Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label bouwen/beeldhouwen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bouwen/beeldhouwen. Alle posts tonen

zaterdag 24 augustus 2019

Den Etrimo

Iedere Aalstenaar kent ze wel : de twee blokken die de ‘skyline’ van de wijk Sint Anna ‘sieren’...
Op de foto hieronder (1975) een duidelijk zicht op de twee Etrimoblokken, links in het midden het kasteel Terlinden, het jeugdhuis Terlinden, en daarvoor de Raffelgemschool (met de toen nog groengeverfde containers)


De vernoemde blokken kent iedereen dus wel … De ‘bewogen’ geschiedenis eromtrent misschien iets minder 

We beginnen zoals de sprookjes heel lang geleden ...  jammer genoeg zou blijken dat het niet zo gelukkig eindigde …

Het domein ‘Terlinden’ (kasteel en omliggende gronden) werd in 1913 verkocht aan de familie Leon Geerinckx die er drie generaties zouden blijven.
Ze lieten meteen een nieuw hoofdgebouw optrekken in neotraditionele stijl met aanpassing van de twee zijvleugels uit 1775 en het poortgebouw. Het smeedijzeren hek aan de ingang van de dreef was voorheen te Parijs gekocht op de Wereldtentoonstelling van 1889. 

Leon Geerinckx die het kasteel volledig vernieuwde, had vier zonen.
Eén van hen, Luitenant Jacques Geerinckx, geboren te Aalst in 1913, vervoegde in W.O. II in de herfst van 1942 de Belgische Inlichtendienst te Londen. Hij keerde terug naar België als geheim agent. Bij de dropping per parachute op 14 mei 1943 boven het Luxemburgse Soy ging het mis met zijn parachute en vond hij een dramatische dood.
Na de oorlog werd hem postuum een belangrijke Britse onderscheiding toegekend. 

Op 23 maart 1954 werd het plein palend aan de Terlindendreef / Boudewijnlaan / Sylvain Van der Guchtstraat naar hem genoemd als “square Jacques Geerrinckx”. 

De drie andere zonen erfden het kasteel en het domein en verkochten het op 17 mei 1965 aan de "Societé d'Etudes et de Réalisations Immobilières”.

Jean Florian Collin van deze Brusselse bouwgigant had een bouwplan voor de bouw van maar liefst zeven flatgebouwen van 12 verdiepingen.

Twee ervan werden uiteindelijk vrij snel gerealiseerd, de andere 5 bleven (misschien gelukkig maar) steken in het gerechtelijk concordaat dat Etrimo in 1970 diende aan te vragen, alhoewel Etrimo in 1969 verspreid over Vlaanderen nog 2000 appartementen verkocht had.

De kwalijke reputatie van Etrimo met betrekking tot de flauwe kwaliteit van de appartementen, de lelijke architectuur, en daarbovenop nog eens de concurrentie van andere bouwheren, deden Etrimo in 1970 de das om.

1200 Gezinnen in Vlaanderen, die een appartement op plan hadden gekocht, werden de dupe van dit faillissement (maar zijn later gelukkig wel schadeloos gesteld).
Ex miljardair Jean Florian Collin stierf, na verkoop van al zijn bezittingen, in 1985 in Frankrijk.

Van de oorspronkelijke 7,5 hectare kasteel en moerassige groene oase, vol beken en vijvertjes, keerden in 1978 ca. 2 hectare terug naar de stad. De twee flatgebouwen hadden een zware tol geëist, maar ‘sieren’ nog steeds de ‘skyline’ van de Sint Annaparochie.

Uit bovenstaande kan meteen ook de naamsverklaring van ‘den Etrimo’ gehaald worden ...

Gevonden ? ...

Wel, Etrimo was de naam van de bouwfirma die deze blokken gezet heeft, en is eigenlijk een afkorting van de firmanaam : Société d'ETudes et de Réalisations IMmObilières,

Maar ... terug naar het begin nu …

In de jaren ‘50 en ‘60 domineren enerzijds de NV Amelinckx en anderzijds de NV Etrimo de markt van de appartementsbouw.

De NV Amelinckx werd opgericht door Frank Amelinckx, en dit voor de verhuur en verkoop van appartementen in Vlaanderen en rond de streek van Leuven.

De NV Etrimo (1932-1971), opgericht door Jean-Florian Colin, werkte hoofdzakelijk in en rond Brussel en in Vlaanderen.
Jean Florian was architect, projectontwikkelaar, burgemeester en kasteelheer van het Waalse dorpje
Faulx-les-Tombes, alsook mecenas van de Brusselse PVV..

Oorspronkelijk bouwde de firma moderne appartementsgebouwen in de Art déco stijl.

Na de Tweede Wereldoorlog (vooral vanaf de jaren ’50) startte het bedrijf dan met de bouw van typische woonkazernes in het Brusselse, maar ook hier en daar in Vlaanderen, en dus ook in Aalst. Op haar hoogtepunt werden er jaarlijks maar liefst meer dan 2.000 appartementen gebouwd.
Het zakencijfer ging van 0 (1948) naar 2 miljard BEF in 1969.

In de jaren zestig koopt de aannemer Amelinckx de NV Etrimo op en kent in de jaren daaropvolgend een enorme ‘boom’.

Na de economische crisis ontstaan er overal in de stadsrand gebouwen die werden ontwikkeld door bouwbedrijven zoals Amelinckx/Etrimo. Er werd toen vooral gewerkt met 'verkoop-op-plan', waarbij toekomstige eigenaars al een stuk betalen, waarna de bouw pas wordt aangevat.

Tijdens het jaar 1966 werden in België maar liefst  200 000 vierkante meter appartementen aan hun kopers afgeleverd. De Etrimo ondernemers hebben 70 000 kubieke meter beton gestort, hetzij 90 treinen van elk 40 wagons, 7000 ton staal verbruikt, 17600 deuren werden geplaatst. De totale oppervlakte van de ramen bedroeg 46000 vierkante meter, het glaswerk 48 000 vierkante meter. Het geheel van de gebouwde terrassen overschreed een lengte van 20 kilometer (!)

Het aanbod werd echter zo groot dat de prijzen met maar liefst  30 tot 40% de dieperik ingegaan zijn, ...met alle gevolgen van dien voor de bouwheren ...  
Financiële problemen en faillissementen loerden om elke hoek.

Deze prijsdaling duurde niet zo lang. 2 - 3 jaar later was alles weer het oude, maar ze betekende intussen wel de doodsteek voor verschillende firma’s.

De firma Etrimo zou op 14 januari 1971 in vereffening gaan na heel wat problemen en miserie. 1200 Gedupeerde kopers van onafgewerkte appartementen waren het gevolg. Deze mensen werden – gelukkig maar – later wel schadeloos gesteld.
De NV Amelinckx wordt verkocht aan de firma Blijweert dat op zijn beurt begin jaren tachtig failliet gaat.

Terug naar “den Etrimo” in Aalst nu …

In De Gazet van Aalst van 2 december 1965 vinden we volgende aankondiging terug. De verkoop van de appartementen neemt een start.


In De Gazet van Aalst | 1966 | 12 februari 1966 | pagina 8 is het dan zover : de aankondiging van de nieuwe buildings :

De nieuwe appartementsgebouwen zijn gelegen vlak bij de Boudewijnlaan, rondom het kasteel Terlinden. Het residentiële karakter van de bestaande wijk zal er op de gelukkige wijze harmonisch door worden voltooid.
Van de ongeveer 6 hectare beschikbare oppervlakte zal er nauwelijks een halve worden bebouwd. Bijna 5,5 hectare blijven voorzien voor grasvelden, bloemperken, groen omrande parking, wandelpaden en speelplaatsen.

De appartementen worden gebouwd volgens de ‘Etrimo-formule S 63’, sleutel op de deur.

Volledig afgewerkt en ingericht, voorzien van centrale verwarming, beantwoorden zij aan de laatste eisen inzake hygiëne en comfort. Elk appartement beschikt over een volledig uitgeruste badkamer met automatische koud- en warmwaterverdeling.

De rationeel ontworpen keuken is de droom van elke huisvrouw. Bijzondere aandacht werd besteed aan de livings : hun ruime afmetingen en bestudeerde indeling zijn een waarborg voor huiselijke gezelligheid. De slaapkamers zijn gemakkelijk te onderhouden en comfortabel. Brede vensters zorgen er rijkelijk voor licht en lucht. Een groot terras voltooit het appartement : hier zult U ten volle kunnen genieten van de zon; het wordt uw privé-solarium.

- Maximum financiering (80 % en méér) uitsluitend gebaseerd op het maandelijks gezinsinkomen, en terugbetaalbaar als een eenvoudige huishuur.

- Vergeet ook niet dat de aankoop van een appartement één van de veiligste en meest renderende geldbeleggingen van het ogenblik is : verhuring en opbrengst gewaarborgd!

... en de nodige reclame uit datzelfde jaar :


In Vies Oilsjt van 1 december 1976 (10 jaar later, en heel wat ervaringen rijker) lezen we dan toch een ander verhaal :

Wie ooit mocht erover denken te verhuizen en zich in het gezellig gewapend beton van de Etrimo-appartementen te nestelen, vergroot zeker zijn kansen om zijn hals of andere ledematen te breken.

Om zich van de eerste toren naar het park te begeven, kan men een ijzeren trap gebruiken … als men tenminste goed oplet. De trap is zo stijl, en zo glad als het regent, dat het voor heel wat mensen levensgevaarlijk is.
Op enkele jaren vielen hier reeds verscheidene mensen waaronder ’n bejaarde vrouw die met de hulpdienst 900 naar het ziekenhuis overgebracht diende te worden. Een paar maanden geleden is de jonggehuwde Ronny Veillefon aan de gevolgen van een val overleden !

Een voorstel van een paar bewoners, kort nadien, om de bewuste trap af te sluiten werd verworpen.

Niet erg positieve berichtgeving dus.

Feit is dat men het in deze bouwwerken niet altijd even nauw nam met de (veiligheids-) voorschriften.

De bouwfirma's hadden toen helemaal geen goede naam.

In de gebouwen was er meestal geen thermische isolatie, geen ventilatie, de stalen leidingen begonnen te lekken, en ook de brandveiligheid was ronduit abominabel of zelfs volledig ontbrekend.

In sommige gebouwen weigerden verzekeringsmaatschappijen zelfs om nog tussen te komen wegens gebrekkig onderhoud, en kwamen de vastgoedprijzen in vrije val terecht.

Hier nog een beeldje van de blokken uit 1976 (zicht van op de St Apoloniastraat:


Na uitvoering van hun bouwprojecten verkocht de N.V. Etrimo in 1978 het kasteel en het park voor de som van 3,4 miljoen frank aan de stad Aalst die het park openstelde voor het publiek. De oppervlakte bedroeg toen nog ongeveer 2 ha.

Het kasteel werd ingericht als regionaal “ Centrum voor Economie en Middenstand”, en ook de diensten van Landbouw werden er ondergebracht. Tevens was tot 1 juni 2009 de Kamer van Koophandel-VOKA daar gevestigd.

Het Terlindenkasteel is sinds 2 juli 1987 een beschermd monument, maar is nu in particuliere handen (en tegelijkertijd ook in verval aan het geraken jammer genoeg).

Vastgoedmakelaars gespecialiseerd in de verkoop van appartementen & woningen op plan kregen al snel na het succes van deze ‘speciale’ formule heel veel vragen en opmerkingen over de werkwijze en mogelijke risico’s bij een ‘aankoop op plan’.

Gebaseerd op de Franse Wet van 3 januari 1967, die de kopers van te bouwen woongelegenheden beschermde, werd in 1969 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd om de kopers van sociale woningen beter te kunnen beschermen in de toekomst.

De toenmalige Minister van Huisvesting, Gustave Breyne, diende het wetsontwerp in.

De goedkeuring ervan ondervond - logischerwijs - aanvankelijk veel tegenwind van bouwondernemers, promotoren en werkgeversorganisaties.

Zij beschouwden de voorgelegde tekst als een aanslag op hun contractuele vrijheid, een belemmering van de vrije markt en een blokkage van de woningbouwsector.

De wilskracht van Gustave Breyne was echter heel groot en de wet werd uiteindelijk in plenaire zitting zowel in de Senaat als in de Kamer bij eenparigheid van stemmen goedgekeurd.

De Koning voerde de wet uit op 21 oktober 1971.

Door de invoering van deze wet werden een aantal beperkingen ingebouwd die voor de koper een aantal interessante waarborgen inhouden, maar waardoor de aankoop van een nieuw te bouwen goed op een aantal vlakken sterk verschilt van de aankoop van een bestaand vastgoed.

De Wet Breyne zorgde aanvankelijk voor een grotere bescherming van de kleine eigenaars. Ze werden beter geïnformeerd bij het afsluiten van de overeenkomst, werden onmiddellijk eigenaar van het gekochte goed en betaalden niet meer dan wat reeds was uitgevoerd. Geen voorschotten dus voor dingen die er later niet blijken te zijn of slechts half afgewerkt worden.

Gezien de haast echter waarmee deze Wet Breyne tot stand was gekomen, bevatte die toch nog een aantal onvolkomenheden, die al gauw niet alleen bekritiseerd werden door promotoren, architecten en notarissen maar ook door de verbruikersverenigingen en de rechtsleer.

Het zou echter nog tot 1993 duren vooraleer een wijziging werd doorgevoerd, die de wet maakt tot wat hij heden ten dage is.


Voor wat betreft de firma Etrimo zelf : ook daar werd nog lang over gepraat en geschreven.

Hierbij een artikel uit het Belgisch Staatsblad van 21/11/2007 :

Rechtbank van koophandel te Brussel
Concordaat in gerechtelijk akkoord met afstand van boedel
Op bevel van 5 november 2007 van de heer Alain Berlinblau, afgevaardigde-rechter van het concordaat in gerechtelijk akkoord van de NV Etudes et Travaux immobiliers, afgekort : Etrimo, gehomologeerd bij vonnis van 14 januari 1971, bedrijfsnummer 0405.767.034, met maatschappelijke zetel vroeger gevestigd te 1000 Brussel, Hertogstraat 49, wordt de vergadering van de schuldeisers bijeengeroepen op woensdag 5 december 2007, om 14 uur, in zaal A van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, te 1000 Brussel, met aan de dagorde :

1. Opgave en afsluiting van de rekeningen van de vereffening.
2. Afsluiting van het concordaat.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de vereffenaar, (get.) Jean-
Pierre Vander Borght.

En in het staatsblad van 25/10/2013 werd dan de definitieve ‘ambtshalve doorhaling’ genoteerd :

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O.,MIDDENSTAND EN ENERGIE
[C − 2013/205806]

Lijst van ondernemingen die het onderwerp zijn geweest van een ambtshalve doorhaling in de Kruispuntbank van Ondernemingen Als u vragen hebt, kunt u de website van de FOD Economie (www.economie.fgov.be) raadplegen of de helpdesk van de Kruispuntbank van Ondernemingen (02-277 64 00) contacteren.

Overeenkomstig artikel 25bis, paragraaf 1, 1ste alinea, 4° van de Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, werd in de Kruispuntbank van Ondernemingen overgegaan tot de ambtshalve schrapping van de volgende ondernemingen :
....
Ambtshalve doorhaling ingaande vanaf 20/07/2013

Ond. Nr. 0405.767.034 - SOCIÉTÉ D’ETUDES ET DE RÉALISATIONS IMMOBILIÈRES


Gezien de ouderdom van de blokken, dringt een grondige renovatie zich meer en meer op.

Een collectieve renovatie van woonblokken is echter niet zo eenvoudig. Zeker al niet als deze woonblokken daarenboven beheerd worden door een vereniging van mede-eigenaars waarbij 80% akkoord moet gaan met een ingreep aan de gemene delen.
Een heel pak van de gebouwen die in de jaren '60 en '70 opgetrokken werden beginnen steeds meer te lijden onder de tand des tijds, en dringende akties zijn dus meer dan nodig.

Om de problematiek scherp te stellen maakt men verschillende casestudies.
De Etrimo gebouwen in Zellik bijvoorbeeld.

De aannemer Etrimo heeft, zoals al gemeld in voorgaande info, in de jaren '60 en '70 meer dan 14.000 appartementen gebouwd, voornamelijk in de rand van Brussel. Deze appartementsblokken vertonen onderling heel weinig verschillen waardoor ze een dankbaar studieobject vormen en de resultaten eenvoudig opschaalbaar zijn.

Aan de hand van verschillende onderzoeksprojecten en studentenprojecten werden diverse facetten uitgelicht. Zo wordt het KB rond brandveiligheid toegepast op het gebouw, werd daglichttoetreding bestudeerd, en is ook de impact van potentiële koudebruggen nagekeken.

Heel wat veranderingen dus voor de bewoners, maar uiteindelijk komt het enkel maar ten goede aan de leefbaarheid, en wat meer is, ook aan de veiligheid.

Twee blokken, voor de ene een stukje nostalgie, voor de ander een doorn in het oog, die zorgen voor de typische ‘skyline’ van de Sint Annaparochie … en die dus voor heel wat commotie gezorgd hebben in het verleden …

In oktober 2023 was er eventjes lichte paniek toen op een tijdspanne van 1 week maar liefst twee keer brand werd gemeld in de gebouwen. Twee keer in een verschillende 'blok', maar twee keer op de 11e verdieping. Beide branden werden gecatalogeerd als 'niet verdacht'.


 Bronnen :

- Theunis Katrien, "De zoektocht naar een Belgisch woonproject, 1965-1975. Toenaderingen tussen ontwerpers en overheid in de praktijk van het private wonen", onuitg. doctoraatsverhandeling, KULeuven, 2008, p. 95-96.
- Hennaut, Eric; Liessens, Liliane, "Collin, Jean-Florian", in: Van Loo, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003, pp. 215-216.
- Landbergh Vastgoed: Door Jef Van Cauwenberghe - 7 januari 2016 : landbergh.be
- tpr.be/logging/logpdf.php?file=content/1983/1983-89
- Consumentenbescherming in de bouwsector: werk aan de winkel of opdracht volbracht? : Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-12, Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’ Ingediend door Steffie Lippens
- De Gazet van Aalst | 1966 | 12 februari 1966 | pagina 8
- Vies Oilsjt | 1976 | 1 december 1976 | pagina 14
- Belgisch Staatsblad van 21/11/2007
- Belgisch Staatsblad van 25/10/2013
- aankondiging Etrimo1 :    De Gazet van Aalst |  1965 | 2 december 1965 | pagina 2 
- aankondiging Etrimo2 :    De Gazet van Aalst| 1966| 7 april 1966|pagina 2
- foto Etrimo : Immoproxio.be
- foto Etrimo St Apoloniastraat : MadeinAalst / Schollaert A.

zondag 2 juni 2019

De Borse van Amsterdam

In 1391 schonk het stadsbestuur een stuk grond, ten Westen van de Grote Markt, links van het schepenhuis, aan de Gilde van de Vrije Vleeshouwers om er een Vleeshuis op te richten.

In 1629 zagen de beenhouwers zich evenwel verplicht het pand te verlaten, omdat het gebouw (alsook enkele aanpalende woningen) werd gesloopt omdat het marktplein te klein was geworden. De beenhouwers zouden dan ook vanaf dit ogenblik met hun kraam op de Grote Markt staan.

Op de vrij gekomen plaats werd wel reeds in 1630 een nieuw, maar ondiep gebouw, opgetrokken met ondermeer afbraakstenen van de vroegere bouw.

1630 of 1633, het kan aanleiding geven tot discussie, maar feit is dat men beide jaartallen terugvond bij de restauratie van 1908.

Het werd een fraai Laat-Renaissance gebouw in bak- en zandsteen dat zou dienen als Politiewacht (Corps de Garde), Leenhof en Wezenkamer. Inderdaad, de Borse Van Amsterdam was ooit ook een weeshuis.


De gevel is voorzien van 11 vensters met kruismonelen en rust op een open galerij met 12 zuilen verbonden door rondbogen.  Boven elke zuil is een cartouche aangebracht met wapenschilden.  Uiterst links, hoek Nieuwstraat, vinden we het schild terug van burggraaf Vilain XIIII, burgemeester van Aalst, later schepen te Gent.  De derde cartouche vertoont het blazoen van Keizer Karel.  De middelste cartouche draagt het jaartal 1630, begin van de nieuwbouw.  De overige wapenschilden behoren toe aan baljuws en schepenen van de stad.

Boven het eerste verdiep werden later vier topgevels in barokstijl aangebracht, omringd door zware volutes.  In het midden staat een houten torentje met gotische peervorm

De eerste naam was het 'nieuwerck', de nieuwbouw van de stad Aalst dus, het nieuwe stedelijke administratieve centrum als het ware.

De hoofdwacht (politie) was er gevestigd, er en ook de wezenkamer zetelde er. Er werd ook recht gesproken en de vonnissen werden er uitgesproken door het leenhof.

In 1663 kocht de Rederijkerskamer van de Heilige Barbara (De Barbaristen) de zaal van de Wezenmeesters.  De toren kreeg toen de naam van Barbaratoren.

Ondertussen was het gebouw dringend aan herstelling toe.  In 1683 werd het torentje afgebroken.

In de loop der tijden werd het gebouw regelmatig bezet door voorbijtrekkende legers wat steeds noodlottig was : beschadiging, vernieling, brand (in 1743), het gebouw bleef niets bespaard,, totdat het uiteindelijk verwoest werd door Engelse soldaten die er gekazerneerd waren

De zolders van de toenmalige 'Barbarakamer'  werden tussen 1786 en 1792 gebruikt door Jean-Louis De Wolf voor de opslag van zijn hop- en moutvoorraad..... een beetje de voorloper dus van de latere mouterij De Wolf-Cosyns

In 1788 was het herberg 'De Vetzak' en pas in 1829 komen we de naam 'Borse van Amsterdam' tegen.
Judocus Van Vaerenbergh, die er reeds waard is, koopt het gebouw 'genaamd herberg De Borse van Amsterdam'. In een verkoopsovereenkomst heeft men het in 1863 over de 'afspanning' De Borse van Amsterdam, maar een echte afspanning, met paardenstallen voor de afgespannen dieren, was het natuurlijk niet.

Deze foto toont de eerste pagina van de akte : 


Transcriptie : 

Jaar duizend achthonderdnegenen twintig, den eenen
twintigsten Maart, ten zes uren namiddag.
In de herberg genaamd de borze van Amsterdam, bewoond
bij sieur Judocus Van Varenbergh, op de grote markt te Aalst, noordwijk.
Voor ons Cornelius Evit, koninklijken notaris ter verblijfplaats
van Aalst, noordwijk, derde arrondissement der provintie
oostvlaanderen en in de tegenwoordigheid der nagenoemde
getuigen is gekompareerd in persoon de heer Franciscus
Xaverius De Vilander, burgemeester der stad Aalst
en aldaar wonagtig , handelende in zijne gezegde hoeda-
nigheid van Burgemeester en als ten einde deze, zoo
hij verklaart, gedelegueerd van wegens den regeringsraad
dezer Stad Aalst.
Welke komparant heeft gezegd dat hij agtervolgende
de verworvene bemagting verleend bij zijn majesteits
besluit de dato vierentwingsten Juny achttienhonderd
achtentwintig over …….deze stad Aalst
begeert te verkoopen een huis, erve, en dependentien zoo
het zelve gestaan en gelegen is binnen de stad Aalst, op
de groote markt, breeder uitgedrukt in het kohier van
lasten hier na beroepen.
Gevolgelijk heeft de komparant ons ter hand ge-
steld, eerst kopij of afschrift eener maandelijksche
voordragt aan zijne Exciellentie den heer minister
van binnenlandsche zaken, ……verzoeken om
folio een

In de 19de eeuw omvatte de 'Borse van Amsterdam' slechts de rechterhelft van het gebouw. De linkerhelft was toen nog steeds stadseigendom en politiewachthuis.

In 1855 was er reeds een hotel met 6 kamers.
Omstreeks 1863 werd het gebouw dan gedeeltelijk aangekocht door een vereniging om er een 'Cercle Catholique' op te richten.
Pas in 1898 kocht deze 'Cercle' het volledige gebouw.. 


De naam ‘Borse Van Amsterdam’ verwijst naar de ligging van en de stopplaatsen van de postkoetsen op de handelsroute Rijsel-Amsterdam (Zoutstraat-Kattestraat)

Beide delen van de Borse zijn trouwens niet even groot: het stadsdeel is ongeveer 42% van de breedte, het rechterdeel, toen eigendom van J.B. Gheeraerdts, 58%.

Bovendien schiet dat perceel nog een behoorlijk stuk in de diepte, achter 4 huizen van de Kattestraat.


Raar dat de reclamekaart een kleiner stuk toont dan de werkelijkheid. Dit was waarschijnlijk omdat het mooier oogde met de twee geveltoppen in plaats van twee en een stukje van een derde.

De 12 wapenschilden boven de pilaren, tussen de bogen, werden in 1930 gerestaureerd. De schilden tonen de wapens van de leden van het magistraat. Uiterst links, vinden wij het wapen van burgemeester de Vilain (1630) vervolgens de schilden van zijn schepenen Piersonne, Croy, Le Boiteulx, Colins, Vaerewyck, De Wilde en De Smet. Ook het blazoen van de Spaanse koning Philips IV is aangebracht.

In 1908 werden de restauratiewerken uitgevoerd :  de Barbaratoren werd heropgebouwd volgens plannen van stadsarchitect Jules Goethals. De oorspronkelijke toren werd reeds eind 17de eeuw afgebroken. De huidige toren werd afgewerkt in 1909!


Op bovenstaande foto uit 1913 ziet men onder de gaanderij van de Katholieke Kring op de Grote Markt (Borse) een reclamebordje hangen van Kaiserquell Pilsner. 


Dergelijke blikken bordjes (51 X71 cm), met hun lichtblauwe achtergrond en gouden letters, zijn nu gegeerde verzamelobjecten. 
In datzelfde jaar 1913 maakte de uitbater van De Katholieke Kring in de krant eenmalig reclame voor deze pils. 


De Borse was een etablissement waar gegoede burgers (met name de conservatieve tegenstrevers van priester Daens) vergaderden.
Naast Pilsner uit Pilsen had men er ook trappist uit… Tilburg (nu La Trappe)! De kasboeken van dit behoudsgezinde bolwerk bleven bewaard. In juni 1910 duikt daarin voor ’t eerst Pilsner op: 195 flessen worden aangekocht (tegenover 166 flessen pale ale en 50 flessen stout).

De Ersten Pilsen Actien Brauerei in de stad Pilsen was er fier op niet Tsjechisch, maar Duits te zijn. Om in het nationalistische Duitsland haar bier te kunnen slijten - Dresden ligt niet zover van Pilsen – gaf de brouwerij in 1909 haar pils dan ook een oerduitse naam: Kaiserquell. 

Meteen een prik naar hun inspirator en concurrent Urquell, die zich als Tsjechisch profileerde in het toen tweetalige Pilsen, dat deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk. Na de nederlaag van dit rijk en de val van zijn keizer Karel I in 1918, was de merknaam Kaiserquell niet meer zo cool (ook de Duitse Kaiser was toen uiteraard niet meer hip) en drong een herbronning zich op bij de Duitsgezinde brouwerij. 
Hun pils kreeg een nieuwe naam: Gambrinus, naar de oorspronkelijke benaming van de brouwerij, die sinds de oprichting in 1869 Urquell, de uitvinder van de Pilsner, bekampte. Maar Gambrinus fusionneerde met Urquell in 1932 en werd na WO II door het communistische Tsjecho-Slowakije genationaliseerd. De merknaam bestaat echter nog altijd. De Gambrinus van nu is een lichtamberkleurige, moutige en zacht bittere… Tsjechische pils.

De gegoede Aalstenaar verteerde er in die maand ook nog 8 tonnen (van ongeveer 160 liter) gewoon bier van de katholiek Rochus De Gheest (de latere brouwerij Safir) en 7 tonnen Leuvens. Maar de maand daarop, in juli 1910, werden er twee ‘fûts’ (van 51 liter) Pilsner aangekocht. Zo een presvat, dat vanbinnen gepekt was met een soort boomhars, hield het bier op druk, in tegenstelling tot de houten tonnen met het plaatselijk bier. Het heldere, parelende lage gistingsbier was een verfijnd importproduct!
In 1914 was het uiteraard gedaan met de Duitse invoer: exit Kaiserquell!

Er dook dan ook meteen een nieuw fenomeen op in De Borse Van Amsterdam: de flessen ‘special’ (genre Palm) deden er hun intrede. Het gewone bier moest gehaald worden waar er in deze schaarse tijden voorraad was: eens een ton bij Brouwerij Hermans (Appels), dan weer bij Torrekens (Aaigem), of Burny (Aalst), terwijl ook Brouwerij De Gheest er nog leverde.

Na ‘den Grooten Oorlog’ deden de ‘bockskens’ hun intrede. Later kwamen de – plaatselijke - pilsen terug met aan de vooravond van de tweede wereldoorlog Bergenbier, Safir en Golden Tiger als luxeproducten.

Na de tweede wereldoorlog, in 1949, werd het gebouw grondig gerestaureerd en vernieuwd.

De Borse van Amsterdam wordt sinds 1994 uitgebaat door Patrick en Annemie Cuvelier - Sallet 
Het restaurant mag zich sinds enkele jaren ook vermeld zien in de Michelin gids. 

Chef Patrick is heel tevreden. Het eten dat uit de keuken komt, mag nog zo lekker zijn, en mag er nog zo goed uitzien, als het niet geserveerd wordt naar behoren, zullen we ook geen punten krijgen. 

De Borse van Amsterdam heeft in de Michelingids een vermelding. De Bib Gourmand gaat over een menu met een prijs beneden de 35 €. Zij hebben een menu van 34 € waar je steeds kan kiezen uit drie voorgerechten en drie hoofdgerechten. De chef ziet er steeds op toe dat er altijd gevogelte, vis of vlees bijstaat, en de menu's worden afgewisseld met seizoensgebonden ingrediënten…

en … er is een gezellig terras met zicht op de markt en het belfort.


In 2023 waren er enkele hardnekkige geruchten te horen : 'De Borse stopt ermee' ... 

'Fake news' meldden de eigenaars heel snel, hoewel het nieuws geen volledige 'kwakkel' blijkt. 

De Borse van Amsterdam, gerund door Annemie Sallet en Patrick Cuvelier, zal open blijven tot zolang ze geen geschikte opvolger gevonden hebben.

Het koppel verklaart nog steeds met dezelfde passie voort te werken, maar ze willen stilletjesaan van het leven genieten en aan hun gezondheid denken. 

Hoewel Annemie oorspronkelijk dacht dat ze het maximaal tien jaar zouden volhouden, zijn ze nu bijna dertig jaar verder en geloven ze steevast dat ze geschikte opvolgers zullen vinden om deze prachtige zaak verder te runnen.

Op 9 mei 2024 was het dan zo ver. 

De Borse van Amsterdam gelegen op de Oilsjterse Grote markt krijgt nieuwe uitbaters. 
De huidige uitbaters Annemie en Patrick stoppen na 30 jaar.
Vrijdag 22 november 2024 starten Ramcic Edin en Haelterman Gunda, de uitbaters van ’t Boerenhof in Oostakker met veel goesting de “Besse” .Veel succes…..


Bronnen

borsevanamsterdam.be
Het Nieuwsblad 6/11/2012
MadeinAalst
HLN 09/05/2024
inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/60

vrijdag 31 mei 2019

Hieronymus of Jerome Duquesnoy de oudere - Sint Martinuskerk - Sacramentstoren

Wat is de link tussen het Brusselse ‘Manneken Pis’ en onze Sint Marinuskerk ?
Wel, ... Hieronymus Duquesnoy De Oudere neemt deze taak volledig voor zijn rekening.

Hiëronymus of 'Jerome' Duquesnoy de Oudere, (1570? - 1641) was een Zuid-Nederlands (Vlaams) beeldhouwer. 
Hij trouwde in 1595 en vestigde zich toen in Brussel, waar hij hofbeeldhouwer werd van Albrecht en Isabella.  
Hij maakte voornamelijk werken voor het paleis en de tuinen, maar ook kerkmeubilair na de beeldenstorm van 1566. Door de beeldenstorm waren er namelijk enorm veel beelden en sculpturen die dringend moesten hersteld of vervangen worden. 

Een voorbeeld van zijn buitengewone kunstwerken, kan men zien in de Sint-Martinuskerk van Aalst. Daar is, in de koorommegang - ongeveer ter hoogte van het altaar - een door hem gebeeldhouwde sacramentstoren opgesteld (gebouwd in 1604). 
Een gelijkaardige toren in de Sint Jacobskerk in Gent wordt trouwens ook aan hem toegeschreven.

Sacramentstorens zijn kleinschalige (?) architecturale constructies in een kerkgebouw die dienst doen als tabernakels. De middelste toren bevat het eigenlijke tabernakel. Achter de vergulde deuren worden de geconsacreerde hosties bewaard, die symbool zijn van Gods aanwezigheid. Dit is voor Christenen dan ook een heilige plaats. 
Meestal wordt om die reden dan ook steeds een godslamp aangestoken in de buurt van het tabernakel. 

De Sint-Martinuskerk in Aalst liet reeds een eerste sacramentstoren bouwen rond 1550. Deze werd grotendeels verwoest tijdens de Beeldenstorm van 1566. Er is nog een restant van deze eerste toren bewaard gebleven in de winterkapel van de kerk. De huidige sacramentstoren van Aalst werd gebouwd in 1604. Daarmee bezit Aalst een van de jongste sacramentstorens van Vlaanderen.


De stenen toren in het koor van de Sint Martinuskerk dateert dus uit 1604, is ongeveer 8 meter hoog en 3,3 meter breed, en werd gebouwd voor het bewaren van hosties.
De toren is opgebouwd en werd prachtig versierd met niet minder dan 38 beelden en talrijke reliëfs.

Het laat-renaissancistische kunstwerk staat links van het hoogaltaar en bestaat uit drie torens, waarvan de middelste de hoogste is en het tabernakel bevat waar de hosties inzitten.
De toren is rijkelijk versierd met beelden en geeft een kleurrijke indruk door de grote verscheidenheid aan materialen. De vele beeldjes hebben allen een verschillende symboliek en een specifiek verhaal te vertellen. Het kunstwerk is zeldzaam is zijn soort aangezien er tijdens de Beeldenstorm veel sacramentstorens werden verwoest.

Tijdens de restauratiewerken van de toren in 2018 werd trouwens ontdekt dat de beelden oorspronkelijk niet wit waren. Men ontdekte dat ze vroeger onder andere felroze oren hadden, alsook blozende wangen en donkerbruine wenkbrauwen.
De beelden waren meerkleurig geschilderd, enkelen werden tot soms maar liefst 9 keer overschilderd door de eeuwen heen. Op andere beelden werden elementen in bladgoud en uitgewerkte schaduwpartijen teruggevonden.
De vondsten worden verder onderzocht door het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium.

De restauratiewerken waren het gevolg van het feit dat de kerk (en dus ook de beelden) in de loop van de eeuwen heel wat meegemaakt hebben. Onderdelen werden afgebroken, en bij sommige beelden ontbraken dus hoofden of ledematen. Zo bijvoorbeeld ook het hoofd van Jezus Christus op het albasten centrale reliëf van het Laatste Avondmaal dat zich centraal in de sacramentstoren bevindt.  Op oudere foto's van rond 1947 stond het hoofd nog stevig vast, maar rond de tweede helft van de 20ste eeuw is het jammerlijk verdwenen. Op basis van oude foto's kon het hoofd echter gerestaureerd worden, en dus heeft het beeld sedert begin september 2018 opnieuw een hoofd.

Duquesnoy heeft echter niet enkel dit prachtige werk op zijn palmares staan. Een ander bekend werk van Jerome is 'Manneken Pis', het bronzen beeld van een plassend jongetje in het centrum van Brussel.

In 1619 besloten de Brusselse autoriteiten de bestaande fontein van Manneken-Pis te renoveren: de zuil, het waterbekken en het beeldje werden vervangen. Ze plaatsten een bestelling bij de toen beroemde beeldhouwer Hiëronymus Duquesnoy, voor het maken van een nieuw Manneken-Pis in brons.
De kunstenaar gaf een barokke interpretatie aan het thema van het plassende jongetje. In de Grieks- Romeinse oudheid was het trouwens niet uitzonderlijk dat Cupido, de god van de liefde, werd afgebeeld als een naakt jongetje (al dan niet met vleugels) dat stond te plassen. Tussen de 15de en de 18de eeuw was de figuur van de urinerende Putto (‘jongetje’) een populair thema in de kunst. In Europa werden daarrond vaak fonteinen gebouwd

Voor het Warandepark van het Koudenbergpaleis maakt hij een Maria Magdalena, die later door een kopie werd vervangen (het origineel berust in de collectie van het Gemeentelijk Museum het Broodhuis).

En in de Onze Lieve Vrouw van Goede Hoop in Vilvoorde bevindt zich een marmeren epitaaf van Henricus van Bronchorst (+1629), die ook het werk zou zijn van Hieronymus.

Jerome Duquesnoy de Oudere is de vader van Frans en Hiëronymus Dusquesnoy de Jonge, en was de hofbeeldhouwer van Albrecht van Oostenrijk.

Hier nog een detail  van de sacramentstoren in de Sint Martinuskerk



Bronnen

Gidsbeurt erfgoeddag 2016
eigen foto's  
Géraldine Patigny, "Une vie archivée: Jérôme Duquesnoy le Vieux, sculpteur bruxellois sous les archiducs Albert et Isabelle", in: Annales d'Histoire de l'Art et d'Archéologie, 2015, p. 167-175
Luc Robijns, Inventaris van het kunstpatrimonium, De Sint Martinuskerk te Aalst (Gent, 1980)
kerknet.be/parochie-aalst-linkeroever/artikel/restauratie-sacramentstoren-de-sint-martinuskerk-aalst