Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 27 oktober 2020

Wijk 9 : Mijlbeek / Beukenhof / Bergemeersen / Zwembad / Zandberg / Kluizen

Afbakening : Moorselbaan, Leo Gheeraerdtslaan, Frits de Wolfkaai (Dender), Brusselbaan, Affligemdreef,
 

Gezien de grote oppervlakte van ‘rechteroever’ heb ik dit gesplitst in twee aparte delen. Eigenlijk valt dus ook dit deel, samen met wijk 8, volledig onder de naam ‘Mijlbeek’
 
Het deel in dit artikel is het meest zuidelijke, vanaf de Moorselbaan bekeken (meer info over het noordelijke deel is te vinden bij wijk 8).
 
Het is aan het einde van de 12e eeuw dat de stad Aalst een grote uitbreiding kende. De economische bedrijvigheid verplaatste zich toen van de Vismarkt naar het nieuwe plein, de Grote Markt, dat onstaan was op de plaats waar de handelsweg van Brugge naar Keulen de eerste stadsvesten (= stadsmuren) kruiste.
Ook op rechteroever (‘oever ‘t woter’ voor de mensen van linkeroever) werd toen een gebied van ongeveer 10 hectare groot in de stadsuitbreinding opgenomen en omwald, zodat de haven veilig binnen de stadsvesten lag.
 
De stadsvesten, of stadsmuren, waren muren waarmee een verdediging tegen vijanden werd gevormd. In de middeleeuwen moest de stad eerst een toestemming van de landsheer verkrijgen, vooraleer een stadsmuur mocht worden gebouwd. De muren kwamen op strategische plaatsen, zodat het verkeer gemakkelijk kon doorstromen, maar ook zodat de toegang tot de stad onmogelijk werd gemaakt van zodra het avond werd. Meestal was er in de muur nog een klein poortje waar men alsnog binnen kon komen, maar dan wel na het betalen van ‘poortgeld’.
Het is onder meer door de opkomst van het buskruit dat de stadsmuur zijn verdedigende functie verloor.
In de 18e en 19e eeuw werden in veel steden grote delen van stadsverdedigingen ontmanteld, omdat de mensen weinig belangstelling hadden voor oude bouwwerken, die destijds als nutteloos werden beschouwd. Hier werden nieuwe huizen of parken aangelegd. De poorten moesten vaak weg omdat zij met hun smalle doorgang hinderlijk waren voor het doorstromen van het toenemende verkeer.
 
De straatnaam ‘Hoge Vesten’ herinnert de Aalstenaars nog steeds aan het feit dat ook hier dergelijke verdedigingsmuren opgetrokken waren.
 
Met het kanaliseren van de Dender in de Aalsterse binnenstad tussen 1863 en 1867 ontstond op linkeroever het alomgekende eiland Chipka. De kanalisatie maakte de Dender toen toegankelijk voor schepen tot ongeveer 300 ton en 1,90 meter diepgang, maar de gelijkgrondse spoorwegbrug over de Dender hinderde het scheepvaartverkeer. 
Ook het wegverkeer kon niet vlot verlopen wegens de talrijke spoorwegovergangen, bijvoorbeeld aan de kruising tussen de spoorweg en de Brusselsesteenweg. 

Daarom werd in 1903 gestart met het ophogen van de treinsporen. Dit gigantische werk werd vijf jaar later voltooid zodat het verkeer zowel over land- als over waterwegen vanaf dat ogenblik geen hinder meer ondervond van het  treinverkeer
Een belangrijk nadeel daarvan was wel dat de verschillende bermen, tunnels en viaducten ervoor zorgden dat ‘Mijlbeek’ nog meer afgezonderd geraakte van het stadscentrum. En er was natuurlijk ook de natuurlijke grens die werd gevormd door de Dender.

Het bekendste gebouw zal wellicht de ‘parochiekerk Onze Lieve Vrouw Bijstand’ zijn, ook wel ‘de keirk van Moilebeik’ genoemd.

De eerste stappen naar een eigen parochie werden gezet door het bisdom in 1846. Het stadsbestuur van Aalst zag echter een parochie in Mijlbeek helemaal niet zitten.

In 1878 liet Judocus de Cock een Corneliuskapel oprichten langs de Moorselbaan maar de pastoor van Aalst weigerde om deze in te zegenen omdat in het centrum reeds de Sint-Jozefskerk opgericht was en ook al als parochiekerk erkend werd.
Uiteindelijk werd de druk te groot en besliste de gemeenteraad op 13 december 1899 alsnog om een parochie op te richten in Mijlbeek.
 
De Corneliuskapel werd vanaf 12 mei 1901 als parochiekerk gebruikt.
Omwille van het grote aantal gelovigen die daar de dienst wou bijwonen, bleek de kapel al snel te klein en reeds in 1902-1903 werd de nieuwe kerk opgetrokken.
 
Op 20 maart 1902 startten de graafwerken, maar al snel ontdekte men enkele grote problemen. De zachte ondergrond bleek ongeschikt voor de bouw en de kerk werd dus een 60-tal meter naar achter verschoven. Op die manier ontstond ook het bekende ‘voorplein’, dat nog steeds aanwezig is.
De inwijding vond plaats op 27 september 1903 en daarmee was de eerste kerk van de parochie Mijlbeek een feit, net als men trouwens toen ook kon spreken van de eerste dorpskern in deze wijk.
 
Niet enkel de kerk, maar ook de iets verder gelegen grot van Mijlbeek, speelde een heel belangrijke rol in het religieuze leven van vele Mijlbekenaars.
Deze grot bevindt zich op het grondgebied van 'Pausipone', wat tussen 1834 en 1959 het buitengoed was van de paters Jezuïeten.
Over de Grot van Mijlbeek, die trouwens nog steeds te bezoeken is, is HIER meer terug te vinden : 

Op enkele meters van de grot vond ook het interparochiaal speelplein 'Beukenhof' later zijn plaats.

Op het domein Beukenhof bevindt zich momenteel een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), maar was vroeger, toen het domein een stuk groter was, een rustoord "Pausipone" genaamd. Het was het buitengoed voor de leraars en leerlingen van het Jezuïetencollege. Vanaf 1835 trokken de meeste paters, de magisters en de scholastieken hier tijdens de grote vakantie naartoe. De nabijgelegen watermolen (nog steeds te zien aan de beek achter het voetbalveld) werd speciaal aangekocht om voor het nodige water daarvoor te zorgen.
Het domein werd in 1958 verkocht en de gebouwen werden afgebroken. Ze maakten plaats voor een PMS-centrum (nu het CLB), een speelplein, sportaccommodatie en het café. Een deel van het toen wel zeer grote domein werd verkaveld.
Het zwembad van Pausipone werd een zandbak.
Het domein werd opengesteld op 2 augustus 1959.
Wat onmiddellijk opvalt is de enorme mammoetboom die boven het café uit torent en zorgt voor een mooi zicht.

Het betonnen brugje aan de molen over de Molenbeek, achter het Beukenhof, was in 2017 dringend aan vervanging toe. Ondertussen kun je er terug veilig oversteken.

"De brug werd aangetast door betonrot en was daardoor in zéér slechte staat" zei schepen Ann Van de Steen . "Om veiligheidsredenen werd dan ook besloten om deze te vervangen door een duurzamer alternatief. Bezoekers en voorbijgangers kunnen er weer op een veilige manier passeren”. De nieuwe brug die werd geplaatst had een prijskaartje van zo’n 16.000 euro.

Over dit brugje en de watermolen is HIER meer te lezen.  

Tussen de kerk en het zwembad vinden we de thuisbasis terug van basketbalclub ‘Okapi’,reeds lang geleden bezongen door Keizer Kamiel Sergant :
 
Oon de keirk van Moilebeik speltj den Okapi
In een zool zoei gralék schoein en fantastisch Sjik
Speilen mé den baal da doen die maanen zoei gezwindj
We roepen OKAPI OK, ziet dagge wintj
 
Een beetje verder vinden we het Zwembadpark, dat eigenlijk een rol opneemt als ‘zorgpark’. Dit betekent dat het park vlot toegankelijk werd gemaakt en werd uitgerust met sport- en recreatievoorzieningen.
Aan het zwembadpark werd in 2012 een Finse piste aangelegd. De piste gaat rond het zwembad en de vijver en wordt verlicht. Het idee om ook via de terreinen van het rusthuis Mijlbeke te gaan werd echter niet uitgevoerd.
De piste is 935 meter lang en is minimaal anderhalve meter breed. Ze bestaat uit een drainerende onderlaag met een laag boomschors er bovenop, wat de kans op blessures aanzienlijk vermindert en tegelijkertijd ook zorgt voor een aangename ondergrond om op te lopen.
Op vrijdagavond 28 juni 2013 om 19.30 uur wer de piste ingelopen met een massaloop.
 
De bouw van het nieuwe stedelijk zwembad van Aalst kon in augustus 2019, enkele maanden later dan aanvankelijk gepland, starten.
De planningen hadden heel wat voeten in de aarde toen enkele buurtbewoners bezwaar aantekenden tegen het geplande buitenbad. Uiteindelijk werd dat idee dus ook niet weerhouden.
Het nieuwe bad, met onder meer 232 meter aan glijbanen, kost 51 miljoen euro.
Begin 2021 zou een eerste deel klaar zijn, tegen maart 2022 is het hele complex afgewerkt, maar ‘Covid’ bracht al wel wat vertragingen met zich mee, waardoor dit schema hoogstwaarschijnlijk niet meer haalbaar is.
Over de bouw van het nieuwe zwembad, en ook over de hele geschiedenis van het ‘zwemmen’ in Aalst is HIER meer te lezen  
 
Voor Mijlbeek betekende de komst van de spoorweg in 1853 een grote verandering omdat het traject van Brussel dwars door de Bergemeersen liep en langs een draaibrug de Dender overstak waardoor niet alleen de scheepvaart veel hinder ondervond maar waardoor ook de beide stadsdelen van elkaar gingen vervreemden.
 
Het station Aalst-Oost was het voormalige goederenstation aan de Bergemeersen. Het lag aan spoorlijn 50 tussen het station Aalst en het station Erembodegem.
De toegang van het station lag aan de Leo Gheeraerdtslaan naast het kruispunt met de huidige Treinstraat. Het werd geopend op 1 augustus 1889 om het station van Aalst (dat naar aanleiding van de opening hernoemd werd tot Aalst-Noord) te ontlasten van het toentertijd alsmaar toenemende goederenvervoer over het spoor.
Op 1 november 1892 werden bij het goederenstation ook een openbare opslagloods en een douanekantoor geopend.
Tegenwoordig is het voormalige goederenstation gesloten en wordt het enkel nog gebruikt voor leveringen aan de naastgelegen zetmeelfabriek Tereos (‘den Amylum’).
Ook de vroegere opslagloods is afgebroken.
Het douanekantoor in de nabijheid van het goederenstation verhuisde in 2004 naar het industrieterrein Wijngaardveld.
 
Eén van de drie konkers aan de brug, naast het openbaar urinoir (in 1970 waren er zo'n kleine 20 openbare waterplaatsen in Aalst) en het alom gekende escargotskraam (scherregossenkraam) leidt naar de Molendries, één van de straten die, alhoewel op de rechteroever gelegen, binnen de vroegere stadswallen viel.
Over ‘de konkers’ is HIER meer te lezen  
 
De 'Molen' uit ‘Molendries’ slaat op de moutmolen die hier vroeger stond, 'Dries' duidt op de driesprong van wegen. Vroeger stonden hier in de buurt wel meerdere molens, maar deze blijven tegenwoordig slechts verder leven in de straatnamen ‘Molenstraat’ (linkeroever) en ‘Molendries’.
 
Ook het lokaal van de Socialisten, ‘het Volkshuis’, was hier gevestigd en vanaf de jaren twintig vond men hier ook ‘Cinema Moderne’ terug, dat later herdoopt werd in ‘Cinema Vooruit’.
 
De Moorselbaan is een heel belangrijke invalsweg tot Rechteroever én van daar ook tot het stadscentrum.
Doordat haar rol als ‘poort tot het centrum’, met een enorme toevloed aan ‘transitverkeer’ van zowel auto’s als vrachtwagens, de laatste jaren zo groot is geworden, is de straat jammer genoeg in een neerwaartse spiraal terecht gekomen en heeft het de omgevingskwaliteit heel sterk aangetast.
Heel wat handelszaken sluiten hun deuren en vinden geen nieuwe eigenaars meer, de karakteristieke arbeiderswoningen worden door private ontwikkelaars getransformeerd tot appartementen, fietsers en voetgangers worden door de obstakels op de smalle voetpaden verplicht om zich tussen het autoverkeer te Mengen, …
 
Heel wat verkeer wil zeggen dat men zijn auto ook ergens moet kwijt geraken. Het Hoveniersplein wordt dan ook intensief gebruikt als centraal gelegen parkeerplaats dichtbij het centrum.
Een deeltje van het plein werd wel ingericht als groen –en speelruimte voor de onmiddellijke omgeving, maar toch haalt de buurt hier maar weinig voordeel uit.
 
Op het pleintje vinden we de kantoren van Wijkteam ‘Kern Rechteroever’ (KRO) van de politie.
De KRO staat hier vooral in voor wijkwerking, onthaal, interventie, slachtofferhulp, lokale recherche, handhaving openbare orde en verkeer.
Het project ‘wijkdienst’, dat wordt gestuurd door de lokale politie ontstond omdat men negatieve signalen had doorgekregen met betrekking tot de omgeving.
Deze negatieve signalen leidden tot de uitdrukking ‘soert van oever ’t woter’, een term waarmee er door de bevolking van de Aalsterse linkeroever naar de inwoners van de Aalsterse rechteroever verwezen wordt.
Doordat enorm veel Oilsjteneers deze term gebruiken, maakt deze ondertussen ook deel uit van het collectieve geheugen van de Aalstenaars, wat natuurlijk geen goed doet aan het imago van de buurt.
 
Wanneer men echter mensen bevraagt over de toestand op rechteroever kan men vaststellen dat het er blijkbaar toch niet allemaal zo slecht is.
‘Oever ‘t woter’ blijkt immers nog een plaats  waar mensen hun buren nog kennen en waar het sociale weefsel (‘ buren helpen elkaar’) nog net iets meer aanwezig is dan op andere plaatsen in de stad. En ja, die solidariteit valt het meest op bij de huidige bevolking, al zijn velen ook niet van deze buurt afkomstig.
 
Op het pleintje bevindt zich verder ook nog het ‘Monument voor de onbekende vrijwilliger’. Over dit ‘hand’ is HIER meer info te lezen.  
 
Verder betekent het Hoveniersplein ook de doorsteek naar een parkeerterrein en de carnavalswerkhallen aan de Hoge Vesten. De loodsen staan op de plaats waar vroeger de Stedelijke Werkhuizen gevestigd waren.
 
De werkhallen worden van september tot maart intensief gebruikt door de carnavalsverenigingen als werkruimte voor hun praalwagens.  Heel veel stemmen gaan op om deze hallen te ‘hertekenen’ want de beschikbare werkruimte is er te klein geworden voor het grote aantal carnavalsgroepen, wat een efficiënte werking en een brandveilige werkomgeving in de weg staat.
In April 2016 woedde trouwens een hevige brand in de hallen aan de Hoge Vesten. Het vuur ontstond rond 20u en zorgde meteen voor een immense rookpluim. De brandweer van Aalst werd bijgestaan door korpsen van Ninove, Wetteren, Lede en Denderleeuw, en ook een helicopter van de federale politie werd ingezet. Dank zij deze helicopter kon er zeer gericht geblust worden, wat natuurlijk niet kon beletten dat de schade gigantisch groot was.
 
De Hoge Vesten, de vroegere ingang van de Werkhuizen, is de straat die grotendeels gebouwd is bovenop de Molenbeek (of een zijarm van de Dender). In Aalst is dit straatje bekend door die vroegere Werkhuizen en ook door het café Kaoutchoucken dat werd uitgebaat door de carnavaleske ajuinboer Albert Verbestel.
Het café werd genoemd naar de fabriek die er actief was tot voor de Tweede Wereldoorlog.
Over Albert Verbestel is HIER meer te lezen.   
 
In de buurt kende men een reeks zogenaamde ‘ingangen’ of ‘impasses’, smalle straatjes waar men als het ware op mekaars lippen diende te leven.
Zo waren er bijvoorbeeld de ingang of koer Bonner (Hoge Vesten), de Radijzengang (Molendries), de Wortelgang (Molendries) en de ingang ‘Klein Begijnhof’ (Binnenstraat).
 
In 1988 kreeg Eendracht Aalst het akkoord van de stad voor het inhuren van 44 are braakliggende stadsgronden aan de Zandberg. Hier zou men een sportcentrum met drie voetbalvelden aanleggen., ideaal voor de uitbouw van de jeugdploegen. Op die manier zouden daarenboven op andere terreinen plaatsen vrij komen voor liefhebbersploegen.
Zandberg werd trouwens ook het trainingsterrein van de eerste ploeg van ‘den Iendracht’ en ook de vrouwenvoetbalploeg ‘de Kamillekes’ vond er hun thuishaven.
 
Men kan natuurlijk niet voor iedereen goed doen en in 1995 volgde wat wrevel van de boogschutters, die ook hun stekje hadden op de Zandberg.
 
Met een nieuwe kantine, nieuwe beschermdraad en leden die regelmatig gingen schieten, verliep alles daar enkele jaren heel goed. Daar kwam echter verandering in toen in de zomer van 1995 ‘den Iendracht’ besliste om het naast hun tweede wip gelegen voetbalveld te laten heraanleggen met een kunststof grasmat. Deze mat zou 10 miljoen Belgische frank kosten en de club was natuurlijk bang voor eventuele beschadigingen door vallende pijlen.
Daar men geen conflict wou en zeker niet wou opdraaien voor eventuele ontstane kosten aan hun terrein, was de schuttersclub genoodzaakt om voorlopige schietingen uit te schrijven op één wip.
 
Omdat er daardoor steeds minder schutters aangetrokken werden, werd tijdens de daarop volgende winter druk overleg gepleegd met het stadsbestuur en Eendracht Aalst om tot een oplossing te komen.

De wippen stonden al eerder op de Zandberg, al van vóór Eendracht Aalst er het ene voetbalveld na het andere liet aanleggen en nu zouden de schutters moeten wijken!” was de (logische) reaktie van de benadeelde club. Vergelijk het met de discussies of Tereos plaats moet maken of, verderafgelegen, of de nachtvluchten op Zaventem moeten afgeschaft worden.  De discussie herleidt zich dus tot één vraag : “Wie was eerst?
 
Er komt uiteindelijk een oplossing uit de bus, waarbij men 2 nieuwe kapwippen zou plaatsen naast de kantine. De stad Aalst hielp voor de nodige goedkeuringen. Eendracht Aalst zou de wippen daarenboven zelf bekostigen en Aalst-Park ging een afbetalingsplan voor 10 jaar aan. In ruil mocht de voetbalploeg het oude schuttersplein huren van de stad Aalst om een zoveelste oefenterrein aan te leggen.
Het duurt nog tot eind augustus 1996 eer alles in de juiste plooien valt en de wippen afgewerkt zijn.
 
Over deze buurt valt uiteraard nog enorm veel meer te vertellen, en ik zal deze inleiding dan ook regelmatig updaten.
 
Hieronder nog een overzichtje van alle straten in deze buurt.  Voor diegene waar een link staat : klik er gerust op, het is een link naar meer uitleg over deze bepaalde straat.
 
Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt
 
1 Meistraat - Affligemdreef - Apostelstraat - Appelstraat - Baron Romain Moyersoen Park - Beekstraat – Bergekouter - Bergemeersenstraat - Beukendreef - Bleekveld - Borreput - Brusselse steenweg - De Gheeststraat - Dennenboomstraat - Doolhofstraat - Engelstraat - Frits De Wolfkaai - Grotstraat - Hakelenberg - Het Klein Eeckhout - Hof Leeuwergem - Hof Somergem - Hof ten Bergestraat - HogeVesten - Hoveniersplein - Hoveniersstraat - Hyacinthenstraat - Immerzeeldreef - Klaterbaan - Kloosterweg - Kluisdreef - Koeistraat - Laborstraat - Lambrechtstraat - Langestraat - Leo Gheeraerdtslaan - Linthout - Louis Camustraat - Molendries - Moorselbaan - Moutstraat - Nederveldstraat - Negen Dagwand - Onze Lieve Vrouwplein - OudeWatermolenstraat - Ouden Aardeweg - Overhammedreef - Overhammekouter - Pastoor Lauwereysstraat - Potaardestraat - Putbosstraat - Rerum Novarumstraat - Rustoordstraat - Schietbaan - Sleedoorn - Snoekstraat - Steenland -  Ten Berg - Treinstraat - Varkensmarkt - Walstraat - Wijngaardstraat - Wortelland - Zandberg - Zwembadlaan      
 
 
Bronnen :
 
monumentaltrees.com
foto 1977 via MadeInAalst  
Nieuwsblad 12/5/2017 – 10/04/2012
swecobelgium.be
federatie van de Vlaamse historische schuttersgilden
De Standaard 3/8/2019
Foto ingang Klein Begijnhof via ‘Delcampe’
De Voorpost 10/6/1988
Bronnen zoals aangegeven in de verschillende artikels die gelinkt zijn.

dinsdag 20 oktober 2020

SAGEN, LEGENDES, VOLKSVERHALEN

We weten ondertussen al dat Aalst, net als zovele andere steden, heel rijk is aan sages, legendes en volksverhalen.

In Aalst kennen we natuurlijk ook enkele van deze 'sterke' verhalen ...
Wie onmiddellijk alle verhalen wil lezen, kan HIER klikken ... Alle artikels over dit onderwerp komen dan netjes onder mekaar te staan.  
Wie één of meerdere verhalen wil lezen : klik op de links hieronder om de hele geschiedenis te weten te komen ...

Alf


De term ‘sage is afgeleid van het Duits ‘was gesagt wird’ en slaat derhalve op een verhaalgenre dat vooral mondeling wordt verspreid.
Traditionele sagen zijn ernstige verhalen die berusten op een historische kern, die wordt aangevuld met elementen uit het volksgeloof.
Bedreigd door de confrontatie van het ‘jenseits’ met het ‘diesseits’ tracht de mens allerlei fenomenen uit zijn omgeving te duiden aan de hand van bovennatuurlijke verklaringen.
Meestal loopt deze confrontatie slecht af, waardoor de ondertoon van het verhaal tragisch en pessimistisch is en de toehoorder met een onbehaaglijk gevoel achterblijft.
 
-> Etiologische sagen
 
trachten steeds de herkomst van een gebeurtenis, een gebruik, een landschapskenmerk, een plaats- of streeknaam of een natuurverschijnsel te verklaren. Zij willen een duidelijk antwoord geven op de vraag: 'Hoe komt het dat?' 
Deze sagen worden ook wel oorsprongssagen genoemd. Hoe komt het bijvoorbeeld dat februari maar 28 dagen heeft? Hoe komt het dat varkens truffels kunnen opsporen? ...
 
-> Historische sagen
 
zijn verbonden aan bepaalde bestaande gebouwen (zoals kastelen en kerken), historische gebeurtenissen (bepaalde overstromingen en oorlogen) en historische personen (vorsten, rovers etc.)
In Aalst kennen we natuurlijk het voorbeeld van het Ros Beiaard, ...
 
-> Geloofssagen
 
verwijzen sterk naar magische elementen in de religieuze volkscultuur. In het verleden werden deze wel onderverdeeld in 'demonensagen', 'toversagen' en 'duivelssagen'.
 
    Demonensagen met :
 
        - Watergeesten 
(zie ook plaaggeesten)
 
        - Aardgeesten 
(dwergen, kabouters, alvermannen, ... Deze kleine wezentjes komen ’s nachts het werk van de            mensen doen in ruil voor een boterham, een kom pap of iets anders.  Mensvriendelijke                            huisgeesten? Niet altijd, want wie de dwergen bedriegt of bespiedt, wordt gestraft...) ,
 
        - Vuurgeesten 
(dwaallichtjes, vuurmannen, vuurbollen,...   Kindjes die ongedoopt zijn gestorven, komen spoken in de gedaante van een dwaallichtje.  Je mag zo’n dwaallichtje dopen, maar alleen volgens welbepaalde regels...   Ook de vuurman treedt meedogenloos op tegenover mensen die met hem spotten...),
 
        - Luchtgeesten 
(teruggekeerde doden, witte juffrouwen, de wilde jacht, spookdieren, ...

Op winteravonden komen de geesten van de overledenen tevoorschijn; de nacht is immers voor de doden en de dag voor de levenden...

Nachtelijke wandelaars komen op hun pad een witte juffrouw tegen, die zwijgend met hen meegaat, om dan spoorloos te verdwijnen...)

         - Plaaggeesten 
   (Kludde, Lange Wapper, de maar, de kettinghond,...

’s Nachts badend in het zweet wakker worden, niet kunnen ademen, roepen zonder geluid; zo houdt de maar haar slachtoffer in haar greep...
Late wandelaars horen gerammel van kettingen en worden even later besprongen door een zwaar wezen dat zich laat dragen...). Kludde is trouwens ook een voorbeeld van een watergeest, die opdoemt uit moerassen.

        - Weerwolven (toveren of plagen met een halsband, dierenhuid, ...

Vertrouw nooit knechten die in enkele seconden klaar zijn met hun werk.  In een boomstronk bewaren zij een lederen band waardoor zij ’s nachts veranderen in een weerwolf die de mensen bespringt...
Een meisje kan maar beter maken dat ze wegkomt wanneer ze van haar vrijer een rode zakdoek krijgt om zich te beschermen tegen gevaarlijke honden)
 
    Toversagen : Deze gaan over mensen met magische krachten, zoals
 
        - Heksen 
(zwarte katten, bezemstelen, luizen, betoverde appels, behekste boerderijen,...
Heksen verschijnen in allerlei gedaanten om de mensen te bespioneren of ziek te maken.  Als je een heks wil volgen op een bezemsteel, let dan goed op wat je precies zegt... Heksen herkennen is niet moeilijk; kruis haar voetspoor, strooi zout in de pap, verwond een heksendier...),
 
        - tovenaars 
(mensen doen verdwalen, de schoppenboer uit het kaartspel schnaps laten halen, de boer verlossen van een rattenplaag, ...
Niets is onmogelijk voor de tovenaar, zo lijkt het wel.  Gesloten deuren worden geopend door er een pet tegenaan te gooien, witte katten verschijnen om een late wandelaar de weg te versperren.  Wanneer de kar te zwaar is voor het paard, zal de tovenaar de klus wel klaren... )
 
        - weerwolven 
(duivelspact, duivelsschuur, de bedrogen duivel, bokkenpoten, zwarte honden, ...
Met een zwarte hen in de hand kan men op een kruispunt zijn ziel aan de duivel verkopen.  Duiveltjes bouwen in één nacht een nieuwe schuur voor de boer, tot de boerin de haan doet kraaien...
Drie mannen willen een kaartspel spelen, al was het met de duivel! Tot de bokkenpoten onder de tafel verschijnen...)
 
        - nachtmerries (niet de droom, maar de plagende geest).
 
Eigen aan deze sagen zijn ook toverboeken met magische formules, heksenkringen enzovoort.
 
    Duivelssagen : Hier treedt Satan op, die regelmatig een pact met de mensen sluit en het op hun zondige zielen heeft voorzien. Satan is hier steeds in zijn ware gedaante beschreven : den duivel dus.
 
Sagen dienen dikwijls om een zeker gevaar in de spotlight te zetten.

De tenen van de kinderen zouden worden afgereden door de bloedkoesj als ze geen klompen aan zouden doen (gevaar voor kwetsuren en infecties), kinderen zouden worden meegelokt door Loekenbeer als ze te dicht bij de beerputten zouden spelen (verdrinkingsgevaar), …
En dronkenschap zou er dan wel eens voor kunnen zorgen dat je Kleddemevel in je nek kreeg …

Goden spelen doorgaans geen belangrijke rol in sagen, in tegenstelling tot wat bij mythen wel het geval is. Ook vormen sagen geen onderdeel van het leven van heiligen, zoals bij legenden. Vaak worden sagen dan ook onterecht legenden genoemd

Sagen hebben veelvuldig een pessimistische toonzetting, in tegenstelling tot de sprookjes, die vaak een happy ending hebben.

Sagen werden in de Middeleeuwen ook vaak verwerkt in volksliederen, die onder meer door de troubadours werden overgeleverd.

Naast de sagen bestaan er ook nog legenden en volksverhalen
 
Een legende (afgeleid van het Latijnse legenda, een gerundivum met de betekenis : wat gelezen moet worden) is oorspronkelijk een alternatieve levensbeschrijving van een heilige met toegevoegde fictieve elementen, waarin aan de betreffende persoon allerlei wonderen toegedicht worden
 
Als genre behoort een legende tot het volksverhaal.
 
Onder legende verstaat men tegenwoordig dan ook een traditioneel christelijk (met name katholiek) volksverhaal, waarin een centrale rol is weggelegd voor een heilige of een heilig voorwerp.
De verhalen kunnen bijvoorbeeld gaan over Bonifatius, Sint Nicolaas en daarnaast over een hostie die niet verbrand kan worden, een bron die geneeskrachtig water verschaft, of een heiligenbeeld dat steeds op een bepaalde locatie terugkeert. Ook de hedendaagse wonderlijke verhalen over (bloed) huilende Mariabeelden of over bijbels die onbrandbaar blijken, behoren tot de legenden
 
Het gaat hier dus eigenlijk over allerlei soorten verhalen die als waar gebeurd doorverteld worden, hoewel ze historisch of wetenschappelijk helemaal niet te bewijzen zijn. De legende wordt dan algemeen begrepen als een oud volksverhaal.
Voorbeelden hiervan zijn de urban legends over het bestaan van het Monster van Loch Ness en de Verschrikkelijke Sneeuwman of dichter bij ons het ontstaan van het kapelleken aan de Werf, ….

Het gaat hier om de opvolger van de sage.


Bronnen :
 
Vlaamse volksverhalenbank
en de bronnen vermeld bij de verschillende artikels in 'sagen, legendes en volksverhalen'

zaterdag 17 oktober 2020

Odilon Mortier

Odilon Marcel Mortier (Aalst, 21 februari 1931 - 12 augustus 2012) was gekend als Vlaams acteur, dirigent, moppentapper en in ons eigen Aalst vooral bekend om zijn inspanningen voor carnaval (hij was onder andere lid en voorzitter van het Feestcomité en was ook opperdraak bij de Draeckenieren).
 

Odilon is in het ‘grote Vlaanderen’ vooral bekend geworden door de rol van de ietwat klungelige Odilon Bonheur die hij vanaf 1991 tot kort voor zijn dood vertolkte in de komische VTM-reeks De Kotmadam. Daarnaast was hij ook een van de vaste gasten in het moppenprogramma HT&D op dezelfde televisiezender.
 
Maar in Aalst was hij echter al heel lang gekend en een graag geziene gast op allerlei evenementen.

Al in zijn jeugdjaren zat zijn passie voor het ‘woord’ er blijkbaar al goed in. 
Op 10 jarige leeftijd behaalde hij, samen met 2 andere jongens Robrecht Camu en Rutger Peerlinck), de hoogste prijs als ‘trio’ tijdens de ‘Guldensporenprijskamp van den Vlaamschen Toeristenbond’. 
Tussen 300 andere deelnemers behaalden zij het erepodium met maar liefst 84 punten op 100.

Odilon werd meubelmaker van beroep maar zijn grote passie bleef muziek. Hij speelde saxofoon en leerde ook klarinet spelen. Om het allemaal in de juiste tonen te houden volgde hij muziekles aan de Aalsterse muziekacademie. 
Hij werd saxofoonspeler bij het orkest Jack Namotte en won samen met hen de ‘Prix d’Honneur’ tijdens het Nationaal Jazztornooi in Brussel in 1953. De pianist ‘Jack Namotte’ kreeg bij die gelegenheid ook de beker ‘Paul Whiteman’ als beste pianist.
Datzelfde jaar huwde hij ook met Simonne Keymeulen.

Ook was hij lid van de socialistische harmonie ‘hand in hand’, waar hij in 1976 25 kaarsjes mocht uitblazen voor evenveel jaren als spelend lid. 
Later zou Odilon ook nog dirigent worden van deze harmonie.

1953 was trouwens een heel productief jaar. Hiji werd ook acteur. Na zijn legerdienst ontdekte hij de toneelwereld en hij kwam terecht in een gezelschap dat, samen met Jan Theys, voor entertainment zorgde voor de soldaten in Duitsland.

Hij werd lid van de socialistische toneelvereniging ‘Kunst, licht en vrijheid’. Onder andere Frans Wauters, Gracienne Van Nieuwenborgh en John Woolley waren er zijn podiumgenoten. 
Op de foto Odilon en Gracienne in de theaterserie  'family'
Onze sympathieke medeburger had zeker geen ‘zittend gat’. 

Dat het Octaaf Boone gezelschap, waar hij intussen ook bij meestpeelde, niet zomaar een gelegenheidsgroepje was, mag blijken uit de lange lijst van namen waar ze mochten mee samenwerken. Voor Johnny Jordaan verzorgden ze maar liefst 200 optredens.
De naam veranderde in ‘The Actif Club’ in 1956 en het lijstje artiesten groeide snel aan. Rita Deneve, Louis Neefs, Bob Benny, Will Ferdy, Marva, Will Tura, … allemaal konden ze rekenen op de begeleiding van ons Aalsters gezelschap.
Het aanbod om het officiële BRT-orkest te worden, werd afgeslagen en het orkest trok met Freddy Breck op tournee in Denemarken.

Odilon nam de leiding op van een eigen ‘Orkest Odilon Mortier’ en was naast muzikaal heel actief bezig zijn met de groep, ook daarnaast nog een bezige bij. 
Zo werd hij in 1969 lid van de Draeckenieren, was hij lid van de Vlaamse Wijngilde en schreef hij verschillende liedjesteksten voor andere artiesten. Zelf had hij ook een grote hit in Aalst met de single Mèn ieneg Oilsjt, geschreven in 1970. 
Het lied is trouwens nog steeds één van de carnavalsklassiekers en kan onderaan dit artikel beluisterd worden. 
Het socialistisch-politieke kantje werd de B-kant van het singeltje, waar een toespraak kon beluisterd worden van de lijstaanvoerder B.Van Hoorick op de tonen van het prachtige ‘We shall Overcome’).
Het werd dus een verkiezingscampagne ‘met stijl’.

De plaat werd gratis ter beschikking gesteld voor iedere Aalstenaar die er om verzocht.

Tot op de dag van vandaag blijft de single dan ook in de top drie van meest gewaardeerde en meest uitgevoerde carnavalshits. Het emotionele nummer, dat dus helemaal niet als carnavalshit bedoeld was, wordt tegenwoordig ook wel eens uitgevoerd op begrafenissen en andere momenten van afscheid.

Odilon en zijn orkest mochten dus heel wat grote namen begeleiden, maar ons eigen Aalst werd zeker niet vergeten. 
Hij schreef liedjes voor Jean-Paul De Boitselier, Johnny Marcoen, het Stemmingstrio, Loeken Tatjen en zelfs de Aalsterse Gilles kregen in 1973 ‘Aalsterse Gilles lied’ gepresenteerd.


Een jaar later werd dit gevolgd door ‘Pluimen, bellen en klompen’.

Odilon bleef ondertussen duchtig toneelspelen en werd ook lid van het Feestcomité.
Ook met het Corum Alostum Imperiale was hij heel aktief bezig.

In een ‘beschrijving van Odilon’ is in De Voorpost het volgende te lezen : 

Lid van het Corum Alostum Imperiale, ook Clochard. Verder orkestleider van de Actif Klub, toneelgroep KLV, spelend lid Hand in Hand, ondervoorzitter en feestleider Vriendenkring stadspersoneel Aalst, Draeckenier, ondervoorzitter plaatselijke afdeling Vlaamse Wijngilde. Slaapt soms nog eens ook”. 

Dat slapen zal toch niet veel geweest zijn, want toen in 1975 het Feestcomité werd ondergedeeld in werkgroepen, kregen Frans Wauters, Herman Daelman en Odilon het deeltje ‘propaganda en public relations’ onder hun hoede. 

De Actif Klub bleef aktief en zorgde onder andere voor de muziek tijdens de zoektocht naar de ‘Aalsterse carnavalshit’, een talentenshow die in 1975 en 1976 plaats vond in Zaal Madelon.
En nog Aalsters : ook voor het driekoningenfeest van 1976, 1977 en 1978 tekenden zij present. 
Op de foto de Actif Klub in 1978 met Odilon als saxofoonspeler.


Ook met de toneelcarrière bleef het bergop gaan. Hij mocht er ondermeer naast Chris Boni spelen in ‘Sterke Jan’ en laat een onwisbare indruk na door zijn stotterscenes (die hem later bij ‘de kotmadam’ trouwens nog goed van pas zouden komen). 
Hij speelde de rol van Keizer Vlaskin, de rol van Koning en in 1976 mocht hij als cafébaas meedoen in een heuse kortfilm.

In 1977 regisseerde hij voor het eerst zelf een toneelstuk. Spelen en regisseren wisselden mekaar van dan af. 

Eind jaren ’70, Kunst Licht en Vrijheid was net opgedoekt, werd de Aalsterse Big Band opgericht, en zowel Odilon als Octaaf waren present. 
Odilon werd toen ook medestichter van het Progressief Aalsters Collectief Theater, kortweg PACT en was intussen ook al hoofd van de stedelijke drukkerij.

Begin jaren ’80 trad hij op met het Crazy Rhythm Jazz Orchestra, was hij muzikaal leider van de jazzband ‘Dixieland’ en van de ‘Onion River Slowboat Jazz Band’. Ook bleef hij individueel ook nog optreden met zijn saxofoon.

In 1986 kwam er binnen het feestcomité ruzie omdat hij enkele inkomstkaarten zou hebben meegenomen maar niet hebben betaald. 
Hij kon dit echter weerleggen via betalingsbewijzen. De kaarten werden inderdaad onbetaald meegenomen, maar ze werden wel betaald volgens het ritme dat ze bij hem werden afgehaald. 
Het werd allemaal afgehandeld, maar er bleef toch enige wrevel bestaan. 

In 1988 werd hij, bovenop zijn al heel gevulde agenda, ook nog eens muzikaal leider van de Crazy Rhythm Jazz Orchestra, en in datzelfde jaar werd hij ook de regisseur van de Aalsterse Avond

Een jaartje later werd hij voorzitter van het Feestcomité, wat meteen leidde tot een discussie. 
Hij had het nieuws verkondigd dat het driekoningenfeest zou afgeschaft worden onder druk van het stadsbestuur, maar dat bleek een verkeerde inschatting geweest te zijn en dus volgde er een kleine ‘clash’ tussen hem en burgemeester Annie De Maght. 
De twist werd bijgelegd en het driekoningenfeest mocht toch doorgaan.

Hij bleef 5 jaar lang voorzitter en na deze periode was hij ook nog 6 jaar ondervoorzitter. 
Ondertussen nam Odilon ook steeds deel aan de ludieke akties van de Draeckenieren. Hij trok meermaals naar ‘derp d’ om er affiches aan te hangen, om er een hobbelpaard achter te laten enzovoort. Alles voor de ‘goede zaak’ natuurlijk.
In 2007 werd hij Opperdraak (= voorzitter) bij de vereniging.
Hier de Draeckenieren Jef Vermassen (ere draeckenier), Anton Cogen, Eddy De Laender en Odilon als opperdraak in 2009.

1991 betekende een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het paard. De Dendermondse Prinsencaemere had namelijk een nachtelijke raid uitgevoerd op het Aalsterse Ros Balatum met de bedoeling om het ‘Oilsjterse carnavalsgedrocht’ naar hun dorp te ontvoeren. Dat lukte niet, maar wel werden schilden en ornamenten van ons Ros meegepikt.

Feestcomitévoorzitter Odilon verklaarde geen knieval te willen doen voor die van ‘derp d’ maar het draaide toch allemaal wat anders uit. 
Schepen Gracienne Van Nieuwenborgh stelde de Dendermondse hofmaarschalk Frans De Jonge van de prinsencaemere op de hoogte dat een Aalsterse delegatie het noodlijdende gehucht wat stadshulp zou brengen. 
Met een delegatie van ondermeer de schepen, Odilon en nog enkele carnavalisten en belanghebbenden trokken ze inderdaad met een mand kleding en niet bederfbare voeding naar café Den Hert, zowat het kloppend hart van het Dendermonds carnavalsgebeuren.
Gracienne Van Nieuwenborgh knielde heel even voor keizer Wim I, maar dat was enkel om een ere-metaaal om de hals te krijgen.  Het werd een ludieke avond, maar op het einde kregen de Aalstenaars toch hun ‘oude rommel van het hobbelpaardje’ terug. 

1992 betekende opnieuw een druk jaar. 
Hij werd, samen met Kamiel Sergant, peter van de reuzenkinderen Floreken en Florisken. Annie De Maght en Gracienne Van Nieuwenborgh werden de kersverse meters bij de doop op 21 februari. 

Dat was natuurlijk allemaal ‘lokaal’. Ook in het grotere België volgde dat jaar dan de uitbraak van Odilon.
Op VTM was er immers de serie ‘kotmadam’, waarin hij de rol van klungelige cipier mocht spelen.


Nog in de jaren ’90 was hij een vast panellid in het moppenprogramma HT&D, ook al op VTM.

Gedurende 20 jaren bracht hij de kijkers aan het lachen met zijn onhandigheid … tot aan zijn dood.
 
In 1999 dirigeerde Odilon voor het laatst de Aalsterse Big Band, ter gelegenheid van de opening van de Dirk Martensfeesten. Na dit optreden liet hij het leiderschap over aan zijn neef Patrick Mortier.

In 2001 werd hij opnieuw tot ondervoorzitter van het Feestcomité gekozen en in 2002 werd hij raadgever
Zijn ouderdom liet het drukke carnavalsleven niet echt meer toe en in 2007 stopte hij ook met deze adviserende functie.
 
In 2009 laat hij zich ontglippen dat hij genoeg heeft van het hectische leven. Hij komt enkel nog buiten voor de opnames van ‘De Kotmadam’. De rest van zijn tijd spendeert hij liefst met een kruiswoordraadsel of vooor tv.  Voor hem is er geen twijfel meer mogelijk. “Als het niet meer gaat, dan zal ik niet twijfelen om zelf uit het leven te stappen … Onlangs was ik in een rusthuis. Jongens, wat ik daar gezien heb, je houdt het niet voor mogelijk. Thuis ben ik beginnen huilen als een klein kind. Neen, zo wil ik niet eindigen. Dan trek ik liever zelf de stekker uit. Dat meen ik echt. De euthanasiepapieren liggen thuis al klaar. Ik moet ze alleen nog ondertekenen", besloot hij in ‘Story’.  

Op 14 mei 2010 werd in Gabrovo, tijdens een speciale 'open Gemeenteraad vergadering'  het 'Twinning charter' tussen Aalst en Gabrovo ondertekend.

De vzw "Stichting Marcel De Bisschop:Aalst - Gabrovo" was voor deze gebeurtenis uitgenodigd door het gemeentebestuur van Gabrovo en ook een officiële delegatie Aalstenaars o.l.v. Marcel De Bisschop en zijn echtgenote Irène, was aanwezig. Ook Schepen Anny Aelbrecht, Schepen Gracienne Van Nieuwenborgh, Norbert De Ganck, Jackie D'Herde (prins carnaval) en Odilon hoorden hierbij. 
Deze aanwezigheid leidde tot de uiteindelijke realisatie van de werkelijke "Jumelage" Aalst – Gabrovo.

In 2011 moest hij ook passen voor de organisatie van de carnavalsraadszitting. Hij bracht nog een laatste keer zijn lied ‘men ienig Oilsjt’ maar ondanks zijn gezondheidsproblemen bleef hij tot en met het 20ste seizoen van De Kotmadam de rol van de klungelige cipier Odilon Bonheur vertolken.
Zijn Aalsterse tongval was zelfs op de nationale zender een typisch kenmerk, hoewel hij zijn uiterste best deed om toch AN te ‘klappen’.  Oorspronkelijk zou zijn personnage ‘Fred’ heten, maar men hield het bij zijn echte naam, Odilon.
Vanaf reeks 21 was hij dus niet meer te zien in de serie en hij werd ook niet meer vermeld door Jeanne of Jef.

Hoewel Odilon de laatste jaren van zijn leven dus ‘vastgepind’ werd op de rol die hij speelde op TV, was hij in realiteit helemaal anders. 
Hij was niet de ‘sullige vriend des huizes’, hoewel sommige mensen hem in het echte leven dus ook zo begonnen te zien. 
Odilon heeft wel geleden onder die verwarring ‘In de beginperionde van de Kotmadam dachten veel kijkers dat ik in het echte leven ook zo dom en naïef was als de Odilon die ze op televisie zagen” vertelt hij. “Toen ik door mijn TV-werk ‘bekende Vlaming’ werd, had ik maar één schrik : dat ik iemand zou voorbij lopen zonder goeiendag te zeggen, zodat ze zouden denken dat ik een dikke nek had gekregen. Al dat BV gedoe hoeft voor mij niet. Laat mij maar gewoon Odilon zijn”. 

In februari 2012 was hij samen met zijn vrouw betrokken in een auto-ongeval. Hij knalde tegen een electriciteitspaal op 500 meter van zijn woning. Het koppel kwam er vanaf met de schrik en zelf deed Odilon het feit af als ‘een kleinigheidje’. 

Hij stierf op 12 augustus 2012 in het OLV ziekenhuis na hartproblemen.  

Bij het afscheid in Lochristi waren heel wat collega’s en Oilsjteneers aanwezig. 
De Draeckenieren en Karel De Naeyer brachten een ‘in memoriam’ en Odilons hit ‘men ienig Oilsjt’ weerklonk door de boxen. Zijn saxofoon stond opgesteld naast de kist. 

Hier nog eens zijn prachtig lied uit 1970 : Men ienig Oilsjt :



Bronnen

HLN 12/08/2012
Het Nieuwsblad 20/08/2012
De Voorpost 19/01/1992 – 22/03/1974 –  28/03/1975 - 17/10/1986 – 15/02/1991
De Volksstem 20/7/1935 – 07/08/1941
De Gazet van Aalst 12/11/1944 – 13/08/1964 – 27/8/1953 – 10/09/1953
De Gazet van Aalst 17/09/1964
De Standaard 30/11/2009 (foto Draeckenieren)
Voor Allen 29/11/1969 – 29/08/1970 – 20/01/1973
clint.be 17/2/2012
GVA 10/03/2009
discogs.com
draeckenierenaalst.be
vzw manden dienen Bulgarije : Aalst – Gabrovo 14/5/2010
Wikiwand Odilon Bonheur
Vedettendom : beroemd in Vlaanderen – Gust Van Gestel – Gust de Meyer
Men ienig Oilsjt via Youtube (Montooken)
Lied van de Aalsterse Gilles via Youtube (DidierDeluxe) foto : Carnavalaalstkoentje 

donderdag 1 oktober 2020

Feestcomité

Iedereen kent ze wel … De in blauwe jassen gehulde mensen die tijdens de carnavalsstoet alles in goede banen trachten te leiden. Soms te voet, soms met een brommertje, maar ze malen die dagen heel wat kilometers af.
 
Het Stedelijk Feestcomité (verder afgekort als F.C.) werd na WOI opgericht met de bedoeling om samen met het College van Burgemeester en Schepenen alle feestelijkheden in de stad Aalst te kunnen organiseren en coördineren. Het F.C. is een adviesraad, wat wil zeggen dat ze adviezen formuleren aan het College dat de eindbeslissingen neemt. In tegenstelling echter tot de meeste andere adviesraden, is het F.C. in het Aalsterse geval tegelijkertijd ook een organiserend comité. Ze zijn met andere woorden ook op het terrein aanwezig en nemen ook eigen beslissingen.
 
De leden van het Feestcomité worden aangeduid via de gemeenteraad … Via de politieke weg dus, en het is net dat wat sommigen al vele jaren tegen de borst stuit.
 
In 1902, toen er van het F.C. helemaal nog geen sprake was, werden de onpartijdige middenstandsorganisatie en haar afdeling Aalst-Voorwaarts opgericht.  
Zij organiseerden verschillende campagnes en evenementen om mensen naar de Aalsterse winkels te lokken en kunnen dus eigenlijk ook al wat beschouwd worden als een eerste versie van een feestcomité;
 
In navolging van Aalst-Voorwaarts werd op 19 februari 1920 de Stedelijke Commissie der Openbare Feestelijkheden opgericht, al waren de toenmalige leden officieus reeds actief geweest op de Sint-Maartensfoor van 9 november 1919.
 
Bij de oprichting bestond het Feestcomité aanvankelijk uit een kerncomité van amper drie personen: Alfred Kelders, Felix De Loose en Gustaaf De Stobbeleir.
 
In eerste instantie stonden enkel Aalst-Kermis, de 21 juli-viering en de Sint-Maartensfeesten op de agenda, maar één van de eerste officiële taken werd het organiseren van een bloemenstoet.
 
Om de Aalsterse middenstand te kunnen steunen, wou men ook al vlug overgaan tot het inrichten van een heuse carnavalstoet. Iets dergelijks zou veel volk naar de stad brengen, en waar volk is, kan worden verkocht.
Al gauw werd het drukker en drukker voor de drie ‘pioniers’ en het kerncomité werd uitgebreid met partijafgevaardigden van de verschillende politieke partijen uit de stadscoalitie van toen.
Het eerste feestcomité kwam zo onder voorzitterschap te staan van de schepen van Openbare Werken Valery De Valckeneer.
Alfred Kelders werd feestdirecteur, Felix De Loose secretaris en Gustaaf De Stobbeleir schatbewaarder.
 
Het was door wat inspiratie op te doen na een bezoek aan de carnavalsstoet in Binche dat de stad Aalst en het F.C. het ineens erg zag zitten om in 1922 ook van start te gaan met het plannen van een grote carnavalsviering in 1923.
Onder leiding van Alfred Kelders wou men absoluut het begrip ‘carnaval’ verder uitbouwen tot ‘iets groots’.
 
In januari 1923 maakten het Studiecomité van Openbare Feestelijkheden een lijst bekend met de verenigingen voor de eerste carnavalstoet van 11 februari.
Feestdirecteur Alfred Kelders, secretaris Felix De Loose, schatbewaarder Gustaaf De Stobbeleir en leden Kamiel Guns, Florent Vinck, Jozef Chevalier, Hector Cornand, Triphon De Smet, Achiel De Stobbeleir, Domien Gijsens, Mauritz Schouppe, Kamiel Van Den Bossche, Emiel Van Lierde en Gustaaf Van Nuffel kregen echter onverwachts tegenwind van burgemeester De Hert en enkele gemeenteraadsleden.
 
Wat was er gebeurd?
 
Er zou tijdens de carnavalsstoet voor 5 000 Frank prijzengeld uitgereikt worden. De burgemeester was echter niet aanwezig op de vergadering waarop dit beslist was en protesteerde hevig tegen deze beslissing.
 
Schepen De Windt, die wel aanwezig was op die bewuste vergadering,  en dus ook wist van deze beslissing, had deze persoonlijk in naam van het schepencollege goedgekeurd.
De procedures werden dus niet gevolgd, en de burgemeester verklaarde het idee van het prijzengeld voorlopig nietig.
Nadat de voorgestelde premies goedgekeurd werden door de afdeling ‘Financiën’ van de stad, werd het voorstel alsnog goedgekeurd op 23 januari 1923.
 
Het was gemeenteraadslid Lode De Smet die zijn nek uitgestoken had voor deze beslissing. Op de gemeenteraad overtuigde hij immers alle aanwezigen met zijn verklaring
 
door ieder jaar de organisatie te verbeteren en aan te passen, door telkens nieuwe en frisse ideeën naar voor te brengen, door publiciteit te maken en door het bevorderen van het gebruik van de tram en de ijzeren weg zal de cavalcade een bron van inkomsten zijn voor de Stad Aalst en voor alle Aalstenaars".
 
Financieel was dus alles in orde en organisatorisch verliep ook alles gesmeerd zodat op zondag 11 februari 1923 de eerste door de stad georganiseerde stoet door de straten van Aalst kon trekken.
 
Voor de vijfde editie kwam men met nieuwe ideeën op de proppen om meer toeschouwers te kunnen aantrekken. Vooral Alfred Kelders bleek de drijvende kracht in het Feestcomité. Hij bezocht verschillende carnavalsverenigingen in België om er contacten te leggen en afspraken te maken.
 
Vanaf 1926 werd een handelsbeurs georganiseerd die, samen met de winterfoor, de belangrijkste bron van inkomsten zou worden om carnaval te kunnen financieren en de toelage van de stad te kunnen optrekken.
 
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er – logischerwijs - geen carnavalsstoeten georganiseerd.
Het feestcomité bleef echter wel bestaan. 
Hier een groepsfoto uit 1945 met de toenmalige leden :


Het grote succes van de stoet was natuurlijk jammer genoeg wat tenietgedaan door de oorlogsjaren en i
n 1950 telde men nog maar vier Aalsterse groepen (de Jacquetten, de Exentrieken, Kunst en Vermaak en de Ware Gilles).
Marcel De Bisschop schreef als stimulans een originaliteitsprijs uit voor de Aalsterse groepen en Henri Van de Perre, penningmeester van het Feestcomité, maakte reclame voor de Aalstenaars om deel te nemen aan de stoet.
 
Het feestcomité dacht er al in 1951 aan om in Aalst een prins carnaval aan te stellen.
Een soort feestleider aan wie voor de duur van de festiviteiten het symbolische burgemeesterschap zou worden verleend.

Het plan viel in goede aarde en ter gelegenheid van de vijfentwintigste officiële stoet kon het feestcomité in 1953 de eerste prins aanstellen, … Robert Renoncourt, voorzitter van de Exentrieken.

De man kreeg de titel Kakalaki I omdat hij in zijn stoffenhandel de kakistoffen steevast als kakalaki-stoffen benoemde.
Er kwam onmiddellijk kritiek omdat de titel van prins carnaval door het feestcomité werd uitgereikt zonder inspraak.

Pierre De Winter drong in naam van de Aalsterse carnavalisten aan om een verkiezing te organiseren en op voorstel van Gustaaf De Stobbeleir organiseerde het Verbond der Vaderlandslievende Verenigingen in 1954 de eerste echte prinsenverkiezing in zaal Madelon op de Grote Markt.

Frans De Boitselier werd op deze manier dus de eerste verkozen Aalsterse prins.
 
Ondertussen hadden de Aalsterse groepen zich verenigd in de Vereniging der Aalsterse Komische Groepen. Deze vereniging overhandigde een 12-puntenprogramma aan het F.C. en vroeg naar meer inspraak, een betere samenwerking en een vlottere communicatie tussen de organisatoren en carnavalsgroepen.
Er werd niet veel gehoor gegeven aan deze vragen en de vereniging verdween al heel snel uit de geschiedenisboeken.
 
In 1959 richtte voorzitter Gilbert Claus een speciale 'Werkgroep voor carnaval' op om nieuwe initiatieven en evenementen toe te kunnen voegen aan de traditie van carnaval. Uit deze denktank ontstonden het Driekoningenfeest, de Ajuinenworp en de Verbranding van Vastelauved.
Nog later werden daar de herdenking van de overleden carnavalisten, de rondgang in de rusthuizen, enz aan toegevoegd.
 
Over het tot stand komen van de Ajuinworp is HIER meer te lezen.

In 1961 werd de organisatie van de prinsenverkiezing volledig overgenomen door het F.C.. De wedstrijd veranderde hierdoor van de traditionele kostuumwedstrijd naar een wedstrijd waarbij ook de spraakvaardigheid en spitsvondigheid van de kandidaten belangrijker werd.
 
Enkele jaren later, in 1968, verenigden de Aalsterse groepen zich opnieuw in het Aalsters Karnaval Verbond.
Zij eisten een stoet die enkel uit Aalsterse groepen zou bestaan.
Het Feestcomité stond ook achter deze vraag, en zo kwam het dat de stoet van 1969 22 Aalsterse groepen en 12 fanfares telde.
De stoet zou vanaf dit ogenblik exclusief voorbehouden worden voor Aalsterse groepen.

Kamiel Sergant, voorzitter van het AKV, was daarenboven van mening dat Aalsterse groepen niks te zoeken hadden in stoeten van andere steden. Volgens Kamiel hadden de groepen meer dan genoeg met de subsidies die ze kregen van de stad Aalst, waardoor ze niet meer moesten deelnemen aan andere stoeten. Feestcomité-voorzitter Frans Wauters deelde in 1978 deze mening en er werd een verbod opgelegd aan de Aalsterse groepen om nog deel te nemen aan de zogenaamde ‘buitenstoeten’.
 
Marcel De Bisschop, toenmalig schepen van Feestelijkheden, kon zich echter helemaal niet vinden in de nieuwe regel en zette het F.C. zwaar onder druk om deze regel opnieuw te schrappen.
Het conflict escalleerde en Kamiel Sergant nam ontslag bij het AKV.
 
Marcel De Bisschop zei later dat het dankzij de PVV was dat de Aalsterse groepen hun vrijheid terug gekregen hadden. Frans Wauters voelde zich hierdoor zwaar op zijn tenen getrapt en kreeg daarbij ook openlijk steun van zijn partijgenoten Gracienne Van Nieuwenborgh en Roger D'Hondt. Hij voelde zich echter totaal niet meer gesteund door de overige leden van het schepencollege. Er was iets ‘gebroken’.
 
Tot 1971 was het zo dat het steeds een schepen was die werd voorgedragen als voorzitter. In dat jaar werd beslist om dit niet meer te doen, waardoor Fons Singelijn kon verkozen worden. 

In 1974 was er opnieuw wat 'riezje en krakiejl' in verband met het FC. 

Onder de titel 'De 11 juli-viering, het feestcomité en het schepencollege : een klucht' haalde men het feit aan dat er dat jaar, evenals het jaar ervoor trouwens, geen 11 juliviering geprogrammeerd stond. Het enige wat er te doen was in Aalst was een kaatswedstrijd op de Houtmarkt, ... tussen twee Waalse ploegen; 
Het schepencollege had de opdracht om het feest ter gelegenheid van de Vlaamse feestdag te organiseren pas aan het begin van de maand doorgespeeld naar het Feestcomité. Veel te weinig tijd dus voor deze mensen om nog iets deftigs op poten te kunnen zetten. 

In 1984 werden de statuten opnieuw gewijzigd en werd het zo dat de schepen van feestelijkheden automatisch voorzitter werd van de adviesraad. De secretaris zou dan sowieso lid zijn van het administratief personeel van de stad. 

Het F.C. keerde in 1985 een beetje terug naar de oorsprong van het ‘promotie voeren’ om de bevolking naar Aalst te lokken en ook de middenstand te steunen.
In dat jaar voerden ze een heuse promotiecampagne met een autobus. De prijs die men betaalde voor een oude legerbus, kwam lager uit dan een hele trits aanplakborden zouden kosten. Vermits het comité ook zelf instond voor het vervoer, moesten ook daar geen kosten aan verspeeld worden.
Op die manier ging men de Aalsterse activiteiten ook promoten in de deel- en buurgemeenten.
Het was echter maar van korte duur want amper een paar weken later botste de bus op de gevel van een huis. Einde legerbus … einde promotiecampagne …
 
In 1989 veranderde men dit nogmaals de procedures en werd het opnieuw de gewoonte dat de voorzitter geen lid was van het schepencollege.

In 2001 werd de ‘Werkgroep Carnavalshallen’ opgedoekt en werd beslist dat het Feestcomité het beheer en de coördinatie van de carnavalswerkhallen aan de Hoge Vesten voortaan voor haar rekening zou nemen.
 
Ter gelegenheid van de 75ste stoet verscheen in 2003 volgend nominetje van het Feestcomité.
 


In 2008, ter gelegenheid van de 80ste stoet, werd Charlotje voorgesteld.
Deze levensgrote ajuin in de kleuren van de stad was een ontwerp van Gert Schatteman, die ook lid is van het feestcomité. Dat zelfde jaar werd ook de nieuwe versiering aan het Aalsterse station voorgesteld als het resultaat van een brainstormingsessie.
 
De stiksters, decorbouwers en ververs hebben weken werk gestopt in de mascotte en de stationsversiering. "Het is dus niet de bedoeling om deze mooie kunstwerken alleen dit jaar te gebruiken. De ontwerpen zijn zo goed gelukt dat de Aalstenaars nog jaren plezier zullen hebben aan Charlotje en het aangeklede station", aldus nog Nicole Ringoir, toenmalig voorzitster van het F.C..
 
Het jaar daarop, in 2009 liet het F.C. toch een klein steekje vallen toen Gert Schatteman de affichewedstrijd won. Deze winnende affiche bleek immers niet reglementair want er stond nergens vermeld dat het om de 81ste stoet ging, iets wat volgens het reglement een verplichte vermelding moest zijn. Dit werd niet opgemerkt door het Feestcomité noch het schepencollege en dus stond er dat jaar niet op de affiche vermeld over de hoeveelste stoet het ging.
 
De graag geziene en immer sympathieke voorzitster kon eigenlijk reeds in 2007 al haar afscheid aankondigen, maar de twee tegenkandidaten, Pierre van Acker en Dolf Ottoey trokken zich al voor de stemming terug, waardoor ‘ons Nicolleken’ nog wat kon/mocht/moest blijven.


Nadat zij het 18 jaar volgehouden had als voorzitter van het Feestcomité, volgde in 2013 het einde van een lange 'carrière' als voorzitster. Ze bleef wel nog 'aan de macht' tijdens dat jaar zodat 'den diensjt organizausje' nog kon blijven functioneren en carnaval van dat jaar nog werd voorbereid onder haar vleugels. Daarna volgde het begin van een woelige periode in de geschiedenis van het 'Fiejstkommetoit'.
 
In 2013 was het Christophe Troch (beter gekend als ‘de Floeren’) die werd aangesteld als voorzitter. Het zou een kort voorzitterschap worden want na 2 jaar hield hij het voor bekeken wegens ‘professionele redenen’.
 
"De stoet is altijd een beetje anarchie, maar het is goed dat we die anarchie een beetje begeleiden”, werd een belangrijke uitspraak naar aanleiding van het steeds maar later wordende aankomstuur van de stoet.
Om een vlotte doorstroming te kunnen bevorderen, schafte de stad de limiet voor het aantal ingeschreven groepen af. "
De groepen zouden zich ook compacter opstellen en kortere optredens geven om tijd te kunnen winnen. Daarom zullen ze ook niet meer aangekondigd worden op de Grote Markt, maar in voortgaande beweging en aansluitend voorbijtrekken. Op het traject zouden ook controleposten met sluizen geplaatst worden om groepen die zich niet aan de regels houden uit de stoet te weren.
 
In oktober 2015 verscheen het nieuws dat Open VLD op de eerstvolgende gemeenteraad een voorstel zou indienen om een einde te maken aan de politieke samenstelling van de adviesraad Feestcomité.
 
Het huidige Feestcomité is samengesteld op basis van de heersende politieke machtsverhoudingen en volgens Jean-Jacques De Gucht verhindert dergelijke structuur de onafhankelijke werking als adviesorgaan.

"De samenstelling van het Feestcomité maakt dat de aanbevelingen steeds op maat zijn van de meerderheid. Enkel door een politiek neutrale samenstelling in te voeren, garanderen we dat aan de huidige meerderheid kritische aanbevelingen kunnen worden gedaan. Een bijkomende bekommernis is dat de samenstelling nu maakt dat de werking van het Feestcomité te wensen overlaat", klonk het.
 
"De jeugdraad, de economische raad, ... die hebben allemaal geen politieke samenstelling meer", ging ook gemeenteraadslid Bart Van den Neste  verder. "en zo hoort het ook: een adviesraad moet in alle onafhankelijkheid dossiers onderzoeken en objectieve adviezen afleveren. De regels veranderen, kan pas vanaf volgende legislatuur, maar men kan nu al een intentieverklaring tekenen."

De opvolger van Christophe, Kenneth Van Lierde, hield het na één jaar al voor bekeken.
 
Het was een publiek geheim dat hij deze beslissing nam uit onvrede over het Stadsbestuur, dat inging tegen het Feestcomité en aan ‘vriendjespolitiek’ zou doen.
Het spreekwoordelijke ‘druppeltje’ was het feit dat in dat jaar de carnavalsgroep van de broer van onze burgemeester (’t Reigert) werd aangeduid om voor de pop te zorgen tijdens de popverbranding.
Het werd een welles-nietes spelletje maar voorzitter Kenneth besloot om een verontwaardigde brief te schrijven naar het stadsbestuur. De stad gaf toe en het ontwerpen van de pop werd toegekend aan ‘Beschomt’, maar er was iets gebroken ... exit Kenneth.
 
Binnen de politieke partijen werd het duidelijk dat de structuur van het Feestcomité veranderd moest worden, waarbij een apolitiek Feestcomité werd geopperd.
 
Dirk Verleysen, beter bekend onder zijn ‘koosnaampje’ ‘de sjampetter’ was de enige kandidaat om Kenneth op te volgen, waarna hij toch met veel enthousiasme gekozen werd tot de nieuwe voorzitter.

Hij wou in de eerste plaats zorgen voor een vlotte doorstart van het comité en dit om continuïteit binnen het comité te kunnen blijven garanderen. 

Het bleef eventjes stil omtrent het voorstel om de politiek te weren uit de feestbeslissingen, maar begin 2019 werd er in de wandelgangen toch opnieuw gefluisterd dat het stadsbestuur alsnog van plan zou zijn om het Feestcomité van 43 naar 21 leden terug te brengen én los te koppelen van de politiek. 
Men zou ook het Feestcomité willen hervormen en aanvullen met experten.

De leden van het Feestcomité dreigden hierop uit protest te staken met carnaval, maar dit kon vermeden worden.
Voormalig schepen van feestellijkheden, Ilse Uyttersprot, bedaarde de gemoederen een beetje en beweerde dat er nog niets beslist was. Ze benadrukte ook fel het enorme werk dat het comité altijd al verzet heeft en nog steeds verzet.
 
Uiteindelijk kwam in juli 2019 het nieuws dat er geen inkrimping zou komen van het Feestcomité, maar dat ze wel meer beroep zouden doen op experts bij het nemen van bepaalde beslissingen. Dat zouden mensen zijn die meer expertise hebben in bijvoorbeeld ‘affiches’.
 
Wel werd geopperd dat het wel eens mogelijk zou zijn dat de naam ‘Feestcomité’ zou verdwijnen.

Het feestcomité lag onder vuur, en dat was natuurlijk een goede reden om ook hen uit te beelden tijdens de stoet.
De groep “’t Beste Van De Stoet” speelde handig in op de situatie en trok door de Aalsterse straten met een apenkooi met apen, dierenverzorgers, apennootjes en bananen. Het feestcomité was immers een bedreigde soort geworden.
Wat in het Aalsters dan weer als “bedroigd soert” klinkt.


En aan het wzc Mijlbeek stond ineens een groep 'gele hesjes - ik protesteer tegen gehalveer'' die protesteerde tegen de halvering van het aantal leden van het F.C. De groep deelde ook affiches uit met de data van de 'afscheidstoernee' die het F.C. zou houden. Het werd uiteindelijk een leuke dag vol muziek en sketches in aanwezigheid van Prinsj Bart.
 
Van de vernoemde 'problemen' was niet echt veel te merken in het eerste kwartaal van 2020, het jaar dat het Feestcomité zijn 100ste verjaardag vierde.
In de stadsfeestzaal werd er op 15 februari een drink georganiseerd en voorzitter Dirk Verleysen verkondigde met trots dat er zonder carnavalisten en zonder groepen, simpelweg geen carnaval bestaat maar dat het Feestcomité hier toch ook zijn rol in gespeeld heeft.
 
Zonder het Feestcomité was er geen carnaval geweest hoe we het nu kennen, was er nog steeds een kostuumwedstrijd in plaats van een prinsenverkiezing, was er nog steeds een stoet met groepen van buiten Aalst en hadden we nooit een Driekoningenfeest, een ajuinenworp en een popverbranding gekend! Feestcomité, bedankt, 100 keer bedankt!”, waarop enkele ‘monumenten’ uit de geschiedenis zoals Enrico Le Clair en Nicole Ringoir in de bloemetjes werden gezet.
 
Burgemeester Christoph D’Haese bevestigde via een videoboodschap dat er het afgelopen jaar heel wat onduidelijkheid bestond over de toekomst van het Feestcomité, maar bevestigde ‘we gaan er nog wat jaren bijdoen’. Hij kon er op deze avond niet bijzijn omdat hij aanwezig was op de première van de musical ‘Daens’
 
Toch ook enige beroering over de affiche van 2020 die werd ontworpen door de 16-jarige Staf De Koninck.
 
De affiche was reeds vooraf in de media verschenen, wegens ‘niet geselecteerd’ door het Feestcomité maar wel geschikt voor het illustreren van een artikeljte ‘het sproeksken van d’affisj’ op de Facebookpagina van ‘Ajuintje’. 
Het Feestcomité had 8 affiches uit de ingestuurde ontwerpen gekozen, maar blijkbaar had het schepencollege 3 andere affiches ontvangen van de dienst communicatie. 
Hierdoor koos het college voor een affiche, die niet geadviseerd werd door het Feestcomité waardoor deze laatsten zich natuurlijk 'gepasseerd' voelden.
 
Werner Kinoo, die reeds 2 maal prins van Aalst was, maar die eerder dat jaar naast de overwinning greep, zou in de toekomst misschien wel voor wat extra vuur gaan zorgen als het nieuwe lid van het Feestcomité. Hij was reeds eerder actief in de adviesraad maar werd nu ook effectief lid en men hoopt hem als 'notoir carnavalist en carnavalkenner'  goed te kunnen gebruiken voor het aanbrengen en laten uitvoeren van nieuwe ideetjes.
 
Later in 2020, de coronacrisis was toen in volle gang, liet het Aalsterse Feestcomité weten dat men ideeën in verband met het afgelaste carnaval 2021 zeker wil mee bekijken.
Zij lieten weten dat ze zelf ook bezig zijn met het uitwerken van alternatieven, en willen ook andere meningen meenemen naar de adviesraad in verband met deze crisissituatie. Het afgelaten van de stoet was immers niet meer gebeurd sedert de oorlogsjaren. 
Speciale feiten vragen dan ook om speciale initiatieven natuurlijk.
 
Op 29/9/2020 verklaarde ex-prins Frank Van Rymenant op zijn FaceBookpagina :
 
Nor het schentj es het Fiejstcomitei ontbonnen, en bestoot dus vanaf naa nemiejr. 
Triesteg ver de enkelingen die er altoid stonden op elk evenement van Sintje Merten, resthoizen en Vastelauved. 
Met dank aan den einzelganger en mediagoile abzjaar, en via wel ingelichte bron me dienen abzjaar zou het ni voor zèn. Wordt vervolgd”.
 
Het bericht werd druk gedeeld via sociale media en werd vol ongeloof becommentarieerd.
Ongeloof ook trouwens in de eerste plaats bij verschillende leden van het Feestcomité zelf, die niets hiervan zouden vernomen hebben.
Het bericht werd beantwoord door Feestcomité-voorzitter Dirk met : “Wanneer het verspreiden van fake-news het enige is waar ze mee bezig zijn …” en nog diezelfde avond werd door de burgemeester tijdens de gemeenteraad bevestigd dat het feestcomité in elk geval blijft bestaan.
 
Een kwakkel van jewelste dus ? 
Of toch 'Waar rook is, is vuur' ?
 
Het zou jammer zijn na 100 jaar …

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd …

Wat al sneller een vervolgverhaal kreeg, was het bericht op 20 maart 2022 dat Dirk Verleysen voortaan in de gemeenteraad zou zetelen en het Feestcomité dus moet verlaten. Men kan immers niet beide functies combineren. 
Gezien Caroline Verdoodt de politiek vaarwel zei en Maarten Blommaert schepen werd in haar plaats, was het de eerste opvolger, Dirk dus, die de functie van gemeenteraadslid zou opnemen.

Hij verklaarde : “Ik heb mij 9 jaar met hart en ziel ingezet voor het Feestcomité en carnaval, waarvan 6 als voorzitter. Het was dus geen makkelijke beslissing. Gelukkig is de opvolging in het Feestcomité verzekerd: er is meer dan genoeg talent om mijn plaats in te nemen. Ik zal de belangen van Aalst en van carnaval nu verder verdedigen met een ander petje, dat van gemeenteraadslid. Ik ben en blijf de Sjampetter
 
Exit Dirk dus ... 

Op 10/07/2022 kwam er witte rook uit de schouw. 

Voor het eerst sinds het afscheid van Nicole Ringoir komt er opnieuw een vrouw aan het roer van het Feestcomité in Aalst. Dirk Verleysen gaf de fakkel door aan Wendy Wauters (48), schooldirectrice in Haaltert en zot van carnaval.

Zij beleefde haar Vuurdoop in oktober dat jaar, toen Yordi zijn prinsentitel eindelijk mocht ontvangen. 

Hier nog even een lijstje met de voorzitters die het Feestcomité tot hiertoe kende :
 
2022- ...           Wendy Wauters

2016-2022       Dirk Verleysen
2015-2016       Kenneth Van Lierde
2014-2015       Christophe Troch
1995-2013       Nicole Ringoir
1989-1994       Odilon Mortier
1989-1989       Frans Wauters
1984-1988       Juliaan Vinck
1977-1983       Frans Wauters
1976-1976       André Dooms
1971-1975       Alfons Singelijn
1959-1970       Gilbert Claus
1954-1958       Arthur Cornelis
1948-1953       L. De Wolf
1946-1947       Alfons Berghman
1934-1934       Cesar Haelterman
1933-1933       Albert D'Haese
1928-1932       Alfons Bastiaens
1926-1927       Louis De Smedt
1925-1925       August Marcel
1923-1924       Albert De Windt
1919-1922       Valery De Valckeneer


Wie meer wil te weten komen over Alfred Kelders, kan HIER terecht. 

Voor alles omtrent carnaval klik je HIER


Bronnen :
 
Aalsters Accent 8/1/1985
De Voorpost 9/8/1985
Het Nieuwsblad 4/12/2001 – 22/10/2015
Persregiodender.be 13/1/2020
HLN 15/1/2019 - 3/6/2019 – 3/7/2919 – 16/2/2020 – 29/9/2016 - 20/03/2022
GVA 28/1/2008
Voor Allen 15/6/1974
Groepsfoto 1945 via MadeInAalst
De Morgen 9/1/2014
Radio2.be/oost-vlaanderen 16/1/2019
immatrerieelerfgoed.be
boekenventje.be
toyota-forklifts.be/over-toyota/nieuws/carnaval-aalst/
De Standaard 14/9/2007
aalstcarnaval.be