Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 25 januari 2021

Patrick De Boeck

Patrick De Boeck (° 1964) is bij de echte Aalstenaars zeer goed gekend en ook bemind als sympathiek stadsgenoot met een goed hart en vooral ook als gepassioneerd fotograaf. 


Reeds als kind fotografeerde hij al vaak zijn gezin en enkele jaren geleden werd het een hobby van serieus formaat, die steeds maar blijft groeien . 

Schlagerfestivals, missverkiezingen, stadsfeesten, ‘de Okapi’, en natuurlijk ook karnaval … Patrick legt elk evenement perfect vast op de gevoelige plaat.   
Ook huwelijken, communies en ‘kleinschaligere’ fotoreportages, daar draait hij zijn hand niet voor om.

Via zijn Facebookpagina houdt hij iedereen ook op de hoogte van zijn fotoreportages, en wat sommigen ook intrigeert ... vaak ook van wat hij die avond gaat klaarmaken om te eten. 


Patrick is sociaal heel bewogen, en werkt ook actief mee in meerdere welzijns- en buurtorganisaties. Dat zie je trouwens ook aan de stijl van zijn foto’s. Hij is een echte portretfotograaf die warme afbeeldingen maakt van echte Aalstenaars, vaak op hun vrolijkste momenten, maar die ook de pijnlijke realiteit soms voor de lens kan halen.
Hij is onder andere actief als vrijwilliger bij vzw Parol en is ook lid van VIVAS, een Vlaams netwerk van/voor sociale huurders. 

Zijn droom is ooit een bewonersgroep in Aalst op te starten met huurders van sociale woningen. 
Patrick zet zich ook al enkele jaren in voor Kom Op Tegen Kanker. 

In zijn resterende vrije tijd is Patrick hevige supporter van Okapi Aalstar. Wel, ... vrije tijd ... Ook tijdens de Okapi matchen is hij vaak fotograaf van dienst, en zijn fotoreportages worden gesmaakt tot ver buiten de Aalsterse grenzen.

Sommige mensen beginnen ondertussen al te verwachten dat Patrick 's avonds al de foto's on line zet, maar het blijft natuurlijk een hobby (totaal geen verplichting), en we zouden het uiteraard beter wat meer leren appreciëren DAT hij de foto's online WIL zetten voor ons ...

Zijn bij momenten heel actieve leven doet weinig vermoeden dat hij ook heel wat slechte periodes heeft gekend. 
Na de overlijdens van zijn vader en tweede oudste broer op 7 maanden tijd in 2009, is hij zorg beginnen dragen voor zijn moeder. In die periode is hij ook begonnen met vrijwilligerswerk, en sedert ongeveer 2010 ook als hobbyfotograaf.

Dat samen met ook telkens rekening moeten houden met de mantelzorg voor zijn moeder, mag hij ook zijn eigen lijden aan CVS/fibromyalgie (Chronisch vermoeidheidssyndroom) niet wegdrummen natuurlijk. De zorg voor moeder viel weg bij haar overlijden maar zijn eigen ziekte zorgt er natuurlijk vaak voor dat hij nog steeds vaak ‘in zijn kot’ moet blijven.

De man is ondertussen al een echte bekende Aalstenaar geworden, een écht fenomeen en een volksfiguur in wording. 

2015 begon slecht. Na een kwalijke val tijdens de opening van de winterfoor moest Patrick het fotootjes nemen overlaten aan de dienst radiologie. Het verdict was een complexe breuk aan de rechterelleboog, en hij moest dus de carnavalsperiode aan zich laten voorbijgaan. 

In November van datzelfde jaar echter volgde plezanter nieuws en werd hij uitgeroepen tot ‘bewoner van de maand’, een initiatief van Netwerk dat elke maand op het plein aan het Escargotkraam (aan de Dender) buurtbewoners portretteert en hen eens in de bloemetjes zet.

Patrick is echt overal terug te vinden, en ondertussen is hij ook als het ware volledig versmolten met het Aalsterse straatbeeld. 

Met een kale kruin, fijn brilletje, een blauw of beige overhemd in een zwarte pantalon kan je er moeilijk omheen als je in het Aalsterse land rondwandelt. Met zijn fototoestel rond de schouder is hij altijd en overal welkom en wordt hij regelmatig aangesproken.
Patrick laat zich zelf ook wel eens graag voor de lens zetten, zo ook met mooie vrouwen die hij dan steevast dicht tegen ‘zijne gilet’ aandrukt. Kan iemand hem hierin echter ongelijk geven ? 

Ook ter gelegenheid van de ‘bewoner van de maand’, met een foto van Vincent Beeckman, werden de rollen eens omgedraaid, en stond Patrick zelf aan de andere kant van de lens ... hoewel hij natuurlijk werd afgebeeld met zijn favoriete instrument in de handen : zijn fototoestel. 
Het werd dus een levensgrootte afbeelding van de fotograaf in actie.


Begin 2016 kwam dan een grote verrassing. Op zaterdag 16/1, tijdens de verkiezingsshows voor prins Karnaval, heeft Christophe - Cali - Corthals een deel van zijn show gewijd aan ‘onze’ Patrick.
Cali zong over Patrick en hoe hij overal opduikt met zijn fototoestel, en natuurlijk ook over hoe hij elke dag op Facebook met zijn 4.900 vrienden deelt wat hij aan het koken is. 

Christophe had voor de gelegenheid de ondertussen klassieke Patrick De Boeck-outfit aan : een beige jas, wit ‘marcelleken’ en zwarte broek met een kaal hoofd erop. 
Het werd een hilarische voorstelling, al waren de ogen in de zaal natuurlijk evengoed op Patrick zelf gericht. Die stond voor het podium tussen de pers, en natuurlijk met het fototoestel in de aanslag. 
Kandidaat Dennis had hem ook al eens geïmiteerd tijdens zijn show op zijn campagnebal, en nu deed Cali hetzelfde tijdens de prinsenverkiezing. Uiteraard een hele eer voor Patrick zelf, die dit hele gebeuren kan beschouwen als één van de appreciaties voor zijn werk.
"Ik wist dat hij het zou doen en dus ben ik niet naar de generale repetitie geweest. Ik wou het houden voor de prinsenverkiezing. Al zo'n vier jaar ga ik regelmatig foto's nemen bij de carnavalisten en op andere evenementen. Het is een appreciatie voor mijn werk", zei hij.

Hier de tekst van het bewuste lied : 

Bewoeiner van de mondj wie kan de Patrick ni, 
te braaf om doeid te doeng mor mé iejn groeite fobie. 
De peremeilens zén nor 't schantj ni echt zén ding, 
e viel op zoinen boik veirig joor mé 'd oepening. 
't kodaksken nor de vondjes en de Pat in alle stoten, 
mor toch volgt allemaan op 't internét zén doeng en loten. 
Zé weirk as fotograaf mor oeik as meiga kok, 
vanavond maak ik frit, en morgen is het wok. 

Lacht, lacht, lacht, mé of teigen a gedacht. Lacht, lacht, lacht, 
want Patricksken stoot op wacht. 
Lacht, lacht, lacht, 
oi trekt foto's dag en nacht. 
Sebiet iejne van a, 
mor iejst zén oigen mei a vraa. 

Op ieder baal of foif oi es 't er geren boi, 
al vraugt em allemaan trékt isj ne foto va moi. 
Es't 'n oi ne brave kloeis of eit'n da slim bezing, 
oeveral 'g emviteird mé zé fotomasjing. 
Mor ziet'n een férme mokke ge meigt twie kiejr'n grooin, 
begintj zén flasj te brannen en zitj'n oon zén léns te drooin. 
Ten vring 't er e em tissen en zei zonder pardon, 
vandaag waren het krieken met puree en frikandon. 

Lacht, lacht, lacht, mé of teigen a gedacht, 
lacht, lacht, lacht, want Patricksken stoot op wacht. 
Lacht, lacht, lacht, oi trékt foto's dag en nacht, 
sebiet iejne van a 
mor iejst zén oigen mei a vraa. 

Met Patrick De Boeck, vanavond? Foto's op de Okapi? 'k Mag toch gratis binnen? 
Oké, geen probleem, tot vanavond! 

Lacht, lacht, lacht, mé of teigen a gedacht. 
Lacht, lacht, lacht, want Patricksken stoot op wacht. 
Lacht, lacht, lacht, oi trékt foto's dag en nacht. 
Sebiet iejne van a, 
mor iejst zén oigen mei a vraa. 

Nog in de carnavalsperiode werd hij door Radio Goeiedag uitgeroepen tot ‘populairste Aalstenaar’.

En nog was het niet gedaan. 2016 werd ook het jaar dat Patrick zijn eerste ‘linjeken’ uitbracht.


Dit werd verkocht voor het goede doel. In een korte tijdspanne verkocht hij zo 93 lintjes, en hij kon dan ook met enige fierheid een cheque van 2400 Euro overhandigen aan VZW Goedewil.

Ook in 2017 waren zijn linjekes ook te bekomen, en er werden dit keer maar liefst 3 goede doelen mee gesteund: VZW Goede Wil (die hij ook in 2016 reeds steunde), VZW Parol (waar Patrick toen al zo'n 5 jaar vrijwilliger was) en kapster Katthy De Reuse (de kapster die in 2016 haar zaak in Hofstade zag opgaan in de vlammen). Op vrijdag 5 mei kon de sympathieke Aalstenaar zo maar liefst 3315 Euro verdelen over zijn drie goede doelen. 


VZW Parol moest het in 2019 jammer genoeg voor bekeken houden. Het buurtwerk op rechteroever kreeg daardoor natuurlijk een harde klap.
 
Deze goede doelen waren of zijn trouwens niet het enige waar Patrick zich voor inzet. 
Zo was hij medeoprichter van buurtcomité ‘Heilig Hart’, is hij lid van Vivias (sociale huisvesting), is hij drie jaar vrijwillig medewerker geweest van SC Eendracht Aalst, is hij al verschillende jaren supporter van Crelan Okapi Aalstar en meewerkend lid van de supportersclub The Crazy Onions. 
Hij zorgde ervoor dat er speeltuigen en basketbalborden kwamen in Park De Blieck.

2017 was trouwens hét jaar van Patrick. Zo werd op de fotowedstrijd van DAK (Documentatiecentrum Aalst Karnaval) zijn foto als winnaar uitverkozen. De jury vond dat zijn foto - getiteld 'rare spuiters' de mooiste was, en dus werd Patricks vijfde deelname meteen de meest succesvolle. Hij drukte tijdens de voil jeannettenstoet op het juiste ogenblik op het knopje, en de rest is geschiedenis. 


Nog voor de geschiedenisboekjes is het feit dat hij - samen met die andere gekende, Carnavalaalstkoentje - hét onderwerp was van AKV 'Wazakkemedoeng'. Zij hadden in 2017 als onderwerp gekozen voor de twee sympathieke fotografen : 'de 2 fotografen van ons Oilsjterse stee, Patrick en Koentje, nemen ons in hun avontuur mee.   De wagen bestond uit een gigantisch groot fototoestel, gevolgd door de twee fotografen ... een prachtig eerbetoon aan de tijd die beide heren steeds in Aalst en zijn carnaval steken.


In 2018 moest Aalst Patrick tijdens de carnavalsperiode missen. De moeder van Patrick overleed, na een slepende ziekte, de week voor carnaval, waardoor het logisch is dat zijn 'kop er niet naar stond', en hij het verlies in alle stilte wou verwerken. 
Zijn kop verscheen wel letterlijk opnieuw in de stoet, op de wagen van .. Wazakkemendoeng.

Mei 2018 betekende dan weer een periode van nieuwe uitdagingen. Politieke uitdagingen dit keer want in de aanloop naar de verkiezingen kwam het nieuws dat ook sp.a kon beschikken over ‘een wit konijn’, inderdaad Patrick zou ook een plaatsje op de lijst invullen. 
Hij maakte zijn kandidatuur op 2/5/2018 bekend op Facebook. "Misschien hebben jullie de laatste tijd gemerkt, dat ik veel post van sp.a? Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen werd al eens gevraagd of ik op de lijst wou staan, maar toen waren ze de tweede vragende partij. Omdat ik me niet zo goed meer voelde bij PVDA en door een meningsverschil, heb ik een tijdje geleden besloten om bij sp.a te gaan", zegt Patrick. "Ik had maanden geleden opgevangen dat ze mijn naam al hadden laten vallen om op hun lijst te staan. Ik heb geen moment getwijfeld toen ze het mij vroegen”.

13/03/2020, een zwarte dag voor de horeca. Omwille van de coronacrisis die het land (en de wereld) beheerst, dreigen de cafés en restaurants te moeten sluiten. 
Toen Patrick dit vernam, liet zijn goed hart hem niet in de steek, en organiseerde hij een privékroegentocht om zijn vrienden-uitbaters een hart onder de riem te steken. 

Via social media kregen deze mensen immers veel steun, maar dat voelen ze natuurlijk niet echt. Daarom trok onze bekende Aalstenaar de stad in. 
Hij ging er eten in Eethuis Malvina. Vandaar ging het verder nog naar café Vredeplein, Bowling the New Cat, de Club, café Tiki, Brasserie Markt 12, café Canterbury, Het Volkshuis en de Kleine Beurs. 
Veel deed het allemaal niet uit natuurlijk, de horeca moest dicht, maar de steun werd in alle dank aanvaard.

En we weten ondertussen allemaal al dat we - samen met hem - allemaal de carnavalstoet aan onze neus zien voorbijgaan ... allez, niet letterlijk (want dan zou het okay zijn) ... 
 

Bronnen

Archief.netwerkaalst.be
Facebookpagina Patrick De Boeck
HLN 03/05/2018
Goeiedag.be
Radiogoeiedag.be
Carnavalaalstkoentje.blogspot.com
Lokale berichtgeving
Filmpje Cali : Carnavalaalstkoentje via Youtube   https://www.youtube.com/watch?v=E_4dWKlJ3hQ
Foto Wazakkemendoeng : eigen foto

vrijdag 8 januari 2021

Zaal De Klaroen - René Carlier

Zaal "De Klaroen" was gelegen aan de Kareelstraat, waar zich tegenwoordig ‘schoenen Torfs’ bevindt  (aan de oprit van de autostrades). De zaak floreerde na de overname door René Carlier in de jaren '60 en stond garant voor heel wat uren amusement en muziek.


De originele eigenaar was de uitbater van een zaak in melk en melkproducten, Felicien Devulder.
De winkel was gevestigd op de hoek van de Stefaan De Jonghestraat en de Diepestraat, maar hij gooide het, na winst met de Lotto, over een geheel andere boeg en bouwde “De Klaroen”, een groots opgevatte evenementenzaal.

Op vrijdag 23 november 1962 was het zover : de officiële opening van ‘De Klaroen’ met het show en amusementsorkest van niemand minder dan Leo Martin. 
Op zaterdag waren dan het ballroomorkest van Eddy Wood met vedette Chris Ellis van de partij, en ook de volgende weekends werd gezorgd voor een mooi programma. 


De zaak werd de thuishaven van enkele verenigingen, zo onder meer van OC Adelaars die er op 11 januari 1964 hun ‘Groot Traditioneel Nachtbal’ organiseerde.

Begin jaren ‘60 was er ook een optreden van de 4 koppige groep "The Cousins", dewelke destijds wereldberoemd waren met platen als "Kiliwatch” (eigenlijk een oud scoutsliedje),”Fuego" enz.

The Cousins ontstond eind jaren ’50 en het was in 1960 dat de band ontdekt werd door Jean Kluger. 
Van toen af ging het snel. Kiliwatch werd een enorme hit en er werden miljoenen singels van verkocht. Zij werden in die tijd, samen met The Jokers, beschouwd als ‘het Belgische antwoord op The Shadows’ … Ook hun ‘Bouddha’ was een pareltje. 

Prachtig gitaarwerk en, voor die tijd niet evident … het waren optredens met echte lampenversterkers en professioneel materiaal, echt revolutionair was dat toen.
Ze bleven echter wat teren op het succes van Kiliwatch en ze verkochten goed in België, Duitsland, Italië, Frankrijk, Denemarken, Argentinië en Zaïre. In Argentinië kregen ze zelfs de status van halfgoden. De groepsnaam werd daar trouwens aangepast naar 'Los Primos'.
Het succes bleef dus wel, maar de opvolgers 'Kapila', 'Dang Dang' en 'Peppermint twist' haalden jammer genoeg niet meer hetzelfde niveau. 
Eind 1966 werd de stekker er uit getrokken, maar de bandleden bleven wel overeenkomen en kwamen nog wel eens samen voor gelegenheidsconcerten, zoals 'de Golden Oldies' en 'de Diamond Awards'.
De bandleden : André en Guido Vande Meerschout (beide zang en gitaar), Gust Derese / Jean Huysmans (bas) en Adrien Ransy / Pol Préciaux (drums).

Door omstandigheden van niet afgewerkte bestrating en enkele andere factoren geraakte de zaak jammer genoeg niet van de grond. De uitbater, die eigenlijk niet veel kaas gegeten had van de evenementensector vergaloppeerde zich wat en kreeg daarenboven ook niet echt goede raad om het hoofd boven water te kunnen houden.
Meerdere vedettes van die tijd (waaronder bijvoorbeeld Louis Neefs) bleven er wel nog optreden maar het grote publiek bleek de weg naar deze zaak maar niet te vinden. 

Het werd tijd om een groot kanon boven te halen. Eén van de bekendste zangers van die tijd mocht dus ook zijn opwachting maken in 'De Klaroen'. Ik spreek hier over dé wereldvedette “Trini Lopez”  


Trini Lopez, een naam die iedereen van boven de vijftig zich nog wel zal herinneren, kwam dus afgezakt naar Aalst ... 8 Februari 1964 werd de ‘save the date’ … 

Hoe het kwam dat deze zanger Aalst, of all places, verblijdde met zijn gezelschap mag gezocht worden in het feit dat de manager en organisator van Lopez een geboren Aalstenaar was. We hebben het hier over Milo De Koster, de man die ook achter het succes van Liliane St Pierre zat. 

De zanger met wereldfaam maakte op de dag van zijn aankomst in België enkele opnames voor de televisie en op zaterdag 8 februari was het dan zover … 


In Aalst en omgeving was er nogal wat te doen over dat optreden, niet het minste omdat je maar liefst 400 frank diende neer te tellen voor een entreeticket. 
In die dagen een ongehoord bedrag, vooral omdat de oudere generatie een optreden van een zanger eigenlijk als een overbodige luxe beschouwde. 

Ter vergelijking : in die periode bezocht ook Adamo Aalst, en daar werd ‘maar’ 250 frank voor gerekend. 
En om verder te vergelijken : weet dat je in die dagen voor dergelijk bedrag op zijn minst een tachtigtal (!) pinten kon drinken (aan 5 frank/pint). 
Even vlug rekenen aan 2€/pint nu, brengt ons vandaag bij ongeveer 160 euro. 

Die dag in februari 1964 hadden enorm hevige stortregens de toegangsweg naar de zaal herschapen in een ware modderpoel, en was De Klaroen omzeggens niet bereikbaar. 
Er kwam dus heel weinig volk opdagen.

Het optreden werd, hoewel de zanger zijn uiterste best deed, een flop. 

Eén : het optreden vond plaats in de carnavalsperiode : de carnavalisten spaarden dus hun centjes.
Twee : de regen en de modderpoel waren ook niet uitnodigend om er ‘last minute’ heen te gaan.
Drie : het ging over een ‘flits’ optreden. Trini Lopez trad om half acht op in de Klaroen, maar zou ook nog dezelfde avond om halfnegen optreden Breendonk (zaal Castel).

Kortom : veel geld dat elders kon uitgegeven worden en dus stuurde de Aalstenaar zijn kat, zelfs wetende dat ook de Aalsterse ‘Black Birds’ ook nog werden toegevoegd aan de affiche van die avond.
 
De pers sprak de Aalstenaar ontgoocheld toe : 

O, beste ouders van de jeugd van vandaag. Jullie jongens en meisjes hebben zaterdag laatstleden een man met wereldroem ten zeerste ontgoocheld. Slechts een honderdtal niet eens verhitte jongelui hebben Trini Lopez gaan beluisteren. Hij kwam zo regelrecht van over de Moerdijk om via Aalst en Breendonk ook nog te Madrid en Berlijn”. 

De pers was er nu zo op gesteld de bonte taferelen te kunnen beschrijven van in extase geraakte fans, van gillende meisjes en fluitende jongens, van een Trini Lopez die stiekem de vlucht moest nemen wou hij ontsnappen aan het wilde enthousiasme van de Aalsterse fans … Van dat alles niets …

Voor diegenen die het toen gemist hebben, en bij gebrek aan live beeldjes van dit concert, hier toch een live nummertje van de zanger in 1963.


De grote vedette van de bekende uptempo nummertjes 'If I had a hammer' en 'America' moest ondanks het matige succes natuurlijk wel betaald worden, en dat werd dan meteen ook de genadeslag voor de uitbaters. 

Op 8 augustus van datzelfde jaar nog, verscheen in de pers het bericht dat de zaak te koop stond. 

Het ging over een eigendom, bestaande uit feestzaal met podium, danspiste, bar en café, met op de verdieping een woonappartement. Ook de meer dan 900 tafels, vleugelpiano, jukebox, frigo’s en ‘zjatten en talloren’ werden van de hand gedaan. 

Het werd René Carlier die het 909 m2 grote gebouw met inboedel overkocht en reeds op 21 november het café-restaurant ‘De Klaroen’ voor geopend verklaarde.

Het orkest van Frans Van Beeck zorgde voor de animatie tijdens de opening.
Het was amper een week later, op 28 november dat hij een eerste dansavond liet inrichten door de basketbalclub ‘Neptunus’. 
De avond werd opgeluisterd door het showorkest van … René Carlier …

De Klaroen stond van dan af klaar met maar liefst 3 feestzalen. 
Er waren menu’s vanaf 55 frank en ’s avonds orkest vanaf 20:30.De inkom was vrij, maar de prijs van een drankje varieerde naar gelang er animatie (orkest) was of niet. 
Limonades, water en pils kostten 10 frank als er orkest was, als je iets wou komen drinken zonder orkest kostte dat 7 frank. 


De nieuwe eigenaar en uitbater zorgde voor 950 zitplaatsen en 300 parkeerplaatsen en stelde de zalen open voor bals, banketten, trouwers, voordrachten, communiefeesten, doopfeesten, tentoonstellingen, modeshows enzovoort.
Er was een radio en een tv toestel beschikbaar waar men rond 17 u de sportuitslagen kon volgen en tussen 17 en 19 uur werden de sportmannen en clubs uitgenodigd om hun prestaties na te komen bespreken bij een gloed glas ‘echte Thier Dort’.

Er was ook een biljartzaal en dat De Klaroen niet enkel een danszaal was, en open stond voor allerlei soorten activiteiten, bewijst ook dat onder andere Petanqueclub Alosta er een ‘verleden’ heeft, zij het heel kort. 
PC Alosta werd in december 1965 opgericht als ‘VZW De Spijkers’, maar na een paar maanden veranderde men de naam naar PC Alosta. Men was gestart in het dorpscafé ‘centrum’ in Nieuwerkerken, maar al na een paar maanden werd een nieuwe zaal gevonden : De Klaroen. 
Maar ... gezien het een feestzaal was met een goede akoestiek, werd de locatie door het getik van de ballen ook al snel aan de kant geschoven. 

Eerder in 1965 had de zaal trouwens te kampen met een probleem. Met een oorverdovend lawaai werden in januari een venster en deurraam, alsook een raam van een naburig gebouw aan diggelen geslagen. 
Kwaad opzet? Niet echt. Er waren in die periode wel meerdere gelijkaardige klachten, en de boosdoener werd gevonden in het ministerie van landsverdediging, die verschillende luchtmachtoperaties uitvoerde boven het Aalsterse grondgebied.
Supersonische vluchten dan nog, wat wil zeggen dat de geluidsmuur werd doorbroken … en ramen en deuren ook blijkbaar.

Verschillende evenementen vonden er plaats, van vieringen van clubs tot modeshows, eetfestijnen, kampioenschappen voor kappers, de nacht van de sportvedetten, het bal van De Vlaamse Club, bals van de Volksunie, van de Vlaamse Oud Soldaten, van Universitas, …
Niet enkel verschillende Vlaamse artiesten, waaronder Tony Corsari, Marc Dex, Rita De Neve, De Strangers, Bobejaan Schouppe, Marva, Nicole & Hugo, Jimmy Frey en Will Tura, vonden de weg naar Aalst bijna blindelings.


Ook Poolse, Oostenrijkse en andere buitenlandse zangers en groepen vonden de Kareelstraat ‘de max’. Freddy Breck bijvoorbeeld, en Vader Abraham, ...

Voor hij de Klaroen opende, woonde René aan de Zeshoek in een burgerhuis waar hij ook piano’s verkocht.
Op latere leeftijd heeft hij ook nog een tijdje in het begin van de Capucienenlaan gewoond, namelijk in de huisjes net voorbij de Posthoornstraat. 
Die huisjes zou men trouwens, los van het feit dat hier een groot artiest gewoond heeft, gerust als stadsbeeld mogen klasseren.


Het zijn immers nog levendige getuigen van de jaren '30 en werden gelijk met de aanleg van de laan gebouwd.

Het grote succes van de Klaroen werd meteen jammer genoeg ook de ondergang van zaal De Rink als dans en muziektempel.

In 1974 wou men opnieuw een wereldster naar Aalst halen. Ditmaal stonden ‘Bill Haley and his Comets’ geprogrammeerd.

Heus en waarachtig ouwe rockers, knijp maar even in de schouders of waar dan ook, maar het is écht’ werd enthousiast aangekondigd in de pers en maandag 21 oktober was het zover.

De affiches waren lovend en met een kanjer van een rocker als Burt Blanca en ons eigen ‘Stemmingstrio’ als voorprogramma kon het niet meer mis gaan … behalve dan dat het rockidool ziek werd en een telegram stuurde om zich te verontschuldigen. 
Er werd echter onmiddellijk een nieuwe datum doorgegeven … 
4 November zou het dan toch zo ver zijn …


De man van ‘rock around the clock’, ‘see you later alligator’, ‘crazy crazy man’ en nog veel meer hits werd toen beschouwd als één van de grote vernieuwers op gebied van de hedendaagse muziek. Samen met Elvis Presley, Little Richard, Jerry Lee Lewis en Chuck Berry had hij in die periode de heldenstatus. 
En dat zou hij ook opnieuw bewijzen in Aalst …

Niet dus … Dagen na de voorziene 4 november liepen er nog steeds grote fans van Bill rond te dwalen in de stad. Affiches als zou Bill Haley na zijn ziekte toch nog naar Aalst komen, hingen nog wat troosteloos op de muren. Jefke en Pierke, die een grote voorraad brillantine hadden ingeslagen om niet uit de toon te vallen, bleven ontgoocheld achter. 
Het idool was niet komen opdagen. 

De pers hield haar hart vast voor mogelijke rockevenementen in de toekomst.
Bij gebrek aan beeldjes uit dat jaar, even terug naar Bill Haley tijdens zijn Europese tour in Brussel in 1958. 


In de jaren ’70 werd in de zaal ‘De Klaroen’ ook de carnavalszitting georganiseerd. In november ’74 ook de eerste provinciale prinsenverkiezing. 

Voor feestjes en etentjes bleef 'De Klaroen' the place to be tot helemaal aan het einde van de jaren '70. Daarna werd een punt gezet achter het succesverhaal van de zaak ...
Eigenaar René Carlier had in 1964 goed gegokt door de aankoop ...

René kennen we echter niet enkel van 'De Klaroen'. 
De succesvolle muzikant richtte reeds in 1945 ook Piano’s Carlier op. 


Tijdens zijn leven bouwde hij een gevarieerde muzikale carrière op als pianist, componist en dirigent in verscheidene Bigbands. 
Zo trad hij onder meer op in de Benelux en Duitsland. Hij verwierf zo al snel een rijke ervaring in het herstellen en stemmen van piano's, variërende van oudere buffetpiano's tot heuse concertvleugels.
Later in zijn leven wijdde hij zich aan het geven van pianolessen. 
Toen leerlingen hem steeds vaker om advies kwamen vragen voor de aankoop van een piano, besloot René, samen met zijn dochter Denise, een pianozaak op te richten.

Aanvankelijk startten ze in Aalst waar voornamelijk piano's voor beginners verkocht werden. 
Dat werd een succes en meteen ook het concept dat Piano's Carlier tot op heden heeft behouden. Beginners kunnen bij Piano's Carlier steeds terecht voor een 'betaalbare' piano, kunnen hun instrumenten er ook laten stemmen en kunnen ook lessen volgen.

In 1985 verhuisde Denise Carlier samen met haar levenspartner, John van Wesemael , de zaak naar Erpe, Leedse Steenweg 96. 
Al snel breidde de zaak uit met nieuwe piano's voor beginners, gevorderden én professionals, een eigen atelier voor het herstellen en renoveren van piano's, een eigen transportdienst en eigen pianostemmers . De zaak te Erpe staat tegenwoordig volledig in dienst als herstellingsatelier.


De zonen, Dimitri en Steve werden natuurlijk ook opgeleid in het pianostemmen en herstellen. De liefde voor piano's werd hen bij wijze van spreken met de paplepel ingegeven. Een groot deel van de service na verkoop wordt dan ook door hen verricht. 
Tijdens hun opleiding genoten zij van de ervaring van hun grootvader en de pianotechniekers die in de atelier werken. Ook een stage bij Pleyel zorgde voor een verdere vorming. 
Steve volgde in Duitsland (Berlijn - Tübingen - Seifhennersdorf) verdere verfijndere opleiding via het gerenommeerde pianomerk C. Bechstein. 

Het succes van de professionele service en ervaring deed het vertrouwen groeien en dus wilden ze Piano's Carlier opnieuw uitbreiden. 
De zaak in Brussel werd opgestart rond 1989 ( Ganshoren, Keizer Karellaan) en daar werd de basis gelegd voor een verdere samenwerking met C. Bechstein Berlijn. 

Spoedig werd ook de zaak in Ganshoren te klein en rond 2002 verhuisde Piano's Carlier opnieuw, nu naar de locatie waar U ze tegenwoordig nog steeds kan vinden: 

Piano’s Carlier-van Wesemael & zoon 
De Selliers De Moranvillelaan 40
1082 Sint-Agatha-Berchem (Brussel).

Men kan er naast verkoop van nieuwe en tweedehandse piano's en vleugels ook terecht voor reparaties, restauraties en het stemmen van de instrumenten. 


Ter info


De op 6 juli 1925 geboren William John Clifton 'Bill' Haley stierf in 1981 aan een hersentumor.


De op 15 mei 1937 geboren Trini Lopez stierf in augustus 2020 op 83-jarige leeftijd aan de gevolgen van Covid-19.

 
Bij The Cousins overleed in 2014 bassist Gust Derese.
Op 18 september 2017 overleed zanger-gitarist André Van den Meersschaut op 80-jarige leeftijd. 


Bronnen

Blog.sadeler.be
Setlist.fm
heavy.com 11/8/2020
De Voorpost 27/05/1967 -18/10/1974 – 25/10/1974 – 8/11/1974
Pianoscarlier.be
houbi.com/belpop/groepen/cousins.htm
De Gazet van Aalst 17/11/1962 – 25/01/1964 – 8/2/1964 – 8/8/1964 – 12/11/1964
De Gazet van Aalst 12/11/1964 – 21/1/1965 – 13/2/1964
Petanquefederatievlaanderen/docs/magazine_1_2016/30
famousbirthdays.com (foto Trini Lopez)

donderdag 7 januari 2021

Bazaar Maria D'Hondt

Als we spreken over mevrouw (weduwe) De Meulemeester komt ongetwijfeld de vraag ‘Wie ?’ 
Deze naam zegt velen misschien inderdaad niets, maar het gaat hier om Maria D’Hondt, zoals wél bijna iedereen in Aalst haar kende.


Den Action avant la lettre’, ‘een pretpark voor kinderen’, … 
In dit artikel gaat het inderdaad over de naar haar genoemde ‘bazaar’ : ‘Bazaar Maria D’Hondt’.

Het plezier begon eigenlijk al van door de etalage te kijken … geweerkes, poerkes en trekbommekes voor de jeugd, potten en pannen en allerlei prullaria voor de ouderen … 
De indeling kon je wat vergelijken met die van ‘Huis De Vos’, de voedingszaak aan de Houtmarkt. Alles lag, stond en hing letterlijk overal, maar hoewel het er bij momenten wel leek op een ‘oorlogszone’, vonden de eigenaars toch steeds waar je naar vroeg. 

Vele Aalstenaars kennen de zaak nog, en indien niet (meer), dan kennen ze in elk geval toch de naam …

Het lijkt misschien een nog niet zo ver verleden maar Bazaar Maria D'Hondt bestond eigenlijk al sedert 1893
Het was grootvader Victor D'Hondt die de zaak opstartte en ze vernoemde naar zijn dochter, Maria. 

Maria heeft het niet altijd gemakkelijk gehad.
Ze kwam voort uit een gezin dat toen al gekend was omwille van de carnavalskostuums. Tot 1901 bezat de familie een handelszaak in de Hovenierstraat 31 en de vlam moest dus ook overslaan op de jonge Maria. 

Als jong meisje moest ze ganser dagen meewerken in de zaak en mocht ze enkel maar tussen vijf en acht uur de straat op om iets van het ‘échte leven’ te kunnen zien en ontdekken. Aan carnaval mocht ze slechts een tweetal uren spenderen. 
De winkel draaide goed en werd onder andere bekend omwille van de grote keuze van dames- en kinderhoeden. 


Op 26 jarige leeftijd verliet de jonge modiste het huis en moest ze zelf haar plan leren trekken.  
Ze startte een zaak op in de Lange Ridderstraat. Ze schakelde over van modiste naar carnavalskostuums, en het bedrijf zou uitgroeien tot één van de bekendste huizen, waar jaarlijks 1100 meter stof verwerkt werd tot Domino’s, tot maskers ‘met de grootste lappen’ en de overbekende clownskostuums, pyjama’s voor het carnavalsfeest en vele andere ontwerpen. 

De vele kostuums werden elders aangekocht en opnieuw doorverkocht. 
Maria werd bekend tot ver over de stadsgrenzen.  Zelfs in Gent en Dendermonde was ze graag gezien, en het waren vooral haar hartelijkheid en haar gulle lach die deden verkopen. 
Carnaval was toen uiteraard nog veel volkser dan nu, en het was net dat volkse dat ervoor zorgde dat ze zo een uitgebreide handel kon opzetten. 
Er ontstond een ware keten van verkooppunten, en zij ging zelf haar waar aanprijzen met de fiets. Zo trok ze er op uit naar Denderhoutem, Sint Lievens Houtem, Moorsel en ga zo maar verder. 
De zaken gingen er op vooruit.

In de jaren ‘30 opende de familie ook een bijhuis in de Koolstraat 157
Officieel noemde de winkel ‘Prosper De Meulemeester’ (de echtgenoot van Maria), maar in de publiciteit (en in de volksmond) bleef men toch de goedverkopende naam ‘Maria D’Hondt’ gebruiken.

Hier een ‘annonce’ waar de grote keuze aan kostuums wordt aangeprezen. Ook waren er monstergezichten en maskers van vreemde staatshoofden en filmartiesten te verkrijgen.


Het was echter niet enkel carnaval wat de klok sloeg. 
Bij Maria D’Hondt had ook Sint Maarten zijn opslagplaats van bergen speelgoed en de ouderen vonden zeker hun gading in de keuze serviezen, potten en pannen, versieringen, wijwatervaatjes, Mariabeeldjes en andere ‘posturkes’.


Ook tijdens de kerst- en nieuwjaarsdagen kon men wat men zocht ongetwijfeld vinden bij 'Maria D'Hondt'.



De toeloop was enorm en er stonden regelmatig rijen mensen aan te schuiven om zich te komen voorzien van wat ‘broodnodige prulletjes’.  
 

De winkel werkte als een magneet op kinderen.
Er waren twee gigantische uitstalramen, waarvan één boordevol speelgoed stond, en ontelbare kinderen stonden dan ook vaak met de neus tegen het raam gedrukt om al dat fraais te kunnen aanschouwen. 


‘s Middags na het eten, net voor de terugkeer naar de school, was zo’n ‘piekmomentje’. 
Het bewonderen van de vitrines werd trouwens nog aangenamer gemaakt door muziek. Die klanken kwamen uit een radio met ‘distributie’, in die tijd ook al heel speciaal.
Bovenstaande foto dateert trouwens van voor de uitbreiding van de winkel, waar men later het linkse huis ook nog bijgenomen heeft. 

Maria zelf bleef heel actief tot op het ogenblik dat haar echtgenoot, die het leven doorging als ‘vadertje carnaval’, op 58 jarige leeftijd overleed. 


Prosper was kleermaker van opleiding, en dat kwam dus zeker goed van pas in de winkel. Het verdwijnen van Prosper uit de zaak had natuurlijk ook zijn invloed op Maria.
Van dan af zou ze het allemaal iets minder intensief doen.

Terwijl de twee zonen de zaken draaiende hielden in de Hoveniersstraat, deden de dochters Mariette en Marie-Thérèse, samen met Maria, hetzelfde met de winkel in de Koolstraat, ondertussen ook op het nummer 149.
Mariette is eind jaren '80 spoorloos verdwenen en nooit meer teruggevonden. Marie-Thérèse is intussen ook reeds overleden. 

Het succes lag niet enkel in de Koolstraat. Ook in de Hovenierstraat bleef men goed boeren. 
Hoewel iedereen een eigen beroep geleerd had, werkten de familieleden uiteindelijk allemaal zelf in de winkel. Prosper was kleermaker, Maria was modiste, zoon Maurits was letterzetter en zoon Richard schrijnwerker.

Maurits kwam in de winkel in de Hoveniersstraat na zijn legerdienst in 1951, en na het overlijden van vader Prosper, in 1963, beheerde hij samen met zijn broer Richard het familiehuis.  

Morris’ was, mede door zijn weelderige zwarte kuif en blauwe ogen, de extraverte van de twee. Hij was dé verkoper, dé grappenmaker, dé goedlachse joviale vent die uitstekend met het jonge volkje overweg kon. 
Daarenboven was ook amateurfotograaf met heel degelijk materiaal (o.m. een “Leica”) en … een eigen model.


Hij bezat een enorm fotoarchief, onvergelijkbaar met wat we nu kennen bij bijvoorbeeld ‘Carnavalaalstkoentje’ want ‘digitaal’ was in die tijd nog helemaal niet bekend.
Hij is dan ook ongetwijfeld iemand die bij vele klanten de interesse tot de fotografie gewekt heeft.
In de winkel hingen foto's van hem in diverse carnavalskostuums. Als paparazzi, als de Iraanse ayatollah Komeiny, en natuurlijk – hoe kan het in Aalst anders - ook als voil jannet. 
 
Zijn vrouw, Virginie, een vriendelijke mooie blonde verschijning, die op drukke momenten een handje kwam bijsteken, was ook niet enkel ‘lijfelijk’ in de winkel aanwezig. 
Naast foto’s van Morris als carnavalist werden in de te koop aangeboden kaders immers ook voorbeeldfoto’s gestoken van ‘zijn privémodel’.  
Virginie op de trein, Virginie in het station en zelfs … Virginie in bad … want ‘dat verkoopt beter

Hier is Virginie te zien in de ... euh ... ordelijk gerangschikte winkel.
PS Virginie is te situeren ergens in het midden van de foto :-) 


Tot de jaren '60 kwam veel speelgoed uit Engeland (onder andere de beroemde Matchbox en Dinky Toys autootjes) en uit de DDR (vooral speelgoed uit blik en handgemaakte spulletjes). 
De domino-kostuums werden door de familie zelf genaaid en de maskers met pailletten werden thuis met de hand gedecoreerd. De confetti werd uit grote zakken in kleinere zakjes overgeschept voor de verkoop. 

De poppen van het merk ‘Unica’ kwamen van de firma ‘Verhoye-Deckmyn’, een fabriek in Kortrijk die de duurste poppen maakten. Er bestonden zelfs al poppen die konden plassen en poppen met levensechte slaapoogjes. Op de rug en nek stond een kroontje, wat wou zeggen dat Unica ook de hofleverancier van het Belgische koningshuis was.
Decennialang werden deze mooie poppen in Kortrijk geproduceerd, tot een brand in 1971 de fabriek verwoestte. 
Omdat Maria steeds een grote bestelling plaatste was zij de enige in de stad die het merk mocht verkopen .

De winkel is al die tijd gedurende 365 dagen per jaar onafgebroken open gebleven. Zelfs bij het overlijden van zijn broer (1933-1990) bleef de winkel draaien. 
Enkel met carnaval werden de openingsuren lichtjes aangepast en sloot hij vroeger de deuren. Hij stapte dan immers zelf ook mee op in de stoet.
Maurits (ofte ‘Morris’) was een echte carnavalist. Zo had hij een enorme collectie carnavalsliedjes op plaat. Een enorme verzameling, zelfs toen al. 
Het carnavalsgebeuren werd bij hem dan ook letterlijk met de paplepel ingegeven. Eigenlijk zelfs nog voor de paplepel want hij is geboren op 17 februari, wat dat jaar op aswoensdag viel. 
Ooit stelde hij zich ook kandidaat voor de prinsenverkiezing.  ’t Werd echter een ‘njet’ en het bleef bij een eenmalige gebeurtenis.

Maurice beschreef zichzelf als een praatmachine, maar met veel zelfkennis. Zo verklaarde hij ooit dat de grootste gelijkenis tussen een kop zwarte koffie en hijzelf was dat je van alle twee de zenuwen kon krijgen. 

In 1977 ging het bergaf met Maria. Vele ziektes hielden haar vast aan haar ziekenbed, hoewel ze zich voor carnaval toch elk jaar ‘binnenskamers’ zou blijven verkleden. Ze kon het niet laten, en met haar carnavalsplunje zat ze tijdens de stoet dan ook aan het raam in de Koolstraat. De carnavalisten wisten dat natuurlijk, en dus hielden velen even halt voor een applausje of een kushandje.

De winkel bleef doordraaien, ook na haar dood. 
In 1999 werd ‘Maria D’Hondt’ zelfs het onderwerp van een carnavalswagen en een carnavals-cd.

En Morris bleef ook verder doen, maar niet lang meer.

Het was uiteindelijk de 'euro' die voor ‘d’ etalozje van Maria d’Hondt’ het einde zou betekenen.
De duizenden prijskaartjes omzetten van Belgische Frank naar de nieuwe munteenheid, dat was er teveel aan... en dus volgde in oktober 2001 een totale uitverkoop: tot min 30 % . 

De in Aalst alom gekende bazaar stond te koop en men kon dus nog eventjes genieten van armbandjes aan 12 frank, een pakket met 10 scoubidou's voor 40 en een feesttrompetje voor 20 frank. 

De schrik voor ‘de wet van Achiel Van Acker’ van na de oorlog zat er nog in. De Sociale Zekerheid werd hierdoor nogal grondig veranderd en het was gedaan met het ‘dubbelzinnig’ of ‘onduidelijk’ afficheren van prijzen.
Maria D’Hondt diende in 1946 de winkel zes maanden te sluiten omdat de prijzen van de aan de voordeur uitgestalde waren in krijt op de grond stonden.
In de vitrine werd toen volgende tekst aangebracht: ‘Gebroodroofd niet voor woeker, maar voor krijtprijzen' 
Later ging men hier – ietwat overdreven – tegen in en dus werd letterlijk elk item voorzien van een groot etiket met prijs en beschrijving van het goed.

Was het dan helemaal gedaan met Maria D’Hondt ? 
Neen hoor …

In Februari 2014 immers organiseerde AKV De Zieke Zjieratten - Twiekierenniet ter gelegenheid van carnaval een wedstrijd voor alle Aalstenaars. Als prijs kon je de inhoud van de allerlaatste etalage van Maria D'Hondt winnen, en mocht je op 2 maart met de groep meelopen in de stoet. Bovendien kreeg je het kostuum ook nog mee naar huis als souvenir.

Op 17 september 2017 overleed Maurits ‘Morris’ De Meulemeester. De man die de legendarische winkel Bazaar Maria D‘Hondt in de Hoveniersstraat openhield, overleed op 82-jarige leeftijd. 

Nog jaarlijks echter blijven er carnavalisten die de vergane glorie van de Bazaar eren in de stoet, en dat zal wellicht nog een tijdje zo zijn. 
‘Maria D’Hondt’ was immers meer dan een ‘winkel’. Het was een begrip in Aalst.

De winkel op de varkensmarkt werd verkocht in 2005 maar was toen al een tijdje gesloten. Het is nu een Turkse kruidenier, maar de naam staat nog altijd bovenaan de gevel. 


In 2003 wijdde de Prinsencaemere een volledige revue aan het fenomeen 'Bazaar Maria D'Hondt' (zie Het Aalsterse Carnavalsboek 2001-2005 - jaardeel 2004). Er verscheen naar aanleiding van deze succesvolle productie evenzo een leuke carnavals CD met alle showliedjes rond dit thema onder dezelfde titel.

Bronnen

Het Nieuwsblad 19/02/2014 - 17/09/2014
HLN 16/9/2014
De Voorpost 18/2/1977
De Volksstem 2/4/1921 – 11/2/1939
Aankondiger 16/10/1947 – 23/12/1948 - 14/12/1950 -18/2/1954
De Denderbode 16/10/1947
poppenwinkel.com

vrijdag 18 december 2020

Postkoetsen in Aalst

'De koetsier poetst de postkoets met koetspoets'.
'De poetsier poetst de postkoets met de postkoetspoets'.
'De postkoetskoetsier poetst de postkoets met postkoetspoets op een postkoetspoetsdoek'.

En … lukt het nog wat? De tong nog niet in de knoop gedraaid? 

Het blijft een leuke, maar achter deze tongbreker zit eigenlijk ook een hele geschiedenis verborgen. Een geschiedenis die zowel belangrijk is voor zowel het reizigersvervoer als voor de posterijen
 
Goed geraden ... Het gaat over de postkoets!


De postkoets, ook bekend als ‘‘diligence’’, vervoerde in de 17de, 18de en 19de eeuw immers zowel reizigers als post over korte en langere afstanden. 

In een postkoets waren, net zoals in de treinen tegenwoordig, vaak mensen aanwezig die mekaar niet kenden, wat vaak de passagiers na hun lange reis nogal eens ideeën gaf om het reisverhaal met een korreltje zout na te vertellen. 
Met de nodige omschrijvingen, beschrijvingen, overdrijvingen en karikaturen ... want het wàs een gebeuren, dat reizen met de koets …

Het is tegenwoordig een vervoersmiddel geworden dat tot de verbeelding spreekt en in menig (cowboy-) verhaal, of het nu getekend of verfilmd is, voorkomt. 
Er hangt bijna altijd een zweem van nostalgie omheen, hoewel op die manier reizen in werkelijkheid bijlange niet zo romantisch was. 
De ritten waren lang, bijzonder oncomfortabel en rustpauzes waren eerder zeldzaam. 

Aangezien een postkoets een door paarden getrokken rijtuig is, diende men op lange reizen natuurlijk ook tussenstops te voorzien om de paarden te kunnen wisselen en/of de reizigers wat te laten rusten.

De term 'postkoets' verwijst eigenlijk niet naar een type koets (‘om post te vervoeren’), maar wel naar de rustposten die men aandeed tijdens de reis. 
Men ging als het ware van ‘post’ naar ‘post’. 
De naam ‘‘diligence’’ vond zoals de naam al een beetje kan doen vermoeden zijn oorsprong in Frankrijk en werd vooral gebruikt op het vasteland van Europa.

Het grote verschil tussen een ‘‘diligence’’ en een ‘postkoets’ was dat de zogeheten ‘diligence’ een betere vering dan een gewone postkoets. 
Nog een verschil met de postkoetsen in andere regio’s was dat de ‘diligence’ doorgaans wel alle bagage van de passagiers kon vervoeren, terwijl bijvoorbeeld de Britse ‘stagecoach’ of de kleinere koets dat niet kon.
De overgebleven koffers moesten dan ook vaak via een extra wagen mee of dienden de reis zelfs af te leggen via een ander vervoersmiddel (vaak per boot - binnenschip).

In Nederland en België kenden we voornamelijk de comfortabelere ‘diligence’s, maar de woorden postkoets en ‘diligence’ zijn eigenlijk synoniemen geworden en worden dan ook door elkaar heen gebruikt. Dat laatste geldt echtter niet voor het Engels, want een Britse stagecoach zal nooit ‘diligence’ worden genoemd. 
In de Verenigde Staten dan wordt het woord ‘diligence’ ook wel gebruikt naast ‘stagecoach’.

Postkoetsen reden op gezette tijden van A naar B
Onderweg deden ze één of meer stopplaatsen aan, die meestal wisselstations of posthaltes werden genoemd. 
Buiten het feit dat hier de post werd afgeleverd, konden reizigers bij deze haltes meestal uitstappen als plaats van bestemming of overstapplaats.
Vaak kon men hier ook wat eten en drinken, soms kon men zelfs de nacht doorbrengen. 
Dat gold trouwens ook voor de bemanning van de koets, al moest die ondertussen natuurlijk ook de paarden verzorgen en/of wisselen.

Volgens een fout opgevatte berichtgeving zou de geschiedenis van de postkoets eigenlijk al begonnen zijn in 1489.
De koeriersfamilie Von Thurn und Taxis kreeg toen van de Duitse keizer Maximiliaan I een contract voor het bezorgen van de post door grote delen van Europa. 
Maar … dat contract had meer te maken met het bezorgen van post en niet over ht feit of dat dan met koetsen of andere middelen diende te gebeurden. Koetsen waren in die tijd helemaal nog niet gebruikelijk waardoor het niet logisch zou zijn dat deze al massaal zouden ingezet worden door een koeriersdienst. 
De post werd toen bezorgd met bodes die zicht te voet, per paard of met karren verplaatsten, maar van het concept dat zowel post als reizigers in hetzelfde rijtuig vervoerd worden was er dus nog helemaal geen sprake, laat staan van een netwerk van wisselstations.

In de 15e eeuw vonden er verschillende vernieuwingen plaats die het reizen per wagen populairder maakten.
In Frankrijk vond men de ‘chariot branlant’ uit, oftewel de ‘verlengde wagen’. 
Men verbond het onderstel toen niet langer met leren banden aan het passagierscompartiment maar wel met kettingen. Deze kettingen zorgden er dan voor dat het voertuig soepeler kon voortbewegen doordat het zware compartiment niet langer direct op het draaiende onderstel steunde. 

Tegelijkertijd pasten Hongaarse koetsenbouwers nog meer nieuwe snufjes toe op de koetsen.
Nog geen automatische ruitenwissers, … en voor cruise control zouden we ook nog enkele jaren moeten wachten. 
Maar ze werden bijvoorbeeld wel lichter gemaakt. 
En ze kregen ze een meer getroomlijnde vorm waardoor het mogelijk werd om met meerdere personen samen te reizen, men minder paarden diende te gebruiken en het belangrijkste: men ook veel sneller was. 
De Hongaarse koetsen raakten zo populair dat de naam van het Hongaarse stadje Kocs, op de route tussen Boedapest en Wenen, in gebruik genomen werd voor de koets (> coach) door heel Europa. 
In het wapenschild van de stad is dan ook een koets opgenomen. 


Gedurende heel lange tijd bleef de lichte Hongaarse koets het populairst. Er werden weinig grote aanpassingen gedaan, maar het reizen zelf werd wel nog wat comfortabeler gemaakt, ook al dank zij de beter onderhouden wegen.

Pas in het begin van de 17de eeuw ontstond het idee van een soort van lijndiensten met huurkoetsen in te voeren. Dit zou dan gelden als één van de eerste vormen van ons openbaar vervoer. 
Het begon allemaal bescheiden met vrij korte afstanden binnen de stad zelf of tussen niet heel ver van mekaar gelegen plaatsen … Hiervoor moest men op voorhand wel een plaats bespreken en de koets reed pas als er genoeg passagiers waren. Vergelijk het een beetje met onze huidige belbussen.

In 1634 opende Londen als eerste haltes bij Maypole en op de Strand waar ingespannen koetsen op reizigers wachtten als taxi’s.  Reserveren was niet nodig.
Hierna stapte men in steeds meer Europese steden over van ritten op aanvraag naar geregelde diensten met vastgestelde tijden. Waarschijnlijk was het ook hier Londen dat de spits afbeet in 1637. 
De lijndienst gold hierna voor zowel koetstaxi’s als voor andere huurkoetsen waarvoor wel nog een reservatie werd gevraagd.

In 1640 was het tenslotte toch nog de firma Von Thurn und Taxis die in Duitsland toestemming kreeg voor het starten van een échte lijndienst tussen Hildesheim en Bremen met een huurkoets die ook post vervoerde. 
Hier zien we een schilderij waarop het moment te zien is waarop de koets geladen wordt en ook de postiljons zich klaar maken voor vertrek. 


Vanaf 1675 kwamen er steeds meer lijnkoetsen tussen plaatsen onderling en soms zelfs tussen steden in verschillende landen. Hiermee was het idee van de postkoets als reismogelijkheid definitief gelanceerd.

De lijndiensten van de post werden uitgebreid en ook Aalst had zo zijn stopplaatsen. 
De oude posterij in Aalst, waar de postkoets van paarden verwisselde, stond in 1719 halverwege de Nieuwstraat, recht over het Keyzerstraatje (naast de C&A). 
Over het Keyzerstraatje is HIER meer te lezen. 

Het beheer van de posterij lag bij de heer Judocus Sterck en zijn vrouw Isabella Ely, die beiden behoorden tot families die gedurende tweehonderd jaar ‘diligence’s en vrachtkoetsen bezaten. 
In de oude posterij stonden in het begin van de 18e eeuw regelmatig 10 paarden op stal. 

Tussen 1768 en 1789 was het Maria Theresia Sterck die ‘posthouderigge’ was. 

In de 17de en 18de eeuw werd meestal gebruikt gemaakt van een grote, maar enigszins lompe, reis-Berline als koets voor alle langere afstanden. 
Aanvankelijk rustte de kast van dit rijtuig op twee ferme leren riemen die op houten blokken waren bevestigd en werd de hele zaak getrokken door zeven paarden. 
Dit voertuig deed ook vaak dienst als postkoets en werd beschouwd als het meest stabiele en veiligste type koets.  Aangezien de riemen een stuk sneller braken op hobbelige landwegen, was de berline een uitkomst voor vervoer buiten de stad. Afgezien daarvan was het een volledig gesloten rijtuig en daardoor ook goed bestand tegen de verschillende weersomstandigheden.

In de 19de eeuw veranderde de Berline echter. Omdat rijtuigen inmiddels veel steviger gebouwd waren, was er nog maar één langboom nodig, waardoor hij een stuk lichter en eleganter werd. 

Uiteindelijk was het de ‘diligence’ tussen Parijs en Lyons die als eerste werd voorzien van echte vering.
De nieuwe vering én de ontwikkeling van de nieuwe wegen zorgden er voor dat reizen met dit voertuig beduidend minder schokkerig en dus comfortabeler werd, en dat was zeker voor een langeafstandsreizigers een geweldige verbetering. 
De ledematen van de reizigers, voornamelijk de ruggen dan, stelden het erg op prijs.

Vaak wordt beweerd dat de koetsen juist vóór de industriële revolutie gebruikt werden en in het begin van de eeuw al snel werd weggedrukt door de trein. Het tegendeel is echter waar. 
De 19de eeuw betekende juist dé gouden eeuw van de koets, zij het de eerste helft wat meer dan de tweede. Binnen dat kader reed ook de ‘diligence’ nu veel vaker en bovendien sneller dan ooit tevoren.

Dat kwam niet alleen door een beter wegdek maar ook door echnische verbeteringen aan de koets. Tussen 1800 en 1830 beleefde het rijtuig vele verbeteringen op het gebied van vering, ophanging en koetsbouw en mede dank zij betere fokprogramma’s verkreeg men ook sterkere paarden.

Aalst, de Denderstreek en trekpaarden zijn trouwens eeuwenlang ontegensprekelijk met elkaar verbonden. 
De fokkerij van een echt Belgisch raspaard dateert uit het begin van de 17de eeuw. 
Toen in 1615 de eerste postkoetsen in gebruik genomen werden, had men uiteraard zeer energieke en sterke paarden nodig die de lange reizen fysiek aan kondlen. 
Rond 1770 creëerde Karel Van Lotharingen hengstendepots in onder andere Aalst, teneinde het type trekpaard te verbeteren naar het toen meer gevraagde landbouwpaard. Hiervoor importeerde hij hengsten van verschillende rassen, maar het resultaat werd een ontgoocheling. De depots werden allemaal opgedoekt, met uitzondering van Aalst, waar omstreeks 1775 nog een twintigtal Shires werden ingevoerd van bij de Engelse fokker Bakewell. Deze paarden bleken excellente fokhengsten en werden de verre voorouders van het Belgische trekpaard.

Bij aanvang van de 19de eeuw nam het gebruik van de ‘diligence’ een enorme vlucht die, net als zovele andere initiatieven, begint bij Napoleon Bonaparte
Nadat deze zichzelf tot keizer had uitgeroepen, zorgde hij immers uit strategische belang voor de bouw en het herstel van het wegennet op het Europese vasteland. 
Vanuit Parijs legde hij wegen aan naar allerlei steden in Frankrijk, België en Nederland. En vanuit Duitsland ging het helemaal richting Zuid-Italië, waartoe achttien wegen in de Alpen geschikt werden gemaakt voor rijtuigen.

Alles bij elkaar kwam er zo’n 30.000 km weg beschikbaar. 
Dit gebeurde trouwens door gebruik van een nieuw type wegdek dat rond 1764 was bedacht door de fransman Pierre-Marie-Jérôme Trésaguet (1716 – 1796) en als een voorloper van asfalt mag beschouwd worden.  Goeie kwaliteit, dat is zeker!

Napoleon was de eerste maar ook andere heersers in Europa volgden zijn voorbeeld en gingen wegen aanleggen naar zijn voorbeeld. Nieuwe technieken werden ontwikkeld en materialen werden verbeterd tot op het ogenblik dat de Schotse uitvinder John MacAdam in 1834 een nog beter produkt ontwikkelde dan dat van Trésaguet, het zogeheten macadam
Dat was de eerste echte variant van asfalt en door de ontwikkeling ervan was het aanleggen van wegen nog slechts ‘een peuleschil’.

Er kwam ook een sterk groeiende behoefte aan en interresse in het maken van reizen, zowel voor het plezier als voor zaken.

Zo ontstonden de ‘postkoetsen’ (mail coaches) die post en – in eerste instantie - slechts enkele passagiers vervoerden en volgens een strak schema zo snel reisden als wegen en paarden toelieten. Er werd weinig gestopt en de ritten waren vaak gevaarlijk (door struikrovers, gevaarlijke situaties onderweg en ook al door de vermoeidheid bij het personeel en de dieren).
Overvallen waren geen rariteit, zeker als je weet dat er soms enorme sommen geld werden vervoerd op deze manier.

Postkoetsen in de zin van ‘diligence’s behoorden toen vooral tot particuliere ondernemingen die zoveel mogelijk reizigers meenamen en minder nauw op de tijd letten. Rustpauzes werden ingelast als er nood aan was, en er werd voldoende tijd uitgetrokken om paarden, personeel en reizigers te voorzien van eten, drinken en verzorging.
 
- De Grote ‘diligence’ was het meest gangbare type en bood ruimte aan 14 tot 17 passagiers. Het rijtuig bestond uit drie afzonderlijke compartimenten die allen gesloten waren. 
De coupé aan voorzijde, het interieur in het midden en de rotonde aan de achterkant. Boven op het dak bevond zich de imperiaal. Daar zaten meestal nog twee tot zes mensen voorop in een cabriolet met inklapbare kap en er werd veel bagage stevig op verankerd. Het geheel werd afgedekt met een zeil. 


- De Kleine ‘diligence’ was vergelijkbaar met de grote, maar had geen middengedeelte.

- De Postkoets bestond uit een gesloten coupé aan de voorzijde, een gesloten interieur in het midden en een cabriolet met kap aan de achterzijde. Op het interieur was een wat kleinere imperiaal voor bagage. Zoals reeds eerder vermeld worden de namen postkoets en ‘diligence’ ondertussen door mekaar gebruikt.

- De Kleine postkoets dan had een interieur in de vorm van een coupé voor 3 personen, een bergruimte onder de zitplaats van de koetsier en achterin de kast. Soms was er ook een cabriolet achter het interieur, zoals bij de gewone postkoets.

De plaatsen voor de passagiers werden toegewezen in volgorde van beste naar slechtste plaatsen. 
Dat was binnen van voor naar achter en daarna de plaatsen buiten. 
Alle plaatsen hadden hetzelfde prijsticketje, behalve die in de coupé, die waren iets duurder.

Het rijtuig werd doorgaans getrokken door 6 paarden en de koetsier zat aan de voorkant op een hoge bok. De ‘diligence’ reed dag en nacht door en stopte alleen voor verse paarden en maaltijden. Hij haalde gemiddelden van zo’n 9 tot 10 km/u. 
De paarden die men voor de ‘diligence’ gebruikten waren speciaal gefokte Normandische paarden. Een sterk ras van tuigpaarden dat neigde naar een klein type trekpaard.
Omdat de ‘diligence’ zo groot was en de paarden zo sterk, had men wel eens de neiging de koets te overladen met mensen en bagage. Zo zijn er meldingen waarin sprake was van meer dan dertig passagiers!

‘Diligence’s hadden niet altijd een koetsier. Soms werden ze ook bestuurd door een zogeheten conducteur en door één of twee postiljons die op de paarden reden. De conducteur had zijn plaats op het imperiaal. Hij was verantwoordelijk voor het comfort van de reizigers en de veiligheid van de bagage. 
In het geval er vijf of meer paarden waren, mende hij ook de achterste twee paarden, terwijl de postiljon(s) (die doorgaans de dieren aan de linkerkant bereden) voor de overige paarden zorgden.

In de ‘nieuwen Aelsterschen almanach’ van 1785 staat te lezen dat ‘de diligentie van Brussel naar Parys vertrekt al over ander dag. Van den 1 april te beginnen tot den 1 october. Men betaelt voor elk hoofd 63 fransche livres, enop deze begrepen het onderhoud en het slaepen van Valencyn tot Parys 70 livres Fransch geld. De selve diligentiee is ook dienstig voor degene die maer en moeten naer Bergen, Valency, Cameryck, Perone en Roye’. 

Vanaf 1784  reed er met alle mailcoaches ook een bewapende postiljon mee die toezicht hield op een vlotte, veilige en tijdige aflevering van de poststukken. Hij had hiervoor een perfect lopende chronometer in een metalen doos mee waardoor hij de tijd in de gaten kon houden en waardoor hij kon trachten wat bij te sturen mocht het allemaal wat uit de hand lopen. 


Als de postkoets te laat binnen kwam, werd de postiljon zwaar beboet. Daardoor kon het wel eens gebeuren dat men bij een wisselstation de voor die plaats bestemde post gewoon op de grond kieperde en de nieuwe post mee griste uit handen van de postmeester. Op die manier moest de koets niet stoppen en werd er geen tijd verloren.  

De poststukken werden vervoerd in een kist die aan de buitenkant van de koets hing. Er was voor- of achteraan de koets een  bankje voorzien voor de guard en hij kon vanop deze positie de omgeving nauwlettend in de gaten houden en meteen reageren op struikrovers of andere aanvallers van de koets.
Meestal werd de functie vervuld door oud-militairen. 


Om de koets tegen overvallers te beschermen beschikte hij over een donderbus (een handvuurwapen dat geschikt was om een tegenstander op korte afstand te 'neutraliseren'), twee pistolen en een hartsvanger (een kort, dik snijzwaard, of dikke sabel). 
Omdat het wel eens gebeurde dat deze ‘bewakers’ voor het plezier hun donderbus afvuurden, kwam er in 1811 een wet waarin het afvuren van donderbussen zonder reden werd verboden. 
Een beetje knallen mocht dus niet meer, en dus blies de postiljon dan maar op de (post-) hoorn om de reis wat op te vrolijken voor de passagiers. Maar dat was natuurlijk ook niet de bedoeling … 

De hoorn werd door de komst van tram en trein vervangen door toeters, bellen en claxons, maar bleef wel verder bestaan in de logo's van de verschillende postdiensten (hoewel de laatste jaren de hoorn nog slechts met wat verbeelding terug te vinden is). 

Vergelijk het logo van de Belgische posterijen vroeger, met een duidelijke hoorn : 


... en het logo tegenwoordig, waar je al eens moet zoeken om de hoorn nog te vinden : 


Maar terug nu naar het serieuze werk. 
In één van zijn werken beschreef Sylvain van der Gucht een nachtelijke gewapende overval op een postkoets aan de Gentse Steenweg in Westrem. De koets was toen van Brussel naar Gent onderweg met maar liefst 1 200 000 frank, een voor die tijd enorm hoog bedrag. Men had het geld verborgen in lijnwaden zakken, en de koets werd voorafgegaan door een koetsier en vijf personen. Een enorme buit dus.

Afgezien van dit alles werd van de bewaker ook verwacht dat hij noodreparaties uit kon voeren. Hiervoor was een kist met gereedschappen en reserveonderdelen aan boord. Hij moet hiervoor in de leer zijn geweest bij een wagenmaker zodat hij zeker de eerste herstellingen aankon. Bij grotere pech onderweg (of een ‘pert totale’) diende hij de post persoonlijk verder te brengen op één van de paarden.  
Een ‘uitdagende job met veel afwisseling en verantwoordelijkheid’ dus, zoals men tegenwoordig in de vacatures zou vermelden.

Van het uurrooster dat de brave man presteerde, zouden de huidige vakbonden natuurlijk rechtveren, want zo’n bewaker had bijna constant dienst. Hij was een geliefd persoon langs reisroutes omdat hij altijd de laatste nieuwe nieuwtjes (en roddels) meebracht, en de mensen en officiële instanties wilden ook hun horloges graag gelijk zetten met de zijne, de 'officiële tijd'. 

Vooral de uitbouw van het lijndienst en het Belgische spoornetwerk (vanaf 1835) maakten de harmonisering van ‘de tijd’ heel dringend en belangrijk. Ongelijke tijden maakten het namelijk onmogelijk om de treinen “op tijd” te laten rijden ... Dat was vervelend, maar vooral levensgevaarlijk op die trajecten waar treinen in beide richtingen hetzelfde spoor gebruikten, en men dus moest weten of de tegenligger al voorbij was.


Om die reden gebood de overheid een zekere Quetelet om eerst de steden van het spoornetwerk aan te pakken en hen te voorzien van een duidelijke, niet betwistbare tijdsindicatie. Dat werd ... de zon!
Na onder meer Brussel, Mechelen, Brugge, Gent, en Oostende was in 1839 ook Aalst aan de beurt.
Ja hoor, ook Aalst kreeg een eigen meridiaanlijn. Waar deze zich bevindt?
In de St Martinuskerk en je kan er HIER alles over lezen. 

Het gebeurde ook wel eens dat de koets zo vol zat dat er geen enkele plaats meer vrij was. 
De conducteur vroeg dan om heel traag (voetstaps) tot de volgende halte te reizen. Eén van de reizigers zou daar misschien afstappen, en dan zou er een plaats vrij komen. 
'k Zie het ons nog niet onmiddellijk doen, .... naast de bus meelopen tot de volgende halte om te zien of er daar misschien iemand afstapt.

Het was toen trouwens de gewoonte dat men achteraf betaalde, maar omdat sommigen dit wel eens ‘vergaten’ te doen, werd er een nieuwe reglementering voorzien dat de reizigers op voorhand verplichtte om te betalen. Vergellijkbaar natuurlijk met ons ‘ticketje’ van de trein. 

Langs de reisroutes waren er verschillende wisselstations of posthaltes gevestigd. Deze stonden ook onder verschillende andere namen bekend zoals ‘uitspanning’, ‘aanspanning’ of ‘relais’. 
Een wat groter type kende men als herberg.
Over het ontstaan van herbergen en cafés is HIER meer te lezen. 

Als de herbergen de vele reizigers op de Vlaamse wegen op een ietwat fatsoenlijke manier wilden ontvangen moesten natuurlijk verschillende voorzieningen aanwezig zijn. 
Zo moesten er bijvoorbeeld afspanningen of paardestallen zijn om de paarden van de reizigers, of van de postkoets, weer op krachten te laten komen.  En daarnaast moest de reiziger zelf ook weer op krachten kunnen komen en moest de herbergier dus een maaltijd kunnen voorzien. 
En ten slotte mochten ook bedden niet ontbreken.

Men kan deze herbergen helemaal niet vergelijken met hedendaagse overnachtingplaatsen. Zo waren grotere herbergen voorzien van twee keukens, een vijftal kamers en acht à negen bedden. Voor de rest van de herbergen lag het gemiddelde aantal bedden rond de vier à vijf. 

In Aalst waren de bekendste afspanningen of pleisterplaatsen ‘De Prince van Luyck’ en ‘De Snoeck’ aan de Ponstraatpoort, ‘De Coornbloem’ en ‘De Lys' achter de St Martinuskerk, het ‘hotel d’Autriche’ op de Keizerlijke Plaats, ‘de Posthoorn’ aan de Gentse Steenweg, ‘De Plavander’ (waar tegenwoordig de St Jozefkerk staat) en ‘De Keyser’ aan de Dendermondse Steenweg, ‘Het hotel des pays Bas’, ‘De oude coninck van Spanjen’ en ‘de dry coningen’ aan de Veemarkt (Hopmarkt), ‘Het Houten Handt’ en ‘De Meyboom’ aan de Zoutstraatpoort..

De Borse van Amsterdam’ is daar ook één van. Het is een 17e eeuws gebouw aan de Grote Markt met een renaissance onderbouw en zuilengalerij. De naam verwijst naar een stopplaats voor postkoetsen tussen Rijssel (Lille) en Amsterdam.


Over de Borse van Amsterdam is HIER meer te vinden. 

De wisseling van de paarden op deze haltes is misschien het best te vergelijken met een negentiende-eeuwse variant van de pitstop in de Formule 1.
Om toch maar zo weinig mogelijk tijd te verliezen ten gunste van de postbezorging, stonden de nieuwe paarden al opgetuigd klaar voor de aankomst van de ‘diligence’, terwijl ook de koetsier van de aanstormende postkoets zijn dieren al gereed hield. 
Bij aankomst vond er dan een razendsnelle wisseling van paarden op straat plaats, waarna de postkoets er weer vandoor ging. Ondertussen konden ook de postzakken worden verwisseld of kon een passagier die op het wisselstation in kwestie moest zijn zich met bagage en al uit het rijtuig haasten.


Maar moest het altijd zo vliegen? 

Neen hoor, er waren ook rustigere uitspanningen waar de paarden op het gemak werden gewisseld of uitgespannen om te rusten. 
Dat gebeurde vaak in een overdekte ruimte, omdat dit karwei echt niet aangenaam is in de regen of de kou. 
Om dat mogelijk te maken zonder rijtuigen of wagens te hoeven keren, hadden uitspanningen vaak ook een grote overdekte, poortachtige doorgang. 

Veel postkoetsen reden wel meteen door, maar gelegenheid om te drinken, eten of overnachten moest er natuurlijk wel zijn voor diegenen die hier een stop wensten in te lassen, of voor wie dit het ‘eindstation’ was. 
En er waren natuurlijk ook de particuliere postkoetsen die minder haast hadden, en op die manier ook wat konden verpozen tijdens hun lange reis.
Een reis naar bijvoorbeeld Parijs duurde drie dagen in de zomer, in de winter waren dat er vier. 

De verversing van paarden gebeurde iedere 15 tot 25 km, afhankelijk natuurlijk van bepaalde factoren, zoals de staat van de weg, de zwaarte van de koets en de beschikbaarheid van wisselstations langs de route.

Eenvoudige uitspanningen hadden doorgaans een café waarin reizigers een tijdje konden verpozen terwijl hun paarden konden uitrusten of werden gewisseld. 

Tot in het begin van de 19de eeuw bestonden de grotere wisselposten of herbergen uit een grote binnenplaats met daaromheen stallen en koetshuizen. Het runnen van een wisselstation vroeg om het nodige personeel zoals stalknechten, koetsiers, keukenpersoneel en dienstmeisjes. Zij sliepen op de zolders boven de koetshuizen. 

In het hoofdgebouw bevond zich een gelagkamer waar werd gegeten en gedronken en reizigers hun verhalen konden uitwisselden. Ook was er een gemeenschappelijke ruimte waar een aantal reizigers kon overnachten.
Daarnaast werd de herberg bevolkt door een bont en druk gezelschap van volwassenen, kinderen, honden en katten.

 

Vaak kon men van toepassing zijnde ambachtslieden als smeden, hoefsmeden, wagenmakers of timmerlieden en soms ook wegwerkers in de buurt van het wisselstation vinden. Niet zelden werden er producten of diensten verhandeld op de binnenplaats. 

In 1818 reden in Aalst nog 32 ‘diligence’s en ondertussen ook enkele vrachtwagens van de post. 
De ‘diligence’ die de reizigers vervoerde was geelgeverfd en was eigendom van Jan Baptist Bidar (van de afspanning ‘de dry koningen’) en Ignatius Ely (van de afspanning ‘de lelie’. 
Die reed toen alle dagen vanaf 4 uur ’s morgens, de ene dag naar Brussel, de dag erna naar Gent. 

Veel mensen reisden lange tijd liever met een postkoets dan met die trein omdat die, ongelooflijk maar waar, nóg oncomfortabeler was. 
Dat zou pas na 1840 geleidelijk aan bijtrekken … Over de stiptheid zullen we hier maar eventjes zwijgen …

Naar gelang van tijd nam het aantal reizigers toe en werden zij ook meer ervaren in het reizen. 
Dat maakte hen natuurlijk ook kieskeuriger voor wat betreft de keuze van de herberg. De kwaliteit van de herbergen en de stopplaatsen werden onderling vergeleken … 
Google en Tripadvisor bestonden nog niet, maar er kwamen wel reviews over de kwaliteit, de groote, de sfeer en de gezelligheid, en uiteindelijk verkozen ze dan die met de beste naam. 
De herbergiers moesten daardoor natuurlijk ook vaak harder hun best doen om het reizigers naar de zin te maken. 
Zo kwamen er bijvoorbeeld steeds meer aparte slaapkamers voor reizigers op een bovenverdieping. Uiteindelijk ontstond er zelfs een heel nieuw type herberg dat later bekend werd onder de naam hotel.

Ook de handel kon er maar goed bij varen. Dat bewijst het feit dat, nadat de gemeenteraden van Wieze en Herdersem op 16 maart 1904 aan de “Minister van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen” de toelating gevraagd (en gekregen) hadden om een postkoets te bekomen, er op geregelde tijdstippen een postkoets vertrok vanuit Aalst Centrum, over Herdersem, naar Wieze. 
Voor de handelaars een heel belangrijke reis want zelfs bijvoorbeeld de lokale kwakzalver in Wieze stemde zijn consulatie uren af op de aankomst van de postkoets.


  … en Baron Bethune ijverde in 1904 in de kamer voor een eigen postkantoor te Wieze, nu de postkoets er toch passeerde... 


In 1907 was het dan zo ver ...


De 'malle post' (geen 'gekke post' maar 'mail post') werd een begrip ... ook in Aalst.
Hierbij een afbeelding van de koets uit 1910 met twee grote vensters, gefotografeerd voor het postkantoor op de Hopmarkt. Deze behoorde toe aan De Rijcke en Strickx.
 

Natuurlijk was kwestie van veiligheid jammer genoeg niet alles in de hand te houden. Het ging dan ook soms wel eens mis.
Zo sloegen in oktober 1913 de paarden van de postkoets voor het stadhuis op hol. Ene Hector Michiels kon de dieren intomen en kon zo erger voorkomen. Een op hol geslagen paard is immers geen lolletje ...

De postkoets was ook de plaats van het volgend verhaaltje dat verscheen in de Gazet van Aalst. 

‘Zjangsken’ die naar de keuring moest voor het leger, zag dat helemaal niet zitten. Hij zocht naar uitvluchten en dacht dat als hij zich als blinde zou laten uitschijnen, hij zeker niet naar het leger zou moeten vertrekken.
Zo gezegd zo gedaan, hij hield zich bij de dokter helemaal ‘blind’ en kreeg dan ook ‘vrijstelling wegens medische redenen’. 
‘Zjangsken’ was blij, vertrok fluitend bij de dokter en ging recht naar ‘Cinema Central’ in de Lange Ridderstraat. De zaal werd verduisterd en de film begon. 
‘Zjangsken’ genoot er van tot op het ogenblik dat de film eindigde en de zaal dus opnieuw baadde in het licht. 
Aan zijn zijde zat … de dokter die hem onderzocht had (en wellicht al een vermoeden had van het ‘karottentrekkersgehalte’ van ‘Zjangsken’).
Zonder verpinken tastte ‘Zjangsken’ voor zich uit en vroeg ‘Kunt U mij zeggen of ik hier wel op de Postkoets zit voor Wieze?’. 
Zes weken later kreeg hij zijn brief en mocht optrekken naar het klein kasteelken. 

Zoals al eens eerder aangehaald, wordt vaak gezegd dat de opkomst van de industrie in de 19e eeuw en meer bepaald de trein de ondergang van de postkoets betekende, maar klopt dat in veel gevallen niet. De trein was inderdaad een grote vorm van concurrentie op bepaalde trajecten en dan met name voor echte postvervoerders, maar dat was zeker niet overal het geval.

Treinen konden immers alleen maar rijden tussen plaatsen met een station en bovendien was het aanleggen van rails een heel kostbare en tijdrovende kwestie.  De hele 19de eeuw en ook in de 20ste eeuw nog is men rails blijven aanleggen maar nog bleven bepaalde regio’s onbereikbaar.

Zo bleven er voor postkoetsen nog lange tijd de volgende functies over:

- Het vervoer van passagiers en post van en naar het dichtstbijzijnde station. Dat kon in veel gevallen ook worden gedaan door huurkoetsen, privékoetsen of omnibussen en in een latere periode door trams. Het ging hier dan voornamelijk over kortere routes. Er waren nog lang plaatsen die zo ver van een station aflagen dat er wel degelijk een postkoets met bijbehorende tussenstops nodig was om er te komen.

- Het vervoer van passagiers en post op trajecten waar de trein helemaal niet in de buurt kwam of waar een directe verbinding met de postkoets wel degelijk sneller en gemakkelijker was dan eentje waar de trein bij was betrokken.
 
- Het vervoer van passagiers en post op trajecten die gedeeltelijk werden afgedekt door een spoorlijn, bij welke gelegenheid de postkoets op een treinonderstel werd gehesen en zo een stuk met de trein meereisde. Er bestond een speciale takel om postkoetsen op en af de trein te hijsen.
 
Sommige lijndiensten werden ook aangehouden vanwege hun populaire tussenstops. Reizigers hoefden niet de hele rit mee te gaan, maar wilden soms ook wel bij een iets minder belangrijke plaats in-, uit- of overstappen.

In 1933 lezen we in ‘De Koornbloem’ : “We staan niet vijandig tegenover de machine als dusdanig, maar we staan vijandig tegenover de roekeloos op de spits gedreven techniseering van de nijverheid, en we staan angstig en beklemd tegenover de nadeelige gevolgen die er uit voorspruiten voor miljoenen onder ons. Want niet enkel de arbeiders, maar ook de bedienden stellen zich iederen dag opnieuw de vraag : zal ik morgen mijn plaats niet moeten ruimen voor de machine”? 

Met de uitvinding van de stoommachine ging het er evenzoo toe. De spoorweg verdrong de postkoets en vele menschen zagen hun handel ten onder gaan. Maar het rijzen werd dermate vergemakkelijkt dat het aantal menschen die ‘eens in de wereld wilden rondkijken’ vertienvoudigd, neen verhonderdvoudigd werd. Voor honderd menschen die door de afschaffing van de postkoets waren broodloos gevallen, vonden duizend menschen in den loop der eerstvolgende jaren in de uitbating der spoorwegen een nieuw en beter bestaan”. 

Uiteindelijk werden de postkoetsen toch verdrongen. De paardentram, de electrische tram en de treinverbindingen deden hen de das om. 

In de jaren '50 werden nog koetsen gebruikt voor begrafenissen of rondritten van belangrijke personen (zoals prins carnaval). 
Toen kon men tijdens kermissen bijvoorbeeld ook een toertje rond de kerktoren maken en tegenwoordig kan je nog steed ritten met een koets maken in steden zoals Brugge, waar ze nog steeds een belangrijke toeristische trekpleister zijn. 
Hier bijvoorbeeld bij een rouwstoet van een begrafenis in de jaren '50 in Aalst.


En … dankzij (onder andere) de postkoets is Aalst ook bekend tot in Antwerpen, U weet wel : de stad aan de andere kant van de parking !
Er bestaat immers een kroeg ‘In de stad Aalst’ in de Carnotstraat in de Antwerpse stationsbuurt.
De jonge uitbater Dylan (25 in 2020) kan er honderduit vertellen over cafégevechten, dieven die zich op het wc verstoppen en de ingang voor paarden. 
Paarden, ja.
Tot in het begin van de twintigste eeuw kwamen de postkoetsen uit Aalst daar immers aan. 
De Aalstenaars die in Antwerpen werkten, kwamen dan daar hun post halen. 
Het houten interieur is trouwens nog origineel zoals toen. Zo kan bijvoorbeeld het raam vooraan helemaal openen van beneden tot boven. Dat diende ‘toen’ om het paard van de postkoets lost te maken en langs daar binnen te laten om het eten te geven. 
Een paard in een café, dat was echter geen zicht (‘in de gang’ is eigenlijk al op het randje). 
Dat brave beest moest immers ook zijn behoeftes doen en … dan is uw dorst wel over natuurlijk. 
Dus hadden ze een rolluik om het paard te scheiden van de rest van het café. 
Dat houten rolluik is er nog steeds.

Zo zien jullie maar hoe belangrijk de postkoets in vroegere tijden heel belangrijk was, en niet enkel in stripverhalen van Lucky Luke


Wat me er trouwens doet aan denken … Wisten jullie dat er ook aan Lucky Luke een Aalsters kantje zit ? 
Daarover kunnen jullie HIER meer lezen.


Bronnen

vice.com 26/02/2019
de-pikkeling.be
historamarond1900.nl
De Denderbode 20/03/1904 – 2/1/1913
De Volksstem 16/03/1907 – 26/10/1913 – 3/1/1915
De Koornbloem 19/11/1933
Von Thurn ... geschilderd door Ferdinand Messerschmitt in 1880, via spiegel.de
De Voorpost 28/6/1975
Foto rouwstoet via MadeInAalst
Paardenwissel ... geschilderd door Charles Cooper Henderson ca 1830 via rkd.nl
De landelijke boerentaveerne ... getekend door William Hogarth in 1747 via historamarond1900.nl
La Diligence ... geschilderd door Harry Eliott via en.expertissim.com
Playmobil.es/diligencia/70013.html
De Gazet van Aalst 20/01/1968 – 4/10/1969
Joseph Jobé – 'Van koetsen en karossen.' De Haan, Haarlem, 1977. 
Michael Wright – 'Reizen en vervoer. Wie weet het? Reeks'. Reader’s Digest, Amsterdam 2006
geriwalton.com/’diligence’-coac/
legendsofamerica.com/we-deadwoodstage/
Wikipedia 
Wikipedia UK