Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 2 april 2021

Met de trein naar ... Aalst ... Het stationsgebouw en -plein

Over het treinverkeer in en rond Aalst is HIER meer te lezen. 
In dat artikel stond ook vermeld dat Aalst eigenlijk een heel uniek stationsgebouw bezit. 

Het stationsgebouw werd ontworpen door de Belgische architect Jean-Pierre Cluysenaar in 1852 en werd op 6 juli 1856 officieel ingehuldigd door kroonprins Leopold, de latere Koning Leopold II. 



Het station van Aalst geldt eigenlijk als een soort vlaggenschip van de lijn. 
Cluysenaar koos ervoor niet enkel het station te ontwerpen maar ook het aansluitende plein en bijhorende stratenpatroon. Daardoor kon hij één zijde van het plein volledig invullen met zijn stationsontwerp dat bestond uit het hoofdgebouw en 2 torens. 

Jean-Pierre Cluysenaar stamde af van een Hollandse architectenfamilie. In 1826 volgde hij een jaar les aan de Brusselse academie. Hij dankte zijn opleiding vooral aan Tieleman Franciscus Suys, bij wie hij tot in 1835 werkte. Zijn belangstelling voor Italiaanse renaissancemodellen vond wellicht ook daar zijn oorsprong. Cluysenaar liet zich gedurende zijn carrière door tal van architecturale stijlen inspireren en de architect is veruit het best gekend door zijn ontwerp voor de Brusselse Sint-Hubertusgalerijen. Het was voor die tijd een enorm overdekt winkelproject midden in de Brusselse binnenstad op het terrein waar voordien het St.-Hubertusstraatje lag. 

Hij werd aangetrokken voor het ontwerp van de spoorwegstations van de "Chemin de Fer de Dendre et Waes" en hij formuleerde daarbij een opvallende architectuurvisie. 


Alle stations van één lijn moesten zowel een eenheid vertonen (zij bepalen immers het karakter van de spoorlijn), maar moesten ook gevarieerd zijn (standaard-architectuur werd dus afgewezen).
De stations moesten zich integreren in de omgeving, maar ze moesten ook efficiënt zijn .

Hij ontwikkelde geen type dat overal werd toegepast maar voorzag voor elk station op de Dender-Waaslijn een eigen vormgeving die werd aangepast aan de eigenlijke locatie. 
In zijn ontwerpen streefde hij er steeds naar om de geest en de culturele traditie te vatten die zo eigen is aan de omgeving / regio waar hij werkte. 
Het ‘befaamde Aalsterse DNA’ moest dus ook terug te vinden zijn in het stationsgebouw.

Hij verwerkte in zijn architectuur dan ook de middeleeuwse oorsprong van onze stad en het belfort en de steekboogarcaden op hardstenen zuilen met lijstkapitelen verwijzen onder meer naar het Aalsterse huis “Beurs van Amsterdam” en het “Jezuïetencollege”. 

De bouwstijl van het stationsgebouw kan dus eigenlijk best omschreven worden als een mix van een middeleeuwse burcht en een gotisch stadhuis. 

Het in 1852 ontworpen gebouw bestaat uit een centraal gebouw met een galerij, vestibule, wachtruimten en bureaus. 
Hier een plan van hoe alles langs de binnenkant zou ingedeeld worden (tekening van JP Cluysenaar, 1855).


De ontwerpen werden door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen enthousiast ontvangen. Meteen werd vastgesteld dat de ontwerpen van Cluysenaar die van zijn collega’s zeker overstijgen en dat ‘Aalst’ als belangrijkste station langs de lijn geldt.

Het prachtige gebouw ‘Station de ville’ werd opgetrokken in donkerrode Boomse papensteen, terwijl de sierelementen als zuilen, druiplijsten, consoles, plinten, dekstenen op de kantelen en de rozetten uitgevoerd werden in blauwe hardsteen uit Zinnik en Maffle. 
De deuren en ramen werden vervaardigd uit Noors dennenhout.
De dakbedekking bestaande uit rode en zwarte pannen kwam van “Josson en Delanghe” uit Antwerpen. 

Centraal in het stationsgebouw staat een rechthoekige 'burcht' in twee bouwlagen met langs de straatzijde een 'donjon' in vier bouwlagen. 
Dit centrale deel wordt omgeven door een gebouw in slechts een bouwlaag. 
Langs de straatzijde ontwierp Cluysenaar een galerij met elf steekbogen die worden gedragen door arduinen zuilen en alle buitenmuren zijn voorzien van kantelen en schietgaten, verwijzend naar de historische gebouwen in de binnenstad.


De beide identieke hoektorentjes herbergden functies gekoppeld aan het aankomend verkeer ("Bureau de I'Octroi"  (links) en "Corps de Garde" (rechts)) en sluiten het stationsplein op de hoeken visueel af.
Ze zijn één travee breed en één travee diep, tellen één bouwlaag en lopen uit op kantelen. 
Elke zijde bevat een segmentboogvormige deur of raam gevat in een dubbele steekboognis. De binnenste nis heeft een druiplijst die de nisvorm volgt. Boven de muuropeningen bevindt zich een decoratieve rozet en er is een aflijnende bakstenen steekboogfries aanwezig onder de kantelen.

Eigen aan het type 'station de ville' waartoe Aalst behoort, is dat de voorgevel op de stad gericht is en samen met beide torentjes een gevelwand vormt van het bijhorende plein en de omgevende straten (Denderstraat, Dendermondsesteenweg, Esplanadeplein, Esplanadestraat en Vaartstraat). 

Deze bouwvorm ging in tegen alle vroeger gekende stationsontwerpen die allen gericht waren op de spoorweg zelf (type 'chalet') in plaats van op de stad of het dorp. 

In 1890 tekende ingenieur-architect De Paepe enkele uitbreidingen op het bestaande gebouw. Van dit merkwaardig vergrotingsproject werden enkel de twee losstaande zijpaviljoenen en de luifel aan de perronzijde uitgevoerd. 

Er zijn later nog enkele wijzigingen gebeurd in 1906, 1925, 1950 en 1957, maar die hadden vooral betrekking tot het interieur en de gebouwuitrusting. 

In 1906-1907 werden aanpassingen gedaan in kader van de wereldtentoonstelling te Gent (1913).
Het tracé van de staatsspoorweg door de stad kwam daardoor op een kunstmatig verhoogde berm te liggen. Een excentrisch aangebrachte reizigerstunnel en fraaie schuine daken op kaaien (die ondertussen verdwenen zijn) waren bijkomende nieuwigheden.

In de vroege jaren '20 herstelde België zich van de 'Groote Oorlog'. 
Als sluitstuk van het omhoog brengen van het emplacement werd in 1925 op het eerste perron een nieuw seinhuis (rechts op de foto) gebouwd. 


In het stationsgebouw zelf bevond zich de vestibule met loketten in het midden. Links hiervan waren de lokalen voor de afhandeling van het goederenvervoer gevestigd en rechts hiervan lagen onder andere twee wachtzalen. De verdieping boven de loketten was ingericht als woning voor de stationschef met zijn gezin. Onder de arcaden stond weer een kranten- en tijdschriftenstalletje.

De opkomst van de auto's, de autobussen en de vrachtwagens in de jaren twintig en dertig bracht een enorme verandering in het vervoer teweeg. 
Het schip, de trein en de tram namen niet langer het grootste deel van het reizigers- en goederenvervoer voor hun rekening. Zij moesten een steeds groter deel van hun tonnage aan de nieuwkomers afstaan. Het Statieplein in elke stad werd niet langer uitsluitend voorbehouden aan de tram, het rijtuig, de fietser of de voetganger. In de loop van de jaren dertig stonden er immers volop autobussen te wachten op klanten en ook de privéauto's begonnen aan een serieuze opmars.

In de jaren ’70 werd de spoorwegberm naast de toenmalige autobushaltes vernieuwd. Hier een foto uit 1976 waar de vernieuwde spoorwegberm te zien is. 


Het is ook sedert de jaren '70 dat het station mooi versierd wordt in de carnavalsperiode ... 


... en dat Sint Maarten en Zwarte Piet met de trein naar Aalst kwamen. 
Hier een fotootje op het perron van het station te Aalst. Rechts van Sint-Maarten staat burgemeester Marcel De Bisschop.


In 1975 was het stationsgebouw "versleten" verklaard en op 26 augustus 1975 werd zelfs een slopingsaanvraag ingediend. Verschillende instanties en verenigingen drongen er, wegens het unieke (historisch) karakter, echter op aan om tenminste het buitengedeelte te bewaren. 
En dat gebeurde ook. 

Een Koninklijk Besluit van 19 juni 1978 zorgde voor de bescherming van het oude stationsgebouw en de omgeving. 
Er werden aan de lopende band kleine reparaties uitgevoerd, maar uiteindelijk liep men eigenlijk steeds achter de feiten. Men kwam repareren wat kapot was, maar men deed weinig preventiefs zodat er binnen de kortste keren opnieuw iets kapot was.
Jarenlang ‘boerde’ men zo voort … tot in de ‘nineties’

Vanaf 17 september 1990 werd het stationsgebouw toch afgebroken, maar de duidelijke afspraak was dat hierbij niet aan de buitengevels of de toren geraakt zou worden.   
Ook de aan de buitengevel bevestigde gedenkplaat voor de slachtoffers van de spoorwegen van de Eerste Wereldoorlog bleef gelukkig gespaard van afbraak of schade.


Niet enkel de buitenkant, maar ook het interieur van het gebouw werd met respect voor het verleden ingrijpend gewijzigd. De buitenkrantenkiosk verdween en zou later een nieuw onderdak vinden links aan de onderdoorgang naar de perrons aan de fietsenstalling. 

Uiteindelijk werd het stationsgebouw officieel heropend op 27 maart 1993.

Het is het enige "Station de Ville" van Jean-Pierre Cluysenaar dat nog bestaat. De stations van Ninove en Geraardsbergen werden volledig afgebroken om plaats te maken voor een gelijkvloerse nieuwbouw.

Naast het stationsgebouw zelf is ook de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stationsbuurt van de hand van Cluysenaar. 
Zo ontwierp hij een volledige nieuwe 19de-eeuwse stadswijk die de verbinding tussen station en eeuwenoude stadskern zou vormen. 
Drie straten verbinden, nu nog steeds, de Graanmarkt, het Esplanadeplein en het Bauwensplein met het station. Ze kruisen op het statieplein, net voor het station dat zo een soort van baken voor de stad vormt en een ideaal ontvangstgebouw en vertrekpunt voor de reiziger is.


De stationswijk werd een wijk met een homogene bebouwing, die wel al snel bedreigd werd door weinig inspirerende nieuwbouw. 
Het Esplanade, het Bauwensplein, de Stationsstraat en de Albert Liénartstraat zijn daar goede (maar jammere) voorbeelden van. 
In de buurt ontstond er een concentratie van vrije beroepen en op het Stationsplein zelf rezen de Horecabedrijven als paddenstoelen uit de grond. 

Het Statieplein is net buiten de laatmiddeleeuwse stadsomwalling gelegen, op een plaats waar de oudste bidplaats van Aalst wordt gesitueerd (8ste eeuw, Ursmaruskapel). 
Het archeologisch onderzoek op het Statieplein leverde echter geen bijkomende gegevens op over de toenmalige stadsomwalling die op deze plaats liep of de Sint-Ursmaruskapel en het latere klooster. Wel kon worden vastgesteld dat er zich op deze plaats een steilrand van de Dender bevond, die gedempt raakte. Bij de aanleg van het Statieplein in de 19de eeuw werd dit terrein opgehoogd. 

Het ontbreken van archeologische sporen die mogelijk verband houden met de vroegmiddeleeuwse kapel of het vol middeleeuwse klooster doen het vermoeden rijzen dat de oudste bidplaats van de stad niet ter hoogte van het Statieplein te situeren is. Dit gegeven, gecombineerd met de historische kaarten en de resultaten van het onderzoek in de Albert Liénartstraat, lijken er eerder op te wijzen dat deze bidplaats zich ter hoogte van het midden van de Albert Liénartstraat bevond. 

Eind 2006 vond voor de eerste maal een archeologisch onderzoek plaats in de buurt van het tracé van de tweede, laatmiddeleeuwse, stadsomwalling. In de Albert Liénartstraat kon in de meest zuidelijke sleuf de buitenrand van de gracht van deze omwalling geregistreerd worden. De rest van het onderzoek, naar het statieplein toe, voerde men dus eigenlijk buiten de stadsomwalling. In de meest noordelijke sleuf van het onderzoek, het dichtst bij het stationsplein, werd de binnenrand van de latere, 16de-eeuwse bastionsgracht aangetroffen. 

Naast belangrijke informatie in verband met de laatmiddeleeuwse stadsomwalling en deze gracht, bood het onderzoek in de Albert Liénartstraat tevens de mogelijkheid om de iconografische en geschreven bronnen te toetsen op hun betrouwbaarheid. 
In de as van de Albert Liénartstraat wordt immers de oudste bidplaats van de stad gesitueerd. Deze Sint-Ursmaruskapel zou in de 8ste eeuw opgericht zijn op gronden van de abdij van Lobbes en uitgroeien tot een Benedictijnenklooster. 
Volgens de zeer beperkte historische bronnen werd het kloosterdomein in de loop der eeuwen 
verschillende malen verwoest. 

Nog uit de historische bronnen is eveneens geweten dat deze zone vanaf de late middeleeuwen de functie van pestkerkhof vervulde, waarbij er tot in het begin van de 19de eeuw begraven wordt. Enkele aangetroffen begravingen lijken het bestaan van dit kerkhof dan ook te bevestigen. 
Tenslotte werd tijdens dit onderzoek ook een Romeinse greppel aangetroffen, vermoedelijk daterend uit de 2de of 3de eeuw. 

Eind 2001 beslisten enkele autoriteiten om de handen in elkaar te slaan om de Aalsterse stationsomgeving te verfraaien.

Op 21 juni 2002 werd dat geconcretiseerd en werd er een overeenkomst getekend tussen de stad Aalst, de NMBS, De Lijn, Euro Immo Star, de Post en NV Amylum omtrent de strategische stedenbouwkundige studie ‘Aalst StationsOmgeving Aalst’ (ASO) (Gemeenteraad 23 mei 2002).

Het project vormde een onderdeel van het grotere stadsproject ‘Filatures & Urban Fabric(s)’, beter bekend als het ‘Masterplan stationsomgeving Aalst’ en wou eigenlijk als een soort schakel werken voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in de Denderomgeving doorheen het stadscentrum van Aalst. 
Een algemene doelstelling was de realisatie van een soort ‘waterfront’, waarbij de Dender terug een volwaardig onderdeel zou worden van het stedelijke leven. 

Voor de stationsomgeving zelf gold dat alles goed functionerend en veilig moest zijn met een hoogwaardige dienstverlening voor alle gebruikers. 

Het station van Aalst is het enige bewaarde station dat in zijn exterieur (hoofdgebouw en twee torenvormige bijgebouwen) de visie van Cluysenaar omtrent spoorarchitectuur, zijn functies en uitstraling, in stedelijke context zichtbaar maakt.
De stations van Ninove en Geraardsbergen werden volledig afgebroken om plaats te maken voor een gelijkvloerse nieuwbouw.

2013  : Wie Aalst binnenkomt met de trein en het station uit stapt, wordt sedert eind 2013 niet meer geconfronteerd met een verloederd en verouderd Statieplein, maar ziet een moderne ruimte met een fontein, terrasjes en ook gezelligheid (althans dat is de bedoeling). 
Langsheen de verkeerszone aan het einde van de Stationsstraat en tevens in perspectief ervan zijn lage fonteinen verwerkt. Als bakens schermen ze visueel het middendeel van het plein af, terwijl langs beide dwarse zijden een reeks zitbanken is geplaatst.


Voor het middendeel, de verkeersvrije zone als een pleingroot natuurstenen tapijt, is een unieke tegel van een Amsterdamse vormgeefster gebruikt. 
De heraanleg van het plein en de omliggende straten (Stationsstraat, Majoor Claessensstraat en Cumontstraat) had een kostenplaatje van ongeveer 2,5 miljoen Euro, waarvan de stad 70 % op zich nam. De NMBS-Holding paste de resterende 30% bij. 

"Het drukke verkeersplein van vroeger, waar bussen halt hielden en chaotisch autoverkeer het voor de voetganger onveilig maakten, zal vervangen worden door een plein dat ruimte biedt aan de toerist, schoolgaande jeugd en pendelaar", legde Ann Van de Steen, schepen van Openbare Werken uit. 

De parkeerplaatsen op het plein verdwenen, maar de auto werd niet volledig geweerd. Er kwam een 'kiss-and-ride-zone', waarbij tijdelijk af- en aanrijden naar het station mogelijk blijft. Taxi's en de belbus kregen een vaste staanplaats. 

Het stadsbestuur stelde ook de zogenaamde 'Dirk Martens-tegel' voor die Statieplein zal bedekken. De tegel werd ontworpen door de Nederlandse Baukje Trenning. 
Het patroon van de tegel wordt gevormd door lettervormen die geïnspireerd zijn op een lettertype uit 15de eeuw, de tijd van Dirk Martens. 
De twee tegelformaten in Chinese hardsteen werden ook in China gemaakt en zijn 40 bij 90 cm en 50 bij 90 cm groot. Op het plein liggen 2.800 van die Chinese tegels. Die kostten in totaal 250.000 euro. 

Op de roestvrije stalen banden die als 'sporen' in het plein zijn aangebracht, staat 'Aalst' dat je eigenlijk ook kan doorlezen als 'Staal' (AALSTAALSTAALST...), een verwijzing naar de 'sporen' die enkele tientallen meters verderop liggen, en een knipoog naar de vroegere benaming van de spoorlijn als 'ijzeren weg'.


De sporen werden als lijnen in het plein aangebracht en verbinden de rand met het midden en omgekeerd. 

Aan het busstation werd op 26 februari 2013 ook het kunstwerk onthuld dat aan de keermuur hangt. De Zwitserse artieste Maya Roos ontwierp een 28 meter lang kunstwerk dat 'Portret door een speed disk: over Louis Paul Boon' heet. 


Alle informatie die ze kon vinden over Louis Paul Boon sloeg ze op op een 'speed disk' en met de gekleurde lijnen van die harde schijf maakte ze kunst. 

Wie pendelt of woont in de stationsomgeving moest nog even doorbijten, het einde van de werken is in zicht. 
"Ik wil mij verontschuldigen voor het ongemak - de vuile voeten - waar de mensen van de omliggende straten en meer bepaald in de Stationsstraat moesten mee leven", zei burgemeester Christoph D'Haese. "Excuses voor het verdwijnen van de frituur op het plein maar de stad moet vooruit. De horeca krijgt een plaats waar weer evenementen kunnen plaatsvinden. Als het plein eind dit jaar af is, heb ik al een titel voor mijn speech: 'Wij hebben het charmantste stationsplein van het land'", aldus de burgervader. 

En dan … ‘torentjes met een verhaal’ 

Aan elke zijde van het stationsgebouw stond een 'huisje'. Het op de onderstaande ansichtkaart (uit circa 1910) zichtbare gebouwtje (rechts) was bedoeld als 'Corps de Garde' (wachthuis voor politie). Links stond ook een 'huisje' als 'Bureau de l'Octroi'. Hier zetelde een 'octrooigaarder' voor het heffen van stedelijke belastingen op de invoer van bepaalde goederen. Bij de bouw in 1853-1856 lag het stationscomplex immers nog binnen de stadsmuren (intra muros). 


Bij aanvang van het nieuwe millennium kwamen er dus plannen voor vernieuwing van de stationsbuurt. Bij de inkrimping en enkele jaren later de volledige opheffing van de bescherming als stadszicht, bleek dat de twee vrijstaande stationstorentjes niet langer beschermd waren. 
Waarom ze in 1978 niet meteen als monument beschermd werden is onduidelijk. Ten einde het oorspronkelijke ontwerp van dit ’station de ville’ van Cluysenaar te bestendigen werden de torentjes in januari 2014 per ministerieel besluit alsnog beschermd als monument.

De twee vrijstaande torentjes van het Aalsterse station zijn dus sedert februari 2014 definitief beschermd als monument. Het Aalsterse stadsbestuur nam kennis van het ministerieel besluit van Vlaams minister Geert Bourgeois. 
Schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire was (en is) tevreden want “Het hoofdgebouw was al sinds 1978 beschermd. Om één of andere reden waren de twee losstaande torentjes indertijd buiten de procedure gevallen. 
Dat is dus nu rechtgezet. 
De bescherming wordt verantwoord door de bouwhistorische en artistieke waarde. Er zijn in onze regio geen gelijkaardige stationsgebouwen meer. Het station van Aalst dateert uit het midden van de 19de eeuw. Architect Jean-Pierre Cluysenaar was de huisarchitect van de spoorlijn ‘Dender en Waas’. 
Hij maakte van het station van Aalst zijn visitekaartje"

In 2015 werden grote kosten gedaan door de aankoop van enkele bloempotten 'van grote orde' waarmee een eind moest komen aan de veel te grijze oppervlakte die liet uitschijnen van geen groen te houden. Al deze misvattingen werden hiermede dan ook onmiddellijk de kop ingedrukt, en men koos voor twee felle kleuren, namelijk felgroen en dieprood. 


2017
... Er was reeds enkele tijd wat beroering in de stad, gezien 'de pompiers' van de carnavalisten moesten vechten voor hun plaatsje. 
De 'buitenmaatse muziekinstallaties' hadden te maken met beperkingen langs alle kanten en de Aalsterse carnavalist was uiteraard niet blij. 
Burgemeester D'Haese riep de verantwoordelijken bij mekaar en samen maakten ze goeie afspraken omtrent een akkoord dat voor iedereen haalbaar zou moeten zijn. 

Er werd overeengekomen dat 'de pompiers' op carnavalsdinsdag (dag van de voil Janetten) tussen 14 en 20 ambiance zouden mogen brengen op het stationsplein. Daarna zouden ze in de Stationstraat mogen blijven staan, in stilte weliswaar, tot woensdagmorgen 6 uur.
Zo mocht carnavalvierend Aalst dus 8 groepen op de Markt plaatsen, 12 op het Vredeplein en nu ook nog eens 8 op het Statieplein. 
De pompiers moeten wel serieel verbonden zijn (en spelen dus allemaal dezelfde muziek). Geen kakafonie van klanken dus, maar één groots muziekfestival.
Het idee sloeg aan, en de Voil Janetten maken dus sedert dan hun opwachting op de Grote Markt onder het gebons van de boxen van de 'Pompiers'. 
Natuurlijk leidde dat niet echt tot een vlotter verloop van de stoet, want vele stoetgangers stoppen even bij de vrienden aan de pompiers, of aan de cafés op het Statieplein. 
Van aan het stationsplein tot het eind krijgen we dus eigenlijk jammer genoeg een beetje een 'uitgerafelde' versie van de stoet te zien.

In het station van Aalst werd op 7 oktober 2019 de nieuwe onderdoorgang onder de perrons officieel geopend. Naast trappen zijn daarin ook liften geïnstalleerd, één naar elk perron, zodat ook de minder mobiele reizigers of reizigers met zware bagage of met een kinderwagen eenvoudig naar de perrons kunnen. 


Met het openen van de nieuwe onderdoorgang zetten de stad Aalst, NMBS, Infrabel en De Lijn een grote stap vooruit in het project om van het station van Aalst een meer toegankelijk en intermodaal vervoersknooppunt te maken.
Elke week nemen gemiddeld meer dan 37.000 reizigers de trein in het station van Aalst. 
Dankzij deze nieuwe onderdoorgang werd dat voor hen meteen een stuk comfortabeler. De tunnel is immers tien meter breed en heeft een trap en een lift naar elk perron. Dat zorgde ervoor dat het station van Aalst volledig toegankelijk werd. De perrons werden reeds verhoogd zodat ze aangepast waren aan de opstaphoogte van de nieuwe treinen en reizigers veel eenvoudiger in en uit de trein kunnen stappen.
Alle perrons werden ook uitgerust met noppentegels om de veiligheid voor slechtzienden te verhogen.

Eén wand van de onderdoorgang heeft een kunstinvulling gekregen, gemaakt door Christoph Fink. Met zijn kunstwerk, dat werd ingebakken in de keramische tegels, maakt hij de link tussen Aalst en de rest van de wereld.

De kunstenaar kreeg de opdracht om een kunstmuur te maken voor de nieuwe tunnel.
Hij maakte een portret van de Stille Oceaan. Het werk is 53 meter lang op 3,60 meter hoog, en werd gemaakt op bijna 5000 keramische tegels. In het midden van het werk bevindt zich een grote witte cirkel met een symbolische betekenis. 
Als je de wand waar de tekening op staat op de grond zou leggen, en je zou op die cirkel in het midden gaan staan, dan verkrijg je een 360 graden panoramisch zicht op de Stille Oceaan


Alle eilanden staan erop, alsook alle kernproeven die daar gebeurd zijn. Logisch, want die zijn natuurlijk onlosmakelijk verbonden met de oceaan.
Echter ook alle spoorlijnen komen op het kunstwerk voor. Alle verbindingslijnen met de oceaan zijn erop getekend, zoals bijvoorbeeld de Transsiberische Express, maar ook alle spoorlijnen binnen België die verbonden zijn met Aalst zijn terug te vinden in het werk.

De nieuwe onderdoorgang maakt deel uit van een groter masterplan, dat van het station van Aalst een intermodaal vervoersknooppunt moet maken waar de reizigers eenvoudig en snel kunnen overstappen van het ene vervoersmiddel op het andere.

Het station van Aalst wordt bediend door drie S- en twee IC-verbindingen in beide richtingen (S10 Aalst-Dendermonde, S4 Aalst-Vilvoorde, S6 Aalst-Schaarbeek, IC Hasselt-Tongeren en de IC Landen – Gent-Sint-Pieters die via Brussels Airport Zaventem rijdt). Dit aanbod wordt tijdens de piekperiode aangevuld met een aantal piekuurtreinen.
Aan de achterkant van het station, waar ook het nieuwe Denderplein zal worden aangelegd, werd toen al volop gewerkt aan een nieuw parkeergebouw, een overdekte fietsenparking en het Galleria-kantoorgebouw. 

Infrabel herstelde de keermuur (erkend als onroerend erfgoed) ter hoogte van de nieuwe onderdoorgang in zijn oorspronkelijke toestand.

In 2020 was er even commotie over het stationsplein. Omwille van de Covid-19 pandemie waren alle Horecazaken gesloten.  Nu de cafés en de bijhorende terrassen aan het station van Aalst dicht waren, kwamen de vaste caféklanten samen op de zitbanken aan het plein. 
Hun pinten kopen ze voor amper 1 euro in het 'nacht'winkeltje op de hoek en, vooral bij goed weer, houden ze mekaar gezelschap, soms tot in de late uurtjes. 
“In bubbels van vier”, zo beloofden ze  (later werden dat bubbels van 10, nog een beetje later opnieuw van 4). 
Dat was echter niet naar de zin van iedereen. “Het is complete chaos op het Statieplein”, zei gemeenteraadslid Ann Van de Steen. Een niet te ontkennen vaststelling, maar ja, wat kan je eraan doen? Het plein is openbaar en iedereen kan er dus iets eten of drinken ... 

In september van datzelfde jaar trokken enkele buurtbewoners van het Statieplein trouwens aan de alarmbel: de verkeerssituatie zou er echt levensgevaarlijk zijn. 
Elke dag is er een komen en gaan van honderden scholieren en pendelaars ... 
Er rijden bussen, taxi’s, mensen worden met de auto afgezet aan het station, scholieren komen toe via bus en trein en daartussen rijden fietsers van en naar hun bestemming. 
Er is geen enkel zebrapad (!!) en auto’s mogen er 50 km/u rijden. Daarnaast is er ’s avonds ook nog overlast van straatracers.

Ondertussen is er een zone 30 ingevoerd in de Stationsbuurt, maar een zebrapad is nog steeds niet terug te vinden.
Anderzijds, tja ...   Wie zou er over stappen ? En wie zou er rekening mee houden ? 
Het plein is al sinds jaar en dag een mierennest van overstekende mensen en eigenlijk zou men het op de één of andere manier volledig verkeersvrij moeten kunnen maken ...

De werken gingen goed vooruit en de treinreizigers konden vanaf zaterdag 27 februari 2021 dan ook hun fiets of auto parkeren in de nieuwe fietsparking en het nieuwe parkeergebouw aan de achterkant van het station. 


Deze parkings zijn volledig overdekt, beveiligd en makkelijk te bereiken voor wie van of naar het station komt. Met de nieuwe fietsparking en het parkeergebouw wil de NMBS het de reizigers comfortabeler maken om hun fiets of auto te parkeren in de nabijheid van het station en van daar over te schakelen naar de trein.

Het ontwikkelings- en bouwconsortium PSR -Jan De Nul Group & BesixRED-Besix werkte ruim anderhalf jaar aan de realisatie van deze nieuwe infrastructuur. 
Ook deze beide parkings maken trouwens deel uit van het masterplan  dat het station van Aalst al enkele jaren aan het uitbouwen is.

De nieuwe fietsparking is volledig overdekt en biedt plaats voor 700 fietsen. Naast gewone fietsen kunnen er ook buitenmaatse fietsen worden gestald. 
Een 200-tal plaatsen bevindt zich in een volledig afgesloten gedeelte, dat enkel toegankelijk is voor reizigers met een MOBIB-kaart.
De parking is in eerste instantie enkel bereikbaar via de nieuwe onderdoorgang op het Statieplein. Wanneer het nieuwe Denderplein en de fietsbrug over de Dender ook afgewerkt zullen zijn, zal de fietsparking ook vanaf de achterkant van het station toegankelijk worden. 
Het dak van de parking zal deel uitmaken van het project 'Kunst op de Helling', gerealiseerd in opdracht van de stad Aalst. Het wordt publiek toegankelijk en zal zo een verbinding vormen tussen de nog te bouwen fietsbrug en het Denderplein.

Dankzij de nieuwe fietsparking stijgt het aantal fietsparkeerplaatsen aan het station van Aalst tot zo’n 1.600. In de reeds bestaande parking, in de Majoor Charles Claserstraat aan de voorkant van het station, is plaats voor bijna 900 fietsen. De tijdelijke fietsenstalling aan de achterkant van het station, die er was tijdens de werken, verdween reeds aan het eind van februari.

Ook voor wie met de wagen naar het station kwam, was er een grote verandering. Zij konden vanaf zaterdag 27 februari 2021 hun wagen parkeren in het nieuwe overdekte parkeergebouw
Verspreid over zes verdiepingen zijn er daar maar liefst 900 parkeerplaatsen.

Het nieuwe parkeergebouw zal in afwachting van de aanleg van de Nieuwe Tragelweg in opdracht van de stad Aalst enkel te bereiken zijn via een tijdelijke doorsteek op de Tragel, ter hoogte van de voormalige site van BPost. 
De reizigers kunnen via een tijdelijke toegang op perron 7 van en naar het parkeergebouw wandelen. Deze tijdelijke toegang bevindt zich op de tweede verdieping van het parkeergebouw. Na de aanleg en afwerking van de Denderboulevard zullen de reizigers de parking kunnen betreden via de hoofdingang op het gelijkvloers.

Ook aan het Galleria-kantoorgebouw werd alles ondertussen afgewerkt. 
Dit gebouw ligt tussen het parkeergebouw en de fietsparking. Vanaf midden 2021 werd de eerste verdieping de nieuwe thuisbasis voor de treinbestuurders en treinbegeleiders van de NMBS in de regio. 
Het gelijkvloers krijgt op termijn één of meerdere commerciële ruimtes.

Deze vernieuwing maakten deel uit van het ruimere strategische project ‘De Kaaien’. De plannen voor een verdere opwaardering van de vrijgekomen terreinen van de oude pendelparking zijn in volle voorbereiding.
Een verkavelingsvergunning werd in november 2020 ingediend, en het is de bedoeling dat met dit stadsvernieuwingsproject wonen, werken, winkelen en ontspannen elkaar zullen ontmoeten rond een levendige nieuwe boulevard en een nieuw aangelegd Denderplein.

Door sterk te investeren in dit gebied, zal dit stadsdeel met haar Denderoevers worden opgewaardeerd en zal een jarenlange onderbenutte plek opnieuw actief deel uitmaken van het stadsweefsel.

Het oude busstation bevond zich op het voorgelegen Statieplein. 


Het nieuwe station ligt vlak naast het stationsgebouw in de Dokter André Sierensstraat. 
Ook daar lagen vroeger enkele perrons, zij het helemaal anders geschikt als nu. 


Er zijn tegenwoordig 3 grote perrons; de bussen vertrekken er met een doorrijsysteem. Er rijden bussen naar verschillende omliggende steden.


Wat nu nog steeds een doorn in het oog is van eigenlijk iedereen, is de criminaliteit in de buurt. Zoals elke stationsbuurt heeft ook Aalst af te rekenen met enkele bendes die er afspreken om mekaar of onschuldige passanten het leven zuur te maken. 
De politie is al enkele keren massaal ter plaatse gekomen om confrontaties in de kiem te proberen smoren. 

"Aan alle tuig dat onze straten onveilig wil maken zal, indien dat nodig blijkt, krachtig het signaal worden gegeven dat wij geen enkele vorm van geweld of semicrimineel gedrag zullen tolereren op het grondgebied van de stad Aalst", maakte de burgemeester zich sterk in februari 2021, maar jammer genoeg heeft hij 'justitie' niet altijd aan zijn zijde. 
Hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn, meer dan 'paske overschrijven' kunnen de agenten tegenwoordig niet meer doen, anders worden ze al snel beticht van 'geweldpleging' … 
Jammer maar zo is het nu eenmaal.   Hopen op 'het gezond verstand' van de medemens zeker ? …

Station Aalst kort samengevat

Opening 9 juni 1853 
Telegrafische code FLS 
Aantal sporen 7 
Aantal perrons 4 (3 eilandperrons) 
Lijn(en) 50 – 82


Bronnen 

belgianrail.be
Chemin de fer de Dendre-et-Waes (d'Ath à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand par Alost - Bâtiments des stations et maisons de garde par J.- P. Cluysenaar, Brussel : B. Van Der Kolk, Editeur, 1860
nmbs.prezly.com
jandenul.com
radio2.be 7/10/2019
aalstnieuws 19/02/2014 
belgiumview.com
bouwkroniek.be
ovam.be
persregiodender.be 6/6/2015
palmbout.nl
ansichtkaarten verzameling S. De Schuiteneer, spoorwegknooppuntfgra.be
Ansichtkaart uit circa 1914, collectie Steven De Schuiteneer, Geraardsbergen 
foto aankomst Sint Maarten via MadeInAalst
automaticspraying.be
tradesofwar.nl
foto 1914 gepantserde trein via MadeInAalst
Postkaart groeten uit Aalst 1914 via MadeInAalst
foto 1925 Dender en spoorwegbrug via MadeInAalst
foto 1955 inhuldiging electrische lijn via MadeInAalst
foto 1955 opgehoogd viaduct via MadeInAalst
foto Carnavalsversiering jaren ’70 via MadeInAalst
foto Stationsplein via MadeInAalst
foto fietsparking ©NMBS/Stijn Van Schuerbeek 
foto's station/plein : eigen foto's
Stationsarchitectuur in Belgie, deel 1, 1835-1914 (Turnhout 2002) , Hugo De Bot
foto bloempotten goeiedag.be 5/6/2015
De Denderbode 17/03/1904
complexestadsprojecten.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
NMBS Mobility

dinsdag 23 maart 2021

De Pieter van Aelst gaanderij - Pieter van Edingen / van Aelst

De Passage Pieter van Aelst … iedereen kent wel de doorsteek Kattestraat – Nieuwstraat waar men tegenwoordig vele winkels kan terugvinden …


Het was in 1989 dat beslist werd dat het terrein dat grensde aan de Kattestraat en aan de Ridderstraat, verbonden zou worden met de Nieuwstraat.   
Er werden grootse plannen gesmeed … 
Er zou een parkeertoren komen, alsook een winkelstraat met een totale winkellengte van 250 à 300 lopende meter. 
Men zei in eerste instantie wel dat het zeker geen gaanderij zou worden, daar had Aalst immers al minder prettige ervaringen door meegemaakt.  

Op dit voorstel werd heel positief gereageerd vanuit de middenstand, want onder andere een dichtbijgelegen parking zou een ideale kans zijn om het ondertussen gedeeltelijk verkeersarm en verkeersvrij gemaakte centrum gemakkelijk te kunnen bereiken.  
Ook de ondertussen geplande bouw van een ondergrondse parking op de Hopmarkt zou een ideale oplossing zijn voor het dichtslibbende verkeer in onze stad.

Positieve klanken dus, maar daar waar positieve reacties zijn, zijn er ook negatieve natuurlijk, en die ontsproten vooral uit de gedachte dat dit op verkeerstechnisch gebied allemaal niet okay zou zijn. 
Er waren in de Ridderstraat nog maar pas nieuwe woonblokken gecreëerd en de nabijheid van de Kattestraat werd ook al als een doorn in het oog gezien voor het Parkingverkeer.

In 1992 lag het zogenoemde ‘REWA’-project zelfs even stil omdat de werkgroep Stadsherwaardering een proces had aangespannen bij de Raad van State.  
Zij verzetten zich hevig tegen de plannen voor de bouw van een parkeertoren. 

De Kattestraat werd in 1993 verkeersarm gemaakt en werd een winkelstraat … heel leuk idee en plezant voor de mensen … ware het niet de de Ridderstraat nog steeds de winkelstraat kruist en er dus toch nog altijd moet gelet worden op voorbijrazende auto’s. 
Daarom werd de rijrichting omgedraaid om de drukte wat te vermijden. Vanaf dan werd er dus richting Vredeplein gereden en niet omgekeerd. Ook werden er verkeersdrempels geplaatst om de snelheden wat te laten zakken.
In 1998 werd de rijrichting in de Ridderstraat dan opnieuw omgedraaid. De kruising bleef en blijft echter wel voortbestaan.

Het plan van de parkeertoren op de hoek met de Kattestraat werd afgeblazen maar er kwam wel een parking in de Ridderstraat. Deze 'Parking Indigo' telt 77 parkeerplaatsen en is 24/24 – 7/7 geopend.

Ah ja, en … het ging zeker geen gaanderij worden, maar vanuit de Nieuwstraat kan je dus zo de ‘Passage Pieter van Aelst’ inwandelen, een … euh … winkelgaanderij die deze straat rechtstreeks verbindt met de Ridderstraat / Kattestraat.


Maar die Pieter van Aelst … wie was dat nu eigenlijk ?

Eigenlijk moet ik beginnen met te vertellen dat er meerdere mensen waren die de naam ‘Pieter van Aelst’ kregen. 
Zo was er ‘Pieter Coecke van Aelst’, architect, beeldhouwer en schilder die leefde tussen 1502 en 1550. 
En er was ook Pieter van Edingen, een tapijtwever die leefde tussen 1450 en 1522 … en over deze Pieter gaat het hier. 
Ook zijn zoon Pieter van Edingen II (1509-1555) kreeg trouwens de naam ‘Pieter van Aelst’ met zich mee. 

Pieter van Aelst dus, ook wel Pieter van Edingen genoemd, werd in 1450 geboren te Waterlos (een wijk in Lede) en overleed in Brussel in 1522. 

Hoewel dus niet van Aalst zelf, was hij wel afkomstig uit ‘het Land van Aalst’ en zijn opleiding tot wever, zijn huwelijk met Barbele Boenin en de geboorte van zijn zonen Pieter en Joannes gebeurden wel allemaal in Aalst zelf. 
Dochter Catherine is daarna geboren in Brussel.

Hij verhuisde en vanaf 1492 vinden we hem terug op de lijst van de Brusselse poorters
Als poorter had je in de Middeleeuwen het recht om binnen de muren van een stad te wonen. In die tijd moest je daar trouwens nog speciale rechten voor krijgen. 

In Brussel bouwde hij langzamerhand naam en faam op als tapijtwever en in 1501 kocht hij een huis, ‘de poirte van Axele’, in de Stoute Craenstraete (tegenwoordig de Kolenmarkt), een groot gebouw met aanpalende panden en tuinen waar hij zijn steeds maar groter wordende atelier inrichtte.

Na de plotse dood van Pierre de Warenghien werd hij op 8 juli 1502 in Toledo benoemd tot ‘Valet de chambre et tappisier du roy’ van Filips de Schone en later van keizer Karel V. 

Het valt trouwens op dat bij bezoekjes aan een kleine dorpjes in het Spaanse hoogland, vaak één of meerdere Vlaamse kunstwerken terug te vinden zijn in de plaatselijke parochiekerken. 
Het gaat dan vaak over een voorstelling van Maria met het kindje Jezus of een kruisiging. 

Het is inderdaad niet weg te steken dat Belgische kunstenaars ‘hot’ waren in Spanje. 
Werken van de Brugse Primitieven, albasten uit het Mechelse, houtsnijwerk uit Antwerpen, … het is er allemaal terug te vinden en ook onze beroemde wandtapijten waren ons exportproduct bij uitstek. 

De monumentale 'Catálogo de tapices del Patrimonio' (Madrid, 1986) telt voor de zestiende en zeventiende eeuw bijna 550 stuks wandtapijten waarvan meer dan 500 van Vlaamse makelij. 

Bij een bezoek aan één of ander Spaans kasteel, bijvoorbeeld de koninklijke verblijven in Madrid-centrum, Aranjuez, La Granja en el Escorial, lijken wel honderden meters muur met dergelijk 'behang' bekleed. 
Vooral Brusselse legwerkers leverden deze wandtapijten in grote getale, maar ook uit andere centra van de Zuidelijke Nederlanden lieten de Spanjaarden tijdens de 16e en 17e eeuw karrenvrachten van die mobiele fresco’s overbrengen.

Zo vinden we er bijvoorbeeld een devotietapijt (336 × 404 cm) van circa 1502 terug dat ‘De H. Mis van de H. Gregorius’ voorstelt en werd uitgevoerd door het Brusselse atelier Pieter van Edingen of Pieter van Aelst. Het werk werd aangekocht op 23 juli 1504 in Medina del Campo door koningin Isabella van Castilië. 
Tegenwoordig terug te vinden in Madrid, Koninklijke Verzameling

Ook ‘Het eiland van Fortuin’ behorende tot de serie ‘Los Honores’, werd geweven in het atelier van Pieter van Aelst tussen 1520 en 1525.
Dit bevindt zich nu in La Granja de S. Ildefonso, Tapijtenmuseum

Uiteraard waren wandtapijten bij uitstek als mobiele kunst vervaardigd en gemakkelijker te transporteren dan beschilderde panelen of gepolychromeerde retabels. 
In het Frans wordt een grote (open) verhuiswagen of goederenwagon trouwens een ‘tapissière’ genoemd.

De vorsten namen ze mee op militaire expedities zodat ze hun tenten wat konden verfraaien, edelen lieten ze van kasteel naar kasteel overbrengen om de koele muren van de kamers rondom gezelliger mee te maken en de bevolking haalde ze te voorschijn om de gevels te versieren bij één of andere blijde intrede. 
De straatwanden leken tijdens die intochten wel gemaakt te zijn uit bont gekleurde zijde en wol. 
Zo uitte 'onze'  Pieter in 1502 zijn verwondering over de ononderbroken rijen tapijten die langs de straten van Burgos waren opgehangen ter gelegenheid van de Blijde Intrede van Filips de Schone en Johanna van Castilië. 

Gezien hij 'Valet de chambre et tappisier du roy' was, en dus steeds ten dienste moest staan van de koning, verbleef hij dan ook lange tijd in Spanje. Tijdens zijn verblijf echter stierf koning Filips en werd koningin Johanna waanzinnig.

De testamentuitvoerder van de koning vroeg aan van Aelst om de koninklijke tapijten in veiligheid te brengen naar de Nederlanden (1506). 
Zonder medeweten van de koningin bracht hij de in Burgos verspreide werken bij mekaar en zorgde ervoor dat ze naar Valladolid vervoerd werden, van waaruit men ze dan verder zou verschepen. 
Toen dit echter aan het licht kwam, mocht hij eventjes gaan brommen in de gevangenis. Het zou nog twee jaar duren voor hij terug in Brussel opdook.

De Aalstenaar had het dus al van Aalst naar Brussel en Spanje geschopt, maar zijn bekendheid zou nog veel verder gaan. 

Zo verwierf hij ook bekendheid door een opdracht van paus Leo X in 1515.
Deze bestelde voor de Sixtijnse kapel de serie tapijten 'Handelingen der Apostelen' bij hem.

De tien werktekeningen voor deze tapijtreeks werden gemaakt door Rafaël, een Italiaans kunstschilder en architect uit de hoog renaissance die naast fresco’s en altaarstukken ook portretten maakte voor kerken, palazzo ’s en wandtapijten. 

Hier een detail uit dit werk ...


Een dergelijke werktekening, die gemaakt werd op ware grootte en eigenlijk diende als model voor het kunstwerk zelf, wordt in het vakjargon ook wel ‘karton’ genoemd. 
De naam ‘karton’ is afgeleid van het Italiaanse cartone (een grote carta). 
In het Middelnederlands sprak men ook wel van patroen en patroonwerckere (patroon - een schilderij dus eigenlijk dat diende als basis voor het latere weefwerk)

De kartons werden op ware grootte - meestal in kleur - onder het weefraam gelegd. 
Door de kettingdraden tijdens het werk iets op te lichten kon de wever het ontwerp zien.
Vlaamse wevers weefden bij voorkeur basse lisse (lage schering) ofwel op een horizontaal weefgetouw.

De techniek van het weven is oeroud en berust op een samenspel van ketting - en inslagdraden. De even en oneven reeksen van kettingdraden kunnen door middel van een voetpedaal omhoog en omlaag worden bewogen, waarbij de gekleurde inslagdraden met een bobijntje of flûte van links naar rechts worden ingeweven. Het zijn de gekleurde inslagdraden van wol, zijde, goud - of zilverdraad die de voorstelling opbouwen.


De ontwerpers leverden hun kartons altijd in spiegelbeeld, de wevers werken immers altijd aan de achterzijde van het wandtapijt, wat tijdens het werk natuurlijk een rommeltje was van afhangende gekleurde draden. 
Pas als het wandtapijt helemaal voltooid was, werd het van de weefstoel genomen en kon men de voorzijde zien.

Voor het spinnen van de wollen draden was alleen de fijnste schapenwol met zijn zijdeachtige glans goed genoeg. 
Het verven gebeurde met natuurlijke verfstoffen, die uit een groot aantal plantaardige en dierlijke stoffen werden geselecteerd. 
De namen van de verversdistel, ververseik, ververskamille en saffraankrokus bijvoorbeeld herinneren daar nog aan.

Miljoenen op moerbeibomen gekweekte rupsen leverden de zijde. Om glanzende metaaldraad te maken, moest een zijden draad omwonden worden met slechts 2 mm dun goud- of zilverlamellen. 
De edelmetalen geven een tapijt zijn gewicht en bepalen de prijs. 
Alleen al om de materialen was een wandtapijt dus veruit het kostbaarste bezit van het Vlaamse kunstpatrimonium.

Zeven van deze ‘kartons’ van Rafael zijn bewaard gebleven en bevinden zich nu in het Victoria and Albert Museum in Londen. 

De eigenlijke tapijten van de hand van Pieter van Aelst bevinden zich nog steeds in het Vaticaan en worden bij feestelijke gelegenheden in de Sixtijnse kapel opgehangen. 

Kopieën van deze tapijten vindt men ook nog terug in het Spaanse koninklijk paleis te Madrid en in musea in Parijs, Berlijn, Dresden en Wenen.

In 1520 bestelde Leo X nog een serie ‘Kinderspelen’ (Giuocchi di putti, 20 stuks) en 'Grotesken' (8 stuks). 't Moet dus wel zijn dat hij tevreden was met het werk van onze streekgenoot.

Pieter maakte ook nog een reeks ‘Taferelen uit het leven van Christus’, besteld door paus Clemens VII, die zich eveneens nog steeds in het Vaticaan bevinden (de zogenaamde Scuola Nuova).

Behalve pausen bestelden ook de grote vorsten uit zijn tijd werken bij hem.
Zo onder andere keizer Karel V, Frans I van Frankrijk en Hendrik VIII van Engeland.

Ook de zoon van Pieter van Edingen/Pieter van Aelst, werd ‘Pieter van Aelst’ genoemd.
Hij was actief in de periode 1509-1555, was dus eveneens tapijtmaker en werkte in het atelier van zijn vader. Geen van deze beide Pieters mag worden verward met hun tijdgenoot Pieter Coecke van Aelst.

De volgende tapijtreeksen zijn met zekerheid geweven onder toezicht van Pieter van Edingen (meestal volledig in zijn eigen atelier, maar soms ook gedeeltelijk in dat van Brusselse "onderaannemers"):

- De voetwassing - Passie van Christus
- Devotie van Onze-Lieve-Vrouw (6 stuks, geleverd in 1502)
- Handelingen van de apostelen (10 stuks)
- Leven van Christus (12 stuks)
- Grotesken of Triomfen van de Goden (8 stuks)
- Het Laatste Avondmaal (naar Leonardo da Vinci in opdracht van Frans I van Frankrijk)
- Legende van Onze-Lieve-Vrouw ter Zavel (4 stuks in opdracht van Frans van Tassis, ca. 1516)
- Geschiedenis van David en Bethsabe

- Kinderspelen (20 stuks)

De tapijten brengen activiteiten in beeld van naakte jongetjes met allerlei dieren. Deze zogenaamde 'kinderspelen' werden in de wandtapijtkunst van de Renaissance herhaaldelijk voorgesteld.
Deze serie werd in 1521 door de paus besteld, de ontwerpen waren van Tommaso Vincidor da Bologna, een leerling van Rafael. De hele achtergrond van de serie was geweven in gouddraad, zodat 80% van de prijs voor de aanmaak al gereserveerd was voor het gebruikte goud. 
Dit verklaart ook waarom de serie aan het einde van de 18e eeuw uit het Vaticaan verdween en wellicht verbrand werd om het goud te kunnen recupereren. 
Hoe de tapijten er uit zagen is nog gekend dank zij enkele bewaarde modeltekeningen van Vincidor, gravures en enkele heredities.
De naakte jongens ('puttini') speelden er met allerlei attributen die verwezen naar de heraldiek van de paus, met een doorlopende guirlande van bloemen en vruchten op de achtergrond. 
Hier een detail : 


- Los Honores (9 stuks)

Met haar monumentale oppervlakte van 420m² is 'Los Honores' een van de grootste en belangrijkste reeksen wandtapijten ter wereld. Ze werd in het Brusselse atelier van Pieter Van Aelst geweven ter gelegenheid van de keizerskroning van Karel V in 1520. Negen wandtapijten beelden de zonden uit die de jonge vorst moet vermijden en de deugden die hij moet nastreven om de hoogste beloning te ontvangen, onder andere 'Eerbaarheid', 'Roem', 'Adel', …. 
Hieronder een detail uit dit werk, genaamd 'fortuna' ...


Keizer Karel was zeer gehecht aan deze wandtapijten. Ze vergezelden hem op al zijn reizen. Tegenwoordig behoort 'Los Honores' trouwens nog steeds tot het Spaanse erfgoed. De reeks werd nog nooit eerder buiten Spanje in haar geheel tentoongesteld.

Het atelier voerde ook talrijke herstellingen uit aan bestaande tapijten uit de koninklijke collecties. In 1509 werd Pieter van Aelst de Jongere zelfs benoemd tot 'Restoupeur de la tapisserie du Roi' (= Koninklijk tapijtenrestaurateur).

Pieter Van Aelst stierf als een rijk man op 23 juli 1522 en werd begraven op het kerkhof van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavel. 

Dankzij zijn artistiek en organisatorisch talent was Brussel uitgegroeid tot het toonaangevende centrum van het Europese wandtapijt, een positie die de stad nog drie eeuwen lang zou behouden ... en dat allemaal door een streekgenoot uit ‘het land van Aalst’

Dat deze streekgenoot het dus ver geschopt heeft, mag zeker niet vergeten worden en men zocht dus een manier om deze naam ook in onze stad in ere te kunnen houden.
Het werd de 'Passage Pieter van Aelst'.

Na de beschadigingen van de gebouwen en de brand in de kapel grenzend aan de Kattestraat eind jaren '70 was de vraag om vernieuwing groot. 
Er kwam nog eventjes een parking, maar die maakte plaats voor de aangekondigde vernieuwing. 

De kapel mocht blijven en veranderde in een kledingwinkel, de vrijgekomen plaats, die eerst nog even fungeerde als parking, werd de ingang van de nieuwe gaanderij en ‘’t Maegelynpleintje’ werd zo als het ware de ‘inkomstpoort’ … 

Over de perikelen van dit bouwakkoord, de geschiedenis van de kapel, de ouderlingen- en de weeshuizen is HIER meer te lezen. 

Het Aalsterse stadsbestuur kende in april 2016 een bouwvergunning toe voor een grondige facelift van de Pieter Van Aelst gaanderij. 
Aalst kreeg daardoor een nieuwe gerenoveerde, moderne winkelgaanderij. 
Na twintig jaar werd er dus grondig werk gemaakt van een renovatie die voltooid werd tegen het einde van 2016.
Men wou tijdens de werken de infrastructuur een grondige upgrade geven en de rest van de gaanderij renoveren. Daarnaast werd het overdekte gedeelte met 20 meter uitgebreid. 


Ook het plein aan de kant van de Kattestraat werd heraangelegd.
Deze vernieuwing van de Pieter Van Aelst passage moest er voor zorgen dat een heropleving van de Aalsterse binnenstad werd verder gezet.

Het is in elk geval zo dat de gaanderij elke maand volgens een ander thema gedecoreerd wordt en ook bij speciale gelegenheden (Kerstperiode, Valentijn, Pasen, …) de overdekte straat in een prachtig en kleurrijk jasje wordt gestoken. 


Het jammere is dat er toch wel verloop was en is. Het is er eigenlijk een beetje een komen en gaan van zaken wat een echte klantenbinding natuurlijk niet mogelijk maakt.  Toch doet men al het mogelijke om het shoppen er zo aangenaam mogelijk te maken ...

In 2017 sleepte de winkelgaanderij de belangrijkste marketingprijs van Europa voor shoppingcenter in de wacht. Het ging om de fel begeerde ‘Social Marketing Awards’ die werd uitgereikt in Wenen. 
Het shoppingcenter, eigendom van AXA REIM Belgium maar in beheer van Groep Hugo Ceusters-SCMS, de grootste onafhankelijke beheerder van shoppingcenter in ons land, viel er samen met een twintigtal winkelcentra in de prijzen. 
Er waren meer dan 230 inzendingen uit 30 verschillende Europese landen en Zuid Afrika, maar het werd onze ‘kleinere’ winkelgaanderij die de prijs kreeg voor ‘creatieve oplossing tegen leegstand’.
Mede door de vele 'pop-up' winkels die komen en gaan, is er eigenlijk weinig constante leegstand en zijn de gebouwen altijd wel bezet.

Tijdens de carnavalsweken bevindt zich in de gaanderij trouwens ook de mobiele studio van Radio Goeiedag, die vanuit één van de gebouwen de live uitzendingen verzorgt.

Op 24 augustus 2020 was er heel wat beroering in de gaanderij. 
Er was heel wat commotie, iemand werd afgevoerd met een ambulance en een hele filmcrew stond er op te kijken.


Geen paniek, geen drama’s … er waren die dag opnames voor het feuilleton ‘Thuis’ en zij hadden als locatie de gaanderij gekozen. 

Dat de gaanderij de verbinding is tussen de Nieuwstraat en de Kattestraat weten we ondertussen al, rest dus nog ‘het pleintje’ achter de kapel te benoemen. 

Vroeger bevonden zich naast de Heilige Geestkapel links het Meisjeswezenhuis, het zogenaamde "Maegelyn" of ‘Maegdenhuis’ (sinds 1718) en rechts, het voormalige Heilige Geesthuis, dat werd wederopgericht als Oudevrouwenhuis in 1841. 

Het pleintje werd dan ook het ‘Maegelyn’-pleintje en werd meteen ook de eigenlijke 'ingang' van de gaanderij vanuit de Ridderstraat-Kattestaat.


Bronnen

Rijksmuseum : Pieter van Edingen
Britannica.com
Italiawiki.com
bouwkroniek.be
made-in.be
dbnl.org – jaargang 55 (2006)
genealogieonline.nl
Het Vlaamse wandtapijt van de 15de tot de 18de eeuw - Guy Delmarcel
Chipka juni 2017
theracoppens.nl – Vlaamse wandtapijten
retaildetail.be

vrijdag 19 maart 2021

Geel velt ajuin - Bosgeelster

Het was redelijk 'groot' nieuws op 18 maart 2021. In het natuurgebied Honegem werd een heel speciaal bloemetje waargenomen en dat leidde tot interesse van verschillende media. 
TV, Facebook, ... het stond allemaal vol van dit gele sterretje ... 


Wie dit bloempje in dit gebied wil gaan bekijken, kan dit gerust doen door het 'Natte Voetenpad' eens te wandelen. Meer daarover is HIER te vinden. 

Het gaat hier over de 'Gagea lutea' of 'bosgeelster', ook wel 'geel velt ajuin' genoemd. 
De 'Gagea' is vernoemd naar Thomas Gage (1781-1820), een Engelse botanicus. Lutea betekent geel.

In het Frans houdt men ook de naam Gage : Gagée des bois, 
In het Duits legt men de nadruk dan weer op de kleur en de stervorm : Gelber Gelbstern, 
En ook in het Engels zijn vorm en kleur belangrijk : Yellow star-of-bethlehem

Dit bijzonder mooie plantje uit de leliefamilie heeft zoals de naam misschien wel ergens zou kunnen doen vermoeden door de aanwezigheid van het woord 'ajuin', helemaal niets te maken met de Aalsterse Ajoinen. 

In Vlaanderen is de bosgeelster uiterst zeldzaam en staat dan ook op de beschermingslijst met een rode vermelding.  Het voorkomen is beperkt tot enkele beekvalleien, vooral in Oost-Vlaanderen. 
In West-Vlaanderen en Limburg zijn de weinige vindplaatsen ondertussen bedreigd of reeds verdwenen.

De grootste bekende, vrij stabiele, groeiplaatsen van Vlaanderen bevinden zich in onze eigen regio met name Aalst, Hofstade en Lede en we dragen dan ook een grote verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van dit mooie gele kleinood. 
 
Maar is dit bloempje nu echt zo zeldzaam? 
Ja en nee. 

Door de vroege en vaak vrij onopvallende bloei (van begin maart tot begin mei), wordt het plantje soms wat weggestoken door jonge brandnetelvegetaties. Deze schuilplaats leidt ertoe dat er mogelijks een onderschatting bestaat van de verspreiding. Tijdens een doorgedreven terreinonderzoek van enkele beekvalleien in het voorjaar slaagde men er zelfs in om enkele nieuwe vindplaatsen te ontdekken. 

Ze zijn er dus wel, maar het is wel zo dat op de meeste groeiplaatsen slechts weinig exemplaren tot bloei komen, wat het dan wel degelijk verheft tot de status 'zeldzaam'.

De bosgeelster werd al in 1792 in het Sasbosje tussen Aalst en Lede” (Honegem) ontdekt en beschreven door de botanist François Antoine Roucel
Zelfs toen was het al een unicum en was bekend onder de Vlaamse naam “geel velt ajuin”.

Van waar de naam 'ajuin' komt, wordt duidelijk op de onderstaande afbeelding uit een oud kruidenboek. 


Roucel werd geboren in Durlach (nu Karlsruhe) in 1736 maar was Franstalig doordat hij in Parijs gestudeerd had. 
Hij trouwde in 1773 in Aalst met Barbe-Louise Vander Haeghen en oefende er heel zijn lange leven het beroep van chirurgijn (heelmeester) uit. Hij stierf er in 1831.


De plant wordt 10-30 cm hoog en vormt één ronde, toegespitste bol waaruit de bloeistengel doorschiet met een vuurwerkje van twee tot zeven gele stervormige bloemen van 1,5 tot 2,5 cm groot. 
Het geelgroene, vanuit de grond opkomende blad is 5-10 mm breed. 
De kroonbladen zijn langwerpig met een stompe punt. Na de bloei rollen ze terug en verkleuren dofgroen.

De vrucht is een doosvrucht. Een doosvrucht (ook wel 'kapsel' genoemd) is een droge openspringende vrucht met meer dan één zaadje per vrucht.

Het zaad van de bosgeelster heeft een mierenbroodje en wordt dan ook door mieren verspreid.
Een mierenbroodje is eigenlijk een aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren. 
De officiële benaming 'elaiosoom' is afgeleid van het Griekse "elaion", dat olie betekent. 
Het mierenbroodje is een uitgroeisel van de zaadhuid.
 
De bosgeelster weet enkel te overleven in houtkanten, oeverwallen en bomenrijen waar een beetje beschutting is voor de druk van de intensieve landbouw. 
Indien er geen natuurlijke bescherming is, proberen natuurliefhebbers waar mogelijk steeds een haagje te voorzien rond het plantje om het beter te kunnen beschutten. Het is echter jammer genoeg wel zo dat door de nogal vrij agressieve manier waarop sommige beken ‘geruimd’ worden, het risico groot is dat dit bloempje wel eens mee de container ingaat. 

Het plantje overleeft het best op een matig vochtige, zwak zure, arme bodem in zon en schaduw. Gedijt op zandleem. 

Wie ze wil zien, moet vroeg in het jaar op pad want ze hoort bij de eerste voorjaarsbloeiers in maart. 
In en rond het natuurgebied Honegem groeien nog enkele mooie groepjes van de bosgeelster, maar vooraleer iedereen nu daarheen trekt om er een glimp van op te vangen : de meeste bloeien iets verder in de zone van de Molenbeek tussen Impe en Lede waar Natuurpunt in 2003 een beschermingsproject opstartte onder de toepasselijke naam Geelstervallei


Het hele jaar door is deze vallei vrij toegankelijk op de paden. Laarzen of stevige wandelschoenen zijn zeker nodig en honden zijn welkom, maar ze moeten wel aan de leiband gehouden worden.

Twee korte wandelroutes die zeker de moeite zijn om eens te doen, vertrekken beide aan ‘de Oude Mol’, het Oudste café van Impe.

Café De Oude Mol – Dorp 6 – 9340 Impe

De bekende herberg op het pleintje naast de kerk van Impe is een brokje geschiedenis. 
Het rustieke gebouw dateert immers al uit 1866. Er werd ooit recht gesproken en het is nu al meer dan honderd jaar ingericht als volkscafé. 
Ook enkele Vlaamse tv-makers vonden al hun weg naar de oude Vlaamse herberg. Er werden onder meer opnames gemaakt voor 'Man Bijt Hond' en 'Flikken'.


"Zeer onbeschaafd, ruw, drinkebroers, ...'' 
De pastoor van Impe had rond 1600 niet veel goeds te vertellen wanneer hij het over zijn parochianen had. Ze zaten immers meer op café dan in de kerk, en hielden zich bezig met allerlei 'marginale' handelingen (kaarten, dobbelen, ... met andere woorden 'gokken').

Omdat Impe niet bij Aalst hoort, en 'Marginaalst' dus niet voor hen kon gebruikt worden, hielden ze er de bijnaam ,,Omleegvallers'' aan over.

Het dorp van de Omleegvallers telde in 2004 maar twee cafés meer, maar er werd wel nog altijd gefeest. Gedronken ook ja. En, ja, af en toe vielen er al eens klappen. 
Zo ook acteur Luk Wyns die in het café ooit een rake kopstoot te verwerken kreeg … al moet daar natuurlijk op volgen dat hij daar was voor de opnames van een aflevering van Flikken. 
De makers van het programma zochten een ietwat landelijk café waar twee motorbendes met elkaar op de vuist zouden gaan en ze strandden uiteindelijk in 'De oude mol' ...

De Leedse carnavalsgroep 'Goedemor' heeft er zijn vaste stek, net als een jagersvereniging, een motoclub (de Sun-Riders), een spaarders- en een biljartclub.

En er vertrekken dus enkele aangename wandeltochten ...

De wandelroute Wijmenierpad verwijst naar een oude ambacht, het oogsten van wijmen of jonge wilgentakken door mandenvlechters. 
Hier een beschrijving van het Wijmenierpad (4,50 kilometer) – op het kaartje aangeduid in rood

De wandelroute Sterretjespad verwijst naar het veelvuldig voorkomen van speenkruid, een typische voorjaarsbloeier.
Hier een beschrijving van het Sterretjespad (2,70 kilometer) – op het kaartje aangeduid in groen


De 'Bosgeelster' is dus een unicum, maar in Erembodegem en Hekelgem is ook de schaarse schedegeelster te vinden. 
Dit is een al even zeldzame bossoort van dezelfde plantenfamilie, die blaadjes heeft als grassprietjes en niet elk jaar tot bloei komt. 
Je kan ze dus heel gemakkelijk over het hoofd zien, maar … wie zoekt die vindt uiteraard …


Bij het wandelen

HEB RESPECT VOOR DE NATUUR ! 
DE NATUUR IS GEEN VUILBAK !
LAAT ALLES STAAN !
VERNIEL NIETS !
Enkel op die manier kunnen de mensen die na jou komen ook nog genieten van de pracht !!!

 
Bronnen

‘Aalst Natuurlijk’ – Natuurpunt
ecopedia.be
Facebookpagina 'De Oude Mol'
herbarium.be
Cruijdeboek, deel 5, Rembert Dodoens. Cruyden, wortelen ende vruchten, diemen in die spijse ghebruyckt (1554)
TV Oost 18/03/21
openstreetmap.org

maandag 15 maart 2021

Veemarkt - Hopmarkt - Botermarkt : nu

De Hopmarkt : over de geschiedenis van dit lapje grond in het stadscentrum is HIER meer te lezen.
 
Nadat het terrein herschapen werd tot één grote modderpoel drongen grote werken zich op. 
Er kwam een ondergrondse parking en ook boven de grond volgde een ware metamorfose.


45.000m3 uitgegraven grond, 6.000m3 beton, 600 ton staal, 25.000 werkuren, dat zijn de indrukwekkende cijfers van de werken aan de Hopmarkt. 
Wat vroeger een doorn in het oog was van vele Aalstenaars, is lange tijd een bouwwerf geweest waar dagelijks keihard gewerkt werd aan een aangenaam evenementenplein met ondergrondse parking.

In februari 2012 startten de werken aan de ondergrondse parking.


Veel Aalstenaars hebben een beetje afwachtend, tot zelfs bang, uitgekeken uit naar het eindresultaat, maar dit resultaat mag zeker gezien worden. 
De parking telt 3 verdiepingen en 317 parkeerplaatsen.

De wanden van de parking, gaan tot maar liefst 19 meter diep en werden tijdens de werken vastgehouden door middel van enorme trekankers. Die moesten de gronddruk tegen de wanden opvangen en voorkomen dat de wanden naar binnen zouden komen bij het verder uitgraven.

Er werd gewerkt met indrukwekkende machines, wat zeker nodig was, als je weet dat er 45.000m3 grond moest worden uitgegraven. 
Als je de vrachtwagens achter elkaar zou plaatsen krijg je een sliert van 36 km! In de parking werden maar liefst 6.000m3 beton en 600 ton staal (zo’n 250 km) verwerkt. Voor de bouw van de garage werd ook een 45-meter hoge kraan ingezet.

De parking rij je binnen via de Korte Nieuwstraat en buiten via de Boterstraat. Deze straten zijn sedertdien logischerwijs ook eenrichtingverkeer geworden.


In de ondergrondse parking verwijzen iconen nog steeds naar de boeiende geschiedenis die deze markt achter de rug heeft. Zo is er bijvoorbeeld het icoontje met de kruisboog die verwijst naar de 15de-eeuwse kruisboogmaker Christoffels Jans, verwijst de afbeelding van een pot naar al de huisraad die gevonden werd en die een goede inkijk gaf in het leven van toen, en duiden de vliegtuigen op de gevonden bunker ...


Het plein helemaal rondrijden, zoals vroeger, is niet mogelijk meer, en net zoals in de andere verkeersvrije straten in de stad kwamen er ook verzinkbare paaltjes, die ongewenst verkeer van het plein moeten weren.

Boven de ondergrondse parking vindt men een evenementenplein met twee paviljoenen, naar een ontwerp van het Antwerpse architectenbureau HUB. 
Het gerenommeerde architectenbureau Jaspers & Eyers stond in voor het uitvoeringsontwerp. Hier een 3d-impressie.
 

Binnen de Aalsterse gemeenteraad heeft gedurende lange tijd heel wat onenigheid geweest over de functie van de gebouwen die op de heraangelegde Hopmarkt kwamen. 

SP.A en CD&V wouden een grand Café onderbrengen in een van de paviljoenen, maar dat was helemaal niet naar de zin van Mia De Brouwer (N-VA- raadslid). “Op een moment dat de horeca het moeilijk heeft en op een moment dat uitbaters van cafés met moeite een overnemer vinden, gaan jullie nu nog een ander café bouwen”, zegt ze.
Het architectenbureau dat instond voor het ontwerp van de Hopmarktparking kreeg uiteindelijk toch de opdracht om werk te maken van de geplande paviljoenen die het plein in twee zouden snijden.

Volgens schepen Ann Van de Steen werd de beslissing over de toewijzing van de gebouwen eigenlijk al in 2008 genomen. De stad zou op de Hopmarkt ook een locatie voorzien voor bijkomende winkels en ook de toeristische dienst zou kunnen verhuizen naar die plaats. Een brasserie met zonneterras hoorde daar dus ook bij.
De Brouwer bleef echter achterdochtig. Volgens haar was dit zeker niet de kerntaak van een stad. 

'Waarom moeten we nog meer zorgen voor concurrentie? Deze sector heeft het al zo moeilijk'
Ze begreep ook niet dat het nu plots op de agenda gezet werd. Er zou misschien een andere meerderheid komen en ze meldde dat het zo is dat grote dossiers niet mochten worden beslist net voor de verkiezingen.
“Duidelijk is dat in de volgende legislatuur de discussie nog zal terugkeren”.

Na heel wat gehakketak (zoals de Aalstenaar eigenlijk al lang gewoon is) kwamen de paviljoenen er uiteindelijk toch. 
Hoewel ze in het begin met veel argwaan (en ‘natuurlijk’ ook spot) werden onthaald door de Aalstenaars, lijkt het er steeds meer en meer op dat ze toch een succes zullen worden, hoewel er altijd wel voor- en tegenstanders zullen blijven natuurlijk. 

In april 2014, terwijl de invulling nog altijd niet volledig was, nestelden zich bij zonnig weer jongeren boven op het dak om te genieten van het mooie weer. 
Schepen van Stadsvernieuwing Ann Van de Steen pikte hier meteen gretig op in en op 3/4/2014 verkondigde de schepen op haar FaceBook pagina : "Op deze voorlopig 'laatste' zonnige lentedag wil ik jullie nog laten weten dat er binnenkort gratis wifi op het dakterras van het Hopmarkt-paviljoen wordt voorzien"   Ook beloofde ze dat er nog vuilnisbakjes zouden komen. 


Onbedoeld werd het dus eigenlijk ook een ontmoetingsplaats

Sinds 11 januari 2015 kunnen stadsbezoekers ook voor al hun toeristische info terecht in het nieuw kantoor in één van de paviljoenen. 
Naast boeken en brochures is er ook een kleine cinema terug te vinden, waarin een promofilm over Aalst te zien is (met 360 graden scherm, dus je weet niet waar eerst te kijken). 
Zeker een bezoekje waard !
Ook is het gebouw uitgerust met verschillende aanraakschermen, om de informatie nog levendiger en aantrekkelijker te kunnen overbrengen op het publiek. 
Vooral als het donker is, is de heel mooie verlichting te zien ...  Hier een foto van tijdens de kerstperiode 2020-2021.   In de verlichting (onderaan de foto) zijn duidelijk de letters A A L S T  te ontwaren.


Er werd 438.000 euro geïnvesteerd in de inrichting van het toeristische centrum.

Achter de paviljoenen richting oude Post kwamen bomenrijen tot aan de Nieuwstraat, en ook het carnavalsmomument kreeg er een plaatsje.
Voor meer info over dit monument (en tegelijk ook een bloemlezing aan de 'Oilsjterse voil Janet'), kan je best HIER even klikken. 

Het plein is ondertussen ook één van de trekpleisters geworden tijdens ‘Cirk!’, het nu toch al enkele jaren weerkerend evenement, en ook op zaterdag kunnen de ‘markbezoekers’ de paviljoenen komen bewonderen tijdens hun wekelijkse koopjes.

Op 4 september 2015 kwam trouwens de melding dat ook van het Horeca-gedeelte uiteindelijk werk werd gemaakt. 
In het tweede paviljoen op de Hopmarkt komt namelijk uiteindelijk dus toch een nieuwe, hippe bar voor ondernemers en zelfstandigen. Met roepnaam 'Hopmarkt 50' werd het gebouw een werkplek waar zelfstandigen en werknemers ruimte kunnen huren om te kunnen dienen als uitvalsbasis voor hun onderneming.


Een 'Bar d’office' overdag, een locatie voor tentoonstellingen, seminaries en evenementen in de avond. Daarmee maakt de stad Aalst van de Hopmarkt een 'klassevol en levendig uithangbord'. In de 'Bar d'office' is het de bedoeling dat bedrijven nieuwe contacten kunnen leggen en dat zo creatieve ideeën en zelfs samenwerkingen kunnen ontstaan. Zo volgt de stad het voorbeeld van eerdere gelijkaardige initiatieven in Antwerpen, Ieper, Mechelen, Leuven en Turnhout.

De directeur van het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Aalst, Gwen Vreven, was alvast heel enthousiast. Er werd immers een inspirerende omgeving voor ondernemers, starters of events in het hart van de stad gecreëerd. Ook voorzitter van AGSA, burgemeester Christoph D'Haese deelde die mening. "“Creativiteit zit in het DNA van de Aalstenaars, we moeten er enkel nog een exportproduct van maken."

Waarvan we de Hopmarkt nog moeten kennen

Goh, van ‘Cinema’ misschien, eigenlijk de vroegere ‘Hopzaal’, maar ook onder verschillende andere namen zeker gekend bij de Aalsterse ‘jeugd van toen’.

Oorspronkelijk was in het gebouw een hopmagazijn gevestigd waar gedroogde hop werd verwerkt. 
Ook waar nu het Keizershofhotel staat, was er trouwens zo'n magazijn. 

Paul Stijlemans, die ook wel bekend staat als 'Polle van de Steeg' omdat hij jarenlang de uitbater was van café ‘De Steeg’ in het nabijgelegen Sint-Jorisstraatje, kocht in 1979 de zaal met als doel een ruimte voor klasfuiven te creëren voor de jeugd die bij hem op café ging. 

Bart Peeters is er in zijn jonge jaren zelfs nog dj gaan spelen, dus als referentie kan dat wel tellen natuurlijk. 

Rond 1986 verhuurde hij het gebouw door. 
De nieuwe uitbaters maakten er dancings van omdat dat financieel aantrekkelijk was en het gebouw zou bekendheid verwerven in het uitgaansmilieu, onder andere onder de namen ‘The Fix’, ‘Bar Shock’, ‘Backstage’ en ‘Hopzaal’.

Toch bleef de vraag naar een ruimte voor jeugd- en klasfuiven bestaan en Paul vond die dancings ‘eigenlijk maar niets’. 
Hij nam contact op met schepen Iwein De Koninck (CD&V), die een dergelijk project wel zag zitten, en in september 2013 was het dan zover … ‘De Hopzaal’ werd aangekocht door de stad voor een bedrag van 725 000 €
 
In oktober 2014 opende zaal Cinema zijn deuren.


Het werd een ontmoetingsruimte waar jongeren ook 's middags terecht konden zonder consumptieverplichting.  
De stad evolueerde de aankoop gedurende drie jaar, onder meer op vlak van geluidsnormen, overlast, veiligheid en financiën. 
Men benadrukte wel dat de stad ondertussen bleef werken aan een grote evenementenhal voor 4.000 mensen op de Tragel.

Door de goed draaiende werking en het eigen jeugdcultuur- en clubaanbod dat door uitbater VZW Dallas aangeboden wordt, vonden steeds meer en meer jongeren hun weg naar deze fuifzaal. 
'Cinema' bleek ook hoe langer hoe meer een creatieve thuishaven te zijn voor jongeren en stimuleert en ondersteunt in jeugdculturele projecten, zoals 'Drempel', 'Spektrum', en 'Tumult' die in 'Cinema' hun plek gevonden hebben.

Al van bij het begin was het de bedoeling van de stad om ‘Cinema’ uit te breiden. Daarom werd bij de aankoop ervan meteen ook een investeringssubsidie aangevraagd bij het Fonds voor Culturele Infrastructuur van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Overheid. Ondanks de zware snoei in de Vlaamse cultuursubsidies, haalde Stad Aalst deze subsidie toch binnen, goed voor 304.218 euro.
‘Cinema’ bleef dus bestaan en de herwerkte zaal werd opnieuw opengesteld in 2018.

Nog een grote herinnering van velen die verdween is de feestzaal 'Het Groen Kruis', de oude feestzaal in de kelder van het gebouw, waar het altijd donker en 'louche' leek. 


Het Groen Kruis was eigenlijk een oud ACW-kantoorgebouw van zes verdiepingen en twee niveaus achtergebouwen. 
Het gebouw was vorige eeuw het hoofdkwartier van de christelijke arbeidersbeweging. 
Alle partijen hadden in die periode wel ergens hun lokaal. 
De socialisten hadden hun bolwerk aan de Molendries en later aan de Houtmarkt, de Liberale Sociale Werken van Louis D'Haeseleer verzamelden in de Korte Zoutstraat.

Eddy Couckuyt, CD&V-politicus en gedeputeerde, begon er zijn carrière bij KAJ en somt op welke organisaties in 't Groen Kruis gevestigd waren. "KAJ, VKAJ, KAV, Familiehulp, KWB, Arco, ACW, CM, ACV, BAC en DVV, het reisbureau Ultramontes en Vakantiegenoegens. 

De organisaties werden elk op zich echter zo groot dat ze één voor één verhuisden naar een eigen gebouw.
Zo vinden we CM en ACV nog altijd terug aan de Hopmarkt. De CM tegenover 't Groen Kruis en het ACV aan de andere kant van het plein. 

De kelder van het gebouw was ooit bedoeld als parking, maar werd daarvoor nooit gebruikt. 
De lege ruimte die daardoor ontstaan was, werd dan ook graag omgedoopt tot ‘de feestzaal van 't Groen Kruis’. Tot in de jaren ’80 was het ‘the place to be’ tijdens carnaval. 
Ook het CCOD, de vakbond van de Aalsterse ambtenarij, heeft er nog legendarische feestjes georganiseerd.
't Groen Kruis was ook de plaats waar je als politicus gemaakt werd. Een politica als Paula D'Hondt bijvoorbeeld is vanuit 't Groen Kruis naar voren geschoven en heeft zo carrière gemaakt.

Op het gelijkvloers was jarenlang het café van de Christelijke Mutualiteit (CM). Het personeel van de CM vertoefde er tijdens de middagpauze en na werktijd.
In december 2007 werd het café gesloten. 
Het volledige gebouw was in slechte staat en ook de elektriciteit, het sanitair en de brandveiligheid lieten te wensen over. De structuur van het gebouw bleef staan, de rest werd afgebroken.  

Door de afbraak verloor de Aalsterse politie een gegeerde trainingsplek. 
Commissaris Miguel Van de Velde verklaarde in november 2014 dat ze nu op zoek zouden moeten gaan naar dergelijke locatie om werkelijkheidsgetrouwe situaties te kunnen nabootsen.  

De plannen pasten volledig in de visie van het ACW, dat de nood aan betaalbare woningen als topprioriteit zag en zelf het goede voorbeeld wou geven. 
In April 2015 is men gestart met de afbraakwerken. Het heeft allemaal wat langer geduurd dan voorzien (de werken hebben ongeveer een jaar stilgelegen), maar er bevinden zich momenteel 36 sociale appartementen (19 koopappartementen en 17 huurappartementen).
Onderstaande foto is van 18/2/2017 toen de werken nog in volle gang waren. 


De voorgenoemde 'zekerheden' zijn tegenwoordig misschien minder aanwezig op de Hopmarkt, ondertussen zijn dancing the Kings en frituur Wil-Frit ook al verdwenen op hun bekende stekje, toch vinden we Wil-Frit er nog steeds terug … enkele meters verder, maar nog steeds op de Hopmarkt.

Over Wil-Frit is HIER meer te lezen. 
Over De Kings is HIER meer te lezen. 

Een boogmaker, een klooster, een bunker ... Het zat allemaal onder de grond. 
Is er dan niets van herinnering meer overgebleven? 
Jawel hoor. 

De signalisatie is niet het enige element dat bezoekers attent maakt op de identiteit van de markt. Je krijgt haar verleden ook letterlijk te ‘zien’. 
Zo kregen historische postkaarten, stadsplannen, foto’s van de opgraving en vondsten, … een plekje op de muren. 
Aan de toegang tot de parking komt een informatiebord waarbij je met een smartphone of tablet QR-codegewijs meer informatie kunt opvragen. 

Wanneer je in de lift stapt, lees je de geschiedenis van de Hopmarkt in beelden van vroeger tot nu. 
Het vernieuwde plein zelf visualiseert trouwens een deel van het grondplan van het karmelietenklooster in de betegeling.


Bronnen :              

Foto’s archeologie :  
Archeonet.be
Heritage research in Flanders – agentschap onroerend erfgoed Vlaamse overheid
researchgate.net 284690850
biblio.ugent.be 
jandenul.com
Het Nieuwsblad 16/02/2017 – 14/03/2015
HLN 04/11/2015
biensoigne.org
so-lva.be
eddycouckuyt.wordpress.com
foto Groen Kruis 1976 via MadeInAalst    
aalst.n-va.be
vlaamsbouwmeester.be
Exsitu.be (tijdschrift voor Vlaase archeologie)
Stedelijk Museum Aalst