Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 5 februari 2021

Biekorfstraat

Het was in 1938 dat deze straat, samen met nog 13 andere straten, zijn huidige benaming kreeg. 

De voormalige ‘Verlengde Vooruitzichtstraat’ die liep tot aan den Asserendries werd door ene Gaspar Van de Meerssche in zijn ‘Landbouck van 1710’ al beschreven als ‘de Biekorf’. 
Meer dan 200 jaar later zou het dus ook de officiële benaming worden.

De naam werd ontleend aan een pachthof of herberg met die naam dat zich bevond op of aan het huisnummer 2. 


Het is in deze buurt dat voetbalclub ‘Volharden’ ontstond. Zo begonnen ze op een terrein aan de St Annalaan, rechtover het VTI, en veranderden doorheen de loop der jaren enkele malen van ‘thuishaven’. Wel bleven ze altijd in de omgeving. 

Enkele jaren na hun start verhuisden ze naar het einde van de Asserendries. De ploeg werd aan het begin van WOII opgedoekt en kwam in maart 1945 terug als ‘Voetbal Ontspanning Volharden’. Men startte het seizoen op een plein aan het kruispunt Lindestraat-Ledebaan en in seizoen ’46-’47 verhuisde men uiteindelijk naar een terrein tussen de Boudewijnlaan en de huidige Biekorfstraat. 
Hier beleefden ze echte hoogdagen. 
Hier een foto van de ploeg aan de Biekorfstraat in 1956


Over de verdere geschiedenis van ‘Volharden’ is HIER meer te lezen    

In 1958 begon men met de aanleg van de Boudewijnlaan. 
Ook de Biekorfstraat had daar natuurlijk een belangrijk aandeel in. 


Op de foto zijn links de huizen te zien die net voorbij de hoek van de Biekorfstraat staan. De middelste rij huizen bevinden zich in de Biekorfstraat en het huis rechts op de foto bevindt zich ‘schiefrechtoever’ de Cesar Haeltermanstraat. 

Een jaartje later voorzag men passende beplantingen in de stad. 
Zo werden er per locatie andere bloemen en planten voorzien. Zo werd de stad opgefleurd met onder andere wilde kastanje (aan de autostrade), Amerikaanse eik (Affligemdreef), bloemappelbomen (Kerkhoflaan), bolacacia (Asserendries), Platanen (Oude Gentbaan, Roklijf en Gentsesteenweg), Hollandse Linde (Raffelgem- en Terlindenstraat), meidoorn (Biekorf- en Cesar Haeltermanstraat), Japanse kers (Vooruitzicht- en Naarstigheidstraat) enzo voort. 
Het werd dus allemaal een beetje groener er fleuriger. 

In 1965 zagen de inwoners van de Vooruitzichtstraat, de Lindestraat, de Biekorfstraat en een gedeelte van de Raffelgemstraat het opnieuw eventjes niet meer zitten. 
Al maanden werden zij verplicht om ofwel door de modder te ploeteren of om een omweg van 20 minuten de doen langs de Naarstigheidstraat of Asserendries wanneer zijn naar het centrum wouden gaan of wanneer zij hun kinderen bijvoorbeeld naar de St Annaschool dienden te brengen. 

De reden van deze moddermiserie was dat de ondernemer die instond voor de bouwwerken aan de nieuwe school in de Welvaarstraat (CLW TechniGO!), de hele bestrating had opengebroken. 


Dit gebeurde daarenboven dan nog zonder enige toelating, waardoor de frustratie bij de omwonenden natuurlijk groot was. 
Ze geloofden echter wel dat ze na het eindigen van de bouw een nieuwe bestrating zouden krijgen als compensatie, en al het leed vanaf dan zou voorbij zijn. 

Op 8 september 1965 echter verscheen er nog meer miserie. 
Een ‘bericht van commodo en incommodo’, gedateerd op 8 september 1965, meldt hen dat buurtweg nr 56, het ‘Eenegemwegsken’ zou verdwijnen op vraag van het ‘ministerie van nationale opvoeding en cultuur’.
Men kon wel verzet intekenen tot 24 september, maar men voelde de bui al hangen natuurlijk. 

Het Eenegemwegsken was een gedeelte van de Vooruitzichtstraat (tussen de huisnummers 83-89 en 145-172) dat rechtstreeks naar de Boudewijnlaan liep, maar door de bouw van de school ‘in de weg’ lag. 
De inwoners van de Biekorfstraat zouden dus niet langer meer dit wegje kunnen gebruiken om van daaruit rechtstreeks de Vooruitzichtstraat in te lopen. 
Ook het speelpleintje dat aan deze voetweg lag, diende te verdwijnen. 

Het was in diezelfde jaren ’60 dat men erover sprak om het huisnummer 2 te slopen voor de rechttrekking van de Biekorfstraat. Het zou echter nog zo’n 40-tal jaren duren eer het huis ook effectief zou worden afgebroken. 


Het lijkt ondertussen misschien wel een eeuwigheid geleden, maar het was ‘pas’ in 1973 dat er in de Biekorfstraat openbare verlichting kwam. 

Op 24 maart 1975 werden tijdens een informatievergadering voor de buurtbewoners de plannen voorgelegd voor de aanleg van een ‘Bengelpark’, een speelterrein voor de buurt gelegen tussen de Biekorfstraat en de Boudewijnlaan. Dat zou gebeuren op een perceel waarvan de stad eigenaar was en dat we nog kennen als het oude voetbalterrein van ‘Volharden’. 

Het initiatief van 'de Rotaryclub Aalst-Noord' en 'de Coördinatie- en adviesraad voor de jeugd' mocht rekenen op heel wat bijval, maar er werd wel overwogen om nog een extra wijkcomité op te richten voor hulp en toezicht op het nieuwe terrein. 
In 1974 had de adviesraad als proef trouwens al een experiment uitgevoerd in onze stad, door op enkele braakliggende terreinen borden te plaatsen met ‘dit is een voorlopig speelterrein’. 
Op verschillende plaatsen mislukte dit omwille van verschillende redenen, maar aan de Biekorfstraat liep het goed. 

In 1976 verscheen een inventaris van stadseigendommen die voor wat betrof de aankomende zomervakantie in aanmerking kwamen als speelplein. 
Naast het Astridpark, Volksplein, Ledebaan en het Gulden Boomplein die in de buurt reeds uitgerust waren als speelplein, waren er ook enkele braakliggende gronden die met zeer weinig kosten zouden kunnen ingericht worden als speelruimte. 

Hierbij behoorde onder andere het bewuste en hoger vernoemde stuk grond aan de Biekorfstraat-Boudewijnlaan, waarvan al aangevraagd was om er een nieuwe wandelweg tussen de Boudewijnlaan en de Biekorfstraat van te maken en er een ‘bengelpark’ aan te leggen. De raming van de kosten bedroeg 998 412 Belgische frankskes.

Het zou hier niet over een ‘normaal’ speelterrein gaan met allemaal afgeborstelde glijbanen en blinkende schommels. Neen, het zou gaan over een écht ravotterrein met heuveltjes, tunnels, dode klimbomen, omheiningen, een ton en wildbegroeiing van allerlei heideplanten. 
In een tweede fase zou er ook een hoekje met een zandbak, enkele tekenborden en rustbanken komen. 
Een derde perceel ten slotte zou een volley- en basketveld, gecombineerd met een minivoetbal- en handbalveld bevatten. 
Het ravotterrein zou van de overige plaatsen gescheiden worden door een later aan te leggen schaatspiste. 
Grootse plannen, waarvan de meeste jammer genoeg niet uitgevoerd werden. 

Na het positieve advies van de gemeente op basis van het eerder gelukte experiment, was het dan eindelijk zover, … de kinderen konden spelen op hun nieuwe speelpleintje. 
Er werd voorafgaand wel een tekenwedstrijd ingericht met het thema ‘hoe zie ik mijn speelterrein’ maar met de uitslag – veel kinderen tekenden een gewoon speelterrein met schommels, klimrekken, … - werd uiteindelijk weinig rekening gehouden. Het werd een ravotpleintje zoals vooropgesteld.


De officiële opening had plaats op zondag 27 juni dat jaar en ‘De Biekorf’ werd meteen ook het eerste afgewerkte pilootproject dat diende aan te tonen dat vernieuwing op speelterreinen wel degelijk mogelijk is. 
Op deze meer dan warme dag – remember the hot summer of ’76 – werd aan de aanwezigen een fris drankje aangeboden en klonk men op de samenwerking. 

Er was toen uiteraard nog veel meer natuur te vinden in de omgeving. 
Hier nog een foto van de voetweg en het speelpleintje. 


In de Biekorfstraat zelf liep ooit ook waterweg 5048
Zegt U niks ? 
Logisch, maar misschien zal de ‘Kammenbeek’ bij enkelen van jullie wel een belletje doen rinkelen. 
Deze waterweg werd door de stad gecatalogeerd als ‘onbevaarbare waterloop en gracht’ op het grondgebied, en op 2 november 1976 werd een aanvang genomen om deze te verwijderen. 

Ook het uitzicht van de voetweg was ondertussen sterk veranderd. 
Hier een foto met een hoeve in de Lindenstraat, komende vanuit de Biekorfstraat. 


Daar ergens lag trouwens ook het Schaubroecklo, een bos met open structuur.

Schaubroeck (tegenwoordig spreken we over Schoubroek)  kwam eigenlijk ongeveer overeen met wat tegenwoordig de sint Annaparochie is. 
Het was een onderdeel van de vroegere praterij ‘Schaerbeeck’, dat toen tot aan de Dender liep.

Het pleintje was echter amper een jaar oud toen er al klachten waren over verwaarloosd onderhoud. Ook het ontbreken van voorzieningen, zoals een overdekte schuilplaats en sanitair, werd aangekaart. Men drong er op aan om dit allemaal zo spoedig mogelijk in orde te brengen, maar de buurtwerking wou daarvoor ook hulp van het stadsbestuur. 

Daarenboven bleek ook de milieuhinder, in de vorm van jonge motorrijders die er hun plezier in vonden om in de buurt rond te snorren, een doorn in het oog te zijn van de verantwoordelijke overheid. 
In 1979 werd de situatie aangekaart door de burgemeester, en dit onder andere naar aanleiding van de aanvraag voor een nieuw gelijkaardig pleintje in Erembodegem. 

Alle speelpleinen werden onder de loupe genomen en bij de bespreking van ‘De Biekorf’ bleek al snel dat men bijna een hele pagina nodig zou hebben om alle grollen en grieven te kunnen noteren.
 
Zo was de sluis aan de ingang met de Boudewijnlaan volledig overgroeid. De brommers konden gemakkelijk binnen rijden langs de zijkanten. 
Er waren geen vuilbakjes, geen verlichting (de kabel lag er wel). 
Er werd gesluikstort en er werden vuurhaarden aangetroffen. 
Distels en brandnetels groeiden en groeiden. 
Langs een bouwperceel aan de Boudewijnlaan was er geen beschutting voorzien, zelfs niet in de vorm van beplantingen zoals hoogstammig groen of hagen, die het plein wat zouden afschermen. 
Bij de schommel ontbraken sporten van de ladders, de klimtouwen waren weg, evenals het net en bij het zwiertuig waren zowel de band als de ketting verdwenen en balken en andere vuiligheid lagen los op het terrein. 

Er werd een beetje opgeruimd, maar de situatie veranderde eigenlijk niet veel. 

Ondertussen was er ook van de rechttrekking van de straat nog niet veel actie te bespeuren. Op de foto nog duidelijk de huizen in 1979 die kriskras over de straat lijken te staan. 


In 1982 was er sprake om van het stuk Vooruitzichtstraat dat gelegen is tussen de Biekorfstraat en de Boudewijnlaan te herdopen als ‘Jozef Borremanstraat’. Dit als nagedachtenis aan de oud-burgemeester. Uiteindelijk werd hier niet voor gekozen en het stukje straat werd omgedoopt tot de ‘Korte Vooruitzichtstraat’.
Er kwam wel nog een J. Borremanstraat in onze stad, maar die kwam ‘oever ’t woter’ te liggen. 

Een jaartje later liepen de beschadigingen aan het speelpleintje opnieuw uit de hand. 
De stadsdiensten waren helemaal niet gelukkig meer met het pleintje, dat trouwens niet echt het verhoopte succes kende en maar al te vaak voor problemen en overlast zorgde. 

De ligging van het terreintje aan de overzijde van de zeer gevaarlijke Boudewijnlaan en de structuur van het terrein, dat volledig omsloten werd door woonhuizen was hier zeker niet vreemd aan. 
Speeltuigen werden vernield, de beplanting werd vernield door motorcrossers en men kreeg te veel last van ‘hangjongeren’. 
Daardoor werd besloten om het pleintje te ‘hervormen’ tot een plaatselijk parkje in plaats van een jeugdspeelplein. De intussen gevaarlijk geworden speeltuigen werden verwijderd en het terrein werd voorzien van nieuwe bomen en struiken. 
Ondertussen is alles opnieuw hervormd en spreken we nog amper van een ‘hondenparkje’ …

Aan het begin van de nieuwe eeuw werd trouwens echt werk gemaakt van de afbraak van het fameuze ‘huisnummer 2’. De afbraak werd reeds een 40-tal jaar besproken, maar het zou nu echt zo ver zijn. Hier één van de laatste foto’s die ervan genomen werd in 2000. 


Vanaf april 2016 hebben de bewoners van onder andere de Biekorfstraat heel wat extra verkeer te verwerken gekregen. 
Omwille van de nieuwe fase van de tunnelwerken werd de Boudewijnlaan immers omgetoverd tot één grote bouwwerf en werden enkele zijstraten een tijdlang onbereikbaar. 
Zo werden ondermeer Square Geerinckx, de Naarstigheidstraat en de Raffelgemstraat volledig afgesloten. Fietsers konden wel nog langs een voetgangersbrug oversteken, en dienden om de achterliggende straten op Schoubroek en Paddenhoek een omleiding te volgen langs de Biekorfstraat. 
De Asserendries werd het verbindingspunt naar de Welvaarstraat langs de andere zijde. 

De werken aan de nieuwe Aalsterse tunnels en de rotonde aan de Gentsesteenweg en de Siesegemlaan werden afgerond in 2019. De werken aan het verderopgelegen viaduct startten een laatste fase. 
Langsheen de Boudewijnlaan werd het opnieuw rustiger en groener wonen, want het grootste deel van het - doorgaande - verkeer neemt er nu de tunnel.

De buurt kon dus weer – letterlijk en figuurlijk – adem halen. 

Hoewel … er is nog een dossier lopende bij de stad Aalst omtrent de buurt van de Biekorfstraat. 
Als er immers ooit een nieuw stadion voor Eendracht Aalst wordt gebouwd (en dat is met een grote ‘als’), dan zou het wel eens kunnen dat dit in de buurt zal komen. 
De stad liet een locatiestudie uitvoeren met het oog op de bouw van het ondertussen veelbesproken 'nieuwe voetbalstadion'. Vijf locaties werden weerhouden De twee meest waarschijnlijke liggen naast de autosnelweg, maar er wordt ook gedacht aan een terrein op Schoubroek of het iets verder gelegen Kerrebroek.
Over Kerrebroek is HIER meer te lezen. 

De vraag is natuurlijk of het ooit zover zal komen. Er werden ondertussen al verschillende ‘task-forces’ opgericht, maar jullie weten hoe het hier meestal afloopt met die task forces. 
Veel bla bla … inderdaad …

Eind september 2019 viel er opnieuw beter nieuws te rapen in deze straat. 
Voor het programma ‘Make Belgium great again’ heeft Frances Lefebure de Biekorfstraat toen in het groen gezet. Samen met een 150-tal vrijwilligers werden fruitbomen en lavendel aangeplant. 
Waarom ? En waarom net in deze straat ? 
Wel, het programma wou het lot van de bijenpopulatie in de aandacht brengen. Deze diertjes dreigen steeds maar sneller uit te sterven, terwijl ze wel van een enorm groot belang zijn voor onze samenleving. 


In heel Vlaanderen werden een honderdtal straten met 'bij' in de naam, 'bijgelovig' gemaakt. 
Zo kregen ook de inwoners van de Bijlstraat in Antwerpen, de Gentse Bijlokevest en de Honingbijstraat in Leuven lavendelplantjes voor de huisdeuren geplaatst. 
In totaal ging het over zo maar liefst 5.000 plantjes. 
Basisschool De Bijenkorf in Dudzele en onze eigen Biekorfstraat kregen de titel van ‘meest bijvriendelijke plaatsen van ons land’, en werden voor deze gelegenheid voorzien van bijenkasten, viooltjes en fruitbomen. 


Meer weten over deze buurt? 
Ga dan gerust een kijkje nemen via de overzichtspagina van Wijk 5 : Volksplaats / Terlinden / Siesegem / Kerrebroek door op DEZE link te klikken … 


Bronnen

Foto Volharden via MadeInAalst
Foto 1976 via commons.wikimedia.org     
Foto speelplein 1976 via MadeInAalst
Foto 2 speelplein en voetweg 1976 via MadeInAalst
HLN 30/09/2019
Voor Allen 10/06/1977
De Volksstem 5/08/1938
De Gazet van Aalst 18/04/1954 – 23/09/1965 – 29/06/1974 – 7/1/1983 – 12/9/1959
De Voorpost 21/03/1975 – 23/04/1976 – 5/11/1976 – 29/06/1979 – 6/8/1982
Geografisch instituut Oost gisoost.be
Foto jaren ’60 (huisnr 2) via MadeInAalst
Foto 1979 : Geschiedenis der straten door Jos Ghijsens
Foto Zwingelmolen (huisnr2) 2000 via MadeInAalst

donderdag 4 februari 2021

Manneken Pis 'in 't Oilsjters'

Nu het in Aalst en andere steden omwille van de coronamaatregelen in 2021 verboden wordt om zich te verkleden tijdens de carnavalsdagen, is het misschien hét moment om eventjes in de kleerkast van het beroemde beeldje van Manneken Pis in Brussel te snuisteren.  Want ja hoor, zelfs daar zijn enkele Aalsterse weetjes te sprokkelen.


Hét Manneken Pis in Brussel kent natuurlijk iedereen, de geschiedenis misschien iets minder, en hoewel het slechts een kleine noot is in de geschiedenis van het ‘Brussels Ketje’ is het toch ook vernoemenswaardig om enkele links met Aalst even uit de doeken te doen. 

In 1388 stond er op de hoek van de Stoof- en de Eikstraat al een fontein, de 'Julianekensborre', met een stenen beeldje. 
Het beeldje zelf is jammer genoeg niet bewaard gebleven en zijn geen afbeeldingen van terug gevonden, zodat er geen zekerheid bestaat dat dit Juliaantje plaste. 
Een eerste melding die wél wijst op zijn plasactiviteit komt er met een archiefstuk uit 1452, dat de woorden ‘daer dmenneken pist' gebruikte als plaatsaanduiding voor deze straathoek.

In 1619 besloten de Brusselse autoriteiten de bestaande fontein van Manneken-Pis te renoveren. 
De zuil, het waterbekken en het bestaande beeldje werden toen vervangen. Ze plaatsten een bestelling voor een nieuw Manneken Pis in brons bij de toen beroemde beeldhouwer Hiëronymus Duquesnoy.

Een naam die ergens een belletje doet rinkelen? 
Dat kan, want hier vinden we al een eerste link met Aalst. 
Hieronymus of Jerome Duquesnoy de oudere maakte immers naast het beeldje van het Brusselse ketje ook de prachtige Sacramentstoren in onze Sint Martinuskerk

Daarover is HIER meer te lezen.    

In die tijd golden heel strenge regels in verband met het afbeelden van ‘naakt’ op publieke locaties. Zo mochten de afbeeldingen zeker niet groter zijn dan 55 centimeter, want anders werden ze aanschouwd en verboden als zijnde ‘pornografie’. 
Het bewuste beeldje werd 55,5 centimeter maar voor die 50 millimeter deed men niet lastig, en het mocht blijven staan.

Manneken-Pis wordt sinds de 17de eeuw door de Brusselaars bewonderd en gekoesterd als ‘hun baby’. In die periode ontstond ook de gewoonte om hem tijdens belangrijke evenementen kleren aan te trekken. 
Die traditie werd in de loop der eeuwen verdergezet, werd in de jaren ‘80 zelfs nog opgevoerd, en bestaat heden ten dage nog steeds. 

Naast een beeldje dat duizenden toeristen uit binnen- en buitenland naar onze hoofdstad trekt, bleek in 2010 jammer genoeg ook dat hij de titel meekreeg van 'het meest ontgoochelende nationale monument voor rugzaktoeristen'.
Dat bleek toen uit een enquête van de Australische reisjournalist Ben Groundwater. 


De journalist zei wel degelijk te beseffen dat het beeldje niet ons nationale monument is, ‘maar het is toch het bekendste straatbeeldje van België. Het prijkt op veel reisgidsen. Het is één van de grote toeristische attracties van jullie land, maar ook een van de grootste ontgoochelingen voor rugzaktoeristen. Vooral omdat het zo klein is. De meeste backpackers schrijven me dat ze hun teleurstelling meteen wegspoelen in een nabijgelegen café, want Belgisch bier dat ontgoochelt nooit.'

De ‘Orde van de vrienden van Manneken Pis’ kan zich wel ergens vinden in de ontgoocheling, want het is inderdaad maar een klein beeldje, maar … ze voegen er wel onmiddellijk aan toe dat de regels van toen dat nu eenmaal voorschreven. Het beeldje mocht gewoon niet groter zijn, op risico te worden beschouwd als ‘porno’.

In 1824 publiceerde de Franse schrijver Jacques Collin de Plancy het boek ‘Histoire de Manneken-Pis racontée par lui-même’, waarin hij de hoogtepunten uit de Brusselse geschiedenis omschreef. 
Daarin beschreef hij ook als eerste vier legendes die de oorsprong van het beroemde beeldje moesten verklaren. 

- Volgens een eerste legende plaste een klein jongetje een lont uit, zodat het buskruit dat Brussel zou vernielen onschadelijk werd gemaakt. 

- Een tweede vertelt hoe een klein manneke zijn behoefte deed tegen de deur van een heks. Als straf vervloekte ze hem, en hij zou voor eeuwig en altijd moeten blijven plassen. 

- Volgens een derde versie zou een verloren gelopen jongetje al plassend zijn teruggevonden. Als dankbaarheid dat hij zijn zoon terugvond liet de vader toen een fontein bouwen in de gekende positie. 
Een gelijklopend verhaal zou het jongetje benoemen als de jonge hertog Godfried III van Brabant.

- En een vierde verhaal tenslotte maakt duidelijk dat de – toen tweejarige – opvolger van zijn vermoorde vader-graaf in zijn wiegje omhoog werd gehangen omdat de vijand zich openlijk afvroeg tegen wie ze nu eindelijk aan het vechten waren. 

Het boek oogstte veel bijval en, hoewel het fictie was, inspireerde het later nog tal van andere schrijvers. 
Verschillende onder hen - onder wie Victor Devogel - namen de meeslepende verhalen rond Manneken-Pis over, bewerkten ze en zetten ze naar hun hand. 
Dank zij deze verhalen over de heldendaden van het ‘ketje’ werd beslist om hem te vereeuwigen in een beeldje.

De eigenlijke oorsprong van het beeldje is echter zeker niet zo romantisch en dient eigenlijk te worden gezien als een eerbetoon aan de vele leerlooierijen en kleermakers die zich toen in de omgeving van de Stoofstraat bevonden. 
De urine van de kleine kinderen werd toen gebruikt bij de verwerking van het leer, want het ammoniakgehalte in de urine zou het leer soepeler maken en was dus een zeer welkome grondstof. 

Ondanks de uitleg blijven veel toeristen toch ontgoocheld. Velen vragen zich luidop af of ze echt van zo ver moesten komen om zo'n klein jongetje te zien. 
'Size doesn't matter' maar het manneke is vooral populair als hij weer eens een nieuw pakje draagt.

Hij ontvangt zo’n 20 à 30 nieuwe kostuums per jaar, en het – voorlopig – laatste kreeg hij op 21/10/2020. 
Dat was meteen zijn 1053ste kostuumpje en hij kreeg het van de Ambassade van de Tsjechische Republiek. 
Het oudste bewaard gebleven kostuum is het kostuum dat de Franse koning Lodewijk XV in 1747 doneerde.

Het aantal kostuumpjes dat hij ondertussen al kreeg is dus enorm en, hij mag dan misschien wel de grootste toeristische ontgoocheling zijn, vele bedrijven staan te springen om hem eens te mogen kleden. Dat kan zonder enig probleem, zolang er maar geen reclame op staat. 
Het zijn dus veelal vzw’s en publieke diensten die hier gebruik van maken. 

Na een ‘zoveelste’ poging tot diefstal met schade als gevolg kwam Manneken-Pis in 1965 in het gemeentelijk museum terecht en werd aan de fontein een kopie geplaatst die tot op vandaag kan worden bewonderd. 
Het in tweeën gebroken originele beeldje werd in 2003 gerestaureerd.

> En nu komen wij opnieuw ‘in the picture’ < 

Het is aan het bezoek van koning Boudewijn aan Aalst in 1978 dat het Manneken Pis ook een Aalsterse inbreng te danken heeft. 
In dat jaar immers overhandigde Ajuinboer Albert Verbestel een een Gouden Medaille aan de koning. 


Boudewijn en Fabiola waren toen in onze ajuinenstad naar aanleiding van de viering van de 50ste carnavalsstoet. 
Brussel was zo blij met het bezoek aan Aalst en Manneken Pis kreeg een Ajuinboer-kostuum aangemeten.


2003 betekende niet enkel de restauratie van het originele beeldje, maar zou ook het jaar worden van die ene keer dat het toezicht van de 'Orde van de Vrienden van Manneken Pis' niet strikt toegepast werd. 
Men vertelt het daar in Brussel niet zo graag, 'maar de Aalstenaars hebben hen toen 'een lelijke toer gedraaid'. 
In de notulen van de vereniging staat immers dat Manneken Pis alleen maar jongenskleren mag dragen. Toch zijn 'die van Aalst' er ooit in geslaagd hem toch een kleed aan te laten trekken.

Het was in het bewuste 2003 dat het beeldje een nieuw kostuum kreeg van ... inderdaad … een Voil Janet. Dat werd ontworpen door ‘De Jonges en Maskes van de Veirkemert’, eigenlijk een zanggroep die was samengesteld uit leden van het feestcomité. 


Een 'Voil Janet' is kort samengevat een als opzichtige vrouw verklede man. Het is een typische carnavalsfiguur en moet dan ook begrepen worden in de context van de omkering der waarden, eigen aan het volksfeest. 
Anders dan dragqueens of travestieten, die zich zo goed mogelijk in het andere geslacht willen verkleden, benadrukt de Voil Janet vooral de eigen mannelijkheid. Op carnaval verkleedt men zich immers in wat men tijdens de rest van het jaar niet is.

Over de oorsprong van de Voil Janet en over hoe deze figuur er ‘officieel’ moet uitzien, is HIER meer te lezen. 

De 'Voil Janet' is in de loop der jaren uitgegroeid tot hét symbool van Aalst Carnaval, maar ze komt ook op andere plekken voor. Zo zijn er in Blankenberge bijvoorbeeld Vuûle Jeanette, in Halle spreekt men van Veul Jeanette, in Malmedy heb je de Mareye-Drouse, in Binche de Mamm'zelle en de Trouille Guenouille en ga zo maar verder.

Maar hoe kwam die verkleedpartij van Manneken Pis nu eigenlijk tot stand ? 

Wel, Manneken Pis diende in het dat jaar een carnavalskostuum te krijgen ter gelegenheid van de actie ‘Weg van Brussel’, waarbij het de bedoeling was om de band tussen Brussel en onze ajuinenstad wat te versterken. 
Er werd een ontwerpwedstrijd georganiseerd en de lokale Aalsterse jury mocht de inzending die Aalst het best vertegenwoordigde, kiezen.
De jury verkoos de inzending van ‘de Voil Janet’ en hoewel de Brusselaars oorspronkelijk wel iets anders voor ogen hadden, werd het ontwerp toch goedgekeurd voor fabricatie.

Het kostuum werd gemaakt door Yolande Lefièvre en Danielle Wailly en de attributen werden aangeleverd door Mario Van den Bergh, die trouwens ook al met het originele idee op de proppen kwam. De pruik werd gemaakt door Lieve De Winter en Nicole Ringoir. 

Op 15 februari 2003 was het dan zo ver. 

Freddy Thielemans, de burgemeester van Brussel, ontving er en hele Aalsterse delegatie bestaande uit burgemeester Anny De Maght, toenmalig prinsj Chris Baeten, ajuinboer Fons De smedt, de Prins van de Balkan Jean-Marie Heyman en natuurlijk de ontwerpers, de Jonges en Maskes van de Veirkemert. 
Burgemeester Anny De Maght voerde bij de overhandiging uiteraard ook promotie voor het Aalsterse carnaval. Ze nodigde de Brusselaars uit om te komen kijken naar al het moois dat de Aalsterse carnavalisten jaarlijks uit hun hoed toveren. 
De makers van het kostuum 'De Jongens en Maskes van de Veirkemert' ontvingen bij deze gelegenheid het diploma waarin de orde van de vrienden van Manneken-Pis erkentelijkheid betuigd voor ‘de bewezen diensten aan de Brusselse tradities en folklore’.

Men sprak meteen de hoop uit dat het kostuum niet in één of andere lade zou opgeborgen blijven. 
Om het te mogen aandoen moet er een schriftelijke aanvraag gedaan worden bij de schepen van Cultuur van de stad Brussel, maar ondertussen moeten we jammer genoeg vaststellen dat dit, net als met het vorig Aalsters pak, dat van ajuinboer, jammer genoeg nooit is gebeurd.

Eigenlijk, of het beeldje nu een ajuinboeren- of een voil janet- of een ander kostuum aanheeft, het mag duidelijk zijn : als dat beeldje er niet zou staan, zouden de handelaars nooit zulke goede zaken doen. 
Dat vele toeristen even schrikken omdat Manneken Pis zo klein is, is eigenlijk niet zo belangrijk. 
Ook de zeemeermin in Kopenhagen bijvoorbeeld is niet veel groter en zij ligt bovendien helemaal buiten het stadscentrum. Toch komt daar ook heel wat volk naar kijken. 

Manneken Pis is trouwens niet enkel in Brussel aanwezig.

Ook Colmar en Broxeele (FR), Londen (UK), en Nenalmadena (ES) hebben hun eigen Manneken en in Azië is Manneken Pis trouwens een heuse ster. Japan, Vietnam, Cambodja... het standbeeldje kent succes in de meest afgelegen regio's van het continent. 
De reden voor deze fascinatie voor de plassende jongen blijft een mysterie.

Ook in het station van Tokio staat een exacte kopie. ‘The peeing boy’ werd daar gemaakt als deel van een brandpreventiecampagne in november 1986. 
 
Daarbij kunnen we dus wel eventjes denken aan de legende van het plassende jongetje dat de stad Brussel ooit redde door de lont aan het buskruit dat hen zou vernietigen, te doven. 
Ook dat beeldje daar draagt speciale kledij bij speciale evenementen, maar in maart en november zal hij steeds een brandweerkostuumpje dragen.
In 2010 trokken zowel in Brussel als in Tokio de Mannekens een brandweerkostuum aan.


Manneken Pis is dus wereldberoemd, net als onze 'sjarmante' stad Aalst (al is dat dan wel om andere redenen). 

En … niet speciaal een verwijzing naar Aalst, maar verschillende steden waar zich uitgaansbuurten in de omgeving van parken, pleinen of stegen bevinden, wapenen zich tegenwoordig tegen wildplassers met GAS-boetes

En weten dat dat manneke dat in Brussel al jaren ongestraft kan doen onder de ogen van duizenden mensen ...

De kostuumpjes, waaronder ook de Aalsterse, kunnen bekeken worden in het museum dat zich bevindt in de Rue du Chêne 19, in 1000 Brussel. 



Bronnen

Garderobe Manneken Pis : Mannekenpis.brussels/fr/costume/
De Standaard 17/02/2003 – 24/06/2010
Plaisirdhiver.be
Facebook Embassy of Belgium in Tokyo
Brusselscitymuseum.brussels
Brusselslife.be
Tripadvisor.com
De Denderbode 14/3/1886
De Voorpost 24/01/1986

woensdag 3 februari 2021

Emiel 'Milo' De Coster

Emiel De Coster (°3/3/1929 - +1/4/2005) was een Aalsters impresario, manager, producer, componist of zoals in de vroegere telefoonboeken vermeld stond ‘artistiek manager-produkteur’.

Milo De Coster was de man die ooit omschreven werd als "de weerwolf van de Vlaamse showbusiness'', volgens anderen als “een gangster”. 


Naar zijn kledij kijkend zou hij in elk geval gemakkelijk voor het laatste hebben kunnen doorgaan. Altijd strak in het pak met een kleurrijke das, heel vaak een zwarte bril met filterglazen en nooit zonder sigaret. Op zijn manchetknopen de letter M, van Milo.

,,Met een kruiwagen rij je geen koersen'', was één van zijn uitspraken om een compliment te geven aan goed presterende artiesten. 

Over het leven van Milo De Coster kun je eigenlijk meer dan een boek schrijven en “De wet volgens Milo” zou daarvoor een prima titel kunnen zijn. Ook voor het dikste hoofdstuk in het boek ligt trouwens al een titel klaar. Dat zou zomaar "Zo maakte ik Liliane Saint-Pierre' kunnen zijn ... 

Zo stond het in 1968 toch in de krant. 
Het was een interview met Milo De Coster waarin de manager zijn aandeel in het succes van Liliane, het grootste raspaard uit zijn stal, schetst. 
De korte samenvatting : Milo deed alles, hij hield de teugels stevig in handen. Liliane hoefde alleen maar te zingen. 
Dat ze talent had, dat was niet tegen te spreken, maar volgens Milo was er wel een klein probleempje. 
Het ging hier om een meisje van de boerenbuiten. Molenstede bij Diest. Geen algemene ontwikkeling. Ik moest haar voortdurend zeggen: grimeer je zo, kap je zo, loop zo, zet je zo, praat zo.''

Manager Emiel ontdekte Liliane (toen nog niet 'Saint-Pierre') toen ze amper vijftien was. ,,Je moet er jong mee beginnen'', zei hij,  “dan volgen ze je nog blindelings.'' 


Liliane Keuninckx (°18/12/1948) was de oudste van twee kinderen in een modaal Diests gezin. Vader Theophile was een spoorwegbediende, moeder Gabriëlle Heylen verdiende de kost als poetsvrouw, naaister en fabrieksarbeidster. 

De jonge Liliane legde een ‘gewoon’ parcours af. Kleuterschool bij de ’nonnetjes’, Ecole Moyenne in de Overstraat en nadien de technische normaalschool. 
Als kind al werd ze tijdens schoolfeestjes en feestjes van de turnkring wel altijd gevraagd om een nummer ten beste te brengen. Hoewel ze goed bij stem was, en aan die verzoeken dus steeds met plezier voldeed, lag haar eigenlijke ambitie en interesse eigenlijk bij het ballet. 
Maar … daarvoor zou ze lessen moeten volgen in Antwerpen en dat was te duur. Het werd dus gymnastiek.

Vanaf haar dertiende nam ze deel aan zangwedstrijden

Tijdens de 'Variétéwedstrijd Volkswagen/Radio Luxembourg' eindigde ze op een mooie tweede plaats. 
De hoofdprijs, een fonkelnieuwe wagen, zag ze wel aan haar neus voorbijgaan, maar het leverde haar wel een platencontract, een monsterhit in Vlaanderen én het begin van een professionele carrière op.

Milo De Coster ging Lilianes zaken behartigen en het leven van de vijftienjarige veranderde grondig. 
De school moest ze voor bekeken houden en zou zou verder worden gevormd door 'de leerschool van het leven'. Het werd meteen ook een tijdelijk afscheid van haar geboortestad Diest.
Milo, woonachtig in de Volksverheffingstraat in Aalst, zorgde er immers voor dat ook Lilianes leven zich tot halverwege de jaren ’80 zou afspelen in het Aalsterse

Liliane werd het ‘vijfde kind des huizes’ en ze werd verliefd op een zoon van Milo, Denis. 

Op het einde van de jaren '60 werkte Liliane ook een tijd samen met Claude François in Parijs. Hij was het trouwens die haar de artiestennaam “Saint-Pierre” bezorgde. 


De zanger was toen ‘top’ in Frankrijk, maar een echte fan was Liliane niet. Ze keek wel op naar zijn perfectionistische manier van werken.     
Uiteraard had het gemakkelijk voor haar geweest ook in Frankrijk te gaan wonen tijdens deze samenwerking, maar daar wou Milo absoluut niet van weten. 
Wellicht dacht hij haar op die manier te verliezen, en ze kreeg de keuze … of beter een ultimatum.
Ze moest en ze zou terug keren naar België, daar hebben Claude en Milo trouwens ruzie over gehad. 

Milo had trouwens van niemand schrik.

Tijdens een Duitse tv-show met een heel belangrijke regisseur durfde hij het aan om zelfs die man te ‘commanderen’ : “Zó brengt gij Liliane in beeld, en niet anders!”  
… Dikken ambras dus …
En toen Claude François haar met een zware oogontsteking wou laten optreden, zei De Coster ‘nee’ en hij eiste een verbreking van het platencontract met Claude François op grond van morele wreedheid.
... Ook daar dus weer dikken ambras …

Gezien ze in die periode een relatie had met Milo’s zoon Denis werd het Frankrijkavontuur eigenlijk een hartskeuze ...   'Het succes en in Frankrijk blijven' of 'haar lief terug zien en naar België komen'. 
Het werd ‘terug naar huis’. 

Milo zelf nam het managen altijd heel serieus. 
Zo besliste hij wat Liliane moest zingen, hoe ze het moest zingen, en met welke muzikanten. 
Hij, en alleen hij, bepaalde waar ze optrad en in welke kleren.
Zelfs de haarkleur zorgde ooit voor een leuke anekdote. Milo werd immers de man die Liliane een groene spoelbeurt gaf. Hij dacht daarbij aan de pelsmantels van Sonny en Cher en het lange haar van The Beatles die deze artiesten zo kenmerkte en zorgde voor een grote herkenbaarheid. 
Liliane moest en zou dus ook zo'n blikvanger hebben, en op een dag werd het beslist : Liliane zou groen haar dragen. Toen ze met haar groene hoofd de scène opkwam, schrokken de mensen zich natuurlijk een aap, maar het opzet was wel geslaagd : de mensen spraken erover.

Hij was soms misschien nogal rechtuit, of noemen we het ‘bot’, maar wat je de manager zeker niet kon verwijten is dat hij geen moderne kijk had op de showbizz. 
‘Business is business’ en artiesten waren eigenlijk producten die je moest verkopen. 
Deze wijsheid haalde hij trouwens van Brian Epstein, de manager van The Beatles, die hij persoonlijk kende. 

Na de mislukking in Frankrijk bleef onze Milo niet bij de pakken zitten en broedde hij op een nieuwe show, deze keer met een meer religieuze invalshoek.

In november 1970 ging zijn modern klankbijbelspel ‘Glory Halleluia 2000’, een vermenging van fragmenten uit het Oude en het Nieuwe Testament, in première in Tervuren. 


Emiel bleek van de gewone shows wat afgestapt te zijn, en werd nu blijkbaar geïnspireerd door de bijbel.
Hij wou hiermee de bijbel actualiseren, iets nieuws brengen in Vlaanderen … 
Het idee haalde hij van een Canadees zanger die zich gespecialiseerd had in religieuze muziek. 
Reeds van jongsaf was hij bovendien geïnteresseerd in de catechismus en de bijbel. Het bijbelspel dat hij maakte ging dan ook vanaf de schepping tot de ‘acht zaligheden’. 
De tekst van het stuk was van Valère Van de Kerkhove, op muziek van Jan Leopold, het draaiboek was volledig het werk van Milo. 

Voor de uitvoering deed hij een beroep op Liliane St Pierre, Martine Morgan en de Rwandese Mana als belangrijkste vocalisten. 
De jongens die Liliane vroeger begeleid hadden in de zaalshows zouden optreden als muzikanten en koorzangers. Onder hen Andre Peirsman en Marc De Coen, diegenen die hem later het vuur aan de schenen trachten te leggen. 


Liliane zou op 6 maart 1971 in alle stilte met Dennis trouwen, en daar had ‘schoonpapa’ het moeilijk mee.

Hij wou dat ze zou stoppen met zingen maar ze verzette zich daar tegen.  

Later dat jaar werd de zwangere Liliane in de show vervangen door de toen 29 jarige Etta Cameron. 
Dennis en Liliane kregen op 11 augustus een zoon, Philip, en Milo wou opnieuw dat ze thuis zou blijven. Een opvatting van hem die dus niet zou veranderen. 

Etta zou het na het opdoeken van de show ook nog ver schoppen. 

Ze tekende een contract bij platenhuis Barclay (waar Milo ondertussen ook artistiek directeur was), haar eerste single ‘come together all the people’ werd een groot succes en ze mocht optreden in het voorprogramma van ‘the three degrees’.

Het begon allemaal in Tervuren en ging van daar naar Leuven, Diegem, Kortrijk, Lebbeke, Erembodegem … en daarna stonden Duitsland, Italië en Frankrijk nog op het programma. 
Het nieuwe idee, met gospelsongs, blues, calypso’s, en ook klassieke koralen zorgde ervoor dat het ministerie van cultuur ook achter hen stond, zodat ze werden ingeschakeld in internationale uitwisselingsprogramma’s. 

Bij de start van deze ‘klankbijbel’ werd de SV Miloscoop opgericht. Een samenwerkende vennootschap die Milo aan een licentie als beroepsimpressario moest helpen en die bovendien de familiale geest in de groep zou moeten bevorderen. Alle leden hadden namelijk een aantal aandelen in de SV.

Terwijl Milo er in slaagde om duizenden mensen in de streek opnieuw of voor het eerst terug de kerken in te krijgen, keken de pastoors verwonderlijk op naar het beeld van ‘applaus’. 
Ze merken hoe de kaarten vlot van de hand gaan, en zien bijvoorbeeld Liesbeth List in Aalst zingen over leed, dood, vreugde en liefde. 

Op de vraag in 1971 of hij aan het buitenland dacht, was het antwoord dat er een contract in de maak was voor 140 optredens in Duitsland. Er zouden gedurende één week premières gehouden worden met een Vlaamse groep, waarna de zaak zou overgenomen worden door een Duitse groep.
“We zijn bezig geschiedenis te schrijven” waren zijn gevleugelde woorden. 

Later dat jaar bleek dat er al 151 voorstellingen voorbij waren en dat Den Haag, West Berlijn en Salzburg ook aan de beurt kwamen. 

Hier de bijna volledige groep van Glory Halleluja in Oostenrijk. Liliane staat hier niet bij. Milo zit uiterst rechts op de foto, en heeft zichzelf een bijna-religieuze kledij aangemeten. 


In enkele kranten werd gewag gemaakt van het feit dat het niet zo goed zou gaan met Glory Hallelujah omdat enkele mensen de groep verlaten hadden.  Die werden wel onmiddellijk vervangen, maar het bleef natuurlijk allemaal een financieel risico. Weddes, sociale lasten, het werd hen zeker niet gemakkelijk gemaakt. 


In 1973 zou Emiel stoppen met het project en zou hij zich gaan toeleggen op platenproductie.
Waarom stoppen op dit hoogtepunt? 

Omdat Milo moe was’, dat was de ‘officiële reden. 
Hij moest dringend rusten en daarenboven liepen de rekeningen te hoog op en was er geen subsidiëring van het ministerie van cultuur.
Voor Milo werd dit het einde van een droom, maar hij heeft toen toch maar verwondering gewekt uit onder andere de USA … 
Na 741 opvoeringen betekende moeheid dus het einde … of lag de reden toch ergens anders? 
Volgens leden van het gezelschap zou de ontbinding immers wel degelijk gelegen hebben aan onenigheden binnen de groep. 

1974 Kondigde zich aan als het jaar waar de manager en zakenman het allemaal zou mogen komen uitleggen in de rechtbank. Twee van zijn vroegere medewerkers beweerden toen immers dat ze waren opgelicht. Ze eisten een schadevergoeding van een miljoen. 

Zoals reeds eerder vermeld, hadden de leden van de groep een aantal aandelen in de SV Miloscoop. 
In de statuten van de vennootschap stond te lezen dat de financiële kant van de onderneming volledig zou worden uitgevoerd door Milo. 
Er werd overeengekomen dat iedere uitvoerder van de Klankbijbel per voorstelling een vergoeding zou krijgen van 1000 Frank. Bij eventuele grotere successen en inkomsten zou er een hoger bedrag worden uitbetaald. 
Om uit de kosten te kunnen komen had Milo echter telkens 45 000 frank nodig. Hij moest immers de klank- en lichtinstallatie betalen, en de publiciteit, … en en en …

Uiteindelijk bleek dat ‘Glory Halleluja’ geen winstgevende zaak was. Milo betaalde immers ook de pastoors hun kosten terug uit eigen zak en beweerde nooit één cent subsidie te hebben gekregen van het ministerie. 
Zelfs bloemen voor de koningin op de première diende hij zelf te betalen uit eigen zak. 
Marc De Coen en André Peirsman maakten deel uit van het gezelschap maar werden tijdens een statutaire vergadering in 1971 uit de SV Miloscoop gezet. Zij verkochten op die dag hun aandelen en tekenden de balans, die op dat moment trouwens al een serieus verlies vertoonde. 

De firma BASF, die zich toen net op de platenmarkt had gelanceerd, gaf een budget van 50 000 Duitse Mark aan Milo, een bedrag waar 90 uitvoeringen in Duitsland tegenover stonden. 
Hoewel de start veelbelovend leek, bleek de concurrentie met ‘Jesus Christ Superstar’ moordend te zijn. 
Op 31 augustus 1973 werd het contract met Duitsland verbroken en stopte Milo met het hele ‘Halelujah’-avontuur.

De klacht van de twee artiesten was dat ze nog auteursrechten zouden moeten betaald krijgen. Volgens De Coster was dit echter niet het geval want zij waren in geen geval ‘auteurs’. 
De arrangementen werden gemaakt door Jacques Sey en die heeft daarvoor 160 000 frank gekregen. 
De muziek op de plaat werd gespeeld door studiomuzikanten en dus vingen De Coen en Peirsman ook daar bot … Volgens Milo konden de twee trouwens geen noot muziek lezen. 
Volgens beiden kregen ze ook nooit kilometervergoedingen doorbetaald, maar daarvan was volgens Milo ook geen sprake. Hij had een globaal bedrag ontvangen van BASF en de uitvoeringen liepen daar uit op een financiële kater.

In 1975 kwam Milo met een nieuw idee op de proppen. De ‘one face singel’. 

Gezien de productiekosten om een B-kant op te nemen even hoog waren als die van de A-kant, en uiteindelijk meestal toch niet gespeeld werd, besloot hij om singels uit te brengen met maar één kant … en aan een lagere prijs (50 frank in plaats van de 85 frank voor twee kanten).

Hij was intussen ook directeur geworden van de Belgische afdeling van de Franse platenmaatschappij ‘Barclay’, en laat Liliane in dat jaar een liedje opnemen van Art Sullivan, ‘Als je gaat’. 
Ook al wordt het een behoorlijke hit, Liliane heeft nooit echt gehouden van het lied, vooral niet van de tekst. Ze werd het ook allemaal een beetje moe, wou geen interviews meer geven en begon het zelfs te haten om nog langer platen in te blikken.

Er diende zich een moeilijke tijd aan voor de zangeres en ze kwam terecht in een muzikale impasse. Aan de jarenlange samenwerking met haar manager kwam bovendien een einde nadat ze scheidde van zijn zoon Dennis. 
Ze overwoog toen om zich aan te melden bij het leger, deed dat ook effectief, maar kreeg op de dag van de keuring een telefoontje van Bobbejaan Schoepen die haar vroeg om een aantal shows te komen verzorgen in Bobbejaanland. Ze accepteerde het aanbod en leerde er de Bulgaarse orkestleider Serge Popovski kennen, waarna ze veel optrad met diens orkest.
 
In 1983 was het spelletje omtrent ‘Halelujah’ nog steeds aan de gang. De twee aanklagers werden er zot van. Op alle mogelijke manieren werd een uitspraak vertraagd. Er werden nieuwe stukken toegevoegd aan het onderzoek, en ook de eisen veranderden steeds.
Dit keer eisten ze hun aandeel in de winst (van de show die volgens hen wel 50 000 000 frank opbracht), vroegen ze voorlopig 3 750 000 frank én de aanstelling van één of meerdere deskundigen. 
Wat in de ogen van honderdduizenden mensen dus een succes was, werd afgedaan als een totale afgang die bevochten werd in een rechtbank. 

In 1985 zou Liliane opnieuw het liefdesgeluk vinden bij Marc Hoyois, weduwnaar van de op 7 augustus 1984 overleden Ann Christy, die trouwens ook al in ‘de stal’ van Milo heeft vertoefd. 

Ann Christy werd in 1945 geboren als Christiane Leenaerts. Haar carrière begon in 1965 bij het lokale bandje ‘The Adams’ . Later ging ze naar de ‘JJ Band’ waar ze verliefd werd op Marc hoyois, één van de bandleden, en waar ze ook mee in het huwelijk zou treden. 


Een samenwerking met Milo, die toen ook al Liliane onder zijn hoede had, bleek niet echt succesvol te zijn. Na haar eerste Plaatje ‘kussen onder de regenboog’ ging ze solo optreden en na manager Milo kwam Robert Bylois in the picture als haar nieuwe manager. 
Robert, die ook manager was van Adamo ontfermde zich over haar en met een Frans repertoire mocht ze zingen in het voorprogramma van de bekende chansonnier. Na haar deelname aan de Knokke Cup in 1968 kon ze professioneler gaan optreden en was haar carrière gelanceerd. 
Niet echt een lange samenwerking met Milo dus, maar toch …

Wie wel een belangrijk deel van zijn imago aan de flamboyante Aalstenaar te danken had, was Jimmy Frey

Na een lange tijd van miserie en gesukkel van het ene kleine contractje naar het andere, besloot Jimmy in België bij dezelfde platenfirma als in Frankrijk zijn kansen te wagen. 
Het klikte en een Vlaams plaatje werd opgenomen. 
"Aan de overkant" klonk anders dan het Vlaamse lied dat men tot dan toe al te horen had gekregen maar in het begin deed de plaat het toch niet al te best … tot op het moment dat Jimmy in het Tv-programma "Tienerklanken" kwam. 

Milo Decoster was enthousiast over het optreden en belde de dag na dit Tv-optreden naar de platenfirma voor een afspraak met Jimmy. 
Hij zou zorgen voor een ‘restyling’ en een doorbraak …


In oktober1965 nam de zanger deel aan het Vlaams Schlagerfestival, waar hij tweede eindigde met het nummer "Niemand".  
De betreurde Louis Neefs won toen met het ondertussen nog steeds overbekende  "Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb". 

Jimmy begon zijn optreden met rug naar publiek en camera en later in het lied rukte hij zijn das los. 
Milo ‘s telefoon stond roodgloeiend stond van de oproepen met vragen en bookingsopdrachten voor 'die zanger die zijn das op TV uitrukte'.

Nooit gezien zoiets en hoewel Jimmy een jaar later tijdens Canzonisima ook al niet in de finale terechtkwam, viel hem de eer te beurt om, samen met Marva, de best verkochte plaat uit het festival op zijn naam te schrijven. 
Hij kreeg in die periode rond de 200 brieven per dag van fans, ouders en zelfs van … geestelijken. 

"Ik geloof" betekende voor hem dan ook de definitieve doorbraak bij alles wat "Vlaams" heette. Hij kwam maar liefst 11 keer op TV en maakte hiervan dankbaar gebruik om zich te uiten als de stoere maar toch sentimentele jongen.

Milo deed daar graag nog een schepje bovenop en zorgde ervoor dat Jimmy' s imago nog meer vorm kreeg. In vraaggesprekken vertelde hij honderduit over Jimmy's mannelijke uitstraling en over het getier van de meisjes in de zaal. 
Jimmy werd ‘dé playboy van Vlaanderen’ ...

De aanzet was gegeven en in 1967 kreeg Jimmy een deskundige producer, Roland Kluger, met wie het ook meteen klikte. De optredens gebeurden vanaf dat ogenblik met orkest, inclusief koperblazers en kwaliteitsvolle lichtinstallatie. Het werd allemaal veel professioneler en het showbeest "Jimmy Frey" werd uitgelaten in de bomvolle zalen.
Het kon niet meer op: "Als een kus naar tranen smaakt", "Duw een beetje", ... de ene hit na de andere werd geboren. De rest is geschiedenis, en Jimmy mag zich tot op vandaag nog steeds tot de meest succesvolle Vlaamse zangers rekenen.


Zo zijn er uiteraard nog ontelbare verhalen over 'onze' Aalsterse muziekmaker.

Uiteraard is het onmogelijk om de hele carrière van Milo De Coster te overlopen, tenzij in een lijvig boek, en dat is hier nu niet de bedoeling. 

Dat hij belangrijk geweest is voor de carrière van vele artiesten dat is zeker, 
Naast Liliane St Pierre, Ann Christie en Jimmy Frey had hij ook nog Don Michel, Etta Cameron, Les Teddys, Johnny White, … en nog vele anderen onder zijn hoede.

Dat hij ‘ne moeilijke’ was, dat was ook zeker … Getuigen daarvan bovenvermelde anekdotes en verhalen. 

In april 2005 is Emiel De Coster overleden. De bekende Oilsjteneer werd 76 jaar.

Zijn (ondertussen ook reeds overleden) zoon Guy hield vroeger café Het Ajuintje op het Stationsplein te Aalst open. 
Tegenwoordig is het dochter Nicole die zich over deze zaak ontfermt. 


Bronnen

Het Nieuwsblad 7/4/2005
Alanstewartproductions.be
De Gazet van Aalst 28/11/1970 – 19/12/1970 – 23/1/1971 – 20/3/1971 – 3/7/1971 – 15/9/1973
De Voorpost 8/11/1974
eurostory.nl
Discogs.com
Vrt.be
Showbizzweb.nl
Lavera-events.be

dinsdag 2 februari 2021

Delforge ... 'Oilsjterse' (?!) forain

Aalst houdt van de Winterfoor … en de forains houden van Aalst.
Een mooi ‘geval’ van deze wederzijdse liefde vinden we, onder andere, bij de familie Delforge.
Deze naam roept bij velen onmiddellijk de zoete geur op van smoutebollen, beignets, wafels, Laquemants, pannenkoeken en nog vele andere lekkernijen. 

Over het ontstaan van de ‘wintjerfoeir’ is HIER meer te lezen. 

Hier ga ik het verder even hebben over één van de gekendste families op de Aalsterse winterfoor, ondertussen ook met één van hun telgen als inwoner van onze stad …


Het begon voor de familie Delforge eigenlijk allemaal in de jaren 1850 toen de verre voorvader aan het werk was als berentemmer. 
Tegenwoordig zijn heel veel ‘Delforges’ aanwezig in het kermisleven, soms kan je de indruk hebben van het ene naar het andere kraam van de familie te stappen ... 

Het was in 1958 dat François Delforge, stichter van het bedrijf, het beroemde kermisgebakkraam van de familie Busch overnam. 
Hij had eerst een kraam van ‘kijkwerken’, een attractie die tegenwoordig niet meer bestaat. Dat was een attractie waar allerlei goocheltrucs en rariteiten werden opgevoerd, maar eens je die gezien had, was de fun er natuurlijk af en moest er uitgeweken worden naar een andere regio. 

François zocht dus iets anders, waar hij wel opnieuw in dezelfde regio’s terecht kon zonder de mensen twee keer te doen betalen voor krak dezelfde show. 
"De vliegende vrouw! ... U zult haar zien verschijnen, verdwijnen, zich in de ruimte verheffen, vliegen, zweven van de ene naar de andere zijde van het toneel, boven het hoofd der toeschouwers ..."
Wie had toen ooit kunnen denken dat de opvolging van dergelijke act het kraam van de familie Busch zou worden ... 
Als overname ’cadeau’ kreeg hij meteen ook het gegeerde recept van hun paradepaardje, namelijk de Brusselse wafel.
De standplaatsen van de vorige eigenaar werden overgenomen en zo gebeurde het dat hij in 1959 voor de eerste maal op het Esplanadeplein stond.

Het recept van de originele wafels is doorheen al die jaren trouwens nog met geen komma gewijzigd. Men gebruikt nog steeds dezelfde ingrediënten en vooral : alles gebeurt via een traag rijzingsproces zodat alle aroma’s ten volle kunnen ontwikkelen. 
De Brusselse wafels worden daarenboven ook altijd vers ‘à la minute’ gebakken.

De Delforges zijn altijd blijven verder bouwen op deze principes. 
Ook de productiemethoden, het onthaal en de klantendienst werden daarenboven voortdurend vernieuwd en verbeterd.
Ondertussen zitten naast de kinderen ook de kleinkinderen mee in de branche.

Tien jaar ervaring in de ouderlijke zaak was voor zoon Marcel een goede basis die hij steeds verder bleef uitbouwen en het was in 1982 dat hij een eigen zaak opstartte en met zijn gebakkraam door heel het land reisde. 


De klanten kunnen dus profiteren van de vader op zoon traditie en vooral … van een stevig staaltje vakmanschap en passie. 

Alle producten worden ter plaatse vers bereid, en ze gebruiken nooit bewaarmiddelen, kleurstoffen of andere onnatuurlijke additieven.
Ook worden enkel verse grondstoffen van eerste kwaliteit gebruikt: tarwemeel, verse eieren, melk, suiker, roomboter…en … ze kopen de grondstoffen steeds bij plaatselijke leveranciers in iedere stad waar ze komen. 
Dat is voor ons hen punt van eer, en natuurlijk ook een duwtje in de rug voor de plaatselijke handel.
Ook de medewerkers proberen ze trouwens zoveel mogelijk ter plekke te rekruteren.

Tegenwoordig is vooral Vincent Delforge de bekendste ‘smaabollenmauker’ aan het worden, vooral ook omdat hij bijzonder actief is in onze stad. Niet alleen het verenigingsleven, maar ook de lokale politiek beheerst zijn interesses en hij is intussen ook officieel inwoner geworden van Aalst. 


De familie Delforge is oorspronkelijk afkomstig uit Charleroi. 
De ouders van Vincent leerden mekaar kennen op een foor in Diksmuide.
Omdat de laatste foor van het jaar in Sint-Niklaas plaatsvond, hebben ze zich daar dan ook gevestigd. 

Hun jaarlijkse passage in Aalst bleef zeker niet onopgemerkt en de Delforges werden al snel een begrip op de winterfoor. 
Aan de kramen staat steeds heel wat volk en de commentaren over de producten zijn enkel maar lovend. 
In 1993 nam Vincent het kraam op het Esplanadeplein over. 

In 2011 mochten Vincent en Marcel de ‘Bronzen Ajuin’ ontvangen van Jean-Marie Heyman.
‘De Bronzen Ajuin’ was een prijs die jaarlijks werd uitgereikt aan een figuur of vereniging die ‘de Oilsjterse spirit’ uitdraagt. 


De prijs, die bedacht werd door Jean-Marie Heyman, werd voor het eerst uitgereikt in 1992 aan Paul De Wever en werd een laatste keer uitgereikt in 2013 aan Karel De Naeyer. Met het overlijden van initiatiefnemer Jean-Marie Heyman verdween jammer genoeg ook het initiatief rond de Bronzen Ajuin.

Delforge krijgt echter niet enkel prijzen, neen, ze delen ze ook uit. 
Zo bestaat er de ‘Delforgeprijs’ waarbij 500 EUR wordt geschonken aan de winnaars van elke categorie. Daarnaast is er ook een ‘voesjdoengprijs’ van 250 EUR voor de laatste in het klassement van de drie categorieën.

2014 betekende voor Vincent Delforge een zwaar jaar. 
Na een defect in een diepvriezer ging het kraam, dat toen in Waasmunster stond, volledig in de vlammen op. 


Er werd opnieuw een prijs uitgereikt aan ‘Delforge’, ditmaal was het de ‘malsjans prois’, anders gezegd de prijs voor ‘de pechvogel van het jaar’.

De onfortuinlijke forain kreeg wel een vervangkraam ter beschikking, maar de kosten om iets nieuws uit de grond te kunnen stampen werden geraamd op 200 000 €.
Vanuit Aalst werd er onmiddellijk gereageerd en via een benefiet werd Delforge onmiddellijk gesteund door de Aalsterse bevolking. Drie jaar later konden ze reeds met een gloednieuw kraam afzakken naar het Esplanadeplein.

Omdat de Aalstenaars hen na de brand zo hebben gesteund, hebben de smoutenbollenverkopers van Delforge op 18 februari 2017 hun nieuwe kraam dan ook ‘gedoopt op zèn Oilsjters’. 

De officiële opening van de winterfoor op vrijdagavond verliep dat jaar dus bijzonder feestelijk.

Uit geen enkele hoek heb ik zoveel medeleven, zoveel troostende woorden gekregen als uit het Aalsterse”, zei Vincent Delforge toen emotioneel. 
Niet enkel medeleven, maar ook helpende handen en hulpaanbiedingen zoals een benefiet of de toekenning van de Malsjans Prois. U heeft bevestigd: ik en Oilsjt, dat is een liefdesverhaal, en niet alleen met carnaval.

En net zoals de carnavalsgroepen het doen, werd ook de nieuwe ‘smoutenbollenwagen gedoopt met Cava. Burgemeester Christoph D'Haese en schepenen Ilse Uyttersprot en Katrien Beulens werden prompt uitgeroepen tot peter en meters.


Het is hierboven al eens gezegd, maar de ‘heimat’ van Vincent ligt eigenlijk in Waasmunster Sint-Niklaas.
Omdat hij in Aalst ondertussen heel veel volk kent, en hij daar eigenlijk zo goed als niemand, hing een verhuis naar onze Oilsjterse stee dus eigenlijk al langer in de lucht . 

In 2018 was het dan zo ver en werd ‘de nieven Oilsjteneer’ verwelkomd als officieel inwoner van onze stad.

Boven de Swarovski-winkel kocht hij drie appartementen, één om te verhuren en één als duplex om zelf in te te wonen. Mét zicht op het Esplanadeplein, waar zijn kraam staat, hoewel dat niet de echte reden was om voor deze locatie te kiezen. 

Dat hij nét daar een appartement kocht, is eigenlijk een beetje toeval en het was zeker niet de bedoeling om van op zijn terras zijn kraam te kunnen gadeslaan. 

Het is immers helemaal niet zeker dat zijn kraam daar op lange termijn nog zal kunnen staan. Er zijn immers plannen om van het Esplanadeplein een soort ‘Central Park’ van Aalst te maken, dus misschien moet de kermis daar op termijn wel verdwijnen. 
De eigenlijke drijfveer om daar te komen wonen was eigenlijk de centrale ligging. 
Als hij naar de stad wil, moet hij de deur maar open te trekken en kan hij te voet alles doen. Zeker op zijn toekomstige ‘oude dag’ is dat een heel interessant gegeven natuurlijk. 

Hij denkt nog niet meteen aan stoppen maar de kinderen worden ouder en nemen in de traditie van de foorkramers dan ook stilletjes aan het kraam over. 
De dochters Victoria en Océane, afgestudeerden van Ter Duinen in Koksijde en Ter Groene Poorte in Brugge, zitten ondertussen ook al full time in de kermis business, hoewel ze niet echt dezelfde passie voor carnaval hebben als hun vader.  Vergeef het hen, ze zijn nog jong, en het verstand komt met de jaren ... :-) 


Ook bij Marcel staat dochter Aurélie sedert haar 19 jaar al op de foor. 
Hier op de foto samen met prinsj Yvan '20.


Ook zij lacht heel graag maar als we spreken over carnaval … goh, eigenlijk zijn er in de familie maar twee échte ‘carnavalszotten’ … Marcel en Vincent

Beiden zitten ze trouwens in de groep ‘Bjien Swanjee’ en in hun kramen klinkt van ’s morgens tot ’s avonds Aalsterse carnavalsmuziek (zeg nooit zomaar carnavalsmuziek).


Er gaat geen jaar meer voorbij dat de Delforge-familie niet wordt afgebeeld op een carnavalswagen en het is ondertussen zelfs zover gekomen dat Vincent zelf ook al een plaatje opnam … ‘in ’t Oilsjters’, jawel ...  ‘Ik stoon al joren op de foeir …

Tijdens de carnavalsperiode in Aalst zorgt hij ervoor dat de zaken allemaal geregeld zijn, zodat hij zich zelf volledig in het carnavalsleven kan ‘smijten’. 

Door al dat Oilsjters zouden we bijna vergeten dat de Delforges, net als zoveel andere collega’s, eigenlijk tot een etnische minderheid behoren. 

Als forains zijn ze immers rechtstreekse afstammelingen van de 'reizigers', de ‘voyageurs’ waarvan de voorouders Manoesjen, Sinti’s en Roma-zigeuners waren.

Zo kwamen de voorouders van Vincent en de andere Delforgekes vele eeuwen geleden uit het Indische Rajasthan.
Ook is het zo dat de paden van de zigeuners en de Joden (ook al zo’n reizend volk) mekaar wel eens kruisten. Het is dan ook helemaal niet verwonderlijk of raar dat Vincents overgrootvader Herman Kappel een Jood was. Hij is gedeporteerd tijdens de oorlog, keerde nooit meer terug en de bezittingen van zijn familie werd geruïneerd of afgepakt.

Ondanks de achtergrond van het nomadenbestaan, het nooit nergens echt thuis zijn en het bekeken worden als ‘blanke allochtonen’ werd de familie Delforge wél aanvaard. 
Er geldt in Aalst trouwens maar één voorwaarde om je hier thuis te kunnen voelen : je moet eerst en vooral met jezelf kunnen lachen, en dan zal je zonder stereotypes, zonder racisme of haat opgenomen worden in de groep.

Onmiddellijk na de verhuis werd ook bekend dat Vincent (toen 47) de politiek inging en op de lokale lijst van de N-VA zou komen te staan. Het werd plaats 29 (lijstduwer 2e kolom) en hij schopte het tot in de gemeenteraad waar hij nu meehelpt om de belangen van de burgers te verdedigen.

30 april 2019 : De bekende foorkramer Denis Delforge is overleden. Hij stierf toen hij op de Grote Markt in Bergen het reuzenrad aan het afbreken was. Een klein berichtje in de krant, maar met heel wat menselijk leed daarachter natuurlijk. 
In Antwerpen was Denis één van de kermisuitbaters op de Sinksenfoor die een vurig voorvechter was van het voortbestaan op de Gedempte Zuiderdokken. Hij ging mee aan tafel zitten met het stadsbestuur om een nieuwe locatie te zoeken maar was zeker géén voorstander van de foor op Spoor Oost, de oplossing die uiteindelijk voor de Sinksenfoor uit de bus kwam

Het reuzenrad in Bergen stond er ter gelegenheid van het eerste lentefestival in de stad. De exacte oorzaak van het ongeval was niet duidelijk, maar wel zeker was dat Denis (38), vader van twee kinderen, van heel grote hoogte naar beneden gevallen is.

In Kortrijk, waar op dat ogenblik de Paasfoor stond, werd vrijwel meteen een moment van herdenking georganiseerd. 

Eén van onze kermisuitbaters, bekend van de twee Montelimar nougatkramen op onze foor, is deze namiddag overleden tijdens het opzetten van een attractie in Bergen”, klonk het via het stadsbestuur. “Als steunbetuiging hebben de andere uitbaters in Kortrijk hun attracties gesloten van kwart voor zes tot zes uur.” 

Ook in Aalst was de verslagenheid groot. Het werd meteen nog eens pijnlijk duidelijk dat ‘forain’ bij momenten een gevaarlijk beroep kan zijn, zeker tegenwoordig met de steeds maar hogere en snellere attracties. 

Dat de Aalstenaars heel sociale en meelevende wezens zijn, is een zekerheid die ook wordt ook beaamd door Vincent.  Op alle foren van het land staan de mensen voor het kraam in stilte aan te schuiven. In Aalst niet, … Neen, hier is het precies aan de toog van een café dat ze staan. Iedereen kent iedereen, en iedereen praat met iedereen.

Vincent is trouwens een druk bezet man. 

Naast 'general manager' zijn van de 'Delforge Group' en zijn eigen kraam is hij ook nationaal voorzitter van het DFB VBF (la Defense du Forain Belge- de Verdediging der Belgische foornijveraars), CEO van Schodel NV,  gemeenteraadslid ... en carnavalist. 

Wat kunnen we nu eigenlijk allemaal bekomen bij Delforge?

In de eerste plaats natuurlijk de gekende oliebollen (Smaabollen in ’t Oilsjters).
Het product bij uitstek bestaat eigenlijk uit een kleine bol deeg, gebakken in hete olie. Een smaabol moet knapperig zijn aan de buitenkant, lekker zacht binnenin, en wordt opgediend in een traditionele puntzak. De ene wil ze bestrooid met poedersuiker, de ander gaat naar de riskantere versie met stoofvleessaus en pickles … Huh ? ... Ja !


Het was prinsj Solomé (‘de Salami’) die bij Georges Delforge ooit deze rare combinatie voor de eerste maal bestelde in 1993. In welke toestand hij zich toen bevond, is niet zeker, maar wel zeker is dat deze lekkernij ondertussen een échte klassieker is geworden. 
Volledig akkoord … het ziet er eigenlijk niet uit en velen denken dan ook dat dit enkel besteld wordt in gevallen dat de oog-maag coördinatie niet goed meer verloopt, maar dat is dus fout. De ‘specialiteit’ wordt vaker verkocht dan men denkt en is - jullie moeten het écht eens proberen - helemaal niet slecht. 

Uiteraard blijven ook de Brusselse wafels één van de specialiteiten. Gebakken in een traditioneel wafelijzer op gas zijn ze knapperig, en blijven ze toch zo licht dat ze smelten op de tong…
Een lekkernij met poedersuiker, slagroom, verse aardbeien of met een laagje echte gesmolten chocolade.

Naast de twee specialiteiten zijn er natuurlijk nog andere lekkernijen te verkrijgen : 
Vruchtenbeignets, Pannenkoeken, Suikerappels, Frieten en langs de iets exotischere kant ook de lekkere Churros.

Ook Laquemants zijn een lekkernij, vooral populair op de Antwerpse en Luikse kermis. Eigenaardig genoeg (nog) niet in Aalst. Het is een plat ovaal wafeltje, versgebakken voor de ogen van de klanten.
Eens uit het ijzer komt het bol te staan en wordt het snel met een speciaal mes middendoor gesneden.
Gevuld met een verrukkelijke stroop naar een eigen recept op basis van kandijsuiker, is het zowel warm als koud een waar genoegen. . 

Tijdens de zomerstop in Aalst (de ‘Delforge Summer Take Away Store’ was het enige kraam dat toegelaten was) waren er even geen frieten te verkrijgen, zodat er geen concurrentie aangegaan werd met de lokale frituren. 

Natuurlijk bezorgde ‘corona’ ook deze familie reeds de nodige kopzorgen. 

Door het verbod van kermissen dat inging in 2020 moesten ze immers op zoek naar alternatieven. 
In de zomermaanden mocht het kraam wel op het Esplanadeplein staan, maar door de aanhoudende situatie is de Winterfoor een ‘njet’ geworden en is de verdere toekomst uitermate ‘onzeker’. 

Daarom bedachten ze een take-away store waar de producten kunnen afgehaald worden in thuisbasis Waasmunster (Grote Baan 37).

Om de foorsfeer (en vooral de foorsmaak) in 2021 toch een beetje naar het volk te kunnen brengen, komt Vincent trouwens met iets heel nieuws op de markt : een zelfbouwpakket smoutebollen maken. De mix in een pan, wat water bijdoen, goed roeren … en het deeg is klaar. 
Vanaf 1 februari verkrijgbaar via hun webshop en enkele Aalsterse handelaars.

En in 2022 mocht het allemaal weer. De Coronacrisis leek op de terugweg en de 'wintjerfoeir' kon doorgaan, wat op sommige ogenblikken opnieuw leidde tot de gebruikelijke lange files aan de kramen. Zalig voor de foorkramers natuurlijk, die na 2 jaar opnieuw konden genieten van de speciale sfeer in Aalst.

Natuurlijk zijn er naast Marcel, Vincent, Aurélie, Victoria en Océane nog vele andere Delforges actief, maar een opsomming zou ons heel ver leiden. 
Laat ons het er op houden dat als je ergens het logo 'Delforge' ziet staan, je zeker bent van overheerlijke smullertjes ... !

29/03/2022 : Nadat Vincent al had aangekondigd tijdens carnaval de zaak 'te volgen' vanuit de kafeetjes, liet hij de zaak over aan de dochters.
Vincent zelf legde op 29 maart de eed af als fractieleider van de NVA te Aalst. 
Na de 'smoutbollen-' dus nu een politieke carrière.


Bronnen

Foto Marcel Delforge via CarnavalAalstKoentje
Foto Marcel en Vincent Delforge via CarnavalAalstKoentje
HLN 18/09/2020 – 25/11/2020 – 17/06/2015
Vrt.be
lameuse-huy-waremme.sudinfo.be
GvA.be 1/5/2019
Goeiedag.be 28/11/2014
Lalibre.be/regions/liege 2005
Het Land van Aelst 6/8/1882 – 20/8/1882
De Standaard 26/01/2008
De Volksgazet 10/02/1907
De Volksstem 26/01/1913
De Voorpost 28/02/1992 – 22/02/1991 – 2/03/1984
Nieuwe Gazet van Aalst 28/10/1983
Goeiedagaalst.be
Foodyas.com
Facebookpagina Delforge
Facebookpagina Aurélie Delforge
Webshop Delforge
Wouldbechef.be
Chipka 26/1/2017