Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

donderdag 19 december 2019

Dokter De Moorstraat

De Dokter De Moorstraat is eigenlijk het eerste gedeelte van de Oude Dendermondsesteenweg. Ze begint aan de splitsing Hovenierstraat – Violettestraat en loopt door tot aan de splitsing met de ‘Drie Sleutelstraat’ en de ‘Jan Bijlstraat’.
In 1927 (CBS 28.3.1927) werd dit gedeelte van de Oude Dendermondse Steenweg naar deze dokter vernoemd.
Meer over de Dokter De Moor : HIER

Eind 19de eeuw ijverde schepen Gheeraerdts voor de bouw van een nieuw Aalsters hospitaal aangezien het hospitaal aan de Oude Vismarkt te klein was en tussen de fabrieken lag.
Er werd besloten om aan de Hertshaag een nieuw hospitaal te bouwen. De hoofdingang lag aan de Gasthuisstraat.
De rechtervleugel van het hopitaal werd voorbehouden voor de ongeneeslijk zieken. In De Volksstem van 24/8/1895 lezen we : ‘… ze werken driftig aan ‘t nieuw hospitaal van Aalst; de batimenten voor de ongeneesbaren zijn bijna voltrokken’ …

Op 19 mei 1899 verhuisden het personeel en de zieken naar hun nieuwe verblijf en op 16 juli 1899 werd het nieuwe hospitaal officieel geopend. Dit gebeurde op de grote markt door de ‘fanfaren van de school der kweekelingen van het leger’ en ‘s avonds met een luisterrijk vuurwerk op het Statieplein.
Het hospitaal zat vervat tussen de oude Dendermondsesteenweg (nu dus de dr De Moorstraat), de Gasthuisstraat, de Hospitaalstraat en de Lazaretstraat.

Hier een foto van het gedeelte van het ouderlingentehuis Sint Lieven in de Dr De Moorstraat. Vroeger was dit de pastorij en ‘ongeneesbaar huis’ dat deel uitmaakte van het St Elisabethhospitaal.


Meer over het St Elisabethziekenhuis en de brand : HIER

In 1976 was er in het gebouw een hevige brand en in enige minuten tijd stonden zolder en bovenverdieping in volle vlammengloed. …
De eerste zorg van de zusters en het ziekenhuispersoneel was het in veiligheid brengen van zieken en ouderlingen. De dichtst bij de brandhaard gelegen zalen werden onmiddellijk ontruimd en de patienten werden elders in het hospitaal ondergebracht …

Ook het aanpalende Sint Lieven Rusthuis voor ouderlingen werd ontruimd … Een oudje zei al wenend : ‘als ik toch moet sterven, laat het dan hier gebeuren’. De meeste oudjes, sommigen in een rolstoel, werden naar de nieuwbouw overgebracht. Men herbergde er ook enkelen bij de buren in de Dr. De Moorstraat.
Er vielen gelukkig geen dodelijke slachtoffers en het hospitaal hernam diezelfde avond zelfs nog zijn aktiviteiten.

Het voorstel om een nieuw klooster in de tuin te bouwen kon technisch niet doorgaan omdat het voor de brandweer onmogelijk zou zijn om het dan nog te bereiken. Ook de kosten zouden veel te hoog zijn, en met het geld van de verzekeringen zou men deze niet kunnen dekken.

Op 19 december 1989 verhuisde het Sint-Elisabeth ziekenhuis dan naar de Merestraat in Aalst. Met de verhuis kwam ook een nieuwe naam namelijk het ‘Aalsters Stedelijk Ziekenhuis’ (later 'Algemeen Stedelijk Ziekenhuis'). 

De gebouwen van het oude St Elisabethziekenhuis raakten in verval en werden uiteindelijk bijna volledig gesloopt.
Bij de sloop van het hospitaal werd de gedenksteen van 22 september 1895 echter wel gerecupereerd en werd ingemetseld in de pastorij, één van de weinige dingen die wel bewaard bleven.

De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bouwde op het terrein van het voormalige hospitaal een kantoorgebouw (Dr De Moorstraat nummer 24).
De pastorie, de monumentale kastanjeboom en het smeedijzeren hek werden geïntegreerd in het nieuwe complex.
De toegangspoort en de neogotische ornamenten werden overgebracht naar het museum Oud-Hospitaal. Eerst werd nog de mogelijkheid onderzocht om het Sint-Lieven te restaureren maar door de jarenlange leegstand was dit niet mogelijk meer.

De heer Adolf Le Compte (gehuwd met Mevrouw Maria-Leonia Van Nuffel) begint met een heel bescheiden zaak in de Dokter De Moorstraat 46, onder de toenmalige noemer ‘Ellewaren’.
Ellewaren waren goederen die bij de 'el' verkocht werden, en dat waren vooral uitsnijwinkels.
De el is een oude lengtemaat die ongeveer 69,4 cm bedroeg. De maat werd echter in ieder belangrijk handelscentrum vastgesteld, waardoor er per streek wel verschillen konden voorkomen. De afmeting in cm lag echter wel altijd tussen de 68 en de 70 cm (ongeveer).

Enerzijds was er uiteraard textiel, huishoudlinnen, witgoed …, anderzijds was er ook een drankgelegenheid.
De kleine zaak werd echter groot en geleidelijk aan komen ook 3 van de zonen in de zaak, die een hoger doel ambiëren …
De zaak verhuist en komt uiteindelijk terecht in de Molenstraat 56.  
De weverij Le.Ca (Le.C van Le Compte en A van Alfons), de confectie en de groothandel, wordt uitgebreid en tegenwoordig is het nog steeds een familiezaak in bedlakens en -linnen.

Aan het huisnummer 104 vinden we ‘Zaal De Kring’ terug. 

Op 12 september 1927 stichtten de E.H. Pastoor-Deken Coppens, E.H. Pastoor R. Kockuyt, krijgsaalmoezenier Maurits Van den Brempt, E.H. Clemens Borreman (pastoor van het Stedelijk Hospitaal) en de heren Edward Bouckaert (bestuurder van de N.V. “Le Lion d’Or”) en Theofiel Willems (griffiebediende bij de rechtbank van Koophandel) de VZW “Parochiale Werken van het Heilig Hart te Aalst”.

Het doel van deze nieuwe vereniging was : “het stichten, uitbreiden en ondersteunen van alle instellingen of ondernemingen, strekkende tot bevordering der lichamelijke, zedelijke, godsdienstige en sociale belangen van de bevolking der parochie van het Heilig Hart te Aalst, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van kapellen, lokalen, hovingen en huizen bestemd tot scholen, patronagiën, werkmanskringen en welk danige christene sociale inrichtingen met huisvestingen voor de deurbewaarders, bestuurders der werken en onderwijzend personeel”.

Destijds werd een stuk grond hiervoor geschonken door burgemeester De Hert. Het was de initiële bedoeling om hier een nieuwe kerk te bouwen. De kerkfabriekraad vond deze ligging echter veel te ingesloten en te weinig centraal gelegen en dus kwam er maar een parochiezaal in plaats van een kerk.

De VZW bouwde 'de Parochiale Kring Heilig-Hart' die het ontmoetingscentrum zou worden van de parochianen en van de parochiale verenigingen.  Het gebouw werd in maart 1938 ingezegend door de deken van Aalst.  Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw beschadigd maar nadien wel weer opgekalefaterd.

De feestzaal van de Kring werd oorspronkelijk verhuurd aan een uitbater van een bioscoopzaal, onder de naam 'Patria'.  
Deze cinema werd uitgebaat door de kerkfabriek van het H. Hart en was eigenlijk niet meer dan de parochie feestzaal waar in de weekends brave, en van alle geweld en ‘onfatsoenlijkheden’ ontdane, films gespeeld werden. Vaak werden de films enkel vertoond in intieme kring ... zonder uitnodiging kwam je er dus niet in.

Op regelmatige tijdstippen werd er - in plaats van een film te projecteren - ook wel eens een soort van bonte avond georganiseerd met medewerking van het "Varia"-orkest.

Dit orkest bestond voor het grootste deel uit mensen uit de parochie of uit de omgeving van de Sint-Lievensschool uit de Driesleutelstraat. De drummer bijvoorbeeld, was de toenmalige directeur, de Heer Van Roy uit de Bredestraat, de bassist was electricien Kelders uit de Jan Bijlstraat.

In dezelfde zaal ging ook het jaarlijks schoolfeest door. 

Een vaste bezoeker van de bioskoop was "Zwert Lowieken" die steeds moest geholpen worden om met zijn rolstoel via de zijdelingse trappen het gebouw te verlaten. Meer info over Zwert Lowieken : HIER  
Het huurcontract voor de cinema werd in 1960 opgezegd.

In 1962 werd er dan een bowlingzaal gebouwd in wat nu de “familiezaal” wordt genoemd.  De bowling werd amper 5 jaar later, in 1967, gesloten.

Een deel van de vergaderzalen werd in 1968 omgevormd tot “De Weeg”, dit is een afdeling van de K.A.V. voor kinderraadpleging, waar de moeders wekelijks hun kleine kinderen konden laten onderzoeken door een arts.  Bij de herschikking van de werken voor kinderraadpleging door Kind en Gezin, in de jaren 90, werd deze afdeling opgeheven. 

Dienst Gezondheidzorg nam zijn intrek in de vroegere lokalen van Kind en Gezin, maar is ondertussen ook verhuisd.

'De Kring' omvat tegenwoordig nog een ruime feestzaal met podium voor toneelopvoeringen, twee grote en drie kleine vergaderzalen, een keuken, sanitaire installaties en achteraan op de parking lokalen voor diverse verenigingen.
Momenteel zijn de ‘vaste huurders’ : Chiro Atrejoe, meisjesscouts Sint Goedele, jeugdtoneel Prikkel, AKV De Lodderoeigen, Koninklijke toneelvereniging Nieuw Leven vzw en vzw Goedewil.

In de feestzaal is ruimte voor 390 staanplaatsen, in de gelagzaal kunnen 60 mensen.

Elk tweede weekend van oktober is er een eetfestijn ten voordele van de vzw parochiale werken. De opbrengst wordt gebruikt voor het verfraaien en het in stand houden van de gebouwen.
Een ander vernoemenswaardig evenement is het 'à la carte'-eetfestijn van AKV De Lodderoeigen, dat steeds tijdens het eerste weekend van oktober plaatsvindt. De laatste jaren organiseren zij er telkens ook een uitdagende quiz.

Bronnen :

hhartzalenaalst.be
Wikipedia
Het land van Aalst 15/9/1895 (via Aalst.courant.nu)
De Voorpost 16/3/1979
vlaamsbouwmeester.be
AKV De Lodderoeigen
leca-textiel.be
digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren : dbnl.org

Carolus Justinus De Moor (Dr De Moor)

Carolus Justinus De Moor was de officiële naam van deze dokter maar in de volksmond werd steeds de 'Vlaamse' naam Karel gebruikt.

Hij is geboren in 1814 en stierf op zeer hoge leeftijd in 1905.

Karel was tweede kind en oudste zoon van dokter Pieter Jozef De Moor en Victorine Van Temsche. Ze woonden aan het Keizersplein, een woning die Karel trouwens zijn hele verder leven zou bewonen als ongehuwd man.

Hij werd chirurg in het hospitaal en was ook voorzitter van de geneeskundige commissie. Voor de liberale partij zetelde hij tevens in de gemeenteraad.

Bij de Aalstenaars was Karel bijzonder populair door zijn medische en sociale zorgen die hij belangeloos verstrekte aan de armen. Als chirurg was hij ook verantwoordelijk voor de koepokinentingen.

Op 90-jarige leeftijd werd hij door het Bestuur der Godshuizen verplicht ontslag te nemen omdat hij door zijn leeftijd niet meer in staat werd geacht zijn ambt naar behoren uit te voeren...

In 1927 (CBS 28.3.1927) werd een gedeelte van de Oude Dendermondse Steenweg naar hem vernoemd. Wellicht het meest gekende gebouw van deze straat is de H. Hartkring.

Meer over de Dokter De Moorstraat : HIER
  
Bronnen :

hhartzalenaalst.be
Wikipedia
Het land van Aalst 15/9/1895 (via Aalst.courant.nu)
De Voorpost 16/3/1979
vlaamsbouwmeester.be

Aalsterse vlaaien - Oilsjterse vloin'

Een stukje geschiedenis en aloude traditie ... de Oilsjterse vloin (altijd meervoud!)


De vlaai is een soort broodpudding die origineel werd gebakken om overschotten van brood en gebak zoals speculaas of peperkoek weg te kunnen werken. Vlaai kan gegeten worden als taart, als tussendoortje, maar wordt ook tussen de boterham gesmeerd. In tegenstelling tot andere bekende vlaaien zoals bijvoorbeeld de Limburgse vlaai, wordt in Aalsterse vlaaien geen fruit verwerkt, en ook de speculaas of peperkoek zijn ‘not done’ in échte Oilsjterse vloin ...

Hoewel de vlaai wellicht al eerder bestond, is het in de 16de eeuw dat Pieter Bruegel de Oude Aalsterse vlaaien afbeeldt in zijn schilderij ‘De Spreekwoorden’.

In dit schilderij, dat maar liefst 125 spreekwoorden en zegswijzen uitbeeldt, heeft hij het naast onder andere ‘liefde is waar de geldbuidel hangt’ en ‘paardenkeutels zijn geen vijgen’ ook over ‘Daar zijn de daken met vlaaien bedekt’. Op het dak van een boerderij (links op het schilderij) zien wij 10 donkerbruine vlaaien en 13 bleke vlaaien.


Dit spreekwoord betekent : ‘daar is men rijk, daar heeft men overvloed’. 

De schilder, Pieter Bruegel (1525-1569), was de echtgenoot van Maaike Coecke, de dochter van een andere Aalsterse schilder, Pieter Coecke. De heerlijke vlaaien zullen dus wel meermaals op hun tafel gestaan hebben als dessert of spijs bij uitstek, want de liefde van de man gaat immers nog altijd door de maag.

De link naar Aalsterse vlaaien is dus snel gelegd … maar is dat wel zo want … ook Limburgers en Lierenaars denken hun eigen vlaaien te herkennen op het schilderij ...

Onderzoekers van de website 'streekproduct.be' hebben onderzocht of de vlaaien op het schilderij ‘De  spreekwoorden' van Bruegel wel degelijk de Aalsterse vlaaien zijn, of niet.

Men is op zoek gegaan in oude kookboeken om de recepturen en het voorkomen van de lekkernijen uit te pluizen. Sommige recepten lijken inderdaad heel sterk op de Aalsterse vlaai, andere lijken dan meer op het Lierse vlaaike of de Limburgse vlaai.

Het recept van de vulling dat gevonden werd in de kookboeken van toen lijkt toch iets meer te gaan richting Aalsterse vlaai. Toen heette de lekkernij 'vlade' of 'vla' en wat later is dat dan 'flan' geworden.

Het is een vulling op basis van melk, gebonden met eieren, een beetje bloem en kruiden toegevoegd. Ook soms peperkoek, kandijsiroop en veel kruiden om de kleur te geven."

We schrijven het jaar 1891. Pieter Daens schrijft in ‘het Land van Aelst’:

’t Is Aalst Kermis.
De Beiaard speelt vrolijk, de klokken luiden feestelijk, de Vreemdelingen komen af;
d’Aalstenaars staan op hun pointilje;
de kastrollen vlaaien worden naar huis gedragen;
de kinderen hunkeren naar den oud-voorvaderlijken vlaaikant
.’


Aalst kermis…’t ziet er hem uit, om bang en heet te worden; ge zult heden zaterdag een Volk zien op d’Hespenmarkt en op d’Eiermarkt; de Winkeliers doen vlotjes saroop in, ze maken pakskes foelje voor de vlaaien;….

Daens vermeldt dus dat de winkeliers kandijsiroop en foelie inslaan, beide typische smaakmakers van de Aalsterse vlaai.

Ook onze Aalsterse alomgekende schrijver Louis Paul Boon vond dat dit dessert de nodige erkenning moest krijgen.

In zijn boek ‘Eten op zijn Vlaams’ uitgegeven in 1972 beschrijft hij ons pareltje van een streekgerecht dan ook heel uitgebreid. Hij verwijst naar de harde mastellen, met een kaneelsmaak, die nu al eens door beschuiten of “chapelure” vervangen worden.

Op de achterflap van de 5e druk, een uitgave naar aanleiding van het 25 jarig overlijden van de schrijver, staat trouwens beschreven welk een succes dat de vlaaien hadden :

… Op bladzijde twee leer ik dan de volksvrouwen hoe ze vlaaien moeten bakken, want ik kook graag, en dan kuist de volksvrouw haar pollen af aan haar schort en ze pakt een pen en ze schrijft mij: “Liefste Boontje, ik neem de pen ter hand om u te schrijven dat het lekkere vlaaien waren.” Zo’n brief doet me meer plezier dan een goeie kritiek in “Noord en Zuid” od “De Gouden Poort” of hoe heten al die boekskes.”

Vroeger, toen nog niet elke keuken over een oven beschikte, was het de gewoonte binnen onze stad dat ter gelegenheid van kermis de huisvrouwen met hun eigen bereide kommetje vlaaien naar de naburige bakker trokken om het in de oven te steken.
In die periode stonden bij de bakker op de toonbank dan ook tientallen kommetjes voorzien van naamkaartjes zodat de juiste vlaai bij de juiste persoon terecht kwam.
Dit gebruik verdween echter toen de bakkers zelf vlaaien begonnen te maken. ze verkochten ze in bruine stenen kommen die dan later teruggebracht moesten worden.

In Aalst is het bakken van vlaaien een oude traditie. Ze worden gemaakt met mastellen (soort broodje met kaneel), die bijzonder geschikt zijn voor vlaaien.
Helemaal niet vergelijkbaar dus met de vlaaien uit Lier of de vlaaien uit naburige gemeenten die vervaardigd worden met peperkoek, fruit, en dergelijke.

In 1981 creëerde mevrouw Myriam Bockstael een plaatselijk succeslied ‘de Aalsterse vlaaien’ die op fonoplaat in ons stedelijk archief bewaard is gebleven

Tevens werd toen een wedstrijd uitgeschreven om de recepten van onze plaatselijke bevolking officieel vast te leggen. Mevrouw Maria Everaert werd bekroond voor haar origineel recept en werd gehuldigd door het stadsbestuur.

Op 5 september 1983 werd in onze stad een vlaaiengilde gesticht. Deze vereniging van Aalsterse bakkers droeg het waarborgen van authentiek, streekgebonden eetgenoegen hoog in haar blazoen.


Wie zelf zin heeft om Aalsterse vlaaien te bakken, kan met het volgende recept zelf aan de slag.  

Ingrediënten :

1 liter melk,
45 klontjes suiker,
2 eieren,
400 gram kandijsiroop,
1 koffielepel kaneel,
1 snuifje foelie,
7 mastellen.

Bereidingswijze :

Melk koken, suiker bijvoegen, mastellen raspen en met de flink geklopte eieren mengen.
Dan de kaneel en de foelie aan de melk toevoegen.
Siroop bijdoen en het geheel goed mengen.
Twee uur de oven in op 170°C en ...
smullen maar

Bronnen :

streekproduct.be
wikipedia
Oilsjterse les, gegeven in het CVO – Keizersplein Aalst
dagelijksekost.een.be
kunstenerfgoed.be
lpboon.net
woorden.org/spreekwoord
flanderstoday.eu

Anna Snel

Anna Snel (1872-1963), roepnaam Annette, was de dochter van twijndersgast Joannes Josephus en van Mathildis Meert, beiden afkomstig uit de Schaarbeekwijk.

In 1890, in volle strijd voor het algemeen stemrecht, zocht ze als 18-jarige contact met enkele Gentse socialisten om daar te kunnen deelnemen aan een betoging. 
Ze had lange tijd gespaard om de som van 5,05 frank (in die tijd een belangrijk bedrag) bijeen te sparen om de treinreis te kunnen betalen maar op het laatste moment verloor ze jammer genoeg het geld.
Een medestandster leende haar echter de benodigde som en de uitstap kon toch doorgaan. 
Toen ze achteraf haar belevenissen vertelde aan haar moeder kreeg ze een goeie 'rammeling'. Het was dus heel duidelijk dat ze thuis zeker niet gesteund werd in haar politieke ideeën.

In 1896 huwde ze met Theodoor De Wolf. 
Op dat ogenblik was ze textielarbeidster in de fabriek van Roos Geerinckx-Denayer. 

De ongeletterdheid in onze streek was toen nog heel groot. 
Op het moment van haar huwelijk kon ze, volgens de huwelijksakte, niet schrijven. 

Achtereenvolgens woonden ze in de Lange Ridderstraat en in de Moutstraat en later, tot 1937, in de straat die later haar naam zou dragen (straat tussen de Pontstraat en de Burchtstraat).

Het koppel kreeg twee kinderen, een zoon, Albert (°1897) en een dochter, Mathilde (°1903).

Heel snel was ze ook bijzonder actief in de socialistische vrouwenbond
Ze was er heel graag gezien en zeer populair wat bij haar eerste deelname aan de verkiezingen in 1921 reeds resulteerde in een zitje in de gemeenteraad. Geen enkele vrouw had dit haar ooit voorgedaan. 
Nog frappanter wordt dit huzarenstukje als je bedenkt dat op dat moment de vrouwen nog ruim 25 jaar moesten wachten op stemrecht. Ze mocht zich dus wel verkiesbaar stellen maar zelf niet (voor zichzelf) stemmen (!)

De toegang van vrouwen tot de politiek verliep in België wettelijk volgens een drietrapssysteem : van volledige uitsluiting door de kieswetgeving van 1831, via actief en passief gemeentelijk kiesrecht in 1920-21, tot provinciaal en parlementair kiesrecht vanaf 1948. 

Parallel hiermee was er dan natuurlijk ook een stijgende interesse en vanaf 1921 ook een toenemende deelname van vrouwen in de politiek.

Op 19 februari 1921 volgde een wet die vrouwen ook verkiesbaar maakte voor de gemeenteraden en pas vier maand na de gemeenteraadsverkiezingen, die op 24 april 1921 doorgingen, werd daar bij wet ook aan toegevoegd dat de verkozen vrouwen ook effectief de functies van burgemeester, schepen, gemeentesecretaris en gemeenteontvanger mochten uitoefenen.

Bij deze gemeenteraadsverkiezingen waren er in de hele provincie Oost-Vlaanderen 136 vrouwen kandidaat voor een zitje in de bestuursraad van hun respectievelijke gemeenten.
Procentueel uitgedrukt namen zij daarmee slechts 2,43 % van het totaal aantal Oost-Vlaamse kandidaten voor hun rekening.

Het pionierswerk van de vrouwen die zich in 1921 hadden kandidaat gesteld, kreeg bij de daaropvolgende verkiezingen niet echt een merkbare navolging.

Bij de volgende verkiezingen, op 10 oktober 1926, bleek immers de interesse van de vrouwen zelfs ietwat af te nemen. Er stelden zich in Oost-Vlaanderen toen 'amper' 105 vrouwen (of 1,84 %) kandidaat.

Na 1932 vermeerderde het aantal vrouwelijke kandidaten wel weer geleidelijk en bij de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 en 1938 waren er respectievelijk 163 en 189 vrouwelijke kandidaten. Een duidelijke groei, maar toch vertegenwoordigden die cijfers nog altijd maar 2,54 % en 2,89 % van het totale aantal kandidaten.

In iets meer dan één vijfde van de gemeenten stond bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 en 1926 tenminste één vrouw op de kandidatenlijsten. In de tweede helft van het interbellum gold dit voor ongeveer 30 % van de gemeenten. In meer dan één derde van de gemeenten met tenminste één vrouwelijke kandidate, waren er meteen meerdere vrouwen kandidaat. Maar dit aantal bleef meestal beperkt tot twee.

In een handvol gemeenten stelden er zich drie of vier vrouwen kandidaat, in steden zoals Aalst en Sint-Niklaas in bepaalde verkiezingsjaren meer dan vijf. 

De 'stunt' van Anna uit 1921 werd nog eens overgedaan in 1926 en ook in1932 werd ze opnieuw verkozen.

'Vrouwenrechten' werden haar stokpaardje en ze lanceerde en bepleitte ze op de gemeenteraad het idee dat vrouwen zes weken voor én zes weken na de bevalling een vergoeding zouden moeten krijgen. 
Dit voorstel werd pas in een veel later stadium goedgekeurd.

In 1937 maakte ze bekend dat ze de gemeenteraad zou verlaten. 
Haar dochter was intussen secretaresse geworden van politicus Paul-Henri Spaak en Anna had het plan opgevat om bij haar dochter in St-Gillis in te trekken. 
In de gemeenteraad werd ze opgevolgd door een nog jonge Frans Blanckaert. 

Vele jaren later keerde ze terug naar haar geboortestad en het was in de Osbroekstraat dat ze op 91-jarige leeftijd overleed.

Daar waar de vrouwen tegenwoordig toch nog steeds wat in de minderheid zijn op politiek gebied, zien we dit ook vertaald in de straatnamen.

Uit cijfers van de stad Aalst blijkt immers dat slecht 2,45 % van alle straatnamen verwijst naar een vrouw. De mannen zijn veel beter vertegenwoordigt: 16 % van alle straatnamen verwijst naar een bekende Aalsterse man.

In totaal zijn er 814 straten in Aalst en deelgemeenten.
130 van die straatnamen zijn genoemd naar een bekende Aalsterse man.
Vrouwen op straatnaamborden zijn zeldzamer. Er zijn namelijk maar twintig straatnaamborden die verwijzen naar een vrouw (dit is amper 2,45 procent van de straatnaamborden in Aalst).

Nette Coessens en Bertha Dedeken gingen haar vooraf, en Louise Mayart en Clara 't Roen
zouden haar binnenkort volgen.

De Anna Snelstraat is eigenlijk deel van de bouwfase 1955-1957 die de begijnhofomgeving grondig hertekende. In deze straat, evenals in de Ponstraat werden heel wat woningen voorzien met hun voorgevel naar de ‘buitenwereld’. 
Iedere woning beschikt over een privétuintje dat bij de hoekpanden afgesloten is met een witgeschilderde bakstenen muur.

Tot voor 2004 heette deze straat trouwens de Bertha Dedekenstraat.

Deze vrouw mocht er prat op gaan dat er in Groot Aalst maar liefst twee straten naar haar werden genoemd. Naast deze latere Anna Snelstraat is er immers ook sedert 1960 de Bertha Dedekenlaan in Erembodegem.

Bertha Dedeken werd in Erembodegem geboren op 11 februari 1881 en overleed in Aalst in 1955. Beroepshalve was ze lerares en later directrice in de Rijksschool van Aalst.

In het Belgisch Staatsblad van 1 september 1951 vinden we terug dat ze tot Ridder in de Leopoldsorde werd gekroond ter gelegenheid van haar oppensioenstelling.

Ze zal echter vooral bekendheid verwerven als dichteres en schrijfster van enkel succesvolle toneelstukken, zoals "Zielestrijd", "Het huis onder de bomen", "Kerstavond" , “Het verre dorp”, "Nelly" , … die op heel veel bijval konden rekenen in Aalst en omstreken.


Bronnen :

devolkswoningen.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
licentiaatsverhandeling van Nathalie Botteldoorn, Vrouwen in de gemeenteraden van Oost-Vlaanderen, 1920-1940, KULeuven, departement Geschiedenis, 1996