Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

woensdag 11 november 2020

11 November : Sint Maarten - Jaarmarkt

11 november, de herdenking van de Wapenstilstand, maar ook een ideaal moment om even stil te staan bij Sint-Maarten. 

Ondertussen kunnen we bij de patroonheilige van Aalst al bijna spreken over een idool, met een eigen kerk, een eerbetoon in de naam van een scholengroep, een bedrijfslogo  …

Maar … past hij wel (nog) in onze cultuur? 
Of … past het sowieso in deze tijden nog om het daarover te hebben, of wordt de Sint, ook mede door de zwarte pietendiscussies één van de nieuwe taboes?

Over Zwarte Piet en de discussies errond, is HIER trouwens meer te lezen.


Er zijn veel pro's en veel contra's, maar misschien kunnen we er allemaal toch wel iets van leren? 

We kennen St-Maarten allemaal als de man die zijn mantel deelde. Maar er was meer … 
Hij was ook een gemeenschapsbouwer, hij stichtte diverse nieuwe kloostergemeenschappen en leefde het liefste als leraar teruggetrokken met zijn leerlingen. 
St-Maarten was liever een moedige missionaris dan een belangrijke bisschop, hij was vaak een vreemdeling op zoek naar een thuis, en net daarom is hij ook de patroonheilige van de vluchtelingen geworden.
 
- Maar wie was Sint-Maarten en wat vieren we die dag eigenlijk ? 

Moeilijke vraag want blijkbaar is er een mix-up met die andere Sint, Sint-Niklaas. 

Sint-Maarten, alias Martinus van Tours, sneed zijn soldatenmantel aan stukken om een lap aan een bedelaar te geven, terwijl Sinterklaas, alias Sint-Nikolaas uit Klein-Azië,  kinderen redt …. 
Twee totaal verschillende personen dus, twee totaal verschillende verhalen ook, …. maar toch blijken ze voor heel wat verwarring te zorgen. 

In – onder andere -  Aalst trekt elke 11 november een figuur door de straten die zich geheel als Sinterklaas tooit én in het gezelschap vertoeft van een Zwarte Piet én bovendien ook nog welwillend luistert naar Sinterklaasliedjes die voor de gelegenheid aangepast worden met het simpelweg schrappen van ‘sinterklaas’ en het vervangen door ‘Sint-Maarten’.
Kinderen zingen uit volle borst  “zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan…” terwijl Sinterklaas noch Sint-Maarten iets met Spanje te maken hebben. Daar wordt immers het feest van Driekoningen gevierd om de kinderen snoep en cadeautjes te geven.

Eigenlijk voert men hier in Oilsjt een figuur op die een kloon is van Sinterklaas. Je reinste overlapping, en eigenlijk ook een  aanfluiting van de geschiedenis. Boerenbedrog van de hoogste soort, maar wel algemeen aanvaard.

In, bijvoorbeeld, Beveren-Waas behandelen ze de geschiedenis wél nog met enig respect. Sint-Maarten trekt er te paard én als Romeinse soldaat uitgedost door de straten. En een Zwarte Piet hebben ze er niet nodig.

Maar kom … los van de geschiedenisvervalsing … er is toch één voordeel aan Sint Maarten. 
Op 11 november hebben de kinderen  immers vrijaf wegens ‘officiële feestdag’ en kunnen ze dus meteen hun nieuwe speelgoed uittesten,  wat niet het geval is op 6 december (tenzij deze dag in een weekend valt).
Vroeger was er wel één grote spelbreker aan dit alles.   
Als lagere-school-kind “moesten” de kinderen op 11 november in de voormiddag immers eerst naar het monument van de onbekende soldaat … Zwaaien met vlaggetjes en aandachtig luisteren naar de speeches ...  eerbied krijgen voor het verleden …  
Eigenlijk wel een goed punt dus, want eerbied voor het verleden en voor onze tradities wordt ons tegenwoordig niet echt meer bijgebracht.
 
- Eerst iets meer over ‘het feest’. 

Het Sint-Maartensfeest wordt op 11 november gevierd in sommige streken van België, Nederland, Noord-Frankrijk, sommige Duitstalige gebieden, Portugal en Hongarije.

Die dag is immers de naamdag van Martinus van Tours die, afhankelijk van de streek, Sint-Martinus, Sankt-Martin, Sinter Merte of Sintje-Metten genoemd wordt. Ook hoe het feest exact gevierd wordt, verschilt van streek tot streek.

De festiviteiten zou teruggrijpen naar een Germaans winterfeest, maar ook een kerkelijke oorsprong behoort tot de mogelijkheden. 
Wat wel zeker is, is dat het volksfeest (ook al net als carnaval) eigenlijk tamelijk recent is.

België en Nederland waren vroeger grondgebied van de Germanen, een woest volk met woeste krijgers die al even woeste goden aanbaden.  Het ronddragen van het (heilige) vuur zou voor hen een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel geweest zijn, dat wijdverspreid was over West-Europa. 
Lokaler (en recenter) is het zo dat 11november samenvalt met het einde van de aardappeloogst en dus ook met het begin van de winter. Het Sint-Maartensvuur als ritueel werd dan ook voortgezet in de verbranding van het droge aardappelloof.

Als we even naar de sint kijken, stemt zijn uiterlijk grotendeels overeen met Wodan, de oppergod van de Germanen. Dat was een oude, strenge en wijze vaderfiguur met een lange, witte baard, een wijde mantel en vaak rijdend met een grote speer in zijn hand op een prachtig wit paard. 
Hij beheerste bovendien de kunst om met dit paard door de lucht te vliegen (of over de daken te reizen). 

Tijdens het Germaanse zonnewendefeest vroegen jonge meisjes aan Wodan een afbeelding van hun nog onbekende toekomstige geliefde. Tegenwoordig zijn die afbeeldingen vervangen door speculaasafbeeldingen of beeldjes in chocolade ('vrijers'). 
Ook het gooien van cadeaus in schoorstenen zou afstammen van Germaanse offerplaatsen (vuurplaatsen), evenals het gooien van snoep (nicknacks, …) dat deed geloven dat hoe meer geschenken men in het rond strooide (toen waren dat appels en noten, beide herfstelijke symbolen van vruchtbaarheid), hoe vruchtbaarder het land zou zijn. 

Het heidens vruchtbaarheidsritueel zou dan later door de kerk overgenomen zijn, vooral om het vertrouwen van de bevolking terug te winnen. 

In de middeleeuwen werden onze contreien langzaam maar zeker tot het christendom bekeerd. 
De bekeerders waren heel sluw en lieten de feestdagen ter ere van de oude, heidense goden zoveel mogelijk te laten samenvloeien met de christelijke feestdagen. Zo namen de christelijke heiligen stilletjesaan de plaats in van de oude goden zonder dat het echt opviel. 

Andere onderzoekers beweren echter dat er niets heidens aan het feest is of was. Het feest zou volledig door de kerk zijn geïntroduceerd. 

Dit zou bewezen worden door het Evangelie van Lucas waarin staat: “Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien” (Lukas 11:33 e.v.)
In iets modernere woorden wordt dat dan : “Niemand die een kaars ontsteekt, zet die op een verborgen plaats, maar wel op een kandelaar, opdat diegenen, die binnenkomen, het licht kunnen zien”. 

Deze regels werden vaak op 11 november voorgedragen in de mis besproken en zouden voor de bevolking de directe aanleiding geweest zijn voor een lichtjesfeest. 

Moderne onderzoeken houden vaak het midden tussen de twee theorieën. 
Eigenlijk een beetje hetzelfde pricipe dus als het ontstaan van vastelauved >< carnaval.

Wat wel zeker is : Sint-Maarten is een bedelfeest, en dergelijke feesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden. Bedeloptochten zoals met Sint-Maarten werden en worden zowel in België als in  sommige delen van Nederland nog steeds gehouden met Driekoningen of met Nieuwjaar, en ook het sinterklaasfeest heeft kenmerken van een bedelfeest.

Als bedelfeest was Sint-Maarten lange tijd voorbehouden voor de armen. De rijke burgers zagen hun kinderen er liever niet aan mee doen. 
Pas in de jaren ‘20 en ‘30 van de 20e eeuw veranderde deze houding, en Sint-Maarten werd toen juist beschouwd als een mooie traditie die behouden moest worden.

Omdat 11 november na de Eerste Wereldoorlog ook de dag werd waarop deze oorlog werd herdacht, is wel geprobeerd het feest een wereldlijkere lading mee te geven. 
Het zou dan veranderd worden in een vredesfeest, maar dat idee heeft men uiteindelijk niet doorgezet. 
De herdenking van de slachtoffers moet immers juist vrij blijven van elke religieuze of politieke lading, en dus paste de Sint niet echt in dat plaatje.

- Een beetje meer achtergrond over die fameuze ‘Maarten’ ?

De kleine Martinus werd als zoon van Romeinse ouders in 316 geboren te Sabaria in Panonië (het huidige Hongarije). Zijn vader was een Romeins officier  die gekazerneerd was in Sabaria, toen de hoofdstad van Pannonië, een provincie in het Romeinse Rijk. 
De ouders van Martinus kozen zijn naam omdat deze afgeleid was van ‘Mars’, de god van de oorlog. Gezien vader al in het leger zat, en een dergelijke toekomst ook voor zijn zoon voor zich zag, was dat geen onlogische keuze. 

Op een zondagmorgen, Martinus was toen al twaalf jaar oud, reed hij samen met zijn vrienden door het bos. Plotseling was er een hevig onweer. Ze schuilden in een groot gebouw met een toren. Toen ze binnen waren, keek Martinus nieuwsgierig rond. Er waren mannen, vrouwen en ook kinderen. Sommigen kende hij van in het dorp. Het was er muisstil en helemaal vooraan stond er precies een grote kist waarop twee kaarsen brandden. 
'Wat gebeurt er hier?', vroeg hij zich af. 

Toen kwam er een man in wit gewaad. 'Dat is een priester', fluisterde zijn vriend. De priester nam een dik boek, opende het en las eruit voor. 
Na zijn verhaal deed hij het dicht en zei: 'Beminde christenen, het verhaal dat ik zojuist voorlas, vertelt over Jezus. Hij was goed voor de mensen, speciaal voor de armen. Toch heeft men hem aan het kruis geslagen en hem gedood.' 

Martinus was zwaar onder de indruk van wat de priester vertelde en hij wilde meer weten over de christenen. Toen hij thuis kwam, vertelde hij aan zijn ouders wat hij had meegemaakt. Maar ze zeiden: 'Maarten, dat zijn christenen. Zij geloven in een man die zij Christus noemen. Maar hun godsdienst is door de Romeinse keizer verboden. Wij vinden die godsdienst ook maar niets. Trouwens, als je soldaat wil worden, kun je maar beter geen christen zijn. We verbieden je om daar nog naartoe te gaan.'

Toen Martinus 15 was, werd hij soldaat en ingelijfd bij de Keizerlijke Wacht. De andere soldaten vonden in hem een goede kameraad, iemand die kon luisteren en wou helpen waar nodig. 
Maar hij was niet alleen goed voor zijn vrienden, ook voor de armen deed hij steeds alles wat hij kon. 

Toen hij 18 jaar was, maakte hij als officier deel uit van de gepantserde ruiterij in het Romeinse leger.

In die  functie had hij ook een dienaar. En die moest alles voor hem doen: schoenen poetsen, het paard voederen, de tent opzetten... 
Op een dag zei Martinus: 'Kom, we gaan samen eten.' De dienaar protesteerde en zei: 'Dat kan toch niet, u bent de heer en ik ben de dienaar. Wij mogen niet zomaar samen eten. Ik zal wel buiten blijven. Intussen kunt u rustig eten.' Maar Maarten luisterde niet, en samen met de dienaar at en dronk, praatte en lachte hij tot laat in de avond.

Vlak voor de winter kreeg hij van de keizer het bevel om met zijn troepen naar Frankrijk te trekken. 
De tocht was zwaar en het sneeuwde dag en nacht. Het duurde vele weken vooraleer ze eindelijk in Frankrijk aankwamen, in de stad Amiens. Het was al avond toen hij een arme man zag, die verkleumd in de stadspoort lag en om hulp smeekte. Iedereen liep echter langs hem voorbij, alsof hij er helemaal niet was. 

Martinus had geen geld meer bij zich om de arme man een aalmoes te geven. Daarom nam hij zijn zwaard en sneed zijn mooie, rode wollen soldatenmantel middendoor.
Die mantel was dienstkleding en mocht dus in geen geval weggegeven worden gezien dat eigenlijk gelijk zou staan met dienstweigering. 
Alleen door de mantel in twee te snijden was er én aan het gebod van de naastenliefde en aan het dienstvoorschrift voldaan. 


De mensen die het schouwspel zagen, wezen naar hem en lachten hem uit: ‘Zie hem daar eens gaan, die soldaat met zijn halve mantel’. 
Maar er waren er ook anderen die erover nadachten en dit knap vonden. Ze vonden het eigenlijk erg dat zijzelf de arme niet hadden geholpen en schaamden zich er dan ook over. 

‘s Nachts had Martinus een droom : hij zag Jezus naar hem toekomen. Om zijn schouders had hij het stuk mantel geslagen dat Martinus aan de arme in de stadspoort had gegeven. 
In zijn droom zei Jezus tot de engelen die bij Hem waren: ‘Martinus heeft mij met deze mantel beschermd tegen de koude’. Zo herinnerde Jezus Martinus aan Zijn woorden: ‘Telkens jullie iets doen voor één van deze minste broers van Mij, doen jullie dat aan Mij.’ (Matteüs, 25, 31-46) 

Korte tijd later verliet hij het leger om 'soldaat van Christus' te worden. 
Hij zei tot de keizer die hem opgeroepen had om te gaan vechten, en dus ook mensen te doden : ‘Tot nu toe heb ik u gediend, laat mij nu God dienen’. 

Hij verliet het leger en werd een leerling van Hilarius van Poitiers.
Hij liet zich dopen. stichtte het klooster van Ligugé, wat meteen het eerste klooster van Gallië werd, en werd kluizenaar in Pannonië, de geboortestreek van zijn moeder. Hij leefde daar helemaal alleen om zo beter te kunnen nadenken over Jezus en zijn evangelie. 

Op 4 juli 371 verkozen de inwoners van de stad hem tot bisschop van Tours. Hij had daar echter niet veel zin in, want hij bleef liever een eenvoudige monnik, een teruggetrokken man, die voortdurend streed tegen de onrechtvaardigheden en tegen het luxeleven van de Galloromeinse heersers.  . 

Hij sloeg op de vlucht en verschool zich in een ganzenhok maar net toen men hem tijdens een zoektocht voorbij wilde gaan, begonnen de dieren erg luid te kwetteren. 

De onfortuinlijke werd dus ontdekt, meegevoerd en alsnog tot bisschop benoemd, als opvolger van Litorius. 
Vroeger at men op de feestdag van de heilige trouwens vaak Sint-Maartensganzen als herinnering aan dit gebeuren, iets wat tegenwoordig niet meer gebeurt. Rond 11 november worden er nog wel vaak ganzenmarkten gehouden, jullie weten nu dus ook waarom.

De nieuwe bisschop verving heidense tempels door kerken, die daarna bediend werden door zijn leerlingen uit Marmoutiers. Toch bleef hij vooral vriend van de gewone mensen en dan voornamelijk van de kinderen, de armen en de zieken en hij bleef hen dan ook steeds voor meer dan 100% steunen en helpen.

‘Geloven’ was echter nog een raar begrip in die tijd, en enkel het verrichten van een ‘mirakel’ moest zorgen voor enig aanzien. 

Zo wekte hij een overleden kind weer tot leven met zijn gebed. Dit was uiteraard een prachtig voorbeeld van de kracht van Christus, maar ook het aandeel van Martinus zelf mocht hierin niet onderschat worden. Christus gaf tenslotte gehoor aan zijn gebed.

Martinus maakte pas echt naam toen hij een discussie met heidenen wist te winnen door een wonder. 
Hij wond zich enorm op over het feit dat enkele heidenen een pijnboom vereerden. Dergelijke verafgoding ging volstrekt tegen zijn geloof in. Onze Maarten beval om de boom onmiddellijk om te hakken maar de heidenen wilden dat zo doen dat die boom precies op de bisschop neer zou komen. 
Ze daagden hem dan ook uit om toch vooral te blijven staan. Als ‘zijn’ Christus werkelijk bestond, zou hij toch zeker wel beschermd worden? 
De bisschop nam de uitdaging aan en ging geketend onder de boom liggen. De boom viel en verpletterde … natuurlijk niet hem maar wel de heidenen.

Er zijn wel meerdere verhalen in omloop over dergelijke wonderen. Waarom waren die van de latere ‘Sint Maarten’ dan zo succesvol?
Wel, hij was de eerste geestelijke ten noorden van de Alpen die dergelijke wonderen verrichtte. De geestelijken uit het zuiden van Europa hadden zich met hun wonderen al ruimschoots bewezen, maar met Martinus had Noord-Europa nu ook eindelijk een eigen “supergeestelijke”. 
Dit was van enorm belang voor regio’s zoals Gallië, die zich zowel staatkundig als religieus nog volop aan het profileren waren.

Kortom, Martinus had het gemaakt. 

Hij werd 81 jaar oud. Toen hij voelde dat hij ging sterven, trok hij zijn bisschopskleren uit en zette zijn bisschopsstaf in de hoek. Toen trok hij zijn pij aan. Hij ging neerliggen en stierf. 's Nachts brachten de broeders het dode lichaam naar Tours. Duizenden mannen, vrouwen en kinderen kwamen er om hun lieve bisschop nog één keer te zien. Later bouwden de broeders een kapel boven de plaats waar hij begraven werd. 

Bisschop Martinus overleed op 8 november te Candes (50 km van Tours) in het jaar 397 en werd op 11 november in Tours als 'Apostel van de vrede' begraven.

Hier de dood van St Martinus, zoals te zien op een fresco in de kapel in Assisi (onderste kerk)


Nog was het echter niet gedaan met wonderen verrichten. 

Nadat hij begraven was, begonnen de bewoners van die stad met de bouw van een nieuwe kerk. Hun bedoeling was dat het lichaam van Sint Maarten daarheen zou worden overgebracht. 
De inwoners van Tours werkten uiteindelijk ruim 60 jaar aan de kerk en toen was het eindelijk zover dat het lichaam van Martinus zou kunnen worden overgebracht. 
Dat gebeurde met een grote, plechtige processie.

Nu woonden er in Tours twee bedelaars, die trouwe vrienden waren. 
De ene was verlamd, de andere blind. Elke dag gingen ze samen op bedeltocht. 
De blinde droeg de lamme naar de plaats waar ze zouden bedelen, en de lamme wees de blinde daarbij de weg. 
Al bedelend verdienden ze zo een heel goed inkomen bij elkaar, en toen zij hoorden dat het lichaam van Sint Maarten naar de nieuwe kerk zou worden gebracht, waren ze bang dat de processie door de hoofdstraat waar ze, euh,  ‘werkten’, zou komen. 
Het zat er immers dik in, dan dat Sint Maarten aan wie al zoveel genezingen werden toegeschreven, hen ook zou willen genezen, zelfs na zijn dood? 
Dát was iets wat uiteraard in geen geval mocht gebeuren, want 'gezond' zouden ze hun broodwinning kwijt zijn. 
Ze verborgen zich daarom in een smal straatje, waar de processie zeker niet zou komen.

Toen de processie eenmaal de stad aan het doortrekken was, gebeurde er echter een ongeluk in de hoofdstraat. Dit zou zo'n lang oponthoud betekenen, dat ze beslisten om een andere weg te kiezen. De processie kwam daardoor precies in de smalle straat terecht, waar de twee vrienden zich verborgen hielden. Op hun vlucht ontmoetten zij zo toch het lichaam van Sint Maarten... en zoals verwacht … bijna onmiddellijk werden de twee invalide bedelaars genezen!

Martinus was geliefd (behalve bij die twee bedelaars dan) omdat hij met zijn wonderen had aangetoond dat hij daadwerkelijk in verbinding stond met God en hij werd vereerd omdat hij de eerste Noord-Europese geestelijke was die dit kon aantonen. 
Zoals dat in de vroege middeleeuwen meestal ging, nu nog trouwens, werd dergelijke populariteit pas echt beloond na iemands dood. 
Al heel vlug zeiden de mensen dat Martinus een heilige was: zoals hij de arme mensen beschermd en geholpen had, zo zou God dat ook gedaan hebben. Zo werd zijn graf al vlug een bedevaartsoord, vooral voor armen. 
Omdat zijn vriend Sulpicius Severus zijn leven uitgebreid had beschreven, kon er ook veel over hem gelezen en verteld worden. I
De populariteit bleef stijgen en in 650 werd hij heilig verklaard

Koning Clovis I riep hem uit tot beschermheilige van Frankrijk. 

Omwille van zijn grote verdiensten werd hij de eerste niet-martelaar, die als heilige vereerd werd

Hij is nu nog steeds de patroonheilige en beschermheer van de kooplieden, de soldaten, de ruiters en de reizigers, van de hospitalen (dankzij zijn akties van liefdadigheid), van de kleermakers en wevers (het verhaal van het verscheuren van de mantel), van de dienstweigeraars (zijn weigering om mensen te doden), van de bedelaars, van de wijngaardeniers en verkopers (omdat op11 november in sommige streken de nieuwe wijn werd geproefd) en in sommige steden verdringt hij de al even beroemde Sint-Niklaas als beschermheilige van de kinderen.

De stoffelijke resten van Sint Maarten veroorzaakten echter een grote discussie.

Zowel Tours als Poitiers claimden de beenderen van Sint Maarten. Tours omdat hij er bisschop was geweest, Poitiers omdat hij daar zijn geestelijke loopbaan was gestart en er een klooster had gesticht. Afgevaardigden van beide steden gingen om het lichaam van Sint Maarten zitten om te bespreken wat te doen.
In dit geval droeg Sint Maarten zelf de oplossing aan door een wonder te laten geschieden. 
Dit wonder bestond uit het feit dat de hele afvaardiging uit Poitiers in slaap viel bij zijn lichaam. Hiermee gaf Hij duidelijk zelf aan dat hij niet naar Poitiers wilde, maar naar Tours. 
De afvaardiging uit Tours wierp het lichaam van de heilige uit een raam en nam hem vervolgens per boot mee naar de stad.

Martinus' halve mantel (in het Latijn cappa, verkleinwoord cappella) werd een relikwie, dat op een speciale plaats in een kapel in het pelgrimsoord Tours werd bewaard. 
Hier een beeld van de tombe van St Martinus in de crypte van de kathedraal van Tours.


Een relikwie (of ‘reliek’) is een door gelovigen vereerd overblijfsel van een heilige of van een voorwerp dat met Christus of met een heilige in aanraking is geweest.
Het woord 'Kapel', afgeleid van cappella werd sindsdien trouwens het algemeen gekende woord voor een 'devotieplaats' of een 'bedehuisje'. 
Karel de Grote bracht de reliek naar zijn residentie in Aken en daardoor kennen we ook de naam Aix-la-Chapelle voor deze stad. 
En terwijl we dan toch bezig zijn : het Latijnse woord voor mantel is pallium, en daarvan is het Nederlandse woord 'palliatief' dan weer afgeleid. Denken we maar aan de palliatieve zorg waar een stervende liefderijk verzorgd wordt.

Van Sint Maarten ligt vandaag de dag slechts nog een enkel botstuk in Tours. De rest van zijn beenderen is ondertussen over heel Europa verspreid. Ook in de Dom van Utrecht zijn relikwieën van hem te vinden. Feit is dat het maar weinig heiligen is gelukt om zo veel indruk te maken.

In België leeft de traditie ‘Sint Maarten’ wel voort in veel plaatsen in de Oostkantons, in West-Vlaanderen, in de streek rond Aalst en in een paar (deel-) gemeenten van en rond Dendermonde. 
Verder kennen Mechelen, deelgemeente Hombeek en omliggende plaatsen waaronder Weerde en Peutie en plaatsen met een Sint-Martinuskerk zoals Sint-Martens-Lennik, Moerzeke en Beveren-Waas een levendige viering. 
Zowel in Burcht als in Beveren-Waas leeft de traditie van Sint-Maarten volop door de jaarlijkse optocht van Sint-Maarten te paard en de kinderen die "grielen". Dit is het rapen van het snoepgoed dat door Sint-Maarten wordt uitgestrooid rond de kerk. 
Olen, Retie en Wezel - te midden van de Antwerpse Kempen - stoken een sint-maarten(s)vuur. In Belgisch-Limburg vindt men tradities die lijken op die in Nederlands-Limburg, maar ze zijn daar minder actueel dan in Nederland. Elders in het land wordt Sint-Maarten niet traditioneel gevierd, maar er zijn bijvoorbeeld wel concerten of feesten. 

Al deze vieringen vallen omwille van de datum natuurlijk vaak samen met de herdenkingen van de wapenstilstand.

Hierin lijkt geen verandering te komen, maar het is wel zo dat door de opkomst van Halloween in veel Europese landen, en jammer genoeg hoort België daar ook bij, er ook een concurrerend straatfeest ontstaan is dat vooral bij de schooljeugd populair is.

Hoewel Maarten dus eigenlijk een soldaat was, lijken Sint-Maarten en Sinterklaas als twee druppels op elkaar: witte baard, rode mantel, hoge mijter en staf. Samen met hun paard en Zwarte Piet, brengen ze snoep- en speelgoed naar brave kindjes die hun schoentje zetten en liedjes zingen.

- Maar waarin verschilt Sint-Maarten nu eigenlijk van Sinterklaas?

Op Sinterklaas, of Sint-Nicolaas, eert men de heilige Nicolaas van Myra. 
Deze man was bisschop van het Turkse plaatsje Myra, waar hij stierf op 6 december 342. Er doen verschillende legendes de ronde die Nicolaas bombarderen tot beschermheilige van de kinderen. Zo zou hij drie vermoorde scholieren terug tot leven hebben gewekt, giften hebben geschonken aan drie arme dochters waardoor ze konden trouwen en een kind gered hebben van verbranding.

Dat staat dus lijnrecht op het verhaal van Sint Maarten die eigenlijk niets met kinderen te maken had. Op een koude winterdag in 353 deelde een Romeinse soldaat te paard, Sint-Martinus, zijn rode mantel met een verkleumde bedelaar. Later stichtte deze ex-soldaat een van de eerste Europese kloosters en werd hij bisschop Martinus van Tours. Hij stierf in 397, werd begraven op 11 november en symboliseert nu nog altijd de vrijgevige Sint-Maarten.


Hoewel op vele plaatsen Sint Maarten een identieke tweelingbroer lijkt van Sint Niklaas galoppeert in Beveren Sint-Maarten nog steeds door de straten als Romeins soldaat, … met een rode mantel en een wapperende vederdos op zijn helm. Geen ‘verbasterde’ versie dus zoals onze ‘Sintje Metten’.

Daar waar Sint-Maarten oorspronkelijk een feest was voor de armen, bedoeld als lichtpuntje in koude dagen, sprongen vanaf de jaren 1920-30 ook de rijken op de boot en sindsdien is het een feest voor iedereen.

Beide sinten verplaatsen zich te paard, al reist Sint-Maarten ook soms met een ezel … zeker in Dendermonde blijkt dit laatste het geval te zijn (ah neen, sorry, da’s een ander verhaal…) . 

Sinterklaas houdt van een grootse intrede met de trein, een koets of stoomboot, een gewoonte die Sint-Maarten in sommige streken overneemt. Zo ook in Aalst waar zijn intrede steeds heel veel kinderen te been brengt. 
Die boot en Spanje zijn trouwens ook gemakkelijk te verklaren, maar zoals eigenlijk al te verwachten was, niet echt gelinkt aan activiteiten van de ene noch de andere heilige. 

Zoals gezegd komen noch Sint-Nicolaas noch Sint-Maarten uit Spanje.
St Niklaas komt uit Myra. In mei 1087 hebben Italiaanse vereerders van de heilige zijn gebeente van Myra naar het Italiaanse Bari overgebracht. Dat lag destijds in het toenmalige koninkrijk van de Beide Siciliën (in het deel van Napels), waar de latere Keizer Karel V koning zou worden. 
Zijn zoon Filips II, zou later Spanje, de Nederlanden én de Beide Siciliën erven, en gezien men de naam ‘Spanje’ had horen vallen, ontstond daar ergens de verwarring dat Sint-Nicolaas uit Spanje komt.

Om het allemaal toch nog wat goed te maken : één van de goede daden van Sint-Nicolaas was dat hij in nood verkerende zeelieden op zee redde. Hij is dan ook patroon van de Zeelieden, en mede daardoor is het dus niet echt verwonderlijk dat hij per stoomboot naar ons land komt.

Daar waar Sint Niklaas dus eigenlijk gelinkt wordt aan Spanje, woont Sint Maarten in de hemel. 
Wat hij dan met die boot doet, is iets waar de kindjes niet wakker zullen van liggen … een flauw afkooksel van Sint Niklaas, maar echt heel historisch is het dus allemaal zeker niet. 

De Sint kwam in de loop der jaren al op verschillende manieren aan in Aalst. Met de trein, per boot, in een koets, met zijn paard en zelfs één keer via helikopter (in 1983).

In sommige dorpen strooit Sint-Maarten (of eerder Zwarte Piet) vrijgevig snoepgoed in het rond of gaan kinderen verkleed van deur tot deur om te zingen voor lekkers. Op andere plaatsen staat alles in het teken van warmte en licht en daar trekt men nog steeds, de originele gedachte volgend, met fakkels en uitgeholde, kaarsverlichte bieten richting het vreugdesvuur van Sint-Maarten.

Blije kindergezichten … vooral dankzij de typische lekkernijen die beide baardmannen brengen, zijn dan wel een belangrijk punt van vergelijking.  Van chocolade, speculaas en marsepein tot letterkoekjes of nicnacjes, Onze-Lieve-Vrouwtjes in guimauve en heerlijk sintgebak … en dat samen met enkele stukken speelgoed of kleding … het hoort er tegenwoordig allemaal bij.

Terwijl Sint Niklaas het moet doen met de stad Sint Niklaas, heeft Sint Maarten ook zijn naam geschonken aan een heus land. 
Het Antilliaanse eiland Sint-Maarten werd volgens de overlevering voor het eerst gespot door de bekende ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus in 1493. 
Hoogstwaarschijnlijk heeft hij nooit voet op het eiland gezet, maar voer hij er alleen maar langs. Wel heeft hij het eiland gezien en aangemerkt als ‘Spaans bezit’ en het dankt haar naam aan de dag waarop Columbus het eiland voor het eerst gezien heeft: 11 november, de naamdag van de heilige Sint Martinus van Tours (Sint-Maarten). 

Naast 11 november worden nog andere data aan Sint-Maarten gekoppeld, zoals bijvoorbeeld 4 juli. Op die dag werd hij namelijk tot bisschop gewijd. Vandaag de dag heeft deze dag echter vooral een liturgische betekenis en blijft 11 november dé Sint-Maartenfeestdag bij uitstek.

Natuurlijk zijn er ook veel liedjes gemaakt voor deze heiligen. 
Het oudst overgeleverde kinderliedje stamt uit het begin van de zeventiende eeuw. In Den christelicken hvys-hovder (een katholiek instructieboekje met vragen en antwoorden) van Joannes David wordt het volgende liedje vermeld

Stoockt vier, maeckt vier:
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen?

De regels van dit lied komen nog in diverse bestaande sint-maartensliedjes terug. Ook voor andere liedteksten geldt dat ze heel oud zijn, wat blijkt uit de grote verspreiding ervan.

Uit onze ‘ajoinenstreek’ is het volgende korte rijmpje bekend, gelinkt aan het gebruik in Aalst om ter gelegenheid van deze dag een brood op een stok te maken:


Sintje Merten op ne stok
Een wil-je ni geiven, een wil-je e ni geiven
Sintje Merten op ne stok
Wil je ni geiven, ropt a op!

Kinderen liepen dan rond met een koekfiguur op een stok, dat een man te paard moest voorstellen. Het product werd door de bakkers 'Sintje Metten op een stoksken' genoemd. 
De bakker boetseerde soms als extra versiering een mantel in koek om de schouders van de ruiter. In dat geval sprak men dan van 'Sinte Metten met een frak aan'.

Door de oorlogsarmoede werd de koek soms vervangen door uitgeholde bieten, waar een kaars in gezet werd. Het gebruik verdween tussen de twee wereldoorlogen, hoewel de bieten en de kaars nu toch stilaan aan het terugkomen zijn in de vorm van pompoenen tijdens Halloween.

Eigenlijk zijn bijna alle Sint Maartenliedjes tegenwoordig gebaseerd op Sinterklaasliedjes. 

In de beeldende kunst wordt Martinus vaak afgebeeld als militair, zittend op zijn paard, terwijl hij zijn mantel in tweeën snijdt. Ook als hij wel eens te zien met een afbeelding van een gans.
Hier een afbeelding van een schilderij van Antoon Van Dyck


Het feest van Sint Maarten is, volgens sommige mensen, een feest dat er in de eerste plaats is voor het geld … het geld van de bedrijven die speelgoed en snoepgoed maken. Die willen alleen maar winst maken, en het is dan ook een feest van de rijke kinderen wiens ouders die dure spullen kunnen kopen. 

Een feest van rijkdom maar tegelijkertijd toch een feest van iemand (Sint Maarten) die deelt met de armen en bedelaars. Die twee kunnen niet of toch niet goed samen.

Met Sint-Maarten begint eigenlijk ook de donkere periode voor Kerstmis

Veertig dagen na de elfde dag van de elfde maand is het 21 december, de kortste dag van het jaar. 
Op de dag na het Sint-Maartensfeest begon rond de vijfde eeuw de Sint-Maartensvasten, een tijd van soberheid, vasten en bezinning. 
Later bracht de kerk die periode van voorbereiding op het kerstfeest terug tot de periode die begint met de vierde zondag voor Kerstmis (= de eerste zondag van de advent). Vasten maakt nu geen deel meer uit van de advent die nu vooral een tijd is van inkeer, gebed en inzet voor meer welzijn. 

Net zoals carnaval voorafgaat aan de veertigdagentijd voor Pasen, zo was het feest van Sint-Maarten vroeger een soort carnavalsdag die vooraf ging aan de voorbereiding op Kerstmis. 
Nu nog start het eigenlijke carnaval in sommige steden op 11 november met de verkiezing van prins Carnaval (den elfden van den elfden). 
In Aalst wordt die echte start echter gegeven tijdens de driekoningenviering waar de kandidaten worden voorgesteld, en dan pas volgt de eigenlijke verkiezing. Net zoals het brullen van ‘alaaf’ is dat dus geen gebruik dat aan de Aalstenaars besteed is.

Hoewel Sint-Maartensvieringen dus vooral een volks karakter hadden, ontstond op een aantal plaatsen ook een specifieke aanbidding van de heilige Martinus. Zo ook in Aalst. 
Oude bronnen tonen aan dat de parochiekerk van Aalst niet uitsluitend aan de Heilige Martinus was toegewijd. 
In 870 sprak men nog van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en pas in het midden van de 15e eeuw werd de kerk omschreven als de Sint-Martinuskerk
Vóór de plechtige verheffing van de relikwieën van Sint- Martinus (in 1674) zijn er ook geen expliciete bewijzen van een speciale aanbidding van de Heilige Martinus. 
Rond 1684 werd een nieuw hoofdaltaar met het reliekschrijn van Sint-Martinus ontworpen. Het indrukwekkend altaarschilderij stelde de opwekking van een dode door de Heilige Martinus voor en werd nog eens extra in de verf gezet door de aanwezigheid van een groot ruiterbeeld. 

Dat Sint-Maarten een populaire heilige was, bleek uit de grote ontgoocheling bij de afbraak van het altaar kort na 1900
Het werd toen verwijderd omdat het niet voldeed aan de mode van het moment, er werd meer de voorkeur gegeven aan de gotische architectuur.
Het schilderij werd naar de zuidelijke kruisbeuk verhuisd terwijl het ruiterbeeld lange tijd te vinden was in het Belfort. Daarna verhuisde het naar ’t Gasthuys - Stedelijk Museum maar de verplaatsing gebeurde niet zonder brokken.

Nadat het beeld meer dan 100 jaar in stukken en brokken op verschillende zolders gelegen had vond men dat het toch niet mocht zijn dat in Aalst, een echte stad van Sint-Maarten, de sint en zijn paard in brokken op een zolder lagen te verkommeren. Dat is geen plaats voor een fier paard en zijn berijder, en dus werd besloten om het beeld te herstellen.

Studenten uit het 2de en 3de bachelorjaar conservatie-restauratie namen het ruiterbeeld van Jan Baptist De Vree onder handen. 
Zo deden ze een kunsthistorisch, materiaaltechnisch en antropologisch onderzoek van het beeld. Ze analyseerden de staat van bewaring en de mogelijkheden voor herbestemming, en ontdekten dat er doorheen de jaren bij restauraties verschillende verflagen aangebracht werden.

Het beeld is gemaakt uit lindenhout en beschilderd om witte kalksteen te imiteren. Het is levensgroot beeld van Sint-Martinus gekleed als een Romeins officier die zijn strijdros staande houdt om zijn mantel te verdelen met zijn zwaard. Op een lager niveau staan twee schamel geklede bedelaars links en rechts van de centrale figuur. Het beeld is van de hand van de Antwerpse kunstenaar Erasmus Quellinus de jongere. De uitvoering is van schrijnwerker Peter du Can en beeldhouwer Jean Baptiste De Vree.


In 2019 kwam het beeld eindelijk terug naar ‘zijn stal’, de St Martinuskerk. 
Het beeld had toen een grondige restauratie achter de rug waarvoor, zoals hierboven reeds vermeld, een beroep gedaan werd op de vakgroep Conservatie en Restauratie van de Universiteit Antwerpen. Die vakgroep heeft drie jaar lang samen met zijn studenten aan het beeld gewerkt. Dat is een enorm technische bezigheid geweest want de werken gebeurden onder meer met luchtbehandeling en siliconen. De hele onderneming werd aanzien als een project voor de studenten, en heeft zo lang geduurd omdat zij er enkel aan konden werken tijdens hun praktijklessen.

Niemand weet eigenlijk nog hoe de beelden precies opgesteld waren, maar ze weten wel dat het oorspronkelijk op 14 meter hoogte stond. Dus is het beeld op een manier gezet zodat het lijkt alsof het een altaar is. Architecte Verhulst ontwierp een metalen structuur om de beelden op te zetten: Sint-Martinus bovenaan en de twee bedelaars lager en links en rechts van de heilige. Die opstelling is gebaseerd op hoe het vroeger waarschijnlijk moet gestaan hebben. Het beeld is nu dus opnieuw te bewonderen in zijn volle glorie in de Sint-Martinuskerk in Aalst.

De feestdag van Sint-Martinus werd vroeger in Aalst gevierd met een H. Mis in de Sint-Martinuskerk

Omstreeks 1850 werd er ook een jaarmarkt voor paarden en vee georganiseerd op de feestdag van Sint-Maarten. Later werd er ook een prijskamp georganiseerd, zeg maar ‘een schoonheidswedstrijd voor vee’. Deze veejaarmarkt werd jaarlijks georganiseerd op het Esplanadeplein, maar verhuisde later naar de Houtmarkt.

Doordat na de Eerste Wereldoorlog de feestdag van Sint-Maarten samenviel met Wapenstilstand, werden de festiviteiten hierrond in 1919 uitgebreid. 

Naast de gewone Sint-Maartensjaarmarkt van vee en paarden werd er ook een Winterfoor georganiseerd. Er stonden die 11 november ook verschillende concerten op het programma, van de Koninklijke Harmonie, het muziekkorps van het 1e Linie-regiment en de fanfare Hand in Hand. 
Hier de affiche die het evenement aankondigde ...


Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze nieuwe Winterfoor een traditie zou worden en de foor van Vastenavond zou vervangen, maar uiteindelijk kwam het zo ver niet.

Het ‘Huis De Winter’ (met toen Pierre De Winter aan het roer) zorgde elk jaar bij verschillende gelegenheden voor een mooie etalage, maar het waren vooral zijn Sint-Maartensetalages die met kop en schouder boven de andere uitstaken. 
Sint-Maarten werd altijd heel uitgebreid en enthousiast gevierd bij ‘de Wintjerkes’ zoals Aalst ze kende.
In 1928 was het Pierre die Sint-Maarten in hoogsteigen persooon naar zijn winkel haalde. Gedurende twee dagen zouden de kindjes er de Sint kunnen ontmoeten, een praatje slaan en een fotootje laten nemen.

Een jaar later werd Sint-Maarten feestelijk afgehaald aan het station, vanwaar hij te paard naar Huis De Winter ging. Zo was het dat Huis De Winter als eerste de blijde intrede van de Sint in Aalst organiseerde.

In 1944 liet Pierre de organisatie van de intrede over aan de vereniging ‘Erkentelijkheid’, een stichting die bij de bevrijding zorg droeg voor de graven van de gesneuvelde Aalstenaars en de geallieerde soldaten. 
In 1946 werd de organisatie dan  overgenomen door het Sint-Maartenscomité en vanaf 1964 werd het Stedelijk Feestcomité verantwoordelijk hiervoor.

In 1953 werd met een nieuw concept gestart. 
Naast de veemarkt organiseerden de Marktkramersbond en het stadsbestuur van Aalst een Grote Sint-Maartensjaarmarkt in de buurt van de Houtmarkt en de Watertoren. Op deze jaarmarkt stonden aanvankelijk kramen, waar men letterlijk alles kon terugvinden, van textiel tot bloemen, planten, gereedschap, vogels, pluimvee.. Naast deze jaarmarkt, werd er toen ook nog steeds een veemarkt georganiseerd.

Deze jaarmarkt wordt vandaag de dag nog steeds georganiseerd en was in 2020 eigenlijk aan de 78ste editie toe. Uiteraard, die editie zal nog een jaartje op zich laten wachten vanwege de coronacrisis. 

De veemarkt verdween in de loop der jaren, maar de jaarmarkt bleef wel een ontmoetingsplaats voor vele verenigingen en Aalstenaars die van de gelegenheid gebruik maken om met de familie en/of  vrienden ‘den toer insj te doeng’ en hier en daar een jeneverke of warme choco (maar toch vooral een jeneverke) achterover te kappen of een dranken- of voedingsstandje uit te baten ten voordele van de clubkas of van organisaties zoals 11.11.11

Vanaf de jaren '70 was het de Prinsencaemere die mee instond voor de begeleiding van Sint-Maarten bij zijn intocht in de stad. 
In 1983, 1984 en 1985 zorgden zij ook zelf voor de aanlevering van de Heilige man. 
Het was voormalig Prins ‘Jempi’ die toen de rol van ‘Sint’ op zich nam. In 1986 werd hij vervangen door Paul Sonck, waarna Jan Adriaens de rol van Sint op zich nam. Jan ‘was’ gedurende 65 jaar Sint in Aalst. Eén van de vaste Zwarte Pieten van Jan was Etienne Liebaut van de gelijknamige carnavalswinkel.
Na Jan Adriaens nam Florean Verhofstadt de rol van Sint-Maarten over in 2011. Hij zou deze rol jaarlijks vertolken tot bij zijn overlijden in 2016. 
Daarna deed de stad beroep op een professionele firma. Theaterbureau Amuzanto uit Moorsel zette een heel spektakel rond de feestelijke intrede op en zo gebeurde het dat men tijdens de jaarmarkt de Zwarte Pieten kon bewonderen tijdens een spectaculaire afdaling van de watertoren. 

En nog zijn er voorbeelden van de verering van Sint-Martinus. Zo werden bij opgravingen in de Peperstraat in Aalst vroeg 18e eeuwse patacons gevonden met de afbeelding van Sint-Maarten. Dit zijn al dan niet beschilderde schijven, plaketten of figuren in gebakken witte pijpaarde. Ze dienden als versiering van speciale broden en koeken die ter gelegenheid van bepaalde feestdagen in de winterperiode werden gebakken (Sint-Maarten, Allerheiligen of Driekoningen).

Hoewel er dus al sedert mensenheugnis uitgekeken wordt naar deze dag, was het in 2020 dus net even anders. 
Geen blijde intrede van de Sint, geen jaarmarkt, geen spijzing van de clubkassen, geen geld voor de goede doelen, geen glühwein of warme choco, …. Het was maar een droevige dag …

Om de kinderen toch nog een iet of wat leuk Sint Maartenfeest te kunnen bieden, organiseerde de stad een zoektocht die begon én eindigde aan het Toeristisch Infokantoor. 

De zoektocht was gebaseerd op het toen pas verschenen kleuterboek van de Aalsterse schrijfster Kathleen Amant: 'Sint Maarten gaat naar Sjinka Poenka'. 
Volgens dat verhaal is de Sint zijn pieten kwijt en zoekt hij hulppieten om deze terug te vinden. Concreet waren er 20 pieten zoek zijn. Deze waren in de vorm van raamstickers op etalages in de stad terug te vinden.

De Nederlandstalige kleinkunstband uit Aalst ‘Tot Morgen’ nam op vraag van de stad tien Sint-Maartenliedjes op. Deze konden tijdens de tocht beluisterd worden via het inscannen van een QR-code.

Naast het zoeken naar de pieten was het verhaal van Kathleen op de binnenkoer van het oud stadhuis ook op spandoek te lezen. Op de binnenkoer van het museum konden de kindjes hun dakenlopen oefenen op een boomstronkparcours, en bij het ruiterbeeld van Sint-Martinus in de kerk konden ze een goede daad stellen door een paar schoentjes mee te brengen en achter te laten (deze worden later verdeeld aan kindjes die het minder goed hebben).

Naast het plezier en het goede gevoel dat de meesten wel hebben bij ‘Sint Maarten’ is er sedert 1985 in Aalst toch ook een donker randje te bespeuren. 
Immers, net toen vele mensen nog ‘sintaankopen’ aan het doen waren, we schrijven 9 november, sloeg de Bende van Nijvel toe in de Delhaize supermarkt. Tot op de dag van vandaag een heel zwarte dag in de geschiedenis van Aalst, en elk jaar opnieuw een momentje van rouw (zelfs voor buitenstaanders). 

Nog een donker momentje, maar dan letterlijk, is ook de Zwarte Pietendiscussie
Vandalisme, bedreigingen en processen verbaal zijn tegenwoordig schering en inslag als het over deze brave medewerker van de sint gaat.
We kennen intussen nu al roetpieten, veegpieten en zelfs regenboogpieten, maar voor de Aalstenaar (en vele anderen) zal het toch altijd Zwarte Piet blijven … 
 
Er zijn dus wel tamelijk wat discussies in de omgang over het kerkelijke, over het kruis op zijn mijter, over zijn 'getaande' helper(s), over de commerciële kant aan het gebeuren, over de vervuilende stoomboot ... 
Maar ja, met de trein reizen is wel mogelijk voor de Sint, maar ik denk niet dat de NMBS helemaal akkoord zal gaan met die knol in de rijtuigen  (en al helemaal niet met wat die achterlaat in de middengang) ...


Bronnen

immaterieelerfgoed.be
vrt.be 22/10/2020
HLN 17/10/2022
radio2 8/11/2019
Wat de feesten ons vertellen - Anite Haverkamp | Uitgever: Uitgeverij WBOOKS
kuleuven.be/thomas/page/lichtfeesten-sint-maarten/
dewarmebakker.com
Universiteit Antwerpen / Bachelor in de conservatie-restauratie
openchurches.eu
Het verbond van Aalst 22/10/1854
isgeschiedenis.nl
golfbrekers.be
salonvansisphus.wordpress.com
erfgoedceldenderland.be
De Volksstem, 4/11/1928 – 10/10/1929 – 29/10/1932
Ghysens J. (1981), Aalst in Vlaanderen, Genootschap voor Aalsterse geschiedenisJ. Ter Gouw (1871) De volksvermaken
Frazer, Sir James George, The Golden Bough: A Study in Magic and Religion. The Macmillan Co., New York (1922). ISBN 1-58734-083-6.
 M. Kruijswijk (2004) Nederlandse jaarfeesten en hun liederen door de eeuwen heen, p.195 / p. 199-211
beleven.org/feest/sint_maarten
web.archive.org/web/20090202032735/http://www.sintemette.be/

1 opmerking:

  1. --- Via Facebook : In mijn kindertijd altijd gaan kijken naar de kleine varkentjes die in een grote biezen mand lagen op de houtmarkt. En vlak erbij stond de canadees met zijn bollen met ‘kerstbomensap’ . Hij maakte die ter plaatse... --- Ingrid Buyl

    BeantwoordenVerwijderen

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.