Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 14 september 2020

Café De Patatbar - Keyzerstraatje 22

Dit beroemde (of beruchte?) café opende zijn deuren in 1965.
Het café was te vinden in de Keizerstraat, tegenwoordig de Alfred Keldersstraat (het straatje tussen de C&A en Tiffany’s om van de Nieuwstraat naar de Ridderstraat te gaan).

De uitbaters waren Marcel De Greef en Luc Praet, die er beiden een nogal flamboyante (en vooral ook nonchalante) levensstijl op nahielden.

Op de foto zien we tussen de arbeidershuisjes, als derde gebouw aan de rechterkant een opslagplaats van ‘Galerie De Keizer’ en verderop een lichtreclame van ‘Caulier’. Deze laatste behoorde toe aan het café ‘de Patatbar’. Ook kenmerkend voor het café waren de twee lantaarntjes aan de gevel.


van de andere kant geeft dit dan dit zicht : 



De oude huizen zijn ondertussen jammer genoeg allemaal al afgebroken voor voornamelijk appartementen.

Ter ondersteuning van de naam van het nieuwe café werd in de jukebox een grote frietpatat gelegd.

Het café had kende vooral veel succes bij de schoolgaande jeugd door zijn ‘nieuwe’ muziek’ die toen, en dat was een unicum,  rechtstreeks werd aangevoerd vanuit Londen.
Namen als onder andere ‘The Beatles’ en ‘The Rolling Stones’, die op dat ogenblik in de bestaande danscafés nog niet doorgedrongen waren, werden ook in Aalst geïntroduceerd met het label 'import'.

In 1967 werd in het café de carnavalsgroep ‘De Zjoevers’ opgericht, en tijdens hun eerste stoet hadden ze hun eigen lokaal, de  Patatbar, als onderwerp gekozen. 
Ze behaalden daarmee een mooie 4e plaats bij de ‘Gewone Komische Groepen’ van dat jaar. 
Wel werden ze in sommige media van toen ietwat verkeerdelijk aangekondigd als ‘de Joevers’, wat opzoekingen over deze groep natuurlijk niet gemakkelijk maakt.
De Zjoevers gingen tot in 1971 mee in de stoet en legden dan de zotskappen af.

Dat de uitbaters er een nogal nonchalante levensstijl op nahielden bewijst onder andere dat ze ooit, toen ze voor 14 dagen op vakantie naar het zonnige Zuiden trokken,  gewoon een briefje op de deur hingen met "Asdammen weg zèn!"    Geen verdere uitleg van hoe lang …
De veertien dagen zijn dan uiteindelijk iets langer geworden (2 maanden),  maar ze hadden het eerste bericht, dat eigenlijk diende als enige kennisgeving ondertussen wel al laten vervangen door: "Asdammen nog een tetjen wegbleiven, ‘t es ier te goed."    Ook weer niet echt gedetailleerd natuurlijk.

Ook gaven ze ooit, vrijgevig als ze waren, een tournée génerale in dancing ‘The Beatles’ (later 'Ibiza') in Blankenberge. Dat gebeurde met een fiere, maar voor iedereen heel duidelijke, vermelding via de micro dat het wel degelijk een tournée was van de Patatbar in Aalst, en van niemand anders. Ze waren fier, en konden er zelfs prat op gaan dat hun naam voorkwam in een liedje, dat dan ook gespeeld werd ... 
Het gaat natuurlijk over een carnavalsliedje van prins karnaval Jean-Paul De Boitselier, die hen vernoemde in ‘Oilsjteneers zemmen’.

"As baagrond eit ons stad nog e schoein pleksken vroi,
En door komt na een hois ver aaverlingen boi,
Ze zochten nor ne goeie noom in diene zjaar,
Ze goon het na hoeiten ‘Resthois Patat Bar"

Het succes van het jongerencafé werd echter 'op dubieuze wijze' door de arm der wet gestopt.

Er waren reeds enkele razzia's gebeurd in, onder andere, de Patatbar naar aanleiding van enkele 'louche' zaken die zouden gebeurd zijn in de buurt. 
Dit bleken na onderzoek echter alleenstaande gevallen te zijn en aan de uitbaters kon niets ten laste worden gelegd, wat dan ook tot verdediging van de jeugd leidde.

Maar … 'waar een razzia is, is vuur' dachten de sensatiekranten. 
Onder andere 'Zondagsnieuws' sprong hier op en kwam uit met een artikel over 'de geheime liefdesbars voor vijftienjarigen'


Dergelijke artikels werden vrijwel onmiddellijk gecounterd in bijvoorbeeld de krant 'Voor Allen'. Daar verscheen een artikel als reactie hierop waarin men schrijft dat het door sensatiebladen gretig overgenomen 'nieuws' over de razzia's enkel maar om commerciële sensatie gaat in .


Een volledig in kaart gezet verhaal in en door ‘Zondagnieuws’ ('Spijbelende minderjarigen aan de drugs'), maakte hen echter bekend in heel Vlaanderen, en dat terwijl men in de 'serieuzere' pers toch bleef waarschuwen dat dergelijke sensatieartikels enkel nog zouden bijdragen tot de verwildering van de jeugd.

Er werd immers steeds teruggegrepen naar de eerder vernoemde razzia’s. 
Razzia's waarbij men eigenlijk geen echt grote onregelmatigheden konden vaststellen, maar die natuurlijk ook niet echt positief inwerkten op de sfeer.


Veelvuldige negatieve artikels over schoolverzuim, vermeend druggebruik en zelfs zedenverwildering in sensatiebladen bleven echter het nieuws bepalen.
De term 'MarginAalst' gebruikte men toen misschien nog niet, maar het zou het zoveelste bewijs geweest zijn dat die term niet altijd de lading dekt.

Ondertussen was het natuurlijk wel zo dat verontruste ouders hun kinderen er toch maar liever weghielden. Bepaalde scholen verboden zelfs het cafébezoek in deze buurt op straffe van uitsluiting als men toch zou betrapt worden.

Het bleef ook niet bij de ‘Patatbar’ alleen.

In ‘Ons Zondagsblad’ van 30 maart 1969 verscheen een reportage over 'de Aalsterse jeugdbars' in het algemeen, waar 'tieners gratis roesmiddelen toegestopt krijgen' en 'meisjes van 13,14 jaar met het schooltasje in de hand' tijdens de schooluren binnenstappen en waar 'ernstige overtredingen tegen de zedelijkheid gebeuren' en een zekere Jean Claude LSD aan de kinderen zou aanbieden.




Enkel De Cornichon in de Keizerstraat werd in dat artikel effectief bij naam genoemd, en die zaak werd dan ook wegens zedenfeiten door de politie gesloten. 
De exploitant werd door de BOB verhoord en werd naar Dendermonde overgebracht. 
Rechtstreekse aanleiding hiertoe : de verklaringen van een 14-jarig meisje die verklaarde een dag lang in de bar te zijn ‘vastgehouden’. 
Ze werd na meer dan 24 uur in de bewuste zaak gevonden nadat haar ouders de rijkswacht hadden verwittigd dat hun kind niet was thuisgekomen na een zwembadbezoekje. 
Over het 'vastgehouden' bestaat natuurlijk wel enige twijfel. Zei ze dat niet ter verdediging en probeerde ze zich niet ergens uit te praten? 
Hebben we tegenwoordig ook geen weet van bijvoorbeeld een 'sterrenmeisje' die 'in slaap gevallen' als excuus gebruikte om haar gezicht vol te laten tatoeëren met sterretjes? …

Foto onder (uit Ons Zondagsblad): op de voorgrond de Cornichon (groene gevel) en verderop het (rode) geveltje van de Patatbar ... op de foto : grijs en een andere tint grijs ... 


Op een dag, de heisa was nog steeds niet geluwd, kwam een reportageploeg zich aanmelden in de Patatbar.
De reporters gaven zich uit als medewerkers van "Paris Match". Ze vertelden enthousiast dat ze hadden vernomen dat er zich in Aalst een zeer bijzondere jeugdherberg bevond en wouden er dan ook graag een ‘stomende’ reportage over maken.
De aanwezige jeugd en ook de uitbaters waren uitermate gewillig: in Paris Match verschijnen gebeurt immers niet iedere dag.
Op vraag van de journalisten werden er bepaalde vrijscènes tussen meisjes en jongens in scene gezet en herhaaldelijk gerepeteerd. Ook aan de toog hangende, rokende en drinkende jongeren werden maar al te graag op foto vastgelegd. 



Paris Match is een wekelijks in Frankrijk verschijnend geïllustreerd tijdschrift. Het werd in 1949 opgericht en staat sindsdien bekend om zijn leuze ‘Le poids des mots, le choc des photos’ ('Het gewicht van de woorden, de schok van de foto's').

En of het een schok werd …

De ‘fiere’ jeugdigen belandden al heel snel met beide voetjes terug in de realiteit : "Groot schandaal onder schoolgaande jeugd te Aalst” was de ophefmakende kop, niet in ‘Paris Match’ maar wel in ‘De Kwik’.

Het weekblad Kwik, destijds het eerste en lange tijd het enige sensatie- en blote borstenblad in Vlaanderen, verscheen in 1998 voor de laatste keer. 
Het blad verscheen voor het eerst in 1962 en heeft het 1.897 nummers uit kunnen houden. 
Uitgever ‘De Persgroep’ besliste ermee te stoppen na een grondige analyse van de financiële situatie. Maar liefst 36 jaar heeft Kwik het volgehouden.

Op zich gebeurde er in Aalst volgens de politie eigenlijk niets verkeerd. Men mág aan de toog zitten, men mág een arm om iemand heenslaan, een koppel mág kussen … maar de beruchte reportage deed hen toch de das om. 

Het café werd een druk besproken onderwerp, en een tijdlang hebben de uitbaters door deze zaak wel wat van hun bekendheid kunnen profiteren , 
Alle scholen in het Aalsterse waren ondertussen wel op de hoogte en uiteindelijk zouden de scholen, samen met het stadsbestuur, de politie en de concurrentie maar één ding meer wilden : de bar moest en zou sluiten om de jeugd te kunnen ‘redden van verderf’.
Het gemeentebestuur kwam onder zware druk te staan.

Ondertussen werd er van alles bijgehaald. 'Nachtlawaai', 'het schenken van bier aan minderjarigen', 'zedenfeiten', … het werd allemaal gebruikt om een definitieve sluiting te kunnen bekomen.
Daarbij werden ook flagrante onwaarheden zeker niet geschuwd.
 
Zo werd bijvoorbeeld ook de zaak van een 17-jarige, die een bejaarde man neersloeg met een ijzeren staaf en 30000 frank roofde, door middel van een fotokopie van een dagbladartikel bij de reportage over de Patatbar gevoegd. 
De datum waarop het bewuste artikel verschenen was (namelijk in 1962) werd wel verzwegen.
Een journalistiek kunstgreepje dus, maar wel heel achterbaks te noemen, gezien deze misdaad reeds gebeurd was zelfs voor de Patatbar bestond (!)
Zo werd de nietsvermoedende lezer wel zwaar misleid en werd de zedenverwildering van de jeugd verder geïllustreerd en opgeklopt met sensatie.

Luc Praet, de eigenaar, werd overgeplaatst naar de gevangenis in Hoogstraten en terwijl hij daar zat werd de bar uiteindelijk op politiebevel gesloten. Een zeer duister proces inzake 'verantwoordelijkheid' zou de aanleiding geweest zijn, maar we weten allemaal dat 'dit spelletje' eigenlijk al veel langer aan de gang was.
‘Duister’ was het zeker, want het proces werd opgestart voor zaken die tijdens de afwezigheid van de uitbaters zouden gebeurd zijn.

Wat er ook van zij ... De boeken toe was het resultaat.

Aalst heeft nadien nooit meer een beter bekend / berucht (?) jeugdcafé gehad.

In 1975 kocht de stad het huisje (en de aanpalende) op om het oude plan om de straat verbreden, uit te kunnen voeren. Later opteerde men echter toch voor het behoud van het smalle straatje.

De gebroeders Van Cauter verkochten er ooit (net na WOI) herberggerief (togen, …) en vanaf 1928 was er de spaarmaatschappij ‘Geld geeft Moed’ met ook wedstrijden gerrebollen en bakschieten.
Natuurlijk de beruchte Patatbar en nadat deze gesloten was installeerde de kunstenaar René Bekaert er zijn schilderatelier.

De Werkgroep Stadsherwaardering, een spin off van het blad ‘Vies Oilsjt’, kraakte in 1979 de huisjes van het Keyzerstraatje, om de verloedering aan te klagen.

Hier nog een laatste beeldje van het café uit 1980.


Het huisje had al een hele geschiedenis achter zich, en de tand des tijds had er al goed in geknaagd.
Alles verdween dan ook voor de bouw van appartementen.

De bar mag dan wel fysiek al een tijdje verdwenen zijn, ‘in de herinneringen van velen’ en ‘op papier’ zou deze nog heel lang blijven voortleven.

Zo schreef  L.P. Boon op 27/5/1977 in een van zijn cursiefjes (‘Boontjes’ genaamd) over de Patatbar en ook Geertrui Daems vernoemt de bar in de belevenissen van Lutje in 'Lutje leert'.

Tegenwoordig is in het straatje geen enkel van de originele huisjes meer terug te vinden. Alles moest plaats ruimen voor appartementen en aan het begin van de straat vinden we de gevels van de C&A en Tiffany’s.

Over de geschiedenis van het Keyzerstraatje - de Alfred Keldersstraat is HIER meer te lezen.


Bronnen :

lezing Cynrik De Decker en Jan Van Liedekerke / Onion Rock
Voor Allen 14/1/1967 - 28/1/1967
HLN 24/10/2018
Het Nieuwsblad 22/11/2011
De Voorpost 6/2/1976
Vies Oilsjt 1/6/1977
Ons Zondagsblad 30/3/1969
Gazet van Aalst 30/3/1968
bloggen.be/renebekaert
renebekaert.be
vlaamseschuttersgilden.be
inventaris.onroerenderfgoed Pakhuis
foto huisnummer 9 beeldbank.onroerenderfgoed 
foto patatbar caulier beeldbank.onroerenderfgoedbeeldbank onroerend erfgoed
foto met reclame Caulier via MadeInAalst  

vrijdag 11 september 2020

Het Stemmingstrio


Het stemmingstrio bestond uit Johnny Marcoen, Johny De Mol en Jacky D'Herde.



Johnny Marcoen (26/10/1940) zal jammer genoeg de geschiedenis ingaan als de man voor wie het vier keer niet lukte om prins van Aalst te worden.
Hiermee mag hij zich gerust de ‘Keizer van de verliezers’ noemen.
Wel altijd verloren op gebied van het prinsschap, maar Johnny is natuurlijk wel een monument in de carnavalswereld.
Zijn grootste hits, die iedereen nog wel kan meebrullen, waren / zijn ‘E plosjken van ’t alverdroi donker’ en ‘Johnny zoi ze’. In 2010 hebben vader en zoon (Bart) Marcoen een nieuwe carnavalssingle. Clark van Mere schreef voor hen 'vraken, a maneken es hier'

Jacky D’Herde (°1945 - 25/3/1983) was in 1972 lang de enige kandidaat Prins Carnaval. Ook Johnny Marcoen stelde zich uiteindelijk nog kandidaat. 
Jackie won maar drong erop aan dat Johnny hem tijdens zijn prinsenjaar overal zou vergezellen. De twee doorkruisten het ganse land en Jackie beloofde reeds om Johnny ten volle steunen mocht hij zich nog eens kandidaat stellen. Lang moest hij daar niet op wachten want dat gebeurde al het jaar daarop, in 1973.
Jacky ging met 'den ajuinendans' naar de verkiezing van de 'carnavalsplaat', een coproductie van VARA en BRT. Jacky eindigde op de zevende plaats, maar wat belangrijker is, rechtstreeks hieruit vloeide het idee voort tot oprichting van het Stemmingstrio.
Jacky was naast 'voorzitter van de marktcommissie', 'lid van het stedelijk Feestcomité', uitbater van café ''t Pompierke en zaal Madelon.

Johny de Mol (27/9/1942-30/8/2006) was twee maal kandidaat prins carnaval, in 1960 en in 1971, maar jammer genoeg haalde hij nooit deze titel.
Hij werd, als Kamiel Plezant, vooral bekend door het liedje ‘Iendracht veroit’, dat uitgroeide tot hét gekendste clublied van ‘onzen Iendracht’. Dat stond op zijn eerste plaat die uitkwam in 1972.
Op dezelfde plaat stond onder andere ook nog ‘Oilsjt, g’etj men hert gestoelen’, een lied dat tegelijkertijd ook door Kamiel Sergant op plaat werd gezet.
Zijn tweede plaat bracht hij uit in 1973 en daarop stonden drie liedjes : ‘Ajuinenkwartier’, ‘Karnaval’ en ‘Wa zegge ze van Oilsjt’. De twee laatste liedjes werden ook door Kamiel Sergant uitgebracht.
Dat zowel Kamiel Sergant als Kamiel Plezant dezelfde liedjes uitbrachten, lag eigenlijk in het feit dat de platenwinkels Kieckens (Zoutstraat) nogal zwaar aan het concurreren was met Van Nuffel (Moorselbaan).

Op de terugweg van een zangwedstrijd in Nederland  smeedden Jackie en Johnny plannen om een muzikaal duo te vormen. In hun zoektocht naar muzikale omkadering ontmoetten ze Johny De Mol, die in Aalst reeds bekend was als Kamiel Plezant en ... ‘Het Stemmingstrio’ was een feit.

Aan tekstschrijvers was er in die tijd trouwens geen gebrek. Zo was er bijvoorbeeld Clark van Mere, maar ook Jean-Paul (De Boitselier) die zijn kunnen reeds lang bewezen had, en die naast enkele teksten trouwens ook voor de doopnaam van het trio zorgde

Op 31/5/1973 gaven ze hun eerste ‘concert’ in het Volkshuis, toen nog op de 'Veirkemert'.
Het honorarium bedroeg 'as men ons mor een pintj kennen koeipen' en het werd een geweldig succes.
In het casino van  Middelkerke, waar ze later ook op de planken stonden, werden ze zelfs tot vijf keer teruggeroepen. 

Optreden was trouwens niet het enige belangrijke. Achter de schermen bleef Antoine Baetens druk doende. Hij wou absoluut platen verkopen met dit trio, en dat zou ook gebeuren.
Op een nacht werd Johny uit zijn bed gebeld met de heuglijke melding dat ze de volgende dag een opname zouden gaan doen in de studio van Johny Hoes in Nederland.
Daar aangekomen bleek dat men eigenlijk verwacht had dat de artiesten in het bezit zouden zijn van muzikanten, muziekinstrumenten, partituren, teksten, …  maar neen, … ze hadden enkel hun stemgeluid meegebracht.
Er was zelfs nog niet nagedacht over welk lied ze zouden laten persen …

Na veel wikken en wegen en heel veel onderhandelingen in verband met het materiaal was het dan eindelijk zo ver. Ze verbonden zich voor een opname van 'Snoepie Snoepie' voor tenminste 500 platen en ze kregen een bandje mee naar huis met de muziek.
Ze konden dus beginnen oefenen … dringend … heel dringend … want reeds twee dagen later zouden de opnames plaatsvinden. 

Na een 'Allez jonges, we zullen het eens proberen hé' werd hen een micro onder de neus geduwd. Na de eerste poging krijgen ze een 'ok' van de opnameleider ... 'van den ieste kier' direkt op plaat? 
Ja hoor, het was zo. Ze konden het bijna niet geloven, zeker als je weet dat Johny bijvoorbeeld voor de opname van zijn eerste plaatje maar liefst 5 uur nodig had. 


Ze kregen zelfs een televisieoptreden in het tv-programma “binnen en buiten” op de toenmalige BRT. Voor dat optreden in 1974 werd trouwens een hele supportersbus ingezet. Hoe Antoine het geregeld had wisten ze niet, maar het was wel waarheid. 
Antoine wou trouwens nog meer nieuwe liedjes en kreeg het schitterende idee om 'liekes oit d'aa doeis' te gaan brengen. 
Alle oude straatliedjes die konden gevonden worden, werden bij mekaar gelegd en de mannen van 't orkest maakten hiervan een soort potpourri : 'd'hoeige vesten'. 

In dit lied gaat het, naast vele andere Aalsterse onderwerpen, onder andere ook over Domien en zijn vrouw, beter gekend als ‘den Oeleschoiter en Angelique’.

Over dit duo (ook al muzikanten) is HIER meer te lezen.

Met de tekst en muziek in handen trok men naar de studio's van Sylvain Tack in Buizingen. De opnames daar duurden maar liefst 7 uur, maar ze waren niet heel tevreden met het resultaat, hoewel het wel een groot succes werd.

Het stemmingstrio stond altijd garant voor leuke ambiance muziek voor jong en oud. Ze traden vooral op in tehuizen, voor bejaarden en gehandicapten, de Aalsterse avond, de prinsenverkiezingen en allerhande andere carnavalsfeesten.
Op een bepaald ogenblik hadden ze zelfs bijna elk weekend een optreden.
Hier zijn ze te zien op een foto uit 1974 in gezelschap van accordeoniste Godelieve.


Op vrijdag 4 oktober 1974 ging in de Zaal Madelon op de Grote Markt hun eerste fanbal door. 
Naast het Stemmingstrio zelf, traden nog meer op : John Horton, Marc Dorian, Francy Vany, Rudy Clarck, Tim Davis, Clark van Mere, Marie-Claire, Vanita en Daniëlla.

Hun bekendheid in Aalst bleef natuurlijk ook niet onopgemerkt bij andere zangers, en zo kwam het dat ze vaak gevraagd werden om het voorprogramma van ‘BV’’s’ te verzorgen. Niet enkel van BV's trouwens, maar ook van heuse wereldsterren. 

Zo stonden ze op maandag 21 oktober 1974, een week na hun fanbal dus, in het voorprogramma van niemand minder dan ... Bill Haley!
Inderdaad, dé 'Bill Haley and his Comets' kwamen naar 'de Klaroen' in Aalst. 
De man van onder andere 'Rock around the clock' trad dus niet enkel op in 'het grote' Antwerpen (de Roma), maar ook in ons eigen Aalst. 
'Let the good times roll' dus, en dat in gezelschap van onze drie carnavalisten die niet wisten waar ze het hadden.

In 1975 deden ze met 'schatje, wanneer mag ik nou' mee aan het programma ‘beste carnavalschlager ‘75’ waar ze een welverdiende zesde plaats behaalden. Deze wedstrijd ging door in Maasmechelen en zelfs in het ‘verre Limburg’ ontmoetten ze er nog een bekende Aalstenaar. 
In de jury van het BRT-programma zetelde immers onze prins ’74, prins Antoine.

Ze traden natuurlijk ook niet enkel op in voorprogramma's . Zo stonden ze in 1976 bijvoorbeeld ook naast Urbanus Van Anus in de Tuf Tuf (Zonnestraat)

Het succes bleef duren en op de BRT bereikten ze zelfs de achtste plaats in de Vlaamse top 10 met het lied ‘Den Dopper’.

Ze begonnen echter de pedalen wat te verliezen en toen een groots opgezet plan om ook het voorprogramma van Dalida te verzorgen, slecht afliep, ging het allemaal wat minder. 
Hun optredens waren niet zo verzorgd meer, en de voorbereidingen lieten meer dan te wensen over. 

Ze probeerden in 1976 het succes van 'd'hoeige vesten' te evenaren met 'Marieken', maar dat liedje bleek wel leuk te zijn, maar het werd toch niet echt wat men er van gehoopt had. 
Johny, die nog een eigen zaak had, bleef niet bij de pakken zitten en bleef promotie voeren.

Uiteindelijk werd het allemaal toch wat te veel en in 1978 stapte Johny De Mol uit het trio.

Jacky en Johnny traden nog op tijdens het Driekoningenfeest en de prinsenverkiezing van dat jaar, en ze maakten ook nog één plaat, ‘Het bier, de schepper van ’t plezier’.


Daarna stopten ze in schoonheid met heel wat herinneringen aan een zeer succesvolle periode.

The end?  Bwa, net zoals bijna alle 'gestopte' artiesten, bleven ze wel nog een paar keer te zien tijdens carnavalsvieringen, ook zelfs met Johny De Mol. De grote optredens en successen waren echter definitief ten einde.


In september 2008 kwamen alle singles van het stemmingstrio uit op een verzamel-cd met de klinkende naam Muzikoilsjt Volume 1 : Het Stemmingstrio.

Hieronder een overzicht van de liedjes die op deze cd staan :

1.       Snoepie, Snoepie
2.       Het weer is goed
3.       D’Hoeige Vesten
4.       OILJST 1900
5.       Den Dopper
6.       Geef ons een pint
7.       Schatje, wanneer mag ik nou
8.       Je mag het niet weten
9.       Dokter Stijn
10.     Roepen
11.     Marieken
12.     Verboden te roken
13.     Den T.V.
14.     De Schepper van ’t plezier
15.     Bonustrack : Kannibaal (De Marcoentjes)


Met het project ‘Muzikoilsjt’, een initiatief van Bart Marcoen en Patrick Van de Meersche, wil men oude of verloren gewaande singels, lp’s en ook nooit uitgebrachte nummers weer naar boven halen. 
Ze worden gedigitaliseerd maar de stemmen van de originele opnames worden wel behouden.
Unieke muziekstukken dus, die zeker niet meer verloren mogen gaan.


Hier een clipje van Birdierik op de tonen van 'het weer is goed


 Hier nog enkele hoesjes :



Bronnen :

De Standaard 26/11/2008
discogs.com
De Voorpost 20/9/1974 - 4/10/1974 - 18/10/1974
postbuzz.com
FaceBook Johnny Marcoen
Lied ‘het weer is goed’ Birdierik via YouTube    

De Graaf Van Egmont

Op de hoek van de Grote Markt en de Kattestraat, in de schaduw van de belforttoren, ligt de herberg 'Graaf van Egmont', bij de Aalstenaars beter gekend als 'De Koont' (comte).

Op deze plaats lag oorspronkelijk het ‘Grauwensteen’ (ofte het voormalig ‘Grafelijk Leenhof Ten Steene’), een prachtig gebouw met twee scherpe torentjes en een trapgevel, die in harmonie waren met de schilderachtige omgeving van toen. De houten torenhuisjes, de prachtige gebouwen van de edelen, de bochtige straten en ga zo maar door. Het verschil met de situatie van nu is groot.
De benaming ‘steen’ komt trouwens nog meer voor in de geschiedenis. Deze werd gebruikt voor de gebouwen van edelen, omdat deze werden gebouwd in natuur- of baksteen.

Het Steen, de grafelijke burcht van Aalst, werd in de 13e eeuw opgericht, bijna tegelijkertijd met het eerste Schepenhuis. De ‘Nieuwe Steen’ werd opgericht in 1401.


Het gebouw werd toevertrouwd aan een plaatselijk adellijk geslacht, ‘de heren van Poppenrode’, die de naam ‘van Aelst’ aannamen.
Het was hier dat de Graven of Heren van Aalst verbleven en recht spraken.

Het gebouw werd meteen ook het eerste Landhuis van Aalst.

Oorspronkelijk vergaderde dit Landscollege afwisselend in Aalst en Geraardsbergen. Dit gebeurde vanaf de tweede helft van de 17de eeuw uitsluitend in Aalst.
Het eerste Landhuis bevond zich tot in het begin van de 16de eeuw dus in de Grauwensteen, dat daarna nog de namen ‘Swarten Steen’ en ‘Grauwen Steen’ kreeg.

Vanuit de Kattestraat op de Grote Markt aangekomen, ging men toen onder een ‘gaanderij’ door, die het Steen toen nog verbond met het Schepenhuis (dat trouwens het oudste schepenhuis der Nederlanden is!) Via deze gaanderij kon men  toen van het ene naar het andere gebouw gaan zonder te hoeven buiten komen.
Op deze tekening (plan van Antonius Sanderus) uit 1576 is deze brug tussen het schepenhuis en de Grauwen Steen duidelijk te zien.


Aan de zijgevel van het schepenhuis is trouwens nog steeds te zien dat er zich hier ‘iets’ bevond.

Later verhuisde men naar het ‘huis te Rooze’ op de hoek van de Grote Markt en de Lange Zoutstraat (1574-1577). Hier werden in 1582 de burgers en soldaten gehuisvest terwijl de Geuzen en rebellen de stad ingenomen hadden. Dit oud Landhuis werd in 1598 verkocht voor 2000 gulden.

Vanaf het einde van de 16de eeuw werd een groter burgerhuis op de Markt aangekocht van de graaf van Izegem, tevens baron van Ressegem en vanaf 1599 verhuisde men naar het huis naast de Grauwensteen.

In 1759 nam men zijn intrek in het Landhuis, onderdeel van het voormalige stadhuis op de Grote Markt.

En dan nu even een zijwegje, maar wel belangrijk voor de naamgeving van het gebouw, zo zal blijken.

Lamoraal I van Gavere, graaf van Egmont (°Elzele, 18/11/1522 - † Brussel, 5/6/1568) was een generaal en staatsman in de Zeventien Provinciën vlak voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog (de Nederlandse Opstand). 

Als overtuigd katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer trouw aan de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen de protestanten te verzachten.

In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem en een jaar later, in 1567 nam hij samen met Willem van Oranje ontslag uit de Raad van State.


Na de Beeldenstorm stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen.
Willem van Oranje ontvluchtte Brussel maar Egmont en Horne besloten niet mee te gaan.
Vrijwel direct na zijn aankomst liet Alva de graaf van Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals voorwendsel arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze naar Gent overgebracht en in het Spanjaardenkasteel opgesloten.
Later werden ze ter dood veroordeeld.

De stoffelijke resten van de graaf van Egmont liggen, samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt te Zottegem. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de raadzaal van het stadhuis van Zottegem, waar ook twee schilderijen nog naar hem verwijzen.

Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen (hoewel er tussen liberalen en katholieken hevige debatten werden gevoerd over Egmont als 'vrijheidsstrijder' dan wel als zwakke 'landverrader')

Aan het einde van de 16e eeuw werden de afstammelingen van de prinselijke familie Lamoraal d’Egmont eigenaars van het Steen. Zelf woonden ze er van 1607 tot 1668.

Het gebouw werd afgebroken in 1776.

Het huidige hoekhuis zoals we het nu kennen, dateert van 1777 en werd opgetrokken uit de herbruikte en herkapte zandsteen van het vroegere Steen. 
Wanneer de Aartsbisschop naar Aalst kwam, kon hij hier overnachten, en werd er in het geheim ook mis gelezen.

De Aalsterse liberalen, die sinds mei 1846 verenigd waren in de 'Société de l' Alliance de I' Arrondissement d' Alost' , beter bekend als de 'Association liberale', ruilden hun originele lokaal in café-restaurant 'Au quatre vents' op het Keizerlijk Plein snel in voor  drankenhuis 'Au compte d'Egmont' op de Grote Markt.


De naam werd dus eigenlijk gegeven als nagedachtenis van graaf Lamoraal d’Egmont die door de hertog van Alva in 1568, samen met graaf Hoorn, werd onthoofd, en hoewel hij dus eigenlijk zelf rechtstreeks niet veel met Aalst te maken had, behalve dan dat zijn afstammelingen hier een tijd gewoond hebben, heeft hij hier dan toch een zekere erkenning gekregen door het geven van zijn naam aan dit gebouw ...

Dat de liberalen geen moeite hadden met onder andere het bestaan van carnavalsvieringen mag duidelijk blijken uit het feit dat ,waar de katholieken in De Denderbode voor de Vastenavond dagen steevast lieten weten dat "Gemaskerde personen gedurende de Vastenavonddagen niet zullen toegelaten zijn ter Barre van Amsterdam, Groote Markt", de liberalen via Het Verbond van Aalst jaarlijks duchtig reclame maakten voor het carnavalbal van de liberale fanfaremaatschappij 'Les vrais amis constants' in de Compte d'Egmont, het hoofdkwartier van de liberalen.
De krant zette haar lezers aan deel te nemen aan de feestelijkheden van carnaval: "Dus beminnelijke juffrouwen en heeren dansers, nog een beetje gehuppeld en een vrolijke nacht overgebracht. Het zal een schoone troost zyn in uwe oude dagen als ge uw beentjes niet meer zult kunnen doen flikkeren"
De mening van de Liberalen over carnaval vormt trouwens een interessant ‘bruggetje’ naar een bekende gast in het café, Alfred Kelders.


Als handelaar had Alfred liberale sympathieën. In 1907 wou hij de Liberalen Bond stichten, om de liberale neringdoeners te ondersteunen.

Hij was samen met zijn Middenstandsbond altijd maar op zoek naar manieren om meer volk naar Aalst te kunnen halen, en na een bezoek met enkele leden van Aalst-Voorwaarts aan het carnaval in Binche, groeide het idee om ook in onze stad een grote carnavalsviering organiseren.
Op 8 juni 1913 organiseerden ze een carnavalstoet in Aalst, het eerste Zomercarnaval.
Omwille van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd het initiatief uiteraard niet herhaald.

Tijdens de oorlog bleef de Grote Markt het centrum van de macht in onze stad.

In de kelders van het Belfort vond de voedsel- en goederenbedelingen voor de noodlijdende bevolking plaats en vanaf 1916 werd hier ook het gehate en gevreesde Duitse ‘Meldeamt’ gevestigd.
Alle mannelijke 16-plussers moesten zich hier komen aanmelden en velen werden opgeëist om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie.

Ook ‘de Graaf van Egmont’ onstnapte niet aan de Duitse interresse. In de Winter van 1917 werd in dit gebouw en in het buurhuis ‘Liénart’ een ‘Soldatenheim’ opgericht.
Zo’n soldatenheim (of soldatenhuis) was eigenlijk de ontspannings- en ontmoetingsplek voor Duitse militairen.


Het hoofdkwartier van de Duitse troepen was gevestigd in het ‘hotel du comte de Flandre’ op het Statieplein. De opvolger van ‘Von Meyer’, general Jurg, richtte een Etappenkommandatur in in het huis Liénart op de Grote Markt.
De familie Liénart was samen met zijn familie reeds gevlucht voor het aankomende geweld, en had de sleutel van het huis toevertroud aan zijn bediende, Charles. Toen deze vernam dat de Duitsers daar hun Kommandatur gingen inrichten, verkocht hij nog heel gauw de heel goed gevulde wijnkelder van de familie aan Camiel Van Hecke. Op die manier zouden de ongeveer 1000 flessen tenminste de oorlog nog overleven … ware het niet dat Camiel ze al heel snel doorverkocht … aan de Duitsers.
In 1919 werd klacht ingediend over de inbezitname door de Duitsers. De klacht luidde ‘Huiselijken diefstal en verheling’.

Ook in de Lange Zoutstraat was trouwens zo’n Soldatenheim gevestigd.

Na de Eerste Wereldoorlog ging Alfred Kelders dan toch verder met het idee om de feestelijkheden in de stad wat beter te organiseren, en het Stedelijk Feestcomité, waarin alle politieke partijen vertegenwoordigd werden, werd opgericht.

Hier enkele foto's uit de jaren '70


1977 met terras - lokaal van oa de PVV

1978

In 1982 werd rond carnaval een ludieke actie gevoerd tegen de ‘blauwe’.
Aan de Graaf van Egmont hing plots een vlag met gebalde vuist en roos op een rode achtergrond. De ‘blauwe burcht’ was versierd… maar was uiteraard niet ingenomen. 
Het café bleef 'het bastion' van de 'blauwe partij'.

In de jaren ’90 werd het liberaal lokaal Graaf van Egmont ingericht als museumcafé met voorwerpen en documenten afkomstig van de liberale verenigingen die er hun zetel hadden.

Van het Willemsfonds kreeg men bijvoorbeeld dit houten schild met de oprichtingsdatum 1873 op vermeld.

Het gaat over een houten panel, waarschijnlijk een achterpaneel van een praalwagen, een decorstuk of iets dergelijks,  met waarschijnlijk de "evangelist" uit 1876. Dat het een opzetstuk zou geweest zijn van een rustaltaar bij de jaarlijkse processie behoort ook tot de mogelijkheden (h: 152 mm, b: 98 mm)

En gezien ‘de Comte’ ook het clubhuis is van de Koninklijke Harmonie ‘les vrais amis constants’, ons allen beter bekend onder de naam ‘d’aa garde’ zijn er ook van deze vereniging enkele souvenirs terug te vinden.
Gezien de Oude Garde gekleed is in een kostuum ‘à la Napoleon Bonaparte en de strijders uit 1830’ zijn immers ook enkele kostuums terug te vinden in het museumcafé.

Tot op vandaag is de ‘Comte’ nog steeds de thuishaven van de Aalsterse liberale partij.

De sobere en vlakke gevels zijn voorzien van puilijsten en doorgetrokken arduinen kordons ter hoogte van de onderdorpels.   
Binnen vinden we een fraaie monumentale trap met tussenbordessen en uitgewerkte trappaal met provinciale Lodewijk XVI-invloeden (vierde kwart van de 18de eeuw).

In de gevel aan de Kattestraat vinden we een grote rondboogpoort in een geblokte omlijsting van arduin, gemarkeerd door een zware kroonlijst.




In 1997 werd de herberg beschermd als monument.

In de Graaf van Egmont werden trouwens ook de … euh … kroonjuwelen van het carnavalsmonument bewaard. Het ontwerp van kunstenaar Hendrik Muylaert won de wedstrijd wel, maar de kunstenaar moest enkele aanpassingen doen. Het beeld stelde een naakte Voil Jeannet voor, een man dus eigenlijk, maar toch moesten de geslachtsdelen verwijderd worden. De jury vond immers dat het standbeeld geslachtsloos moest zijn, en de kunstenaar verwijderde – zij het wel onder lichte dwang - de kleinoden. Deze werden dan later tentoongesteld in 'De Koont'
Hieronder de kunstenaar met beeld en met ... nog wat extra deeltjes ...


In 2018 kwam dan de mededeling dat 'De Graaf ' wat aanpassingen zou doen. 


Uitbaters Jurgen De Roeve en Veronik Bombeeck, toen al 10 jaar uitbaters van de zaak, opperden het plan om zowel de buiten- als de binnenkant een grondige make-over te geven. 
Met de brouwerij Haacht werd een nieuw huurcontract afgesloten, en daarmee drukten ze de geruchten de kop in dat zij het pand zouden verlaten voor een ribbetjesrestaurant.

Gedurende de laatste jaren hebben wij ons steeds moeten verdedigen tegen geruchten, roddels en leugens over een nieuwe bestemming voor de Graaf van Egmont. Zo ging er een discotheek komen, een ribbetjeshuis of een champagnebar. Niets is minder waar”, zeggen ze. “We willen komaf maken met al die uitgevonden verhalen. De nieuwe huurvernieuwing werd opnieuw afgesloten tussen brouwerij Haacht en ons. We zullen de komende negen jaar opnieuw de Graaf uitbaten, maar er zal een en ander veranderen.”

Hier al enkele ‘voor’ en ‘na’ fotootjes van uit 2019.

2019 werd ook het afscheid van de vorige uitbaatster, Annieken.
Anny Van den Eede (Annieken) is voor een hele generatie Aalstenaars gekend als de cafébazin van de Graaf van Egmont, haar liberaal café, maar ook als Cantinière.
Ze was de dochter van liberaal ere-schepen Gaston Van den Eede en de zus van Lilianneken, jaren de gewaarde bazin van café 't Landhuis. Annieken werd 79 jaar.

De Graaf kreeg ondertussen al een grondige make-over
Bijna alles werd ondertussen vernieuwd : de gevels, de zaal, de toog, de toiletten, de feestzaal boven, het terras, ….
Het mooie karakter van de Graaf komt nu opnieuw volledig tot zijn recht. 
De gevel werd opgefrist maar er werd niet geraakt aan het historisch karakter van het gebouw. Ook het dak en de dakgoten werden gerenoveerd en binnenshuis kregen ook de overwelfde kelderruimtes een opfrissingsbeurt.

In april 2020 verdween de houten plankenvloer voor een vakkundige restauratie en renovatie. Het respect voor de oude materialen blijft dus bestaan, en de vloer die een hele geschiedenis met zich meedraagt, komt dus zeker in eerbiedwaardige toestand terug.


Aan het café / brasserie is trouwens een groot terras voorzien, ideaal om van de zon te genieten op zomerse dagen.


2022 dan ... In augustus kwam het heuglijke nieuws dat er wat centjes zouden ter beschikking gesteld worden om de restauratie tot een goed einde te kunnen brengen. 
Vier restauratieprojecten in Oost-Vlaanderen kregen immers groen licht van minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele om te kunnen genieten van een extra restauratiesubsidie. 
Het gaat over het kasteel van Boelare in Geraardsbergen (100 000 €), het kasteeldomein Wissekerke in Kruibeke (132 444 €), de pastorie Sint Stephanus vindingparochie in Sint Lievens Houtem (52 012 €) en ‘onze’ Graaf van Egmont (80 664 €). 
  
Na het eerdere goede nieuws dat ook het belfort van onze stad een investeringssubsidie toegewezen kreeg, opnieuw dus goed nieuws voor het erfgoed in Aalst.


Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
foto Soldatenheim via MadeInAalst  
hetlandvanaalst.be 1/3/2019
FaceBookpagina Graaf Van Egmont
De gazet van Aalst 4/6/1982
Brochure ‘op visite in Aalst’ 7/3/2016
De Denderbode 17/11/1907
De Werkman 3/12/1875
De Volksstem 12/1/1901 – 3/4/1928
De Gazet van Aalst 20/12/1956 – 3/9/1959
Brochure ‘Aalst 1914-1918’ uit 2015
liberas.eu
foto 1977 met terras via MadeInAalst    
foto 1900 via MadeInAalst