentrale en een fabriek van textielmachines. Op 1 januari 1977 fusioneerde Herdersem met Aalst. Ondanks protest van een deel van de inwoners maakt het dorp vanaf dan ook deel uit van Groot-Aalst.

Op 17 januari vieren ze in Herdersem het naamfeest van de patroonheilige Sint-Antonius-Abt. Sint-Antonius wordt afgebeeld met een varken. Hij wordt aangeroepen tegen allerhande kwalen bij mens en dier. 
Trekker in het feestgebeuren is de ‘Gilde van Sint-Antonius’. Deze organisatie is sinds 1663 onafgebroken werkzaam en houdt de traditie levend. De viering in Herdersem gaat terug tot het einde van de 17de eeuw. Toen brak de pest in de regio uit. De inwoners van het naburige Moorsel ondernamen een bedevaart naar Herdersem. De pest leek daarop geweken. Het vormde het begin van een lange bedevaartstraditie. 

Op zondag is er de Sint-Antoniuskermis. De dag vangt aan met een eucharistieviering. In de namiddag gaat de Sint-Antoniusstoet uit. In de stoet lopen een kleine 20-tal groepen mee. Na de stoet is er de traditionele pensenworp. Aan de pensen zijn er prijzen verbonden. Op maandag is er de Moorselse Mis. Een priester uit Moorsel gaat deze mis voor. Voor de aanvang van de viering werden er allerhande offergaven ter ere van Sint-Antonius verzameld. De offergaven worden na de viering in het kerkportaal per opbod verkocht. De offers bestaan uit: varkenskoppen, worsten, vlaaien, enz. 

Bezienswaardigheden

- de sacristie van de voormalige parochiekerk (gebouwd in 1764)

- de O.L.V. Ten Beeldeken kapel

- de gerestaureerde Van Peteghem- en Vereeckenorgels in de O.L.V. Hemelvaartkerk (de parochiekerk van O.-L.-Vrouw-Tenhemelopneming (1859-1861))   

- de pastorie gebouwd in 1866

- de 15de-eeuwse bakstenen kapel van O.-L.-Vrouw ten Beeldeken (ter Linden, bij Sanderus vermeld als Onservrouwe ter Lynde)

- talloze 19de-eeuwse wegkapellen

- het borstbeeld van Alfons de Cock (de grondlegger van de wetenschappelijk folklore of volkskunde in Vlaanderen)

- het sashuis (1768-1769, vernieuwd in 1865)

- het laat-classicistische herenhuis de Liser ( gebouwd in 1817)

- het Monnikenhof met 17de-eeuwse kern

- de oude sasbrug uit 1860, in 1976 verplaatst naar de omgeving van de huidige Wiezebrug

- de restanten van de beemdlandschappen aan de oude Dender in het pittoreske Denderland.

In Herdersem speelt de voetbalclub SK Herdersem in de provinciale reeksen van de KBVB. 
Daarnaast speelt voetbalclub "Patro Herdersem" sinds 1959 in de Katholieke Sportfederatie. 

Zoals vele dorps- en stadsbewoners hebben ook de inwoners van Herdersem een eigen spotnaam. De meest bekende en verspreide spotnaam is "Meiviskoppen", een minder bekende en gebruikte "Walen".

Verklaring Meiviskoppen: In Herdersem was het vroeger in mei altijd kermis. Dan kwamen er veel visleurders van Baasrode, Mariekerke en omstreken met meivis, die rond die tijd veel gegeten werd. Dit feit was voldoende om de inwoners van Herdersem Meiviskoppen te noemen.

Verklaring Walen: Het Herdersemse dialect verschilt erg van de dialecten van de omliggende gemeenten en daarom konden die de inwoners van Herdersem moeilijk verstaan, net zoals ze de Walen (die Frans spraken) moeilijk konden verstaan.

Deelgemeente : Hofstade

Hofstade ligt net ten noorden van het stadscentrum van Aalst. De Molenbeek-Ter Erpenbeek mondt er uit in de Dender.

Hofstade komt van het woord hofstede. Dit is een ietwat verouderd woord voor een boerderij met gronden eromheen, eventueel afgeschermd met een omheining.

Het wapenschild van Hofstade is uitgereikt op 29 april 1818 en licht aangepast op 1 september 1932.
 

Het origineel specificeerde geen achtergrondkleur en geen kleur van de bek en de poten van de duif. Dit werd rechtgezet in 1932.

De betekenis van de duif op het wapenschild is niet gekend; er zijn geen historische zegels bekend van het gemeentebestuur. De duif is waarschijnlijk gekozen in 1813 - toen de vraag naar een wapenschild gesteld is - als een symbool voor vrede. Dit kan men ook afleiden uit de olijftak die de duif in de bek heeft.

De oorsprong van het dorp Hofstade is terug te leiden tot een nederzetting die twee eeuwen voor Christus werd gesticht, toen de oorspronkelijke Keltische bevolking werd verdreven en vermengd met Nerviërs, die van over de Rijn trokken. Een kleine nederzetting bevond zich in deze periode aan de vondelbeek aan de zuidelijke voet van de Steenberg. Wellicht waren het een paar kleine hoeven. Urne- en beenderbrandgraven getuigen van hun bestaan.

In de Romeinse periode, meer bepaald rond het jaar 50 na Christus, bestond er op dezelfde plaats een nederzetting met een tempeltje op de top van de Steenberg. Dit dorpje had wellicht reeds een aantal winkeltjes en het tempeltje op 'fanum' werd niet alleen bezocht door de dorpsbewoners, maar ook door bedevaartgangers. De offerkuilen die er zijn aangetroffen getuigen daarvan.

De tempel werd door brand vernietigd, en in het jaar 150 werd er een nieuwe tempel opgetrokken naar Keltische traditie. Een luxueuze villa van 9 bij 20 meter met centrale verwarming dateert van dezelfde periode.

Bij de Frankische landinname werden de eerst de ontboste kouters in gebruik genomen. Een Frankische nederzetting bevond zich in de buurt van waar tegenwoordig de Blekte ligt. Aan de Keizer (aan het einde van de Molenkouter) bevond zich indertijd het landgoed van de familie Hasso, later het hof van Essegem.

Vanaf de twaalfde eeuw werden er duchtig gronden ontbost en in cultuur gebracht. Hoeven, verspreid over het grondgebied, kwamen gedurende de middeleeuwen tot stand. Uit deze periode dateren het Koningshof (verdwenen in 1400), het Reutelhof, het Hof te Ginderneder, het Hof te Kokenen, Hof te Wachene, Hof ten Bos en Hof ter Beke (het Gooiken, waarvan de grachten recent gedempt werden). Er waren ook twee kastelen: het Kasteel ten Bos op de Kamdries (tweede deel Zijpstraat) en het Kasteel te Wachene, wat in 1468 het eigendom was van Gelein vuter Swane, hoogbaljuw van Aalst.

Op de Molenbeek stonden twee middeleeuwse watermolens: de Middelmolen op de Molenkouter en de Overmolen op de Blekte, en één op de Dender: de Nedermolen of Kerkhofmolen. In 1384 werd er een nieuwe windmolen gebouwd op het Weiveld waar reeds eerder een molen stond. De plaatselijke benamingen met 'Kam' verwijzen naar de middeleeuwse brouwerijen: de Kamdries, genoemd naar een brouwerij verbonden aan het hoften Bos, de Merenpraetkam en de Kammeers, nabij de huidige Kammenstraat.

Op 1 januari 1977 werd Hofstade een deelgemeente van Aalst.

Bezienswaardigheden

- Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk : De parochiekerk van Hofstade is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en kent een lange bouwgeschiedenis met twee belangrijke vergrotingen. Er is waardevol meubilair en een aantal kunstvoorwerpen.
De kerk bestaat uit het middenschip met twee zijbeuken van vijf traveeën, een vieringtoren, twee transeptarmen en een koor. Boven het uurwerk op de toren, staat het jaartal 1770. Aangebouwd zijn aan de zuidoostkant een traptoren, de zogenaamde Barbaratoren, in een hoek gevormd door een transeptarm. Tegen elke transeptarm is een sacristie gebouwd.
Het koor, het oudste gedeelte van de kerk in vroeg gotische stijl, gaat terug tot in de dertiende eeuw en werd in de vijftiende eeuw en later veranderd en uitgebreid. Uit de laatste periode dateren de transeptarmen en de toren. Het gebouw werd meermaals vernield door de Geuzen en ook door natuurgeweld liepen toren en dak meer dan eens schade op.

Een gedenksteen in de kerk uit 1749 herinnert aan een verbouwing van het koor en de afwerking van de zijbeuken.

In 1875 werd de kerk aanzienlijk vergroot en werd het koor in zijn oorspronkelijk vroeg-gotische stijl herbouwd. De zijbeuken en het middenschip bleven tot dan toe onder één bedaking.

De kerk werd een laatste maal vergroot in 1897. Hierbij verdwenen de restanten van de vroeg-gotische kerk: de vensterkruisen (monelen) van twee ramen en de schoren van de kroonlijst onder de goot. Bij de verbouwingen werd in de eenvoudige neogotische westgevel de gotische deuromlijsting uit de vijftiende eeuw hergebruikt.

Het kerkinterieur dateert midden achttiende eeuw en is voorzien van kwaliteitsvolle interieurelementen. De inrichting van het hoogkoor en de transeptarmen zijn eind negentiende eeuw aan de neogotische smaak aangepast. Er staan drie altaren, twee koorbanken (1898), zes biechtstoelen en een Van Peteghem-orgel (1762). De preekstoel (1820) is een kunstwerk van Jan-Frans van Geel, en domineert de aanblik van het middenschip.
Omstreeks 1920 werd de kerk bevloerd met zwarte en witte marmeren vloertegels, met ster- en andere motieven.

Artistiek en historisch waardevol is het gotische eikenhouten beeld dat Christus met de rietstok voorstelt, daterend uit omstreeks 1420. In de sacristie worden enkele zeer waardevolle kunstschatten uit de zeventiende en achttiende eeuw en textielvoorwerpen bewaard.

- Het kerkhof : De kerk is omgeven door het oude kerkhof, beplant met enkele hulststruiken en sierlijk gesnoeide taxusbomen. Enkele merkwaardige historisch belangrijke oude grafzerken bleven bewaard. Ze staan opgesteld tegen de gevels. Aan de westelijke gevel hangen twee gedenkplaten ter herinnering aan de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. De zandstenen kerkhofmuur die volledig rond de kerk loopt, werd heropgebouwd in 1858. In 1950 werd de roepsteen aan de kerkhofmuur verplaatst om plaats te maken voor het oorlogsmonument ter herinnering aan de slachtoffers van beide wereldoorlogen. Het monument staat naast de vrijheidsboom, geplant ter herinnering aan de wapenstilstand in 1918. Kerk en kerkhofmuur zijn sinds 1974 samen een beschermd monument.

In Hofstade speelt de club KSC Wilskracht Hofstade.

Bronnen

Deelgemeente : Meldert

Meldert telt bijna 3000 inwoners. Het dorp ligt ten oosten van het stadscentrum van Aalst, tegen de grens met Vlaams-Brabant. 
De totale oppervlakte is 882 ha, het aantal inwoners bedraagt op zowat 2.800.
 

Het wapenschild bestaat uit twee aaneengesloten schilden: het rechtse van zilver met een leeuw van sabel (zwart), geklauwd en getongd van keel (rood) en het linkse gedeeld, 
1. van goud met een leeuw van keel, omsloten door een geleliede en tegengeleliede streep, binnenzoom van hetzelfde, 
2. van keel met een degen, de punt naar onder gericht en over het geheel twee sleutels schuingekruist, de baarden naar boven en naar buiten gekeerd, het geheel van zilver.

Meldert is de meest landelijke en meest groene van de vier "Faluintjesgemeenten". Het was het centrum van de hopteelt in de streek Asse-Aalst, ook wel Klein Poperinge genoemd.
Meldert ligt in de schaduw van de Abdij Affligem en het grootste deel van het grondgebied behoorde er vroeger ook toe. 

De naam Meldert wordt voor het eerst vermeld in 1151, bij gelegenheid van een overeenkomst tussen de abdij van Affligem en Bernerus, heer van Moorsel. De schrijfwijze van de naam bleef in de loop van de eeuwen ongewijzigd. De betekenis ervan blijft onzeker. Wellicht werd de naam afgeleid van een plant, de melde of milde, die geteeld werd als groente in de trant van spinazie. Meldert zou dan betekenen: grond met meldekruid.

De gemeente behoorde tot het Land van Asse en maakte aldus deel uit van het Hertogdom Brabant. De heren van Asse oefenden er het bestuur uit. Ook de heren van Moorsel en Wieze hadden eigendommen op Kokerij en Nievel, twee belangrijke wijken van Meldert.

Het grootste deel van het dorp behoorde toe aan de nabijgelegen abdij van Affligem, terwijl ook de vrouwenabdij van Vorst er uitgestrekte domeinen bezat. Tot 1259 vormden Baardegem en Meldert één parochie. De opgang en bloei van Meldert hing zeer nauw samen met die van de Affligemse abdij. 
Deze bezat hier onder andere het hof te Mutsereel en het hof te Putte, twee nog bestaande gebouwen. De Affligemse bezittingen te Meldert rendeerden vooral door de uitbating van de plaatselijke zandsteengroeven, waaruit de steen via de Dender te Herdersem in grote delen van Europa werd verspreid. 

Net zoals de abdij Affligem werd Meldert gebrandschat en vernield in de 14de, 16de, 17de en 18de eeuw. Ongeveer één derde van de oppervlakte van het dorp bestond tot in de 18de eeuw uit bos. Het Kravaalbos is daar nog een restant van. Meldert-vijver is een overblijfsel van de grote potvijvers die de abdij Affligem in de streek had aangelegd voor viskweek en energie voor de watermolens. De Mooie Molen (16de-eeuwse kern) aan de overkant is daar nog een typisch voorbeeld van.

De monumentale zandsteen op het dorpsplein van Meldert herinnert aan de rijkdom en de economische bedrijvigheid van toen. Via de Aart aan de Dender te Herdersem werd deze steen verscheept richting majestueuze bouwwerven zoals de O.L.V.-kathedraal te Antwerpen, de Dom van Keulen en de kathedraal van Amiens. 

Het vroegere landschap werd bepaald door talrijke hopaanplantingen. Nu blijven er slechts een paar hopvelden meer over. Enkele streekbieren worden nog met deze hop gebrouwen. 
Het levende hopmonument op het dorpsplein is een eerbetoon aan die teelt. 
Het driehoekig dorpsplein, de Sint-Walburgakerk uit de 14de eeuw, de Molenvijver, het Kravaalbos en enkele mooie hoeves zijn meer dan opmerkelijk. 

Bezienswaardigheden

- De dries of het driehoekig dorpsplein, een overblijfsel uit de Frankische periode

- De 14de-eeuwse Sint-Walburgakerk (met Van Peteghem-orgel) uit lokale witte zandsteen met geklasseerde kerkhofmuur en kerkhof rondom de kerk

- De pastorie

- De 16de-eeuwse Sint-Rochuskapel, omgeven door enkele merkwaardige bomen
- Een groot aantal wegkapelletjes en boerderijen, en natuurlijk ook het prachtige Kravaalbos, beschermd als landschap

- Het Hof te Mutsereel (17de eeuw), beschermd als monument, en met de bijgebouwen als dorpsgezicht

- Het Hof te Putte (17de eeuw)
 
- Laatste hopveld aan de Nedermolenstraat

- Het Strooikenshof (een vierkantshoeve)

In Meldert speelt de voetbalclub TK Meldert.

Deelgemeente : Moorsel

Moorsel telt ruim 4600 inwoners en is 943 ha groot. 


Moorsel, Baardegem, Herdersem en Meldert worden ook wel de Faluintjesgemeenten genoemd.

In de heiligenlevens van Berlinde en Goedele is sprake van een klooster in Moorsel, weliswaar met tegenstrijdige informatie. Bij Berlinde leest men over een intrede rond 670 in een klooster dat gewijd was aan Onze-Lieve-Vrouw en dat na de dood van haar vader door Hunnen werd verwoest. Goedele zou begraven zijn in een (niet-bekende) Sint-Salvatorkerk van Moorsele, waar Karel de Grote haar kwam vereren door een klooster te stichten, dat nadien door Denen gebrandschat werd. 
Hoewel opgenomen in het Monasticon belge, is de meest waarschijnlijke conclusie dat het klooster van Moorsel nooit bestaan heeft.

Bezienswaardigheden

- Aan de Affligemse abt Karel van Croy heeft Moorsel een prachtig waterkasteel te danken.
Dit optrekje werd in 1520 gebouwd als een ‘Séjour de plaisance’, een lustoord voor de abt, die zich zoals de bronnen verhalen, ‘de volle vrijheid gaf aan zijn wereldse driften’. 
Vanuit het kasteel van Moorsel vielen de geuzen in 1581 Aalst aan.
Dit kasteel is nu privédomein en niet meer toegankelijk voor publiek.

- Tussen het waterkasteel en de Abdij Affligem ligt het natuurgebied Faluintjes, waar het heerlijk wandelen of fietsen is. 
Elk jaar wordt in een van de Faluintjesgemeenten het folklorisch feest de Pikkeling georganiseerd. Tijdens de Pikkeling is in Moorsel op het dorp een bloementapijt te zien dat een typisch tafereel uit de tijd van toen uitbeeldt. Traditioneel wordt er op elke Pikkeling-zondag een handgemaakt pikkelingjuweel geworpen. Het juweel wordt jaarlijks vervaardigd door Veronique De Proft (goudsmid).

- De Sint-Gudulakapel, die een herinnering is aan de Moorselse legende van Sint Goedele. Zoals vele bouwwerken van de 15de, 16de eeuw is ook deze kapel opgetrokken in Meldertse zandsteen.
Leireken, een oude spoorwegroute, nu ingericht als fietspad. De route loopt van Aalst naar Londerzeel.
Oud gemeentehuis gelegen op de Caelberg

Elk jaar wordt in een van de Faluintjesgemeenten het folklorisch feest de Pikkeling georganiseerd. Tijdens de Pikkeling is in Moorsel op het dorp een bloementapijt te zien dat een typisch tafereel uit de tijd van toen uitbeeldt. Traditioneel wordt er op elke Pikkeling-zondag een handgemaakt pikkelingjuweel geworpen. Het juweel wordt jaarlijks vervaardigd door Veronique De Proft (goudsmid).

In Moorsel speelt de voetbalclub KSC De Schroevers Moorsel. 
De club speelt op een terrein aan de Exterkenstraat.

Moorsel heeft zoals vele andere dorpen ook een volksfiguur. 
Zo had men hier Domien Camiel De Rop of Pee Klak zoals de mensen hem noemden. 

Bronnen  :

Ludo Milis, "Monastère de Moorsel", in: Monasticon belge, vol. VII/2, Luik, 1972, p. 195-198
Dirk van de Perre, "De Vita Sanctae Berlendis en de Miracula Sanctae Berlendis. Teksttraditie, datering, auteurschap en historische kritiek", in: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis, 2005, nr. !, p. 23-46
Heemkundige kring De Faluintjes     

Deelgemeente : Nieuwerkerken

Nieuwerkerken heeft een oppervlakte van 7,28 km² en telde in 2007 5727 inwoners.
 
Het wapenschild dateert uit 1840. Het stelt de kerk voor en drie gehelmde hoofden. Het wapen is afgeleid van het wapen van de familie de Waepenaert, meer bepaald van Jan de Waepenaert die in 1844 burgemeester was van het dorp. Het wapen werd toegekend bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1844.
 
De gemeente bestaat uit verschillende wijken : Bremt, Dries, Edixvelde, Laar, Maal, Pijpenbeek, Restert en Zurendries. 
Edixvelde bevindt zich op de grens van Nieuwerkerken met Erpe en Mere, beide deelgemeenten van Erpe-Mere.
 
De naam "Nieuwerkerken" wordt reeds sedert 1480 gebruikt. Vroeger werd het dorp aangeduid met de naam "Nieukercke", in 1378 werd het "Nuwerkerken" en in het Latijn "Nova Ecclesia".
 
De deelgemeente daalt van west naar oost. 
Het hoogste punt van Nieuwerkerken bevindt zich aan het einde van de Bremtstraat en steekt ongeveer 50 meter boven de zeespiegel uit.
Het laagst gelegen gebied is "'t Sluisken", op de grens tussen Aalst en Nieuwerkerken. Dit punt ligt op 9 meter boven zeeniveau.
Nieuwerkerken ligt op de overgang van de Dendervallei naar een licht heuvelachtig gebied. Even over de grens van Nieuwerkerken ter hoogte van de Jeruzalemstraat (Erpe-Mere) worden deze hoogteverschillen erg duidelijk.
 
De grond bestaat hoofdzakelijk uit een kleilaag, die dikwijls 8 meter dik kan zijn. Daaronder worden er vaak laagjes zand, rolkeien en grint aangetroffen die verschillen naarmate de hoogte. Nieuwerkerken behoort tot zandig-leem of zandig-klei Vlaanderen.
 
Door Nieuwerkerken lopen verschillende beken : de Bremtbeek, de Edixveldebeek, de Zuidbeek, de Laarbeek, de Siesemgembeek en de Hoezebeek. De naam van de beek komt vaak overeen met de naam van de wijk. Zo ontspringt de Edixveldebeek bijvoorbeeld logischerwijs in Edixvelde. De richting van de loop is over het algemeen van west naar oost. Alle beken monden rechtstreeks of onrechtstreeks uit in de Dender. Sommige beken vormen ook de natuurlijke grens van de deelgemeente.
 
In Nieuwerkerken speelt de voetbalclub KVC Eendracht Nieuwerkerken. 
Ooit bezat Nieuwerkerken ook de voetbalclub FC Edixvelde waarvan de terreinen wel in Erpe lagen, deze club werd echter in 1999 opgeslorpt door het nabijgelegen FC Mere.
 
Vroeger waren er drie scholen in Nieuwerkerken: de gemeentelijke jongensschool (waar nu de bibliotheek is), de gemeentelijke gemengde school in Edixvelde en de meisjesschool in het klooster.
Nu is de meisjesschool de vrije basisschool "de Linde" geworden en is er in Edixvelde een kleuterschooltje "De Vlinder".
In het vroegere bankgebouw is er nu de hogeschool Odisee.
 
Hier in Nieuwerkerken speelde zich ook het verhaal ‘De helaasheid der dingen’ van Dimitri Verhulst af. Dit boek werd later trouwens ook verfilmd.
Het Dorpsplein rond de kerk heeft de afgelopen jaren een ware gedaanteverandering ondergaan.Tussen de fonteinen en de banken in het groen kan je hier na een fietstochtje eventjes verpozen.
 
Nieuwerkerken had een eigen gemeentebestuur en burgemeester tot de fusie van 1977.
De laatste burgemeester, Edgard Hooghuys, werd na de fusie schepen van Bevolking en Burgerlijke Stand van Aalst.
 
 
Bezienswaardigheden :
 
- Het kasteel van Maal.
 
- De classicistische Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopnemingskerk  uit 1774.
 
- De Sint-Jozefkerk te Edixvelde uit 1960-1962
 
- De in de eerste helft van de achttiende eeuw gebouwde pastorij.
 
- Het kasteel van Regelsbrugge. Op de grens tussen Nieuwerkerken en Aalst bevindt zich het kasteel van de Heerlijkheid Regelsbrugge, ook wel het kasteel van Schotte genoemd.
De winstgevende activiteiten uit de leerlooierij van de familie Schotte maakten het mogelijk dat het oude kasteel in 1935 nagenoeg volledig werd afgebroken en terug werd opgebouwd in neotraditionele stijl, op de oude fundamenten.
 
 
Bronvermelding :
 
Deze tekst is bewerkt onder de licentie Creative CommonsNaamsvermelding/Gelijk Delen 

Nationaal Brandweermuseum - Privat Fire Brigade

Een bezoekje aan het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem was zeker de moeite waard, want het herbergde een enorme verzameling aan brandweeritems die uniek is in binnen- en buitenland. Het was zelfs het grootste brandweermuseum van de BeNeLux, en dit terwijl vele Aalstenaars er zelfs het bestaan niet van kenden. 

Een collectie glimmende brandweervoertuigen, een heel grote verzameling van blusmaterialen, en een indrukwekkend gerestaureerd beeld van Roger Lambert uit Nivelles waren de pronkstukken in dit museum.

Bij een bezoek kreeg je ook uitgebreide info en boeiende verhalen te horen over het ontstaan van de vzw Private Fire Brigade, de verschillende ontmoetingen met brandweerlui uit binnen- en buitenland, de restauratie van het wagenpark, de ruilbeurzen en de geschiedenis van elk museumobject. De leden van de vzw waren zowel brandweermannen, ex-brandweermannen en burgers. Ze kwamen uit alle uithoeken van België.

De Privat Fire Brigade vzw werd in 1993 opgericht met als doel het restaureren van voertuigen van hulpdiensten voor verhuur, gebruik  voor demonstraties, deelname aan publicataire en andere manifestaties. 
De motivatie om de vzw op te richten was (en is nog steeds) afgedankte brandweervoertuigen redden van de schroothoop door ze te restaureren en te conserveren.

Gaandeweg werd doorheen de jaren een enorme collectie historische interventievoertuigen en -materialen aangelegd. De collectie groeide uit tot één van de grootste (misschien zelfs de grootste) collecties brandweererfgoed ter wereld.


Na vele jaren van restauratie en verzamelen van oud brandweermateriaal, wilden de vrijwilligers deze vergane glorie nieuw leven inblazen. Het werd tijd voor een Brandweermuseum in ons land. Na heel wat overleg konden vrijwilligers met de collectie hun intrek genomen in het huidige pand in Erembodegem.

De collectie bestrijkt een tijdspanne van 200 jaar, vertrekkend dus van de periode van Napoleon (1815) tot 2015, het moment van de uniformisering van het materiaal en de oprichting van de Brandweerzones. Naast de collectie over de brandweer, beschikt het museum in een aparte vleugel over een grote verzameling ziekenwagens en toebehoren voor dringende geneeskundige hulpverlening in België.

Het museum bleef jammer niet gespaard van enkele diefstallen
Michel vertelde dat men er zelfs ooit vandoor is gegaan met stuurwielen …

De brigade bezat ook nog een loods in Zelzate, waar vooral voertuigen stonden die nog moesten gerestaureerd worden of waarvoor nog geen plaatsje in het museum kon worden vrijgemaakt. 
Ook deze bleef niet gespaard van inbraak. 
Het is niet zo dat er wagens verdwenen, maar er werden wel foto’s en filmpjes gedeeld en om deze te kunnen maken had men zich zonder toelating ingang verschaft in het depot. 
De laatste inbrekers hebben er trouwens vuur gestookt en hebben er blijkbaar overnacht.
Inbraak en vandalisme dus. 

In April 2013 kwam de nieuwste aanwinst van het museum even in het nieuws. 
Een eeuwenoude brandweerstoompomp verhuisde toen van het Stedelijk Museum naar het Brandweermuseum. 

De antieke stoompomp, die eind jaren 1800 gebouwd werd, was het laatste grote museumstuk van de brandweer dat nog niet tentoongesteld stond in het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem. 
De pomp in kwestie was de allereerste mechanisch aangedreven stoompomp van de Aalsterse brandweer. Ze werd van 1904 tot en met de laatste oorlogsjaren gebruikt om branden te blussen. Nadien werden voor die taak motorisch aangedreven bluspompen gebruikt. 


Toen de machine in onbruik raakte, werd beslist om ze tentoon te stellen in de brandweerkazerne in de Vrijheidsstraat. Daarna stond ze bijna veertig jaar in het Stedelijk Museum in Aalst. Toen het Stedelijk Museum verbouwd werd, was er geen plaats meer om het antieke toestel tentoon te stellen. 
Het verdween dan maar enkele jaren in een opbergruimte. 

Vanaf dan werd de bluspomp tentoongesteld in het Nationaal Brandweermuseum in Erembodegem, waarvan Michel Van der Straeten de bezieler was. 
De verhuis werd zeker geen sinecure: omdat de deur van het Stedelijke Museum veel te smal was, moest de machine deels worden gedemonteerd: de wielen, de wielassen en enkele stoombuizen werden tijdelijk losgemaakt en nadien opnieuw bevestigd. Drie mannen van het Nationaal Brandweermuseum, onder wie Michel, waren hiermee vier uur zoet. De stoompomp is vanaf nu in langdurige bruikleen van het Brandweermuseum, maar blijft wel bezit van de stad Aalst.

Een ‘bekende ladderwagen’ dan … Op 22 mei 1967 woedde de felle brand in het warenhuis Innovation in Brussel. Ook de ladderwagen die toen bij de bluswerken werd ingezet, kon je bewonderen in het museum. 

In mei 2015 verscheen er dan wel minder goed nieuws in de pers. 
Een nieuwe taks op onroerend erfgoed kost het museum 11.000 euro per jaar. ‘We vrezen voor het voortbestaan’, klonk het bij de medewerkers 
Wat de toekomst dus zal brengen, is nog even koffiedik kijken. Het is natuurlijk te hopen dat alle inspanningen niet tevergeefs waren, en dat we nog lang kunnen genieten van dit deeltje geschiedenis.

Het museum was iedere tweede en vierde zondag van de maand gratis toegankelijk, maar op aanvraag kon je er ook op andere dagen terecht voor een georganiseerd (groeps-) bezoek. 
Het museum stelde ook zijn deuren open voor scholen. Kinderen konden er op een speelse manier kennis maken met alle aspecten van de tot de verbeelding sprekende vurige wereld van de brandweer. 

De vzw Privat Fire Brigade heeft ook in 2018 klacht moeten indienen. Ditmaal tegen 'urban explorers' die waren binnengedrongen in hun loods in Zelzate. Daar stonden volgens de explorers een 90-tal oude brandweervoertuigen 'te verkommeren'. 
Het was Urban explorer Anthony Clauws die een filmpje online zette waarin te zien was hoe hij een 'verlaten' loods in Zelzate binnenging vol antieke brandweervoertuigen. 
"Het is een oude loods of brandweerkazerne. Vermoedelijk zijn het allemaal oude brandweerauto's die in beslag zijn genomen en vernield. We staan in de silo en overal rondom ons staan oude brandweerauto's. Het is duidelijk dat dit verlaten is", zei de jongen in de camera …   Foutje dus … maar daar kon men natuurlijk niet mee lachen.

Eerder had een bende kinderen uit de buurt al sleutels gestolen van de wagens. Er waren ook opnieuw vernielingen en vandalisme aangebracht … maar … mensen zijn soms zo dom om hun initialen achter te laten in de loods en zijn dus traceerbaar …

Alles hierboven staat in de verleden tijd beschreven?

Inderdaad …
Na de doemberichten van de hoog oplopende kosten en het feit dat men deze lasten in Aalst niet meer zou kunnen dragen, was het in november 2020 écht zo ver. 

Na 30 jaar verhuisde het brandweermuseum van Aalst naar Weelde Depot, het vroegere militaire domein in Ravels. 

De immens grote collectie krijgt onderdak in hal 6 van Weelde Depot.
Maar liefst 180 brandweerwagens, meer dan 200 kostuums en 150 helmen, 200 straalpijpen en 400 brandblussers zullen er een nieuw onderkomen vinden. 

De collectie behoorde dus toe aan de Privat Fire Brigade van Michel Vanderstraeten.
De stad betaalde een huurtoelage aan de Privat Fire Brigade, maar besliste om die toelage stop te zetten, wat Michel Vanderstraeten voor de onmogelijke taak stelde om de huur van de loods te blijven betalen.

Over alle partijgrenzen heen groeide het besef dat de stad Aalst niet kon blijven betalen voor de huisvesting van deze collectie, hoe waardevol ze ook was”, zei schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire. “De huidige huisvesting was ook nooit anders bedoeld dan als noodoplossing. Op een bedrijventerrein hoort economische activiteit thuis en een oude loods is nog geen museum. De Private Fire Brigade had begrip voor dit standpunt en wist dat ze naar een structurele oplossing moesten gaan

Verschillende mogelijkheden werden onderzocht en uiteindelijk bereikte de vzw Private Fire Brigade een overeenkomst met de Brandweervereniging Vlaanderen, de overkoepeling van alle brandweerzones in Vlaanderen.  Zij zouden de collectie overnemen.


Onder meer de 180 oude brandweerwagens, de blustoestellen, de kostuums, … Het moest allemaal mee. Aangezien sommige wagens niet meer konden rijden, werden op zaterdag en zondag 7 en 8/11/2020 reeds een 50-tal wagens op diepladers geladen om nadien in een colonne naar de nieuwe locatie vervoerd te worden.

Voor de operatie kreeg Brandweervereniging Vlaanderen, dat de collectie heeft overgenomen, assistentie van de Civiele Bescherming, bedrijven en heel wat vrijwilligers. 
Het was dus op zijn minst een uniek gezicht op de Vlaamse snelwegen en de kleinere wegen rond Turnhout.

De colonne die zowel zaterdag als zondag voorbij denderde, toonde meer dan 100 jaar brandweergeschiedenis.

Ook de grote brandweerverzameling van de Mechelse brandweer die een paar geleden naar Aalst verhuisde, wordt meegenomen naar de Kempen.
In totaal moeten op die manier 133 brandweervoertuigen verhuisd worden. Tegen het einde van het jaar moet alles overgebracht zijn.

De Brandweervereniging Vlaanderen is eigenlijk de logische eigenaar van de collectie, het gaat tenslotte om hún erfgoed.
De zorg zal in de toekomst niet langer bij een kleine groep van de vzw liggen, maar bij het geheel van brandweerkorpsen van Vlaanderen. Een grotere vereniging beschikt daarenboven over een netwerk en de draagkracht om de collectie te behouden en op termijn misschien zelfs te evolueren naar een volwaardig museum.
De nieuwe locatie in Weelde is dubbel zo groot, wat in elk geval goed nieuws is voor de vzw, die er over veel meer plaats zal kunnen beschikken om alles netjes uit te stallen.

Een jammere verhuis dus voor Aalst, en ook een beetje een gemiste kans, want vele Aalstenaars wisten zelfs niet dat dit museum bestond … en nu is het te laat om het te gaan bewonderen natuurlijk.

Niet bezocht?
Bekijk onderstaand filmpje dan zeker (filmpje is uit 2017)


En nog een paar beeldjes van het museum binnen en ook (vooral) van buiten ... de wagens die nog te herstellen zijn, of die gebruikt worden voor wisselstukken.

Persoonlijk dank ik Michel en de medewerkers nog eens voor de extra openstelling van het museum tijdens de nationale wandeldag van wandelsportvereniging De Kadees in 2017 en voor de informatie en leuke samenwerking die we hadden gedurende de voorbereidingen ervan.
Tijdens deze wandeldag werd het museum op mijn vraag immers een extra dag opengesteld voor de enthousiaste wandelaars.
Over de wandelclub is HIER meer te lezen. 

In Aalst zal het dan misschien niet meer zijn, maar hopelijk kunnen we binnenkort opnieuw genieten van dergelijk interessant museum in het Antwerpse.
We kunnen er misschien allemaal eens heengaan met de caravan ? 😉




Bronnen

Nationaal Brandweermuseum, met dank aan Michel
brandweermuseum.be
eigen foto's 2016
HLN 28/10/2020 - 7/11/2020
filmpje via Youtube Fireforum Awards 2017 C01  
filmpje 2 via Youtube brandweerspotter 13   
rtv.be
foto’s verhuis via HLN Peter Vanderveken / Marc De Roeck / 
foto’s vrt.be

WIJKEN EN BUURTEN : OVERZICHT

In deze blog deel ik onze stad op in 9 wijken / buurten. 
Door op de naam de klikken, wordt een gedetailleerde uitleg gegeven over de gekozen buurt, alsook een volledig stratenoverzicht ... 
Daar zijn ook links te vinden naar artikels die gedetailleerder ingaan op bepaalde onderwerpen (personen, gebouwen, gebeurtenissen);

Dat zijn :

LINKEROEVER


RECHTEROEVER


Op een plannetje geeft dit dan ongeveer het volgende (sommige straten lopen over twee of meerdere gebieden, deze staan onder het gebied waar het meest oppervlakte ingenomen wordt) :



zaterdag 7 november 2020

Wijk 1 : Aalst Centrum

Afbakening: Alfred Nichelstraat, Houtmarkt, Zonnestraat, Keizersplein, Vredeplein, Vrijheidstraat, Esplanadestraat, Vaartstraat, Dender, Leo Gheeraerdtslaan
(gebied binnen de Wallenring)



Tijdens de Romeinse overheersing was deze streek een zeer vruchtbaar landbouwgebied met verspreide boerderijen en een lokaal tempeltje. Van 'Aalst' als stad was er dus nog bijlange geen sprake. Ook de omringende dorpen bestonden dus helemaal nog niet.

De oudste vermelding van Aalst vinden we in een lijst uit 868-869 van de verschillende bezittingen van de abdij van Lobbes in Henegouwen. Hierin werd de ‘villa quae dicitur Alost’ (het domein dat Aalst genoemd wordt) vermeld als een landbouwdomein dat uitgebaat werd ten behoeve van de abdij. 
Dit domein bestond uit twee delen: de hoofdhoeve die rechtstreeks afhing van Lobbes en een aantal kleinere boerderijtjes die verplichtingen in natura en arbeid hadden tegenover het hoofdhof. 
De centrale hoeve met watermolen en mouterij lag aan de Dender, ongeveer waar zich nu de Oude Vismarkt en het Oud-Hospitaal bevinden. Dit is meteen ook de oudste kern van de latere stad. 

Rondom dit domein, dat later omgracht werd, vestigden zich gaandeweg steeds meer mensen. Bij gevaar kon men zich immers terugtrekken binnen een relatief veilige omgeving, en ook de mogelijkheid tot handeldrijven trok velen aan.

Stilletjesaan groeide hier een nederzetting.
Verschillende losse boerderijen werden samengevoegd tot een dorp en tenslotte werd het geheel een omwald stadje. 
Het was in deze periode dat ook een kleine kerk gebouwd werd, wat de latere Sint-Martinuskerk zou worden, en dat het lokale marktplein (de huidige Oude Vismarkt) aan belang won. 
Deze groei in de elfde en twaalfde eeuw kwam vooral door de toename van de landbouwproductie en een sterke aangroei van de bevolking. Ook de ligging aan de Dender en de weg Brugge-Keulen had een belangrijke invloed op de commerciële activiteiten.

De verdedigingsgrachten en omwallingen werden uitgebreid en de impact van deze bouwwerken zien we zelfs nu nog in het stratenpatroon rond het Oud-Hospitaal en de Sint-Martinuskerk. De cirkelvormige structuur is er duidelijk terug te vinden: van het Volderstraatje, de Klapstraat en het (ondertussen verdwenen) Walgrachtstraatje naar de Lange Zoutstraat en de Molenstraat om zo terug aan te sluiten bij de Oude Vismarkt. 

De gracht rond de oudste stadskern was 15 meter breed en 4,5 meter diep. Er werden sporen van deze wal en gracht teruggevonden bij de bouw van een nieuwe schoolvleugel in het Sint-Jozefscollege, bij de heraanleg van de Grote Markt en bij de bouw van een winkelpand in de Molenstraat.

In de twaalfde eeuw werd de nederzetting uitgebreid langs de oever van de Dender tot voorbij de latere Pontstraat. Maar Aalst bleef groeien en barstte op het einde van de twaalfde eeuw als het ware uit zijn voegen. 
Een nieuwe stadsversterking werd opgericht en er kwam ook een gloednieuw marktplein, de huidige Grote Markt. Ook startte men met de bouw van het Schepenhuis. 
Hierover is HIER meer te lezen. 

De nieuwe dertiende-eeuwse stadsomwalling bestond uit een gracht met daarachter een gekanteelde muur met uitspringende muurtorens en poortgebouwen ter hoogte van de belangrijkste wegen. Aalst had nu zijn definitieve vorm gekregen en zou tot de negentiende eeuw binnen deze wallen blijven. 
In de stad was er vanaf de dertiende eeuw een verschuiving merkbaar van het economische hart van de Werf en de Vismarkt naar de Grote Markt, op politiek vlak van de Burcht op de Denderoever tegenover het Oud-Hospitaal naar het Belfort. De Sint-Martinuskerk bleef behouden als religieuze kern. 

De stad Aalst veranderde in de tweede helft van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw geleidelijk aan.
Verscheidene kloosters en tuinen verdwenen en moesten plaats ruimen voor de opkomende industrie en voor huizen voor de steeds maar toenemende bevolking. Die groeide van 6.000 in 1570 naar 11.000 in 1800, een stijging van maar liefst tachtig procent (!)
De welvaart nam toe – weliswaar vooral voor de gegoede klasse – en er werden belangrijke openbare werken uitgevoerd. 

Toch trad Aalst niet buiten de middeleeuwse grenzen. Op de gedempte vesten verschenen wel markten of straten, maar daarbuiten werd – behalve op het huidige  Keizersplein – nog niet gebouwd. De grootte van de stad bleef tussen pakweg 1580 en 1830 praktisch onveranderd. 

Door het steeds maar toenemende belang van de handel tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw werden verschillende van de oude marktpleinen binnen de stad te klein. 
In die periode ontstonden de Graanmarkt (op de plaats van het voormalige kapucijnenklooster), de Varkensmarkt (was vroeger op de Grote Markt) en de Houtmarkt (was eveneens op de Grote Markt, verhuisde naar het einde van de Pontstraat, gedeeltelijk op de gevlakte vesten, gedeeltelijk op het beluik van het voormalige Wilhelmietenklooster). 
De Karmelietenvesten werden in 1761 geëffend en dertig jaar later verschenen de eerste van de statige woningen die tegenwoordig nog steeds te bewonderen zijn op het Keizersplein. 

Tussen 1836 en 1847 werden de resterende oude stadsvesten deels overwelfd en deels opgevuld.
De laatste waren de Sterrevesten en het Peerdewater aan de Houtmarkt. Op de gevulde grachten begon men nu ook effectief te bouwen en zo ontstonden de Zonnestraat, de Hoge Vesten, de Vrijheidstraat en de Esplanadestraat. 

Vanaf dan manifesteerde Aalst zich voorgoed buiten de eeuwenoude wallen en de start was gegeven voor een volledige bebouwing van de binnenstad

Hoewel er altijd gezegd geweest was dat men het bureelgebouw van de Filatelure du Canal (later gebruikt als Postgebouw) zou behouden, bleek dat in 2010 niet waar te zijn. 
In stilte werd een sloopvergunning afgeleverd en kon men beginnen met de sloop van het historische pand. De hele gevel langs de voorkant zou plaats maken voor het nieuw administratief centrum. Het pakhuis aan de achterkant (tegen de Vaarstraat) bleef wel behouden. Dit laatste gebouw staat trouwens op de lijst van het onroerend erfgoed. Men wou ook de voorgevel sparen gezien het een waardevol object is, maar aan die vraag werd dus niet beantwoord.

Hiermee verdween een vertrouwd zicht in Aalst, wat zeker ook bij de Vereniging voor Aalsters Kultuurschoon niet in goede aarde viel. 

Eerder al verdwenen de oude fabriek uit 1860, de kaarderij uit 1883 (kant Nijverheidstraat) en de turbinezaal uit 1912 (Vaartstraat).
Er was toen nog geen definitief plan voor een nieuwbouw, maar toch moest het huidige reeds plaats maken ...  voor een ‘zoveelste’ appartementsgebouw of zoals in de wandelgangen klinkt voor een mooie vervanger zoals een stadhuis met ‘standing’?
… het werd dat laatste, en hoewel de meningen uiteraard verschillend zijn (smaken en kleuren weetjewel) is  het toch een mooi en praktisch gebouw geworden. 

Terwijl men nu aan het dromen is van een ‘zorgzone’ aan de Siesegemlaan, kende men vroeger reeds de ‘zorgstraat’ : de Kattestraat met het meisjes-  en jongensweeshuis, en het oudevrouwen en -mannentehuis.
Meer daarover is te lezen in volgende artikels :
Jongensweeshuis/oudmannenhuis : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat.html

Kattestraat – Zorgstraat – Meisjesweeshuis/ oudvrouwenhuis : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat_8.html

Kattestraat – Zorgstraat – De Heilige Geestkapel : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/09/kattestraat-zorgstraat-de-heilige.html
Over de Kattestraat in het algemeen is HIER meer te lezen.   : https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/de-kattestraat.html
Over het begijnhof is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/het-begijnhof.html

Over de Pontstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/de-pontstraat.html
Over de Stoofstraat is HIER meer te lezen.    https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/12/stoofstraat-de-middeleeuwse-stoven.html

Over de vismarkt is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/de-stedelijke-vismijnen-van-aalst.html

Over de Sluierstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/het-sluierstraatje.html

Over de Werf is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/08/de-werfkapel.html

Over de Windmolenstraat is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/05/windmolenstraat-de-molens.html

Over de Zwarte Zustersstraat is HIER meer te lezen.  https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2020/01/de-zwarte-zusters-van-st-augustinus.html

Over het cultureel centrum in de Molenstraat is HIER meer te lezen.   https://oilsjtgoistad.blogspot.com/2019/05/cultureel-centrum-de-werf.html


Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met links naar andere artikels.

Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt

Alfred Keldersstraat - Alfred Nichelsstraat - Anna Snelstraat - Begijnhof - Boterstraat - Burchtstraat - Centrumpark parktuin Schelfhout - De Coninckstraat - De Ridderstraat - Désiré De Wolfstraat - Esplanadeplein - Esplanadestraat - Graanmarkt - Grote Markt - Hopmarkt - Houtmarkt - Ingang Levionois - Kattestraat - Keizersplein - Kerkstraat - Klapstraat - Korte Nieuwstraat - Korte Zoutstraat - Lange Zoutstraat - Louis D'Haeseleerstraat - Molenstraat - Nieuwstraat - Onderwijsstraat - Onze Lieve Vrouwstraat - Oude Vismarkt - Oudstrijdersplein - Passage Pieter van Aelst - Peperstraat - Pontstraat - Priester Daensplein - Rozemarijnstraat - Sint Jorisstraat - Sint Martensplein - Sluierstraat - Sterherenstraat - Stoofstraat - t Maegelijnplein - Vaartstraat - Van Langenhovestraat - Van Wambekekaai - Voldersstraat - Vredeplein - Vrijheidstraat - Werf - Werfplein - Windmolenstraat - Zeebergkaai - Zonnestraat - Zwarte Zustersstraat      

Bronnen

Bronnen zoals vermeld in de gelinkte artikels