Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

donderdag 6 augustus 2020

De Jefkes van Sint Anna


De Jefkes van Sint Anna, nog zo'n monument in onze stad …
De vereniging is door de loop der jaren uitgegroeid tot één van de gekendste in Aalst.


In de originele bezetting waren er meerdere leden die de voornaam Jozef droegen ('Jef' voor de vrienden) en dus was de naam van de nieuwe vereniging uiteraard snel gekozen.

Jef Rimbaut, Jef Bonner, Jef Vertongen, Jef Nimmegeers, Jef Van Durme,  Jef Paepe, Jef  Meyer en Jef Borms waren, samen met de mascottes Elisabeth en Germaine,  gestart voor een lange periode. 
Hier een foto uit het stichtingsjaar.

In 1983 hielden de pioniers het echter voor bekeken en vonden al snel opvolging in enkele jongelui van het Jeugdhuis Terlinden, en leden van de carnavalsgroep 'Vanoigest'.
Zij namen het zeel in handen, en dat vervolgverhaal is er eentje dat nog tot op de dag van vandaag eens succesformule blijkt te zijn.

Etienne Viersé en Patrick Simoens zijn nog steeds twee van de drijvende krachten en zij vierden in 2019 hun 35 jarig lidmaatschap. Patrick is trouwens huidig voorzitter.

We splitsen hun activiteiten op in twee belangrijke delen :

- Kinderkarnaval

Omstreeks carnaval 1969 opperde onderpastoor Jef Limpens van de Sint-Annaparochie, een heel gedreven en sympathiek man met grootse en originele ideeën, dat het misschien wel leuk zou zijn om de kinderen uit de wijk op maandagnamiddag van de Aalsterse carnavalsfeesten een vrolijke namiddag te bezorgen.

Niet iedereen begaf zich op maandagnamiddag immers graag naar het stadscentrum met kleine kinderen en daarom organiseerden de onderpastoor en enkele buurtbewoners een kindercarnavalsfeestje in de Sint-Annaschool aan de Volksplaats (’t Ezelspleintje).
Men kende in het eerste jaar een voorzichtige maar toch veelbelovende start met een 50-tal kinderen en een chocoladebedeling.

Aangezien dit initiatief op heel wat bijval mocht rekenen, besloot men om het verkleed kindercarnaval verder te zetten, en er een jaarlijkse traditie van te maken.
De onderpastoor zocht en vond enkele helpende handen om de organisatie in goede banen te leiden, want 'alleen is maar alleen' en 'vele handen maken licht werk'.
Het waren voornamelijk de leden van de toenmalige biljartclub in de Sint-Annakring die het initiatief zagen zitten, en die er zich dus ook voor 'smeten'.

Onder leiding van Jef Borms, de eerste voorzitter, zou vanaf dat ogenblik jaarlijks een kleurwedstrijd, snoepbedeling en een ballonwedstrijd gehouden worden.

Sedert 1970 wordt ook een jaarlijkse kinderoptocht georganiseerd. Een optocht die doorheen de straten van de wijk gaat en eindigt in de St Annazaal, waar het feestje wordt verdergezet.

In deze feestzaal aan het Roklijf smulden de kinderen in de beginjaren pannenkoeken, kregen ze handenvol snoepjes, en er werden zwart wit films gespeeld van Charlie Chaplin en Laurel & Hardy. Nog niet écht 'Aalsters' dus, maar in een tijd waar nog geen sprake was van Aalsterse carnavalsmuziek was dit wel wel een heel leuk gegeven dat enorm gesmaakt werd.

De opkomst groeide al snel tot een volle zaal waar een 600-tal kinderen kon genieten van het aangeboden spektakel.

In 1988 meldt de pers dat er zeker duizend kinderen in de straten van St Anna liepen ... cowboys en -girls, pierots en harlekijns, clowns en perrewettemakers, boeren en boerinnen, …
Op een paar plaatsen was het grabbelen troef, want vanuit ramen op de eerste verdieping werd heel wat snoep te grabbel gegooid. Als buren van Antoine hadden wij trouwens ook de eer om ons raam ter beschikking te stellen van het goede doel. Kilo’s snoep werden er door gegooid, en de kinderen op straat maar grabbelen …


Dit kinderfeest gaat trouwens nog steeds door aan het Roklijf …  


Roklijf is de naam van de straat die tot 1932 ‘Lindenstraat-Blok’ heette. De straat werd genoemd naar de voormalige herberg ’t Oud Roklijf op deze locatie. Een roklijf is trouwens ook een in onbruik geraakte benaming voor een kort bovenkledingstuk of kinderkledij.

De bekendheid gaat ondertussen ver voorbij de Sint Annawijk, en de kinderen worden tegenwoordig wél begeleid door Oilsjterse muziek, enkele Aalsterse groepen, de prins en enkele notabelen …
De filmvoorstelling is in de loop der jaren veranderd naar een heuse show, met clowns, acrobaten, sketches en spelletjes.

2019 Werd het jubileumjaar,
‘De Jefkes’ mogen zich van toen af ‘Koninklijk’ noemen, en en ter gelegenheid van dit feit werd er nog eens een (éénmalige) filmvoorstelling georganiseerd in Cinema Palace. Net als ‘in the good old days’ dus …
Nog datzelfde jaar werd ook nog een kinder-avonturendag georganiseerd. 14 april betekende een nooit gezien aantal springkastelen en animatie allerhande waar de kinderen zich naar hartenlust konden uitleven.
Ook werden toen 337 speelgoedprijzen uitgedeeld.

Wereldberoemd, en dan vooral in Aalst, en dan vooral in de wijk Sint Anna, is trouwens de ballonwedstrijd, die steeds voor de nodige hilariteit zorgt.
Hilariteit maar vaak ook traantjes, want enkele hoge bomen in de buurt vangen niet enkel wind, maar soms ook wel eens de pas opgelaten ballonnen van de kindjes.
Geen nood, even terug naar de zaal om een nieuwe ... 

Aan deze ballonwedstrijd hangt trouwens steeds een leuke prijzenpot vast. Alle deelnemers mogen, later op het jaar, tijdens een groots opgezet spektakel hun prijs in ontvangst nemen. Ik kan me persoonlijk nog een jaar herinneren waarbij de hoofdprijs werd weggekaapt door iemand wiens ballon tot ver in Duitsland gewaaid was, ... raar, want letterlijk alle andere ballonnen vlogen de andere richting uit en werden dan ook 'totaal uit de richting' teruggevonden.
Het zou dus eventueel wel eens goed mogelijk kunnen geweest zijn dat die bewuste ballon dus niet 'van de camion gevallen' was, maar eerder meegereisd was met de camion van papa, nonkel of kennis, die toevallig die richting uit moest. 
Het is wat het is, het is heel zeker dat alle kinderen er een plezierige dag beleefden en nog beleven. 


- Het Jefkesbal

In 1970, een jaar na de kinderstoet dus, werd ook het verkleed Jefkesbal in het leven geroepen. 

Vroeger was dit, samen met het Katrienenbal (dat doorging in de Keizershallen) de eigenlijke start van carnaval Aalst.
Het begon allemaal in zaal ‘De Kring’, maar dit zaaltje werd al gauw te klein, dat lazen we in 1979 in de krant.

Het is voor de tiende keer dit jaar dat de Jefkes hun jaarlijks bal in richtten in de Sint-Annazaal. Dit verkleed bal kent van jaar tot jaar een groter succes. De zaal was dit jaar werkelijk te klein ... Het initiatief van de Jefkes heeft een nobel doel. De volledige opbrengst is ten bate van de kinderkavalkade die twee dagen later, op maandag, door de straten van de parochie trekt

Men verhuisde men naar de oude St Annakerk, die toen niet meer gebruikt werd.
Deze zaal biedt plaats aan 1000 personen.

Dat feestje gaat trouwens nog altijd door in de St Annazaal, en wie goed gerekend heeft, heeft inderdaad gemerkt dat ze in 2020 hun 50ste editie mochten vieren.
Ter gelegenheid van dit heugelijke feit werden linjekes uitgegeven, die natuurlijk ook erg in trek waren/ zijn bij verzamelaars.


- De Jefkes

In 1991 volgde Johan Schockaert voorzitter Marc De Muyter op en de Jefkes bleven maar groter worden. Zo groot dat ze zelfs onderdeel gingen worden van het officiële carnavalsprogramma van de stad Aalst.

In 1996 kende de vereniging een klein ‘dipje’, maar onder de vleugels van Antoine Van der Heyden kropen ze uit die put en werden ze zelfs succesvoller dan ooit.
Ter gelegenheid van hun 30ste verjaardag, in 1999, brachten de Jefkes een eerste cd uit.

In 2003 werd voorzitter Johan Schockaert opgevolgd door Edmond Robijs.

In 2015 werd de vereniging omgedoopt tot een vzw. en in 2016 kreeg de vereniging een passend eerbetoon van akv Possensje. Hun thema stond in het teken van de Jefkes en kende heel wat succes. De maandagstoet van dat jaar werd afgelast omwille van de slechte weersomstandigheden, maar de stoet van de Jefkes op St Anna ging wel door.

Enkele jaren geleden vonden de Jefkes van Sint-Anna helpende handen en bijzonder veel steun en medewerking bij de leden van JOKA (De Jong Katrienen), een afdeling van “De Koninklijke Aloude Rederijkerskamer der Catharinisten” uit Aalst.
“De Katrienen” is dus een naam die wel degelijk zal verder blijven leven in de carnavalsstad, en samen met de Jefkes van Sint-Anna steken ze maar al te graag de handen uit de mouwen om de aanwezigen een aangename avond te bezorgen.

Hoewel de vereniging natuurlijk nog steeds de Jefkes heet, is er in heel het bestuur tegenwoordig geen enkele 'Jef' of 'Jozef' meer te bekennen.

Onder voorzitterschap van Patrick Simoens, werken anno 2020 volgende mensen mee :

- Gary De Swaef (ondervoorzitter), Etienne Viersé (kasbewaarder), Antoine Van Der Heyden (secretaris), Jochen de Swaef (sociale media), Hugo Van Haudt (archief), Guy Ghesquière (public relations) en Etienne Baeyens,, Erwin De Leeuw, René Tas, Frederique Baele, Tim Backaert, Jean-Paul De Norre, Kurt Van Kerckhoven, Patrick Janssens en Pascal Solemé als leden.

De Jefkes en hun kindercarnaval, die verdienen een pluim op hun hoed. Dat is nu eens #Oilsjtpositief wat die mannen doen”, zegt feestcomitévoorzitter Dirk Verleysen in 2018. “Op carnavalsmaandag organiseren ze hun kindercarnaval in de Sint-Annawijk in Aalst. De jeugd, dàt is de toekomst van carnaval. Het zijn die carnavalistjes die bij de Jefkes aankomen met hun minipraalwagen, verkleed, die het carnaval van morgen zullen voortzetten.
Ze kunnen dat allemaal doen dankzij de Jefkes”, zegt Dirk. 

Secretaris Antoine was trouwens zinnens om er van 2019 een spetterend spektakel van te maken, want hij had tijdens het Jefkesbal van 2018 verklaart ambities te hebben voor het prinsschap van de Stad Aalst. Indien hij daarin zou lukken, zou het net 35 jaar geleden zijn dat dit ook nog eens is gebeurd, want Antoine ('Toine' voor de vrienden) werd al eens prins in 1974.
Uiteindelijk bleek de campagne niet om Antoine te draaien, maar om zijn spitsbroer Michel Cleemput. Het zou deze laatste zijn die nog eens een gooi zou doen naar het prinsschap. Toen puntje bij paaltje kwam, bleek echter dat ook Michel geen kandidaat zou zijn … ‘mor z’hemmen dor wel ne plezanten auved van gemokt, dor in de Kring’ …

In 2020 wouden de Jefkes opnieuw naar de cinemazaal trekken, maar dat ideetje ging niet door.
Het productiehuis van de film ‘Dolittle’ verbood om de film te tonen en dus moest men alles afgelasten. De film mocht niet vertoond worden omdat ze hiermee buiten de normale programmatie zouden vallen en reclame zouden maken voor hun eigen organisatie …

Film of geen film, de Jefkes blijven goed 'boeren'. Met de opbrengsten van het kindercarnaval en van hun eetfestijn slagen ze er jaarlijks in om een geweldig spektakel neer te zetten voor de enthousiaste kinderen. 
En dat moet zo blijven ...   
'de carnavalistjes van nu zijn immers de toekomst van carnaval'


Bronnen :

jefkesaalst.com
HLN 14/1/2020 – 5/2/2015
Chipka februari 2017
oilsjt.be
FaceBookpagina De Jefkes
persregiodender.be
carnavalaalstkoentje.blogspot.com
de Voorpost 2/3/1979 – 22/2/1980 – 26/2/1982 - 19/2/1988
eigen info

Iwein van Aalst

Geschiedenisleraar en bestuurslid van de geschiedkundige vereniging ‘Het land van Aalst’ Wouter Van Der Spiegel vindt dat het, bijna 900 jaar na de slag bij Hertshage in Aalst, hoog tijd is geworden voor een monument van Iwein Van Aelst.

Hij denkt bijvoorbeeld aan het oprichten van een ‘infonument’, een combinatie van standbeeld en infokiosk.
Hij wil op die manier de daden van Iwein van Aalst terug wat onder de aandacht brengen en daarmee bijdragen tot een herwaardering van deze historische figuur, gezien zijn toch wel grote belang voor onze stad.

Hierbij een ontwerp voor een standbeeld uit 1890.


Standbeeld, allemaal goed en wel, maar wie was nu eigenlijk die fameuze ‘Iwein van Aalst’?

Iwein van Aalst, ook gekend als ‘Iwein de Kale’, was een belangrijke Vlaamse ridder en heer van Aalst. Wanneer hij is geboren is niet erg duidelijk. Hij wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1122, met zijn broeder Boudewijn: Balduinus de Gand et Ywain frater eius en moet dus op dat ogenblik zeker wel al meerderjarig geweest zijn, dus geboren vóór 1100.   
Hij stierf in 1145 (dat is wél zeker)

Hij was, net als zijn broer Boudewijn III van Gent, Peer van Vlaanderen.

‘Peer’ ? ...  
Drukfout ? ... Moet dat niet 'heer' zijn ?

Neen, hoor, de ‘peren’ (eigenlijk ‘pairs’, ‘peers’ of ‘beers’) waren de 12 hoofdleenmannen van de graaf van Vlaanderen.
In navolging van de ‘pairs van Frankrijk’ had de Vlaamse graaf immers een raadgevend hof dat hem moest bijstaan met raad en daad.

Naast deze functie waren de broers ook advocaat van de Sint-Pietersabdij van Gent.

In 1127 ontnam Iwein de bezittingen van zijn nichtje Beatrice en werd ‘heer van Aalst’.
Later noemde hij zich zelfs "comes Alostanus" of ‘graaf van Aalst’.
Hij werd vermoord op 8 augustus 1145. Zijn weduwe Lauretta van de Elzas, dochter van de graaf van Vlaanderen, overleed als non te Vorst rond 1175.

Naast Aalst bezat hij ook Waas, Drongen, Deinze en Ruiselede en hij was ook leenman van Liedekerke. Verder bezat hij ook nog verschillende gronden en rechten in Ronse, Deelstreep Brugge, Westvleteren, Ieper, Bikschote, Langemark, Komen, Veurne, Pollinkhove, Horebeke en Tourcoing.

Enkel van Waas, Drongen en Ruiselede weten we dat zijn voorouders ze ontvingen van de graaf van Vlaanderen. De andere bezittingen zou hij verworven hebben door erfenis, huwelijk, giften of inbezitneming door geweld.
Rond Aalst zelf bezat het huis heel wat vrije erfgoederen en er mag dan ook verondersteld worden dat ook Erembodegem, Hofstade, Gijzegem, Nieuwerkerken en Lede in zijn bezit waren. Deze dorpen zijn later in bezit gekomen van de Graaf van Vlaanderen als erfgenaam van het huis van Aalst.

Toen graaf Karel de Goede in 1127 in Brugge werd vermoord en hij geen rechtmatige erfgenamen had, koos de bovengenoemde raad een nieuwe graaf. Er waren heel wat gegadigden, waaronder vooral zijdelingse verwanten en Frans- of Engelsgezinde heren die aanspraak maakten op de troon.
Een Brugs Eedverbond eiste een opvolger die de belangen van het land zou dienen en de Franse koning dacht dus al aan ‘zijn eigen mannetje’. Maar dat was buiten de Vlaamse steden gerekend, die eerder een Engelsgezinde opvolger zagen zitten.
Daarmee raakte Vlaanderen betrokken in een internationaal schaakspel: de Franse koning wou verhinderen dat Vlaanderen in Engelse invloedssfeer terecht kwam en hoopte ook dat hij de Engelsen uit het hertogdom Normandië zou kunnen buiten werken.

Als Peer van Vlaanderen steunde Iwein Diederik van de Elzas als kandidaat-graaf maar toch werd een Franse kandidaat, Willem Clito van Normandië, aangewezen voor deze functie.
‘Aangewezen’ inderdaad, want : niet echt verkozen en formeel niet erkend door de edelen en de Vlaamse steden.

Het jaar daarop, we schrijven dus 1128, was er een conflict tussen de Gentenaars en de pas aangestelde graaf Willem Clito.

Vlaanderen verkeert in rep en roer, en het verzet groeide uit tot een landelijke opstand waarin Gent het voortouw nam. Gent leed namelijk het meest onder de anti-Engelse politiek van Clito gezien er geen wol meer de stad in mocht komen. Laken was toen het belangrijkste Vlaamse exportproduct en de wol was echt wel nodig om de industrie in stand te kunnen houden.

Iwein van Aalst probeerde in eerste instantie nog te bemiddelen, maar omdat hij te vaak de zijde koos van de burgers, kwam ook hij in rechtstreeks conflict met de graaf.

Willem bleef halstarrig by zyn besluit, en  de bode werd hoonend weggezonden. Dit bracht misnoegdheid in het land ten top : al de leenhouders waren voor hetzelfde beducht, en zy voegden zich by de misgenoegden steden, welke reeds openlyk morden”.

Gemor onder de bevolking dus …
De heren van Dendermonde en Aalst ontvingen Engels geld om Clito te bekampen en nadat de graaf eigenmachtig een eerder afgeschafte belasting opnieuw invoerde en zijn bewind daarmee nogmaals had verstrakt, verweet Iwein hem tijdens een volksvergadering op de Vrijdagmarkt in Gent op 16 februari 1128, dat hij de wederzijdse band tussen hemzelf en het volk had verbroken.

Geen vorst die de wet had geschonden, kon rechtmatig verder regeren, aldus Iwein, en hij eiste dat zijn beschuldiging zou worden voorgelegd aan een onpartijdige rechtbank die samengesteld moest zijn uit "baronnen van beide partijen, en onze heren en al de verantwoordelijke mannen uit de clerus en het volk".
Bovendien moest de rechtbank zetelen in Ieper, "dat gelegen is in het midden van ons land", om aldus "rustig en na rijp beraad, zonder bedrog of kwade trouw, het oordeel te vellen" of de graaf al dan niet de wet gebroken had, en als dit zo was, dan moest hij aftreden en de plaats ruimen voor een vorst die de wet wél zou respecteren.

Iwein formuleerde daarmee meteen het principe van de ‘rule of law’, dat daardoor voor het eerst in Vlaanderen tot uiting kwam. De Rule of law is onderdeel van de rechtsstaat en houdt in dat ook een overheid zich aan de wet moet houden.

Dit voorval staat bekend als één van de eerste pleidooien voor het constitutionalisme: de verklaring dat de uitoefening van de politieke macht gebaseerd is op een overeenkomst tussen de vorst en het volk.

Het idee haalde hij uit Frankrijk waar het constitutionalisme van de monarchomachen reeds gekend was.
‘Monarch’ komt van het Griekse ‘monarchos’ (monarch) en ‘machos’ vertaalt men als ‘bevechten’.
Het bevechten van de monarch dus.

Door te stellen dat “gij niets moogt doen in dit graafschap dat tegen onze Raad en de eer van het land ingaat” kan Iwein van Aelst gerust beschouwd worden als de eerste pleitbezorger van het parlement avant la lettre.

Willem Clito kon zich hier uiteraard niet in vinden en protesteerde hevig. Hij daagde Iwein uit tot een duel maar deze laatste weigerde dit op basis dat ze niet van gelijke stand waren.
Om het duel toch te kunnen laten doorgaan, verbrak hij zijn leenmanschap en erkende Dirk (Diederik) van den Elzas als nieuwe graaf.   

Dirk werd op 21 juni 1128 echter verslagen en zocht zijn toevlucht bij Iwein en Daniël van Dendermonde. Het conflict bleef verder escaleren tot Willem uiteindelijk met zijn leger optrok naar Aalst ... de start van de gekende 'Slag bij de Hertshaag'

Hier een afbeelding van de affiche ter gelegenheid van een historiespel over deze slag voor de 800-ste verjaardag ervan (zie ook verder in deze tekst).


Tijdens dit beleg van de stad Aalst op 22 juli 1128 raakte Clito tijdens de gevechten gewond aan de rechterarm. Gekwetst viel hij van zijn paard en wilde de strijd te voet verder zetten toen hij door een pijl nogmaals in de arm en schouder getroffen werd.
Willem werd zwaar gewond naar zijn tent gebracht waar hij ondanks de beste zorgen vijf dagen later (op 27 juli 1128) aan wondontsteking overleed.

Zijn lijk overgebracht naar Frankrijk en begraven in de Sint Bertinus abdij van Sint Omaars.
De heldhaftige Aalstenaars behaalden een schitterende overwinning, de invallers werden verdreven en Diederik werd op 28 juli 1128 graaf van Vlaanderen.

De dodelijke pijl die werd afgeschoten kwam van de Aalstenaar Niklaas Borluut, een Aalsterse voetboogschutter, die trouwens later ook nog de Borluutstraat naar zich genoemd kreeg.
Niklaas werd tijdens het gevecht trouwens zelf door een bijlslag getroffen en viel dodelijk getroffen neer.

De voetboog werd eigenlijk meer als verdedigings- dan als aanvalswapen gebruikt, de schutter moest immers steeds dekking zoeken en zijn wapen op de grond plaatsen om te herladen.


Omdat ze door het zoeken naar dekking natuurlijk heel kwetsbaar waren tijdens het herladen, droegen de schutters soms een schild op hun rug.
Het schild was tot wel 1,60 meter hoog, en om te herladen keerden ze dan hun rug naar de vijand toe.

Tijdens een veldslag werd dit schild, ook pavise genoemd, soms in de grond gezet, zodat de schutter zich erachter kon beschermen tijdens het herladen.
Soms werd ook een tweede man, een pavisier genoemd, gebruikt om het schild te plaatsen en te verplaatsen.
Veel van deze schilden waren versierd met religieuze afbeeldingen omdat de gelovige schutters hoopten dat de vijand ervan zou overtuigd zijn dat ze heiligschennis pleegden als ze het schild zouden beschadigden.


De voetboog was zo’n dodelijk wapen dat de Paus in 1139 besloot dat diegene die het wapen tegen een andere katholiek gebruikte onmiddellijk geëxcommuniceerd moest worden.
Het gebruik van deze boog tegen de heidenen mocht dan weer wel ...  In de tijden van discriminatie en racisme die we tegenwoordig kennen, is dit natuurlijk geen echt goed voorbeeld.

Tijdens vroegere tijden was het gebruikelijk dat voor gevangen genomen soldaten losgeld werd gevraagd voor hun vrijlating, de gevangen genomen voetboogschutters daarentegen werden direct opgehangen wegens ‘veel te gevaarlijk’.

Na dit voorval en de dood van de graaf werd Diederik van de Elzas dus alsnog de nieuwe graaf (in 1128) en werd erkend door zowel het graafschap en de koningen van Frankrijk en Engeland.

De tante van Iwein, Gertrude, huwde daarna Arnold II, graaf van Ardres.
Iwein en Arnold van Ardres waren reeds goede vrienden en het was tijdens een toernooi dat ze samen het huwelijk hadden bedisseld. Door deze trouwpartij ontstond er trouwens een geducht nieuw machtsblok: Ardres-Waas-Gent-Aalst.

Iwein werd dé grote triomfator en held van Vlaanderen, maar hij had wel twee grote vijanden: de clan Bourbourg en de clan Beveren.
Het was Diederik van Beveren die pleitte aanspraak te mogen maken op de bezittingen van Iwein in het Waasland door zijn huwelijk met een dochter van Boudewijn III.
De naam van het meisje is echter onbekend omdat geen enkele historische bron dit bevestigt.

Het zou echter de ruzie met de clan Bourbourg zijn, die Iwein zijn dood zou worden.

Het pleit werd beslecht tussen Rogier van Kortrijk, een bondgenoot van Bourbourg, en Iwein.
Het kwam reeds een eerste maal tot een treffen in Aken, waar beide ridders de baden bezochten, en waar  
Rogier blijvend verwond geraakte aan de handen door messteken van zijn rivaal.
Bij een verzoeningspoging te Kassel werd Iwein dan door Rogier, of in elk geval door zijn toedoen, vermoord op 8 augustus 1145.

Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Diederik van Aalst (niet te verwarren dus met Diederik van den Elzas!)

Diederik, bijgenaamd ‘het kind van Aalst’ (wegens zijn jeugdige leeftijd), was meteen ook de laatste heer van Aalst.

Diederik was een zoon van Iwein van Aalst en Laureta van de Elzas.
Hij huwde Lauretta van Henegouwen, dochter van graaf Boudewijn IV en overleed kinderloos in 1166. De meeste bezittingen gingen naar de Graaf van Vlaanderen Filips van de Elzas.

Een nota in de huwelijksakte van zijn vader bepaalde immers dat wanneer de Graaf van Aalst geen nakomelingen meer had, de heerlijkheid in handen viel van de graaf van Vlaanderen.  
Het ‘Land van Aalst’ keerde dus terug naar de Graaf van Vlaanderen en hierdoor zou het door de latere eeuwen heen steeds als een afzonderlijk en samenhangend geheel rechtstreeks van de graaf blijven afhangen.

Vooraleer we Iwein van Aalst nu postuum gaan uitroepen tot een plaatselijke heilige, geef ik toch nog graag even de bedenkingen mee van professor Raoul Van Caenegem, één van dé autoriteiten op het vlak van de middeleeuwse geschiedenis van België.

Door de kant van de steden Gent en Brugge te kiezen tegen graaf Willem Clito ging hij eigenlijk een monsterverbond aan want in die periode begonnen de steden meer macht op te eisen wat de machtspositie van de adel niet ten goede kwam. Bovendien toonde hij zich niet erg consequent: hij had nog maar enkele maanden te voren de nieuwe graaf Willem Clito trouw gezworen en amper enkele maanden later steunde hij diens tegenkandidaat, Diederik van den Elzas, onder invloed van een grote som (omkoop)geld van de Engelse koning Hendrik I.
Daar komt trouwens nog bij dat hij, ook al door een duistere transactie, de erfenis en het grootgrondbezit van zijn minderjarige nicht, Beatrix of Beatrice, de enige dochter van zijn broer, ontfutselde”.

In de toenmalige historische context waren dat dingen die nog wel gebeurden en het doet niets af aan zijn verdienste als grondlegger of voorloper van het constitutionalisme.

Dat hij dus van groot belang was voor onze Aalsterse stee mag geen twijfel lijden. Het zou dus inderdaad mooi zijn dat tegen 2028 deze historische leegte in Aalst zou opgevuld zijn.
Naast de standbeelden van priester Daens en Dirk Martens verdient Iwein van Aalst immers een waardig monument, of ten minste een herdenkingsplaat of infokiosk.

Maar is er nu totaal geen herinnering aan hem?

Aan de veldslag is de herinnering immers maar ‘povertjes’

Ongeveer zevenhonderd jaar na de feiten, we schrijven 22 januari 1808, was landbouwer Judocus Keymeulen samen met zijn dochter Anna-Katarina aan het werken op een weide in de Hertshage.
Aan de kant van een gracht in de buurt van het latere hospitaal ontdekte hij in de modder een grote steen met volgende inscriptie :

CY FVST OCCIS
GVILLAVME
DE NORMANDYE
1128

Vrij vertaald wordt dat  :

HIER WERD GUILLAUME VAN NORMANDIE GEDOOD 1128.


De gedenksteen duidde dus de plaats aan waar Willem van Normandië overleed of in elk geval zijn dodelijke verwondingen opliep.
Ter plaatse werd een akte van proces verbaal opgemaakt en de steen werd naar het stadhuis overgebracht.

Opnieuw tweehonderd jaar later zou deze akte nog altijd bestaan, alleen weet niemand meer waar de gedenksteen gebleven is. 
Petrus Van Nuffel meldt dit reeds in 1914 in zijn boek ‘Historiek der oude straten van Aalst’. Petrus Van Nuffel  is geboren te Aalst op 10-07-1871 en overleden te Aalst op 10-08-1939. Hij kan gerust beschouwd worden als de nestor der Aalsterse geschiedschrijvers. Hij was werkzaam in de drukkerij van Pieter Daens maar vestigde zich later als zelfstandig drukker en uitgever en was vanaf 1893 uitgever van "De Gazette van Aelst". Naast zijn talrijke boeken schreef hij ook een toneelstuk “De slag bij de Hertshage te Aalst”, waarvan de affiche reeds eerder in dit artikel is getoond. 

Wat velen echter niet (meer) weten is dat we eigenlijk jaarlijks een herinnering voorgeschoteld krijgen aan Iwein. Iwein van Aalst trouwde na de veldslag in 1139 met Lauretta, de dochter van Diederik van den Elzas, en laat het nu net dit prachtkoppel zijn dat later werd opgevoerd tijdens de jaarlijkse carnavalstoet … inderdaad … de beide stadsreuzen, Iwein en Lauretta.

Daarover is HIER meer te lezen.

Nog een herinnering die jaarlijks, tijdens dezelfde stoet trouwens, weerkeert is te vinden op het kostuum van de Aalsterse Gilles.


Het kostuum is namelijk versierd met 80 bloempjes (Aalst als bloemenstad), 18 leeuwen en evenveel keizerlijke kroontjes verwijzende naar de ‘keizerlijke stede’, drie emblemen met daarop het standbeeld van Dirk Martens, het Aalsters belfort en het wapenschild van de ajuinenstad … en nu komt het … het schild van Iwein van Aalst …

En ook de stadskleuren rood en wit doen ons aan deze man terugdenken. Het waren immers reeds in de 14e eeuw de kleuren van Aalst, zonder dat daar echt een vlag aan verbonden was.
De vlag van Iwein (in de slag bij Hertshaag) en van Boudewijn van Paperode (in de Slag der Gulden Sporen) - de vlag van de Aalstenaars dus - was immers rood en wit. Net zoals de kleuren van ons wapenschild trouwens : rode rechtstaande degen op een zilvere (witte) achtergrond.
Het was pas in de 16e eeuw, in de Spaanse tijd, dat het geel er werd bijgevoegd. 

Over het wapenschild en de stadskleuren is HIER meer te lezen.

Een ondertussen verdwenen ‘eerbetoon’ aan Iwein was het schip van de firma De Wolf-Cosyns, dat de klinkende naam ‘Iwein van Aelst’ kreeg.

Over De Wolf-Cosyns is HIER meer te lezen

Bij CBS 3.1.1927 werd de benaming Hertstraat veranderd naar Hertshage

In maart 2023 wordt bekend dat er een aanvraag lopende is om Iwein het ereburgerschap van onze stad toe te kennen, een aanvraag die werd goedgekeurd op de gemeenteraadszitting van 28 maart.

Iwein van Aalst komt als gloednieuw ereburger in het rijtje Aalsterse bekendheden met Dirk Martens, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Alfred Kelders, Captain Bill Fairbairn, Louis Paul Boon, Oscar Van Malder, Michaël Ghijs en Kamiel Sergant.



Bronnen

hetlandvanaalst.be/wordpress/article/eerste-democratisch-document-nederlands-of-vlaams-acte-van-verlatinghe-en-het-land-van-aalst-wouter-van-der-spiegel/
HLN 9/6/2020
Biekorf jaargang 69 (1968) auteur : E. Neylants‏
Roetsinfo.eu
geneanet.org
lecavzw.be
tekening voetboog : SybeBergsma.nl
Harry De Paepe : De twee kanten van het kanaal : een geschiedenis van Engeland en de Nederlanden
dbnl.org
aalstersegilles.be
Iwein van Aelst – Jonkheer Philip Marie Blommaert via google books (1128)
Gemeenteraadszitting 28/03/2023
Het land van Aalst 18/01/2020
Het land van Aalst jaargang LXXI-2019 (afbeelding standbeeld)

Verboeden te zaugen, te kreften en te memmen


Onderstaande afbeelding is in Aalst en omstreken goed gekend.


Het verbodsteken ‘verboeden te zaugen, te kreften en te memmen’ werd ontworpen door Jean-Paul De Boitselier en Lieven Goubert ter gelegenheid van de jaarbeurs van 1987.
Beide heren zaten toen in het Feestcomité en vonden het eigenlijk beklagenswaardig dat er altijd maar ‘gezaagd’ werd op de organisatie van de evenementen in Aalst.
Zagen, kreften en memmen’ was alles wat men daar deed en zij kwamen daardoor op het idee om een eigen verbodsbord te ontwerpen.

Het was Lieven die de tekening maakte en men liet er in een eerste oplage 1000 drukken.
Het was een rood verbodsbord met 2 zagen (zaugen), 2 kreeften (kreften) en twee borsten (memmen)

De sticker werd echter zo populair dat er nog eens 10 000 bijgemaakt werden.

Tegen de stoet van 1988 was de afbeelding dus wijdverspreid en een echt 'hebbeding' voor de carnavalisten en verzamelaars  …

Volgens de bijhorende uitleg die toen gegeven werd, is het verbodsteken altijd en overal geldig, in het bijzonder :

- thuis, tussen man en vrouw,
- tijdens politieke debatten, op het schepencollege en de gemeenteraad,
- tijdens vergaderingen in het algemeen
- tijdens vergaderingen van adviesraden (en in het bijzonder die van het Stedelijk Feestcomité)
- op café,
- op het werk tussen de werkgever of de werknemers,
- onder de carnavalisten,

Wie zonder stress en in vrede wil leven, zal zeker dit verbodsteken respecteren

Voor Jean-Paul (die prins van Aalst was in 1967 en in 1970) was dit niet zijn eerste zelfklever.
De carnavalist in hart en nieren was er ook om bekend dat hij het reilen en zeilen in Aalst steeds heel kritisch observeerde. Daardoor kon hij uiteraard steeds heel accuraat en ‘kort op de bal’ inspelen op de actualiteit die leefde in de stad.

Alluderend op de fusieperikelen bracht hij ‘ik ben nen echten ajoin’ op de markt.

Daarna kwam de befaamde ‘verboeden te zaugen, te kreften en te memmen’ en een derde (toen de nieuwe coalitie reeds gezeteld was) werd ‘mijne frang es gevallen’.

Het ‘verkeersbord’, de bekendste creatie van deze creatieveling, blijft nu nog steeds verder leven, in zijn originele vorm (de sticker), maar ook in de vorm van pins en buttons.

Of de uitdrukking echt Aalsters is, … dat weet ik niet, maar dat de boodschap intussen wereldwijd verspreid is, dat is zeker …

Mensen met een natuurlijke aanleg tot zagen passen immers beter op als ze het huis van de paus passeren. Paus Franciscus heeft in 2017 namelijk een nieuw verbodsbordje aan zijn appartementsdeur in het Vaticaan gehangen. En hierop staat een niet mis te verstane boodschap te lezen: “Verboden te zagen”.

Op het bordje staat verder nog dat overtreders van het klaagverbod onderworpen zijn aan het zogenaamde “slachtoffersyndroom” waardoor ze niet bijster veel gevoel voor humor hebben en bovendien niet in staat zijn om problemen op te lossen.
Het bordje was een cadeau van Salvo Noé, een Italiaanse psycholoog. De paus ontmoette de man op het Sint-Pietersplein in Rome. Hij beloofde hem toen dat hij het verbodsbordje aan zijn appartement zou hangen … en de paus is duidelijk een man van zijn woord.

Hoewel de boodschap duidelijk is, blijkt het voor 'nen ajoin' toch moeilijk om zich er aan te houden. Immers, op alles wat in de pers verschijnt, of wat er ook gezegd wordt op straat, we hebben de reputatie om toch over alles nog eens onze eigen mening te moeten ventileren ...
Terecht of niet ? 
Misschien een onderwerp om eens te bespreken ... 
... met het nodige gezaug, gekreft en gemem ...

😇😎😏


Bronnen :

De Voorpost 8/1/1988 – 11/8/1989
Het Nieuwsblad 31/12/1987
vlaamswoordenboek.be
GVA.be 16/7/2017
De Streekkrant 31/12/1987 – 26/2/2014

maandag 3 augustus 2020

Poppentheater 'De Troubadours'


Dat Aalst een bijzonder rijk poppenkastverleden heeft, mag duidelijk zijn.
In dit artikeltje even de aandacht op 'De Troubadours', het gezelschap dat onder andere Jan Klaassen een ereschavotje gaf, maar ook instond voor heel veel andere producties.

Het gezelschap werd gesticht in 1945.
Hun eigen theater bevond zich tot 1978 in de Kattestraat, naast de speelgoedwinkel “St-Maarten”, maar ze speelden ook heel vaak 'op verplaatsing' … in scholen, op feestjes, tijdens evenementen, …De poppenkast van "De Troubadours" was zo onder andere steeds de hoofdact van het Kerstfeest dat de Filature du Canal elk jaar voor de kinderen van de werknemers organiseerde.
Hier zien we Charles Smekens die het gezelschap inleidt tijdens een optreden in 'het Volkshuis' (jaren '50).

Waar de optredens ook plaatsvonden … zeker was dat het altijd gebeurde met een zeer enthousiast publiek.
Zeker met de voorstellingen van Jan Klaas(sen) waren de kindjes begeesterd, en het enthousiasme was niet te temmen als ze zelf konden 'meehelpen' om het één of ander mysterie te helpen ontrafelen.

In 1946 vinden we volgende aankondiging ter gelegenheid van het stuk ‘Jan zonder vrees’ :
Poppentheater De Troubadours, zaal st Jozef, Meuleschettestraat.  Zondag 24 februari 1946.
Weken lang zult ge lachen als gij komt kijken naar het succcesstuk.”

Een jaartje later heeft het gezelschap zelfs de eer om te mogen spelen in de ‘sprookjesatmosfeerachtige’ kelder van het Belfort, die het stadsbestuur bereidwillig afstond als steun voor het nieuwe herlevende poppenspel in Aalst.
De stad verkondigde te beschikken over “‘mooie, amusante, opvoedende, onderwijzende en gemeenschapsvoelende’, alles samengesnoerd door het woord ‘vreugdige’ poppentheater”.
Men ging dus op dit elan verder en bracht vele prachtige stukken ...

Dat men ook geen ‘zware’ onderwerpen uit de weg ging, bewees men onder andere in 1950 door een voorstelling van ‘Iwein van Aalst’, ook al in de kelders van het Belfort.

Hier een foto van een voorstelling uit de jaren ’50, waarschijnlijk tijdens een evenement georganiseerd door de Aalsterse afdeling van de Socialistische Partij in het Volkshuis.


Jan Klaassen dan ...
De naam Jan Klaas(sen) is zeker niet onbekend in de ‘lage landen’. Zowel in Nederland als in België wordt de naam vaak gegeven aan houterige, inhoudsloze mensen. Ook "Houten Klaas" is hiervan afgeleid.

De figuur Jan Klaassen is hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op Pulcinella uit de Italiaanse commedia dell'arte. Hij had in elk geval oorspronkelijk hetzelfde uiterlijk, namelijk een hoge bochel en een puntige buik. Ook kenmerkend : hij heeft een grote snavelachtige neus die rood is van de drank, en de kin is naar de neus toe gebogen. Hij draagt een hoge puntmuts die naar voren hangt, met een belletje of kwast aan de punt en zijn voeten steken in klompen.


Hij is een ietwat ‘sullig’, dom personage maar wel steeds met een gouden hart. Hij betrekt het publiek heel vaak bij het spel. Zo zal hij hen steeds vragen om op een bepaald voorwerp te letten en hem te roepen als er wat mee gebeurt. Dat dit verkeerd afloopt staat uiteraard bij voorbaat al vast, hoewel de kinderen toch steeds maar weer het hart uit hun lijf schreeuwen om hem op het gevaar te wijzen. Toch hebben al zijn avonturen een happy end en kunnen de kindjes dus altijd zonder trauma’s naar huis.


Naast Jan Klaas waren er nog enkele andere "vaste" figuren, waaronder : Katrijn, de vrouw van Jan, de champetter, Hettie de heks op een vliegende bezem, de duivel (die steeds met heel veel lawaai en lichteffecten werd aangekondigd) en de nachtwachter. Deze laatste riep geregeld het uur om in de trant van : "Het is nu twee uur ’s nachts, en al de serieuze mensen liggen in hun beddeee !!!"


Het Jan Klaassenspel wordt traditioneel gespeeld met handpoppen in een poppenkast. Jan Klaassen wordt door de poppenspeler altijd op de rechterhand gehouden, de andere personages op de linkerhand. Er zijn ook spelers die Jan Klaassenvoorstellingen met marionetten geven.

Uit ‘De Gazet van Aalst’ van 4 februari 1954 leren we dat een brand in een café zeer zware gevolgen gehad heeft voor het poppentheater.
Door de brand in zaal ‘Alost Sports’ is het poppentheater alle spullen voor de voorstelling is kwijtgeraakt, en daarom zullen de voorstellingen ook geen plaats meer kunnen vinden.
In hoofdletters is onder het artikel terug te vinden dat Jan Klaas dood is, maar ‘hij terug zou komen!’, aldus De Troubadours.

Men doet rondhalingen in Aalst, in de hoop toch nog wat centjes bij mekaar te kunnen sprokkelen om het gezelschap opnieuw aan materialen te helpen en in ruil voor een gift geeft men ingangskaarten weg.

Het is naar aanleiding van dat bewuste artikeltje uit 1954, dat een Nederlands gezelschap (Vriendenkring ‘Ge Wit ‘t Oit Noit Nie’ uit Heeze) zijn inspiratie vond voor de Brabantsdag in 2014. Zij zouden Jan Klaas in al zijn glorie laten terugkomen.


Maar het lot zou het lot niet zijn natuurlijk ...

In de nacht van 23 augustus 2014 heeft een korte hevige brand de praalwagen van de vriendenkring getroffen. De wagen, met daarop de uitbeelding van een poppentheater, is daardoor grotendeels verloren gegaan, inclusief de poppen en het decor.
De oorzaak van de brand is waarschijnlijk te vinden bij het ontwerp van Frank Schooleman, die geprobeerd heeft om de wagen een zo natuurgetrouwe uitbeelding van hun onderwerp te willen geven ... wat dan ook blijkbaar meer dan goed is gelukt.

 De brandweer was snel ter plaatse om de brand gecontroleerd uit te laten branden. Er vielen gelukkig geen slachtoffers en er is ook geen aangifte gedaan van brandstichting.

De Vriendenkring was met deze brand dus niet echt benadeeld, aangezien zij net de brand bij Poppentheater De Troubadours in Aalst als onderwerp hadden. De ironie van het lot ...



De Troubadours herrezen na hun tegenslag al snel en vatten de optredens opnieuw aan. Er werden opnieuw grote successen opgetekend en men liet opnieuw zalen vollopen. 

Eind jaren ’80 echter bleek poppentheater dan toch op sterven na dood. TV verdrong het theater en er was nog amper belangstelling voor de kunst van het poppenspel.
Aalst had gedurende verschillende decennia een bloeiend poppentheater gekend met onder andere, poppenkelder Tijl en de Troubadours maar daar kwam jammer genoeg een eind aan.

Tegenwoordig zijn in Aalst toch nog enkele gezelschappen actief, onder andere ‘Aabazjoer teejoter’ en ‘Sloef – reizend poppentheater’. En natuurlijk 'de Bende van Richaar' niet te vergeten natuurlijk, die op regelmatige tijdstippen zorgt voor een echt 'Aalsters' stuk in de gedachte van Shakespeare.

Het poppenspel is dus zeker nog niet dood ...
en ook Jan Klaassen blijft verder leven ...



Bronnen :

foto jaren ’50 : MadeInAalst 
foto Volkshuis jaren '50 : MadeInAalst
corsonetwerk.nl
Gazet van Aalst 4/2/1954
Heeze24nl/
miekevanosbrabantsedag.wordpress.com
De Gazet van Aalst, 21/2/1946 – 29/5/1947 – 15/6/1950 – 7/1/1954 – 14/2/1954