Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 17 december 2019

De Pontstraat

De Pontstraat is de straat die loopt van aan de zuidkant van de Sint Martinuskerk tot aan de Houtmarkt. Daar verandert de naam in de Van Langenhovestraat en gaat door tot aan de Parklaan. De benaming van deze bestemmingsweg komt van een houten ponton ofte ‘pont’.

Een bestemmingsweg is een weg die vaak naar zijn eindpunt wordt vernoemd. Dat gaf aanleiding tot het ontstaan van een reeks wegtypes zoals de bergstraten, bronwegen, kapelwegen, marktwegen, schoolwegen, stationsstraten, … en dus ook de pontwegen.

De uiteindelijke bestemming van een pontweg (of veerweg) is of was dus meestal een veerpont, een vierkante schuit of groter vaartuig dat diende om personen en/of voertuigen over te zetten.  Opvallend is dat het grootste gedeelte van de pontwegen/pontstraten en veerwegen te vinden is in Oost-Vlaanderen, en meer bepaald in het Leie- en Scheldebekken.

De Pontstraat, die voordien ‘Brusselsestraat’ genoemd werd , was een straat die rechtdoor liep tot aan de Brusselpoort. Die kwam ter hoogte van het Burgemeestersplein uit aan de omwallingsgracht en had een houten pont over die gracht waar aan de overkant de eigenlijke ‘baan naar Brussel’ begon.

De Pontstraatpoort aan de invalsweg is bekend sedert 1395. De Pontstraatvesten waren er echter al twee eeuwen eerder. Ook is het zo dat de straat waarschijnlijk ouder is dan de omwallingen, en er kan ook aangenomen worden dat vooralleer er een brug was (de ‘Zeebergbrug’) er ook een pont was om de mensen aan de overkant van de Dender te brengen.
In deze straat waren niet minder dan 5 kloostergemeenschappen gevestigd.

We vertrekken aan de kerk en gaan richting Houtmarkt.

Het eerste gebouw (huisnummer 2) dat we tegenkomen is het zogenaamde ‘Erve de Stove’. Het huis loopt door tot in de Stoofstraat (tussen huisnummer 6 en 8) en het eigendom eindigt daar in een rondboogpoort met een rechthoekige omlijsting van hardsteen uit de 18e eeuw. Dit was de oude inrijpoort naar de binnenplaats van de ‘erve de stove’. Het erf zelf is tegenwoordig ingericht als siertuin.


Het huis wordt reeds vermeld in 1477, en werd steeds bewoond door vooraanstaanden, ook in de loop van de 17e eeuw. In de 19e eeuw was dit het huis van pastoor-deken De Hert.

Het ‘erf van de stoof’, net zoals de Stoofstraat zelf trouwens, kent haar oorsprong in de middeleeuwse ‘stoven’. Dat waren publieke badhuizen waarvan de louter hygienische functie evolueerde naar oorden van vermakelijkheden en ontucht.  Meer uitleg over het Stoofstraatje en over deze stoven : HIER.

Tegenover de Stoofstraat vinden we in de Pontstraat het Sint Jozefscollege terug.

Het Sint-Jozefscollege is een katholiek Vlaams jezuïetencollege gelegen in Aalst. De patroonheilige van het college is, hoe kan het ook anders, … Sint-Jozef.

In 1620 kwam een communauteit van twee, weinig later van zeven jezuïeten zich in Aalst vestigen. In een door de stad voor hen gehuurd huis in de Nieuwstraat, begonnen ze les te geven op 27 maart 1620. Het ging om het eerste jaar middelbaar, de ‘scola elementaria’.

In 1622 kochten ze grond aan de Pontstraat in Aalst en bouwden er schoollokalen  (vijf klaslokalen en een aula) en daar achter een huis voor de paters. Ze konden voortaan de volledige cyclus van de humaniora aanbieden.

Na de aankoop van de eigendom van Matthijs Persoons werd in 1716 een refter bijgebouwd. In 1630 kwam ook het gebouw van weduwe Terlinden in hun bezit en werd een klasgebouw opgetrokken dat oorspronkelijk een galerij op zuilen bezat.

Van 1709 tot 1730 werd een zaalkerk met barokke voorgevel bijgebouwd. De ontwerper was pater Jan Boele, econoom van het college.

Na de afschaffing van de jezuïetenorde in 1773, werden de gebouwen verder als school gebruikt, onder de benamingen: Theresiaans College en Landspensionaat (1773-1794), Collège municipal (1794-1813), Gymnasium Alostanum (1815-1830), achtereenvolgens bisschoppelijk college (1815-1825) en stedelijk college (1825-1830).

Het complex met internaatshuisvesting werd gebouwd in 1778.

Tussen 1794 en 1813 werden in een gedeelte van het ‘College municipal’ (dat tevens ‘gendarmerie nationale’ was, paardenstallen ondergebracht, wat trouwens nog te zien is aan de dichtgemtselde poort in de Klapstraat. Als ‘Gymnasium Alostanum’ genoot de instelling grote faam tijdens het Holands bewind van 1815 tot 1830.

Vanaf 1831 waren de jezuïeten terug in Aalst en namen ze opnieuw de leiding over het Sint-Jozefscollege op zich.

Het college werd voortdurend uitgebreid en verbouwd. In 1997 werden de achttiende-eeuwse gedeelten van het schoolcomplex beschermd als monument.

Aan de overkant van de straat vinden we op de hoek met de Stoofstraat café ‘’t half Maantje’ terug.

Dit cafe kende zijn top eind van de jaren '50 begin '60, maar bevond zich toen niet op de tegenwoordig gekende plaats. Het cafe bevond zich toen recht over de St. Martinus kerk, ongeveer waar zich nu de parking van Marty bevindt.

Het cafe zou ook een afspanning geweest te zijn in de Middeleeuwen (verversen van paarden enz...).

In de kelder is nog een valluik gevonden waaronder een gang liep die doorliep tot het steegje.
Volgens sommigen zouden dit oude fundamenten van de bouw van de kerk geweest zijn. Gelijkaardige kelders zijn of waren er trouwens ook vanaf de Borse van Amsterdam tot op de hoek van de Kattestraat.

De uitbaters, Jef en Gaby, van 't half maantje werden de latere uitbaters van ‘Den Arrista’ op de Hopmarkt en ‘El Gringo’ in Hekelgem.
Na de verhuis van Jef en Gaby naar den Arista, werd ‘’t Half Maantje’ dan omgedoopt tot "Las Vegas".
Beneden was alles in een soort western stijl terwijl boven een soort dans café "was, dat “les Cousins" heette. Alles werd er bewust sober en goedkoop gehouden. Zo waren de muren boven bijvoorbeeld met platenhoezen van LP's bekleed, en niet met duur behangpapier. Goedkoop en origineel.
In die tijd was de prijs van een pintje 8 frank en op donderdag werden die aan 3 frank  verkocht.
Van het café heeft ook een postkaart bestaan. (‘Cafe Las Vegas’)

Petrus Van Nuffel heeft het in zijn “Historiek der Oude Straten” erover:

“Van oudsher kende men ter Pontstraat de herberg De Maan. De Mane “an tkerchof” werd in 1444, door Daniël de Bruyne verkocht aan Peeter van den Spieghele; het drankuis Het Maentjen, “in het beghinnen van de pontstraete jeghens over het kerchof”, zien we in 1588 betrokken door Gillis de Meyere, en ten jare 1602 door Jan Mandrica, die het afstond aan Antoon Wasteels. Vanaf 1626 wordt het de Half Maene genoemd. De weduwe Hendrik de Bundele bewoonde de erve in 1653, en Gaspard Vermoesen was er ten jare 1673 eigenaar van. Elisabeth van de Maele stierf in dit huis den 2 November 1733, en den 1 December daarna kwam De Halve Maene aan Adriaan Breckpot”.

Vroegere jaren was op het ‘nieuwe adres’ van het café een kruidenierswinkel ‘Bij Palmiere en Augusta’ gevestigd, en net voor de vestiging van het ‘huidige’ Half Maantje was er het Estaminet "het gouden tonneken”, met elke donderdag de beste "Philippinsche mosselen" .

Een beetje verder langs dezelfde kant, komt er In 1823 de oprichting van de textielspinnierij / naaigarenfabriek Eliaert-Cools in de Pontstraat.  L’Union Textile’. Deze was gevestigd op het nummer 18.

Het waren Corneille Eliaert (° Ninove 1801 † Aalst 1854) – Cools Catherine (° Ninove 1794 † Aalst 1855) die in dat jaar deze belangrijke fabriek van naaigarens oprichtten. Een jaar voor zijn dood liet Corneille nog een kolosale schouw oprichten, “één der grootste en hoogste die in het land bestaan. Het is zaterdag (5 november 1853) dat er den mey is opgestoken en dat de werklieden eene goede belooning hebben ontvangen …”

In 1894 is er de oprichting van  katoenfabriek Geerinckx, De Naeyer & Co., die in 1901 uitgebreid wordt tot “Usines Roos-Geerinckx-De Naeyer, Brusselsestraat 34.

De geschiedenis van de N.V. ‘Usines Roos, Geerinckx & De Naeyer’ gaat eigenlijk terug tot 1864. In dat jaar richtte Jan Leirens een textielfirma op onder zijn eigen naam. Het bedrijf, dat zowel een katoendrukkerij als een vlasspinnerij omvatte, vestigde zich op de terreinen van een voorheen afgebrande katoenfabriek in de Pontstraat. Op 14 april 1883 werd de onderneming omgedoopt tot de N.V. ‘La Linière Alostoise’. De nieuwe vennootschap, waarbinnen Leon Leirens - de zoon van Karel Leirens - een belangrijke positie innam, ging zich toeleggen op het spinnen en twijnen van vlas.

De persoonlijke onderneming ‘Dacus – Hendrickx’ werd opgericht in juli 1919 door Pierre Dacus en diens vrouw Louise Hendrickx. De zetel van het bedrijf was gevestigd in de toenmalige Brusselsestraat 22, maar geproduceerd werd sedert 1927 in de Pontstraat op de hoek met de Volderstraat (Pontstraat 24).

In 1927 kocht Pierre Dacus immers de oude tabaksfabriek ‘Jules Den Dauw’ van Van Ginderdeuren Prosper gelegen naast zijn bestaande breigoedfabriek. Deze fabriek, had toen een perceelsoppervlakte van 6a60ca. Ze ging terug op een woonhuis dat hier reeds stond voor 1850. Pierre Dacus liet het gebouw ombouwen tot een elektrisch aangedreven breigoedfabriek.

De firma vervaardigde allerlei breigoedartikelen, gaande van sokken en kousen tot pullovers en vesten, voor dames, heren en kinderen.

In 1940 werd de fabriek vergroot en op 3 februari 1950 werd de onderneming overgedragen aan de dochter en de schoonzoon Ferdinand Steleman en Yvette Dacus.

In 1963 werd dan een deel van de fabriek verkocht. Het resterende gedeelte met een oppervlakte van nog 4a17ca stond verder geregistreerd als werkhuis vooraleer het in 1968 buiten gebruik werd gesteld. Het gebouw werd tenslotte afgebroken in 1970.

Het gedeelte van de fabriek werd na de verkoop in 1963 omgebouwd tot twee afzonderlijke woningen met  de huisnummers 22 en 24. Het bakstenen gebouw met zadeldak werd daarbij voorzien van een nieuwe voorgevel uit gele baksteen. De zijgevel met uitspringende gemetste zuilen bleef in zijn oorspronkelijke staat bewaard tot in 2019. Toen werd ook nieuwe bepleistering aangebracht, weliswaar ook in het wit, maar veel 'egaler'. Ook een klein deel van de achterbouw langs de Volderstraat bleef bewaard en herbergt nu de boekenwinkel ‘’t Boekenventje’ met huisnummer 2.

De rest van het vroegere fabrieksterrein wordt tegenwoordig ingenomen door autogarages en de speelplaats annex ondergrondse parkeergarage van het Sint-Jozefscollege.

Rechtover huisnummer 24 vinden we de tattooshop van Mariska Van Lissum (Pontstraat 19). Zij is nog een telg van de gekende familie Van Lissum van cirkus Jhony en opende ‘Cirk Tattoo’ op 2 januari 2015 met een grote knipoog naar haar cirkusverleden. De shop is trouwens een heus mini-museum met authentieke spullen van het legendarische cirkus. De bezieler van cirkus Jhony was Mariska’s grootvader, en door de naam ‘Cirk Tattoo’ laat ze ook hem en het gezelschap wat verder leven in de geschiedenis van Aalst.

Ook aan schuilkelders was er in deze straat geen gebrek.

Eén van de Aalsterse openbare schuilkelders bevond zich namelijk in het huis ‘Bethune’ (ook wel ‘De Vis’) in de Pontstraat.31

Dit pand wordt nu huis Bethune genoemd, naar de bouwheer en oorspronkelijke bewoners.
Tussen 1926 en 1960 was het eigendom van de notarisfamilie De Vis, vandaar de korte naamsverandering.
Het gaat hiero ver een neogotische woning van Baron Paul Bethune. Het ontwerp wordt toegeschreven aan zijn broer ‘Jan Gotiek’, die de voortrekker in België was van deze 19de-eeuwse stijl.

Niet alleen de voorgevel in de Pontstraat 31, maar ook de plastisch uitgewerkte achtergevel en het interieur met originele deuren, schouwen, zolderingen, trap, brandglasramen, vloeren en polychrome muurschilderingen zijn merkwaardig. De brandglasramen werden vakkundig gerestaureerd. Het trappenhuis werd weer in de oorspronkelijke kleur geschilderd. 

De Yellow-pine deuren met hun mooie nerven op de tweede verdieping werden gerestaureerd m.m.v. de schildersklas van de Aalsterse Gemeenschapsschool De Horizon (Molendreef).

Met de opbrengst van het huisbier 'Gilladeken' werden replica's gemaakt van de oorspronkelijke neogotische deurklinken. Zij werden gesmeed door oud leerling Koen de Bruyn van de smederij De Bruyn aan de Brusselsesteenweg te Erembodegem. De zijgevel werd in 2011 gestabiliseerd en volledig hervoegd.

De toegang tot de schuilkelder is na de oorlog met een betonplaat afgedekt en eroverheen kwamen de trottoirplaveien (middelste keldergat).
In de kelder zelf is nog duidelijk de uitgegraven toegang onder de stoep te zien en ook de ijzeren sporten van de laddertjes links en rechts van het vergrote keldergat zijn nog steeds aanwezig. Ook de later aangebrachte betonnen afdekplaat is duidelijk te zien.

Een tweede schuilkelder, de Schuilkelder muziekacademie, vinden we nog verder in de straat op het nummer 53.

Het gaat hier over het zogenaamde huis Boyé, dat werd gebouwd eind jaren 1790, en na het overlijden van de laatste familietelg, Emma Boyé in 1936 aan de stad werd verkocht, om er de Rijksmiddelabaremeisjesschool (tegenwoordig het Lyceum) mee uit te breiden.

Toen moesten de gemeenten zelf nog voor de infrastructuur van het rijksonderwijs zorgen.
De stad vestigde er de stedelijke muziekacademie in. Tijdens de oorlogsjaren werd de robuuste kelder door de stad ingericht als openbare schuilkelder.

Het herenhuis bevat classicistisch bepleisterde interieurs en een fraaie eiken trap met prachtig glasraam op de overloop. De hal werd opgeknapt in de oorspronkelijke kleuren en een oud-leerling, beeldend kunstenaar Susan Monsaert, interpreteert met hedendaagse materialen en gedurfde vormgeving het verdwenen eiken leeuwtje op de prachtig trappaal. De  19de-eeuwse voormalige salons (thans lerarenkamer en lokaal leerlingenbegeleiding) werden in 2015 vakkundig gerestaureerd. Onder andere de oorspronkelijke plafonds werden in ere hersteld. De restauratie van de koetspoort aan de straatzijde werd voltooid in november 2011. Zij staat nu weer in de witte lak.

De zware tralies voor de keldervensters werden verwijderd en beschermende plaatijzeren luiken kwamen in de plaats. Het eerste raam rechts van de poort werd een toegang tot de kelder, evenals het laatste.
De nadien opnieuw dichtgemetselde toegangen, die uitgegraven waren in de stoep, zijn nog duidelijk zichtbaar in de kelder.
De ijzeren toegangsluiken van een der middenste vensters werd een paar jaar geleden vervangen door een rooster om lucht te kunnen aanzuigen voor de nieuwe gasverwarmingsinstallatie, die geplaatst werd na het afschaffen van de Interstoomleveringen.

Rechtover dit gebouw vinden we de ingang naar het oude begijnhof.

Het is in 1260 dat Wouter De Ghier deze grond schenkt om een begijnhof op te richten, het begijnhof Sint-Katharina-op-de-Zavel.

In 1260 schenken ene 'wouter de ghier poorter in der stede van aelst ende geertrui zyn wyf ...den grond daer men dbehynenhof taelst up gesticht heeft'.

Het oude begijnhof was gelegen binnen de toenmalige (tweede) stadsomwalling aan de Pontstraat, de weg richting Brussel. Meer over dit begijnhof in Aalst : HIER

In 1955 werd het begijnhof afgebroken. Er resten enkel nog de Sint-Catharinakerk, een gedeelte van de begijnhofmuur, een kapel, enkele huizen en de pastorie uit 1676.
Ook van de eens zo prachtige kruisweg is tegenwoordig nog maar weinig over. Amper 6 nissen werden bewaard, en sommige daarvan zijn dan nog in erbarmelijke staat of zijn volledig overwoekerd met overhangend groen. De andere nissen zijn onherroepelijk verdwenen / vernield.

De kerk is eigendom van de kerkfabriek van St. Martinus en die heeft deze kerk in bruikleen gegeven aan de Grieks Orthodoxe Ritus. Deze kerk is op bepaalde zondagen open voor Orthodoxe diensten.
De kerk werd door hen in gebruik genomen in 2008 en alle vastzittend goed zou nog ter plaatse geweest zijn : preekstoel, altaar, altaarschilderij...

Op het appartementsgebouw dat eigenlijk de doorgang geworden is tussen de Ponstraat (nrs 50B en 52 tot 56) en de Begijnhofstraat werd in 1964 een beeldhouwwerk (bas-relief) van Marc De Bruyn geplaatst. 
Het beeld doet herinneren aan het begijnhofverleden. In 1975 werd nog een 19de eeuws grafmonument ('sint Begga beschermt een begijn') van Léonard Victor Wéryl naar hier overgeplaatst.

De voormalige pastorie van het begijnhof aan de Pontstraat 50 in Aalst dateert uit het laatste kwart van de 17de eeuw, 1676 om precies te zijn.. Het gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl onderging nog aanpassingen in de loop van de 18de en de 19de eeuw. De schouderboogdeur in régencestijl heeft een kalkstenen omlijsting en een bovenwaaier.

De oude dokterswoning werd in ere hersteld. De weelderige tuin, authentieke schouwen, robuuste wanden, feeërieke leefruimtes,… kregen een remake door Guillaume Van Durme, de vormgever en bezieler van dit project.
Dit huis werd trouwens een tijdje door VTM gebruikt voor het kookprogramma van Sofie (Dumont)

Rechtover de ingang van het begijnhof kon men vroeger trouwens wel eens een tamelijk ‘rare’ situatie aanschouwen.

Eind jaren 50, begin jaren 60 kon men daar en op andere plaatsen namelijk volgende situatie tegenkomen : in het smalle voordeurgat van de vroegere melkwinkel verscheen of verdween af en toe eens een wit paard ...  neen geen roze olifant, en dit was ook niet het gevolg van overmatig drankgebruik. 
Het paard moest immers na zijn dagtaak weer op stal gezet worden ..  en daarvoor moest het eerst door de winkel, en dan door de woonplaats en de keuken om deze te kunnen bereiken.


Eén van de bewoners moest dan ook telkens met een emmer achter het paard lopen bij het binnen en buiten gaan, teneinde de winkel en het huis toch iet of wat proper te kunnen houden.

Rechtover de ingang van het begijnhof bevond zich vroeger het Theresianenklooster, die zich vanuit 's Hertogenbosch (NL) te Aalst vestigden in 1632.
Ook dit klooster in de Pontstraat werd door de Oostenrijkse keizer Jozef II afgeschaft in 1783. De monumentale poort en het kerkschip bleven bewaard, evenals een pandvleugel.
Na ontbinding van de orde werd een pand verkocht en tot herberg "Brug" ingericht (1785).
Een ander pand werd gebruikt als spinhuis (1784-1794). In 1801 fungeerde het gebouw als tekenacademie, in 1826 was het de locatie van de gendarmerie.

Tegenwoordig vindt men daar het Koninklijk Lyceum terug (nummers 51-53).

In de 19de eeuw hadden maar weinig kinderen de kans om naar school te gaan. Aalst was een industriële stad die dan ook veel kinderarbeid kende. Vooral meisjes, vond men toen, hoefden niet verder te studeren na hun lagere school.

Maar in 1864 stemde de liberale gemeenteraad de oprichting van een “Gemeentelijke Middelbare Meisjesschool” of “Ecole Moyenne Communale de Demoiselles” en in 1865 gingen haar deuren open in voorlopige lokalen in de Vaartstraat. Deze school stond open alleen voor meisjes van de burgerij en het onderwijs was hoofdzakelijk in het Frans. Voor de jongens bestond er sedert 1843 al een openbare school, namelijk de ‘Ecole Primaire supérieure du Gouvernement’, het latere Atheneum op de Graanmarkt.

Een jaar na de oprichting verhuisde de meisjesschool naar de lokalen der “Oude Gendarmerie” in de Pontstraat.
De eerste jaren waren moeilijk, vooral omdat de nieuwe katholieke gemeenteraad de stadsschool afschafte en deze dus als privéschool verder moest werken. De stedelijke subsidies werden ingetrokken en het huurcontract werd niet meer verlengd, waardoor de school volledig op het schoolgeld en steungelden was aangewezen en elders (in de Korte Zoutstraat) onderdak moest gaan zoeken.

De school telde aanvankelijk 115 meisjes en het onderwijs bestond uit:‘le Français, le Flamand, l’Allemand, l’Histoire générale, l’Histoire sainte, l’instruction religieuse, la Géographie, la Cosmographie, la Lexicologie, l’Arithmétique, la tenue des livres, les sciences naturelles, la Calligraphie, les ouvrages de femme, la Musique vocale, le Dessin’.

In 1881 werd tijdens de woelige schoolstrijd de ‘Staatsmiddelbare Meisjesschool’ opgericht in de leegstaande gebouwen van de Pontstraat. Er werd een gymnase (turnzaal) – de huidige studiezaal - gebouwd. In het interbellum werden een paar gebouwen aangekocht om het groeiende aantal leerlingen te onderwijzen: de zaal ’t Amerikaantje’ (vanaf 1931 de turnzaal) en het grote herenhuis Boyé.

De rondboogvormige koetspoort met sluitsteen en waaier bevat blijkbaar nog steeds de oorspronkelijke vleugeldeur. Ook een binnenkoertje, het kerkschip, de reftervleugel, het spreekhuis van de kerk werden bewaard.
Het dak van de voormalige kloosterkerk werd in 2016 volledig gerestaureerd en werd weer met natuurleien belegd.
De kamers werden fel versoberd bij de inrichting als school.

Bij herstellingswerken aan de verzakte vloer van één van de klaslokalen kwam een deel van het 18de-eeuwse vloertje van de voormalige keuken van het Theresianenklooster te voorschijn.
De oude stenen vloer, die zowat 16 cm onder het niveau van de huidige ligt, werd vrijgemaakt en opgemeten', zegt leraar Jan Louies, notoir Aalstkenner. Ook de funderingen van de keukenhaard bleven bewaard. De school werkte het interieur verder af om het lokaal weer als klas te gebruiken.

Na de verdrijving van de Aalsterse Theresianen uit hun klooster aan de Pontstraat in 1783, werd in 1836 een nieuw klooster gesticht aan de huidige Louis D'Haeseleerstraat, op de plaats van het in 1797 opgeheven Annonciadenklooster. Het nieuwe gebouw werd voltooid in 1865. De neogotische kapel van het klooster werd ingewijd in 1869. In 1997 werd het klooster beschermd als monument.

Op de hoek van de Pontstraat en de Houtmarkt (op het nummer 73) vinden we een ander ‘monument’ … in de volksmond althans, alhoewel voedingswinkel ‘De Vos’ een familie onderneming die hier reeds sinds 1875 gevestigd is, tegenwoordig aan de vierde generatie bezig is, en daarmee mogelijks zelfs de oudste handelsonderneming in de streek is. 
Het is zowel groot- als kleinhandel en voor bepaalde wijnen ook invoerder. Hier kan je letterlijk alles terugvinden, maar je moet het soms eens zoeken in de authentieke, maar propvolle, kruidenierszaak.

De zaak is gekend bij jong en oud en tot zeer ver buiten de stadsgrenzen. Bijzonder bekend zijn ze voor alle lekkernijen, die te maken hebben met De Sint en de Paasklokken. In de periode voor  deze dagen staan de chocoladepostuurkes of -eieren in witte, zwarte of melkchocolade of speculaas, marsepein en talrijke soorten suikergoed in alle vormen, groottes en maten prachtig uitgestald.

Immers de Sint en paasklokken slaan daar naar het schijnt hun voorraad in. :)

De winkel is eerder een groot museum en voor scholenklassen die er op bezoek gaan is dit een uitzonderlijk feestelijk gebeuren. Niet alleen de kinderen maar evenzeer de volwassenen staan er bij te watertanden. Een sterk punt in deze zaak is immers dat al deze producten niet voorverpakt zijn in zakjes of dozen, maar los te verkrijgbaar zijn. Zo zijn al deze ook verkrijgbaar in een zelf te bepalen assortiment of hoeveelheid maar ook in een aantal van een zelfde grootte of gewicht!

Net op het hoekje van de Pontstraat en de Houtmarkt, schuin over ‘De Vos’ op het nummer 1, waar nu café 'het Volkshuis' staat, bevond zich vroeger het sterherenklooster of klooster van de Wilhelmieten.

In 1520 kreeg Dirk Martens het aan de stok met de strenge acties die vanuit Spanje en Rome opgezet werden om het opkomende protestantisme te bestrijden. Een aantal van zijn boeken werd in beslag genomen en publiekelijk verbrand. Dirk Martens, de eerste drukker van de Zuidelijke Nederlanden, trok zich in 1529 terug in dit Wilhelmietenklooster om er te sterven in 1534. Zijn graf ligt dus, in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, ergens in ‘het Volkshuis’ en dus niet in de St Martinuskerk, zoals de gedenksteen daar zou doen geloven!

Een ander gekend inwoner van de straat dan …

Dolfken den trommelaar, een ludiek maar zeker geen dom figuur uit Aalst, woonde in de Pontstraat 44.  Zijn echte naam was Adolf Arnold Eechaut, maar zo kent eigenlijk bijna niemand hem. Hij opende steeds de jaarlijkse stoet en in de jaren ’70 werd hij door toenmalig burgemeester Marcel De Bisschop benoemd tot ‘officiele stadstrommelaar’.

Dolfken was loodgieter, en men kende hem ook nog als ‘Dolf van Polle van Stientjes’ of ook nog als ‘Zotten Dolf’.

In 1977 overleed Dolf jammerlijk aan de verwondingen opgelopen bij een ongeval bij het oversteken van de Pontstraat. Daarmee overleed één van de laatste échte volksfiguren van de stad.
De woning van Dolf bleef staan en verkrotte snel...enkele jaren later werd het pand opgekocht en kwam er nieuwbouw (winkel, studio en appartementen)

In 2019 werd beslist dat men de Pontstraat (het gedeelte tussen de Volderstraat en de Kerkstraat) elke woensdagochtend en -middag gaat inrichten als schoolstraat. Deze straat wordt dan bij het begin en het einde van de schooltijd afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Op die manier zou men de schoolomgeving veiliger moeten maken.
Dit is uiteraard een belangrijke stap gezien de Pontstraat wellicht de straat is met de meeste schoolpoorten in Aalst. Men vindt er het Lyceum, de Dames van Maria en de lagere en secundaire schoolv an DvM.
Het is de bedoeling dat dit initiatief wordt opgevolgd door nog meer scholen.


Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
A. Uyttenhove, Heen en Weer. De overzet en de Schelde te Schellebelle, een eeuwenlange geschiedenis, Schellebelle, 2003.
wikipedia.org/wiki/Onroerend_Erfgoed_(agentschap)
ethesis.net>deel_I>Aalst_textiel
Google StreetView
'De Volkstem van 15/10/1919
D.Denaeyer (foto Dolfken den trommeleer)
Huis Erve de stove foto : https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/215
lyceum-aalst.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.